Kamerstuk 25764-47

Verslag van een algemeen overleg

Reisdocumenten


Nr. 47 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 mei 2011

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 27 april 2011 overleg gevoerd met minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 14 februari 2011 over de implementatie van de EU-verordening betreffende de normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten (25 764, nr. 45);

  • de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 18 maart 2010 betreffende vingerafdrukken in Nederlandse reisdocumenten (25 764, nr. 42);

  • de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 27 april 2011 betreffende reisdocumenten (t.b.v. AO 27 april 2011) (25 764, nr. 64).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand woordelijk geredigeerd verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,

Dijksma

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Verburg

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,

Van der Leeden

Voorzitter: Dijksma

Griffier: Hendrickx

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Dijksma, Elissen, Hennis-Plasschaert, Heijnen, Knops, Ortega-Martijn, Peters, Van Raak en Schouw,

en minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik open de vergadering en heet de minister, de commissieleden en het publiek welkom.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Het is interessant om de debatten van 2008 en 2009 nog eens terug te lezen. D66 zei bij monde van de heer Pechtold destijds dat de partij zeker het nut van een centrale reisdocumentadministratie zag. CDA’er Knops zei dat hij niemand meer hoefde te vertellen over nut en noodzaak van een sluitend systeem van identiteitsbewijzen. De heer Heijnen van de PvdA meende dat het centrale register zou helpen bij het voorkomen van fraude en misbruik van reisdocumenten. De heer Van Beek van de VVD zei dat ook zijn partij de centrale administratie buitengewoon toejuichte. Dat was in 2009. Nu is het 2011. Er klinken heel andere geluiden. Daarom is het zo belangrijk dat bij de behandeling van een wet kritische geluiden voldoende worden gehoord, bijvoorbeeld van wetenschappers die waarschuwen voor mogelijke problemen. Die wetenschappers zijn door het ministerie systematisch buiten de deur gehouden. Het project was belangrijker dan de veiligheid van de burgers. Kent de minister het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR)? Wist de minister dat dit een soort sekte is binnen het ministerie? Wist hij dat het een gesloten vesting is, waar kritische wetenschappers worden geweerd en conclusies van onderzoek worden herschreven? Vorige week hadden we een hoorzitting met wetenschappers. Hun verhalen over het agentschap BPR waren ontluisterend. Mevrouw Hennis sprak van maffiapraktijken.

Hier zit een groep ambtenaren die vooral bezig is met het eigen prestige of de eigen carrière. Zij hebben geen oog voor het algemeen belang, voor een goed en veilig paspoort. De SP wil een onafhankelijk onderzoek naar dit agentschap, liefst door de Algemene Rekenkamer. Is de minister bereid, schoon schip te maken?

Wij hadden in 2009 veel vragen over deze wet. Is het centrale databestand noodzakelijk? Wat is het doel van dit bestand? Is het bestand veilig? Op zulke basale vragen kregen we toen geen antwoorden. Wij hebben daarom tegen gestemd.

Alle problemen die wij toen vermoedden bleken waar. Het is nog veel erger. Gemeenten noemen een foutmarge van 20%. Wetenschappers zeggen dat dit bij een reusachtig databestand met tien miljoen vingerafdrukken kan oplopen tot wel 80%. Wetenschappers vertelden dat het centrale databestand de beste manier voor criminelen is om een foute identiteit goed in het systeem te krijgen. Identiteitsfraude kan slachtoffers een levenlang achtervolgen.

De minister stuurde ons vandaag een brief. Die viel vies tegen. De minister wil nog steeds een centrale opslag van vingerafdrukken, ondanks alle bezwaren en ondanks het feit dat alle andere Europese landen het niet doen. De SP wil hierover een uitspraak van deze Kamer. Vorige week waren de geluiden erg kritisch, ook in de media. Het is nodig om deze hardleerse minister bij de les te houden. Positief is wel dat de minister een pas op de plaats wil maken en wil stoppen met het opslaan van vingerafdrukken in de decentrale bestanden. Wanneer krijgen wij een plan voor het ruimen van deze puinhoop? Gaat hij de decentrale opslag veilig maken of gaan we afzien van de ouderwetse en fraudegevoelige vingerafdrukken? Hoe gaat de minister de ambtelijke sekte van het agentschap BPR aanpakken en die mensen ter verantwoording roepen? Zij hebben ons mede in deze problemen gebracht.

Ook de Kamer moet eens goed nadenken over de manier waarop ze dit soort wetten aanneemt. Waarom hamsteren wij zoveel digitale informatie? Wat betekent dit voor mensen? Eerder heeft de Eerste Kamer de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) van tafel geveegd, die hier was aangenomen. Nu gooit, wat ons betreft, de Kamer deze centrale opslag van vingerafdrukken in de prullenbak. We moeten nagaan hoe het komt dat de Kamer zich zo voor het karretje heeft laten spannen van een groepje ambtenaren en lobbyisten en doof is gebleven voor wetenschappers en experts.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Voorzitter. Allereerst wil ik mijn dank uitspreken aan de minister voor zijn brief van vandaag. Zoals al aangegeven tijdens het algemeen overleg op 7 oktober 2010 was en is de VVD er zeer op gebrand de discussie over de opslag van vingerafdrukken nieuw leven in te blazen. Natuurlijk kunnen we elkaar met terugwerkende kracht vliegen afvangen, maar voortschrijdend inzicht valt ook te prijzen.

Voor de VVD is de Europese verordening 2252 (Verordening (EG) nr. 2252/2004) het uitgangspunt. Dat wil zeggen dat we bij voorkeur geen nationale koppen zien. Dat wil ook zeggen dat er met het oog op de stand van de techniek geen opslag van de vingerafdruk in een database plaatsvindt, of dat nu centraal of decentraal is. Zo is het ook weergegeven in de brief van de minister. Het is immers overduidelijk dat er nog grote vraagtekens zijn bij zowel de kwaliteit en integriteit van de vingerafdruk en de biometrische gegevens, als bij de betrouwbaarheid van het aanvraag- en uitgifteproces. In het verleden is te veel vertrouwen gesteld in de onderliggende techniek, in de biometrie en de grootschalige opslag daarvan, evenals de daaraan gekoppelde opsporingsfunctie.

Het uitgangspunt van de minister is terug naar de basis. De VVD steunt dit. Het realiseren van een betrouwbaar aanvraag- en uitgifteproces en ook het optimaliseren van de kwaliteit en integriteit van de genomen vingerafdrukken staat voorop. Dat laatste heeft onmiskenbaar een EU-dimensie. We hebben het hier niet over een typisch Nederlands probleem, want alle EU-lidstaten die aan deze verordening deelnemen kennen dit. De VVD is erg opgelucht dat de minister heeft besloten om het plan van een staatsdatabase met vingerafdrukken niet ten koste van alles te willen doordrukken. Dank daarvoor.

De heer Van Raak (SP): Ik vraag me af of we dezelfde brief hebben gelezen. In de brief staat dat de minister doorgaat. Hij maakt een pas op de plaats met een centraal databestand. De wetenschappers hebben vorige week gezegd dat de omvang van het bestand het grootste probleem is. Tien miljoen vingerafdrukken maken het fraudegevoelig. Is mevrouw Hennis het met de minister eens dat we gewoon voort moeten gaan met die centrale database?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Zo lees ik de brief absoluut niet. Er moet een onderscheid worden gemaakt in de vingerafdrukken en de overige gegevens. Er wordt gesproken over een pas op de plaats en teruggaan naar de basis. Dat is het op orde brengen van het aanvraag- en uitgifteproces, en ook het optimaliseren van de kwaliteit en integriteit van de biometrie. Daarbij wil ik benadrukken dat de VVD natuurlijk niet doof is voor de discussie over de toekomst. Niemand kan tegen een discussie zijn die gaat om onderzoek naar de randvoorwaarden, nut en noodzaak en uiteindelijk wellicht de specificaties voor een goed doordacht verificatiesysteem. Het uiteindelijke doel daarvan is het bestrijden van identiteitsfraude. Als daarvoor in de toekomst nieuwe technologie of nieuwe instrumenten voor handen zijn, moeten we daar niet op voorhand onze ogen voor sluiten.

Voor ons is het uitgangspunt de pas op de plaats, het teruggaan naar de basis. Dat betekent dat je eerst goed gaat zorgen voor het aanvraag- en uitgifteproces en de optimalisering van de kwaliteit.

De heer Van Raak (SP): Dan hoor ik een beetje de echo van 2008. Toen werd ook gezegd dat we naar een centrale database moesten. We wisten niet hoe het moest worden beveiligd en wat we er mee zouden doen, maar we moesten naar een centraal databestand. Dat hoor ik nu van de VVD weer. Dat valt me ontzettend tegen, omdat vorige week alle wetenschappers hebben verteld dat ze af willen van de centrale database en dat juist de omvang het probleem is.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): De experts hebben duidelijk aangegeven wat de risico’s zijn. Daar heb ik goed naar geluisterd. Daarom valt de beslissing van de minister om te zeggen dat we stoppen met de opslag en niet doorgaan met het bouwen van een centrale database te prijzen. We stoppen zelfs met de decentrale opslag. Daar kan de VVD zich in vinden. Daarbij ben ik niet doof voor discussies in de toekomst. Het is naïef om jezelf af te sluiten voor de ontwikkelingen in de rest van de wereld.

De heer Schouw (D66): Wie de brief leest kan niet anders concluderen dan dat er een pauze wordt ingelast. Van de VVD-fractie heb ik begrepen dat ze het principieel fout vindt dat alle Nederlanders worden aangemerkt als misdadig, door het opnemen van persoonlijke gegevens in een database. Heb ik dat principiële punt zo goed begrepen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik raad de heer Schouw aan het interview nog eens terug te luisteren. Ik heb inderdaad aangegeven dat er ook een principiële vraag een rol speelt, namelijk of het wenselijk is om op voorhand bijna zeventien miljoen Nederlanders als potentieel verdacht te bestempelen. Tegelijkertijd heb ik in datzelfde interview gezegd dat de stand van de techniek nu te grote risico’s met zich meebrengt. Dat is op dit moment nog belangrijker. De ontwikkeling van een digitale kluis met private keys is heel interessant. De burger kan daar bij gebaat zijn. Voor de lange termijn weten we niet welke conclusie we aan de pauze gaan verbinden. De tijd zal het leren. Ik ben heel blij dat we stoppen met de opslag.

De heer Schouw (D66): Als je dit als principieel punt probeert te maken, doen de stand van de techniek en hoe die vordert er eigenlijk niet meer toe. Het principe is dat je niet elke Nederlander als potentiële boef wilt aanmerken. Als de VVD dit principe loslaat en er meer pragmatisch in zit, vind ik dat ook goed, maar dat is een ander standpunt.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Dat principe hangt nauw samen met de beoogde opsporingsfunctie die gekoppeld was aan de centrale database. Als we na veel voorbereidend werk in de verre toekomst een discussie voeren over de randvoorwaarden en specificaties van een verificatiesysteem, weten we al dat daarmee de opsporingsfunctie vervalt. Het zal zo vorm worden gegeven dat er geen andere functies aan te koppelen zijn. Dat heeft te maken met de stand van de techniek. Dat principe laat ik geenszins los. Het gaat erom dat de centrale database in combinatie met de daaraan gekoppelde opsporingsfunctie het beeld creëerde dat we te maken hadden met bijna zeventien miljoen verdachten. Dat is een beeld dat de VVD niet steunt.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Pleit de VVD dan voor stoppen van opslag bij deze stand van de techniek? Pleit de VVD alleen voor een bepaalde vorm van opslag voor identificatiedoeleinden, maar nooit voor opsporingsdoeleinden?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): We hebben een prachtige politiedatabank: HAVANK. Die is bedoeld voor criminelen en veroordeelden. De VVD zal nooit het pad volgen dat alle Nederlanders op voorhand als verdacht worden bestempeld. Het oorspronkelijke doel van de Paspoortwet (Ppw) en de achterliggende Europese verordening is het bestrijden van identiteitsfraude door look-alikefraude. Door middel van verificatie kan dit verder vorm worden gegeven. Dat is het uitgangspunt voor nu en voor de toekomst.

Mevrouw Peters (GroenLinks): In de brief van de minister wordt een tijdelijke stop voorgesteld. De VVD bepleit een veel radicalere stop, namelijk geen enkele vorm van opslag bij deze stand van de techniek.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Dat is precies wat de minister voorstelt. Hij wil niet verdergaan met het schrijven van een programma van eisen voor een centrale database, omdat we eerst terug moeten naar de basis. We stoppen met de decentrale opslag omdat de foutmarges en de bijbehorende risico’s veel te groot zijn. Dat staat letterlijk in de brief.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Er staat: de minister stelt voor,gedurende een periode van opslag af te zien.

De heer Knops (CDA): De VVD heeft twee jaar geleden bij de behandeling van de Ppw in het geheel geen principieel punt gemaakt van het feit dat de data die centraal opgeslagen zouden worden, ook onder bepaalde voorwaarden gebruikt konden worden voor opsporing. Ik kan me voorstellen dat de VVD nu zegt dat het gezien de stand van de techniek goed is dat de minister deze brief schrijft, maar de minister schrijft niet dat hij hier ten principale in de toekomst van af ziet. Mevrouw Hennis zegt dat nu wel. Wat is er veranderd in de situatie anno 2011 vergeleken met twee jaar geleden, toen de VVD-fractie volmondig achter ook dat element van de nieuwe Ppw stond?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik spreek over toekomstige ontwikkelingen in technologie die ik ook niet van a tot z ken, maar waarin ik me de afgelopen jaren redelijk heb verdiept. Alles wijst erop dat de techniek die zich nu ontwikkelt en die toepasbaar is in de toekomst, heel goed gebruikt kan worden voor een eventuele centrale database ten behoeve van verificatie. Daarbij vervalt bijna automatisch de daaraan gekoppelde opsporingsfunctie, zoals die in het verleden is voorzien. Dat is toekomstmuziek. Laten we dit moment koesteren, met een minister die stopt met centrale en decentrale opslag.

De heer Knops (CDA): Ik ben blij dat mevrouw Hennis deze minister koestert. Dat doen wij ook. Ik constateer op basis van het antwoord dat het geen principieel nee is, maar een technisch gedreven nee.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Het is een technisch gedreven nee, maar er zit een principiële discussie achter.

In dat kader heb ik een vraag aan de minister. We stoppen met de decentrale opslag. Wat gebeurt er met de bijna zes miljoen opgeslagen vingerafdrukken? Wat mij betreft worden ze zo spoedig mogelijk vernietigd. Ik weet niet welke procedure daarvoor nodig is of dat we daar een wetswijziging voor nodig hebben, maar het lijkt me voor een neutrale uitgangspositie gewenst om op die wijze verder gaan. Graag een reactie van de minister op dit punt.

Ik heb benadrukt dat de VVD een discussie over de toekomst nooit uit de weg gaat. Wij zijn heel blij met de plannen van de minister om de nationale identiteitskaart uit de Ppw te halen. Dat zou echt goed nieuws zijn, omdat mensen daarmee hun keuzevrijheid terugkrijgen. De vraag is wanneer we dit gaan doen, hoe we dit gaan doen en hoeveel tijd er voor nodig is. Het teruggeven van de keuzevrijheid als het gaat om intra-EU-reizen is belangrijk, zeker op een gevoelig dossier als dit.

Nu we hebben erkend dat het gebruik van biometrie op zijn zachtst gezegd een complexe zaak is, is mijn vraag of het een idee is om in Nederland een biometrie-coördinator in het leven te roepen, net zoals het VK en Duitsland hebben gedaan. Dit is iemand die zich door de lagen en zuilen van de overheid kan bewegen met een goed netwerk en kennis van zaken op het gebied van biometrie, identiteitsfraude en identiteitsmanagement. Met het oog op de EU-dimensie moet dit iemand zijn die over Europese kennis, ervaring en contacten beschikt.

Het beeld dat tijdens de hoorzitting van afgelopen week werd geschetst over het agentschap BPR kan de toets van het betamelijke niet doorstaan. Ik zeg dit voorzichtig. Duidelijk werd dat tijdens het besluitvormingsproces knelpunten te simplistisch zijn voorgesteld danwel zijn verzwegen, terwijl een alomvattend beeld van de stand van zaken uiteraard van cruciaal belang is voor een goed verloop van het besluitvormingsproces. Onafhankelijke adviezen zouden door het agentschap zijn beschouwd als een verstoring van de werkzaamheden. Daar ben ik van geschrokken. Dat kan en mag nooit de bedoeling zijn. Ik wil de minister vragen om op korte termijn volledige openheid van zaken te geven als het gaat om de onafhankelijke informatievoorziening richting de Tweede Kamer.

Naar aanleiding van twee voorbeelden heb ik nog een andersoortige vraag. Een man, niet getrouwd maar wel tweeëntwintig jaar samen met dezelfde vrouw, heeft drie kinderen. Die kinderen dragen om welke reden ook de achternaam van zijn vrouw. Nu werd de vader laatst aangehouden op het vliegveld omdat men hem verdacht van kindersmokkel of in ieder geval het verschil in achternaam niet geheel vertrouwde. De gemeente kon wel een soort verklaring afgeven, maar vader is niet zeker van de juridische status daarvan in het buitenland. Hij vraagt zich af in hoeveel talen zo’n verklaring dan moet worden opgesteld. Het tweede voorbeeld betreft een vrouw die sinds zes jaar is gescheiden van haar man. Haar dochter heeft zijn achternaam en een eigen paspoort. Elke keer dat ze door de douane gaan wordt moeder verhoord. Onaangenaam. Nu heeft moeder geprobeerd dit te voorkomen door steeds een internationale geboorteakte mee te nemen. De vraag is waarom het niet mogelijk is om op het paspoort van het kind de namen van beide ouders te vermelden. Het is een vraag met een heel ander karakter, maar niet minder belangrijk. Graag hoor ik van de minister wat de mogelijkheden zijn.

De heer Heijnen (PvdA): Voorzitter. Het is een heuglijke dag. Minister Donner trekt de stekker uit de opslag van de vingerafdrukken, zowel bij gemeente als Rijk. Ik kan deze brief niet anders lezen. Gelet op de discussie met betrekking tot de voorwaarden waarop het ooit tot opslag zou kunnen komen en gelet op hetgeen in de achterliggende tijd is gebeurd, acht ik het niet mogelijk dat wij hier ooit nog zullen praten over een voorstel om die biometrische gegevens op te slaan. Dat brengt mij tot de vraag wanneer wij de aanpassingen van de Ppw van deze minister kunnen verwachten. Het is ook een feestdag, omdat burgers die principiële bezwaren hebben tegen het afgeven van hun vingerafdrukken in de nabije toekomst over een ID-kaart kunnen beschikken. Ze kunnen zich daarmee identificeren waar nodig, ook voor het reizen binnen de EU. Mijn vraag aan de minister is wanneer dit in werking treedt. Kan hij het traject schetsen?

Vorige week ben ik erg geschrokken van de kritiek op het agentschap BPR, niet in de bewoordingen en toonhoogte van mijn voorgangers, maar wel ernstig genoeg om de minister te vragen, een onafhankelijk onderzoek te laten plaatsvinden naar de totstandkoming van de nieuwe Ppw. Dit moet beginnen met minister Pechtold in de periode 1999 tot 2001, maar voor 11 september, toen in de jaren ’90 zoveel valse paspoorten in omloop waren. Het waren er in Nederland honderdduizenden, wat aanleiding is geweest te gaan werken aan de nieuwe Ppw. Achteraf stel ik vast dat we sindsdien in een proces zijn meegegaan, waarin kritische weerstand te weinig een plek heeft gekregen. Ik geef daarvan één voorbeeld. De heer Meesters, de voorzitter van de Nederlandse Vereniging Voor Burgerzaken (NVVB), heeft diverse malen aan het ministerie gevraagd om verificatie van de vingerafdrukken bij afgifte van het paspoort. Dat is geweigerd. Ik vraag me af of dit verzoek de staatssecretaris ooit heeft bereikt. Is het in de ambtelijke organisatie blijven steken? Waarom heeft de voorganger van de staatssecretaris de Kamer daar niet van op hoogte gesteld? Het is nogal ernstig. Het heeft ertoe geleid dat fundamentele vragen zijn gerezen over de betrouwbaarheid van het opslaan van biometrische gegevens en over nut en noodzaak van het afnemen. Zelfs al sla je ze niet op, het feit dat vingerafdrukken in een paspoort zitten kan in iedere willekeurige situatie dat ze niet passen bij de persoon die het draagt, tot een probleem leiden. Als de 21% waarvan vorige week sprake was, maatgevend is voor alle zes miljoen paspoorten met vingerafdrukken die al zijn afgegeven, is dat potentieel een probleem van meer dan 100 000 mensen. Ik hecht er sterk aan dat de minister de Kamer helderheid verschaft op dit specifieke punt, naast een algemene onafhankelijke terugblik op het gehele proces. Waarom is indertijd niet ingegaan op het aanbod om de verificatie te laten plaatsvinden, zoals gevraagd door gemeenten?

Dat brengt me op de kosten. Wat heeft deze grap de samenleving tot nu toe gekost? Ik herinner me uit het debat met de staatssecretaris dat de extra handelingen aan het loket niet tot hogere kosten voor het paspoort zouden leiden. Waar deze kosten wel werden gedragen is onhelder gebleven. Ik hecht eraan om precies te horen hoeveel het ons heeft gekost.

Ik sluit me van harte aan bij de vraag van mevrouw Hennis om alle bestaande decentrale opslag zo snel mogelijk te vernietigen. Het is onrechtvaardig dat ik niet met mijn vingerafdruk in een decentrale opslag kom als ik in augustus een nieuw paspoort ga aanvragen, terwijl wel het geval is als ik dat vandaag doe. De minister moet deze bestanden zo snel mogelijk vernietigen.

De bedoeling van deze maatregelen is het voorkomen van identiteitsfraude en van illegale paspoorten. We hebben daarvoor een negatief register. Als men twijfelt of als er een vermist of een gestolen paspoort is, wordt dat geregistreerd. Zo kan worden bepaald dat er geen nieuw paspoort wordt uitgegeven. Werkt dat nog? Is het geen reden om te bezien of we überhaupt naar iets nieuws toemoeten? Wellicht hebben we in voldoende mate het probleem van de identiteitsfraude bij de kop.

Hoe ver is de voorbereiding van de aanbesteding van de centrale opslag? Zijn er nu bedrijven teleurgesteld? Wat is de opstelling van de minister bij het Europees Hof? Ik neem aan dat de procedure, die door initiatiefnemers is aangespannen, nog loopt. Gaat de minister de huidige Ppw verdedigen? Denkt de minister dat er voor de lidstaat Nederland reden is om bij de Europese Unie aan te dringen op heroverweging van vingerafdrukken in het reisdocument? Wat betekent dit voor het traject van het nieuwe paspoort, waarmee de minister in 2011 naar de Kamer zou komen?

Minister Donner: Met de zaak bij het Europees Hof ben ik niet bekend.

De heer Heijnen (PvdA): Er is een procedure aangespannen door mensen die bezwaar hebben tegen de opslag van biometrische gegevens in het paspoort. Daar zal de Staat der Nederlanden vertegenwoordigd moeten worden, ik neem aan door de minister. Ik ben benieuwd naar de opstelling die hij zal kiezen, gelet op de discussie die we hebben.

De heer Van Raak (SP): Ik hoor hier een bekeerling. In 2008 en 2009 stond de heer Heijnen nog te juichen. Hij legt de schuld bij anderen, bij ambtenaren, bij de regering. Ik wil een vraag stellen over zijn eigen rol. We hebben toen een wet aangenomen, met 25 nadere regelingen. We hebben vragen gesteld over de beveiliging. Die werden niet goed beantwoord. We hebben vragen gesteld over het doel waarvoor het databestand ging dienen. Die werden niet beantwoord. Het hoefde niet van Europa. Hoe kijkt de heer Heijnen nu terug op de heer Heijnen van toen?

De heer Heijnen (PvdA): Ik herinner me dat de invoering van het afnemen van vingerafdrukken met succes een aantal maanden is uitgesteld. Ik herinner me dat we eindeloos hebben gediscussieerd over de vraag of we kinderen en ouderen konden uitzonderen van het afnemen van vingerafdrukken. Ik herinner me dat we op twee punten vragen hadden, die in nadere regelgeving beantwoord zouden moeten worden. Die vragen betroffen de waarborgen voor de betrouwbaarheid en de waarborgen voor de veiligheid, zodat anderen er geen misbruik van zouden kunnen maken.

De heer Van Raak (SP): Ik vind dat we als Kamer over dit onderwerp moeten discussiëren, want we hebben het allemaal laten gebeuren. Er zijn destijds veel vragen gesteld en problemen op tafel gekomen. Een deel daarvan is uitgekomen, of nog veel erger. Toen is de Kamer doof geweest voor kritiek en heeft zij de toenmalige staatssecretaris laten wegkomen met slechte antwoorden. We hebben toen een wet vol gaten gemaakt. Waarom hebben we dat laten gebeuren?

De heer Heijnen (PvdA): Ik ben begonnen met het schetsen van de achtergrond waartegenover wij positief stonden. Dat was de gedachte van een centrale opslag, een positief register, zodat identiteitsfraude en paspoortfraude kon worden voorkomen. Tegen die achtergrond hebben we de wet destijds behandeld. Daarbij zijn voorwaarden gesteld aan de uitwerking. We hebben toen «ja, mits» gezegd. Achterafgezien hadden we beter «nee, tenzij» kunnen zeggen.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Is het biometrisch paspoort een spannend jongensboek, een kostbaar drama of een echte Nederlandse film met een matig einde? Het kabinet stopt voorlopig met de opslag van vingerafdrukken, zo lees ik de brief. De minister knijpt na zes maanden studeren zachtjes in de rem van zijn herenfiets en stapt even beleefd af, maar we weten niet op welk moment hij weer opstapt. Ik lees in zijn brief dat een centrale administratie van reisdocumenten uitgangspunt blijft van het beleid. Ik vind dat weinig vertrouwenwekkend, na alles wat er zich heeft voltrokken. De D66-fractie trekt vandaag dan ook aan de noodrem. Het vanmiddag gepresenteerde besluit van de minister roept veel vragen op. Waarom schort de minister de opslag in de centrale databases alleen maar op? Uit de voorliggende rapporten blijkt dat nut en noodzaak van de databases onvoldoende is aangetoond en de beveiliging een heet hangijzer blijft. Overigens is het merkwaardig dat deze Kamer dat moet lezen uit twee voorstudies voor een rapportage van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Er is nooit door het departement onzekerheidsinformatie verstrekt, waaruit dit soort dingen bleek. Ik ben blij dat de WRR de voorstudies heeft gedaan, maar ik vind het opmerkelijk dat er nooit een ander geluid vanuit het departement is gekomen dan het geluid dat we verder moeten op de ingeslagen weg.

Als de kwaliteit van de opgeslagen vingerafdrukken onvoldoende is, moet de minister daar harde en duidelijke consequenties aan verbinden. Van hoeveel mensen zijn nu nog de vingerafdrukken opgeslagen? Wat gaat de minister doen met de vingerafdrukken die al zijn geregistreerd? Wanneer krijgen de gemeenten de terug-naar-startbrief van de minister? Ik neem aan dat dit gaat gebeuren. Daarin moet staan dat de decentrale databases moeten worden vernietigd. Welke werkinstructies krijgen de gemeenten vanaf morgen van de minister?

De minister ziet blijkbaar in de toekomst ruimte om alsnog tot een grote databank te komen. Hij zet het systeem even op pauze. Mijn fractie geeft de voorkeur aan een resetknop. Daarbij vragen wij de minister om te komen met een herstelwet, om een minimale implementatie van de EU-richtlijnen te realiseren op dit dossier. De nationale kop die in het huidige wetsvoorstel zit, dat door de heer Nicolaï is verdedigd en naar de Kamer is gebracht, moet terug worden gebracht tot zijn oorspronkelijke proporties. Daarbij moeten we het systeem vanaf de basis opnieuw opbouwen. De D66-fractie gaat ervan uit dat de minister de Kamer bij elke volgende stap zal betrekken. Graag hoor ik een reactie van de minister op dit punt.

Voordat we opnieuw kunnen beginnen in dit dossier zullen naar alle waarschijnlijkheid eerst de stallen van Augias uitgemest moeten worden. Daarbij zal zeer grondig te werk moeten worden gegaan. De minister weet natuurlijk wat die stallen zijn, van wie die zijn en waarop dat betrekking heeft. Het heeft betrekking op het agentschap BPR. Ik zeg het voorzichtig met het woord waarschijnlijk. Wat we vorige week van informanten hoorden, viel niet mee. Het viel niet mee wat we lazen in de twee onderliggende studies van de WRR: tunnelvisie, gebrekkige samenwerking, interne en externe kritiek die niet werd geduld, experts die werden genegeerd of het werken onmogelijk werd gemaakt, opdrachten die niet werden gegund aan partijen die over een forse dosis kritiek beschikten maar aan partijen die meegaand waren, rapporten die zouden zijn genegeerd of onder de pet gehouden. Dit leidt tot de conclusie dat er een onafhankelijk onderzoek moet komen naar het waarheidsgehalte van deze bevindingen. We gaan ervan uit dat de minister zal instemmen met dit onafhankelijke onderzoek en het zal opstarten. Als hij dat niet wil, kijk ik of er een aantal collega’s bereid is zo’n onderzoek vanuit de Kamer te initiëren. Het kan niet zo zijn dat deze ruis onbesproken blijft.

Vorige week bleek een foutpercentage van 21%, geconstateerd in de gemeente Roermond. Hoe kan het dat we dit nooit eerder hebben gehoord? In het kader van de biometrietechniek wil ik aan de minister vragen hoe het kan dat de Kamer nooit echt adequaat is geïnformeerd over het feit dat de techniek die nu beschikbaar is onder de maat is.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Er blijken in de uitvoering van deze wet veel obstakels te bestaan, op het gebied van privacy, beveiliging en nut en noodzaak. De strijd tegen de identiteitsfraude was een belangrijke katalysator achter de invoering van het biometrische paspoort. De praktijk blijkt echter weerbarstiger. Het is voor mijn fractie niet duidelijk of het biometrische paspoort aan de verwachtingen voldoet of dat de risico’s met het afnemen van de opslag van deze gegevens het probleem van identiteitsfraude zelfs verergeren. De minister heeft in zijn brief aangegeven dat hij dit verder gaat uitzoeken. Hulde daarom dat de minister heeft besloten centrale opslag in de ijskast te zetten en de decentrale opslag op te schorten. Ik wil graag van de minister weten wat daadwerkelijk de lijn van het kabinet is. Wanneer denkt hij over meer informatie te beschikken om een definitieve beslissing te nemen?

Vorig jaar meldde staatssecretaris Bijleveld dat de aanbesteding van de ontwikkeling van deze database nog niet had plaatsgevonden. Dat is niet meer nodig, omdat de minister heeft besloten een pas op de plaats te maken. De gemeenten zijn op dit moment nog verantwoordelijk voor de opslag. In dit kader is het interessant te vermelden dat Engeland onlangs de centrale opslag van biometrische gegevens heeft gestaakt. Als ik de brief van de minister goed heb begrepen wordt ook de decentrale opslag gestaakt. Mijn vraag is wat er gaat gebeuren met de circa zes miljoen vingerafdrukken die inmiddels zijn opgenomen. Worden die naar Engels voorbeeld vernietigd? Graag een reactie van de minister daarop.

Mijn fractie heeft twijfels over het verstrekken van biometrische gegevens aan de officier van justitie. Vorige week haalde de heer Moraal namens het College van procureurs-generaal tijdens de hoorzitting aan dat dit element van de wet overbodig moet worden geacht, omdat het Openbaar Ministerie beschikt over een eigen database. Dit is voor mijn fractie cruciaal. Deelt de minister deze analyse? Zo ja, welke consequenties heeft dit voor de betrekkelijk nieuwe Ppw? Met andere woorden, gaat de minister deze functie, waarvoor de opslag niet was bedoeld, er uithalen? Kan de minister aangeven of dit onderdeel van de wet verdergaat dan de Europese richtlijn die de aanleiding was voor de nieuwe Ppw?

Het lijkt me overduidelijk dat de kwaliteitscontrole van de opgenomen biometrische gegevens beter moet worden geregeld. Het kan niet zo zijn dat bij de afgifte van een nieuw paspoort twijfel bestaat over de kwaliteit en daarmee de validiteit van de data in zo’n paspoort. Hierbij vraag ik de aandacht van de minister voor speciale doelgroepen: kinderen, gehandicapten, ouderen, mensen met bepaalde beroepen. Ik lees in de brief van de minister dat er in de Europese richtlijn uitzonderingen zijn toegestaan, onder andere voor een aantal van deze groepen. Mijn vraag is in hoeverre tot nu toe van deze uitzonderingen gebruik is gemaakt.

De gemeente Roermond heeft een proef gedaan met het controleren van de vingerafdrukken van personen die een nieuw paspoort kwamen ophalen. De resultaten waren nogal verontrustend. Desondanks werd de gemeente door het ministerie gesommeerd hiermee te stoppen. Waarom ging er bij de minister geen belletje rinkelen? Waarom zijn we hierin als Kamer niet gekend? Het afnemen van biometrische gegevens van burgers is een vergaande maatregel. Het kan niet zo zijn dat er grote twijfels zijn over de kwaliteit van deze gegevens en de veiligheid van de opslag hiervan. Voor de volledigheid vermeld ik dat wij twijfels hebben over zowel de centrale als decentrale opslag. De ChristenUnie heeft ook voor deze wet gestemd. Inmiddels zijn wij er achtergekomen dat er veel meer haken en ogen aan zitten, vooral in de uitvoering en op het gebied van verificatie en identiteitsfraude. Wij hebben grote twijfels gekregen of het goed is, dit zomaar door te zetten.

Tijdens de hoorzitting heeft deze commissie kennis kunnen nemen van een aantal zaken dat speelde bij het agentschap BPR. Heeft het kabinet kennis genomen van deze aantijgingen? Kan de minister de Kamer hierover op korte termijn informeren? In zijn brief kondigt hij aan dat hij in dit algemeen overleg op het onderwerp zal reageren. Ook mijn fractie wil een diepgaand onafhankelijk onderzoek, niet alleen naar het agentschap BPR maar ook naar diens baas. Wij willen weten hoe de baas in het proces zat.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. De betrouwbaarheid van reisdocumenten moet in orde zijn. Deze documenten staan ten dienste van een juiste verificatie en identiteitsvaststelling van personen. Het feit dat allerlei lieden reisdocumenten pogen te vervalsen om een dekmantel te verschaffen aan illegale en criminele activiteiten moet worden bestreden. Het directe belang van iedere burger is een betrouwbaar reisdocument dat niet gemakkelijk te vervalsen is en waarmee hij zich overal ter wereld kan legitimeren, zonder dat een ander zijn identiteit als masker kan gebruiken. Het belang van de overheid is volstrekt parallel: een betrouwbaar systeem voor identificatie van burgers, waarin veiligheid en privacy zijn gewaarborgd.

Twee jaar geleden bespraken we in de plenaire zaal deze wet. Toen zijn er inderdaad vragen gesteld rondom beveiliging en de stand van de techniek. Op die vragen van alle fracties is geantwoord dat men verwachtte dat het geen probleem zou zijn. Dat is de reden dat de meerderheid van de Kamer heeft ingestemd met dat wetsvoorstel. De Kamer heeft niet gefaald. Nu blijkt op basis van verklaringen van mensen die bij de hoorzitting aanwezig waren, maar ook uit de brief van de minister, dat de kwaliteit van de techniek onvoldoende is om over te gaan tot centrale opslag. Welke stappen zouden nodig zijn om wel tot een goed functionerend systeem te komen? Wat is de opvatting van de minister daarover? Hoe ziet hij dit in de tijd? Is het wat hem betreft een principieel vraagstuk of een technisch vraagstuk?

Centrale opslag van vingerafdrukken is niet verplicht volgens de Europese verordening. De staatssecretaris heeft ons indertijd overtuigd van de wenselijkheid van centrale opslag, ondermeer voor opsporingsdoeleinden. Dit alles uiteraard onder strikte voorwaarden. Hoe beoordeelt de minister zowel de technische als principiële bezwaren tegen dat punt nu? Het OM gaf in de hoorzitting aan de centrale opslag niet nodig te hebben. Is het standpunt van de regering principieel gewijzigd ten opzichte van dat van de vorige regering?

Dat de technologie nog niet rijp is, blijkt wel uit de proef die de gemeente Roermond in oktober en november 2009 heeft gehouden. Een groot aantal van de uitgegeven reisdocumenten bleek niet verifieerbaar te zijn. Waar ligt dit aan? Heeft het ministerie van BZK meegewerkt aan die proef? Waarom is de Kamer daarover niet geïnformeerd? Zijn er meer proeven genomen? Deze verklaring roept veel vragen op.

De waarde van identiteit is groot. De betrouwbaarheid rondom identiteit moet worden gewaarborgd. Daarmee wordt de aantrekkelijkheid van identiteitsfraude steeds groter. Deze fraude brengt degene wiens identiteit gestolen is echter in grote problemen. Beveiliging van gegevens die bij de overheid berusten is daarom van het allergrootste belang, zeker als het gaat om grote bestanden. Hoewel onze fractie niet principieel tegen centrale opslag is, kunnen wij op basis van de inzichten van nu niet anders constateren dan dat centrale opslag op dit moment niet verantwoord is. Een systeem op deze wijze invoeren zou evenmin verantwoord zijn.

De voorstellen die de minister doet om een andere wettelijke status te geven aan de ID-kaart steunen wij, zeker als hij ons kan garanderen dat er geen enkele beperking zal gelden voor het reizen binnen de EU.

De heer Heijnen (PvdA): Ik heb het idee dat het CDA zegt dat de betrouwbaarheid en veiligheid gegarandeerd moeten zijn, voordat er wat hen betreft weer sprake kan zijn van opslag. Is het CDA met de PvdA van mening dat daarnaast ook nut en noodzaak van het opslaan van deze gegevens opnieuw moet worden aangetoond?

De heer Knops (CDA): Met name het punt van opsporingsdoeleinden, dat afgelopen week in een ander daglicht is komen te staan, moet opnieuw worden bekeken. Het zijn zaken die in het debat destijds niet goed zijn bediscussieerd. Diverse fracties hebben er wel vragen over gesteld. Op basis van de antwoorden kon toen niet worden geconcludeerd dat het niet verantwoord zou zijn. Ik vind dat er nu, twee jaar later, een aantal zaken op tafel ligt dat eerst moet worden uitgezocht alvorens we kunnen overgaan tot centrale opslag.

De heer Heijnen (PvdA): Ik hoor de heer Knops namens het CDA zeggen dat hij vindt dat voor de opsporingsdoeleinden nut en noodzaak opnieuw aangetoond zou moeten worden. Dat was en is maar een betrekkelijk klein onderdeel van het dossier. Het gaat vooral om het tegengaan van paspoort- en identiteitsfraude. Vindt hij dat nut en noodzaak van het opslaan van gegevens ook wat dat betreft opnieuw moet worden aangetoond?

De heer Knops (CDA): Juist vanwege het feit dat het niet waarschijnlijk is dat er op korte termijn toe wordt overgegaan, zou de tijd die ons rest benut moeten worden om opnieuw te kijken naar alle relevante elementen. Dat heeft een directe relatie met de techniek. Het is voor ons geen principieel punt. Het is een punt van veiligheid en betrouwbaarheid, van de werking van het systeem.

De heer Elissen (PVV): Voorzitter. Allereerst complimenten aan de heer Van Raak voor zijn samenvatting. De heer Heijnen noemde het een proces waarin we ons als Kamerleden hebben laten meeslepen. We moeten het naar onszelf toe trekken. Met name de hoorzitting was voor mij een eyeopener. Wat daar over tafel is gegaan is ongelooflijk. Dat is een punt van zorg. De vraag is in welke mate de Kamer destijds, op het moment dat er vragen werden gesteld, alle vragen heeft gesteld, omdat we wellicht niet volledig en adequaat zijn voorgelicht. Dat is de conclusie die ik verbind aan de hoorzitting. Dat is denk ik ook de toegevoegde waarde van zo’n hoorzitting. Het is goed dat we die hebben georganiseerd.

De heer Van Raak noemde de minister hardleers. Ik wil daar een compliment aan toevoegen. Deze minister is een snelle leerling. Hij heeft op zeer korte termijn een brief geschreven, waarin zonder omhaal staat dat, gelet op de stand van de techniek, op de plaats rust wordt gehouden. We gaan kritisch heroriënteren en kijken waar de intake en het uitgifteproces beter kan. We gaan kijken wat technisch haalbaar is en hoe het zit met nut en noodzaak. Ik heb er het volste vertrouwen in dat deze minister het voortvarend gaat aanpakken en de Kamer er op de juiste ijkmomenten bij zal betrekken. Mijn vraag aan de minister is dat ook te doen.

Het agentschap BPR is een punt van zorg. De minister geeft in zijn brief aan dat hij op de gemaakte opmerkingen in zal gaan. Ik ondersteun van harte een onderzoek om te kijken hoe dit heeft kunnen gebeuren en of er mensen te traceren zijn die daarin een rol hebben gespeeld waarop ze misschien met terugwerkende kracht moeten worden aangesproken. Heb ik goed begrepen dat de taakstelling van het agentschap BPR is gewijzigd? Het gaat nu om een uitvoerend agentschap, dat niet meer bij de beleidsontwikkeling is betrokken. Dat vind ik een interessante wisseling. Ik ben uiteraard zeer benieuwd naar hetgeen de minister gaat zeggen over zijn aanpak en zijn opmerkingen in relatie tot het agentschap BPR.

De kranten hebben er bol van gestaan. Vingerafdrukken worden met de kennis van nu niet centraal of decentraal opgeslagen. Dat is een juiste boodschap, gelet op de stand van de techniek. We sluiten hiermee echter niets uit voor de toekomst. Ik wil daar helder over zijn. Dit algemeen overleg is daarmee overigens niet overbodig. Het is een onderwerp dat aandacht verdient. We moeten constateren dat dit een langlopend overheidsproject is dat met onvoldoende controle is voortgeraasd. Met ongecontroleerd bedoel ik niet alleen dat het traject grillig en onvoorspelbaar verliep, maar ook dat we er misschien onvoldoende controle op hebben gehad. Dat gevoel bekruipt me een beetje. Ik vind dat de Kamer kritisch moet zijn waar het de privacy van de burger betreft. Dat is onze plicht.

Met de voorgenomen stappen om biometrische kenmerken in paspoorten op te nemen zijn we bijna gekomen op een point of no return. Het klinkt zwaar, maar privacy die je eenmaal bent kwijtgeraakt krijg je nooit meer terug. We kunnen tijdens dit overleg terugkijken. Dat is belangrijk. We kunnen ook vooruitkijken. Ik heb er vertrouwen in dat er bij de ontwikkeling van nieuwe paspoorten forse verbeteringen zullen optreden, met een nieuwe registratie door nieuwe systemen om gegevens uit te wisselen. Ik verwijs naar de hoorzittingen. Daar zijn behoorlijk wat kritische noten aangereikt, waarmee we wellicht wat kunnen. Ik verwijs ook naar het rapport «Happy landings? Het biometrische paspoort als zwarte doos» van de WRR, waaruit wat mij betreft duidelijk blijkt dat het traject van het biometrisch paspoort niet goed is verlopen. Dat moet beter kunnen.

Ik noem in dat verband een aantal principes dat de PVV wil hanteren bij verdere ontwikkelingen op het gebied van paspoorten. De eerste is security by design. Het betekent dat bij het ontwerpen van een systeem, in dit geval een biometrisch paspoort, vooraf afdoende rekening moet worden gehouden met beveiliging en het voorkomen van misbruik. Gebeurt dit niet en wordt beveiliging in een later stadium toegevoegd, dan zal het beveiligingsniveau over het algemeen minder hoog zijn. Bovendien zullen de kosten hoger zijn aangezien retrofit, het achteraf aanpassen, over het algemeen duurder is. Zo kon het gebeuren dat er pas in een latere versie van het paspoort metaalfolie in de kaft werd verwerkt, om te voorkomen dat het paspoort op grote afstand door kwaadwillenden kan worden uitgelezen. Dit is maar één voorbeeld. Ik vraag me af of de gemiddelde Nederlander zich daarvan bewust is. Wat gebeurt er als je met je opengevouwen paspoort in de rij staat om in te checken? Het schijnt te liggen aan de chip die erin zit. De voorganger van de minister heeft daar eens vrij kritisch over gesproken. Ik vraag de minister kritisch te kijken of de chip die wordt gebruikt voldoende waarborgen biedt. Privacy by design, dat is vooraf nadenken over de privacy. Mijn vraag aan de minister is hoe hij bij toekomstige ontwikkelingen op paspoortgebied zorg draagt voor het toepassen van principes als security by design en privacy by design. Zouden dit niet standaardrandvoorwaarden moeten zijn bij dit soort trajecten?

De heer Heijnen (PvdA): Ik begrijp dat de PVV op het punt van veiligheid en betrouwbaarheid vindt dat we niet tot opslag moeten overgaan. Mijn vraag gaat over nut en noodzaak. PVV-collega Brinkman persisteerde bij de behandeling van de wet, zelfs bij amendement, in toegang voor iedere OvJ tot de biometrische gegevens. Hij vond de opsporing heel erg belangrijk. Vindt de PVV dat nu niet meer?

De heer Elissen (PVV): De heer Brinkman zegt over het algemeen verstandige dingen, net zoals de Kamerleden die er in de voorgaande sessies bij zijn geweest. Met de kennis van dat moment hebben zij allen hun best gedaan. Met de kennis van dit moment kan het geen kwaad om nog eens kritisch te kijken naar nut en noodzaak.

De heer Heijnen (PvdA): Ik ben daar ontzettend blij mee, maar er is gradueel verschil tussen hetgeen hier door de meeste partijen wordt ingebracht ten opzichte van de inbreng in 2008. Ik merk bij de PVV een principieel verschil. Ik constateer dat met genoegen. Daarmee is de PVV in ieder geval van het heilloze pad dat iedere OvJ elke Nederlander als verdachte kon aanmerken.

De heer Elissen (PVV): Laat de heer Heijnen zich niet te snel rijk rekenen. Nuancering is op zijn plaats. Wij vinden opsporing uiteraard belangrijk, maar in dit kader wil ik wijzen op de doelbinding. Dan gaat het enerzijds om identificatie en anderzijds kan het in uitzonderlijke gevallen om opsporing gaan. Daar zijn voorzieningen voor, dus daar hoeven we ons in dit verband niet druk om te maken.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Er was een jarenlang heilig geloof in het nut van opname, opslag en monitoring van allerlei persoonsgegevens. Een bodyscan, het registreren van internet- en belgegevens, kentekengegevens, vingerafdrukgegevens. Nederland liep bij veel van deze ontwikkelingen voorop. GroenLinks is nooit voorstander van deze trend geweest en heeft stelselmatig tegen wetsvoorstellen in die richting gestemd. Tot onze vreugde is de discussie over de veiligheid van de achterliggende techniek steeds breder op gang gekomen. De biometrie bleek niet veilig en makkelijk te manipuleren. Meer gemeenten kwamen daarachter en hielden er mee op, de gegevens op te slaan. De gemeente Roermond constateerde een foutmarge van 21%. Ook partijen die destijds deze techniek verdedigden komen erop terug. Zij zijn geschrokken. Dat siert hen. Vraag is wel of de Tweede Kamer destijds bij de besluitvorming voldoende geïnformeerd is geweest om de technische risico’s van de biometrietechniek in te schatten. Wat was de rol van het agentschap BPR daarbij? Ook ik sluit me aan bij het pleidooi voor een onafhankelijk onderzoek daarnaar door een geschikte instantie, wellicht TNO.

Nu maakt ook de minister een pas op de plaats. Hij zegt voor een bepaalde periode geen decentrale opslag te willen. Waarom kiest hij voor deze tijdelijkheid, als bij de huidige stand van de techniek alle deskundigen zeggen dat het niet veilig kan? Je hebt niets aan de met deze techniek opgeslagen gegevens, dus moet je er definitief mee ophouden. Opslag wordt pas weer bespreekbaar zodra proportionaliteit, noodzakelijkheid en technische betrouwbaarheid vast zijn komen te staan. Wij zijn er geen voorstander van. Wat gaat er gebeuren met de verouderde databases? Wij zeggen dat ze moeten worden vernietigd. Je hebt er niets aan; ze zijn nutteloos en incompleet. Graag een reactie van de minister hierop. Volgens mij kan hij het simpel doen door een aanpassing van de Paspoortuitvoeringsregeling.

Waarom blijft de minister, ondanks het besluit voor de decentrale opslag, vasthouden aan het nut van het uitgangspunt van centrale opslag? Zijn uitgangspunt dat centrale opslag onvermijdelijk is als je wilt overstappen op een systeem dat reisdocumenten bij iedere willekeurige gemeente kunnen worden aangevraagd, deel ik niet. Nu kun je via een ambassade een paspoort aanvragen ongeacht je oorspronkelijke woonplaats in Nederland. Je moet de telefoon en de fax gebruiken, maar het kan al. De uitspraak van de minister gaat dus niet op. Graag een reactie van de minister op dit punt.

Het is goed om de ID-kaart uit de Ppw te halen. Betekent dit dat je een ID-kaart kunt aanvragen zonder opname van je vingerafdruk erin? Zo ja, met ingang van wanneer is dat het geval? Wij vinden dit een goede ontwikkeling.

De Europese verordening die tot opslag van vingerafdrukken in het paspoort verplicht, leidt bij meer EU-landen tot problemen. Wij zijn gecharmeerd van de Duitse methode. Zij beperken het alleen tot opslag in de chip in het paspoort, op vrijwillige basis. Kennelijk laat de verordening dat toe. Eigenlijk zijn we nog meer gecharmeerd van de Engelse methode. Bij hen is de verordening niet van toepassing. Kan dat misschien voor ons ook gelden? Opslag is voor betrouwbare identificatie en uit respect voor privacy in Engeland kennelijk niet nodig, dus hier ook niet.

Minister Donner: Voorzitter. De afgelopen maanden heb ik mij gebogen over de problematiek die hier aan de orde is. Ik heb dat eerder aan de Kamer gemeld in antwoord op vragen daarover. Gelet op de verschillende signalen en onderzoeken moet inderdaad worden bezien wat de verdere lijn moet zijn in de brede toepassing van de wetgeving zoals die is aanvaard, in het bijzonder het gebruik van vingerafdrukken dat daarin is opgenomen. Overigens wordt het opnemen van de vingerafdrukken niet geregeld in de Ppw, maar in de Europese verordening. Dit mag volgens Europees recht niet in de Ppw worden geregeld.

Ik heb de Kamer zodra zij daar om heeft gevraagd ingelicht, ook over het feit dat ik door verschillende signalen de tijd wilde nemen voor onderzoek. Ik heb in de tussentijd laten inventariseren hoe andere lidstaten van de Europese Unie met de materie omgaan. Die resultaten heb ik de Kamer op 14 februari toegestuurd. Daarnaast heb ik me georiënteerd op de verschillende publicaties, onderzoeken en argumenten die werden aangevoerd. In dat verband kom ik bij de vraag over de verschillende kosten. Onderdeel van de vraag die de heer Heijnen bij herhaling heeft gesteld is dat er geen onomkeerbare stappen gezet zouden worden. Daarom heeft nog geen aanbesteding plaatsgevonden op het punt van centrale opslag van vingerafdrukken.

De heer Heijnen (PvdA): De voorganger van de minister schrijft dat de uitkomsten van het onderzoek de basis vormen voor overleg over de hoogte van de maximale prijs. Dat betreft niet de centrale opslag, maar het gehele proces van het afnemen van vingerafdrukken, het decentraal opslaan en dergelijke. Het onderzoek zou in maart 2010 binnen twee maanden aan de Kamer worden gestuurd. Het moet mogelijk zijn de Kamer inzicht te geven in de kosten van het afnemen van vingerafdrukken en wat dies meer zij.

Minister Donner: Ik was nog niet bij de vraag over de kosten aangekomen. Op de vraag wat het tot nog toe heeft gekost aan aanbesteding, is het antwoord dat er geen aanbesteding heeft plaatsgevonden. De kosten daarvoor zijn dus nihil. Naar de vraag wat de kosten van het paspoort moeten zijn, moet opnieuw worden gekeken in het licht van de constatering die we nu hebben gedaan. Ik wijs er overigens op dat conform de Europese verordening nog steeds bij alle paspoorten vingerafdrukken moeten worden afgenomen. Op dat punt vindt geen wijziging plaats.

De heer Van Raak heeft verwezen naar de discussie over de Ppw in 2008 en 2009. Ik wijs erop dat het debat waaraan steeds wordt gerefereerd over het vraagstuk van de beveiliging van het bestand ging en niet over het gebruik van de vingerafdrukken voor verificatie en de vragen die daaromheen leven. Die laatste punten zijn vandaag aan de orde. Het zijn twee verschillende discussies.

Er zijn verschillende vragen over de besluitvorming en het gevoel dat men is meegesleept in het proces. De besluitvorming over het gebruik van biometrische kenmerken heeft, ook vanwege de Europese verordening, niet in de Kamer plaatsgevonden. Voor in 2004 de verordening tot stand kwam, is er vanaf 1998 onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van biometrische gegevens in paspoorten en andere documenten. Dit betrof het gebruik van biometrische gegevens voor identificatie. De heer Nicolaï is slechts zeer kort ingevallen voor minister Pechtold. Voor die tijd lag de verantwoordelijkheid voor de gehele ontwikkeling bij minister Van Boxtel, minister De Graaf en minister Pechtold. Vervolgens is het wetsvoorstel ingediend door staatssecretaris Bijleveld en minister Ter Horst. Als minister van Justitie was ik vanaf 2002 en later ook betrokken bij het beleid op dit terrein. Ik mag niet uit de ministerraad klappen, maar de Kamer zou verbaasd staan.

Na 2001 en de aanslagen in New York was er algemeen een stemming dat reisdocumenten zo snel mogelijk ten behoeve van identificatie en verificatie moesten worden aangevuld met verdere biometrische gegevens. Het paspoort bevat immers sinds decennia al biometrische gegevens in de vorm van een foto. Dat men tegenwoordig niet meer mag lachen op de paspoortfoto en het hoofd in een bepaalde stand moet houden hangt samen met het aflezen van de biometrische gegevens die in de gelaatsvorm zijn vastgelegd. De discussie is niet wel of geen biometrische gegevens, maar welke biometrische gegevens wel of niet geschikt zijn. Deze discussie is in de eerste plaats gevoerd in Brussel. Ik verwijs naar alle discussies die daarover zijn geweest in de JBZ-Raad, althans in de voorbereiding van de JBZ-Raad, in een apart algemeen overleg. Ik weet dat vrijwel zeker, omdat ik daar iedere keer bij betrokken was. De Raad van Ministers heeft de Europese Commissie in 2004 uitgenodigd om een voorstel te doen tot een verordening met betrekking tot het paspoort. Dat is de enige informele raad waar ik niet bij ben geweest. Ik had het graag tegengehouden, maar het idee dat één van de zevenentwintig ministers iets verhindert, geeft een verkeerd beeld van de mogelijkheden op dit terrein.

Ook Nederland meende, met de Kamer in overgrote meerderheid, dat we de mogelijkheden van biometrische gegevens zo snel mogelijk moesten onderzoeken en breed moesten gebruiken. Er is op 15 april 2004 een zogenaamd BNC-fiche naar de Kamer gegaan met betrekking tot alle informatie die er op dat moment was. Op dat moment waren alleen de SP en GroenLinks tegen. De PVV bestond toen nog niet.

Het punt van opslag van biometrische gegevens in de reisdocumentenadministratie dateert overigens al van voor 1998. Toen was staatssecretaris Kohnstamm verantwoordelijk voor dit dossier.

Voorzitter: Hennis-Plasschaert

De minister: In 1998 is het agentschap BPR ingesteld op het departement. Het heeft een aantal onderzoeken gedaan in verband met de bruikbaarheid van biometrische gegevens. Zoals gezegd is die discussie in Nederland vanaf 2004 op een andere wijze gevoerd. Het ging niet langer om de vraag of wij daar zelfstandig toe zouden besluiten, maar hoe we met de centrale opslag van de vingerafdrukken om zouden gaan. Dit hield verband met het gegeven dat de behoefte aan een centrale administratie van de gegevens die worden opgegeven bij een paspoort, al veel langer bestaat. Ik maak een scherp onderscheid tussen de opslag van persoonsgegevens voor reisdocumenten en de vraag of je daar vingerafdrukken bij op moet nemen. De behoefte aan een centrale opslag, in ieder geval de mogelijkheid om positief vast te stellen welke gegevens met betrekking tot een paspoort opgegeven zijn, is al veel ouder. Wij werken in Nederland met 600 of 700 punten waar paspoorten kunnen worden afgegeven. Het is zeer beperkt mogelijk om vast te stellen wie de afgevende autoriteit is. Dat weet je bij een verloren paspoort niet, zeker als het met een zekere moedwil wordt verloren. Ook de negatieve registratie waarnaar hier wordt verwezen is alleen een registratie van de documenten die als verloren worden opgegeven en op die wijze natrekbaar zijn. Om de toenemende fraude rond paspoorten en fraude tegen te gaan, is het essentieel om na te kunnen trekken of er eerder een paspoort is afgegeven als er een nieuwe navraag wordt ingediend. Ook moet duidelijk zijn welke gegevens daarbij zijn gebruikt en of die corresponderen met de nieuwe gegevens die dan worden opgegeven. Die behoefte is steeds het centrale element geweest, ook van de wijziging van de Ppw. Er zijn twee mogelijkheden. Je blijft werken met de decentrale bestanden. Dan heb je een verwijsmechanisme nodig waarbij je vanuit ieder bestand en vanuit ieder aanvraagpunt toegang kunt krijgen tot alle decentrale bestanden. Of je moet centraal opslaan. Eén opslag is beter te beveiligen dan 700 systemen die een beperkt deel opslaan. Daarom is er door de wetgever in de Ppw uit overwegingen van beveiliging gekozen voor een centrale opslag van de gegevens.

In 2008 ging men er nog vanuit dat daar ook de vingerafdrukken bij zouden zitten. Dat geef ik zonder meer toe. Ook toen werd aangegeven dat voor deze toepassing eerst gekeken moest worden in hoeverre de techniek voor vingerafdrukken zich verder zou ontwikkelen. Er had op dat moment met betrekking tot de vingerafdruk ook besloten kunnen worden «nee, tenzij» in plaats van het «ja, mits», wat nu het uitgangspunt was. De wenselijkheid van biometrische gegevens stond destijds niet werkelijk ter discussie, behalve de centrale opslag ervan. Er werd verwacht dat de bruikbaarheid van de vingerafdrukgegevens voor identificatie en verificatie door de verdere ontwikkeling van de techniek zodanig zou verbeteren dat ten tijde van toepassing van de wet daaraan voldaan zou kunnen worden. Mijn besluit dat ik de Kamer per brief heb meegedeeld berust primair op de constatering dat deze technische ontwikkeling met betrekking tot identificatie- en verificatiedoeleinden zich niet heeft voltrokken zoals verwacht. Dit is de reden om nu te zeggen dat we niet doorgaan met het verder ontwikkelen en dus ook niet met de opslag van de vingerafdruk, niet centraal en niet decentraal. Tegelijkertijd blijft de behoefte aan een centrale administratie van de overige gegevens van het paspoort overeind. Daarmee willen we het toenemende misbruik van paspoorten en het ontstaan van dubbele identiteiten tegengaan, en de beperkte mogelijkheden om dat te doen verbeteren.

Indertijd is er een onderzoek geweest bij de indiening van het negatieve register. Dat heeft plaatsgevonden in 2000. Op dat moment werd door sommige partijen gevraagd waarom niet was gekozen voor een positief register. De regering heeft destijds gezegd dat er ongetwijfeld voordelen aan een positief register zaten, maar dat de ontwikkeling nog verder zou moeten gaan. Ook was daarvoor eerst een elektronisch raadpleegbaar register nodig. Inmiddels is dat laatste gerealiseerd. Het heet een Reisdocumenten Aanvraag en Afgifte Station (RAAS), dat in de verschillende gemeenten en op andere plekken functioneert. Onder de Ppw zijn deze stations samengevoegd tot een centrale opslag. Dat besluit is verwerkt in de Ppw 2008–2009.

Mevrouw Bijleveld heeft het betreffende wetsvoorstel ingediend. Dit laat onverlet dat de voorbereiding veel langer liep. In het debat destijds stond de vingerafdruk niet ter discussie. Dat punt was vastgelegd immers in de Europese verordening. Het ging om de vraag hoe we om moesten gaan met de administratie. De grote zorg op dat moment was met name de beveiliging daarvan.

Nu kom ik tot de conclusie dat we moeten stoppen met het opslaan van de vingerafdrukgegevens. De vingerafdrukken worden wel opgenomen in het paspoort, want dat is vastgelegd in de verordening. Omdat wij onderdeel van Schengen en de Europese samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken zijn, kunnen we niet net als Engeland zeggen dat het niet voor ons geldt. Nederland heeft altijd principieel tegen de «opt out» gekozen. Het voorstel dat ik nu doe, volgt de Duitse methode. De Duitse burger heeft geen keuze met betrekking tot het opnemen van de vingerafdruk in het paspoort. Dat wordt geregeld door de Europese verordening. Het gaat om de opslag, die vrijwillig is.

De problematiek hangt samen met de kwaliteit van de vingerafdrukken op het paspoort. Ook dat punt moet specifieker worden geformuleerd. In de systematiek van het massaal opnemen van vingerafdrukken zit altijd het risico van een slechte afdruk. Het opnemen van afdrukken wordt bij de gemeentegriffies gedaan door een groot aantal ambtenaren. In bijvoorbeeld zomerperioden worden die vervangen door tijdelijke werkkrachten. De systematiek is niet altijd goed controleerbaar. Daarom vindt verificatie plaats bij de aanvraag. De vingerafdruk wordt twee keer genomen. Die worden vergeleken. Als ze afwijken wordt een derde keer een vingerafdruk genomen. Dit is geleidelijk ingevoerd. Ik kan de Kamer verzekeren dat dit nog steeds het geval is, omdat ik vorige week een nieuw paspoort heb aangevraagd. Mijn vingerafdrukken zijn keurig opgenomen ter registratie.

Het gevoel dat de Kamer zich mee heeft laten slepen en op een verkeerd been is gezet, is denk ik onjuist. Deze discussie heeft nog niet eerder echt plaatsgevonden in Nederland.

De problematiek bij de verificatie zit enerzijds bij de opname, maar anderzijds in het feit dat verificatie automatisch plaatsvindt. Dat is een fundamenteel andere methode dan bij opsporingsdoeleinden, waar dactyloscopisch wordt gekeken of er daadwerkelijk identiteit is. Natuurlijk haalt men gegevens uit het register en kijkt men naar de vergelijking, maar de constatering of er gelijkheid is, vergt doorgaans dactyloscopische deskundigheid. Daarom spreek ik in de brief over een vorm van veredelde kansberekening. De mechanische aflezing is een algoritme, dat aanslaat bij een bepaalde mate van gelijkenis tussen de twee objecten die worden vergeleken. Dan wordt gesteld dat het gelijk is. Technici vertellen dat je algoritmen zo hoog kunt afstellen, dat er nog maar heel weinig gelijkenis is tussen de verschillende vingerafdrukken die worden vergeleken. Uitgangspunt bij aanvaarding van de Ppw was dat die techniek zou verbeteren, maar de techniek is niet verbeterd en er zijn geen internationale standaarden op dit punt ontwikkeld. Het gaat niet alleen om Nederland, maar ook om de bruikbaarheid in het buitenland. Daarom constateer ik dat het niet verantwoord is, door te gaan met opslag.

Dit beleid zal zonder meer een wijziging van de Ppw vergen. De tijdelijke oplossing die is gekozen is de opslagtermijn van vingerafdrukken in de decentrale opslag te stellen op de duur die nodig is om het paspoort te maken. Dat zal bij AMvB gebeuren. Daarna verdwijnen de vingerafdrukken volautomatisch uit de opslag. Er vindt geen vernietiging plaats. Dat geldt ook voor de bestaande vingerafdrukken. Die worden volgens dezelfde termijn gewist.

De heer Van Raak (SP): De minister zegt terecht dat de technologische ontwikkeling is achtergebleven. In 2008 en 2009 zijn vragen gesteld over de beveiliging en de technologische ontwikkeling. Toen is gezegd dat men het niet wist. Waarom worden hier wetten aangenomen die vooruitlopen op technische ontwikkelingen en op de toekomst? Dat lijkt me onverstandig.

Ik ben erg blij dat de vingerafdrukken niet meer worden opgeslagen. Wat wordt er in de toekomst wel opgeslagen? In hoeverre is dat gevoelig voor identiteitsfraude? Als wij besluiten dat vingerafdrukken niet in zo’n bestand moeten en als heel veel Europese landen dat vinden, wordt het dan geen tijd om in Europees verband te besluiten om af te zien van de vingerafdrukken?

Minister Donner: Met betrekking tot de vraag waarom wetten worden aangenomen die uitgaan van een zekere ontwikkeling in de techniek verwijs ik de heer Van Raak naar de discussie die over de Ppw heeft plaatsgevonden. Niets had de Kamer op dat moment belet een hoorzitting te organiseren, zoals die afgelopen week is georganiseerd. Toen bestond ook bij veel deskundigen de overtuiging dat biometrie nodig was. Ik kan dat bevestigen, omdat ik als minister van Justitie indertijd het systeem van het gebruik van vingerafdrukken voor identificatiedoeleinden in de gevangenissen heb geïntroduceerd. We constateerden dat er een vrij hoog percentage mensen onder een andere identiteit ingesloten zat. Dat systeem is ingevoerd onder leiding van deskundigen die de Kamer vorige week heeft gehoord. Toen waarschuwden zij ook al voor het opnemen van vingerafdrukken in het document. Daarover is in Europa besloten. Het nut van biometrie ten behoeve van identificatie is niet de vraag. Het gaat om het massaal verwerken van de vingerafdrukken.

Het fundamentele onderscheid is of de vingerafdrukken worden gebruikt voor identificatiedoeleinden of voor verificatie. Bij identificatie draai je de vingerafdrukken af tegen een onbeperkt bestand aan vingerafdrukken en ben je afhankelijk van de eventuele overeenstemming die daaruit komt. Bij verificatie vergelijk je vingerafdrukken met een bekend ander stel vingerafdrukken. Dat is potentieel minder gevoelig voor missers, maar desondanks is het aantal fouten nog steeds te hoog.

Waarom zien we er niet geheel van af? De Europese verordening verplicht niet tot opslag. Op dit punt maak ik gebruik van de ruimte die er is. Voor het overige worden de gegevens die bij de aanvraag van een paspoort worden opgegeven, al sinds er paspoorten zijn geadministreerd. De verandering is dat ze sinds 2001–2005 digitaal worden geregistreerd, zoals we alle andere dingen tegenwoordig ook digitaal registreren. Daardoor wordt centrale opslag mogelijk en aantrekkelijk. Beveiliging op één plaats kan aanzienlijk beter worden gewaarborgd dan op 700 verschillende plekken.

De heer Van Raak (SP): We hebben besloten geen vingerafdrukken in bestanden op te slaan. Geen enkel Europees land, op één na, wil nog zo’n centrale database. Alle landen komen erachter dat het digitaal opslaan van de vingerafdrukken niet nodig is. Dan moeten we in Europa toch de discussie kunnen voeren of de vingerafdruk nog nodig is in het paspoort? Is de minister bereid met zijn collega’s te overleggen of de afdruk nog in het paspoort moet worden opgenomen, nu zij allemaal besluiten dat de vingerafdruk niet meer digitaal opgeslagen hoeft te worden?

Minister Donner: Ik geloof dat de informatie van de heer Van Raak onjuist is. Op dit moment slaan tien landen in de Europese Unie vingerafdrukken centraal op. Van de 24 Europese landen die betrokken waren bij de inventarisatie in februari hebben er 22 een centrale reisdocumentenadministratie. Centrale opslag is regel en is beter te beveiligen.

De heer Schouw (D66): Ik schrik een beetje van het antwoord van de minister. Hij doet voorkomen dat de brief het besluit is van zijn eigen logische denkproces en dat de hoorzitting van de Kamer en het afbrokkelende politieke draagvlak er niets toe doen. Ik herinner de minister eraan dat deze Kamer nooit is gewaarschuwd door welke minister dan ook over de voortgang van de techniek. Waar kan ik dat vinden?

Ik ben voortdurend in slaap gesust door de minister en het departement. Ik heb nooit de kritiek gehoord die de minister nu wel brengt. Hoe zit dat? Hoe zit het met de foutmelding dat een op de vijf gevallen in de database niet goed met elkaar matcht? Dat kwam tijdens de hoorzitting aan de orde. Waarom is dat nooit actief vanuit het departement aan de Kamer gemeld?

Minister Donner: Ik heb juist aangegeven dat ik al vrij snel nadat ik minister werd op deze post, de Kamer heb meegedeeld dat ik mij in het licht van de signalen die er waren, beraadde op de vraag hoe ik verder moest gaan. De signalen waren bekend bij de Kamer. Het foutpercentage dat bleek bij verificatie in de gemeente Roermond is een van die gegevens. Zo wordt voortdurend onderzoek gedaan in het kader van de uitvoering. Juist omdat er op dat moment geen verdere stappen werden gezet, was er geen reden om de Kamer te informeren. Er was niets besloten. Bij andere onderzoeken was het aantal missers nog hoger dan 21%. Het kwam soms in de buurt van 25%. Dat zijn beelden die ik gebruikt heb om tot een beslissing te komen. De Kamer wil niet aannemen dat ik voor de hoorzitting al tot mijn conclusie was gekomen. Anderen kunnen dat wel bevestigen, maar dat staat hier niet ter discussie.

De heer Schouw (D66): Wat wel ter discussie staat is wanneer de minister wist dat er zoveel missers waren. De minister zegt dat hij van die 20% niet uit zijn stoel viel, omdat hij beschikte over informatie waaruit bleek dat het nog veel erger fout ging. Waarom heeft hij als minister dan niet de politieke sensitiviteit gehad om daar de Kamer onmiddellijk over te rapporteren? Het is nogal wat.

Minister Donner: Dat heeft geen enkele zin. De uitvoerende taak ligt bij de minister. Ik had de Kamer meegedeeld dat ik bezig was. In dat kader heb ik deze informatie gekregen. Ik had de Kamer al verzekerd dat er geen verdere stappen op dit terrein zouden worden genomen, totdat ik tot een besluit gekomen was. Departementen voeren geen voortdurende discussie met de Kamer.

De gegevens die er waren, waren voor mij de aanleiding om ook technisch door te vragen. Is dit een incident of is dit wat we moeten verwachten? Hoe zit het in het buitenland met de machines? Zit het in de wijze waarop wij het doen? Zijn er betere methoden voor te vinden? Dat zijn vragen die ik eerst beantwoord wil hebben, voordat ik in de Kamer een standpunt inneem. Het zou anders geweest zijn als ik steeds had gezegd dat we gewoon doorgaan en er niets aan de hand was. Ik heb geantwoord op vragen van de heer Heijnen dat ik deze signalen had gekregen, en dat ik pas op plaats maakte met de verdere uitvoering totdat ik daarover duidelijkheid had.

De heer Schouw (D66): Dan constateer ik dat de minister eerder dan de Kamer kennis had van een aantal fouten. De minister wist dat de Kamer zich erg bekommerde om fouten rondom het biometrisch paspoort. De minister heeft, dit wetend, niet de politieke sensitiviteit opgebracht de Kamer daar over te informeren. Dit zijn relevante feiten en ik vind dat dit wel had moeten gebeuren.

Voorzitter: Dijksma

Minister Donner: Dat is onzin. Ik heb de Kamer meegedeeld dat ik vanwege de signalen die er waren mij bezon en een heroverweging van de besluitvorming deed. Daar is geen onduidelijkheid over geweest. De Kamer kan niet zeggen dat ik haar bij ieder onderzoek dat start moet inlichten. Er is geen enkele aanleiding om de Kamer in te lichten voordat ik een besluit heb genomen. Als ik een andersluidend besluit had genomen dan wat nu voorligt, had de Kamer met reden kunnen zeggen dat ze over de achterliggende informatie had moeten worden geïnformeerd. Er is een voortdurende stroom van uitvoerende informatie in het kader van de besluitvorming. Die komt aan de orde als de Kamer wordt meegedeeld wat het besluit is. Dat heb ik vandaag gedaan.

Het is niet eerder verstrekt, omdat er nog een ander vraagstuk speelt. Dit is door de heer Grijpink in de hoorzitting aan de orde gesteld. Het is de vraag of je uit oogpunt van bescherming van personen tegen fraude vingerafdrukken zult moeten opslaan, om te controleren of iemand valselijk wordt beticht van aanwezigheid van zijn vingerafdrukken bij een misdrijf. Die persoon kan zich disculperen door de vingerafdrukken die in een bestand zijn opgenomen. Dat is een discussie die hier ook is gevoerd. Het was voor mij een nader oriëntatiepunt. Moeten we tot een zekere decentrale opslag van vingerafdrukken komen ter bescherming van personen?

De heer Elissen (PVV): Ik voel minder de behoefte om terug te kijken naar het verleden en te wijzen naar bewindspersonen van diverse partijen en leden van de Kamer die actiever hadden kunnen doorvragen. Wat mij betreft is de les dat we meer hoorzittingen moeten organiseren en onszelf daarin actief moeten opstellen.

De brief van vandaag is glashelder. De brief van 14 februari 2011 is ook redelijk helder en een beetje verrassend. De minister gaf het zelf al aan. Er zijn 22 lidstaten met een centrale administratie voor reisdocumenten. Tien landen van de EU slaan vingerafdrukken op in een centrale administratie en drie hebben een tijdelijke centrale opslag. De stand van de techniek wordt steeds benadrukt. Ik vraag me af of de minister bij de inventarisatie die hij betrekt bij de oriëntatie, de stand van de techniek nadrukkelijk meeweegt.

Minister Donner: Ik sluit niet uit dat voor biometrische opslag geheel nieuwe technologie ontstaat. Gelet op de voortgang van de techniek die nu is gebleken, acht ik het minder waarschijnlijk dat dit in deze kabinetsperiode nogmaals aan de orde komt. De Kamer wordt uiteraard ingelicht over de voortgang. Bij besluitvorming over doorgaan is de stand van de techniek bepalend.

We hebben al biometrische gegevens op de reisdocumenten in de vorm van een foto. Er zijn methoden ontwikkeld waardoor deze gegevens kunnen worden gebruikt voor verificatie. Vingerafdrukken bieden op dat punt een extra waarborg als de verificatie goed onder controle is. Ik laat in het midden of je ze voor identificatie kunt gebruiken. Dat komt aan de orde komt bij de vraag of het OM voor de opsporingsdoeleinden ook de bestanden van de centrale administratie mag gebruiken. De enige onderliggende vraag is of we een zekere opslag willen hebben ten behoeve van de bescherming van personen die valselijk worden beticht van het feit dat hun vingerafdrukken ergens zijn aangetroffen waar ze niet horen.

De heer Elissen (PVV): Ik begrijp dat de minister de inventarisatie gaat betrekken bij de oriëntatie. Het gaat daarbij in het landenvergelijkingsonderzoek specifiek om de stand van de techniek.

Minister Donner: Het antwoord is ja.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Mijn punt betreft de kwaliteit van de informatievoorziening aan de Kamer. De minister merkte mijns inziens te makkelijk op dat de Kamer zich toentertijd beter had kunnen informeren met bijvoorbeeld een hoorzitting. De Kamer heeft zich destijds gebaseerd op informatie die van de regering kwam, een regering die zij vertrouwde en die zei dat de techniek die gebruikt zou worden voor opslag van de biometrische gegevens voldoende betrouwbaar zou zijn. Ik wil de minister uitnodigen meer te reflecteren op de kwaliteit van de technische kennis die de regering had, toen de regering in Europa de aanjager was van het gebruik van vingerafdrukken in de paspoorten, toen de regering in afwijking van waartoe de verordening verplichtte in Nederland voortvarend aan de slag wilde met decentrale opslag van de vingerafdrukken. Dat zijn beslissingen die de regering nam, terwijl daarbij de Kamer een stand van de techniek werd voorgeschoteld die achteraf zeer gebrekkig bleek. Of de regering had toen te weinig technische kennis, of de regering had wel kennis van de gebrekkigheid van de techniek maar informeerde de Kamer er niet over.

Minister Donner: Ik zal dit zeker natrekken bij het nagaan van de verschillende aantijgingen die vorige week zijn gedaan tegen het agentschap BPR. Welke technische informatie is aan de Kamer verstrekt? Waar berustte dat op? Er is niet veel technische informatie gevraagd op dit punt, omdat de Kamer in haar geheel uitging van de bruikbaarheid van biometrische gegevens. Uiteraard berustte dat op een aantal vooronderstellingen, waarbij duidelijk was dat de techniek nog niet volledig geschikt was voor verificatie. De aanname van verdere technische ontwikkeling is niet gerealiseerd. Alle opwinding is wat dat betreft niet terecht.

Het agentschap BPR is in 1998 ingesteld met het oog op het onderzoek naar de bruikbaarheid van gegevens. Sinds 2008 is het agentschap niet meer belast met de beleidsvoorbereiding, maar is uitsluitend belast met het beheer van bestanden, onder andere de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA), het negatieve register, het verificatieregister. Dat wat vorige week is gesteld, moet plaatsgevonden hebben voor 2008. Daarna is er door het agentschap BPR geen onderzoek meer georganiseerd. Later onderzoek, onder meer in het kader van de modernisering van de GBA, is door de beleidsafdelingen en de minister zelf gedaan. Er zijn in de periode tot 2005 ongeveer negen onderzoeken geweest op het terrein van biometrie. Die omvatten ook enquêtes over hoe men dacht over biometrie en wat de bruikbaarheid ervan was. Drie daarvan zijn uitgevoerd door TNO en één is door TNO en een ander onderzoeksbureau gedaan. Dit laat onverlet dat ik er zelf belang bij heb om te onderzoeken wat de waarheid is van dit soort berichten en welke technische informatie aan de Kamer is verstrekt. Daarom laat ik dit verder uitzoeken, in aanvulling op wat ik tot nu toe heb gedaan met de gegevens die ik de Kamer heb gestuurd. Ik zal zorgen dat ik een betrouwbaar en onafhankelijk iemand vraag om te beoordelen wat juist is, wat er op dat moment is misgegaan en in hoeverre dat de besluitvorming kan hebben beïnvloed. We hebben het hierbij over een periode tussen 1998 en 2005.

De heer Van Raak (SP): Het is goed dat dit onderzoek er komt. Bij de genoemde periode heb ik vraagtekens. Er is door wetenschappers onderzoek gedaan, dat is aangeboden aan het agentschap BPR of elders in het ministerie. Wetenschappers zeggen dat ze systematisch monddood zijn gemaakt. Als je alles weglaat wat niet deugt, deugt het wel. Dat is ook na 2005 gebeurd. Ik wil een onderzoek naar de informatievoorziening, hoe wetenschappers betrokken zijn bij dit proces en hoe deze informatie wel of niet bij de Tweede Kamer is gekomen. Het gehele wetgevingsproces moet hierbij worden betrokken, vanaf de heer Van Boxtel tot mevrouw Bijleveld.

Minister Donner: In het licht van die aantijgingen heb ik ook behoefte om deze gegevens te krijgen. Ik zal het onderzoek laten doen.

De heer Van Raak (SP): De minister zegt dat het onderzoek gaat over de periode tot 2005. Deze wetenschappers hebben het ministerie ook na 2005 bestookt of willen bestoken met informatie. Vandaar mijn verzoek om een langere onderzoeksperiode.

Minister Donner: Ik spreek over de periode tot 2005, omdat ik al heb kunnen nagaan dat er in die periode door het agentschap of het departement onderzoeken zijn gedaan. Als bij het nagaan blijkt dat ook daarna dit soort onderzoeken is gedaan, zal dat worden meegenomen.

Ik moet overigens zeggen dat ik in die periode als minister van Justitie medeverantwoordelijk was voor een aantal van deze deskundigen en weet dat er discussies waren tussen de departementen. Die gingen niet over deze specifieke vragen. Ze gingen onder meer over de vraag of de vingerafdrukken op het document moesten worden opgenomen, of los daarvan. Dergelijke discussies vinden voortdurend plaats, ook binnen een kabinet. Op verschillende departementen gelden verschillende overwegingen. Op dit punt is de discussie beslecht met besluitvorming in Brussel. Zo zijn er voortdurend punten waarbij je constateert dat het anders is gegaan dan je dacht dat het zou moeten gaan. Dat heb ik ook in deze functie regelmatig. Je kunt eindeloos achteraf uitpluizen waarom het niet anders is geweest, maar zo loopt de geschiedenis.

Wat is gezegd, is voor mij voldoende aanleiding om na te laten gaan hoe het verloop is geweest, wat de informatieverstrekking aan de Kamer is geweest en op welke wijze grond zit in hetgeen vorige week is gesteld. Ik wil een onafhankelijk en betrouwbaar iemand vragen om dit onderzoek te doen, niet een instelling als de Algemene Rekenkamer.

De heer Schouw (D66): Ik wil de minister complimenteren met zijn bereidheid het onafhankelijke onderzoek uit te laten voeren. Ik vind dat erg belangrijk. Lof voor de royale manier waarop hij het neerzet. Dit is niet het debat waarin we het moeten hebben over het tijdpad of over de precieze onderzoeksvragen. Is de minister bereid om in overleg met de Kamer suggesties mee te nemen voor de opdrachtverlening? Ik denk dat we er allemaal bij gebaat zijn als we samen op kunnen trekken.

Minister Donner: Ik sta zeker open voor ideeën voor de onderzoeksopzet. Dat hoeft zelfs niet van de Kamer als geheel te zijn. Goede suggesties neem ik altijd mee.

De heer Elissen (PVV): Als we dan suggesties kunnen doen, geef ik op voorhand mijn idee om hetgeen is ingebracht tijdens de hoorzitting mee te nemen.

Minister Donner: Dat is zeker de bedoeling. Ik heb al een inventarisatie gemaakt.

Met mijn algemene inleiding heb ik een groot aantal vragen al beantwoord, in ieder geval die van de heer Van Raak. Ik hoop dat duidelijk is dat er twee zaken spelen, enerzijds de opslag van de persoonsgegevens van de aanvraag, anderzijds de opslag van de vingerafdrukken. In de brief gaat het over de opslag van de andere gegevens. Van de opslag van de vingerafdrukken heb ik geconcludeerd dat die nu niet door wordt gezet. Dit voornemen wordt uitgevoerd door de termijn van opslag zo kort mogelijk te maken. Daarna vervallen de gegevens.

Ik zal bezien wat verder nodig is aan wetgeving op dit terrein. Het omvat ook de bepalingen over het gebruik van de vingerafdrukken die zijn opgeslagen, door het OM. Als er geen vingerafdrukken zijn opgeslagen, is deze bepaling zonder object geraakt. Ik zal bezien of deze geschrapt moet worden of gewoon niet wordt toegepast bij gebrek aan vingerafdrukken. Dat is een discussie voor later.

De informatie over Roermond en dergelijke onderzoeken was mij bekend, zij het niet meteen op het moment dat ze gedaan werden, want toen was ik geen minister. Toen ik de informatie kreeg, was dit voor mij aanleiding om bij de eerste beantwoording van de vragen van de heer Heijnen te zeggen dat ik nauwkeurig wilde weten wat er aan de hand was.

Ik heb behandeld waarom de bestaande negatieve basisregistratie niet geschikt is voor de doelen die we nastreven. We hebben een positieve registratie nodig.

Er is zoals gezegd nog niets aanbesteed voor de bouw van de centrale administratie. Er is op dit moment bij gemeenten wel een aantal voorzieningen getroffen voor het opnemen van vingerafdrukken door het trainen van het personeel hierop. Het is een onderdeel van het trainen van het totale aanvraagtraject van paspoorten. Er zal bij gemeenten opslag plaats hebben gevonden. Ik neem aan dat dit in hetzelfde bestand is als waarin de overige persoonsgegevens worden opgeslagen. Ik ga dat na. Het zal enige meerkosten met zich hebben gebracht, maar ik weet niet of dit wezenlijke kosten zijn. Ik zal de Kamer hierover informeren.

Dit heeft niets te maken met het nieuwe paspoort, dat op 1 oktober 2011 wordt ingevoerd. Het nieuwe paspoort zal er fysiek anders uitzien en zal andere fysieke echtheidskenmerken op het document hebben. De aanbesteding en productie van die reisdocumenten is al in 2010 afgerond. De besluitvorming die we vandaag bespreken heeft geen betrekking op het paspoort zelf, maar op het gebruik en de opslag van de vingerafdrukken zoals die er eventueel in voorkomen. Het paspoort zelf wordt geregeld in de Europese verordening.

De heer Heijnen (PvdA): De minister denkt mijn vragen te hebben beantwoord, maar de belangrijkste daarvan niet. Waarom heeft het ministerie niet mee willen werken aan het verzoek vanuit de gemeenten om verificatie bij afgifte? Dat is de belangrijkste vraag. Je hebt niks aan een paspoort als de vingerafdrukken op het paspoort niet kloppen, ook al worden de vingerafdrukken niet opgeslagen. In die zin gaat het om veel meer, zeker ook het nieuwe paspoort en de kosten die het met zich meebrengt om de vingerafdrukken af te nemen en te verwerken in het paspoort. Op al die vragen heeft de minister geen antwoord gegeven.

Minister Donner: Ik heb aangegeven dat dit niet aan de orde is. Het wordt geregeld door de Europese verordening. Het is niet primair een kwestie van de kwaliteit van de wijze waarop ze worden opgeslagen op het document, maar van de kwaliteit van opname gevoegd bij verificatie. De verificatiemethode is het opnemen van een andere vingerafdruk om te verifiëren. Daarom vindt de verificatie plaats bij aanvraag. Het kan zijn dat er vervolgens een percentage van missers bij latere controle is. Of dat na vijf jaar, vijf maanden of na vijf dagen is, maakt niet uit. Daarbij speelt steeds dezelfde problematiek. De staatssecretaris wilde indertijd geen verificatie bij het afhalen van het paspoort, omdat dat plaatsvond bij de aanvraag. Men stuitte op precies die vragen waar we nu ook op stuiten.

De heer Heijnen (PvdA): De minister heeft de consequentie getrokken in de zin dat hij stopt met de opslag. Hij meldde tussen neus en lippen door dat hij niet verwachtte er in deze kabinetsperiode tot 2014 op terug te komen, waarvan akte. Blijft over dat wij een paspoort laten aanmaken met daarin vingerafdrukken, die in mogelijk 20 tot 25% van de gevallen niet kloppen indien het tot verificatie komt. Dat is op zich zo ernstig, dat het aanleiding geeft tot veel meer vragen.

Minister Donner: Het gaat er niet om dat ik stop met de opslag. Ik constateer dat opslag op dit moment vanwege de stand van de techniek niet geschikt is om te gebruiken voor verificatie. Om dezelfde reden is opslag niet bruikbaar voor identificatie. Dat is de kern van het probleem. De discussie over de aanwezigheid van de vingerafdrukken in het paspoort voeren we hier niet. Die is bepaald door de Europese verordening. Deze wordt toegepast door alle landen, behoudens de landen die een «opt out» hebben op dit vlak.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Misschien helpt mijn vraag om de onrust weg te nemen. Kan ik er van uitgaan dat de minister het met ons eens is dat het noodzakelijk is dat we de EU-dimensie erkennen als het gaat om de kwaliteit en integriteit van de vingerafdruk? Er is behoefte aan Europese samenwerking en Europees onderzoek in dezen.

Minister Donner: Dat kan ik bevestigen. Dat heb ik ook in de brief aangegeven. Ik wil me in de eerste plaats richten op de ontwikkeling van de techniek en de internationale standaardisatie van zowel de opslag als het gebruik van de gegevens. Daarom is het juister dat ik nu concludeer dat als we de vingerafdrukken niet voor verificatie kunnen gebruiken, we ze dan ook niet moeten opslaan. Anders is de verleiding te groot om ze toch te gaan gebruiken. Hoewel ik het risico erken dat door de heer Grijpink is opgevoerd, ben ik van mening dat dit onvoldoende is om zelfs decentrale opslag te rechtvaardigen. Doorgaans heeft iemand die wordt verdacht, zijn tien vingers bij zich om aan te tonen dat eventuele andere vingerafdrukken niet kloppen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Die vingerafdruk is ook opgenomen in de chip. Ik ga naar de VS en de opgeslagen vingerafdruk blijkt niet te kloppen met mijn vingerafdruk. Wat gebeurt er dan? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de juiste vingerafdruk in het juiste paspoort terecht komt?

Minister Donner: Op dit moment zorgt de stand van de techniek ook in de VS voor dezelfde vragen. Daar maakt men een andere politieke afweging. Ook als ze niet in het paspoort staan, geeft men zijn vingerafdrukken af bij binnenkomst. Deze gegevens worden gebruikt voor controle en verificatie. Ik kies er nu alleen voor te focussen op de vraag hoe de techniek kan worden verbeterd om de weergave zo goed mogelijk te maken. Daarnaast wil ik zorgen dat het foutpercentage heel gering is, als deze afdruk massaal en machinaal wordt vergeleken met een latere afdruk die wordt gemaakt. We moeten altijd rekenen met een gering foutpercentage, omdat het om massale processen gaat.

Om de vingerafdrukken uit de nationale ID-kaart te halen is een wetswijziging nodig. Dat is een kwestie van het wetgevingsproces. Tot dat moment zal de wet eisen dat ze in de ID-kaart worden opgenomen. Ik zal voor deze opslag hetzelfde beleid voeren als met betrekking tot de paspoortgegevens.

Mevrouw Hennis vroeg waarom in het paspoort niet de namen van beide ouders worden vermeld. Daar ontstaan precies dezelfde vragen. Zodra de namen van beide ouders in het paspoort van een kind worden opgenomen, ontstaat een situatie die ik wil voorkomen. Een ouder die niet het gezag heeft over het kind, neemt het kind wel mee voor uitreis. Dat kan kidnapping zijn. Ook moet het paspoort dan iedere keer worden gewijzigd bij besluiten over het gezag. We hebben besloten dat het kind niet meer in het paspoort van de ouders kan worden opgenomen. Om dezelfde reden is het ook niet verstandig om de namen van de ouders in het paspoort van het kind op te nemen. De overige mogelijkheden op het punt van grenscontrole ken ik niet. Ik zou moeten nagaan op welke wijze dit soort situaties kan worden voorkomen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Dank aan de minister voor zijn antwoorden over de nationale ID-kaart. Het is goed dat we een wetswijziging gaan doorvoeren. Heeft de minister al enig zicht op een termijn? Wordt de wijziging voor de zomer ingediend? Ik zie graag op korte termijn de mogelijkheden voor grenscontrole tegemoet. Is dit inderdaad de internationale geboorteakte of hebben we daarvoor nog andere mogelijkheden?

Minister Donner: Dat zoeken we op. Voor de wetswijziging moet ik nagaan in welke en in hoeveel wetten het speelt. Dat is nu een slag in de lucht. Als ik het praktisch en snel kan oplossen via een AMvB of andere regeling, heeft dat prioriteit boven het regelen bij wet. De nationale ID-kaart wil ik snel aanpakken, maar ik kan nog niet zeggen hoeveel tijd dat vergt.

De heer Schouw vroeg van hoeveel mensen er nu vingerafdrukken zijn opgeslagen. Volgens onze berekeningen zijn dat er ongeveer vijf miljoen.

Ik heb aangegeven wat de belangrijkste punten zijn om wel te besluiten vingerafdrukken te gebruiken voor verificatie. Mevrouw Ortega wees op het OM en de mededeling van de heer Moraal bij de hoorzitting. Het is volstrekt terecht dat hij zei dat het OM ten behoeve van de opsporing de vingerafdrukbestanden van de paspoorten niet nodig heeft. Daar zijn de bestanden ook nooit voor bedoeld. Daarom staat in de wetgeving ter zake dat informatie uitsluitend gevraagd kan worden door de OvJ, ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van een verdachte. Het mag ook als het gaat om een onderzoek in geval van een misdrijf, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De problematiek van de techniek zoals die zich nu voordoet, maakt de bestanden niet geschikt voor identificatiedoeleinden, dus kan dit punt worden geschrapt. Blijft dat ik uit eigen ervaring weet dat het OM indertijd, toen dit werd overwogen, aangaf dat als de afdrukken werden opgeslagen ze wel toegang wilden hebben, ongeacht wat de heer Moraal nu zegt.

Nederland kent de toegestane uitzonderingen volgens de Europese verordening. Het aantal paspoortaanvragen van kinderen onder de twaalf jaar heb ik niet paraat. Dat zoek ik uit. In de Europese verordening zit een foutmarge van 1% waarbij geen vingerafdrukken kunnen worden afgenomen. Bij mijn weten valt tot nu toe het aantal gevallen waarbij in Nederland geen vingerafdrukken kon worden opgenomen onder de 1%. Ik zal nader antwoorden in het licht van de uitzonderingen die in de verordening staan en aangeven in hoeverre dat in Nederland wordt toegepast.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Het is goed dat de minister dit uitzoekt. Wanneer krijgen we deze informatie?

Minister Donner: Dat is een kwestie van de verordening nakijken. Als we de informatie hebben, kan het vrij snel. De informatie over afgifte van paspoorten aan kinderen beneden de twaalf jaar moet ik, bij gebrek aan een centrale opslag, op 700 punten navragen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Het gaat me niet zozeer om de kinderen, maar juist om de andere bijzonderheden.

Minister Donner: De vragen van de heren Knops en Elissen heb ik met het voorgaande beantwoord.

Hoe gaan we in de toekomst om met privacy en security? Het kabinet zal binnenkort een brede brief over het vraagstuk van privacy en veiligheid aan de Kamer sturen. Vermoedelijk kan die vraag daarin worden meegenomen. De brief komt van mijzelf en de staatssecretaris van Justitie.

Het klopt dat nu via een ambassade een paspoort kan worden aangevraagd, maar op dit moment is het onvoldoende mogelijk meteen te controleren of eerder een paspoort aan deze aanvrager is afgegeven. Het is dan onduidelijk of het iemand is die regelmatig zijn paspoort kwijtraakt of dat het de eerste keer is. Met terugzien waar het vorige paspoort is afgegeven, weet je niet of hij in een andere gemeente een ander paspoort heeft. Dat is de essentie van het systeem dat we willen. Op dit moment hebben we alleen de negatieve registratie. Daar gaat de Ppw over.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik constateer dan dat de huidige paspoortaanvraagprocedure via ambassades volgens de minister eigenlijk niet veilig genoeg is. Ik had gevraagd naar vernietiging van de opgeslagen gegevens, maar was even van mijn plek.

Minister Donner: Ik zal zo snel mogelijk, per AMvB of als het kan per ministeriële regeling, de opslagtermijn van de vingerafdrukken terugbrengen tot de termijn die nodig is voor de afgifte van het paspoort. Daarmee verdwijnen alle gegevens als ze opgeslagen worden, evenals alle oude gegevens die opgeslagen zijn. Die zijn dan langer aangehouden dan de termijn.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Er komt geen opslag van vingerafdrukken, want de technologische ontwikkeling valt tegen. Je moet geen wetten aannemen die vooruitlopen op technologische ontwikkeling. Dat is een goede les. Het is heel goed dat er een onderzoek komt naar het agentschap BPR. Wat we daarover hoorden was verschrikkelijk. De beperking in het onderzoek tot 2005 lijkt me niet goed. Dat moet doorlopen tot aan dit moment. De minister wil onderzoeken welke onderzoeken er zijn gedaan. Hij moet ook kijken welke onderzoeken niet zijn gedaan en waarom. Wetenschappers zeggen dat ze voor een gesloten deur kwamen. Ze werden systematisch buitengesloten en niet gehoord. Conclusies werden herschreven. Heel veel wetenschappers hebben kritiek willen leveren, maar zijn gemuilkorfd en zelfs klokkenluiders geworden. Dat hoort allemaal in dat onafhankelijke onderzoek.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Voorzitter. Al mijn vragen zijn beantwoord. Ik wil de minister een compliment geven voor dit goede algemeen overleg en de heldere brief.

De heer Heijnen (PvdA): Voorzitter. Ik begon met zeggen dat dit een heuglijke dag is met de ontvangst van de brief van de minister. De dag wordt nog heuglijker nu de minister heeft toegezegd te willen terugzien op het proces van de totstandkoming van het besluit over de centrale opslag van vingerafdrukken. Ik verzoek hem daar nadrukkelijk ook de informatievoorziening aan de Kamer in mee te nemen, in het bijzonder de door de Kamer gevraagde evaluatie. Deze hebben we gekregen op 10 januari 2010. Ik vraag hem op alle punten die daarin staan met de kennis van nu een reflectie te plegen. Het gaat me niet om het zwartepieten, maar om het leren van het wetgevingsproces.

In dit verband vraag ik me af hoe het op dit moment zit met paspoortfraude, de aanleiding voor deze ontwikkeling. Die lag erin dat men zich maatschappelijk, politiek en bestuurlijk zorgen maakte over het feit dat honderdduizenden paspoorten in Nederland misbruikt zouden worden. Dat was in de jaren ’90 aan de orde. Ik wil weten of en in hoeverre dat nog zo is en of de bestaande instrumenten dat in voldoende mate bestrijden. Daarover ontvang ik graag nadere informatie. Krijgen wij nog een uitwerking van het kabinetsvoornemen om de geldigheid van het paspoort te verlengen tot tien jaar?

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik nodig de minister uit om in de derde of de vierde week van mei de onderzoeksopzet voor het onafhankelijke onderzoek naar de Kamer te sturen. We kunnen dan onze suggesties meegeven. De AMvB of ministeriële regeling of wetswijziging en de manier waarop de gemeenten worden geïnformeerd, vallen eigenlijk in één pakket. Ik nodig de minister uit om over een week of twee over dit pakket helderheid te verschaffen aan de Kamer. Wat komt er in de AMvB? Wat gaat we op welke wijze regelen? Ik dring er bij de minister op aan de gemeenten adequaat te informeren, juist omdat er in ruim 40 Nederlandse gemeenten moties zijn aangenomen over deze kwesties.

Er wringt nog iets: de voortdurende positieve toon waarop wij zijn geïnformeerd, kijk bijvoorbeeld naar de brief uit 2010. De fractie van D66 wil de mogelijkheid om de vingerafdrukken centraal of decentraal op te slaan eigenlijk expliciet uit de wet halen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik wil de minister danken voor de beantwoording van de vragen. Ook ik ben blij met het onafhankelijke onderzoek en de betrokkenheid van de Kamer daarbij. Ik ben blij met de vernietiging van de decentraal opgeslagen biometrische gegevens, maar ik heb nog een vraag. Gaat de minister de kosten die de gemeenten hebben gemaakt compenseren?

De minister is positief over hoe ver we kunnen komen met de technologie. Ik heb daar een hard hoofd in. Criminelen worden steeds intelligenter en gewiekster. Mijn vraag is of er überhaupt een moment komt dat wij vertrouwen kunnen hebben in de validiteit, de kwaliteit en de betrouwbaarheid van het systeem om biometrische gegevens op te slaan. Ik geloof daar niet in.

We zijn nu bezig met de vingerafdruk op de chip in het paspoort. Met die gegevens doen we vervolgens niets. Dat is toch weggegooid geld.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn zeer uitvoerige en gedetailleerde beantwoording. Hij zou bijna zelf aan het hoofd kunnen staan van de nieuwe eenheid die alle onderzoeken gaat doen, zo goed is hij ingevoerd. Wij zijn blij met de brief. De conclusie lijkt mij helder. De minister heeft het duidelijk toegelicht. Dank daarvoor.

De heer Elissen (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn heldere uiteenzetting en de brieven die hij heeft geschreven. Het onafhankelijke onderzoek juich ik zeer toe. Ook de bereidheid om de Kamer in de opzet te kennen en suggesties over te nemen pleit voor de minister. Hij heeft toegezegd, hetgeen is ingebracht tijdens de hoorzitting daarbij te betrekken. Dank voor deze toezegging, ik heb er het volste vertrouwen in.

Het vergelijkingsonderzoek naar de stand van zaken van de techniek in Europa vind ik een belangrijk punt. Wat de PVV betreft vind ik de conclusie die zojuist werd getrokken dat we nu alle deuren op slot moeten gooien en de vingerafdruk per se niet meer op moeten nemen, wat te voorbarig. Ik wil de minister de ruimte geven alles gedegen te onderzoeken. Dat is inclusief het aanvraag- en uitgifteproces. Er is genoeg ruimte voor nader onderzoek, oriëntatie en verbetering. Ik wens de minister daarbij veel succes.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Het feit dat de opslag van biometrische gegevens op de zeer lange baan is geschoven is pure winst. Oude data worden vernietigd. Toch houdt de minister de wenselijkheid van centrale opslag van data overeind, niet van biometrische data, maar wel van andere data. De logische vraag is dan of daar minder veiligheidsissues en foutmarges aan kleven dan bij de opslag van biometrische data. Belangrijkste uitkomst is echter het onafhankelijke onderzoek dat de minister heeft toegezegd te zullen verrichten naar de wijze waarop de Nederlandse besluitvorming voor de invoering van deze techniek tot stand is gekomen. De voortvarendheid die Nederland destijds zowel in de EU als nationaal aan de dag legde om met biometrische data en de opslag daarvan aan de slag te gaan zonder veel discussie in de departementen, is wel ontluisterend.

Minister Donner: Voorzitter. Ik constateer dat er tot 2005 onderzoeken zijn gedaan. Als er klachten waren over het feit dat men onderzoeken niet kreeg, zou dat met die periode samenhangen. Ik zeg niet het onderzoek zich daarmee beperkt tot de periode tot 2005. Ik zal vragen welke technische informatie naar de Kamer is gestuurd met het oog op de besluitvorming. We gaan uit van de klachten zoals die zijn geformuleerd, want het is moeilijk om zonder kader terug te kijken. Het aanknopingspunt zal niet het punt van mevrouw Peters zijn. In die tijd werd door de verschillende departementen verschillend gedacht over aspecten van dit dossier. Uiteindelijk is het kabinet tot een besluit gekomen. De minister is in iedere stand verantwoordelijk voor het functioneren van het ministerie, ook als het om een agentschap gaat. Op dat punt moet ik verantwoorden wat door voorgangers is gedaan. Het gaat in het voorgenomen onderzoek niet om namen, maar om het functioneren van een agentschap van de rijksoverheid.

De brief van 10 januari 2010 zal ik nog even doornemen.

Om paspoortfraude tegen te gaan, willen we met het nieuwe paspoort en de nieuwe echtheidskenmerken voorkomen dat er pseudopaspoorten in de roulatie komen. Bestrijding van identiteitsfraude en look-alikeproblemen proberen we te verbeteren door de wijze waarop foto’s tegenwoordig worden opgenomen op paspoorten. Dit is minder moeilijk, omdat bij een gezicht en een foto de ambtenaar bij de machinale verificatie ook de persoon ziet. Als de machine aangeeft dat de punten van de fysionomie niet overeenkomen met de registratie in het paspoort, kan de ambtenaar onmiddellijk zien of dat juist is. Bij vingerafdrukken is dat niet het geval. In de eerste plaats staat de vingerafdruk niet zichtbaar op het document maar zit in de chip. In de tweede plaats kan een ambtenaar, ook al heeft hij twee vingerafdrukken, niet onmiddellijk zien of ze gelijk zijn. Dat vergt vrij uitvoerige deskundigheid. Daarom is voor dit soort controles sommige biometrie beter bruikbaar dan andere. Wil je identiteitsfraude voorkomen, dan is de vingerafdruk een beter instrument dan de foto. Er wordt gekeken of iriscopie een betere oplossing biedt. Het wordt toegepast op Schiphol. Ik zie regelmatig personeel door controles komen via iriscopie. Het is dus niet zo dat biometrie geen oplossing is. Gebruik van vingerafdrukken is met de huidige stand van de techniek niet dienstig voor de massale verificatie, zoals die bestaat bij paspoortcontrole. Daarom constateer ik dat het niet verstandig is, er nu mee verder te gaan.

De voorbereidingen voor het verlengen van de geldigheidsduur van het paspoort tot tien jaar zijn ter hand genomen. Misschien kunnen we het combineren met de wijziging van de Ppw om de nationale ID-kaart er uit te halen.

De heer Schouw vroeg me de opzet voor het onderzoek naar de Kamer te sturen. Ik wil de Kamer vragen mij binnen drie weken suggesties te sturen. Dat werkt sneller dan dat we hier gaan discussiëren over de opzet. Ik hou me aanbevolen voor de suggesties.

De heer Schouw (D66): Namens een aantal morrende Kamerleden meld ik dat we het liever andersom willen.

Minister Donner: Ik zet het op en ik neem daarbij suggesties van de Kamer mee. We gaan het niet andersom doen. Dan gaat de Kamer maar een onderzoek doen. Ik heb aangegeven hoe ik het wil doen. Het lijkt me niet zinvol hier een discussie aan te wijden.

De heer Schouw (D66): Dat is jammer, want ik had het gevoel dat de minister aanvoelde wat er leefde in de Kamer. Als het nu langs elkaar heen schuurt, zullen wij ons er als commissie op moeten beraden. Het betekent dat ik het voorbehoud maak hierover een VAO aan te vragen, waarin de Kamer via een motie een onderzoeksopzet aan de minister meegeeft.

Minster Donner: Ik geef een opener methode. Er hoeft geen motie te worden opgezet over de opzet. Geef mij de suggesties mee. Ik zal de Kamer zeker inlichten over de opzet waar ik toe kom, mede in het licht van die suggesties. Dat is geen punt. Ik wilde van de opzet geen gezamenlijk discussiestuk maken. De commissie kan met een opzet komen, dan hoeft er geen motie te worden geschreven. Ik bied ook de ruimte dat afzonderlijke leden met suggesties komen. Ik zal de uitkomst van die beraadslaging aan de Kamer zenden.

De voorzitter: Ik denk dat het punt is dat de commissie de uiteindelijke opzet wil zien.

Minister Donner: Dan zou ik eerst de suggesties willen ontvangen.

De heer Schouw (D66): De commissie komt met suggesties. Vervolgens komt de minister met een onderzoeksopzet, die de commissie bespreekt. Als de opzet het parlement niet bevalt, kan het parlement de minister alsnog dwingen tot aanpassing.

Minister Donner: Het informeren van de gemeenten wil ik deze week nog doen. Ik twijfel er niet aan dat dit debat enige verwarring heeft geschapen. Daarom is het goed die snel weg te nemen.

Ik kan niet binnen twee weken met een uitgewerkt pakket komen. Rekening houdend met het reces kan ik wel toezeggen dat ik in de loop van mei, uiterlijk drie weken na nu, de Kamer een brief zal sturen over de vervolgstappen na dit algemeen overleg. Onderdeel van deze voorstellen en de discussie dan zal zijn in hoeverre alle mogelijkheden moeten worden geschrapt.

Mevrouw Ortega vroeg naar de kosten die gemeenten hebben gemaakt. Deze worden vergoed door de legesinkomsten. Voor zover ze op dit onderdeel kosten hadden, hebben ze die dus vermoedelijk in de leges meegenomen. Er komt geen centrale compensatie.

Als laatste de vraag waarom de vingerafdruk op de chip staat. Er is consensus over het feit dat vingerafdrukken als biometrische identificatie meer perspectief bieden dan alleen de foto. Daarom is al vanaf het begin in de Europese verordening besloten dat vingerafdrukken wel worden opgenomen, anders dan ten aanzien van andere gegevens. Er is geen Europese verplichting om ze elders op te slaan. Van die ruimte maak ik nu gebruik. Dat neemt niet weg dat als het gaat om biometrische gegevens, de vingerafdruk een beter verificatiemiddel biedt. Voorwaarde is dat de problematiek technisch onder de knie is. Dit punt ligt sinds de besluitvorming van 2004, 2005 vast in de verordening.

Ik heb alle andere vragen van de commissieleden inmiddels beantwoord.

De voorzitter: Dan zijn we gekomen aan het einde van dit algemeen overleg. Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid, de leden voor hun inbreng en het publiek voor hun aandacht.