Kamerstuk 22112-1378

Verslag van een algemeen overleg

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie


Nr. 1378 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 maart 2012

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1, de vaste commissie voor Europese Zaken2, de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap3 en de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie4 hebben op 15 februari 2012 overleg gevoerd met viceminister-president, minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en staatssecretaris Zijlstra van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap overbehandelvoorbehoud Geschillenbeslechting/Raad voor het Concurrentievermogen d.d. 20-21 februari 2012.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Van der Ham

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van Bochove

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Franke

Voorzitter: Houwers

Griffier: Blacquière

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Bemmel, Bouwmeester, Houwers, Koppejan en Schaart,

en minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en staatssecretaris Zijlstra van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg. Wij hebben afgesproken dat wij dit overleg in twee gedeelten doen. Het eerste uur, tussen 15.00 uur en 16.00 uur, zullen wij het behandelvoorbehoud geschillenbeslechting bespreken. Tussen 16.00 uur en 17.00 uur zullen wij spreken over de Raad voor het Concurrentievermogen van 20 en 21 februari. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal dan ook aanschuiven. Ik heet de minister van EL&I en de hem ondersteunende ambtenaren welkom. De spreektijden in eerste termijn bedragen drie minuten.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Ik ben snel klaar in het eerste blok. Een aantal fiches gaat over de geschillenbeslechting voor consumenten. Ik begin met de verplichting die de EU wil opleggen aan de lidstaten om bedrijven zich te laten aansluiten bij een instantie die aan buitengerechtelijke geschillenbeslechting doet. Wij volgen de regering in het standpunt dat dit onnodig duur is en weleens allerlei juridische en praktische bezwaren met zich mee kan brengen. In Nederland is dit prima geregeld, ook volgens de regering, en werkt de zelfregulering hierin goed. Kortom, de EU dient zich ook wat de PVV betreft hiermee niet te bemoeien. Ik neem aan dat de regering ten opzichte van de EU volhardt in dit standpunt.

De website kan op zichzelf een aanvulling zijn. Ik ga er maar van uit dat die niet tegen al te hoge kosten kan worden gerealiseerd. Het zou goed kunnen zijn voor de grensoverschrijdende handel; dat is natuurlijk nooit verkeerd. Het platform zal toegankelijk zijn in alle officiële talen van de EU en het gebruik ervan is gratis. Dat is op zich mooi. Is er duidelijkheid over de kosten? Gaat de minister daarnaar vragen? Als Europa zegt «niet al te veel kosten» ben ik daar toch altijd wat voorzichtig in.

Verder moet goed worden bekeken wat de gevolgen zullen zijn voor de regeldruk en de administratieve lasten voor de rijksoverheid en de decentrale overheden. Met andere woorden: hoe wordt deze verordening in de praktijk uitgevoerd? Mijn fractie blijft graag hiervan op de hoogte. Ik ken de minister als allergisch voor regeldruk, dus ik neem aan dat dit ook geldt voor deze plannen.

Mevrouw Schaart (VVD): Voorzitter. Voor mijn fractie is een goede werking van de interne markt bij grensoverschrijdende e-commercetransacties belangrijk. Dit kan een sterke bijdrage leveren aan verdere economische ontwikkeling in Europa. Dat hebben wij zeker nu heel hard nodig. Internet en ICT zijn een motor achter de Europese concurrentiekracht en groei en dragen voor honderden miljarden bij aan het BNP. Het verbetert de productiviteit en is broodnodig voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven. Volgens mij zijn wij het daar allemaal over eens.

Ook voor consumenten biedt internet grote voordelen, met uitgebreide keuzemogelijkheden en lagere prijzen. Elk jaar doen 200 miljoen Europeanen aankopen via internet. Volgens mij lopen wij Nederlanders daarin voorop. Door verschillende systemen en regels wordt maar in een kwart van de gevallen over de grens zaken gedaan. Over het geheel is e-commerce slechts gegroeid tot 3,5% van de Europese retailmarkt. Om dit verder te laten groeien is het van belang om onlinetransacties gemakkelijker, transparant en zonder risico's mogelijk te maken in alle 27 landen.

Om de groei van onlinetransacties te stimuleren is het, zo vindt de VVD-fractie, van groot belang dat er meer aandacht komt voor geschillenbeslechting. In Nederland wordt hierop door diverse private en publieke partijen stevig ingezet. Zo zijn er diverse certificerende instanties die toezien op de gang van zaken bij onlinewinkeliers. Daarnaast zijn er verschillende organisaties waar mensen terechtkunnen ingeval van klachten. Natuurlijk zou het goed zijn als ook in andere landen dergelijke zaken goed geregeld zijn, zodat het eenvoudiger wordt voor ons om in het buitenland aankopen te doen. Voor de VVD-fractie is het belangrijk dat partijen in Nederland niet worden belemmerd in het optimaliseren van activiteiten over e-commerce.

Met het ingediende behandelvoorbehoud wil de VVD dicht betrokken blijven bij dit onderwerp en overzicht houden op wat er gebeurt. In Nederland hebben wij een goedwerkend systeem dat zelfregulerend is. Eigenlijk zou dit als voorbeeld moeten gelden voor alle andere landen. Nederland mag met dit voorstel geen stap terugdoen in de tijd. De VVD steunt harmonisering op EU-niveau maar dan wel zonder wettelijke verplichting en naar Nederlands voorbeeld.

De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Bouwmeester, die namens de PvdA-fractie spreekt als vervangster van mevrouw Dijksma.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA): Voorzitter. Ik wilde zeggen dat ik de nieuwe Sharon Dijksma ben, maar ik vervang haar slechts tot de zomer, overigens met veel genoegen. Gemakshalve sluit ik mij aan bij mijn voorgangers inzake het behandelvoorbehoud voor de geschillenbeslechting. Nederland dient als goed voorbeeld en dat willen wij vooral zo houden.

Mijn fractie heeft minder begrip voor de brief van de minister over de motie-Dijksma c.s. (33000-XIII, nr. 14) inzake de collectieve schadevergoeding voor consumenten. Het lijkt erop dat deze motie niet wordt uitgevoerd. Wij weten al jaren dat allerlei partijen het niet met elkaar eens zijn. Het lijkt erop dat de VNO-club zegt: nou, doe maar niet. Wij hebben hier echter een minister voor consumenten voor ons zitten die toch eigenlijk wel moet luisteren naar een aangenomen motie. Ik roep de minister dus op om vooral uit te leggen hoe hij genoemde aangenomen motie gaat uitvoeren, wanneer het stappenplan naar de Kamer komt en wanneer er dus op een collectieve manier schade kan worden vergoed als er een inbreuk wordt gedaan op consumentenrechten.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik merk allereerst op dat de minister van Veiligheid en Justitie eerstverantwoordelijke is voor de buitengerechtelijke geschillenbeslechting. Hij kon niet bij dit debat zijn vanwege een gelijktijdig plaatsvindend algemeen overleg. Wat ik hier zeg, is uiteraard mede namens hem, zoals dat altijd het geval is.

Ik begrijp dat de Kamer zich, gezien de voorstellen van de Europese Commissie, zorgen maakt over ons Nederlandse stelsel. Wij hebben de Commissie en het voorzitterschap uiteraard op de hoogte gebracht van het parlementair behandelvoorbehoud. Laat ik meteen vooropstellen dat ook het kabinet zeer sterk hecht aan het behoud van ons stelsel van buitengerechtelijke geschillenbeslechting. Het is een stelsel dat vrij uniek is in Europa. Het is bijna geheel gebaseerd op zelfregulering, op samenwerking tussen het bedrijfsleven en consumentenorganisaties, en het is heel effectief. Het aardige is dat je tegelijkertijd veel positieve belangstelling krijgt voor de manier waarop het in Nederland geregeld is. Ons stelsel zou eigenlijk als model moeten dienen in plaats van andersom. De kosten worden ook nog eens grotendeels door de marktpartijen gedragen: 85%. Als je dit allemaal vanuit de overheid wilt regelen, moet dat ook weer gefinancierd worden.

Lang niet alle lidstaten hebben zo'n goed systeem van geschillenbeslechting. Hierdoor zijn bedrijven en consumenten bij grensoverschrijdende geschillen aangewezen op heel ingewikkelde grensoverschrijdende gerechtelijke procedures; mevrouw Schaart wees er terecht op. Dat is de reden dat de Commissie is gekomen met een voorstel om het Europees te regelen. Als je goederen en diensten aanschaft op de interne markt, kan dat tot problemen leiden. Dat is vaak een reden om niet over de grens te kopen of zelfs om niet online te kopen. Als de partij elders zit, moet je maar zien hoe je je recht haalt.

Alternatieve geschiloplossing is bij uitstek een laagdrempelige manier om problemen op te lossen; niet alleen voor ondernemers maar zeker ook voor consumenten. Wij onderstrepen dus het belang van de aanwezigheid van alternatieve geschillenbeslechting in alle lidstaten. Wel dient te worden voorkomen dat het Nederlandse systeem op de schop moet. Ik meen dat wij daar allen hetzelfde over denken. De belangrijkste inzet is dus om zeker te stellen dat zelfregulering een invulling kan zijn van datgene wat in de richtlijn en in de verordening wordt voorgesteld. Dat is onze positie; ik ben blij dat de vaste commissie er hetzelfde over denkt.

Wij plaatsen dus een aantal kanttekeningen, waarvan ik de drie belangrijkste zal noemen. De eerste kanttekening is dat het voorstel voor een richtlijn alternatieve geschillenbeslechting mogelijk implementatie van wetgeving vereist, dus dat wij ertoe verplicht zijn om het te vertalen in wetgeving. Dat zou kunnen leiden tot een verschuiving van verantwoordelijkheden van markt naar overheid. Dat heeft ermee te maken dat de richtlijn alternatieve geschillenbeslechting de lidstaten verplicht tot oprichting van een bevoegde instantie – artikel 15 – die een vorm van toezicht uitoefent op de geschillenbeslechtigingsentiteiten. Onze inzet is ook hier dat de huidige vormgeving in Nederland voldoende is als toezichtsregime.

De tweede kanttekening is dat er sprake is van een lijst van informatieverplichtingen voor geschillenbeslechtigingsentiteiten, aangevuld met sancties; informatie die naar onze mening al in de jaarverslagen van de Stichting Geschillencommissies voor consumentzaken opgenomen is. De inzet is dus dat de bestaande informatieverstrekking die wij hebben vormgegeven voldoende is.

De derde kanttekening is dat hoofdstuk twee van de richtlijn tal van heel gedetailleerde kwaliteitseisen kent waarvoor de Nederlandse geschillencommissies zich naar onze mening gemakkelijk zullen kwalificeren maar waarvoor in onze ogen de marktpartijen – en niet de overheid – verantwoordelijk zijn om eraan te voldoen. Dus: wie spreek je erop aan? Ook op dat punt willen wij het hetzelfde geregeld hebben.

Het is op zich dus goed om een platform te creëren waarop consumenten en ondernemers hun grensoverschrijdende geschillen online proberen op te lossen. Het is dan wel belangrijk dat er eerst in elk land kwalitatief goede alternatieve geschillenbeslechting bestaat. Anders is de onlinegeschillenbeslechting een wassen neus. De vraag is ook hoever de Europese Commissie wil gaan met haar bemoeienissen. Dat moeten wij helder krijgen.

Uit de verkennende contacten met de Commissie en het Deens voorzitterschap is ons gebleken dat er mogelijkheden liggen om het Nederlandse systeem in stand te houden. Daar gaan wij dus met kracht voort. De Commissie heeft bijvoorbeeld gezegd Nederland te zien als voorbeeld voor de voorstellen. Als wij dan zo het goede voorbeeld geven, wil ik ook graag dat wij dat in stand kunnen houden; anders spannen wij het paard achter de wagen.

Er is een aantal andere landen dat dezelfde kanttekeningen zet. Tegelijkertijd zijn er Europarlementariërs – ik roep de leden der vaste commissie dan ook op om hun collega's in het Europees Parlement aan te spreken – die het voorstel van de Europese Commissie niet ver genoeg vinden gaan. Zij willen juist een veel meer verplichtend karakter. Dat is dus precies de tegenovergestelde beweging als die wij zouden willen. Ik hoop dus dat de leden der vaste commissie hun contacten met hun partijgenoten in het Europees Parlement kunnen gebruiken om een dusdanig warm pleidooi te houden dat zij hun collega's in de diverse fracties kunnen overtuigen.

Dan de planning. Het Deens voorzitterschap zet er flink de vaart in. Het Deens voorzitterschap is überhaupt op tal van terreinen heel ambitieus, zo heb ik gemerkt. Het wil echt een enorm record hebben aan het einde van het voorzitterschap. Op zich is dat niet slecht. Als de ambitie is om het eind juni eens te zijn over de onlinegeschillenbeslechting, moet men ons echter ook tegemoetkomen; zo eenvoudig is het eigenlijk. Tijdens de Raad voor het Concurrentievermogen van eind mei wil men in overeenstemming met het Europees Parlement een eerste lezing voor de zomer gerealiseerd hebben. Ik zal de Kamer uiteraard op de hoogte houden van de voortgang op dit dossier, mede gelet op de geuite zorgen. De Kamer krijgt natuurlijk ook nadere informatie over de inzet. Ik stel voor, dat te koppelen aan de agenda's van de raden. Als blijkt dat er ten aanzien van de inzet die wij in het fiche hebben geformuleerd, een hick-up komt waardoor wij het niet zouden kunnen halen, zal ik de Kamer tussentijds daarover informeren.

De heer Van Bemmel heeft gevraagd naar duidelijkheid over de kosten van het onlineplatform. Voor Nederland zullen de kosten slechts twee fte bedragen, namelijk om een link te kunnen maken tussen het platform en de Stichting Geschillencommissies voor consumentzaken. De kosten van het platform zelf zijn voor rekening van de Europese Commissie. Indirect betalen wij daar dus wel aan mee, maar de heer Van Bemmel wil de bijdrage toch verminderen, dus ... De kosten voor het platform worden dus uit de Europese begroting gefinancierd. Nederland moet uiteraard de kosten voor zijn rekening nemen voor de twee fte die nodig zijn om de link te leggen. Gelet op het belang dat mevrouw Schaart en mevrouw Bouwmeester naar voren brachten, worden die twee fte's ingezet ten faveure van onze eigen consumenten.

De heer Van Bemmel heeft tevens gevraagd hoe het staat met de regeldruk. Ik ben blij dat de Kamer zich, mede naar aanleiding van de aanname van een aantal amendementen inzake de accountancy, weer druk maakt over de regeldruk. Het is terecht dat de heer Van Bemmel hiervoor aandacht vraagt. Ik kan de vraag nog niet tot in detail beantwoorden. Het beperken van de regeldruk is inderdaad een van mijn belangrijkste uitgangspunten. Ik zal de SER door middel van een adviesaanvraag vragen hoe bestaande partijen uitvoering kunnen geven aan de verordening. Dat zou weer een hele hoop schelen. De adviezen van de SER, met name over het beperken van de regeldruk, neem ik uiteraard mee bij de uitvoering.

Mevrouw Bouwmeester heeft gevraagd naar de uitvoering van de motie-Dijksma c.s. over de collectieve schadevergoeding. Zij zegt de indruk te hebben dat het kabinet de motie niet uitvoert. Dat moet echt een misverstand zijn. Ik heb de Kamer per brief gemeld dat de minister van Veiligheid en Justitie haar hierover spoedig zal berichten. Er is dus überhaupt nog geen standpunt verwoord. Het enige wat ik heb gedaan is in een brief melden dat de motie weliswaar is ingediend tijdens een debat met mij, maar dat de minister van Veiligheid en Justitie hierover gaat en het zal meenemen in een aantal wetsvoorstellen. Ik zal het signaal aan hem doorgeven dat de Kamer naarstig op antwoord wacht. In zijn algemeenheid geldt dat ervan kan worden uitgegaan dat het kabinet een motie uitvoert als er nog geen reactie is. Dat is tenminste de officiële regel.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA): De minister heeft het over een mogelijk misverstand. Ik weet niet waar dat precies gerezen is. Het gaat om een aangenomen Kamermotie waarin staat dat er voor 1 februari 2012 een stappenplan moet komen. De minister voor consumentenzaken gooit het eigenlijk een beetje over de schutting naar de minister van Justitie en Veiligheid met de mededeling: u hoort nog van hem. Ik verwoord het een beetje kort door de bocht, want ik heb hier volgens mij echt een minister voor consumentenzaken voor mij zitten, in woord zowel als in daad. Ik kan dus niet zo heel veel met het antwoord van de minister.

Minister Verhagen: Formeel heeft mevrouw Bouwmeester een terecht punt als er in de motie staat dat het stappenplan er voor 1 februari moest zijn. Ik gooi het niet over de schutting naar Justitie, maar mijn collega moet wel met een wetsvoorstel komen om dit te regelen en om er een stappenplan over aan te leveren aan de Kamer. Ik zal erop aandringen om het stappenplan zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen. Ik zal er dus bij de collega van Justitie op aandringen dat hij de motie op dat punt met terugwerkende kracht uitvoert.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA): De minister kijkt er allercharmantst bij. Ik geloof ook echt dat hij het meent; hij wordt de held van alle consumenten in het land. Kan hij een datum noemen? «Zo snel mogelijk» is zo abstract.

Minister Verhagen: Ik zal vragen of er even contact kan worden gezocht met Justitie zodat wij in het tweede deel van het debat antwoord kunnen geven. Als ik nu zeg dat ik ervoor zorg dat het stappenplan er voor 1 maart is terwijl de minister van Veiligheid en Justitie nog van alles moet uitzoeken, is het ook niets. Vindt mevrouw Bouwmeester het goed als ik nu ambtelijk laat bellen naar Veiligheid en Justitie om te vragen wat de stand van zaken is en haar daarover in het tweede deel van dit algemeen overleg bericht?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA): Dat is een fantastische service.

De voorzitter: Daarmee zijn alle vragen die zijn gerezen, beantwoord. Met de toezegging van de minister kan het behandelvoorbehoud op deze manier als beëindigd worden beschouwd.

Ik neem de andere toezeggingen van de minister nog even door. De minister zal de Kamer nader informeren over de voortgang inzake ADR en ODR; zeg ik dat goed?

Minister Verhagen: Ja. De officiële verordening heet ODR en de richtlijn heet ADR.

De voorzitter: Dank u. Ik lees hier voor dus dan moet ik even kijken of ik goed lees!

De minister zal de Kamer nader informeren over de voortgang inzake ADR en ODR middels de geannoteerde agenda van de Raad voor het Concurrentievermogen. Bij tussentijdse veranderingen die van belang zijn zal separaat informatie worden verschaft aan de Kamer. Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van het eerste deel van dit algemeen overleg.

Wij beginnen nu aan het tweede deel. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is inmiddels aangeschoven. Ik heet hem en de hem ondersteunende ambtenaren van harte welkom.

De spreektijd bedraagt vier minuten en ik sta per spreker één interruptie toe. Mevrouw Bouwmeester heeft laten weten dat zij dit overleg om 16.45 uur moet verlaten wegens andere verplichtingen.

De heer Van Bemmel (PVV): Voorzitter. Als ondernemer begin ik met het Horizon 2020-plan. Ik lees over een inclusieve benadering met openheid voor nieuwe deelnemers, meer ondersteuning van innovatie en activiteiten dichtbij de markt en een sterke focus op het creëren van kansen voor bedrijven op de maatschappelijke uitdagingen. Het klinkt voor een ondernemer allemaal vrij boterzacht. Niet boterzacht is de 80 mld. waar ik tegenaan fiets in dit stukje. Is dit niet heel groot en megalomaan? Het ministerie van EL&I is in Nederland het departement met de kleinste begroting. Dit lijkt mij toch erg veel bemoeienis. Hoe rijm ik dat met deze grote plannen?

Dan de richtlijnen voor producten. Voor het bedrijfsleven geldt dat de fabrikant en de importeur hun naam en contactadres op het product moeten vermelden, of als dat niet mogelijk is op de verpakking of in een bij het product gevoegd document. Zowel fabrikanten, importeurs als distributeurs moeten ervoor zorgen dat de producten traceerbaar zijn. Zij moeten informatie leveren als een toezichthouder daarom vraagt. Ik heb begrepen dat dit voor het grootste deel al geldt in Nederland. Komen er hierdoor geen extra kosten of extra regeldruk bij voor ons? Als het bij ons zo goed geregeld is, is deze richtlijn dan in ieder geval voor Nederland niet overbodig? Ik heb namelijk begrepen dat wij dit allemaal al perfect doen. Nogmaals: wat betekent dit dan voor Nederland?

Mijn fractie vindt het uiteraard belangrijk dat het mkb toegang krijgt tot financiering. Dit is allereerst een taak van de banken. Zoals al vaak voorbijgekomen is in diverse debatten, blijkt deze financiering in de praktijk nauwelijks plaats te vinden. Een tijdje geleden hebben wij nog hierover gesproken. Nu wil ook Europa zich ertegenaan bemoeien. Wat zijn de daadwerkelijke plannen?

Ik vind het heel bijzonder dat Europa een specifiek garantie-instrument voor de culturele en creatieve sector in het leven wil roepen. Ik heb begrepen dat de Nederlandse overheid zich ook afvraagt wat dit precies is en waarom het moet. Waarom per se deze sector en niet andere sectoren, zoals de transportsector? Wat is de creatieve sector eigenlijk? Is dat de maakindustrie? Ik heb geen idee waarover wij hier spreken. Uiteraard kijkt de PVV-fractie hier met gefronste wenkbrauwen naar.

Het monitoren van leningen aan het mkb is natuurlijk interessant. De vraag is echter waarom dit op Europees vlak wel zou lukken terwijl de minister onlangs aangaf dat dit landelijk al erg ingewikkeld is. Ik had het zelf toen over een druk op de knop en een spreadsheet, maar de minister deed er toen erg zwaarwichtig over. Hoe reëel zijn deze Europese plannen dan, zo vraag ik mij af.

Verder vraag ik mij af hoe de Europese banken überhaupt denken. Als ik een zijsprongetje maak naar de hypotheken – de voorzitter is makelaar dus hij zal dit met een warm hart aanhoren – is er bijvoorbeeld nauwelijks een Duitse bank te vinden die aan een vreemd land als Nederland ook maar één hypotheek wil verstrekken. Hoe grensoverschrijdend zullen de banken zijn?

Een belangrijk punt is de onlinedistributie van audiovisuele werken in de EU. De gebruiker wil overal toegang kunnen hebben tot zijn of haar bestanden. Het kabinet meent dat het van belang is dat de handhaving niet geschiedt op het niveau van de consument maar op het niveau van de aanbieder. Dat is heel belangrijk. Handhaving op het niveau van de consument is immers niet effectief. Prachtig, maar wat is dat nog waard gezien de recente uitspraak over BREIN, die wel ervoor kiest om het op het niveau van de consument te doen? Wat vindt de minister daar dan van? Wil de Nederlandse regering dit echt niet?

Ik noem het nog maar even: in Europa wordt het zogenaamde ACTA-verdrag besproken. Verandert dit nu helemaal niets aan de rechten en vrijheden van de Europese internetgebruiker? Kan de minister dit garanderen? Zegt hij ook dat Nederland dit niet moet ratificeren, mocht er ook maar één milligram aan rechten en vrijheden van de individuele internetter worden ingeleverd? Vol verwachting wacht ik op het antwoord van de minister.

Er wordt angstig gedaan over allerlei filmrechten. De bioscoopbranche draait als nooit tevoren. Er wordt angstig gedaan over de auteursrechten van musici. De omzet en de inkomsten van grote artiesten zijn booming. De kleine beginnenden zijn superblij met het platform dat het internet ze biedt. Ik moet erbij zeggen dat mijn eigen carrière als muzikant is geëindigd door het open internet, maar dat is niet anders.

Mevrouw Schaart (VVD): Vertel eens?

De heer Van Bemmel (PVV): Kijk maar eens op YouTube; daar kun je heel mooie dingen zien! Het open internet was echter ook meteen het einde van mijn carrière; dat is wel weer jammer.

Mevrouw Schaart (VVD): Voorzitter. Ik dank mijn collega Jhim van Bemmel voor dat leuke nieuwtje. Ik ga zeker zo kijken; ik ben heel benieuwd welk instrument hij bespeelt of dat hij wellicht zingt. Ik hoor hem nu buiten de microfoon zeggen dat hij zingt en gitaar speelt. Mijnheer Van Bemmel, wat hebt u toch veel talenten!

Voorzitter. Het zijn zware economische tijden. Wat is er dan nodig? Groei. Hoe gaan wij dat doen? Ook op EU-niveau moet er aandacht zijn voor het stimuleren daarvan. Een belangrijke rol daarbij is, zoals minister Verhagen al vaker heeft gezegd, weggelegd voor het mkb. Juist die bedrijven zorgen voor innovatieve commerciële toepassingen op basis van hoogwaardig onderzoek. Ik heb wat cijfers hierover. 85% van de nieuwe banen in de Europese Unie zijn tussen 2002 en 2010 gerealiseerd door het mkb. Maar liefst 58% daarvan waren kleine bedrijven en startende ondernemers. De Europese kaderprogramma's boden in het verleden slechts beperkt mogelijkheden voor kleine en jonge bedrijven. Om ervoor te zorgen dat Horizon 2020 maximaal bijdraagt aan onze economische groei is het belangrijk dat het mkb hierop wordt aangesloten. De Nederlandse initiatieven waarbij het mkb ondersteuning kan krijgen voor deelname zijn dan ook van groot belang.

Het Nederlandse mkb slaagt er helaas onvoldoende in om aansluiting te vinden. Alleen Zweden en Finland deden het vorig jaar slechter. Dat moet toch beter kunnen. In de beantwoording van het schriftelijk overleg heeft de minister aangegeven dat Nederland het van belang vindt dat het mkb in een later stadium actief moet kunnen worden of later moet kunnen aansluiten bij onderzoeks- en innovatieprojecten. Hiervoor is het noodzakelijk dat publiek-private consortia flexibel zijn. De regels voor deelname die nu door de Commissie worden voorgesteld voor Horizon 2020 bieden die flexibiliteit onvoldoende naar de mening van mijn fractie. Ik vraag de bewindspersonen welke concrete verbeteringen kunnen worden bepleit en hoe de andere lidstaten hierin staan.

Ook deelt de VVD-fractie de mening van het kabinet dat in Horizon 2020 meer aandacht moet uitgaan naar ware creatie uit kennis. Het kabinet acht het daarbij van belang dat publiek-private samenwerking de kern blijft van Horizon 2020 zodat wetenschappers, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheden samenwerken om goede kennis te vertalen naar nieuwe producten, processen en diensten. Juist midden- en kleinbedrijven zijn in staat om onderzoeksresultaten om te zetten in commerciële activiteiten. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat midden- en kleinbedrijven hierbij meer betrokken worden?

Naast de participatie van het mkb en waardecreatie uit kennis vraagt de VVD-fractie ook aandacht voor de Europese onderzoeksinfrastructuur. Mijn fractie is van mening dat de nadruk binnen het programma Horizon 2020 moet komen te liggen op het gehele systeem van fundamenteel onderzoek via toegepast onderzoek tot pilot- en demonstratieprojecten naar het op de markt brengen van producten, processen en systemen. Dit betekent dat de middelen voor het Horizon 2020-programma niet moeten worden ingezet om te investeren in onderzoeksinfrastructuur. De VVD-fractie vraagt de bewindspersonen of het mogelijk is om hiervoor de middelen van de Europese structuurfondsen in te zetten en de middelen binnen het Horizon 2020-programma te behouden voor concrete onderzoeksprojecten.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA): Voorzitter. Ik heb een aantal losse punten, mede namens enkele collega's. Voor een Kamerlid dat nieuw is op dit dossier, was het enorm zoeken in de grote berg aan agendapunten. Mijn eerste vraag gaat over iDEAL. Een Europees systeem voor buitenlandse webwinkels blijft uit. Dat is een belangrijke belemmering voor de internationale handel, zo heeft mijn fractie begrepen. Wat zijn precies de belemmeringen en welke moeten verholpen worden?

Mijn tweede vraag betreft het nationaal hervormingsprogramma, waarvoor middelen van het ESF beschikbaar zijn. De PvdA-fractie wil weten of het kabinet van plan is om deze in te zetten tegen de jeugdwerkloosheid.

Mijn derde vraag gaat over pensioenen. Klopt het dat er een herstart is gemaakt met de overdraagbaarheid van pensioenen? Als dat klopt, wat is dan de opstelling van de regering hierin?

Mijn laatste vraag betreft de octrooirichtlijn. Klopt het dat er in dit kader een discussie is over het kwekersrecht en dat daardoor de hele octrooirichtlijn tot stilstand is gebracht? Mocht dit te ingewikkeld zijn, dan vraag ik of wij er een aparte brief over kunnen krijgen.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Over de Annual Growth Survey is al het een en ander gezegd door de collega's. Ook de minister heeft zich erover uitgesproken. Hij schrijft dat hij het versterken van het groeivermogen belangrijk vindt, onder andere door de digitale interne markt, de vermindering van de regeldruk en de interne markt voor diensten. Mijn fractie denkt dat het voor economische groei ook heel belangrijk is dat er een stabiele, degelijke langetermijngroei is met expliciet oog voor duurzaamheid. Duurzame groei is op de lange termijn de beste groei in onze optiek als christendemocraten. Is de minister bereid om die invalshoek in te brengen in het komende debat? Hoe verhoudt het scorebord met betrekking tot de macro-economische onevenwichtigheden zich tot dit streven naar duurzame economische groei?

Dan de interne markt en de nieuwe aanbestedingsrichtlijn. De CDA-fractie wil procedureel graag weten hoe realistisch de termijnen zijn die de Europese Raad heeft aangegeven. Wordt het herzieningspakket voor het einde van 2012 gerealiseerd of is dat ook een ambitie die in schoonheid zal sterven? Daarnaast rijst de vraag hoe de richtlijn zich gaat verhouden tot de ontwerprichtlijn voor de speciale sectoren, zoals water en energie. De CDA-fractie zou niet graag zien dat het een wirwar aan richtlijnen wordt waarin iedere sector weer anders aanbesteed dient te worden. Dit zal namelijk weer tot veel onduidelijkheid en extra administratieve lasten leiden; graag een reactie van de minister op dit punt.

Dan het unitair octrooi. Is er al meer duidelijkheid over de vestigingsdivisie? Het unitair octrooisysteem dient er in ieder geval snel te komen. In de conclusies van de Europese Raad staat dat de deelnemende lidstaten uiterlijk in juni 2012 een definitief akkoord willen bereiken over het octrooipakket. Kan de minister ons meer vertellen over de inspanningen die het komende half jaar zullen worden verricht door de lidstaten en het voorzitterschap om deze deadline ook daadwerkelijk te halen?

Ten aanzien van mkb- en zzp-ondernemers zien de leden van onze fractie in toenemende mate een probleem wat betreft de bedrijfsfinanciering. Wat gaat de minister op dit punt exact inbrengen tijdens de volgende raad? Waarom wordt het actieplan voor mkb-financiering in principe niet besproken tijdens de komende raad?

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun inbreng. Ik begin met de plannen voor Horizon 2020. Wij zijn in grote mate tevreden over het voorstel van de Europese Commissie. Het biedt namelijk een integraal kader voor onderzoek en innovatie. Het wordt opgebouwd via drie duidelijke, herkenbare prioriteiten: excellente kennisbasis, industrieel leiderschap en maatschappelijke uitdagingen. Er komt meer nadruk op innovatie en op activiteiten dichtbij de markt. De meest excellente projecten worden gefinancierd en alleen die. De Commissie heeft de ambitie om tot vergaande vereenvoudiging te komen. Dat sluit heel mooi aan bij het beleid dat wij voor ogen hebben, bijvoorbeeld met betrekking tot het bedrijfsleven.

Natuurlijk is er een aantal aandachtspunten, allereerst het excellentieprincipe. Ik vind het van belang dat dit principe gehanteerd blijft voor Horizon 2020. Er zijn nog wel wat lidstaten die van twee of zelfs drie walletjes denken te kunnen eten door te zeggen dat Horizon 2020 meer cohesieaspecten zou moeten bevatten. Ik vind eerder dat het andersom zou moeten zijn, dus dat structuurfondsen en cohesiefondsen meer moeten zijn gericht op duurzame economische groei in de landen die ervan gebruikmaken. Een van de problemen waartegen wij nu aanlopen – zie ook het rapport dat gisteren door Eurocommissaris Rehn is uitgebracht – is dat landen in de problemen zijn gekomen vanwege het ontbreken van een groeiperspectief; vandaar de aandacht voor macro-economische onevenwichtigheden in plaats van slechts voor budgetvraagstukken. Als je dan zegt dat ook hier de verdelende rechtvaardigheid moet worden ingevoerd vanwege de cohesie, ben je niet aan het excelleren maar geld aan het verdelen, geld dat uiteindelijk niet wordt gebruikt voor economische groei, innovatie en vernieuwende producten of om een weerwoord te bieden aan maatschappelijke uitdagingen zodat je in de toekomst extra kunt verdienen.

De bedrijfsdeelname in het kaderprogramma is de laatste vijftien jaar gedaald. Je ziet dat steeds meer publieke partijen hiervan profiteren en steeds minder bedrijven. Dat moet veranderen. Ik denk dat de beoogde nadruk op innovatie en vernieuwende producten het tij kan keren. Daarbij vind ik het van belang dat de grensoverschrijdende publiek-private samenwerking de kern blijft en dat tegelijkertijd de consortia toegankelijker worden voor het mkb, een punt waarop mevrouw Schaart heeft gewezen. Dat blijkt nu onvoldoende uit het voorstel.

De heer Van Bemmel heeft gewezen op de administratieve lasten. De genomen maatregelen moeten juist vooral leiden tot vermindering van de administratieve lasten. Ik vind het daarom van belang dat deelnemers hun usual accounting principles kunnen hanteren, inclusief vergoeding van de kosten op basis van de integrale kostprijs.

Mevrouw Schaart heeft gevraagd wat er specifiek wordt gedaan om valorisatie te bevorderen. Het is in dit kader van belang dat het bedrijfsleven meer gaat meedoen aan Horizon 2020. Dat is voor mij een aandachtspunt. Door de opname van innovaties door de markt en de publieke sector proberen wij dit te realiseren. Dat doen wij door het financieren van demonstratieprojecten, het precommercieel aanbesteden en het verbeteren van toegang tot financiering, dus kapitaalmarktinstrumenten. De Europese Commissie vindt het net zoals de Kamer en ikzelf van belang dat de mkb-deelname wordt vergroot. Daarom heeft zij een mkb-specifiek instrument ontwikkeld. Evenals de kennisdriehoek onderwijs, onderzoek en innovatie loopt dit via het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). Er is een eerste ervaring met het Proof of Concept Scheme dat onder de Europese onderzoeksraad ontwikkeld is. Staatssecretaris Zijlstra zal hier ongetwijfeld nader op ingaan. Op zich is het allemaal mooi, maar het kan nog wel een tandje beter. Ik vind het echt van belang dat valorisatie doorsnijdend in heel Horizon 2020 aandacht krijgt. Daarbij zijn van belang de publiek-private samenwerking, een betere toegang van het mkb en flexibele projecten waarbij het mkb gemakkelijker later kan aanhaken bij een consortium. Ook noem ik het mogelijk maken van kleinere consortia via dit soort maatregelen.

Met het mkb-specifieke instrument beoogt de Commissie dat 15% van het budget van de onderdelen uit Horizon 2020 die specifiek zijn gericht op de maatschappelijke uitdagingen en industriële technologieën, naar het mkb gaat. Men heeft daar dus een hogere norm geïntroduceerd. Ik wil specifiek kijken of de mogelijkheden van het consortium afdoende zijn. Ik ga nog in overleg met het mkb om te bekijken hoe de mkb-deelname naar zijn opvattingen voldoende verzekerd is. Op basis van het setje maatregelen dat nu is genomen wordt mkb-deelname in mijn ogen echter veel beter dan voorheen gestimuleerd.

De heer Van Bemmel vindt het te groot en te megalomaan. Economische groei is nodig. Als wij geen economische groei hebben, hebben wij geen inkomsten, hebben wij alleen meer uitgaven en krijgen wij steeds grotere bezuinigingstaakstellingen. Met name bij het omzetten van kennis in producten, diensten en productieprocessen zie ik absoluut een Europese meerwaarde. Je ziet ook dat dit een toegevoegde waarde heeft op de Europese markt. Wij zetten zoals bekend wel in op een sobere maar moderne begroting. Wij zeggen niet dat het geld dat hiervoor wordt uitgetrokken, er maar bovenop moet komen. Onze opvatting is bekend: wij vinden dat je in principe niet van lidstaten kunt vragen dat zij in het kader van de Europese begrotingsregels bezuinigen terwijl de Europese begroting stijgt. Daarin zijn wij het volledig eens: sober maar wel modern. Dat betekent echter dat je daarbinnen wel moet schuiven. Ik heb dan liever dat het geld wordt uitgegeven daar waar de Europese meerwaarde zit. Die meerwaarde zit naar mijn mening juist op dit vlak.

Een aantal leden heeft, los van Horizon 2020, gesproken over de noodzaak van een goede toegang van het midden- en kleinbedrijf tot financiering. Het mkb heeft vorig jaar twee keer zo vaak een beroep gedaan op de garantieregeling van de overheid omdat het anders geen toegang zou hebben tot krediet. Ik heb met de voorzitter van MKB-Nederland en met de financiële instellingen gesproken om te bekijken hoe dit kan worden geoptimaliseerd. Het is evident dat kapitaalverschaffing aan bedrijven een belangrijke bijdrage levert aan het goed functioneren van de economie. Het waarborgen van de toegang tot financiering vormt dus ook een heel belangrijk aspect voor het verder versterken van het groeivermogen. Het voorstel tot een regelgevend kader voor risicokapitaalfondsen kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Fondsen die dit willen en die aan de eisen voldoen, kunnen zo een Europees paspoort verkrijgen waardoor ze niet in iedere lidstaat opnieuw toestemming hoeven te vragen om deelnemingsrechten aan te bieden. Dat verlaagt de administratieve lasten van deze fondsen en zorgt ervoor dat ze gemakkelijker in heel Europa geld kunnen ophalen, maar ook kunnen investeren.

De heer Van Bemmel heeft vraagtekens gezet bij de aparte faciliteit voor de creatieve sector. De creatieve sector is overigens omschreven als een van de topsectoren van onze economie. Denk daarbij aan de gamingindustrie, de architectuur en tal van onderwerpen waarin wij in Nederland heel goed zijn en waarmee heel veel geld wordt verdiend. Inzake de vraag of wij in dit kader een aparte faciliteit voor de creatieve sector in het leven moet roepen, deel ik echter de aarzelingen van de heer Van Bemmel.

De heer Van Bemmel (PVV): Het ging ook over de culturele sector, niet alleen over de creatieve sector.

Minister Verhagen: Ik deel de aarzeling van de heer Van Bemmel om hiervoor een aparte faciliteit in het leven te roepen. Hij noemde zelf de creatieve sector in zijn vraag. Wat de culturele sector betreft: zeker als het gaat over mkb-financiering, mede gelet op het versterken van de mogelijkheden van de economische groei, deel ik de aarzeling van de heer Van Bemmel om er een aparte faciliteit voor te creëren.

De heer Koppejan heeft gevraagd naar de prioriteiten bij de kapitaalverstrekking van het mkb op Europees niveau. Net als wij ziet de Europese Commissie de moeite om toegang te krijgen tot financiering als een van de centrale obstakels voor de groei van het mkb. Zij komt dus met diverse voorstellen om hieraan invulling te geven. Ik vind het van belang dat de zorgen ten aanzien van het mkb door de Commissie worden gedeeld. Het mkb is toch de motor van de economie; niet alleen de Nederlandse maar die van Europa. Daarbij is een integrale aanpak van belang. De activiteiten van de Europese Commissie moeten zich richten op ondersteuning en aanvulling van het beleid van de lidstaten. Ze moeten dus echt een toegevoegde waarde hebben. De afzonderlijke voorstellen van de Europese Commissie en het standpunt van het kabinet zullen wij de Kamer via de gebruikelijke weg toesturen. De verordening voor risicokapitaalfondsen – een van die voorstellen – heeft een positieve invloed op de financieringsmogelijkheden van het midden- en kleinbedrijf. In beginsel ben ik dus positief over die aandacht.

Dan de agendering. Het voorzitterschap heeft de focus gelegd op de behandeling van de concrete voorstellen voor risicokapitaal. Daar heeft het mkb naar mijn mening meer aan.

Dan de richtlijn. Het voorstel met betrekking tot de gunning van overheidsopdrachten komt bovenop de gelukkig aanvaarde Aanbestedingswet die wij net in de Kamer hebben behandeld. Dit kan een verdere verbetering zijn. Ik verwelkom het voorstel van de Europese Commissie tot een nieuwe richtlijn voor het gunnen van overheidsopdrachten dus in grote lijnen.

Het huidige Europese aanbestedingskader blijft conform mijn inzet grotendeels intact. Dat is van belang willen wij de wet die wij hier net aanvaard hebben, ook op een goede wijze uitvoeren. De toegang tot overheidsopdrachten voor het midden- en kleinbedrijf wordt verbeterd. Aanbestedende diensten krijgen meer ruimte om strategische beleidsdoelen zoals duurzaamheid – waarop de heer Koppejan terecht wees – mee te nemen in de aanbesteding. Wij spreken tijdens de raad over het voorstel van de Commissie tot een ruimere mededingingsprocedure met onderhandelingen over het voorgestelde verlichte regime voor sociale diensten. Ik steun de Commissie om de toegang tot de mededingingsprocedure met onderhandelingen te verruimen. Daardoor ontstaat meer ruimte voor dialoog bij ingewikkelde aanbestedingen zodat aanbod en vraag beter op elkaar kunnen worden afgestemd.

Wij vinden overigens dat het Commissievoorstel nog wel een stap verder mag gaan. Dat betreft met name complexe ICT-projecten, die binnen het voorstel tot verruiming van de Europese Commissie daarvan niet ten volle kunnen profiteren. Tegelijkertijd moeten wij ervoor waken dat deze extra ruimte voor een dialoog tijdens een aanbestedingsprocedure niet leidt tot vriendjespolitiek en door een aantal slimme lieden wordt misbruikt om een zogenaamde aanbesteding geen aanbesteding te laten zijn. Wij moeten dus waarborgen hebben. Ik wil meer ruimte maar tegelijkertijd ook meer waarborgen voor transparantie en gelijke behandeling van ondernemers.

Dan de sociale diensten. Onlangs hebben wij in het kader van de Aanbestedingswet hierover gesproken in relatie tot de vragen van mevrouw Hamer van de PvdA-fractie in relatie tot 2a- en 2b-diensten. De Commissie stelt nu voor om het huidige regime van de onderverdeling tussen 2a- en 2b-diensten helemaal op te heffen en om alleen voor een heel beperkt aantal diensten met een maatschappelijke component, zoals sociale diensten, een nieuw verlicht regime in te voeren. Ik kan mij daar toch niet in vinden. Voor de diensten met een belangrijke maatschappelijke component – zoals rechtskundige diensten, opsporingsdiensten, arbeidsbemiddeling, onderwijs, cultuur en diensten gerelateerd aan zorgverlening – die eigenlijk nauwelijks een grensoverschrijdend belang hebben, dus waarbij het element van de Europese markt niet speelt, wil ik het huidige verlichte regime van 2b kunnen handhaven. Ik vind dit voorstel ook niet in lijn met het Europese subsidiariteitsbeginsel. Hier is gewoon geen sprake van een grensoverschrijdend effect. Arbeidsbemiddeling bijvoorbeeld richt zich juist op regio's waarvoor je een UWV of andere instrumenten hebt. Hetzelfde geldt voor opsporingsdiensten. Sorry, maar ik ga niet aan onze buren vragen om dat te doen. Dan spreekt de Kamer mij terecht aan dat wij daaraan niet de eisen stellen die wij aan onze eigen opsporing, hier in de regio, willen stellen. Ik zet er dus in principe op in om de huidige verdeling te handhaven.

De heer Koppejan heeft gevraagd hoe een en ander zich verhoudt tot het aanbesteden in de sector water en energie. De huidige twee richtlijnen, een voor de klassieke overheid en een voor speciale sectorbedrijven, worden beide herzien. De voorstellen zijn in lijn met elkaar en zullen te zijner tijd beide in een nieuwe aanbestedingswet moeten worden opgenomen.

De heer Koppejan heeft tevens gevraagd hoe realistisch het is dat het tijdpad voor de overheidsaanbestedingen wordt gehaald. Ik ben het met hem eens dat het tijdpad buitengewoon ambitieus is. Het Deens voorzitterschap pakt het voortvarend op, maar uiteraard is hij ook afhankelijk van niet alleen de inbreng van de lidstaten maar ook met name van het Europees Parlement. Het zou mooi zijn als er aan het einde van het jaar een akkoord is; laat ik mij voorzichtig uitdrukken.

Mevrouw Bouwmeester en de heer Koppejan hebben gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot het octrooipakket. Noch in de Raad voor het Concurrentievermogen van 5 en 6 december, noch en marge van de Europese Raden is overeenstemming bereikt over het octrooipakket. Tijdens de Raad van 30 juni is gezegd dat er uiterlijk in juni van dit jaar een akkoord moet zijn. Dat is volkomen terecht. Ik vind het bizar dat er geld voor het oprapen ligt wat niets kost terwijl wij hier in een tijd van economische crisis niet in staat zijn om eindelijk een besluit te nemen op dit vlak. Als je de kosten voor ondernemers in Europese landen vergelijkt met de kosten die bijvoorbeeld Amerikaanse bedrijven hebben ten aanzien van het verwerven van patent en octrooi, is dat het veelvoudige. Daarom heb ik hier vanaf het begin van mijn ministerschap hard aan getrokken.

Inhoudelijk hebben wij nu overeenstemming. Dat maakt het allemaal nog extra wrang. Het enige punt van discussie is de vestigingsplaats van het octrooigerecht. Als goed koopman heb ik Nederland uiteraard ook in de aanbieding gedaan. Ik heb er echter geen breekpunt van gemaakt, want ik vind het van belang dat dit besluit nu wordt genomen. Natuurlijk is Nederland kandidaat. Ik ga echter niet zeggen dat wij niet akkoord gaan als Nederland het gerecht niet krijgt. Een aantal lidstaten doet dat tot nu toe wel. Ik heb het Deens voorzitterschap gemeld dat ik, mocht men er niet uitkomen, mijn bod gestand houd als dat het gemakkelijker maakt om een oplossing te vinden. Hoe dan ook vind ik het noodzakelijk dat het octrooidossier spoedig wordt afgerond. Dat is een versterking van het Europese groeivermogen. Het is een heel belangrijke prioriteit, zowel voor het Europees innovatievermogen als voor een sterkere interne markt. De hobbel ligt dus niet bij het kwekersrecht maar bij de vestigingsplaats, zo zeg ik tot mevrouw Bouwmeester. Er zijn drie grote lidstaten die vrij hard daaraan vasthouden; vandaar dat een kleintje er wellicht als derde als hond met het bot, enzovoorts.

De heer Van Bemmel heeft gevraagd wat ik ga doen met de aangenomen motie over ACTA. In de vertrouwelijke stukken heeft hij kunnen lezen dat het ACTA-verdrag in lijn is met de Europese en Nederlandse regelgeving. ACTA zal geen gevolgen hebben voor de mogelijkheden van burgers om legaal goederen en bestanden te kopen, te gebruiken of te downloaden. Ook respecteert ACTA de fundamentele rechten en burgerlijke vrijheden. Gelet op de wetgeving die wij hebben, zal er voor Nederland niets veranderen. Op basis van de Nederlandse wetgeving hebben wij mogelijkheden om bijvoorbeeld een site met kinderpornografie uit de lucht te halen of een site die grootschalig misbruik maakt van illegale activiteiten. Dat is de bestaande wetgeving. Die bestaande wetgeving verandert niet door het ACTA-verdrag.

Het ACTA-verdrag richt zich erop dat voorkómen wordt dat iemand de mogelijkheden om te verdienen worden ontnomen. Stel dat de heer Van Bemmel een prachtig plaatje heeft gemaakt, dat tegen zijn zin op internet wordt gezet zodat het cd'tje niet meer wordt verkocht. Dan is hij gewoon geschaad in zijn rechten. In Nederland hebben wij daar regelgeving voor. Voor de gewone internetgebruiker verandert er niets ten opzichte van de huidige situatie. De gewone individuele internetgebruiker wordt dus niet gepakt. Als de goedkeuringswet is ingediend, heeft de Kamer uitgebreid de gelegenheid om op dit verdrag te reageren. Dat is ook de reden geweest dat de Kamer destijds, toen de Europese Unie namens de lidstaten akkoord ging met het verdrag, heeft gezegd dat zij het niet zou goedkeuren als zij het uiteindelijk niets vindt en dat wij dus onze gang konden gaan. Ik heb gezegd dat de Raad van State nader kan ingaan op de specifieke zorgen met betrekking hoe zich dit verhoudt met het EVRM en met de rechten en vrijheden van de mens. Blijkens de motie die gisteren is aangenomen, twijfelt de Kamer of het verdrag strijdig is met die grondrechten en wil zij daarover zekerheid hebben voor de behandeling in de Kamer. Ik zal de Kamer daarover informeren. Ik zal aandachtig kijken naar dit element en het de Kamer zo spoedig mogelijk laten weten. Op basis van het verdrag zelf en de bestaande Nederlandse wetgeving hoeft de Kamer zich echter geen zorgen te maken dat dit verdrag er nu toe leidt dat wij opeens grondrechten zouden gaan schenden die wij nu niet binnen de bestaande wetgeving van beperkingen voorzien hebben.

De heer Van Bemmel (PVV): De minister heeft gezegd dat er niets verandert in de rechten van de individuele internetgebruiker die legale producten downloadt. Wat gebeurt er echter met de mensen die – ik gebruik even een zwaar woord – illegale producten downloaden, bijvoorbeeld films?

Minister Verhagen: Hetzelfde wat nu gebeurt.

De heer Van Bemmel (PVV): Nu gebeurt er niets.

Minister Verhagen: Voor de gebruiker niet, maar de rechter heeft hier ook laatst bepaald dat The Pirate Bay uit de lucht moest.

De heer Van Bemmel (PVV): Dat heeft de rechter niet bepaald. De rechter heeft bepaald dat er een blokkade komt, dus een censuur voor de eindgebruiker. The Pirate Bay is nog steeds in de lucht. Uiteraard ben ik het er als Kamerlid mee eens dat websites die illegale producten aanbieden, moeten worden aangepakt. Het gaat er in dit geval om dat de website ongemoeid wordt gelaten en er vervolgens een heel grote groep mensen wordt geblokkeerd in hun internetverkeer.

Minister Verhagen: Dat gebeurt niet op basis van ACTA, zo zeg ik de heer Van Bemmel, maar op basis van de huidige wetgeving. Ik heb gezegd dat er ten opzichte van de huidige wetgeving in Nederland niets verandert door dit verdrag. Met dit verdrag zorgen wij ervoor dat de andere landen, dus de 32 landen buiten de Europese Unie die ook onder dit verdrag vallen, nu ook gebonden zijn aan regels die wij normaal vinden. Dat is wat er gebeurt. Wat er hier in Nederland gebeurt ten aanzien van zaken zoals The Pirate Bay, vindt plaats op basis van de huidige wetgeving en niet op basis van ACTA, want ACTA is helemaal niet in werking hier. Mijn stelling is dat ik op basis van datgene wat in het verdrag staat, geen jota hoef te wijzigen aan de huidige wetgeving in relatie tot de internetgebruikers. Ik zal met name aandacht schenken aan die aspecten waarover de Kamer zorgen heeft, dus de grondrechten en het EVRM, en de Raad van State vragen om daarnaar te kijken.

Mevrouw Bouwmeester heeft gesproken over de problemen bij iDEAL. Het probleem bij elektronisch betalen is dat lidstaten verschillende nationale stelsels hebben. Nederland pleit dus ook voor meer mogelijkheden voor grensoverschrijdende betalingen. De stelsels moeten op elkaar worden aangesloten; ook daar pleiten wij voor.

De heer Van Bemmel heeft gevraagd hoe de richtlijnen voor producten uitpakken voor Nederland wat de administratieve lasten betreft. Het betreft een stroomlijningspakket, dus een technische operatie om de teksten van de richtlijnen gelijk te trekken. Er worden geen nieuwe verplichtingen opgelegd met dit pakket. Er is dus ook geen verandering ten aanzien van de administratieve lasten.

De heer Koppejan heeft gevraagd hoe het rapport over de macro-economische onevenwichtigheden, dat gisteren is gepresenteerd door Eurocommissaris Rehn, zich verhoudt tot de duurzaamheid. Hij koppelde dit aan het scorebord. Het Alert Mechanism

Report is opgezet om schadelijke macro-economische onevenwichtigheden in Europa tegen te gaan. Dat is de focus, dus de vraag waar er door macro-economische onevenwichtigheden problemen kunnen ontstaan. Voor twaalf landen wordt een nader onderzoek gestart naar mogelijke macro-economische onevenwichtigheden. Deze beoordeling is gebaseerd op het scorebord alsmede op een kwalitatieve economische en financiële beoordeling ervan. Ze zijn er vrij ambitieus mee aan de slag gegaan. Dat hadden wij eerder ook gevraagd in relatie tot de discussie over de Grieken et cetera. Het Alert Mechanism Report en de Europese strategie voor slimme, duurzame inclusieve groei vullen elkaar dus aan. Om uit de onevenwichtigheid te komen, is het ontwikkelen van groei nodig. Daarom moet met name die duurzame groei worden gerealiseerd.

Mevrouw Bouwmeester heeft gevraagd of er USF-middelen worden ingezet voor de jeugdwerkloosheid. Nederland heeft in 2009 al extra EVSF-middelen ingezet op de jeugdwerkloosheid. De resterende EVSF-middelen voor deze periode zijn al volledig gecommitteerd aan projecten, dus er is geen ruimte meer om te heralloceren naar de jeugdwerkloosheid. Het budget is in 2009 dus deels ingezet voor de jeugdwerkloosheid en de overige middelen zijn al aan andere zaken gealloceerd.

De vraag van mevrouw Bouwmeester heb ik als toetje bewaard. Er is contact geweest met het ministerie van Veiligheid en Justitie. Don't kill the messenger, zeg ik er even bij! Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft mij laten weten dat zij werkt aan een grondig en gedegen stappenplan en op die wijze invulling geeft aan de motie. Mede gezien, ik citeer, de complexiteit van het onderwerp en de samenhang met andere wetsvoorstellen, zoals de aanpassing van de Wet collectieve afwikkeling massaschade, vraagt dat echter even tijd. De minister van Veiligheid en Justitie heeft daarvoor dus enige tijd nodig. Hij zal de Kamer voor 1 mei het stappenplan doen toekomen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA): Het gaat in ieder geval door; dat is fijn. Wij krijgen het stappenplan voor 1 mei. Wij hadden het liever eerder gehad, maar als er een goed stappenplan ligt dan dank ik de minister voor de toezegging. Ik heb nog wel enkele vragen. Blijft deze minister coördinerend minister voor consumentenzaken? Het zou namelijk fantastisch zijn als ik hem aan het einde van het jaar een prijs kan uitreiken en hem kan uitroepen als koning van de consument. Mijn vraag over de overdraagbaarheid van pensioenen is niet beantwoord. Is er een herstart gemaakt? Wat is de opstelling van de regering hierin?

Minister Verhagen: Ik zal daar in tweede termijn op terugkomen.

De voorzitter: Mogelijk maakt mevrouw Bouwmeester dat niet meer mee, omdat zij dit overleg eerder moet verlaten. Zij kan het antwoord dan lezen in de notulen.

Minister Verhagen: Mogelijk schrijf ik de Kamer er een brief over.

De voorzitter: Ik geef nu graag het woord aan staatssecretaris Zijlstra voor de beantwoording van de vragen die op zijn gebied liggen.

Staatssecretaris Zijlstra: Voorzitter. De minister van EL&I heeft de meeste vragen al beantwoord. Enkele zaken liggen nog open of overlappen.

De heer Van Bemmel had het over een megalomaan plan. De minister is er al op ingegaan, maar ik voeg eraan toe dat het gaat om totaalbedragen van de vorige kaderperiode en de nieuwe kaderperiode. Het bedrag dat aan wetenschappelijke innovaties wordt besteed in de laatste jaren van het lopende programma is 9,2 mld. Als wij dat keer zeven doen, zien wij dat de stijging ten opzichte van het laatste jaar al een stuk minder is dan als je het vergelijkt met het hele pakket. Het afgelopen jaar is het namelijk sterk toegenomen en die tendens wordt voortgezet. Het verschil lijkt echter veel groter dan het is als je kijkt naar de laatste jaren. Zowel Nederland als Europa zegt een kenniseconomie te willen zijn en de strijd met India, China en Brazilië te willen aangaan. Daar ligt dan een primair punt; dan moet je daar in je begroting ook prioriteit aan geven. Een argument dat de heer Van Bemmel zal aanspreken is dat van elke euro die Nederland op dit vlak naar Europa toe brengt, wij € 1,40 terugkrijgen. Ter vergelijking: bij de structuurfondsen is dat € 0,16. In het kader van de nettobetalingspositie is het dus niet geheel onverstandig om deze beweging te maken. Zie dit maar als een inkleuring op het gebied van de financiën.

Het kabinet vindt het belangrijk om hiermee de concurrentiestrijd aan te gaan als Europese kennisregio. Daarbinnen doet Nederland het enorm goed. Dat willen wij zo houden. Dat is gebaseerd op het principe van excellentie. Je kunt die internationale concurrentiestrijd alleen aangaan als je de beste programma's, de beste wetenschappers en de beste bedrijven ondersteuning biedt. Du moment dat je vervalt in een verdelende rechtvaardigheid zoals sommige landen willen, dus in een structuurfondsachtige situatie, kies je dus niet voor de beste programma's en dan verlies je per definitie de concurrentiestrijd, want anderen doen dat wel. Daarom hecht Nederland er ook aan en zet er sterk op in. Twee weken geleden, bij de informele top in Kopenhagen, is dit principe vrij breed aanvaard, ook door allerlei landen die tot dan toe kritisch waren. Wij houden de vinger aan de pols zodat dit principe overeind blijft en niet gaande het proces alsnog gaat glijden.

Over het mkb is al veel gezegd. De belangrijkste verbetering die moet plaatsvinden om het mkb meer in de Europese programma's te krijgen, is de voorgenomen simplificatie van de regelgeving. Wij zijn aan het kijken of wij die verder kunnen vormgeven. De enorme procedures en de papieren rompslomp zijn juist voor de kleinere bedrijven een zodanige drempel dat ze er überhaupt niet aan beginnen. Als wij dat niet voor elkaar krijgen, hebben veel van de andere zaken geen zin. Daarom zetten wij er sterk op in.

Een zaak die van belang is maar ook best moeilijk is, is hoe je risicokapitaal kunt krijgen. De minister heeft al gezegd dat onze inzet op dit punt breed is. Wij willen dit niet per sector in verschillende fondsen doen, maar wij moeten dit breed voor alle zaken doen. Een aantal landen heeft echter aangegeven dat dit een taak moet zijn van de Europese Commissie. Nederland heeft gezegd dat dit niet zo is. Faciliterend zou Europa een rol kunnen spelen om te bekijken hoe kapitaal kan worden gecreëerd, maar het moet geen overheidszaak worden. Er is een enorme contradictio in terminis tussen de overheid en venture capital. Dat laatste is risicokapitaal. Je moet dan gewoon accepteren dat je negen keer 100 mln. kwijtraakt om vervolgens de tiende keer bij een groot project enorm binnen te lopen. Dat is niet hoe overheden werken. Ik zie geen enkele politicus, ook mezelf niet, melden aan het parlement: het projectje is inderdaad mislukt; jammer, het geld is foetsie, maar wie weet zijn wij over tien projecten spekkoper. Die discussie zou niet goed lopen. Het is echter wel een belangrijke voorwaarde om startende bedrijfjes tot wasdom te laten komen; kijk naar Amerika.

Wij kijken dus vooral hoe overheden hierin faciliterend kunnen optreden. Dat is nog best moeilijk. Het is daarbij overigens ook van belang dat Europese en nationale regelgeving startende bedrijven niet in de weg zitten. In de Nederlandse gezondheidszorg zie je nog wel eens dat soort voorbeelden. Het product is er maar de regelgeving laat het nog niet toe. Dat is een ideale manier om startende bedrijfjes te laten stranden. Ook daarop moet de politiek alert zijn, zowel nationaal als Europees. Wij moeten niet alleen innovatie bevorderen door te zeggen dat het belangrijk is, maar wij moeten er ook af en toe de ruimte voor scheppen in wet- en regelgeving. Dat brengt wel met zich mee dat wij af en toe met zijn allen accepteren dat zaken soms van enig risico zijn voorzien. Dat is een weging waar wij altijd voor staan. De ene keer valt het de ene kant op en de andere keer valt het de andere kant op. Voor een goed innovatiebeleid en voor goede start-ups moeten wij dat soort zaken altijd betrekken bij de afweging. Als wij slechts risico willen vermijden, krijgen wij heel weinig startende bedrijfjes.

Daar ligt ook de crux hoe je van fundamenteel onderzoek via toegepast onderzoek tot start-ups komt, een onderwerp dat mevrouw Schaart ter sprake bracht. Het kabinet heeft daarop met het topsectorenbeleid, waar de minister trekker is, sterk ingezet. Europa doet dat via Horizon 2020 feitelijk ook. Daarin wordt ingezet op maatschappelijke uitdagingen. Als je goed kijkt naar de invulling van maatschappelijke uitdagingen en de invulling van de topsectoren in Nederland, zul je zien dat daarin niet toevallig grote overlap zit. Dat is ook precies wat wij willen, want dan kunnen wij hopelijk goed voordeel halen uit de Europese programma's.

Mevrouw Schaart heeft gevraagd naar de onderzoeksinfrastructuur. Europa heeft niet voorgesteld om vanuit Horizon 2020 onderzoeksinfrastructuur te financieren. Het is juist de bedoeling dat met het kaderprogramma – officieel heet het overigens geen kaderprogramma maar Horizon 2020 – echt onderzoek wordt gedaan. Daar zit een logica achter die de Nederlandse regering onderschrijft. De lidstaat moet zelf de investering doen indien de economische voordelen van die investering ook in de desbetreffende lidstaat terechtkomen. De Commissie stuurt erop aan – het kabinet is het daarmee eens – dat landen waar op dit moment wat minder onderzoeksinfrastructuur aanwezig is, door middel van de structuurgelden kennisinfrastructuur opbouwen. Daarvoor zijn de structuurgelden ook bedoeld. Dat is een keuze die ze maken. Je kunt er een brug van aanleggen maar je kunt er bijvoorbeeld ook een belangrijk onderzoekslab voor bouwen. Politiek is een kwestie van kiezen. Je moet dat bij de lidstaten laten liggen. Daarvoor moet je de structuurfondsen gebruiken en niet de wetenschapsmiddelen waarmee wij de kennissprong willen maken. De regering en de vaste commissie delen die mening gelukkig. Wij zullen ook zeker proberen om dat overeind te houden.

De voorzitter: Wil de minister nog antwoorden op de openstaande vraag?

Minister Verhagen: Daar gaat de staatssecretaris over.

Staatssecretaris Zijlstra: Gezien het feit dat mevrouw Bouwmeester de zaal al heeft verlaten en gezien het feit dat het over de pensioenen gaat, stel ik voor om haar vraag schriftelijk te beantwoorden. Dan kan zij het antwoord zelf lezen. Ook voorkom ik dan dat ik dingen ga zeggen waarvan ik later spijt krijg.

De voorzitter: In de meeste gevallen is het bij pensioenen ook zo dat het nog even de tijd heeft!

Wij komen tot een afronding. Ik heb de volgende drie toezeggingen genoteerd. Ten eerste zal de minister van Economie, Landbouw en Innovatie de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de mogelijke strijdigheid van ACTA met de Nederlandse wetgeving en de gevolgen van ACTA voor individuele internetters.

Minister Verhagen: Zal ik dat doen in het kader van de uitvoering van de motie? Ik kan dan meteen een brief sturen over of en hoe ik deze motie denk uit te voeren.

De voorzitter: Ja, dat lijkt mij verstandig. Die vraag lag er ook, dus dan kunt u die dingen combineren.

Ten tweede zal de minister van Veiligheid en Justitie de Kamer voor 1 mei 2012 het stappenplan inzake collectieve schadevergoeding toesturen.

Ten derde zal de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap schriftelijk terugkomen op de overdraagbaarheid van pensioenen voor onderzoekers. Daaraan verbinden wij geen termijn, maar liefst wel binnen redelijke tijd

Volledige agenda

  • 1. EU-voorstel: richtlijn betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen COM(2011)793 2012Z01249 – EU-voorstel d.d. 25-01-2012

  • 2. Fiche: Richtlijn alternatieve beslechting consumentengeschillen 22 112-1318 – Brief regering d.d. 13-01-2012

    staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

  • 3. Fiche: Verordening online beslechting consumentengeschillen 22 112-1319 – Brief regering d.d. 13-01-2012

    staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

  • 4. Geannoteerde agenda Raad voor het Concurrentievermogen d.d. 20-21 februari 2012 2012Z02645 – Brief regering d.d. 13-02-2012

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 5. Verslag informele Raad voor het Concurrentievermogen d.d. 1 – 3 februari 2012 21 501-30-279 – Brief regering d.d. 30-01-2012

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 6. Reactie op het verslag van het Schriftelijk Overleg over voorstellen Europese aanbestedingsrichtlijnen en Concessierichtlijn (min ELI) 2012Z02642 – Brief regering d.d. 13-02-2012

    minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 7. Fiche: Mededeling en verordeningen Horizon 2020 – kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 22 112-1310 – Brief regering d.d. 23-12-2011

    staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

  • 8. Fiche: Mededeling aardobservatie «Global Monitoring for Environment and Security (GMES)» (min ELI) 22 112-1312 – Brief regering d.d. 23-12-2011

    staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

  • 9. Fiche: Stroomlijningspakket richtlijnen voor producten 22 112-1304 – Brief regering d.d. 23-12-2011

    staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

  • 10. Fiche: Verordening programma concurrentievermogen (MKB’s) COSME 2014–2020 22 112-1326 – Brief regering d.d. 13-01-2012

    staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

  • 11. Fiche: Mededeling Actie Plan financiering MKB 22 112-1335 – Brief regering d.d. 20-01-2012

    staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

  • 12. Kabinetsreactie op het Groenboek «betreffende de onlinedistributie audiovisuele werken in de Europese Unie» 22 112-1292 – Brief regering d.d. 22-12-2011

    minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

  • 13. Fiche: Verordening Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) met besluit over de Strategische Innovatie Agenda van het EIT 22 112-1322 – Brief regering d.d. 13-01-2012

    staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen

  • 14. EU Voorstel: Jaarlijkse groeianalyse 2012 COM(2011)815 2011Z24786 – EU-voorstel d.d. 01-12-2011

  • 15. Fiche: Besluit ITER-project (2014–2018) 22 112-1354 – Brief regering d.d. 27-01-2012

    staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen