Kamerstuk 26485-114

Verslag van een algemeen overleg

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Gepubliceerd: 20 december 2011
Indiener(s): Boris van der Ham (D66)
Onderwerpen: economie handel ondernemen
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26485-114.html
ID: 26485-114

Nr. 114 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 december 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 17 november 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken over maatschappelijk verantwoord ondernemen.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Albayrak

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Houwers

Griffier: Blacquière

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Irrgang, Koppejan, De Mos, Smeets, Schaart, Schouten, Van Tongeren, Verhoeven en Houwers,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg over maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) en heet de aanwezigen van harte welkom. Ik stel voor om in eerste termijn zes minuten spreektijd aan te houden. Eenieder mag één interruptie plegen.

Het woord is allereerst aan de heer Irrgang van de SP-fractie.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ik vervang vandaag in dit debat mijn collega Sharon Gesthuizen, omdat zij een nog belangrijker debat had elders in dit gebouw. Ik durf dat hier bijna niet te zeggen.

Wij zijn blij dat dit debat over maatschappelijk verantwoord ondernemen vandaag plaatsvindt. Het gaat over mvo en in het bijzonder ook over de positie van Shell in Nigeria. Wij zijn blij dat daar nu over gesproken wordt, maar het is tegelijkertijd jammer dat dit debat plaatsvindt lang nadat de hoorzitting heeft plaatsgevonden. Dat is niet de regering te verwijten, maar dat is in de eerste plaats onszelf te verwijten. Die hoorzitting vond plaats op het moment dat er veel nationale en internationale belangstelling voor was. Het is jammer dat we er nu pas in commissieverband over spreken.

De minister geeft in zijn reactie op het UNEP-rapport over de situatie in Nigeria aan dat de complexiteit van de situatie in Ogoniland enigszins onderbelicht blijft. Het is natuurlijk waar dat die situatie complex is. Dat moet niet onderschat wordt. Het blijft echter een feit dat Shell medeverantwoordelijk is voor de situatie in Nigeria, in Ogoniland. Een complexe situatie mag geen excuus worden om de verantwoordelijkheid niet te nemen. Wij vinden dus dat dit kabinet Shell niet buiten schot moet laten door te wijzen op de complexiteit van de situatie, hoe waar dat misschien ook is. De verantwoordelijkheid blijft staan.

De SP vindt ook dat dit kabinet zich harder moet inzetten om ervoor te zorgen dat Nederlandse bedrijven, en hier in het bijzonder Shell, zich fatsoenlijk gedragen in het buitenland. Zowel de uitspraak van de Engelse rechter onlangs over de vervuiling in Bodo als de schikking met de Amerikaanse beurswaakhond SIEC rond het omkopen van een douanebeambte laat zien dat Nederlandse bedrijven en in dit geval Shell zich soms onfatsoenlijk gedragen. Daar moet de Nederlandse regering snoeihard over zijn.

Afgelopen week verscheen ook het rapport van het CRBM. Dat bewees nogmaals dat de grote Europese oliemaatschappijen in Nigeria grote milieuproblemen en sociale problemen veroorzaken, onder andere door het affakkelen van gas. Is de minister van Buitenlandse Zaken bereid om Shell Petroleum Development Company (SPDC) aan te spreken op haar verantwoordelijkheid om locaties goed schoon te maken? Van de vijftien schoongemaakte locaties waren er tien nog steeds vervuild. Ik hoor graag een erkenning op dit punt van de Nederlandse regering. Welke bijdrage gaat de Nederlandse overheid leveren om de problemen in Ogoniland zo snel mogelijk op te lossen? Zijn er al vorderingen geboekt om de diverse betrokken partijen aan tafel te krijgen? Welke rol speelt de Nederlandse regering daarbij? De SP vindt het mvo-beleid van Europa gewoon heel erg weinig voorstellen. Nederland moet in plaats van te verwijzen naar Europa, in Europa een voortrekkersrol vervullen om Europese collega's te overtuigen van het belang van de OESO-richtlijnen en de mensenrechtenstrategie. Is de minister bereid om samen met Europese collega-ministers een platform te creëren om op Europees niveau richting de Nigeriaanse overheid en oliemaatschappijen deze problemen bespreekbaar te maken en aan te pakken? Is er reeds overleg met de Nigeriaanse overheid over het versterken van de juridische infrastructuur in Nigeria?

Naar aanleiding van de hoorzitting van 26 januari schrijft het kabinet dat geprobeerd wordt, een dialoog tussen Shell en de indieners van de klacht over de schending van de OESO-richtlijnen bij het Nationaal Contactpunt op gang te brengen. Hoe staat het daar nu mee? Wat zijn de juridische mogelijkheden van slachtoffers om zich te wenden tot de Nederlandse rechter? Maakt het Nederlandse OM wel actief werk van het opsporen en vervolgen van corruptiezaken van Nederlandse bedrijven in het buitenland? Die vraag hebben we al eerder gesteld. We zien in het buitenland bij andere overheden meer gebeuren.

Voorzitter. Ik heb ten slotte nog twee andere punten met betrekking tot het internationale mvo-beleid. De SP onderschrijft het belang van de OESO-richtlijnen. We zien tegelijkertijd dat vier van de tien bedrijven een duurzaam inkoopbeleid hebben. Een groot aantal bedrijven heeft dat dus nog niet. Ik hoor graag van de regering hoe dit in de komende jaren verbeterd kan worden. Is het niet verstandig om ook te kijken naar de topsectoren, om hen te verplichten plannen te ontwikkelen voor achterblijvende bedrijven? Hoe zal de naleving gecontroleerd worden? Daar is ook bij het algemeen overleg inzake China over gesproken. Hoe gaat Nederland de naleving van de OESO-richtlijnen in het buitenland door Nederlandse bedrijven controleren?

In Nederland heeft MVO Nederland een belangrijke rol gespeeld om het proces op gang te brengen binnen Nederland. De SP is daar positief over. We zien ook dat de subsidie verlengd is. Het is goed om te zien dat dit gebeurt en dat dit blijft gebeuren. Datzelfde geldt voor de benchmark. Ik ben erg benieuwd naar de antwoorden van de regering met betrekking tot Shell en Nigeria. Dat is voor mijn partij een zeer aangelegen punt. Er moet eindelijk verbetering komen. Shell kan niet weglopen voor de verantwoordelijkheid. Ik wacht die antwoorden dus met spanning af. Als dat niet voldoende is, zal mijn fractie een VAO aanvragen.

Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Er zijn vandaag twee centrale thema's. Dat zijn de activiteiten van Shell in Nigeria en dat is maatschappelijk verantwoord ondernemen in het algemeen.

Ik start met Nigeria. Wij hebben in april ook met de minister en de staatssecretaris gesproken over de schrijnende situatie in de Nigerdelta. Telkens weer worden we geconfronteerd met rapporten die een ongelooflijke waarheid vertellen. Onlangs, begin november, ontvingen wij het rapport van Amnesty International over de mensenrechtenschendingen in Bodo en begin augustus verscheen het UNEP-rapport over Ogoniland. In dat laatste rapport wordt ook een onthutsend beeld geschetst. Het gebied is volgens de UNEP zwaar vervuild als gevolg van olielekkage. Een aantal van ons heeft ook gesproken met de onderzoekers via een videoconference.

Het positieve van het rapport is dat het er ligt en dat het ook wordt omarmd. Het wordt omarmd door Shell, door de ngo's en ook door de Nigeriaanse overheid. Het is goed te lezen dat ook het kabinet aandringt op actie. Zaak is nu dat er snel en adequaat wordt opgetreden en opgevolgd. Er mag geen tijd meer verloren gaan met onderhandelingen over coördinatie en het afschuiven van verantwoordelijkheid. Daarvoor is de ernst van de situatie echt veel te groot. Dat is moreel gewoon niet te verantwoorden. Daarom vraag ik de minister en de staatssecretaris of zij bereid zijn om op heel korte termijn met Shell in gesprek te gaan over het opstellen van een concreet en onmiddellijk stappenplan om die vervuiling in Ogoniland op te ruimen. Ik zeg daarbij dat Shell zich dan niet moet verschuilen achter de samenwerking van partijen die moeilijk te organiseren is. Die is inderdaad moeilijk te organiseren, maar die langspeelplaat hebben we, eerlijk gezegd, vaak genoeg gehoord. Een langspeelplaat is niet meer van deze tijd, maar ik neem aan dat de uitdrukking dat nog wel is. Nu dat rapport er ligt, zou het prachtig zijn als Shell ook als een multinational die toch echt power heeft, zou kunnen laten zien dat het dit oppakt.

Mijn collega van de SP zei het ook al: het is complex. Shell heeft het daar natuurlijk ook moeilijk mee. Maar toch zien wij het niet anders als dat Shell de eerste stappen zou moeten zetten. Daar hoort ook geld bij. Ik verzoek de minister met klem om Shell te bewegen om dat stappenplan op te zetten – wie doet wat en wanneer? – geld beschikbaar te stellen voor een fonds en de uitvoering ter hand te nemen. Tegelijkertijd moet natuurlijk nagedacht worden over dat fonds. Dat moet geen bodemloze put zijn. Kan de Nederlandse regering samen met Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Europa druk uitoefenen op de Nigeriaanse overheid? Er moet een nieuwe, onafhankelijke autoriteit komen die onder andere gaat toezien op die schoonmaakacties.

Ik hoor graag van het kabinet welke ondersteuning Nederland kan bieden. Wij hebben bijvoorbeeld veel kennis over veilig drinkwater. De staatssecretaris heeft in een eerder overleg aangegeven dat zal worden verkend wat Nederlandse bedrijven zouden kunnen doen. Ik hoor hierop graag een reactie.

Het UNEP-rapport gaat nog maar over een heel klein gedeelte van die heel grote Nigerdelta. We kunnen ons dat als Nederlanders eigenlijk niet voorstellen. Ook de vervuiling in de rest van de Nigerdelta moet nog worden aangepakt. Er kan dan natuurlijk weer een UNEP-rapport worden geschreven, maar dan gaat er veel tijd verloren. Eigenlijk moet ook daarop actie worden ondernomen. Ook hier geldt de vraag: wat kan Shell hierin doen en hoe kan de regering druk uitoefenen?

De Nederlandse ambassade zou nog een rondetafelbijeenkomst organiseren in Nigeria. Hoe staat het daarmee? Mijn laatste opmerking met betrekking tot Afrika is de volgende. Er moet een einde komen aan het lijden van de Afrikaanse burgers aldaar. Ze zijn onderhand vluchteling in eigen regio. Nogmaals, ik doe een beroep op het kabinet en op Shell. Dit moeten we willen aanpakken!

Ik kom nu te spreken over het mvo in het algemeen. De Nederlandse overheid heeft het laatste jaar hard ingezet op de vernieuwde OESO-richtlijnen. De PvdA is daar zeer tevreden over. Staatssecretaris Knapen heeft gezegd dat als bij ontwikkelingshulp sprake is van publiek-private samenwerking, alleen bedrijven daarvoor in aanmerking kunnen komen die de nieuwe richtlijnen ondersteunen. Dat heeft de staatssecretaris van EL&I ook gezegd tijdens de begrotingsbehandeling. Hij heeft gezegd dat de bedrijven aan die richtlijnen moeten voldoen als zij in aanmerking willen komen voor overheidssteun van het departement. De PvdA constateert echter dat dit nog niet is terug te vinden in de overheidsdocumenten. Het gaat om de voorwaarde dat bedrijven die richtlijnen moeten naleven. Als zij dat niet doen, krijgen ze helemaal geen overheidssteun.

Dat is echter pas het begin. Uiteindelijk moet het ook nageleefd worden. Daar zit ook een beetje de crux. Een bedrijf kan wel zeggen dat het zich eraan houdt, maar er moet ook echt toezicht op zijn. Kan de staatssecretaris hierop reageren? Wellicht moet er toch echt een mechanisme komen. Laat een aantal relevante stakeholders daar met elkaar eens naar kijken!

Ik kom te spreken over de transparantiebenchmark. Het is geen optimaal instrument. Talloze bedrijven komen telkens weer op nul uit. Daar zal toch ook iets aan moeten gebeuren. Kan de staatssecretaris aangeven wat daaraan kan worden gedaan?

Er moet ook worden gedacht over een verbetering van de criteria. De banken scoren erg goed, maar het criterium investeringsbeleid van de banken wordt niet meegenomen. Dat is natuurlijk wel een belangrijk punt. Ik hoor ook daarop graag een reactie.

De inzet van brancheorganisaties is van heel groot belang. Ik noem ketentransparantie. Uit EIM-onderzoek blijkt dat heel veel bedrijven op dat punt achterblijven. De branches moeten daarbij de voortrekker zijn. Er zijn ook goede voorbeelden. Zo vond op maandag 14 november het mvo-congres van de Nederlandse modebranche plaats. Daar zijn wij als partij gewoon blij mee. De staatssecretaris is op bezoek geweest bij de Commissie Internationaal Verantwoord Ondernemen van de SER. Ik hoor daar graag meer over. Wij willen heel graag periodiek geïnformeerd worden over mvo. Ik laat daarbij graag aan de staatssecretaris over wat hij onder «periodiek» verstaat.

Mijn slotopmerking is: wij zijn pas geslaagd als mvo daadwerkelijk een pleonasme is geworden.

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Wij voeren vandaag een belangrijk debat. Maatschappelijk verantwoord ondernemen ligt D66 natuurlijk na aan het hart. Ik wil het eerst over Shell en Nigeria hebben. De hamvraag voor D66 is de volgende: welke rol heeft en welke rol neemt de Nederlandse overheid? Nederland en de Nederlandse Staat hebben geprofiteerd van de grote oliewinsten. Daarmee heeft Nederland medeverantwoordelijkheid voor de situatie van de mensen in Nigeria.

Er ligt nu een goed rapport dat door alle betrokken partijen wordt omarmd. Daar zit wel een heel harde waarheid in. De grond is vervuild met olie tot in het grondwater, de bomen zijn dood en boomwortels worden omhuld door een centimetersdikke bitumenachtige laag. De vissen zijn uit de regio verdwenen en het gevaar voor de volksgezondheid is nog groter dan werd gevreesd. Gelukkig biedt het rapport ook oplossingen hoe we uit de ellende zouden kunnen komen. Het bevat korte- en langetermijnmaatregelen om de grond, het water en de gezondheid weer op een acceptabel niveau te brengen. De staatssecretaris schrijft dat op verzoek van de Nigeriaanse president een comité is gestart dat advies moet uitbrengen over de opvolging van het UNEP-rapport. Kan de staatssecretaris ons informeren over de opvolging van de adviezen uit het rapport, inclusief de storting van 1 mld. in het schoonmaakfonds? Wil hij de Kamer regelmatig schriftelijk op de hoogte houden van de ontwikkelingen? Het fonds is er nog niet. Shell wil niet zomaar, niet zonder garanties, 1 mld. in een overheidspot storten. Dat is op zich ook nog wel te begrijpen, maar het moet niet tot weer nieuwe vertragingen leiden. Kan de minister Nigeria diplomatiek manen tot spoed op dit terrein?

Tot slot op dit punt: D66 wil graag dat Nederland meer en serieuzer druk zet op het stoppen met affakkelen. Blijf de regering Shell voortdurend aanspreken? Blijft zij Shell voortdurend onder druk zetten om sancties te voorkomen? En kan Shell op diplomatiek niveau gesteund worden om het affakkelen niet tot 10% terug te brengen, maar gewoon tot 0%?

Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezeggingen in een eerder debat over de stichting MVO Nederland. Die toezeggingen zijn ook wat waard geweest. De stichting MVO Nederland kan in ieder geval tot 2014 verder met haar werk. Het is goed dat er een onafhankelijk informatiecentrum is en blijft, want zo wordt de drempel voor bedrijven om aan mvo te doen verlaagd. Dat is in ieders belang, niet alleen in het belang van Nederland maar ook in het belang van de bedrijven zelf.

Ik zie tegelijkertijd dat de staatssecretaris de stichting MVO Nederland vraagt om een groter beroep te doen op private partijen. Wij vinden het ook heel wenselijk dat er goede banden met het bedrijfsleven zijn, maar een onvoldoende budget voor een overheidstaak mag niet tot gevolg hebben dat de stichting MVO Nederland vanwege die bezuinigingsoperatie moet gaan concurreren met adviesbureaus om te kunnen overleven. Waar ligt nu de grens tussen publiek informatiecentrum en private consultant? Dat is wat ons betreft nu het punt voor de stichting MVO Nederland. Kan de staatssecretaris die vraag beantwoorden?

Wij hebben in het vorige debat een voorstel gedaan voor een internationaal rechtsbijstandsfonds. De staatssecretaris is wat mager ingegaan op mijn vragen daarover. Hij heeft in de beantwoording van vragen die zijn gesteld in het overleg van april, geschreven dat het fonds niet nodig is omdat rechtsbijstand via andere wegen niet uitgesloten is en ook in de praktijk wordt benut. Ik citeer nu uit zijn beantwoording. In de stukken van de staatssecretaris zelf staat nota bene dat deze conclusie te snel is. Zo zijn de fondsen van de Raad voor Rechtsbijstand uitdrukkelijk niet voldoende en overweegt de raad te stoppen met hulp aan niet-ingezetenen. Kan de staatssecretaris daarom toezeggen dat rechtsbijstand voor niet-ingezetenen via de Raad voor Rechtsbijstand mogelijk blijft totdat er sprake is van een privaat fonds zoals D66 dat voorstelt? Kan de staatssecretaris zijn visie op een privaat fonds, met de functies zoals beschreven voor Castermans, tijdens dit debat nader toelichten?

Ik kom te spreken over de OESO-richtlijnen. Er zijn OESO-richtlijnen over de manier waarop we omgaan met subsidies. De OESO-richtlijnen waarover wij tijdens het debat in april spraken, zijn inmiddels aangepast. D66 is blij dat er nu extra aandacht is voor mensenrechten en voor ketenverantwoordelijkheid. De vraag is nu: wat gaat Nederland er precies mee doen? Hoe zal de staatssecretaris de OESO-richtlijnen meenemen in bijvoorbeeld de EVD, Atradius en de FMO? Nu de staatssecretaris bij de behandeling van de begroting van EL&I ook de EL&I-subsidies heeft toegevoegd aan de lijst waarvoor OESO-richtlijnen gelden, heb ik ook nog de vraag: hoe gaan de innovatiecontracten, de WBSO en de SDE+ dit meenemen?

Ik wil ten slotte nog iets zeggen over maatschappelijk verantwoord ondernemen bij de ondernemingsraden. De staatssecretaris heeft de taak op zich genomen om de ondernemingsraden meer te betrekken bij maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat is prachtig. Uit SER-onderzoek blijkt nu dat daarvoor geen aanpassing van de wet nodig is. De staatssecretaris zegt: dan is voor mij de kous af. Ik zie echter niet hoe dat dan als vanzelf wel goed zou moeten komen. De staatssecretaris ziet dat blijkbaar wel. Kan hij in ieder geval een afrekenbaar doel geven voor de komende jaren?

Mevrouw Schaart (VVD): Voorzitter. Veel collega's hebben al gesproken over de situatie in Nigeria. Ik ben vorige week ook bij de teleconferentie geweest van UNEP over de situatie in Ogoniland. Het gesprek heeft bevestigd dat de bal toch echt bij de Nigeriaanse overheid ligt. UNEP heeft dit zelf ook aangegeven. Wij kunnen als Kamer niet zoveel ondernemen. Dat moeten we ook niet willen. Anders verzanden we al snel in goede bedoelingen en symboolpolitiek. De VVD vindt dat de Kamer zich niet zou moeten bezighouden met individuele gevallen. In Nederland is veel aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en voor de verschillende misstanden in de rest van de wereld. Maar toch bespreken wij hier tijdens de debatten over mvo geregeld de activiteiten van bedrijf X, bedrijf Y en bedrijf Z. Natuurlijk is het belangrijk om zaken te signaleren, maar het is niet wenselijk om vanuit Nederland individuele gevallen aan te pakken. Dit soort gevallen zouden in Europees verband moeten worden bestreden, om zo een level playing field voor de bedrijven te garanderen. Idealiter gelden er in Nederland geen strengere regels dan in de rest van Europa. Het lijkt ons natuurlijk wel raadzaam om diplomatieke druk uit te oefenen op de Nigeriaanse overheid. Ook de VVD verneemt graag welke vorderingen er op dit gebied worden bereikt. Gelukkig worden er ook al veel vorderingen gemaakt. Ik zag gisteravond de persberichten voorbijkomen over de samenwerking tussen Shell Nigeria en IUCN om gezamenlijk te werken aan de verbeterde methode om de olievervuiling in de Nigerdelta aan te pakken.

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik heb goed geluisterd. Ik begrijp dat mevrouw Schaart wil dat er niet over incidenten wordt gesproken. Het gaat om 70 000 m2 vervuiling waar een bedrijf met Nederlandse roots ook bij betrokken is. Heeft de VVD, ondanks de woorden van mevrouw Schaart, toch een oproep voor Shell?

Mevrouw Schaart (VVD): Ik denk dat Shell, de consumenten van Shell en alle ngo's ontzettend veel druk ervaren, ook vanuit onze Tweede Kamer. Daar ben ik helemaal niet op tegen. Dat is goed, want er zijn heel veel misstanden. In die teleconferentie met UNEP werd duidelijk dat er heel veel milieu- en gezondheidsproblemen zijn. Het is dus goed om dat te agenderen. Elk debat dat we tot nu toe in de Kamer hebben gehad, gaat echter over Shell en over Nigeria. Het is goed dat wij de problematiek als Kamer agenderen, maar we moeten ons wel realiseren dat die alleen in Europees verband echt kan worden opgelost. We moeten dus niet verzanden in symboolpolitiek. Daar bedoel ik mee dat wij hier doen alsof wij het probleem vanuit de Kamer kunnen gaan oplossen. Dat is niet zo, omdat het grootste probleem bij de Nigeriaanse overheid ligt. Daar zou het ook gevoeld moeten worden. Dat kan vooral door diplomatieke druk vanuit Europa worden bewerkstelligd. Dat wil de VVD benadrukken.

Mevrouw Smeets (PvdA): Dit is geen symboolpolitiek. Dat zou toch wel ernstig zijn. Mijn vraag wordt echter niet beantwoord. De vraag is: heeft de VVD een oproep voor Shell?

Mevrouw Schaart (VVD): Ik heb aan Shell geen andere oproep dan aan elk ander bedrijf. Bedrijven moeten goed voor hun mensen zorgen en hun verantwoordelijkheden nemen, waar ze ook in de wereld hun diensten leveren. Wij toetsen daarop en consumenten doen dat ook. Dat kan ik Shell en andere bedrijven meegeven.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb een vraag over hetzelfde thema. Ik hoor tot mijn enthousiasme dat de VVD echt wil dat Europa inzet op mvo. Ik hoor dan graag wat meer over de invulling daarvan. Wat zou Europa dan moeten doen en hoe zet de VVD, de grootste regeringspartij, mede druk om dat voor elkaar te krijgen? Waar bestaat dat uit? Ik maak even de volgende vergelijking. Ik zie Shell een beetje als Nigel de Jong en de Nigeriaanse overheid als de F'jes van het voetbal. Hoe zou de Nigeriaanse overheid daar zonder enige steun aan de gang moeten? Hoe stelt mevrouw Schaart zich dat voor? Wat zou Europa kunnen betekenen bij het opbouwen van de justitieketen in Nigeria, om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld rechtsuitspraken van tien, vijftien of twintig jaar geleden worden nageleefd? Ik heb een hele waslijst van uitspraken waarin Shell wordt veroordeeld, maar daar wordt niets mee gedaan. Hoe zou dat dan in de visie van de VVD, die een groot voorstander is van het nakomen van gerechtelijke uitspraken, moeten?

Mevrouw Schaart (VVD): Shell Nigeria is niet de enige oliemaatschappij die actief is in Ogoniland. Ook de Fransen en de Italianen zijn daar actief. Wat mij betreft, zou je dan ook veel makkelijker en beter in Europees verband druk kunnen uitoefenen op de Nigeriaanse overheid, die corrupt is en waar heel veel zou moeten veranderen. Ik denk dat het veel steviger en handiger is om dat op die manier te doen. We hebben ook een wereldhandelsorganisatie, de WTO. Ook vanuit die club zouden we de druk kunnen opvoeren. Dat is volgens mij veel efficiënter en effectiever dan alleen maar vanuit Nederland wat te roepen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dan hoor ik graag een concreet antwoord op de volgende vraag. Wat is de eis van de VVD-fractie aan deze regering om binnen Europa voor elkaar te krijgen dat eisen worden gesteld aan het gedrag van oliebedrijven in een land als Nigeria?

Mevrouw Schaart (VVD): Ik heb aangegeven dat de hier aanwezige bewindspersonen diplomatieke druk moeten houden op de Nigeriaanse overheid om te gaan starten met het opruimen van alle vervuilde gebieden. Dat is precies wat moet gebeuren en waar ook samenwerkingsverbanden voor zijn opgericht. In het UNEP-rapport staat dat er autoriteit in het leven is geroepen. Er zijn allerlei goede bedoelingen, maar het gaat om executie, om uitvoering daarvan. Daarvoor ligt de bal toch echt bij de Nigeriaanse overheid. Die moet het oppakken.

Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog en wil het graag hebben over mvo in bredere zin. De VVD vindt maatschappelijk verantwoord ondernemen echt van groot belang, maar zij ziet wel een kleine rol voor de overheid daarin. De politiek stelt wetten en regels vast en de rest is aan bedrijven en burgers zelf. Het is dus de verantwoordelijkheid van bedrijven en burgers. Ik ben heel blij dat de staatssecretaris dat ook heeft erkend in zijn brief van 10 november. Hij geeft daarin aan dat er geen nieuwe wet- en regelgeving hoeft te komen met betrekking tot ondernemingsraden en jaarverslaggeving in relatie tot mvo. Dat zou alleen maar leiden tot onnodige extra administratieve lasten voor ondernemers.

In de Dow Jones Sustainability Index zijn Nederlandse multinationals «supersector leader», te weten Philips, DSM, PostNL en KLM. We zijn in Nederland dus best op de goede weg. Welke problemen zouden we oplossen met verregaande wet- en regelgeving? Bedrijven kunnen zich met mvo-beleid immers steeds meer onderscheiden van hun concurrenten en zo hun positie op de markt versterken. De vraag naar duurzame producten en fairtradeproducten stijgt alleen maar en het aanbod ook. Er zijn genoeg voorbeelden te vinden. Zo is Vodafone van plan om eind dit jaar te komen met een ecoscore voor telefoons, die informatie geeft over de herkomst en duurzaamheid van producten. Op dit moment slaan mkb'ers in Scheveningen de handen ineen om duurzaam vis te vangen en deze met een duurzaamheidscertificaat op de markt te brengen. Steeds meer consumenten bepalen hun keuze dus op basis van duurzaamheid. Daarmee kan een bedrijf zich onderscheiden. Dat is een mooie ontwikkeling.

Ook ik wil graag aandacht besteden aan het rapport-Castermans. De VVD is van mening dat er geen nieuwe wet- en regelgeving hoeft te komen om moedermaatschappijen in Nederland aansprakelijk te stellen voor gedragingen van hun dochtermaatschappijen in andere landen. Dit soort zaken dient in de eerste plaats behandeld te worden in het desbetreffende land. Op die manier stimuleer je de ontwikkeling van het rechtssysteem en de rechtspraak aldaar. In uitzonderlijke gevallen, zoals mensenrechtenschendingen, is er altijd nog de mogelijkheid om via civiel recht dan wel strafrecht alsnog in Nederland te procederen.

Ik wil voorts graag aandacht besteden aan de grondstoffenproblematiek. Ik ben erg blij dat de minister hier actief mee bezig is. Onze maakindustrie ondervindt al grote problemen door met name China, dat de grenzen aan het dichtgooien is en de prijzen echt fors omhoog gooit. Het handelsconflict tussen de Verenigde Staten en China is ook nog niet ten einde. Delen de bewindslieden deze zorg? Zijn er al vorderingen op dit gebied gemaakt?

Tijdens het begrotingsdebat heb ik het met mevrouw Schouten onder andere kort gehad over de Dodd-Frank Act. Dat is een wet die inzicht geeft in ketentransparantie aan beursgenoteerde bedrijven in de Verenigde Staten. In Europa woedt nu zo'n zelfde discussie en hebben ngo's samen met het bedrijfsleven al verschillende stappen gezet, waaronder het EITI, het Extractive Industries Transparency Initiative. Hiermee wordt de handel in grondstoffen openbaar gemaakt. De VVD vindt dit een prima initiatief, maar we moeten er wel voor waken dat het werkbaar blijft. Nu moeten bedrijven zoals Shell per project zeer gedetailleerde informatie geven over hun inkomsten. We moeten ons wel realiseren dat er nog veel grotere oliemaatschappijen zijn, zoals PetroChina en Gazprom, die dit niet hoeven en wel vrij eenvoudig toegang hebben tot deze informatie van hun concurrenten. Dat lijkt me oneerlijk en ongelijk. De VVD wil graag van de bewindslieden horen wat zij vinden van het initiatief en het bijbehorende project-by-project principle. Zou het niet veel beter zijn om dit te verbreden naar een country-by-country principle? Zou het ook niet uitgebreid moeten worden naar de G20-landen, zodat er een echte wereldwijde standaard ontstaat? In hoeverre kunnen de bewindspersonen hierop invloed uitoefenen?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. GroenLinks hecht veel waarde aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het is dé manier om bij te dragen aan een betere bescherming van mensenrechten, arbeidsrechten en het milieu. Maar daarnaast laat ook jaarverslag na jaarverslag zien dat bedrijven die op de langere duur het winstgevendst zijn, ook de bedrijven zijn die forse aandacht geven aan mvo-beleid. Ik wil drie punten behandelen. Dat is allereerst uiteraard Shell in Nigeria. Ik wil verder een paar opmerkingen maken over ketentransparantie en ik wil ten slotte enkele vragen stellen over de verankering van mvo in beleid.

Ik begin maar even met Shell, omdat de andere woordvoerders dat ook gedaan hebben. Sinds Shell en andere oliemaatschappijen opereren in Nigeria, gaat de levensverwachting van Nigerianen naar beneden en gaat de armoede omhoog. Dat moet natuurlijk precies andersom. Wij hebben van de regering gehoord dat de inzet tot nu toe is dat er van tijd tot tijd achter de schermen een goed gesprek met Shell plaatsvindt. We zien al twintig jaar dat dit geen zoden aan de dijk zet. Ik wil van de staatssecretaris een reactie horen op het feit dat Shell gerechtelijke uitspraken, ook van het hoogste gerechtshof in Nigeria, gewoon niet uitvoert. Dit zijn zaken waarbij in 1970 begonnen is met procederen. Die zijn tot een uitspraak gekomen, met een boetebedrag. Nog steeds betaalt Shell niet. Je kunt wel heel veel gesprekken achter de schermen hebben en zeggen dat ze in Nigeria hun eigen rechtsstaat gaan opbouwen, maar wat doen wij dan om ervoor te zorgen dat die rechtsstaat daar ook een beetje van de grond komt?

Het is toch een beetje het verhaal van Nederland. We willen aan de ene kant nog een klein beetje de rol van dominee spelen – we hebben van alles op het gebied van mvo – maar het gaat ons toch eigenlijk alleen om het zijn van de koopman. Ik hoor hier graag een reactie van de staatssecretaris op. Zijn we ook nog een beetje dominee of is dat zelfs bij het CDA eigenlijk verdwenen?

Ik hoorde in het interruptiedebatje met mevrouw Schaart dat de VVD vindt dat mvo eigenlijk in Europees verband moet worden aangepakt. Dat bejubel ik. Dan vraag ik vervolgens: wat moet deze regering dan van de VVD-fractie in Europees verband doen om mvo aan te zwengelen? Dan krijg ik het antwoord dat de aanbevelingen van het rapport over Shell in Nigeria moeten worden uitgevoerd. Dat stelt mij enorm teleur. De bedrijvenpartij van deze Kamer zou toch moeten opkomen voor die bedrijven die vooroplopen in groene duurzaamheid. Voor mij is dat voor het milieu, maar voor de VVD vooral ook omdat die bedrijven het meest winstgevend zijn.

Mevrouw Schaart (VVD): Ik vraag me af welke ondernemers mevrouw Van Tongeren spreekt. De meeste ondernemers die ik spreek, willen juist zo weinig mogelijk gehinderd worden. Die willen helemaal niet te maken hebben met extra wet- of regelgeving die in andere landen niet geldt. Als ik dan heb over mvo in Europees verband, dan heb ik het over het uitoefenen van diplomatieke druk. Dat is echt totaal iets anders dan extra wet- en regelgeving waar mevrouw Van Tongeren voor lijkt te pleiten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik ben enorm verbaasd om dat te horen. Ik weet gewoon dat de VVD aan tafel zit bij alle grote bedrijven in Nederland. Ik zou zeggen: sla de jaarverslagen van deze bedrijven er nog maar eens op na. Philips, Shell, DSM, AkzoNobel, ze hebben allemaal prachtige grote paragrafen over verantwoord ondernemen. We hebben nu De Groene Zaak, zeg maar de groene VNO-NCW. En ook binnen VNO-NCW ziet men het licht. Het lijkt erop dat de VVD zich misschien door de eigen ondernemers nog eens moet laten bijpraten op het gebied van duurzaam ondernemen.

Mevrouw Schaart (VVD): Dat is nu precies het punt: het is een verantwoordelijkheid van bedrijven zelf. Het gaat ook inderdaad heel goed. Zoals ik al zei: vier van de bedrijven die mevrouw Van Tongeren noemt, staan in de Dow Jones Sustainability Index in de top 10 van de best presterende bedrijven wereldwijd op gebied van mvo. Wat voor probleem lossen we nu eigenlijk op?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De aanleiding voor dit interruptiedebatje was de opmerking dat het niet alleen om Shell gaat. Mevrouw Schaart vindt het niet eerlijk dat de oppositiepartijen steeds Shell aanspreken. Zij vindt dat alle oliemaatschappijen moeten worden aangesproken. Er werden Italiaanse en Franse oliemaatschappijen genoemd. Er werd gezegd: we moeten een gelijk speelveld hebben, we moeten het dus in Europees verband doen. De VVD-fractie zei: dan willen we dat in Europees verband doen. Toen vroeg ik: wat wil je dan in Europees verband doen? Toen werd er gezegd: we willen eigenlijk niets. Kan mevrouw Schaart nu uitleggen of de VVD-fractie iets wil in Europees verband of dat zij eigenlijk toch gewoon alleen maar gaat voor het adagium «als men zich maar houdt aan de minimumregels, dan mag iedereen er in andere landen op los vervuilen, mensenrechten schenden dan wel gerechtelijke uitspraken niet nakomen, want dat is goed voor de BV Nederland»?

De voorzitter: Dit gaan we niet doen. U daagt mevrouw Schaart nu voor de tweede keer uit. Ik stel voor dat zij haar reactie daarop bewaart voor de tweede termijn. U kunt nu uw eigen betoog vervolgen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Ik kan me daar iets bij voorstellen. Het leven zit vol dingen die je probeert om die schone, groene wereld dichterbij te krijgen.

Ik heb schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van een bericht in the Guardian over het gerucht dat Shell in Nigeria militairen betaald zou hebben. Ik heb als antwoord gekregen dat dit al een hele tijd geleden is gebeurd. «Dat was in de jaren negentig; tja, daar kunnen we nu niet zo veel meer aan doen.» Ik zal proberen om niet de woordvoerster van de VVD-fractie uit te lokken, maar ik moet toch de volgende opmerking maken. Was de VVD, maar misschien ook mijn collega van de PVV, er niet ook voor om verjaringstermijnen binnen Nederland af te schaffen? Waarom zou het omkopen van militairen door onze grote nationale trots in de jaren negentig verjaren, terwijl een misdaad op Nederlandse bodem absoluut niet mag verjaren? In WikiLeaks kun je daar ook meerdere dingen over lezen, bijvoorbeeld dat er infiltranten op departementen zitten. Het kan toch niet zo zijn dat de Nederlandse regering dat gewoon oké vindt! Ik hoor daarop graag een reactie van de staatssecretaris.

Vervolgens lijken we in een jubelstemming te zijn omdat de dochteronderneming van Shell met een rapport komt, maar er is nog steeds geen vierkante meter olie opgeruimd. Ik sluit mij kortheidshalve graag aan bij de bijzonder zinnige opmerkingen van mijn collega's van de SP, de PvdA en D66 over de mogelijkheden om daar wat vaart achter te zetten. Ik ben met hen geïnteresseerd in het antwoord van de regering. Het is heel kortzichtig om alleen op koopmanschap te focussen. Dat zie je bijvoorbeeld bij de Arabische Lente. Hebben we daar nu iets van geleerd? Ik hoor daarop heel graag een antwoord van de minister. Je ziet dat stabiliteit niet bereikt wordt door een dictator of een heel zwak regime dat jou toestaat om dat land leeg te plunderen. Wat nodig is, zijn democratie, een toekomstperspectief en vrijheid. Kortom, het gaat om respect voor mensenrechten. Dat geldt in de Arabische regio, maar dat geldt natuurlijk net zo hard in Nigeria.

Ik wil nog een opmerking maken over de OESO-richtlijnen. Ik wil dat die worden ingevoerd en ik wil ook graag een reactie op de uitspraak van de SER over de ketenverantwoordelijkheid voor bedrijven.

Mijn collega Voordewind heeft in zijn rapport Kinderarbeid in (productie)ketens een aantal heel interessante voorstellen gedaan. GroenLinks ondersteunt die. Wij willen daar, evenals de ChristenUnie uiteraard, graag een reactie op.

De heer De Mos (PVV): Voorzitter. Ik vervang vandaag collega Van Bemmel.

Het is onrustig in Nigeria. De patstelling tussen het noorden en het zuiden schijnt onderweg te zijn naar een climax. De VS waarschuwde vorige week nog voor aanslagen. Kortom, de Nigeriaanse regering heeft veel, heel veel aan het hoofd. En dan is er ook nog het olierijke gebied de Nigerdelta. Dat gebied is ernstig vervuild. En helaas, zoals met alles in het leven, betalen de minder kansrijken daarvoor de prijs. Al jaren wordt er gesoebat over de vraag wie verantwoordelijk is voor al dat olieleed. Een organisatie als Amnesty International roept al jaren dat Shell de kwade spin in het olieweb is. Het bedrijf moet in de ogen van deze organisatie subiet 1 mld. betalen om de Nigerdelta schoon te maken. Shell zegt op zijn beurt dat de olieramp in de Nigerdelta te wijten is aan sabotage aan pijpleidingen en oliediefstal door bendes. Shell zegt voorts dat het dichten van de gaten door de werknemers van Shell een levensgevaarlijke operatie is. Shell zegt miljoenen per jaar kwijt te zijn om de veiligheid van zijn personeel te garanderen.

Ondanks dit gigantische verschil in inzicht ziet de PVV-fractie een sprankje hoop aan de horizon. Op de website van the International Union for the Conservation of Nature (IUCN) staat namelijk te lezen dat ze samen met Shell een onafhankelijk advies zullen opstellen om de olievervuiling aan te pakken. Dit kan een eerste opzet worden om te komen tot een coalitie van alle betrokken partijen, te weten Shell, de Nigeriaanse regering, de lokale bestuurders, de ngo's en de dorpsgemeenschappen. Er moet ingezet worden op die samenwerking, en eerst op die samenwerking.

Het is voor de Nederlandse regering, evenals voor andere regeringen die ook ondernemingen hebben in Nigeria, nu zaak om de druk op de Nigeriaanse overheid op te voeren. Het is namelijk de Nigeriaanse overheid die corruptie in het land moet bestrijden, die een einde moet maken aan sabotage en diefstal en die milieustandaarden moet opleggen aan bedrijven die in haar land opereren. Wat de PVV betreft mogen bedrijven gesloten worden als milieustandaarden worden overtreden.

Het is daarom ook goed dat de Nederlandse regering heeft aangegeven dat zij niet enthousiast is over de belangrijkste aanbeveling van het rapport-Castermans. Dat was de aanbeveling om een rechtsbijstandsfonds opzetten, zodat buitenlandse gedupeerden makkelijker Nederlandse moederbedrijven kunnen aanklagen voor misstanden dan hun dochterondernemingen. Wij zijn het met de regering eens dat de verantwoordelijkheid voor onrechtmatig handelen door buitenlandse dochterondernemingen ook bij deze ondernemingen ligt en dat gedupeerden in eerste instantie in eigen land hun gelijk moeten proberen te krijgen. Bovendien is het Nederlands ondernemingsrecht voldoende toegerust voor zaken van gedupeerden die in eigen land niet hun gelijk kunnen halen. Uit de brief van staatssecretaris Bleker van 23 maart jongstleden blijkt dit ook. Voor ernstige internationale misdrijven is namelijk uitzonderlijk recht aanwezig. Landen van gedupeerden hebben zelf de verantwoordelijkheid om hun rechtssysteem op poten te zetten. Dat wordt niet gestimuleerd door een rechtsbijstandsfonds.

Mijn laatste punt betreft de aangekondigde verandering van de subsidie die de stichting MVO Nederland krijgt. Die verandering resulteert in een bezuiniging van 25%. Dat doet me vreselijk zeer. Het is namelijk niet genoeg. De PVV zou graag zien dat de gehele subsidie ten behoeve van deze club wordt geschrapt. Al sinds 2004 krijgt de stichting MVO Nederland subsidie om maatschappelijk verantwoord ondernemen te promoten. Dat wil echter niet zo vlotten. Zo staat in het laatste jaarverslag dat het opvallend is dat er geen recent inzicht bestaat in de mate waarin mvo door het bedrijfsleven wordt geadopteerd of wordt gepraktiseerd. Op welke resultaten kan deze klaverjasclub dan worden afgerekend? De PVV vindt het de verantwoordelijkheid van ondernemers zelf om mvo toe te passen. Hierin is geen rol weggelegd voor een bemoeizuchtige overheid. Het zijn economisch zware tijden. Dus aan het werk!

De heer Verhoeven (D66): Ik was enthousiast over het betoog van de heer De Mos, behalve over de laatste vijf zinnen. Die vielen wat tegen. Hij was echter wel duidelijk.

De heer De Mos (PVV): U mag wel mee klaverjassen.

De heer Verhoeven (D66): De heer De Mos was hartstikke duidelijk. Hij zei in het begin van zijn betoog: als bedrijven de milieunormen overschrijden, mogen ze gesloten worden. Dat is duidelijke taal. Daarmee zeg je dat bedrijven zich aan de regels moeten houden en milieunormen niet moeten overschrijden. Maar als er nu organisaties van de overheid zijn die er juist voor zorgen dat bedrijven zich daar meer bewust van worden? Wil de heer De Mos het werk van die organisaties dan toch helemaal schrappen? Kan hij uitleggen waarom hij wel kiest voor straffen of het sluiten van bedrijven, maar niet voor het voorkomen van de misstanden?

De heer De Mos (PVV): De PVV gelooft in heel duidelijke wetgeving. Als die wetgeving er is, moet die gewoon gehandhaafd worden. Dan hoeven er niet allemaal gekke clubjes in het leven geroepen te worden om bedrijven daarop te wijzen. Het is de verantwoordelijkheid van die bedrijven zelf om dat gewoon goed te doen. En als bedrijven dat niet goed doen, dan komt de overheid langs en zwaait zij met het vingertje. Als je dan nog niet luistert, dan gaat het bedrijf dicht.

De heer Verhoeven (D66): Vindt de heer De Mos dat Shell in Nigeria normen heeft overschreden?

De heer De Mos (PVV): Nigeria moet zelf met goede wetgeving komen. Daar gaat het mis. Nigeria moet Shell op de vingers tikken als dat bedrijf in Nigeria over de schreef gaat. Als Shell dat doet, dan is het aan de Nigeriaanse overheid om in eigen land het regime zo streng te maken dat Shell de wet niet overtreedt. Volgens mij is dat een heel duidelijke boodschap.

De heer Verhoeven (D66): Dus Shell overtreedt normen in Nigeria. Shell is een Nederlands bedrijf. Maar de heer De Mos zegt dus dat Shell zijn deuren niet hoeft te sluiten omdat het niet in Nederland gebeurt.

De heer De Mos (PVV): Ik zie dat mevrouw Van Tongeren zich er nu ook mee wil bemoeien.

De heer Verhoeven (D66): Zij wil ook mee klaverjassen.

De heer De Mos (PVV): De klaverjasvereniging wordt dus groter. Maar nu even op uw vraag. Nee, dat zegt de heer De Mos niet. De heer De Mos zegt dat we het probleem moeten aanpakken bij de basis. Het gaat mis door sabotage en diefstal. Volgens de cijfers wordt de olievervuiling voor 90% veroorzaakt door sabotage en diefstal. Helaas is de bevolking daarvan het slachtoffer. Dus pak eerst aan waar het fout gaat. De Nigeriaanse overheid stelt geen normen. De dieven en saboteurs worden niet aangepakt. Daar moet worden begonnen. De veiligheid voor Shell moet eerst worden gegarandeerd, zodat we ook kunnen gaan opruimen in dat gebied. Dat kan alleen als het personeel veilig is. Dat is het nu niet.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Dit is mijn eerste debat over mvo. Ik voel mij dus vereerd.

Er is al heel veel gezegd over Shell. Ik wacht de antwoorden op de al gestelde vragen af. Mijn fractie was ook geschokt over de conclusies uit het UNEP-rapport over de omvang van de vervuiling in de Nigerdelta. Wij hebben al meerdere keren aangegeven die hier genoegdoening moet plaatsvinden. Wat ons betreft, moet Shell hierin ook het voortouw nemen. Op dit moment lijkt Shell zich te verschuilen achter het argument van een gebrekkige samenwerking, maar dat kan geen excuus zijn om op je handen te blijven zitten. Haast is geboden. Elke dag dat we wachten, is er eentje te veel. Daarom wil ik ook aan het kabinet vragen welke rol het gaat vervullen om deze impasse op te heffen. Dat zou wat ons betreft zowel richting Shell als richting de Nigeriaanse overheid moeten gebeuren. Voor de rest sluit ik me aan bij veel vragen die hierover al gesteld zijn.

De staatssecretaris heeft gisteren de antwoorden gestuurd op de Kamervragen over de IDH -lijst met betrekking tot cacao. Nederland pakt een internationale voortrekkersrol op het gebied van eerlijke handel via het Initiatief Duurzame Handel (IDH). De ChristenUnie is daar blij mee. Maar hoe prominent is de bestrijding van kinderarbeid in het IDH, aangezien de intentieverklaring zich richt op 2025? Dat duurt wel erg lang! Wat is het doel als het gaat om de bestrijding van kinderarbeid en wat is het streefjaar? Wij stellen voor om in de IDH-sectoren prioriteit te geven aan de bestrijding van moderne slavernij. Is de staatssecretaris dat met ons eens? Zo ja, op welke manier gaat hij zich daarvoor inzetten?

De staatssecretaris hecht veel waarde aan certificering. Geeft certificering wel voldoende garantie dat kinder- en slavenarbeid wordt uitgesloten? De voordelen komen nog te vaak een schakel hoger in de keten terecht, en niet bij de boeren en de werknemers. Uiteindelijk moet het doel niet zijn dat we gaan certificeren, maar dat de situatie zal verbeteren. Ik vraag om de zienswijze van de staatssecretaris hierop.

In de schriftelijke antwoorden noemt de staatssecretaris het Child Labour Platform. De grote cacaobedrijven doen daar echter niet aan mee. Hoe kan dit? Wat zijn de concrete doelen van het Child Labour Platform?

Een ruime Kamermeerderheid heeft de minister en de staatssecretaris alweer een tijd geleden opgeroepen om zowel Turkije als bedrijven aan te spreken op kinderarbeid bij de hazelnotenpluk. Wij hebben destijds een documentaire gezien waarin een meisje van 9 jaar in Turkije hazelnoten aan het plukken was. Het kabinet had aangegeven dat het samen met de FNLI actie hiertegen zou ondernemen. Een jaar later komt er wederom een cameraploeg langs. Het enige dat veranderd is, is dat het meisje 9 jaar 10 jaar is in plaats van. Zij doet nog precies hetzelfde werk in dezelfde omstandigheden. Wat verstaat de staatssecretaris dan onder het ondernemen van actie hiertegen? Hoe wil hij dat dan aanpakken? Hier is niets gebeurd. Wat gaat het kabinet richting Turkije doen om deze situatie te verbeteren? Wat zijn de toezeggingen van het kabinet en de levensmiddelenbranche waard geweest? Wil de staatssecretaris gaan eisen dat er in de contracten een clausule wordt opgenomen met betrekking tot de controle op kinderarbeid? Daar lijkt het nu wel hoog tijd voor.

Ik kom te spreken over de OESO-richtlijnen. Ik heb tijdens de behandeling van de begroting van EL&I een motie ingediend over het voldoen aan de OESO-richtlijnen. Mijn vreugde was groot toen de staatssecretaris zelf aangaf dat het niet zozeer ging om het onderschrijven van als wel om het voldoen aan die OESO- richtlijnen. Ik heb mijn motie destijds aangehouden. Wij zouden nog met het departement over de inhoud van de motie overleggen. Ik ben bereid om mijn motie te wijzigen. De kritiek was met name dat overheidsondersteuning bij het mkb gericht moet zijn op internationale handel, handelsmissies en economische diplomatie. Het is niet de bedoeling dat de bakker om de hoek daar meteen mee te maken gaat krijgen. Ik wil de motie in die zin wel aanpassen.

Het is voor ons van belang dat er een vorm van controle of toetsing komt of dat «comply or explain» ook daadwerkelijk vorm heeft gekregen. Het kan niet zo zijn dat een bedrijf alleen zegt: ik voldoe eraan, klaar! Dat moet een bedrijf ook kunnen bewijzen. Wij hebben aangegeven dat de ISO 26000-systematiek van toepassing zou kunnen zijn. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris het iets te rigide vindt om expliciet naar één standaard te verwijzen. Oké. Maar dan wil ik wel graag van hem horen dat hij het met me eens is dat er een systematiek voor toetsing moet komen en dat we in ieder geval wel moeten kunnen zien en kunnen achterhalen of een bedrijf daadwerkelijk voldoet aan datgene wat het zegt te doen.

Ik wil ten slotte nog even ingaan op de actie makeITfair. Dat gaat over de elektronicabranche. Ik wil graag van de staatssecretaris weten of de Human Rights Audit al onderdeel uitmaakt van de IDH-sector elektronica. Ik wil voorts weten welke rol het dumpen van afval in het IDH-programma speelt. De staatssecretaris heeft gezegd dat het er helemaal niets mee te maken heeft. Ik heb hier IS Magazine waarin een artikel daarover is opgenomen. Daarin staat dat onze computers Ghanese jongens ziek maken. Ik wil graag van de staatssecretaris horen hoe het dumpen van afval zich verhoudt tot het IDH-programma en of er aandacht voor is.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ik wil eerst ingaan op maatschappelijk verantwoord ondernemen in algemene zin. Wij vinden het positief dat de voortgangsrapportages aantonen dat het Nederlandse bedrijfsleven in samenwerking met andere sociale partners hard werkt aan ketenverantwoordelijkheid. Wij zijn ook positief over het initiatief van de staatssecretaris om de rol van de ondernemingsraden op het gebied van mvo te stimuleren. Het is prima dat de SER het voorbeeldreglement voor ondernemingsraden heeft willen aanpassen met daarin verwijzingen naar mvo.

De voortgangsrapportage laat ook zien dat er een Nederlandse kopgroep van bedrijven is die steeds beter scoren op het gebied van mvo en ketenverantwoordelijkheid, en daarmee tot de internationale top behoren wat betreft transparantie. Tegelijkertijd blijkt echter ook uit de voortgangsrapportage dat er binnen het mkb nog veel te doen is. Positief is dat MVO Nederland bij meer dan 50 brancheorganisaties programma's heeft lopen ter stimulering van mvo. Maar dat is ook wel nodig. Meer dan de helft van alle mkb-bedrijven behoort immers tot de achterblijvers.

Tijdens de recente behandeling van de begroting van EL&I is een motie aangenomen van collega Dijksma en ondergetekende waarin de regering wordt opgeroepen om te bevorderen dat bedrijven zo veel mogelijk verantwoording afleggen over hun maatschappelijk handelen door middel van jaarverslagen. De regering dient bij de toebedeling van overheidsmiddelen rekening te houden met mvo-aspecten. Hoe gaat de staatssecretaris invulling geven aan deze motie? Mogen wij er ten minste van uitgaan dat bedrijven een voldoende moeten scoren in de transparantiebenchmark als zij in aanmerking willen komen voor overheidssteun? Hoe gaat de staatssecretaris vooral bij het mkb de komende tijd het bewustzijn ten aanzien van mvo vergroten? Welke concrete acties mogen wij de komende tijd van hem verwachten?

De staatssecretaris wijst in zijn brief op initiatieven van de Europese Commissie om tot verbetering van de bedrijfsrapportage over mvo in Europa te komen. Er wordt onder andere gedacht aan een «comply or explain»-model. Wij juichen dit toe en roepen de staatssecretaris op om zich hiervoor hard te maken in Europa.

Vanaf volgend jaar moeten exportkredietverzekeraars jaarlijks verslag uitbrengen aan de Europese Commissie over de door hen gesteunde projecten en de effecten daarvan op milieu en mensenrechten. Is de staatssecretaris bereid om zich in Europa in te zetten voor openbare nationale rapportages op basis van heldere criteria? Verder merkt de staatssecretaris op dat de Nederlandse overheid een verdere impuls wil geven aan het werk van professor Ruggie. Op welke wijze gaat de staatssecretaris hier inhoud aan geven?

Ik heb de staatssecretaris in het vorige overleg van 27 april gevraagd om te inventariseren welke wetten en regels ons nu in de weg zitten wanneer het gaat om het streven naar duurzaamheid en een maatschappelijk verantwoorde economische orde. Ik heb toen ook specifiek gewezen op de wens vanuit ondernemers om met elkaar in overleg te kunnen treden over een gezamenlijke inzet op het gebied van duurzaamheid in de keten of in de branche zonder daarbij de NMa in de nek te krijgen met allerlei boetes. Ik heb toen ook een heel praktisch voorstel gedaan voor het inrichten van een meldpunt waar ondernemers dit type overleggen kunnen aanmelden bij de NMa. Dan kan de NMa er desgewenst bij gaan zitten. De staatssecretaris heeft vervolgens beloofd om in september met een brief te komen waarin hij namens het kabinet zou ingaan op deze problematiek en met concrete voorstellen zou komen. Het is inmiddels half november, twee maanden later. Wij verwachten van de staatssecretaris meer daadkracht op dit punt. Wat is nu de stand van zaken? Welke acties mogen we op korte termijn verwachten om overbodige regelgeving die een duurzame maatschappij in de weg staat, op te ruimen?

Dan de steenkooldialoog. We zijn blij dat minister Verhagen in zijn brief van 17 maart aangeeft dat hij bereid is om met het ministerie van EL&I als waarnemer deel te nemen aan de tweede fase van deze dialoog. Wij zouden ook graag zien dat het ministerie als waarnemer betrokken wordt bij de noodzakelijke pilotaudit. Wat ons betreft, zou zo'n audit moeten worden uitgevoerd in Colombia, omdat dit land voor Nederland de belangrijkste leverancier van steenkool is en ook omdat er in Colombia nog steeds veel zorgen bestaan over de omstandigheden waaronder steenkool gewonnen wordt. Is de staatssecretaris bereid, zijn medewerking te geven aan de uitvoering van zo'n pilotaudit voor Colombia?

Dan de Nigerdelta. Wij delen de zorgen die geuit zijn door collega's over de olievervuiling in de Nigerdelta. Welke concrete stappen zijn er tot op heden genomen en gepland om als Nederlandse regering in gesprek te komen met de Nigeriaanse regering over de olievervuiling in de Nigerdelta? Welke stappen zijn er tot op heden genomen door de Nederlandse regering om ook in Europees verband of in samenwerking met Frankrijk en Engeland druk uit te oefenen om in Nigeria tot een oplossing te komen? Onderwerp van zo'n gesprek zou wat ons betreft moeten zijn hoe door de Nigeriaanse overheid de juiste randvoorwaarden kunnen worden geschapen om tot een grootscheepse schoonmaakoperatie in dit gebied te komen. Wij zouden graag zien dat er zo spoedig mogelijk uitvoering wordt gegeven aan de aanbevelingen uit het UNEP-rapport om tot een environmental restauration fund te komen waaraan partijen naar aandeel in deze problematiek bijdragen. Shell zou nu al kunnen aankondigen dat het daarvoor de benodigde middelen wil reserveren, waarbij tot uitkering zou kunnen worden gekomen als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Als ook de Nigeriaanse overheid haar verantwoordelijkheid erkent in deze kwestie, dan kunnen Shell en andere oliemaatschappijen makkelijker aangesproken worden op het leveren van hun bijdrage aan de schoonmaakoperatie. Nu kan men zich nog verschuilen achter gebrekkige medewerking van de Nigeriaanse overheid om zelf een aandeel te leveren aan de schoonmaakoperatie en het gebrek aan beveiliging tegen sabotage. Ook zou de Nederlandse bereidheid aan de orde kunnen komen om desgevraagd een bijdrage te leveren aan de versterking van de juridische infrastructuur. Ik hoor hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): De heer Koppejan stelt heel veel «zou kunnen»-vragen. Hij zegt: in het gesprek zou aan de orde kunnen komen. Zegt de heer Koppejan nu eigenlijk: dit moet gewoon gebeuren? Dan weet iedereen waar hij aan toe is en wat hij moet doen.

De heer Koppejan (CDA): Ik wil best zeggen dat het zou moeten gebeuren, ik zit alleen niet op de stoel van de minister. Ik vraag het dus. Ik ben een beleefd mens. Ik vraag het dus netjes. Als die vraag niet bevredigend beantwoord wordt, kan ik in tweede termijn altijd nog een trapje hoger gaan.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): De spanning wordt opgebouwd. Ik wil dan even een heel concrete vraag stellen. Waar staat het CDA zelf in dezen? U zegt wel dat u de minister vraagt wat mogelijk is, maar wat moet er volgens het CDA gebeuren?

De heer Koppejan (CDA): U stelt me teleur, want u hebt niet goed geluisterd. Ik zeg heel duidelijk dat de overheid een verantwoordelijkheid heeft om het gesprek aan te gaan op internationaal niveau. Wij zien heel nadrukkelijk dat er met name ook een groot probleem ligt bij de Nigeriaanse overheid. Tegelijkertijd zien we ook heel duidelijk dat Shell een belangrijke verantwoordelijkheid heeft. Dat is ook aangetoond in het rapport van Amnesty International. Er zijn ook olielekkages veroorzaakt door gebrekkige leidingen, verkeerde lassen, roest et cetera. Daarvoor ligt de verantwoordelijkheid bij Shell. En de overheid heeft een verantwoordelijkheid om het gesprek aan te gaan. We moeten alleen niet de pretentie hebben dat we hier in de Tweede Kamer even de problemen van Shell in Nigeria kunnen oplossen. Daarom moet je ook met een zekere mate van voorzichtigheid formuleren.

De voorzitter: Dat is duidelijk. Daar mag u nog 25 seconden mee doorgaan.

De heer Koppejan (CDA): Ik kom te spreken over het gasfakkelen. Wat is de stand van zaken en het tijdpad van uitvoering met betrekking tot de toezegging van Shell uit 2010 om op 26 locaties 31 fakkels uit te doen? Zijn er sinds 2010 ook nog nieuwe gasfakkellocaties bijgekomen? Kan de minister of de staatssecretaris ons daarover informeren?

Ik kom tot een afronding. Wij kunnen de conclusies en de aanbevelingen van de evaluatie met betrekking tot de stichting MVO Nederland volledig onderschrijven. Wij steunen het kabinetsbeleid om ook voor de komende jaren een rijksbijdrage ter beschikking te stellen voor de publieke kennis- en bewustwordingstaken van de stichting MVO Nederland.

De voorzitter: Voordat we met het antwoord van de bewindspersonen starten, stel ik voor dat de woordvoerders één interruptie op elk bewindspersoon mogen plegen.

Het woord is allereerst aan de staatssecretaris. Ik verzoek hem om even aan te geven hoe de structuur van de beantwoording zal zijn.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik doe de beantwoording in blokjes. Blokje 1 gaat over algemeen, verslaglegging en transparantie. Blokje 2 heeft betrekking op de handhaving van OESO-richtlijnen. Daarbij wordt het punt van mevrouw Schouten meegenomen. Blokje 3 heeft betrekking op de voortgangsrapportage inzake Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen van de SER. Blokje 4 zal over een deel van de problematiek met betrekking tot Shell gaan. Ik houd me alleen bezig met het bedrijfsleven. De minister van Buitenlandse Zaken houdt zich met het buitenland bezig. Blokje 5 omvat de overige punten. Ik zal echt mijn best te doen om de pauze die u mij hebt gegund, te verzilveren door kort en krachtig te reageren.

Voorzitter. De inzet op maatschappelijk verantwoord ondernemen en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen is belangrijk voor de regering. Ik ben blij dat verschillende Kamerleden de daden hebben genoemd die wij de afgelopen periode hebben verricht om dat niet alleen bij woorden te laten, maar ook tot zichtbare resultaten te laten leiden. Wij hebben gezegd dat wij de stichting MVO Nederland continueren tot 2014, wij hebben de SER gevraagd om eens te kijken naar de betrokkenheid van de ondernemingsraden en er is nog een aantal andere zaken gebeurd. De opvatting van de regering is dat mvo en internationaal mvo echt iets is van het bedrijf als gemeenschap. Het is van de leiding van het bedrijf, het is van de vestigingen van het bedrijf en het is van de ondernemingsraad van het bedrijf. Daar hoort ook verslaglegging bij. Ik wil iets specifieker op dit punt ingaan.

Nederlandse bedrijven zijn binnen Europa koploper in transparantie en verslaglegging. Voor grote bedrijven geldt een verplichting. Er is ook een soort corporate governance code voor beursgenoteerde vennootschappen. Dat zijn er circa 127. Transparantie is ook een belangrijk onderwerp in de recente mededeling van de Europese Commissie over mvo. De Europese Commissie heeft aangegeven dat zij in de loop van 2012 met een wetgevend voorstel komt. De ambitie die wij in Nederland hebben, waarover de Kamer heeft gesproken en die door de Kamer ook wordt gesteund, zal de leidraad zijn van onze inbreng in Europa bij wetgevende voorstellen vanuit Europa.

Er is voorts gesproken over de positie van de ondernemingsraden. Ik ben heel blij met het advies van de SER dat op ons verzoek is uitgebracht, waarin staat dat ondernemingsraden binnen de huidige Wet op de ondernemingsraden het initiatief zouden kunnen nemen om zich explicieter te laten informeren en ook een oordeel te vormen over aspecten van maatschappelijk verantwoord ondernemen door het betreffende bedrijf. Wij zullen contact opnemen met MVO Nederland over de vraag hoe we kunnen stimuleren dat ondernemingsraden in de praktijk gebruik maken van de handreiking die door de SER wordt geboden, met ook dat modelreglement. Wij vinden het belangrijk dat dit punt hoog op de agenda komt, niet alleen bij de top van het bedrijf, maar ook bij de ondernemingsraden. Wij zullen derhalve met MVO Nederland overleggen over de manier waarop we de komende jaren kunnen stimuleren dat ondernemingsraden meer werk maken van deze rol.

De heer Verhoeven heeft gevraagd of een wijziging van de WOR nodig is. Die is gelukkig niet nodig. Het was immers vervelend geweest als er ook nog een wetswijziging nodig was geweest. Het is mogelijk binnen de huidige WOR. Vanuit die optiek gaan we dat stimuleren.

De heer De Mos heeft MVO Nederland een klaverjasclub genoemd. Er zijn zeer eerbiedwaardige klaverjasverenigingen. Als ik MVO Nederland was, zou ik dat bepaald niet als denigrerend opvatten. Je kunt soms beter met een klaverjasvereniging dan met een voetbalclub worden vergeleken. Het is dus in zekere zin een compliment van de heer De Mos richting MVO Nederland.

De heer Verhoeven heeft gevraagd of MVO Nederland als gevolg van bezuinigingen moet gaan concurreren met adviesbureaus. Nee, in de statuten van MVO Nederland wordt dat zelfs uitdrukkelijk vermeld. Wij hebben met elkaar gezegd dat er tot 2014 nog een publieke taak ligt om het mvo-gedachtegoed te verspreiden en te verdiepen en meer bedrijven mee te krijgen. Daarna moeten we echt bezien of er nog een publieke taak ligt. Ik kijk even in de richting van mevrouw Schaart, die daarover bij de behandeling van de begroting reeds stevige standpunten heeft ingenomen. We zeggen dat we tot 2014 doorgaan. Er is nog veel werk te doen. Daarna moet een evaluatie plaatsvinden. En dan moet je echt wel goede redenen hebben om nog langer door te gaan. Op een gegeven moment moet het wel beklijven, internaliseren en verankerd zijn. Dat is onze opstelling. Er is nu echter geen sprake van concurrentie met de markt.

De voorzitter: Ik zie dat iemand wil interrumperen. Ik stel voor dat we de interrupties aan het eind van het elk blokje doen.

Staatssecretaris Bleker: Wat moet de prioriteit zijn voor de komende jaren als het gaat om nationaal en internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen? Momenteel zie je op de seminars en conferenties vooral vertegenwoordigers van de grote bedrijven. Ik had vanmorgen 40 bedrijven op bezoek met wie we volgende week zondag op handelsmissie gaan. Daarbij zitten heel veel midden- en kleinbedrijven. Die gaan naar Brazilië, die gingen eerder naar Vietnam of die gaan naar India. De grote opgave wordt om die grote groep van midden- en kleinbedrijven die internationaal georiënteerd zijn, mee te krijgen. Dat is de grote opgave. Dat is ook de opgave voor MVO Nederland de komende tijd. Dat is de prioriteit, plus het punt van de ondernemingsraden. Daar moet de komende tijd op gefocust worden. Daar willen we met MVO Nederland over in gesprek.

Wat gebeurt er dan allemaal? Ik heb een heleboel dingen al genoemd. De concrete activiteiten worden ook vaak in de rapporten gemeld. Dat zijn seminars, discussiebijeenkomsten, bijeenkomsten op ambassades met bedrijven, startbijeenkomsten met bedrijven die op handelsmissie gaan en dergelijke. Daar wordt het punt van internationaal mvo expliciet genoemd.

Ik kom te spreken over de transparantiebenchmark. Mevrouw Smeets heeft gezegd dat het nog geen optimaal instrument is en dat veel bedrijven een nulscore hebben. Wat kunnen we doen? De onderzoeksgroep van de transparantiebenchmark is in 2010 meer dan twee keer zo groot geworden: van 183 naar 469 ondernemingen. De uitbreiding van het aantal bedrijven heeft geleid tot een flink aantal bedrijven met een nulscore. Dat is voor een deel ook de waarde van een grotere groep die in het onderzoek wordt betrokken. Je krijgt dan niet alleen zicht op de successen, maar ook op bedrijven met een nulscore. We blijven bedrijven stimuleren tot meer transparantie. Daarnaast is er ook sprake van mogelijke aanpassing van regelgeving. De Kamer heeft hierover eerder een motie aangenomen. Wij willen ons in EU-verband inzetten voor maximale transparantie in maatschappelijke verslaglegging, conform de wens die hier eerder is uitgesproken.

Mevrouw Smeets heeft voorts gezegd dat het investeringsbeleid van de banken zou moeten worden meegenomen als criterium bij de transparantiebenchmark. Dat is inderdaad een slimme. Een bank sec als bedrijf kan al snel aan hoge eisen van internationaal mvo voldoen, totdat je kijkt wie door deze bank gefinancierd worden. Dan wordt het pas echt menens, zou je denken. Dat investeringsbeleid is een specifiek criterium voor banken. De transparantiebenchmark stimuleert dat bedrijven open zijn over hun mvo-beleid, maar geeft geen inhoudelijk oordeel. Dat is nu juist aan de stakeholders. Er zijn veel Nederlandse banken die actief zijn in het buitenland. Die gaan ook altijd mee op missie. Ik noem de Rabobank, ING en ABN AMRO. Ze zijn er bijna altijd. Ze hebben dochterbanken in het buitenland. Het is inderdaad interessant om aan de bankensector te vragen hoe banken inzicht zouden kunnen geven in het als bank maatschappelijk verantwoord opereren in het buitenland. Ik heb het antwoord niet, maar ik vind het punt wel voldoende relevant om het expliciet aan te kaarten bij de banken met wie wij ook samen optrekken in het buitenland. Ik zal de Kamer daar separaat over informeren in het voorjaar van 2012.

De heer Koppejan heeft gevraagd of ik de suggestie overneem dat de overheid geen steun geeft aan bedrijven die onvoldoende scoren op de transparantiebenchmark. De transparantiebenchmark is bedoeld als benchmark, zodat bedrijven onderling kunnen worden vergeleken. De scores zijn geen rapportcijfer. Ik vind ook niet dat je op basis daarvan ja of nee kunt zeggen tegen samenwerking met de overheid. Dat neemt niet weg dat we bij een bedrijf dat een aanvraag doet voor steun, bijvoorbeeld in het kader van internationaal ondernemen, maar dat een nul of slecht scoort op de benchmark, wel even moeten doorvragen. We moeten vragen: u onderschrijft nu wel mooi dat A4'tje over maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar hoe zit dat precies, kunt u dat waarmaken, gelet op de uitkomst van de benchmark? Het is voor ons dus een hulpmiddel om bij bedrijven door te vragen.

Mevrouw Schaart (VVD): Voorzitter. Ik ben heel blij dat mijn collega van de PVV het punt van MVO Nederland nog even heeft opgepakt. Ik heb het er in vorige debatten en tijdens de begrotingsbehandeling al uitvoerig over gehad, dus de meeste mensen kennen het standpunt van de VVD. Wij willen die stichting ook graag afschaffen, juist omdat zij concurreert met het bedrijfsleven. De woorden van de staatssecretaris dat de stichting niet concurreert met het bedrijfsleven, hebben mij verbaasd. Dat is namelijk precies wel het geval. Ik ken echt veel bedrijven, bijvoorbeeld Schuttelaar & Partners, die hetzelfde advieswerk aan mkb'ers over mvo zouden kunnen geven. Er is dus sprake van oneigenlijke concurrentie. Het bedrijfsleven moet concurreren met de overheid. Wat mij betreft is dat nu precies het manco van de stichting MVO Nederland.

Staatssecretaris Bleker: Ik heb deze discussie in een vorig algemeen overleg en ook tijdens de plenaire behandeling van de begroting al uitgebreid gevoerd met mevrouw Schaart. Wij zijn het hierover niet eens geworden. Het bewijs daarvan wordt nu geleverd. Het is echter niet nuttig om de discussie nu weer te herhalen. Ik heb geen nieuwe argumenten. We zijn het oneens op dit punt. Ik heb toen gezegd dat de stichting MVO Nederland bedrijven stimuleert om die weg op te gaan. Er is ook een kans voor particuliere adviseurs om bedrijven die deze weg eenmaal zijn opgegaan, verder te helpen. Er ontstaat dus zelfs een markt. Het hoeft dus helemaal niet concurrerend te zijn.

De voorzitter: Ik kan me bijna niet voorstellen dat dit nog leidt tot een vervolgvraag.

Staatssecretaris Bleker: Zegt u daarmee dat mijn woorden zo overtuigend zijn dat een verdere discussie niet nodig is?

De voorzitter: Dat wilde ik niet zeggen. Ik refereerde aan het feit dat u er vaker met mevrouw Schaart over gesproken hebt. Mevrouw Schaart heeft echter toch nog behoefte aan een korte vervolgvraag.

Mevrouw Schaart (VVD): Ik laat het er bij zitten, want we krijgen voor ons standpunt geen meerderheid in de Kamer. Ik vind het wel jammer dat de PVV mijn motie niet heeft meeondertekend. Dat verbaast me wel. Dat is voorlopig het laatste wat ik hierover zeg.

De voorzitter: Dat was geen vraag. Ik zie wel dat de heer De Mos hierop wil reageren.

De heer De Mos (PVV): Voorzitter. Wilde ik net mevrouw Schaart gaan bijvallen, en dan krijg ik zo'n vervelende sneer. Maar goed, ik kom daar wel overheen. Ik ben een gevoelsmens. Ik hoorde een bel, een noodklok. Die wordt door LTO Nederland geluid. LTO Nederland stelt dat de verplichtingen en de bijbehorende kosten die bedrijven worden opgelegd in het kader van mvo, die bedrijven geen goed doen. Hoe kan de staatssecretaris hier dan met droge ogen beweren dat de stichting MVO Nederland een prachtig klaverjasclubje is?

Staatssecretaris Bleker: Het is gewoon waar. Als een bedrijf de route opgaat van maatschappelijk verantwoord ondernemen, van verslaglegging, van het bewerkstelligen van transparantie in de keten en daarover rapporteren, dan vergt dat in den beginne extra inspanningen. Dat zijn echter wel inspanningen die passen bij de wijze waarop Nederland vindt dat bedrijven in het buitenland moeten acteren. Het zijn voorts inspanningen die zich naar mijn vaste overtuiging na verloop van tijd terugverdienen. In de landen waar je opereert, maar ook op de Nederlandse markt is het uiteindelijk een «licence to produce» als je op een transparante wijze kunt aantonen dat je op een verantwoorde wijze opereert in het buitenland. De bedrijven die dat niet doen, hebben misschien in het begin wat minder kosten, maar op de lange termijn is het niet goed voor hun positie. Het gaat niet alleen maar om de kosten, het gaat ook om de positie op de markt. Die kant van de medaille zit er ook aan.

De heer Koppejan (CDA): Ik wil nog even doorgaan op de opmerking over de transparantiebenchmark. Ik ben het eens met de staatssecretaris dat het geen rapportcijfer is. Ik wil toch even doorvragen. Het heeft natuurlijk ook een relatie met de aangenomen motie van mevrouw Dijksma en mijzelf. Stel nu dat een bedrijf echt nul scoort? Nul is gewoon niets. Dan doet het niets aan transparantie en verantwoording. Dient zo'n bedrijf dan nog steeds in aanmerking te komen voor overheidssteun, faciliteiten et cetera? Dat zou in strijd zijn met de aangenomen motie.

Staatssecretaris Bleker: Dan is dat reden voor een zeer pittig en verhelderend gesprek. Dat wordt trouwens ook door onze ambtelijke diensten gevoerd als dergelijke bedrijven aanvragen doen voor ondersteuning, subsidie, participatie, missies enzovoorts. Het is niet bij voorbaat «nee», maar dat vereist wel een toereikende verklaring van wat er dan wel gebeurt.

De heer Koppejan (CDA): Ik blijf het nog wel een beetje vaag vinden. Kunt u wat duidelijker zijn? U bent anders altijd zo duidelijk!

Staatssecretaris Bleker: Ik wilde eerst een kort antwoord geven, maar toen besloot ik om deze keer genuanceerd te zijn. Het is eigenlijk «nee, tenzij». Een bedrijf dat nul scoort krijgt nee te horen, tenzij aangetoond wordt dat het echt beter is.

De heer Koppejan (CDA): Dat klinkt al een stuk beter.

Staatssecretaris Bleker: Ja, dat was mijn eerste ingeving. Ik vond het wat kort door de bocht om het zo te zeggen, maar zo moeten we het aanpakken. Nee, tenzij.

Ik kom bij het volgende blokje, over de OESO-richtlijnen. Ik ben het met iedereen eens dat het mooi is om een richtlijn te hebben, maar dat het erom gaat dat we ernaar handelen. Dat was ook de strekking van de motie die mevrouw Schouten heeft ingediend bij de begrotingsbehandeling. Bij het verstrekken van subsidies ten aanzien van internationale handel worden afspraken gemaakt over prestaties, activiteiten en planning om de OESO-richtlijnen te realiseren. Hieronder vallen ook mvo-specifieke uitspraken. In de subsidiebeschikking is opgenomen dat een bedrijf zich aan de OESO- en ILO-richtlijnen moet houden. Dat stellen wij vooraf vast in de contacten met bedrijven. Monitoring op de mvo-aspecten is onderdeel van de reguliere monitoring via rapportages en projectbezoeken. Projectadviseurs bezoeken de projecten zo'n twee keer per jaar en houden in de gaten of volgens OESO- en ILO-richtlijnen wordt gewerkt. Wij hebben geen groot inspectieapparaat rondlopen, maar in de loop van de projecten die wij steunen, worden de bedrijven hier wel op bevraagd. De projectadviseurs hebben een specifieke mvo-training gekregen, ook op het punt van kinder- en dwangarbeid, zodat zij goed kunnen doorvragen hoe het in de keten waar het bedrijf onderdeel van uitmaakt, zit met kinder- en dwangarbeid. Wanneer kwesties worden aangetroffen die vragen oproepen, roept de projectadviseur het bedrijf ter verantwoording en maakt een verbetertraject. Dan komt er dus geen stop, maar moet er net als in een bestuurlijk traject met bestuurlijke boetes een duidelijk verbetertraject worden ingezet. In het uiterste geval kan een project worden stopgezet en worden verdere maatregelen overwogen. Daarnaast hebben wij enige tijd geleden een boetesysteem geïntroduceerd; daar is de Kamer over geïnformeerd.

Dat is wat vooraf gebeurt. Daarnaast kunnen meldingen worden gedaan door derden in het geval van vermeende overtredingen van de richtlijnen, maar wij doen meer dan alleen reageren op meldingen. Wij bevragen de bedrijven die met ons samenwerken, ook actief gedurende de loop van de projecten op deze punten. Dat is de werkwijze. De richtlijnen zijn niet geschreven als juridisch instrument. Het zijn aanbevelingen voor de kwaliteit van de bedrijfsvoering en ze dienen als zodanig om het bedrijf te stimuleren. Een bedrijf kan wel ter verantwoording worden geroepen, bijvoorbeeld in een NCP-procedure. Dat gaat echter over meldingen en verantwoording, als het ware de juridische kant van het geheel, terwijl er daarnaast een bestuurlijke kant is waarbij wij bedrijven met regelmaat aanspreken op mvo. Zo willen wij het hebben. De ambtelijk adviseurs hebben mij overigens aanbevolen om te zeggen dat wij geen mvo-politie zijn. Dat is ook zo. De richtlijnen hebben niet zo'n karakter. Ze vormen evenmin een mooie verklaring van één pagina waar bedrijven verder niets meer van horen. Uiteindelijk draait het erom hoe je hiervan met elkaar werk maakt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik waardeer de antwoorden van de staatssecretaris. Die waren helder. De staatssecretaris zei dat uit de evaluaties blijkt dat het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen goed werkt, maar relatief onbekend is. Is de staatssecretaris bereid om aan de bekendheid te werken zodat er meer gebruik van kan worden gemaakt? Voor politie-ingrijpen, sluiting en boetes is echt wetgeving nodig, maar dit zit tussen vrijblijvendheid en wetgeving in. Ik heb het gevoel dat de staatssecretaris het contactpunt serieus neemt en dat waardeer ik. Hoe kan het contactpunt iets meer vet op de botten krijgen?

Staatssecretaris Bleker: Daar wil ik wel naar kijken. Bekendheid kan eraan bijdragen dat het beter gaat functioneren. Ik kan wel een mooi antwoord geven over de manier waarop ik het ga aanpakken, maar dat weet ik nog niet. Wel wil ik hier serieus naar kijken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dat hoor ik graag later.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Het antwoord van de staatssecretaris begon veelbelovend, maar eindigde met «wij zijn geen mvo-politie». Het zakte helaas een beetje in. De staatssecretaris stelde dat een en ander heel erg gericht is op de OESO-richtlijnen voor projecten, maar mijn motie is breder en ziet ook op het voldoen aan de OESO-richtlijnen als een bedrijf meegaat op handelsmissies of betrokken is bij economische diplomatie. We kunnen wel projectinspecteurs hebben, maar hoe zit het met de rest van de keten?

Staatssecretaris Bleker: Daarvoor geldt hetzelfde. Bedrijven die met ons op handelsmissies gaan, ondertekenen een verklaring en hebben in de follow-up vaak frequent contact met onze ambassades. Ook daarbij worden bedrijven bevraagd of zij werk maken van de ondertekende verklaringen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Mijn motie gaat ook over de manier waarop wij kunnen vaststellen dat het goed zit. Een bedrijf kan aangeven aan de richtlijnen te voldoen, maar hoe gaat de staatssecretaris toetsen of dat klopt, of hoe kunnen bedrijven dat zelf via een vastgesteld, goedgekeurd procedé bewijzen?

Staatssecretaris Bleker: Er is een mededeling van de Europese Commissie dat de transparantie moet worden verhoogd en dat er moet worden gerapporteerd. Dat geldt dus niet alleen voor Nederlandse bedrijven, maar voor alle bedrijven die vanuit Europa opereren. Dat zal ons het handvat moeten bieden om datgene te doen wat mevrouw Schouten zegt, wat we als het ware op een bepaalde manier kúnnen doen bij bedrijven die gesteund worden via projecten. De verslaggeving zal dan het aanknopingspunt vormen voor bedrijven die op een andere manier steun van ons ondervinden, bijvoorbeeld via de economische diplomatie, handelsmissies of wat dan ook.

De voorzitter: Dank u. U kunt nu verder gaan met uw volgende blokje.

Staatssecretaris Bleker: Ik heb het in mijn haast al bijna helemaal gehad.

De heer Irrgang heeft gevraagd of wij de topsectoren kunnen verplichten om plannen te ontwikkelen voor daarin participerende bedrijven die achterblijven op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik heb niet meer paraat wat minister Verhagen hierover heeft gezegd bij de begrotingsbehandeling. Hij heeft het idee niet verworpen, maar hij heeft ook niet gezegd dat we het precies zo gaan doen. Zo is het volgens mij gegaan en daar heb ik niets aan toe te voegen. Ik moet even bekijken hoe het precies is gezegd, maar heb geen zin om afzwakkende of versterkende woorden te verbinden aan de uitspraak van de minister hierover.

Mevrouw Van Tongeren wil graag een reactie op de uitspraak van de SER over ketenverantwoordelijkheid. De rol van het SER-initiatief is het stimuleren van bedrijven tot het nemen van stappen op het gebied van ketenverantwoordelijkheid. Op dat gebied is nog heel veel werk te doen. Het verschilt per keten, per sector en per bedrijf. De meerwaarde van het SER-initiatief is dat sociale partners, werkgevers en werknemers, die handschoen nu zelf hebben opgepakt. Op 21 juni zag ik op een werkconferentie van de SER dat er veel belangstelling was om die kant op te gaan.

Ik zeg er iets bij. Recent ben ik in India geweest. Daar zitten ook Nederlandse bedrijven, bijvoorbeeld C&A. Daar speelt de problematiek van bruidsschatmeisjes die onder dwang in de spinnerijen werken. Ik heb wat overleg gehad met C&A en het bedrijf is echt bezig om nog meer werk te maken van zuiverheid in de keten. Overigens is dit zogeheten «sumangali»-systeem in India bij wet verboden. Een bedrijf als C&A werkt daar echter met leveranciers, die ook weer met leveranciers werken. Het gaat soms wel om 5000 leveranciers: lokale weverijen en spinnerijen, ver van de ergens in de provincie. Het liefst zou het bedrijf 100% garantie willen dat er geen sumangali-meisjes hebben gewerkt voor de gesponnen en geweven stoffen, maar het gaat om een land met 1,2 miljard inwoners. Ergens in een klein dorpje zit een kleine weverij en als daar meisjes onder dwang werken, is het van het optreden van de provinciale en lokale autoriteiten afhankelijk. Je kunt niet van het bedrijf vragen dat het op al die locaties als handhavingsinstantie het werk van de Indiase autoriteiten gaat doen. Het bedrijf moet maximaal inzicht geven en maximale transparantie, maar wij kunnen geen 100% garantie geven. Ik heb dit aangekaart in het overleg met India en men zou graag zien dat wij helpen om hier iets aan te doen. De Indiase overheid heeft recent een soort mvo-richtlijnen op vrijwillige basis geformuleerd en zit heel erg met de vraag hoe deze kunnen worden geïmplementeerd. Wij moeten dit dus doen door samen te werken. Het is echter bijna ondoenlijk om een volledige garantie te geven dat in geen enkele weverij of spinnerij dit onbehoorlijke gedoe plaatsvindt. Ondanks alle transparantie kan men soms geen 100% garantie geven.

De voorzitter: Ik geloof dat het punt duidelijk is. Als er geen vragen zijn, kunt u verder gaan met het volgende blokje.

Staatssecretaris Bleker: Dat is Shell. Dit is primair een zaak van de minister van Buitenlandse Zaken. Wij spreken Shell met grote regelmaat aan op zijn verantwoordelijkheid. Ik zeg er wel bij dat NPDC daar de key player is. Van dat bedrijf is een dochteronderneming van Shell voor 30% aandeelhouder. De Nigeriaanse staat heeft een meerderheidsbelang in dit bedrijf, dat de ellende daar veroorzaakt heeft. Dat zeg ik niet om weg te lopen voor de verantwoordelijkheid, maar het is goed om de zaak in de juiste proporties te zien. Wij spreken het bedrijf aan, maar er zijn ook andere partijen verantwoordelijk. De Nigeriaaanse overheid is dus niet op het gebied van milieu en handhaving verantwoordelijk, maar is ook grootaandeelhouder van het bedrijf dat de schade heeft veroorzaakt. Wij mogen heel veel van Shell en zijn dochter vragen, maar wel met dat gegeven in het achterhoofd. Dat is reëel. Wij leggen vanuit de Nederlandse overheid veel vragen op dit punt op tafel bij Shell, en terecht, maar niemand is tot het onmogelijke gehouden.

De voorzitter: Ik ga even een uitzondering maken en een interruptie tussendoor toestaan, want ik begrijp dat de heer Verhoeven weggaat, maar toch nog een vraag wil stellen.

De heer Verhoeven (D66): Ik moet inderdaad weg naar de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken, onderdeel Wonen, en vind dat erg jammer. De staatssecretaris heeft met zijn antwoorden een hoop onduidelijkheid weggenomen. Ik kan het laatste deel van zijn beantwoording helaas niet bijwonen. Dat is niet uit desinteresse, maar omdat ik in de plenaire zaal moet zijn. Ik zal bekijken of wij mee kunnen luisteren en wens iedereen veel succes.

De voorzitter: Anders kunt u altijd het verslag nog lezen. De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

Staatssecretaris Bleker: Shell en SDCP hebben dus ook instituten en ngo's met autoriteit ingeschakeld om te bekijken welke werkwijze in de toekomst nodig is om het probleem aldaar op te lossen, want ik ben het ermee eens dat heel veel gewone arme mensen hierdoor natuurlijk weer in de ellende zijn gekomen, waarbij de voedselvoorziening, de voedselzekerheid en de voedselveiligheid in het gedrang zijn gekomen en al dat soort dingen meer. Het is dus duidelijk dat er een grote opgave ligt, maar die ligt er ook voor het staatsbedrijf, de grootaandeelhouder en de Nigeriaanse autoriteiten. Daar zal minister Rosenthal ongetwijfeld nadrukkelijker op ingaan.

Het bedrijf NPDC, waar de dochter van Shell voor 30% aandeelhouder van is, gaat het affakkelen van gas actief tegen. Sinds 2000 is hieraan 3 mld. besteed en dat proces gaat door. De verwachting is dat bij een besteding van 6 mld. 90% van het affakkelen onder controle zal zijn. Ik zal dit blijven volgen. Ook hiervoor geldt dat ik het bedrijf Shell als eigenaar van de aandeelhoudende dochteronderneming aanspreek om hier werk van te maken. Aan een onafhankelijke autoriteit wordt nu gewerkt doordat er via het IUCN een panel wordt opgezet waar ook een aantal ngo's en deskundigen bij betrokken zijn. Zij zullen de saneringsmethodes tegen het licht houden.

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik vind het antwoord van de staatssecretaris zeer teleurstellend als hij zegt: tot het onmogelijke is niemand gehouden. Daarna nuanceert hij dat enigszins, maar Shell weet hoe de joint venture in elkaar zit. Gezien de hoeveelheid olie die hier per dag gewonnen wordt, is Shell hier voor een heel substantieel deel in betrokken. Wellicht hoor ik dadelijk een ander antwoord van de minister, maar als de staatssecretaris zegt dat de Nigeriaanse overheid voor het grootste deel in de joint venture zit en als eerste de verantwoordelijkheid draagt, betekent dit dan dat het kabinet dus geen druk op Shell zet omdat het aan de Nigeriaanse overheid is? Probeert de staatssecretaris dat te zeggen?

Staatssecretaris Bleker: Nee. Wij zetten maximale druk op Shell om gezien de positie die het bedrijf daar heeft, het maximale te doen. Dat doen wij echter wel met de erkenning dat de Nigeriaanse staat grootaandeelhouder is en dat de Nigeriaanse overheid ook verantwoordelijkheid moet nemen. Dat zeg ik niet om weg te kruipen, maar wel om het bedrijf eerlijk aan te kunnen spreken.

Mevrouw Smeets (PvdA): Het eerste woord dat ik van de staatssecretaris hoorde, was «nee». Daar zal ik hem maar aan houden.

De heer Irrgang (SP): De staatssecretaris zou de bandopname van zijn beantwoording over Shell eens terug moeten luisteren. Hij spreekt vol bevlogenheid over verantwoord ondernemen, maar zodra het over Shell gaat, zit hij onverschillig te praten, bijna alsof hij een tekstje voorleest: «Ja, de gewone armen zijn er natuurlijk slachtoffer van en zo». Dat verhoudt zich totaal niet tot de bevlogenheid waarmee hij over maatschappelijk verantwoord ondernemen spreekt. Kan hij niet gewoon, zonder te zeggen dat Shell de enige verantwoordelijke is, ronduit kritisch zijn over Shell? Het dochterbedrijf van Shell zit daar al tientallen jaren! Locaties zijn niet opgeruimd, mensen zitten in de olie, ze zitten in de troep, ze kunnen niet meer vissen en niet meer boeren! Je mag ook met verontwaardiging spreken over wat daar na decennia nog steeds allemaal gebeurt! Het is ook maatschappelijk verantwoord ondernemen om dat te veroordelen!

Staatssecretaris Bleker: Ik ben met u zeer verontwaardigd over de situatie die daar is ontstaan, de periode dat die situatie al voortduurt en het feit dat er nog steeds geen oplossing is. Daarin heeft Shell ook een verantwoordelijkheid, maar ik heb al aangegeven en blijf erbij dat er ook een aantal andere partijen zijn die in zekere zin een zwaardere verantwoordelijkheid hebben en een zwaarder belang in de zaak hebben. Wij moeten Shell maximaal prikkelen om alles uit de kast te halen voor de verantwoordelijkheid die het heeft, maar de oplossing van het probleem is niet alleen in handen van Shell en de dochter van Shell. Die is ook in handen van de Nigeriaanse staat als aandeelhouder, SPDC en de Nigeriaanse autoriteit.

De heer Irrgang (SP): Laten we bij onszelf beginnen. U hebt het over SPDC. Die afkorting staat voor Shell Petroleum Development Company. Natuurlijk heeft een bedrijf aandeelhouders, maar het gaat om vijftien locaties waarvan er volgens het UNEP-rapport tien niet goed zijn schoongemaakt. Op acht locaties was ook het grondwater vervuild. Als het om die eigen verantwoordelijkheid van het dochterbedrijf van Shell gaat, kunt u dan op zijn minst uw verontwaardiging uitspreken dat de mensen in Nigeria, in Ogoniland daarmee te maken hebben en zeggen dat het bedrijf daarvoor zijn verantwoordelijkheid moet nemen en dat dit ook maatschappelijk verantwoord ondernemen is?

Staatssecretaris Bleker: Ik vind ook dat het bedrijf zijn verantwoordelijkheid moet nemen, met die andere partners. Het is mijn heilige overtuiging dat het bedrijf het niet alleen kan oplossen. Dat zal ook met de grootaandeelhouder en met de Nigeriaanse overheid moeten gebeuren. De heer Rosenthal zal daar ongetwijfeld ook op ingaan. Ik ben nu even uitgepraat over Shell. De heer Irrgang suggereert dat ik vind dat maatschappelijk verantwoord ondernemen nu even niet geldt, maar dat is niet zo.

De brief over duurzaamheid en mededinging is in aantocht. De Kamer krijgt die binnen enkele dagen.

Er zijn vragen gesteld over kinderarbeid in Turkije en het aanspreken van bedrijven. Ik zal de Kamer zo snel mogelijk schriftelijk van een antwoord voorzien.

De voorzitter: Dank voor uw beantwoording. Het woord is nu aan de minister. Wellicht is hij in staat om ook in blokjes te antwoorden.

Minister Rosenthal: Voorzitter. Ik bedank de leden voor hun inbreng. De vraag van de voorzitter om in blokjes te antwoorden, is voor mij volledig nieuw. Ik zal de suggestie eens voorleggen aan de voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Het heeft wel iets, antwoorden in blokjes, maar op mijn papier is het een grote chaos. Ik probeer daarin voor mezelf wat orde op zaken te stellen en hoop dat ik dat voor de Kamer ook doe.

De voorzitter: Dan komt er vast orde in de beantwoording. Ik stel voor dat de Kamerleden dan inspringen op het moment dat zij denken dat het gepast is.

Minister Rosenthal: Zonder dollen, ik kan wel aangeven wat de hoofdpunten – voor u: blokjes – zullen zijn. Ik zal eerst een paar heel algemene opmerkingen maken over maatschappelijk verantwoord ondernemen en vervolgens zal ik over dat onderwerp enkele vragen beantwoorden. Daarna zal ik ingaan op het pièce de résistance, Shell en de Nigeriaanse overheid. Ik zal concreet ingaan op de vragen over de rechtsbijstand en ik zal ingaan op de vraag van mevrouw Van Tongeren over maatschappelijk verantwoord ondernemen in de grote wereld, inclusief de Arabische regio. Ik herinner mij in elk geval dat zij mij daarnaar vroeg; zij kijkt mij nu vragend aan ...

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik vroeg niet naar maatschappelijk verantwoord ondernemen in dat deel van de wereld; ik noemde de Arabische Lente als voorbeeld en vroeg wat wij daarvan kunnen leren.

Minister Rosenthal: Prima, daar zal ik op reageren. Overigens merk ik dat ik inmiddels geheel geblokkeerd ben, althans in blokjes werk.

Allereerst wil ik een ontboezeming kwijt over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het gaat niet alleen over het woord mvo, maar ook over het Ruggie-framework, de Guiding Principles die in juni 2011 door de VN-Mensenrechtenraad zijn goedgekeurd en de hier veelbesproken OESO-richtlijnen. Verder komen de ILO-pijlers vaak aan de orde in het overleg met de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Dat onderwerp is enigszins gerelateerd aan mensenrechten en vertoont enige overlap met de OESO-richtlijnen. In de ILO-pijlers gaat het bijvoorbeeld over dwangarbeid, kinderarbeid, de achterstelling van vrouwen en problemen voor de vakbeweging. Over de vrijheid van vakbeweging in allerlei landen is zelfs een motie aangenomen van de heer Van Bommel. Deze zaken worden wel degelijk gekoppeld aan de materie die hier aan de orde is. Verder verwijs ik naar de Voluntary Principles on Security and Human Rights en het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI). Kortom, het is een waaier van zaken. Ik zeg in alle openheid dat ik mij wel eens afvraag of er voldoende consistentie en systematiek zit in al onze pogingen. Deels gaat het over zaken die op overheidsterrein liggen, maar deels gaat het ook over zaken die in de sfeer van maatschappelijk verantwoord ondernemen en corporate governance liggen. Wij proberen hier toch een weg in te vinden. Je zou kunnen zeggen dat vele zwaluwen een mooie zomer maken, maar ze zwermen vaak wel erg door elkaar heen.

Tot zover mijn ontboezeming. Ik benadruk dat Nederland overall een uitstekende reputatie heeft op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat geldt ook voor de multinationals die vanuit Nederland werken. Ik zeg het niet vanuit een ideologische bevlogenheid, ook al heb ik die vanuit mijn achtergrond wel degelijk, maar voor de doorsnee executive van een grote onderneming of een middenbedrijf dat veel werk in het buitenland doet, is het niet alleen het eigen moreel en ethisch fundament dat leidt tot maatschappelijk verantwoord ondernemen; het is ook simpelweg corporate interest. Wat schiet een bedrijf ermee op als het zijn reputatie internationaal te grabbel gooit doordat het niet toekomt aan wat Ruggie, de Guiding Principles, de OESO-richtlijnen en de ILO-pijlers vandaag de dag van het bedrijfsleven vragen?

De heer Irrgang heeft gevraagd naar de naleving van de OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven in het buitenland. De heer Irrgang refereerde al aan China, vanuit zijn voortreffelijke afstemming met de heer Van Bommel naar aanleiding van het algemeen overleg dat wij gisteren over China hadden, waarbij maatschappelijk verantwoord ondernemen stevig is besproken. Tijdens dat overleg is gevraagd hoe wij toezien op wat bedrijven in China doen. Ik heb de heer Van Bommel toen geantwoord dat wij deze discussie zullen voortzetten bij de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken, maar ik kan alvast zeggen dat wij toewerken naar een stevigere monitoring op de activiteiten van bedrijven in het buitenland. Te denken valt aan de mededeling van de Europese Commissie van oktober jongstleden over een hernieuwde EU-strategie voor maatschappelijk verantwoord ondernemen; dat is wellicht deels een antwoord op de vraag van mevrouw Van Tongeren over de Europese inzet. Verder komt het kabinet met een actieplan in reactie op de SER-evaluatie van het internationale mvo-initiatief. Het kabinet steunt bovendien de uitnodiging van de commissie aan grote bedrijven om zich voor medio 2014 te committeren aan de internationale beginselen en richtlijnen van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarmee komen wij dicht bij de zaken waarop deze commissie zich richt. Ik zeg erbij dat ik zit te piekeren over overheidscontrole op een bedrijf dat ver weg activiteiten ontplooit. Ik zeg collega Bleker na dat wij geen corporate responsibility police moeten krijgen. Dat zou geen goede weg zijn. Wij steunen dus wel het actieplan en wij roepen bedrijven op om zich voor medio 2014 te committeren. Daarmee zetten wij stappen in de goede richting.

Ik kom bij het volgende onderwerp, Shell en de Nigeriaanse overheid. Ik heb niets toe te voegen aan de woorden die collega Bleker over Shell heeft gesproken, behalve dat wij veel overleg met Shell hebben over allerlei zaken. Als dat het geval is, komen maatschappelijk verantwoordelijk ondernemen in het algemeen en de specifieke ellende die in de Nigerdelta is veroorzaakt, stelselmatig aan de orde. Wij lopen hier zeker niet voor weg in de overigens voortreffelijke contacten met Shell.

Tijdens het vorige overleg in april hebben wij het nog gehad over wat het betekent als het kabinet de Kamer meedeelt dat wij deze zaak aan de orde stellen in de contacten met de Nigeriaanse overheid. Wij doen dat dus ook. Er is mij toen gevraagd of er druk werd uitgeoefend op de Nigeriaanse overheid en ik heb toen al geantwoord dat wij in het diplomatieke taalgebruik, dat ik ook heb moeten leren, dan praten over het opbrengen van deze zaak. Soms raak ik in verwarring als ik in een nota lees dat ik diplomaten moet opbrengen, want daar heb ik dan een andere associatie bij, maar als ik een zaak moet opbrengen, betekent dit dat ik die zaak simpelweg in klare taal aan de orde stel. Wij doen dit dus ook, vanuit Den Haag en vanuit onze ambassade in Nigeria.

Ik voeg hier nog enkele concrete punten aan toe. De Nederlandse overheid heeft Nigeria aangeboden om onze deskundigheid van het Staatstoezicht op de Mijnen in te brengen. Verder is de Nederlandse ambassade stelselmatig actief op dit punt. Ik kan mevrouw Smeets melden dat het de bedoeling was om de rondetafelbijeenkomst over maatschappelijk verantwoord ondernemen, met ngo's, overheid, Shell en andere stakeholders, te houden op 3 september jongstleden. Vanwege de aanslag op het VN-kantoor in Abuja is het overleg uitgesteld tot begin 2012.

Tot slot merk ik hierover nog op dat wij te maken hebben met artikel 8 van het Verdrag van Cotonou. Dit verdrag regelt afspraken tussen de EU en de ACP (African, Caribbean and Pacific Group of States). Artikel 8 regelt de basisafspraken over onder andere mensenrechten, democratische beginselen en de rechtsstaat en voorziet in een politieke dialoog om die zaken vanuit de EU bij al deze landen aan de orde te stellen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De minister heeft gezegd dat de Nederlandse bedrijven een uitstekende reputatie hebben. Ik geloof onmiddellijk dat dit geldt voor de kwartaalcijfers, maar vraag eens hoe uitstekend die reputatie is aan de kinderen die op vuilnisbelten Philipsspullen uit elkaar halen, aan de Ogoni of aan de vrouwen uit het voorbeeld van staatssecretaris Bleker die in de weverijen werken. Er wordt gezegd dat wij maximale druk uitoefenen, maar laat de minister gewoon zeggen: ik kan niet zo veel, ik vertegenwoordig slechts de Nederlandse regering en wij kunnen niet heel veel meer dan het zo nu en dan eens vriendelijk vragen aan Shell of in Europees verband agenderen. Waar bestaat de maximale druk op Shell nu uit? De vorige keer is gezegd dat dit vertrouwelijk, achter de schermen besproken wordt, maar er moet toch veel meer worden gedaan? Is er voor Nederland geen ondergrens? Zeggen wij nooit dat iets absoluut niet kan? Er worden militairen omgekocht en gerechtelijke uitspraken worden niet nagekomen; de heer Irrgang heeft dergelijke dingen ook al opgemerkt zojuist.

Minister Rosenthal: Mevrouw Van Tongeren verbreedt de problematiek met enkele voorbeelden enigszins tot maatschappelijk verantwoord ondernemen in het algemeen. Als wij het over die bredere problematiek hebben, hebben wij het over de grote buitenwereld. Mijn ervaring hiermee is dat wij er vooral voor moeten zorgen dat wij samen met andere landen optrekken als wij doeltreffend willen zijn, want Nederland is in het algemeen een kleine speler in de wereld, zoals mevrouw Van Tongeren ook opmerkte. Laat ik een voorbeeld noemen. Nederland kan in China wel hoog van de toren blazen, maar intussen ziet China ons slechts als een kleine speler, een klein onderdeeltje van Europa. Daarom moeten wij dus goed nadenken over de manier waarop wij daar zaken aankaarten. Ik ben in dat opzicht totaal niet vooringenomen, maar kijk gewoon naar de doeltreffendheid. Het is heel duidelijk dat de doeltreffendheid op het gebied van mvo, overigens net als bij mensenrechten, voor ons gelegen is in samen optrekken met andere Europese landen. Als wij dat niet doen, kunnen wij wel prachtige dingen doen en vervolgens tevreden achteroverleunen, maar dat verbetert de zaken totaal niet. Integendeel, het verslechtert ze.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Mijn vraag ging niet over China, maar over Nederlandse bedrijven. Wanneer heeft de helft van de Nederlandse bedrijven – dan vraag ik niet eens veel – zijn ketentransparantie op orde? Wanneer voldoet de helft aan de internationale afspraken waaronder de Nederlandse regering haar handtekening heeft gezet?

Minister Rosenthal: Ik moet hier toch meer in het algemeen op antwoorden. Bij mijn weten wordt Nederland beschouwd als frontrunner op het gebied van maatschappelijk ondernemen in de wereld, dat is gewoon zo. Dat ligt niet alleen aan het feit dat wij met onze grote bedrijven helemaal bovenin de top tien van de Dow Jones Sustainability Index gloriëren; dit geldt veel breder. Er worden op dit vlak grote inspanningen geleverd binnen het Nederlandse bedrijfsleven. Ik ben daar heel gelukkig mee. Als mevrouw Van Tongeren daarover anders denkt, is dat haar goed recht, maar dan verschillen wij op dat punt van mening, van interpretatie, van taxatie.

De voorzitter: Dank u. De heer Koppejan heeft ook een vraag.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik krijg geen antwoord op mijn vraag, voorzitter.

De voorzitter: De minister gaat over zijn antwoord en u gaat over uw vragen. Het woord is aan de heer Koppejan.

De heer Koppejan (CDA): Ik ben het met de minister eens dat wij bij voorkeur met andere Europese landen moeten optrekken. Welke concrete initiatieven heeft de minister in het geval van Shell en Nigeria genomen om samen met Engeland, Frankrijk en Italië – alle drie landen met oliemaatschappijen die onderdeel uitmaken van de dochteronderneming waarin Shell participeert – of meer in het algemeen in Europees verband te opereren tegenover Nigeria?

Minister Rosenthal: Ik antwoord met de feiten: wel met het Verenigd Koninkrijk, niet met Frankrijk. In dezen spelen allerlei zaken een rol; ik denk dat ik die niet verder hoef te duiden. Wij zijn hier op Europees vlak volop mee bezig, onder meer door implementatie van de Commissiemededeling. Nederland heeft daar volop steun aan gegeven.

De heer Irrgang (SP): Ik verslikte mij ook bijna toen de minister sprak over de uitstekende reputatie van Nederland op het gebied van mvo. Als je ziet wat er in Nigeria gebeurt, is een uitstekende reputatie niet het eerste wat in mij opkomt. Laat ik de vraag omkeren. Als de minister de gevolgen van het handelen van Shell ziet voor de mensen in Nigeria, schaamt hij zich dan niet bijna? Ik doe dat namelijk wel. Ik denk dat de situatie omgekeerd is: het gedrag van Shell in Nigeria is een bedreiging voor de reputatie van Nederland in de wereld. Maakt de minister zich daar zorgen over? Volgens mij zou hij dat wel moeten doen.

Minister Rosenthal: Ik treed nu bijna in een herhaling van de gedachtewisseling die de heer Irrgang eerder met collega Bleker heeft gehad. Wat in Nigeria is gebeurd, is natuurlijk buitengewoon te betreuren. Het is duidelijk dat zich daar verschrikkelijke dingen hebben voorgedaan. Ook is duidelijk dat een groot aantal oorzaken tot deze ramp heeft geleid; in dat opzicht houd ik staande wat wij in onze brief aan de Kamer hebben gemeld. Dat wordt ook expliciet vermeld in het UNEP-rapport; de Kamer mag dat evenmin verdonkeremanen. In dat rapport worden al die verschillende factoren genoemd. Deze kunnen zeker niet alleen op het bordje van Shell worden gelegd en evenmin alleen op het bordje van de overheid of een andere speler. Heel veel zaken hebben hier een rol gespeeld. De positie van de Nigeriaanse autoriteiten heeft alles te maken met het Nigeriaanse staatsbestel en het Nigeriaanse maatschappelijk bestel. Het lijkt mij niet juist om uitsluitend met de vinger te wijzen naar een van de velen die hierbij betrokken zijn geweest. Zo kijk ik ertegenaan.

De heer Irrgang (SP): Ik heb niet gezegd dat de situatie uitsluitend aan Shell te wijten is. Ik vind het jammer dat de minister dat nu suggereert. Ik ben mijn eerste termijn begonnen met ook op de verantwoordelijkheid van de Nigeriaanse autoriteiten te wijzen. Die wordt inderdaad ook vermeld in het UNEP-rapport. Ik vraag de minister wat hij ervan vindt dat een Nederlands bedrijf met een dochter in Nigeria hiervoor mede verantwoordelijk is. Is dat geen bedreiging voor de Nederlandse reputatie in het buitenland? Zou een strengere houding van de Nederlandse regering tegenover dat Nederlandse bedrijf langzamerhand niet op zijn plaats zijn, na vele decennia?

Minister Rosenthal: Ik denk dat het goed is om bij dergelijke zaken vooral vooruit te kijken en te proberen om de zaken in Nigeria zo snel mogelijk in goede banen te leiden. Daar streeft de Nederlandse overheid naar en wij benadrukken dit in onze communicatie over deze onderwerpen met Shell en met de Nigeriaanse overheid. Wij moeten ervoor zorgen dat deze dingen zich niet meer voordoen. Die koers moeten wij inzetten. Die houding past in het bredere kader van het onderwerp van dit algemeen overleg, maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarvan de Nederlandse regering een groot voorstander is.

Mevrouw Smeets (PvdA): Ik vind het zeer teleurstellend dat de minister niet ingaat op het UNEP-rapport. De minister zegt «zo snel mogelijk», maar dat is veel te algemeen. Ik heb in mijn spreektermijn aangegeven dat er een fonds moet worden gevuld en dat het stappenplan helder moet worden. In de videoconferentie hebben wij gevraagd hoelang het duurt voordat daadwerkelijk kan worden begonnen. Er zou binnen twaalf maanden een start gemaakt kunnen zijn. De teleurstelling is enorm als het kabinet niet wil ingaan op het UNEP-rapport en op de acties die Shell kan ondernemen als multinational met de power om in een heel moeilijke situatie, die iedereen aan deze tafel onderkent, toch stappen te zetten. Ik zie vanuit het kabinet nog geen enkele poging om dat aan de Kamer duidelijk te maken.

De voorzitter: En ik hoor nog geen vraag.

Mevrouw Smeets (PvdA): Het UNEP-rapport geeft aan wat er moet gebeuren. Ik heb daar in mijn eerste termijn naar gevraagd, maar ik heb er geen antwoord op gekregen.

Minister Rosenthal: Er worden wel degelijk concrete stappen gezet in vervolg op het UNEP-rapport. Los van het feit dat het UNEP-onderzoek onder meer is gefinancierd door SPDC en de andere partijen in de joint venture, wijs ik erop dat de aanbevelingen van het UNEP-rapport zijn omarmd en dat is begonnen met de uitvoering ervan. Er wordt gewerkt aan de volgende punten: saneringsmethode, afscherming van in onbruik geraakte oliebronnen en invoering van verificatie door derden ter bevordering van de transparantie over oorzaken en omvang van olielekkages. Dat zijn concrete stappen die gezet worden. Daaruit blijkt dat het UNEP-rapport voor de betrokkenen niet alleen geduldig papier is, maar ook een appel om in actie te komen.

Ik kom bij het derde blok, de rechtsbijstand. De heer Verhoeven wil meer en de heer De Mos wil minder. De wensen van de Kamer gaan dus verschillende kanten op. Voor het kabinet staan de verbetering van de kwaliteit van de rechtsstaat en de borging van toegang tot het recht van buitenlandse gedupeerden in hun thuisland voorop. Er moet een betere, structurele toegang tot het recht zijn. De motie-Voordewind verzocht de regering mogelijkheden te bezien voor een rechtsbijstandsfonds. Hiernaar is verkennend onderzoek verricht. Reguliere gesubsidieerde rechtsbijstand voor procedures tegen dochters van Nederlandse moederbedrijven is in Nederland mogelijk via de Raad voor Rechtsbijstand. In casu gaat het over een rechtszaak van Milieudefensie tegen Shell. Verder ziet het kabinet geen aanleiding tot alternatieven. Derden, zoals maatschappelijke organisaties, kunnen het initiatief nemen voor een particuliere fondsvorming. Verder steunt Nederland activiteiten in de richting van capaciteitsontwikkeling en werken wij via strategische partnerschappen met internationale organisaties, zoals de International Development Law Organization. Wij doen kleine dingen vanuit het Mensenrechtenfonds, maar wij zijn niet aan grote dingen toe omdat wij het Mensenrechtenfonds ook voor andere cruciale punten moeten gebruiken.

Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd wat wij kunnen leren van de ontwikkelingen in de Arabische regio. Het is in het belang van landen dat zij op een ordentelijke manier omgaan met hun bevolking, ondernemen, bedrijvigheid en wat dies meer zij. Uiteindelijk voert dat weer terug naar de drie ijkpunten die wij hanteren in onze strategie tegenover bijvoorbeeld de Arabische regio, maar ook andere delen van de wereld. Wij doen dit niet alleen, dit gebeurt ook op Europees niveau. Als wij financiële steun geven, hanteren wij op dit gebied het principe van «more for more and less for less», de zogeheten conditionaliteit. Die is gebaseerd op de drie volgende ijkpunten. Ten eerste moeten landen heel sterk inzetten op economisch ordentelijke structuren en processen. Dat vergt in veel van deze landen economische hervorming, daarvan zijn de landen zelf ook overtuigd. Daarmee is het tweede ijkpunt verbonden: democratisering. Het derde ijkpunt is «deep democracy», rechtsstatelijke ontwikkeling en het opkrikken van het respect voor de mensenrechten, niet in de laatste plaats ten aanzien van VN-resolutie 1325 over de rechten van vrouwen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Ik heb een vraag over de uitvoering van de motie-Voordewind. De minister schetst een aantal opties die er nu al zijn en zegt dat hij de mogelijkheden bekeken heeft, maar tot de conclusie komt dat er verder niets kan. Omwille van de tijd zal ik hier geen heel debat over gaan voeren, maar wel verzoek ik de minister om de onderzochte mogelijkheden op schrift te stellen en daarbij aan te geven waarom ze volgens het kabinet niet konden. Dan kan de Kamer hier nog eens rustig naar kijken.

Minister Rosenthal: Ik ben bereid om daarop terug te komen. Ik neem aan dat er dan niet veel meer zal worden bericht dan ik zojuist heb gedaan, maar wil wel aan dit verzoek voldoen. Ik zal mij hierover moeten verstaan met collega Bleker en mijn collega van Veiligheid en Justitie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Naar mijn weten spreekt het kabinet altijd met één mond, dus ik vertrouw er compleet op dat alles netjes afgestemd wordt. De minister zegt dat wij vermoedelijk niet veel meer te horen krijgen dan nu, maar hij heeft gezegd dat hij verschillende mogelijkheden heeft onderzocht. Ik zou graag weten welke mogelijkheden dat zijn.

Minister Rosenthal: Dat krijgt de Kamer op schrift.

De voorzitter: Dank u. Ik begrijp dat er behoefte is aan een tweede termijn. Wij hebben maar weinig tijd meer, dus ik geef iedereen 30 seconden spreektijd. Ik zal een beetje ruim meten.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Zelfs met die ruime 30 seconden doe ik geen recht aan het onderwerp Shell en Nigeria. Ik vind daarom dat wij hier later verder over moeten praten. Een bedrijf als Shell zal niet weg kunnen komen met wat daar nu gebeurt en met het feit dat dit al zo lang heeft kunnen voortduren.

Ik heb gemerkt dat er misschien enige ruimte bij de bewindslieden zit op het gebied van de topsectoren en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Staatssecretaris Bleker heeft gezegd dat mijn idee hierover niet wordt omarmd, maar ook niet verworpen. Is hij bereid om nog eens met zijn collega op het departement te overleggen over de mogelijkheden die er wellicht toch zijn? Misschien kunnen wij elkaar op dit vlak toch vinden.

Ik heb de minister van Buitenlandse Zaken horen zeggen dat hij vooralsnog niet over een mvo-politie piekert. Zelfs op dit punt lijkt dus enige ruimte te zijn. Ook daar komen wij op een later moment op terug.

Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de minister en de staatssecretaris voor hun beantwoording. De staatssecretaris heeft een belangrijk punt laten liggen. Ik heb gevraagd naar een integrale stand-van-zakenbrief over mvo, zodat wij hierover periodiek van gedachten kunnen wisselen.

Ik heb ook gevraagd naar het bezoek van de staatssecretaris aan de SER-commissie Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Daar heb ik geen antwoord op gekregen.

Ik ben blij met de toezegging om terug te koppelen in hoeverre er bij banken meer transparantie kan zijn over het investeringsbeleid.

Het is mooi dat MVO Nederland kan rekenen op warme woorden van kabinetszijde, ondanks de kwade woorden van VVD en PVV hieromtrent.

Tot slot Shell. De minister doet het voorkomen alsof het UNEP-rapport al wordt uitgevoerd, maar dat is niet zo. Het wordt niet structureel uitgevoerd. Shell geeft weliswaar aan met diverse dingen bezig te zijn, maar doet niets structureels, terwijl ik heb gevraagd om een structurele aanpak naar aanleiding van de bevindingen uit het rapport. Dat hebben de onderzoekers overigens ook gezegd in de videoconferentie. De minister lijkt op dit punt niet voldoende geïnformeerd te zijn. Graag een reactie.

Mevrouw Schaart (VVD): Voorzitter. Ik bedank beide bewindspersonen voor hun antwoorden in eerste termijn.

De staatssecretaris heeft gezegd dat hij verder gaat praten met MVO Nederland over ondernemingsraden, terwijl ik zijn brief ontzettend helder vond; daarin stond dat er absoluut geen extra wet- en regelgeving moet komen. Graag wil ik hierover een toezegging. Verder heb ik aan de staatssecretaris een vraag over het mkb. Ik kreeg de indruk dat het de kant opging dat het wenselijk is om ondernemers op te leggen om iets aan sociale jaarverslagen of wat dan ook te doen. Ook dat wil ik graag uit de wereld helpen, want mijn tandarts of schoenmaker mag straks toch niet verplicht worden om jaarlijks met sociale jaarverslagen te komen. Dat lijkt me niet wenselijk.

De minister heeft twee vragen nog niet beantwoord. Allereerst heb ik een vraag gesteld over grondstoffen en ons grondstoffenbeleid in relatie tot China. Ten tweede het ik een vraag gesteld over het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI). Is het niet beter om het «project by project»-principe te vervangen door het «country by country»-principe en om dit ook uit te breiden naar de G20?

Ik begrijp overigens uit de gebaren dat ik deze vraag eigenlijk aan de staatssecretaris had moeten stellen; mijn excuses.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Is de regering bereid overheidssteun aan Shell te stoppen totdat Shell in ieder geval de Nigeriaanse gerechtelijke uitspraken, die juridisch bindend tot stand zijn gekomen, uit gaat voeren? Is de regering bereid om te werken aan duurzaamheidscriteria voor kolen, olie, gas en uranium? Dan krijg je een gelijk speelveld. Is de regering bereid om het «nee, tenzij» dat voor overheidssteun geldt, gewoon te veranderen in «nee, totdat»? In de klas is het helder dat je de goeden moet belonen. Kijk maar eens hoe snel het op orde zal zijn als we er «nee, totdat» van maken! Daar weet collega De Mos alles van.

Er gaat minder geld naar MVO Nederland. De minister en de staatssecretaris waren beiden vrij jubelend over de benodigde stappen. Hoe kan de Kamer op de hoogte blijven dat die daadwerkelijk genomen worden? Nu er minder geld die kant op gaat, willen wij minimaal weten of dat niet achteruitholt, want dat zit er wel dik in.

De heer De Mos (PVV): Ik wilde mijn tweede termijn beginnen met de woorden «Me ma o aha», oftewel goedemiddag in het Ghanees, omdat ik de ambassadeur van Ghana tijdens de eerste helft zag zitten, maar kennelijk houdt zij niet zo van klaverjassen, want zij is verdwenen. Is dat omdat zij het allemaal wel gelooft? De minister zei zojuist dat er contacten zijn met de Nigeriaanse overheid. Houdt dat in dat de Nigeriaanse ambassade ook al eens bezocht is? Houdt dat in dat er met de ambassadeur indringend gesproken is over de situatie in de Nigerdelta? Ik schrok van de term «diplomatiek taalgebruik». Sabotage en oliediefstal zijn in de Nigerdelta aan de orde van de dag. Dan mag er best eens met de diplomatieke vuist op tafel worden geslagen met de vraag wat men gaat doen om het probleem van veiligheid op te lossen, zodat wij de boel eindelijk eens kunnen gaan schoonmaken.

Jammer dat de staatssecretaris nog niet wil stoppen met de mvo-subsidie. Ik krijg daar duurzame hoofdpijn van. Zelf is MVO Nederland niet zo duurzaam als de subsidiekraan dichtgaat. O nee, een letterlijk citaat van MVO Nederland zelf luidt: «MVO Nederland zal zonder additionele financiering van het Rijk haar taken op het gebied van kennis en bewustwording niet zomaar kunnen voortzetten». Kortom, wie doet daar het licht uit?

Dan nog een bericht voor Alex, een van de vaste kijkers thuis. Hij mailt mij dat ik hoognodig moet praten met MVO Nederland en Amnesty International. Aan hem zeg ik: voor iedereen staat bij mij een Haags bakkie klaar.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. Ten eerste zal ik mijn aangehouden motie wijzigen en indienen. Wellicht is het ook goed om er een VAO bij aan te vragen. De motie kan gewoon ingediend worden, maar omdat zij zodanig gewijzigd wordt, wil ik graag wel de reactie van de staatssecretaris erop horen.

Ik bedank de bewindslieden voor hun beantwoording. De antwoorden op de vragen over Turkije en de hazelnoten zie ik tegemoet. Kan de minister van Buitenlandse Zaken aangeven welke rol hij op zich neemt in het geval van Turkije? Wat doet de Turkse overheid aan het bestaan van kinderarbeid?

Mijn vraag over het dumpen van afval en de rol die dat krijgt in het IDH-programma, is nog niet beantwoord. Daar zijn problemen mee, onder andere in Ghana. De heer De Mos had het overigens over Ghana, maar volgens mij bedoelde hij Nigeria. En maakt de Human Rights Audit ook al onderdeel uit van het IDH-programma voor elektronica?

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ook ik bedank de minister en de staatssecretaris voor hun uitgebreide beantwoording. Er zijn nog een paar dingen blijven liggen. Ik krijg graag antwoord op de vraag of de staatssecretaris zich ook in Europees verband wil inzetten om de nationale rapportages van exportkredietverzekeraars openbaar te maken. Verder hoor ik graag welke impuls de staatssecretaris gaat geven aan het werk van professor Ruggie. Hoe gaat hij wat hij in zijn brief heeft opgemerkt, echt inhoud geven? Hij mag deze vraag eventueel ook per brief beantwoorden. Overigens heeft mijn collega van GroenLinks hier ook naar gevraagd.

Kan de staatssecretaris ingaan op de vraag of hij wil meewerken aan een pilotaudit in Colombia in het kader van de steenkooldialoog?

Tot slot Shell en Nigeria. Is de minister het met mij eens dat er wel alvast een reservering mag worden gevraagd van Shell voor een milieuherstelfonds, conform UNEP-rapport? Dan kan zo'n fonds snel worden toegepast, zodra er duidelijke afspraken over de randvoorwaarden zijn gemaakt met de Nigeriaanse overheid. Vindt de minister met mij dat dit wel van Shell mag worden gevraagd? Daarna kan de minister met zijn Europese collega's aan de slag gaan met de Nigeriaanse overheid om tot de juiste randvoorwaarden te komen. Daarna kan de situatie daar structureel worden hersteld.

De voorzitter: Ik bedank de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Ik deel alvast mee dat de heer Irrgang een VAO heeft aangevraagd. Mevrouw Schouten kan haar motie daarin betrekken.

De minister zal nu als eerste antwoorden.

Minister Rosenthal: Voorzitter. Ik zal dat in kort bestek doen. Ik bedank de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Ik loop de vragen langs.

Mevrouw Smeets vraagt zich af of ik voldoende geïnformeerd ben over de uitvoering van het UNEP-rapport. Ik meen voldoende geïnformeerd te zijn. Het probleem dat ik met de vraagstelling van mevrouw Smeets had, was dat deze suggereerde dat er niks gebeurd is sinds 4 augustus. Dat is echter niet het geval, er is wel iets gebeurd. De heer De Mos sprak over sabotage en oliediefstal. Ik voeg daar de armoede, de corruptie, de rechtsonzekerheid, de onveiligheid in het gebied enzovoorts aan toe. Samen geven deze factoren aan in welke complexe context deze zaak zich afspeelt. Ik voeg eraan toe dat het te veel gevraagd is om te verwachten dat Nederland al deze zaken maar even moet oplossen.

Mevrouw Schaart heeft een vraag gesteld over grondstoffen. Ik verwijs naar de grondstoffennotitie van collega Verhagen en mij. Daarin wordt een aantal van dergelijke zaken aan de orde gesteld. Gisteren hebben wij het in het algemeen overleg over China nadrukkelijk gehad over het grote probleem van de zogeheten «land grabbing». Collega Knapen zal zich hierover binnenkort met betrokkenen in Azië verstaan.

Mevrouw Schouten heeft mij een vraag over Turkije gesteld. Onze ambassade aldaar is zeer actief bezig met de problemen rondom de hazelnootproductie. Vanuit het Mensenrechtenfonds zijn middelen ter beschikking gesteld voor onderzoek hiernaar. Verder liggen er Kamervragen die ik nog samen met collega Bleker zal beantwoorden.

De vraag van de heer Koppejan zal door staatssecretaris Bleker worden beantwoord.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Dank.

Ik wacht de aangepaste motie-Schouten af. Ik heb de indruk dat de aanpassingen ertoe leiden dat wij dichter bij elkaar komen te staan. Wij zullen bekijken hoe dat verder uitpakt.

Mevrouw Schaart wil geen extra wet- en regelgeving voor de betrokkenheid van ondernemingsraden. Dat willen wij ook niet. Wij moeten bekijken hoe wij ondernemingsraden kunnen stimuleren om actiever gebruik te maken van de bestaande mogelijkheden.

Er komt geen verplicht mvo-jaarverslag voor het mkb. De schoenmaker en de tandarts van mevrouw Schaart hoeven geen mvo-jaarverslag te maken, tenzij zij haar schoenen laat maken en tanden laat repareren bij een multinational of een groot bedrijf dat internationaal opereert.

Mevrouw Van Tongeren heeft gesproken over overheidssteun. Zij wil dat wij «nee, tenzij» veranderen in «nee, totdat». Mijn antwoord luidt nee. «Nee, tenzij», dat is het wat ons betreft.

Mevrouw Smeets wil dat wij periodiek rapporteren over de voortgang van mvo en imvo. Wij zullen dat minstens twee keer per jaar doen.

De heer Irrgang heeft gevraagd naar mvo en topsectoren. Minister Verhagen was nog veel genuanceerder dan ik dacht. Ik heb gezegd dat hij het idee hierover niet heeft omarmd of afgewezen. Hij heeft gezegd dat hij er rekening mee gaat houden. Dat zit er precies tussenin.

De heer Koppejan (CDA): Op dit punt is een motie aangenomen. Daarin is helder gecommuniceerd. Ik ga ervan uit dat het kabinet de moties die door de Kamer zijn aangenomen, gewoon uitvoert.

Staatssecretaris Bleker: Ik neem aan dat in de motie staat dat hier actief rekening mee moet worden gehouden.

De heer Irrgang (SP): Ik ben slechts een eenvoudige vervanger en ik heb de motie niet precies in mijn hoofd, maar wat bedoelt de staatssecretaris met «rekening houden met»? Wat gaat er gebeuren met de topsectoren en mvo?

Staatssecretaris Bleker: Er is aan de teams gevraagd om bij de projecten en programmering ook rekening te houden met aspecten van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik heb de motie niet geheel paraat, maar in elk geval was zij ingediend door het CDA en de PvdA en heeft de minister aangegeven dat wij die gaan uitvoeren.

De voorzitter: Die toezegging is bij dezen herhaald. De staatssecretaris vervolgt zijn beantwoording.

Staatssecretaris Bleker: De heer Koppejan heeft mij gevraagd of ik bereid ben om mee te werken aan een pilotaudit in het kader van de steenkooldialoog in Colombia. Het antwoord is ja.

De heer Koppejan heeft ook gevraagd naar de exportkredietverzekeringen. Ik kom daarop afzonderlijk terug.

De heer Koppejan heeft verder gevraagd of ik kan garanderen dat steenkool die in Nederland wordt ingevoerd, is gewonnen zonder kinderarbeid en dergelijke. Wij kunnen dat niet garanderen, maar ik ben wel bereid om de dialoog hierover aan te gaan en hierbij betrokken te zijn. De energiebedrijven nemen overigens actief deel aan de steenkooldialoog en doen mee met het initiatief Better Coal, wat wij ook ondersteunen.

De minister is al deels ingegaan op de vraag van mevrouw Smeets over de sanering en de betrokkenheid van SPDC. Dit bedrijf moet wat ons betreft substantieel bijdragen aan het fonds. Dat is duidelijk. Het bedrijf heeft ook aangegeven bereid te zijn om aan zo'n fonds bij te dragen. De heer Benschop heeft aangegeven dat het geld op dit moment niet het probleem lijkt te zijn, maar de toegankelijkheid en de veiligheid in het gebied. Voor ons is duidelijk dat het bedrijf moet bijdragen. Kennelijk bestaat de bereidheid om dat daadwerkelijk te doen.

Nederland zal zich in bi- en multilateraal verband actief inzetten voor verdere verspreiding en implementatie van het Ruggie-raamwerk. Wij zullen dat op verschillende plekken doen. Wij zullen het Nederlandse bedrijfsleven ondersteunen bij de toepassing hiervan. Daartoe organiseren wij op 12 december een bijeenkomst om toepassing onder het Nederlandse bedrijfsleven en de «due diligence»-aanpak te verspreiden.

Mevrouw Schouten heeft gevraagd naar IDH in de cacaosector en enkele andere sectoren. Wij zullen dit onder de aandacht brengen van de organen die de IDH-trajecten trekken met een positief advies.

De voorzitter: Ik bedank de minister en de staatssecretaris voor hun beantwoording. Er is een VAO aangevraagd met als eerste woordvoerder de heer Irrgang of wellicht mevrouw Gesthuizen; het is aan de SP-fractie om dat te bepalen. Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd.

  • De staatssecretaris zal de Kamer in het voorjaar van 2012 separaat informeren over het maatschappelijk verantwoord investeren door Nederlandse banken in het buitenland.

  • De staatssecretaris zal de Kamer nader informeren over de manier waarop hij bekendheid geeft aan de toezichtmechanismen van de OESO-richtlijnen.

  • De staatssecretaris zal de Kamer binnen enkele dagen de brief over duurzaamheid in relatie tot mededinging toesturen.

  • De staatssecretaris zal de Kamer een schriftelijke beantwoording nasturen over de vragen inzake arbeidsomstandigheden en certificering.

  • De minister zal de mogelijkheden inzake een rechtsbijstandsfonds aan de Kamer doen toekomen.

  • De staatssecretaris zal de Kamer minstens tweemaal per jaar informeren over maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Volledige agenda

1. Reactie op de tweede voortgangsrapportage van de SER-commissie Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

26 485-106 – Brief regering d.d. 27-04-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

2. Reactie op UNEP-rapport over olievervuiling in de Nigerdelta (Nigeria)

26 485-110 – Brief regering d.d. 14-09-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

3. Reactie op het verslag van het werkbezoek van een delegatie van de vaste commissie voor EZ aan India van 2-8 januari 2010

26 485-99 – Brief regering d.d. 01-07-2010

minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven

4. Reactie op de zelfevaluatie van het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen 2007–2010

26 485-101 – Brief regering d.d. 11-01-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

5. Evaluatie van de stichting MVO Nederland

26 485-102 – Brief regering d.d. 10-03-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

6. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen/Resultaten Transparantiebenchmark 2010

26 485-103 – Brief regering d.d. 10-03-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

7. Antwoorden op vragen van de commissie over MVO in West-Afrika

26 485-104 – Brief regering d.d. 23-03-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

8. Kabinetsreactie op het Castermans-rapport inzake de juridische verantwoordelijkheid van Nederlandse moederbedrijven voor schendingen van fundamentele rechten van hun buitenlandse dochters

26 485-105 – Brief regering d.d. 23-03-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

9. Reactie op verzoek commissie om een reactie op de resultaten van de steenkooldialoog

32 500-XIII-176 – Brief regering d.d. 17-03-2011

minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

10. Antwoorden op de openstaande vragen naar aanleiding van het algemeen overleg inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) van 27 april jl.

26 485-107 – Brief regering d.d. 12-05-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

11. Toekomst en financiering MVO Nederland 2012 t/m 2014 en de toekomstplannen en vervolgsubsidie in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen

26 485-111 – Brief regering d.d. 30-09-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

12. Maatschappelijk verantwoord ondernemen en ondernemingsraden (min ELI)

26 485-112 – Brief regering d.d. 10-11-2011

staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

13. Fiche: Mededeling over maatschappelijk verantwoord ondernemen (min ELI)

22 112-1256 – Brief regering d.d. 11-11-2011

staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen