Kamerstuk 21501-32-949

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


Nr. 949 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 november 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 9 november 2016 overleg gevoerd met de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 4 november 2016 met de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 14 en 15 november 2016 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 948);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 26 oktober 2016 met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 10 oktober 2016 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 946);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 20 oktober 2016 inzake inwerkingtreding equivalente maatregelen in de akkerbouw (Kamerstuk 33 037, nr. 181);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 7 oktober 2016 ter aanbieding van het fiche: Verordening meerjarenplan Noordzee (Kamerstuk 22 112, nr. 2211);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 6 oktober 2016, met de antwoorden op vragen van de commissie over de Landbouw- en Visserijraad op 10 oktober 2016 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 945);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 26 oktober 2016 met de antwoorden op vragen van de commissie over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 10 oktober 2016 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 947);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 2 november 2016 inzake EU-verplichtingen voor de visserijsector (Kamerstuk 29 664, nr. 156).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Nava

Voorzitter: Vermeij

Griffier: De Vos

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Dijkgraaf, Geurts, Ouwehand, Van der Velde, Vermeij en Visser,

en de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken.

Aanvang 10.47 uur.

De voorzitter:

Ik open het algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 14 en 15 november 2016 en heet de Staatssecretaris welkom. Ik hanteer een spreektijd van vijf minuten per fractie. De woordvoerders hoeven de tijd niet vol te maken, maar het mag wel.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Het CDA wil dat de versterking van de positie van de boer, tuinder en visserman in de keten, en risicobeheersing de focus worden van het Europees beleid. Zonder eerlijke boterham geen boer of visserman. Is de Staatssecretaris van plan de uitkomsten van de Agricultural Markets Task Force (AMTF) een hoofdrol te geven in de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)? In de brief van de Staatssecretaris lees ik dat hij, wat de werkgroep-Veerman ook heeft bedacht, zijn eigen lijn volgt. Graag een reflectie van de Staatssecretaris hierop. Heeft hij wel door dat de marktconcentratie van de supermarkten in Europa verdergaat? Het is niet genoeg om daar aandacht voor te hebben. In het beleid dienen we hierop te anticiperen. We moeten strenger zijn op fusies en verticale integratie en steun geven aan het samenwerken van boeren en het opvangen van risico's. Maatschappelijke doelen moeten natuurlijk ook een rol hebben, maar primair moeten we kiezen voor voedselzekerheid.

Mijn volgende punt betreft vergroening en aaltjes. Nu al is de vergroening die de Staatssecretaris wil, niet werkbaar. Aaltjesbestrijders hebben een beperkt gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nodig. Wil de Staatssecretaris geen aaltjesbestrijders? Zijn inzet zorgt ervoor dat de teelt van aaltjesbestrijders als vanggewas onmogelijk wordt gemaakt.

Helaas moet ik vaststellen dat de Staatssecretaris veel kansen laat liggen om bij de equivalente maatregelen iets voor boer en visser te doen. Oh, dat heb ik opgeschreven, maar met equivalente mestmaatregelen zit de koppeling met vissers er nog niet helemaal in; het was laat gisteravond. Al in het actieprogramma voor de periode 2014–2017 staat dat het de bedoeling was dat er equivalente maatregelen zouden komen voor de akkerbouw. Ik weet niet welke inzet de Staatssecretaris hierop heeft gepleegd in Brussel, maar ik zie dat de Europese Commissie niet akkoord is en mogelijk nauwelijks is geïnformeerd gedurende de afgelopen jaren. Of is er in de afgelopen twee jaar hierover wel overleg geweest met het DG Environment, Public Health and Food Safety (ENVI)? Het CDA wil dat volgend jaar equivalente mestmaatregelen worden toegestaan en vraagt de Staatssecretaris daarom net als in juni 2015 en februari 2016 dit mogelijk te maken.

De schade in Zuidoost-Nederland was enorm en de gevolgen zijn duidelijk zichtbaar: veel lagere opbrengsten en komend jaar hogere verzekeringspremies. De Duitse deelstaat Beieren kreeg in de zesde Europese begroting 2016 31,5 miljoen euro uit het Solidariteitsfonds. Ook in Duitsland hebben boeren brede weersverzekeringen en andere verzekeringen. Het CDA vraagt zich af waarom onze getroffen regio en de boeren en tuinders daar geen vergoeding krijgen. Heeft het Nederlandse kabinet ten minste één poging gedaan om een Europese tegemoetkoming te krijgen?

De Staatssecretaris is in de geannoteerde agenda erg kort over het Meerjarenplan visserij voor de Noordzee. Wat betekent dit plan voor onze visserij? Brengt het de gehoopte verbeteringen in het beleid? Van de visserijsector hoor ik dat het plan niet tegemoetkomt aan de gemengde visserij en de enorme problemen met de aanlandplicht. Is de Staatssecretaris het hiermee eens? De analyse van het probleem van de choke species staat beschreven in de brief van de Staatssecretaris, maar hij koppelt dit niet terug naar de inzet bij het meerjarenplan voor de Noordzee. Is hij zich bewust van de urgentie van het oplossen van dit probleem? Is hij bereid om de verhoging van de TAC (Total Allowable Catch) van 10% voor tarbot, griet, heek en rog te bepleiten en de verhoging van de TAC's te regelen in het Noordzeemeerjarenplan? Daarnaast vraag ik me af of we in afwachting van de brexit wel moeten doorgaan met het meerjarenprogramma voor de Noordzee en de aanlandplicht. Is het niet beter om er eerst met het Verenigd Koninkrijk uit te komen, voordat we met het plan verdergaan?

Bij het afgelopen algemeen overleg Visserij zei de Staatssecretaris dat hij een overgangstermijn voor handelsnormen een positief idee vond. Ik verneem nu dat de nieuwe verordening voor het handhaven van de handelsnormen in de Staatscourant heeft gestaan en per 1 januari 2017 wordt ingevoerd. Wat zijn dit voor fratsen? Hier iets toezeggen en ondertussen doordenderen zonder daarover met de Kamer te communiceren? Het CDA vindt dit echt geen manier van werken. Ik hoop dat de Staatssecretaris dit inziet. Waarom houdt het kabinet zich niet aan de afspraken die zijn gemaakt bij de opheffing van het Productschap Vis? Is de Staatssecretaris bereid om de verordening op te schorten en in overleg met de sector te bekijken wat op langere termijn mogelijk is, zoals hij de Kamer eerder heeft toegezegd? Wil hij bij dit gesprek ook de garnalensector betrekken, om de rol van de Brancheorganisatie Garnalen in de mogelijke handhaving te bezien?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik spreek voor de visserijpunten mede namens de ChristenUnie, omdat de heer Bruins vandaag niet aanwezig kan zijn. Ik begin bij deze prachtige, duurzame en innovatieve sector. In overleg met de Europese Commissie heeft Nederland een stap vooruitgezet. Geen subsidies voor het uit de vaart nemen van kotters maar wel voor innovatie en samenwerking daaromheen, maar nu hebben innovatieve Nederlandse vissers het lid op de neus gekregen. Ze moeten honderdduizenden euro's terugbetalen omdat er veel fouten zouden zijn gemaakt. Een groot deel van de problemen zit echter niet bij hen, maar bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en het ministerie. Deze instanties hebben projectvoorstellen goedgekeurd maar komen daar met terugwerkende kracht op terug. De rekening wordt op het bordje van de innovatieve visserijbedrijven gelegd. Zo ga je niet met ondernemers om. Denkt de Staatssecretaris werkelijk dat vissers zo nog in nieuwe innovatieve projecten durven te stappen? Dat is wel wat we permanent van hen vragen. Wil hij de kosten voor zijn rekening nemen?

De Staatssecretaris wil het Meerjarenplan visserij voor de Noordzee steunen. De heer Geurts sprak hier ook over. Wil de Staatssecretaris een pas op de plaats maken? We weten nog totaal niet wat de brexit betekent voor de Noordzeevisserij. Het plan heeft ook nog geen begin van een antwoord op de vraag hoe de aanlandplicht op een goede manier ingevoerd kan worden. Met de lage quota voor tarbot, griet en rog kan de kottervloot al in de zomer van 2019 niet meer uitvaren. In 2019 wordt voor de schol de aanlandplicht ingevoerd en dan wordt het choke species. Dat is onverantwoord. Ziet de Staatssecretaris de dreigende verstikking en de urgentie daarvan? Stelt hij samen met zijn collega's de aanlandplicht ter discussie? Pleit hij voor forse quotaverhoging voor deze limiterende soorten? Wat is zijn aanvalsplan? We hebben geen tijd te verliezen. Voor dit jaar is er ook een probleem voor tarbot, griet en rog. Wij willen een tussentijdse verhoging van de quota. Deze quota zijn nu al bijna volgevist; zo veel vis zit er blijkbaar. Vissers moeten daarom extra vis overboord gooien en dat willen we allemaal niet. Ze kunnen de goede prijzen voor deze vissoorten niet verzilveren. Wil de Staatssecretaris inzetten op tussentijdse verhoging van de quota?

Tijdens het algemeen overleg Visserij van begin oktober hebben verschillende fracties bezwaar gemaakt tegen het volledig neerleggen van de controle op de handelsnormen bij de visserij. De heer Geurts sprak hier ook over. De Staatssecretaris erkende het probleem en zegde toe te bezien of er een overgangsregeling kon komen. Ik heb het verslag van dat overleg indien gewenst bij me. Wie schetst mijn verbazing dat ik van de visserijsector hoor dat eind oktober, net na ons overleg, een besluit is gepubliceerd om de Regeling handelsnormen visserijproducten per 1 januari 2017 in te trekken. Dat is toch een lange neus naar de Kamer en een klap in het gezicht van de visserij? Freeriders krijgen nu vrij spel. Ik roep de Staatssecretaris op om dit besluit in te trekken en eerst met een goed plan te komen, inclusief een eventuele overgangsregeling.

Ik stap over naar de landbouwsector, eveneens een prachtige sector. De Staatssecretaris heeft het pakket equivalente maatregelen in Brussel genotificeerd en kritische vragen retour gekregen. Ik kan dat echt niet volgen. Notificatie gaat om toetsing aan de handelsregels en niet over waterkwaliteit. De equivalente maatregelen staan nota bene in het goedgekeurde actieprogramma. Wageningen University & Research (WUR) heeft uitgerekend dat we met de equivalente maatregelen niet de min maar de plus ingaan qua milieueffecten. Wat is het probleem van Brussel en hoe gaat de Staatssecretaris dit rechtzetten?

Tot slot toch even de derogatiekwestie; ik kan het niet laten. Deze is heel actueel. De Staatssecretaris gaat binnenkort naar Brussel en gaat knokken voor de boeren, zoals hij in Zwolle heeft gezegd. Dat zou een goede zaak zijn. We moeten echter losse noodgrepen en acties voorkomen. Komt de Staatssecretaris met een totaalpakket, nog even los van de precieze invulling? De SGP ziet dit graag inclusief een derogatiegarantie, omdat onze derogatie goed is voor het milieu. Iedereen die het bekijkt, ziet dat het milieu en de boeren de klos zijn als je geen derogatie krijgt. Het pakket is ook inclusief gebiedsgerichte maatregelen voor daadwerkelijke verbetering van de waterkwaliteit, want daar moet het Brussel en ons om gaan. Het pakket is inclusief meer fosfaatruimte door export naar fosfaatarme landen niet mee te tellen. Het pakket is inclusief productiebeperking in 2017 en een raming voor de lange termijn en heeft eventueel als sluitstuk, als dat nodig is, een tijdelijk rechtensysteem. Is de Staatssecretaris bereid om voor zo'n pakket te knokken?

De heer Van der Velde (PvdA):

Voorzitter. De PvdA heeft verschillende vragen en opmerkingen, allereerst ten aanzien van het landbouwkundig onderzoek en innovatie. Landbouw is in de plattelandsregio's vaak een belangrijke pijler voor de werkgelegenheid. De PvdA vindt dat innovatie en in het bijzonder duurzame innovaties in de landbouw de economische vitaliteit in deze regio's ten goede moeten komen. Vanuit de Europese Unie is aangegeven dat Nederland boven op het budget van 26 miljoen euro waarschijnlijk extra middelen krijgt. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke onderwerpen hij deze middelen wil inzetten? Kan hij aangeven waar het initiatief met name dient te liggen: bij de overheid, de sector, het onderzoek of de ngo's (non-gouvernementele organisaties)? Is het mogelijk dat een deel van het geld in een zogenaamde transitiepot wordt ingezet voor de transitie van de landbouw naar duurzaamheid?

Mijn tweede onderwerp is dierenwelzijn. Het is de PvdA ernst met dierenwelzijn. We zijn dan ook verheugd over de verordening voor dierenwelzijn tijdens transport en met het initiatief om te komen tot een Europees platform voor dierenwelzijn. De fractie verwacht dat een dergelijk platform in staat moet zijn om op een effectieve manier dierenwelzijn in Europa te monitoren. Heeft de Staatssecretaris al inzicht in de kerntaken van het platform? Welke kerntaken ziet hij voor het platform? Heeft hij opvattingen over de wijze waarop het platform effectief kan functioneren, dit in het bijzonder gerelateerd aan de uitvoering van de resolutie van 26 november 2016?

Mijn derde onderwerp is de biologische landbouw. De PvdA is een groot pleitbezorger van het wegnemen van belemmeringen die een duurzame ontwikkeling van de biologische productie in de EU in de weg staan. We pleiten voor het garanderen van een billijke concurrentie van landbouwers en marktdeelnemers en een efficiëntere ontwikkeling van de interne markt. Dit staat ook in het voorstel van de EU van 24 maart 2014. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de behandeling hiervan in de diverse parlementen? Wanneer verwacht hij voor Nederland resultaat? Ik doel hierbij op merkbare effecten.

De PvdA-fractie is tevreden over de lijst hormoonverstorende stoffen die is verschenen. Het hanteren geeft inzicht in de regels waar producenten zich aan moeten houden. Het nu commentaar geven op de lijst van andere EU-landen, de Verenigde Staten, China en Argentinië kan gevolgen hebben. Wat wordt gedaan met dit commentaar? Wij benadrukken dat volksgezondheid voor ons vooropstaat en niet een bindende strengere lijst. Wanneer kan de consument het effect van deze lijst ervaren? Wanneer weten de schakels voorafgaand aan de consument en aan het einde van de keten waar zij aan toe zijn?

Ten slotte kom ik op het Meerjarenplan visserij voor de Noordzee. De PvdA-fractie verwacht en wenst dat de aanlandplicht ten behoeve van de duurzame visserij en een optimale visstand in de Noordzee in 2020 is gerealiseerd. We hebben uit de notitie begrepen dat de aanlandplicht stap voor stap wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met de belanghebbenden. Wij prijzen de Staatssecretaris hiervoor. Het streven naar duurzame visserij is een verandering die uiteindelijk door communicatie tot stand komt. Kan de Staatssecretaris ons meenemen in de stand van zaken? Liggen we op schema? Wat vraagt nog extra aandacht?

Mevrouw Visser (VVD):

Ik ben benieuwd naar het standpunt van de PvdA-fractie over de uitvoering van de aanlandplicht. Als nu blijkt dat deze niet uitvoerbaar is, hoe staat de PvdA-fractie er dan tegenover? De heer Van der Velde geeft aan dat de aanlandplicht coûte que coûte moet doorgaan.

De heer Van der Velde (PvdA):

Vooralsnog hebben we vertrouwen in de werkwijze van de Staatssecretaris. We wachten de strategie en uitvoering af.

Mevrouw Visser (VVD):

Er wordt heel vaak over de aanlandplicht gesproken. Ik zie mijn collega's knikken. Tot op heden zijn alle rapportages niet echt positief. Als blijkt dat het in de praktijk niet werkt, wanneer roept de PvdA dan op tot extra actie en wanneer beziet ze wat nodig is om de Nederlandse visserij overeind te houden?

De heer Van der Velde (PvdA):

Vooralsnog moet eerst blijken dat het in de praktijk niet werkt. We hebben begrepen dat tot 2020 de mogelijkheid bestaat om de plicht vorm en inhoud te geven. Dat lijkt mij voldoende tijd om aan te geven of het kan werken.

De heer Dijkgraaf (SGP):

In het vorige overleg over visserij was ik zo blij met het standpunt van de PvdA, toen verwoord door mevrouw Jacobi. De PvdA zei toen dat er grote problemen zijn rond de aanlandplicht. De partij zou bezien waar die zaten om eventueel uitstel te krijgen, waar een brede meerderheid in het parlement voor was. Ik denk dat we nu ook wel een meerderheid hebben, maar een brede meerderheid is altijd prettiger. Wat is er in de tijd tussen de overleggen gebeurd dat het standpunt 180 graden is gedraaid?

De heer Van der Velde (PvdA):

Ik heb de stukken van mevrouw Jacobi gelezen. Het standpunt is niet 180 graden gedraaid, want wij hebben dezelfde zorg. Die is niet anders dan de vorige keer. Tijdens de voorbereiding van dit debat werd me duidelijk dat de PvdA constructief zal meedenken met het uiteindelijke voorstel.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Maar toen was het signaal van de PvdA wel dat er problemen waren en dat men serieus wilde bezien of uitstel nodig was voor onderdelen van de aanlandplicht. Blijkbaar is er in de afgelopen weken iets gebeurd.

De heer Van der Velde (PvdA):

Wij volgen de lijn zoals die de vorige keer is afgesproken en is toegezegd in deze commissie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Vorige week was er veel te doen over de verkiezing van het mooiste natuurgebied van Nederland. Ik geloof dat drie gebieden hebben gewonnen. Ik vind ze allemaal mooi, maar het viel me op dat het grootste natuurgebied van Nederland niet werd genoemd: de Noordzee. De Partij voor de Dieren strijdt voor gezonde zeeën en oceanen, want die zijn letterlijk de bron van het leven. Anders dan veel mensen denken, hebben we het grootste deel van de zuurstof die we nodig hebben om in te ademen te danken aan de zeeën en oceanen en niet aan de tropische regenwouden, hoewel ik het belang van deze regenwouden natuurlijk op geen enkele manier wil bagatelliseren. De Partij voor de Dieren staat voor een gezonde Noordzee. We maken ons dan ook grote zorgen over het voorliggende meerjarenplan voor de Noordzee. Het lijkt op het visserijplan voor de Oostzee. We hebben gezien dat structurele overbevissing daarin gewoon werd gelegaliseerd. Ook in dit plan, dat de Staatssecretaris wil steunen, ontbreken wettelijk vastgelegde ranges of vangstlimieten van commerciële vissoorten zoals kabeljauw, tong en schol. Er wordt onvoldoende geïnvesteerd in herstel van vispopulaties en heel het plan ademt een sfeer van «we moeten ervoor zorgen dat de bestanden niet instorten». Meer gebeurt er niet, terwijl een gezond ecosysteem echt ruimere marges nodig heeft om op lange termijn ervoor te zorgen dat de vispopulaties overleven. De Partij voor de Dieren vraagt de Staatssecretaris om het voorliggende plan af te wijzen en in te zetten op meer bescherming.

Dit geldt ook voor de diepzeevisserij. Het ecosysteem in de diepzee is bijzonder kwetsbaar. De meeste soorten die daar leven planten zich maar moeizaam voort en groeien extreem langzaam. Iedere vorm van visserij die hier plaatsvindt, zou aan strenge eisen onderworpen moeten worden. Eigenlijk vindt de Partij voor de Dieren dat er in de diepzee niet gevist mag worden. De voorliggende plannen lijken voor een deel een beschermingsregime te ademen, maar we vragen ons af of ze verstandig zijn. De Europese Commissie stelt voor om diepzeehaaien op de verbodensoortenlijst te plaatsen. Dat klinkt goed, maar als je goed leest, is het enige voorschrift: zet ze weer overboord als je ze toevallig gevangen hebt. We moeten er natuurlijk voor zorgen dat deze dieren helemaal niet uit de diepzee omhoog worden gehaald en eventueel beschadigd worden teruggezet. Echte beschermingsmaatregelen zijn het sluiten van leefgebieden voor visserij en het verplicht stellen van ontsnappingspanelen. Is de Staatssecretaris bereid om zich in te spannen voor dit soort maatregelen om de diepzee te beschermen?

Ik kom bij de biologische landbouw. Soms komt er een onderwerp voorbij waarbij er geen discussie is tussen de Tweede Kamer en de Staatssecretaris over nut en noodzaak, en dit is er zo één. De biologische regelgeving wordt herzien. Dat vonden we allemaal goed, vooral om het de biologische sector gemakkelijker te maken. We hadden echter wel onze vraagtekens bij de voorstellen van de Europese Commissie. Gelukkig zaten we op dezelfde lijn als het kabinet en proberen we gezamenlijk een goede verordening op te stellen. Het voorliggende plan is beter dan het was. De scherpe kantjes zijn ervan af, maar er is nog wel zorg. Er zijn sterke signalen dat de Europese Commissie de afkeuringsgrens voor residuen uit haar oorspronkelijke voorstel toch wil handhaven. De Partij voor de Dieren vraagt de Staatssecretaris om zich hiertegen te verzetten. We hebben ook zorg over de vorm. Onder druk van het Europees Parlement worden alle regels in korte tijd vastgelegd in de basisverordening. De kans dat dit leidt tot onvolkomenheden is levensgroot. Wil de Staatssecretaris alert zijn op het ontstaan van een goede verordening, waar de biologische sector goed mee uit de voeten kan? Ik kan het niet laten: kan hij nogmaals inzetten op een algeheel verbod op landbouwgif? De aangenomen moties liggen er. Deze discussie lijkt ons het goede moment om dit punt nog eens onder de aandacht te brengen.

De Staatssecretaris onderschrijft de zorg van de Partij voor de Dieren dat vrijhandelsakkoorden onze boeren in de problemen kunnen brengen. Wil hij dit punt nogmaals onder de aandacht brengen bij de Europese Commissie als het rapport over de impact op landbouwproducten van concessies uit handelsakkoorden gepresenteerd wordt? Wat ons betreft komen die vrijhandelsakkoorden er helemaal niet, maar de Staatssecretaris mag met deze boodschap op pad.

Ik kom bij de hormoonverstorende stoffen. Ik dank de Staatssecretaris voor het agenderen van dit punt. Het is belangrijk dat we zo snel mogelijk goede criteria hebben om deze rommel te kunnen verbieden. Het is ook belangrijk dat de potentieel hormoonverstorende stoffen aangepakt kunnen worden en niet alleen de stoffen waarvan we dat nu al kunnen bewijzen. Het voorzorgsbeginsel is heel belangrijk. De Staatssecretaris vindt dit gelukkig ook. Wil hij zich hiervoor hard blijven maken? Een dezer dagen zou de Commissie met een hernieuwd voorstel komen voor de criteria. We zijn heel benieuwd of dit er al is en of het al in de Raad wordt besproken.

Tot slot kom ik op dierenwelzijn.

De voorzitter:

U hebt nog ruimte voor één zin, omdat u al over de tijd heen bent.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik dank de Staatssecretaris voor het feit dat hij het voorstel van Zweden steunt om weer werk te maken van het beperken van de diertransporten. Ik heb één expliciete vraag. Kunnen we stoppen met de diertransporten naar landen buiten de EU, waarbij dieren dagenlang staan te wachten in oververhitte vrachtwagens voor bijvoorbeeld de Turkse grens?

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Een aantal onderwerpen is al door collega's aangestipt. Ik wil beginnen met de voortgang van de equivalente maatregelen. De afgelopen twee jaar is hier hard aan gewerkt. Nu liggen er drie maatregelen voor, waarvan de WUR aangeeft dat deze geen negatieve impact hebben op het milieu en zelfs een kleine milieuwinst opleveren, en Brussel stelt daar vragen over. Collega Dijkgraaf memoreerde dit al. Wat is hier in vredesnaam misgegaan? Is de Staatssecretaris bereid en in staat op om korte termijn de Europese Commissie te overtuigen van het belang van deze maatregelen, zodat er zo spoedig mogelijk duidelijkheid komt en de boeren in 2017 direct aan de slag kunnen met de equivalente maatregelen?

Mevrouw Lodders heeft vragen gesteld over de vergroeningsmaatregelen in het GLB. Dit betreft de tuinwallen op Texel, voor degenen die de vragen niet hebben gelezen. Deze wallen zijn van grote cultuurhistorische waarde en zouden niet onder de vergroening kunnen vallen. Gelukkig heeft de Europese Commissie de voorwaarden versoepeld en kunnen de tuinwallen vanaf een breedte van 1 meter meedoen in vergroening. Dat is winst. We zijn ook blij dat landbouwcommissaris Hogan in antwoord op vragen van collega Huitema heeft geoordeeld dat Nederland het GLB wel erg strikt uitvoert. Welke lessen trekt Nederland hieruit? Welke lessen trekt de Staatssecretaris hieruit? Gaan wij te star om met de interpretatie van wet- en regelgeving? Mevrouw Lodders komt bij de begrotingsbehandeling terug op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de vanggewassen. Ook hierbij is de vraag hoe de Staatssecretaris ermee omgaat. Een en ander zou nog verder worden uitgewerkt, maar er lopen verschillende discussies over dit onderwerp juist in het kader van het GLB.

Ik kom bij de Jonge Landbouwersregeling (JOLA). Uit een peiling blijkt dat 70% van de jonge boeren geen nuttige investeringen in de Jonge Landbouwersregeling ziet. 85% van de respondenten vindt dat er te weinig keuzemogelijkheden zijn voor de jonge boeren en 45% zegt dat het minimale investeringsbedrag van € 20.000 per initiatief te hoog is. Dit zijn serieuze percentages. Collega Dik-Faber heeft hierover Kamervragen gesteld, maar de VVD wil nu al weten wat de Staatssecretaris met de uitkomst gaat doen. Hoe betrekt hij de input van de jonge boeren bij de evaluatie die is toegezegd? Wanneer kunnen we de evaluatie verwachten? Kan hij ons verzekeren dat er tot die tijd geen nieuwe regeling wordt opengesteld?

Er is ook goed nieuws uit Europa. De Europese Commissie heeft laten weten dat geen patent mag worden verleend op natuurlijke eigenschappen van planten. Dit is goed voor onze veredelingssector. Het is ook goed als de Staatssecretaris in de Landbouw- en Visserijraad dit nog eens helder neerzet, juist om daarmee een duidelijk signaal naar het Europese Octrooibureau (EOB) af te geven. Het EOB heeft in het verleden wel patenten op natuurlijke eigenschappen verleend. Dit is voor onze veredelingssector een belangrijk element.

Ik wil ook ingaan op de visserijsector. Een aantal van mijn collega's heeft de aanlandplicht al aangestipt, een terugkerend debat hier. We hebben een aantal brieven gekregen, maar die hebben ons nog niet overtuigd. Vooral voor de choke species zijn er grote zorgen voor 2019, omdat er weinig tot geen plan van aanpak ligt over de manier waarop we hiermee omgaan. We zijn bezorgd over de gevolgen hiervan, ook in het licht van het debat tijdens het algemeen overleg Visserij over zowel de aanlandplicht als de handelsnormen. Wat is de voortgang? Wat kunnen we nog doen aan de aanlandplicht, ook in combinatie met de brexit? Wat is in het brexitdossier de inzet van de Staatssecretaris voor de visserijsector? Wat is de inzet op de aanlandplicht? Welke mogelijkheden zijn er nog? Is het mogelijk om de overgangsregeling langer te laten lopen? Is het mogelijk om de aanlandplicht in te zetten als beheersmaatregel in plaats van als generieke maatregel? Ik stel deze vragen omdat we bij het algemeen overleg Visserij geen tweede termijn hadden en deze punten nog openstaan.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb een verhelderende vraag. Mevrouw Visser sprak over Eurocommissaris Hogan en zijn strikte uitleg van het GLB. Volgens mij had die betrekking op Natura 2000, waarbij de Eurocommissaris zich verbaasde over de wijze waarop een aantal lidstaten Natura 2000 in hun land uitlegt. Waar doelde mevrouw Visser precies op?

Mevrouw Visser (VVD):

Ik doel op Hogans opmerking naar aanleiding van de vragen die collega Huitema vanuit het Europees Parlement heeft gesteld over de vergroeningsstroken die werden aangelegd, of die wel of niet konden worden meegeteld. Natura 2000 is een apart dossier.

De heer Geurts (CDA):

Dan begrijpen we elkaar weer. Dan klopt het. De heer Hogan heeft gesproken over Natura 2000 en de strikte uitleg daarvan, en ook over de zaak die mevrouw Visser aanroert.

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het einde van de eerste termijn van de Kamer gekomen.

De vergadering wordt van 11.16 uur tot 11.29 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. We hebben iets meer tijd genomen voor de schorsing dan ik vooraf zei, maar we redden het gemakkelijk in de geplande tijd. Dit hangt natuurlijk wel af van de bondigheid van de antwoorden van de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter. Ik zal mijn best doen. Ik moet de woordvoerders eerst wat nagekomen informatie geven. De commissie heeft de geannoteerde agenda ontvangen. We hebben gemeld dat deze nog niet definitief was. Er zijn drie diversenpunten aan de agenda toegevoegd. De Poolse delegatie zal informatie geven over de bevindingen van een conferentie over Afrikaanse varkenspest. De Poolse delegatie zal ook een verklaring van de Visegrádlanden plus Bulgarije, Roemenië en Slovenië toelichten over onderzoek en innovatie. Het derde diversenpunt dat is aangemeld is informatie van de Franse delegatie over de onderhandelingen met Mercosur.

De heer Geurts begon over de taskforce van de heer Veerman. Staat zijn advies centraal in de toekomst van het GLB? Ik heb steeds gezegd dat ik hoge verwachtingen heb van het advies van de heer Veerman. Het is belangrijk. Het gaat over de positie van de boer in de keten, over de werking van de gehele voedselketen en de manier waarop we boeren in die keten kunnen versterken. Het rapport is nog niet bekend, dus ik kan op dit moment nog niet zeggen of ik het eens ben met de inhoud van het rapport. Ik denk dat de heer Geurts daaraan refereerde met zijn opmerking over mijn inzet. Het rapport wordt gepresenteerd in de Raad, maar ik heb veel vertrouwen in de aanpak van de heer Veerman en in zijn opstelling. Ik ben in optimistische afwachting van het rapport. Op het moment dat het rapport goede handvatten biedt, ben ik een van de eersten om de Commissie te vragen het rapport over te nemen en ermee aan de slag te gaan.

De heer Geurts had een vraag over vergroening en aaltjes. Gewasbeschermingsmiddelen mogen niet meer worden gebruikt op vanggewassen en stikstofbindende gewassen in ecologische aandachtsgebieden. Het kan wel, het is niet verboden, maar als een boer dat doet, mag het land niet meetellen als invulling van het ecologische aandachtsgebied.

Verschillende woordvoerders vroegen naar de equivalente maatregelen. Ik heb de Kamer in mijn brief van 20 oktober gemeld dat ik probeer om de zorgen en bezwaren van de Europese Commissie weg te nemen. Zoals de heer Dijkgraaf terecht zei, kwam de Europese Commissie met een verrassend oordeel; laat ik het zo maar zeggen. Onze argumentatie is ijzersterk. We laten zien dat de equivalente maatregelen leiden tot een gelijk of zelfs beter resultaat. Dat zou ook voor de Commissie reden moeten zijn om ze toe te staan. In de opinie van de Commissie hebben de woordvoerders kunnen zien dat zij daar niet op ingaat, maar wel op zorgen over de waterkwaliteit. We gaan dus met de Europese Commissie in gesprek om de leden ervan te overtuigen dat ons pakket aan equivalente maatregelen een goed pakket is. Indien dat nodig is, kunnen we altijd in overleg met de sectorpartijen bekijken of we met aanpassingen van de maatregelen de zorgen van de Commissie kunnen wegnemen, maar laat ik daar nog niet op vooruitlopen. De inzet is er nu op gericht om de Commissie op inhoud te overtuigen. Als ze naar de inhoud kijkt, zou ze daarvan overtuigd moeten raken.

De heer Geurts vroeg naar de schade in Zuidoost-Nederland en de vergelijking met Beieren, waar men uit het Solidariteitsfonds een kleine – dat zeg ik erbij – vergoeding heeft gegeven aan boeren. We hebben uitgebreid gesproken over de schade in Zuidoost-Nederland en hebben geconcludeerd dat er geen juridische basis is voor een schadevergoeding door de Nederlandse overheid. Dat geldt ook voor een beroep op het Solidariteitsfonds. In Beieren was sprake van een ander soort situatie met grootschalige overstromingen en aardverschuivingen. Daarom heeft de overheid daar besloten om een kleine vergoeding te geven.

Ik kom op de vragen over het Meerjarenplan visserij voor de Noordzee. Een centraal onderdeel van dit plan is een voorstel om voor visserijsterfte zogenaamde bandbreedtes vast te stellen. Die worden elk jaar gehanteerd voor het vaststellen van de totale vangsthoeveelheden. Doordat er sprake is van een bandbreedte zit er ook iets van flexibiliteit in. Dat is voor ons belangrijk. We hebben daarop ingezet. Een en ander is in eerdere overleggen zeer bekritiseerd door de Partij voor de Dieren. Mevrouw Ouwehand herhaalt dit standpunt. De bandbreedtes zijn echter wetenschappelijk onderbouwd. De discussie was of we een punt, een waarde, moesten nemen of een bandbreedte. In het meerjarenplan zit de mogelijkheid om met bandbreedtes te werken. Juist vanwege de gemengde visserij, waarop de heer Geurts wees, kan het helpen om bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden rekening te houden met interactie tussen de verschillende visbestanden. Het meerjarenplan biedt de mogelijkheid om visbestanden zodanig op elkaar af te stemmen dat wordt voorkomen dat de meest limiterende soort de mogelijkheid afknelt of verstikt om op andere bestanden te blijven vissen. Ik zie juist voordelen in het meerjarenplan voor de Noordzee, ook voor de Nederlandse visserij.

De heer Geurts vroeg in dit kader specifieker naar een ophoging van de TAC van tarbot en griet. De visserijsector heeft daartoe een verzoek gedaan. De regelgeving biedt die mogelijkheid, maar een verzoek is gebonden aan duidelijke voorwaarden. De ophoging moet duurzaam zijn en moet vergezeld gaan van relevante biologische informatie. Daaruit moet blijken dat een ophoging geen negatieve effecten heeft op het bestand. Het lastige bij tarbot en griet is dat het gaat om gegevensarme bestanden. We weten er weinig van. Daarom is het moeilijk om te komen tot een onderbouwing voor het verzoek om ophoging van de TAC. Dat komt ook omdat vissers de vangst en teruggooi in de afgelopen tijd heel slecht hebben geregistreerd, ondanks het feit dat dit wel verplicht is. Daardoor geven de officiële vangstcijfers mogelijk een vertekend beeld. Mijn departement heeft de vissers al meermalen opgeroepen om de vangsten inclusief de teruggooi goed te registreren. Alleen dan kunnen we tot voldoende data komen waarmee we een verzoek tot een ophoging kunnen onderbouwen. Ik onderzoek met het Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies (IMARES) de mogelijkheden voor een verzoek voor ophoging, zowel voor dit jaar als voor volgend jaar, maar ik wil hier de verwachtingen temperen. Het zal moeilijk zijn vanwege het gebrek aan gegevens.

De heer Geurts vroeg naar de relatie tussen het meerjarenplan voor de Noordzee en de brexit. Het is nog steeds wachten totdat de Britten overgaan tot notificatie. De woordvoerders hebben de rechterlijke uitspraak gezien, dus het is afwachten hoe het verder verloopt in Groot-Brittannië. Het is duidelijk dat de visgebieden waarop het Meerjarenplan visserij voor de Noordzee betrekking heeft zich voor een belangrijk deel bevinden in de economische zone van het Verenigd Koninkrijk. Voor een toekomstig duurzaam beheer van de Noordzee is het Verenigd Koninkrijk hoe dan ook een cruciale partner, ook als die zich buiten de EU bevindt. Daarmee kan een situatie ontstaan die vergelijkbaar is met die van andere Noordzeekusten, zoals Noorwegen of de Faeröer-eilanden, waarmee de EU afspraken maakt voor duurzaam beheer. In het geval van een brexit moeten goede afspraken worden gemaakt met de Britten. Dit punt moet en zal een belangrijk onderdeel zijn van de onderhandelingen die plaatsvinden op het moment dat de Britten hebben genotificeerd.

De heer Geurts vroeg naar de handelsnormen voor vis. Ik heb de vorige keer gezegd dat we werken met een overgangstermijn. Dat is ook zo. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) blijft deze taak tot 1 april 2017 uitvoeren en is nu al druk bezig met de sector om de taken na 1 april over te dragen. Het feit dat de regeling werd gepubliceerd en per 1 januari ingaat, is de formele kant van het proces. De afspraken met de sector zijn overduidelijk. Er is sprake van een overgangstermijn zoals ik de Kamer heb toegezegd. We hebben op het departement geconstateerd dat er ondanks de goede afspraken even verwarring ontstond toen de regeling werd gepubliceerd. Die verwarring is inmiddels weggenomen, want er is dusdanig intensief contact dat er geen misverstand over kan bestaan. De Kamer ontvangt van mij hierover nadere informatie in de brief die ik heb toegezegd in het algemeen overleg Visserij.

De heer Geurts (CDA):

Het is een nieuwe manier van debatteren dat de Staatssecretaris per Kamerlid een blokje maakt. Dat is handig, maar dit ging wel heel snel. Er zijn in vijf minuten drie onderwerpen voorbijgekomen. Ik ga even terug naar de equivalente mestmaatregelen. We delen de verbazing over de wijze waarop de Europese Commissie hierin opereert. Het gaat er nu om hoe de Staatssecretaris opereert. Hoe zorgt hij er in Brussel voor dat dit voor 2017 wordt geregeld? We hebben nog een aantal weken. Het kan toch niet zo zijn dat we weer een jaar verloren laten gaan? 2015 en 2016 zijn al weg. Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat 2017 ook niet weg is?

Staatssecretaris Van Dam:

Mijn inzet en de inzet van mijn departement is gericht op 2017. De eerste stap is om de Europese Commissie ervan te overtuigen dat het een goed pakket is. Ik wil er niet op vooruitlopen, maar mocht het nodig zijn om aanpassingen te doen in de maatregelen, dan zullen we dat in overleg met de sector doen. Daarmee is alle inzet erop gericht om deze equivalente maatregelen te kunnen gebruiken in het volgende groeiseizoen.

De heer Geurts (CDA):

Ik hoor het weer: aanpassingen van de maatregelen als dat nodig is. Ik hoorde de Staatssecretaris in het eerste deel aangeven dat de rapporten helder zijn, dat het een duidelijk verhaal is en dat we dit gewoon hadden moeten krijgen. Dit is mijn vertaling van zijn woorden. Het gaat er nu om wanneer de Staatssecretaris hiervoor gaat knokken. Gaat hij zelf naar Brussel en gaat hij dit regelen voor 1 januari 2017?

Staatssecretaris Van Dam:

Als het zo gemakkelijk was om het gewoon te regelen, hadden we de maatregelen nu gehad. De Europese Commissie beoordeelt dit dossier. Gelet op de relatie van dit onderwerp met andere punten waarover we met de Europese Commissie spreken in het kader van de Nitraatrichtlijn, hecht ik er veel waarde aan om de Commissie ervan te kunnen overtuigen. Het doorzetten van deze maatregelen zonder dat de Europese Commissie daarachter staat, is niet goed voor de andere gesprekken die we voeren. De inzet is voluit, en daar waar nodig van mij persoonlijk, om de Commissie hiervan te overtuigen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het was het blokje Geurts, maar er zaten ook twee vragen van mij bij. Dat gaf de Staatssecretaris ook aan. Ik doel op de TAC voor tarbot, griet en rog. Ik snap de discussie over de onderbouwing. Ik begrijp dat Duitsland en België wel een verzoek indienen voor verhoging hiervan. Het is een beetje zuur dat we aan de visserij merken dat de bestanden groot zijn, dat de korting die is toegepast zonder onderbouwing wegens voorzichtigheid zomaar mag en dat we in de praktijk constateren dat de ophoging zwaar onderbouwd moet worden. Wil de Staatssecretaris met België en Duitsland optrekken? Blijkbaar zien zij wel mogelijkheden.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik zal bezien wat de Belgen en de Duitsers als onderbouwing hebben. Uiteindelijk moeten wij ons eigen verzoek onderbouwen. Dat is ingewikkeld, maar we bekijken het natuurlijk gezamenlijk. Het is mij op dit moment nog niet bekend dat de Duitsers en de Belgen een verzoek hebben ingediend. Als de heer Dijkgraaf hierover nadere informatie heeft, is dat interessant. Die informatie heeft ons nog niet bereikt. Als de Belgen en Duitsers dit willen, ligt het voor de hand om te bezien of onze verzoeken elkaar kunnen versterken.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ben altijd blij als ik de Staatssecretaris kan helpen. Ik neem aan dat deze informatie zeer binnenkort ook op het ministerie landt. Het is mooi dat de Staatssecretaris dan actie onderneemt.

Nog even over de handelsnormen voor de visserij. We hebben daarover een stevige discussie gehad. Mevrouw Visser heeft er vragen over gesteld in het algemeen overleg Visserij, net als de heer Geurts en ikzelf. Er zou overleg plaatsvinden met de sector, maar vervolgens wordt de Kamer eind oktober geconfronteerd met een gepubliceerd besluit, inclusief de 1 aprildatum. De sector zegt dat ze minimaal een jaar nodig heeft. Ik had verwacht dat er meer overleg zou zijn met de sector. De sector voelt zich overvallen, de Kamer ook. Kan er alsnog met de sector worden overlegd over wat praktisch nodig is en of de termijn tot 1 april voldoet? Kan er vervolgens een terugkoppeling naar de Kamer komen, zodat wij er iets van kunnen vinden?

Staatssecretaris Van Dam:

Er is zeer intensief overleg geweest met de sector over de overdracht van deze taken en dat loopt nog steeds. We hoeven dus niet alsnog met de sector in overleg. Het overleg heeft plaatsgevonden en de sector heeft ingestemd met de overgangstermijn, in ieder geval de vertegenwoordigers die bij ons aan tafel zitten. We gaan er altijd van uit dat die de gehele sector representeren. Dat wat de heer Dijkgraaf vraagt, is dus al gebeurd. We blijven intensief overleggen om ervoor te zorgen dat de overdracht op een vloeiende manier verloopt.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Wij zullen opnieuw overleggen met de sector, want wij krijgen juist signalen dat dit voor de vissers volstrekt onvoldoende is. Ik wil de woorden van de Staatssecretaris niet betwisten, dat degenen met wie hij of zijn ambtenaren gesproken hebben, hebben ingestemd, maar het is wel raar dat wij vanuit centrale punten in de sector het signaal krijgen dat het niet klopt. Misschien is het goed als we beiden checken hoe het zit. Dit soort ruis is altijd onhandig, wat de waarheid ook is. Cruciaal voor mij is dat er wel een fatsoenlijke en werkbare overgangstermijn is, want dat is beloofd.

Staatssecretaris Van Dam:

Dat is zeker beloofd. We hebben die termijn dus ook vormgegeven. Ik ben bereid om het te checken, maar ik ben er ook voor dat afspraken staan als we afspraken maken. Als de afspraak is dat er een overgangstermijn is van drie maanden en dat is akkoord, dan ga ik ervan uit dat die termijn werkbaar is. We hebben eerder al gesproken over de inhoud, de handelsnormen, het ervoor zorgen dat vis op de juiste maat wordt gesorteerd en dergelijke. Dat is ook een belang van de sector zelf. Het is niet echt nodig dat een overheidsbeambte daar steeds toezicht op houdt. Het is niet onlogisch dat de sector dit oppakt.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb nog een aanvulling op hetgeen de heer Dijkgraaf zegt over de handelsnormen. Ik heb een vraag gesteld over de garnalen. We zien dat de garnalensector zeer verbaasd is over wat haar overkomt. Dat was niet de afspraak toen het Productschap Vis werd overgenomen. Ik heb zelfs gehoord dat investeringen in de garnalensector worden stilgezet vanwege deze onduidelijkheid, omdat de MSC-verklaring (Marine Stewardship Council) van garnalen onder druk komt te staan, omdat handelaren buiten het systeem om dingen op de markt kunnen zetten. De Staatssecretaris ondermijnt dus een systeem dat vele jaren goed heeft gewerkt. Hij doet dat met een paar woorden af: ik heb overlegd, het komt allemaal goed en per 1 april is het geregeld. De garnalensector geeft een heel ander signaal. Hoe lost de Staatssecretaris dit op?

Staatssecretaris Van Dam:

We blijven in overleg met de sector, om ervoor te zorgen dat de gemaakte afspraken goed werken. Ten principale is het niet onlogisch dat dit een verantwoordelijkheid van de sector is. Daarover hebben wij eerder gesproken in het kader van het takenpakket van de NVWA. Toen heb ik duidelijk aangegeven dat dit een van de taken was die uit dat pakket kan en dat andere taken meer prioriteit hebben binnen het budget. We hebben afgesproken dat we met de sector om tafel gaan om dit op een goede manier over te dragen. Daarvoor is een overgangstermijn afgesproken. Ik denk dat het zo kan, maar wij blijven vanzelfsprekend in gesprek, ook met de garnalensector, om te bezien of dit tot onvoorziene problemen leidt.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb met Minister Kamp het debat gevoerd over de opheffing van het productschap. Hij heeft toegezegd dat er geen problemen zouden ontstaan. Er zijn echter wel problemen ontstaan door het verdwijnen van productschappen, zoals in de pluimveehouderij en in andere sectoren, en nu dus ook in de garnalensector. Investeringen worden stilgelegd omdat onduidelijk is hoe dit moet aflopen. Er wordt iets te lichtzinnig over gedacht. Investeringen worden stilgezet, de sector is in verwarring en de Staatssecretaris blijft praten. Ik kan er niet over uit. Dit moet op heel korte termijn worden opgelost.

Staatssecretaris Van Dam:

In gesprek blijven is het belangrijkste wat we kunnen doen, om te bekijken of men onvoorzien toch tegen problemen aanloopt die bij de vertegenwoordigers van de sector die bij ons aan tafel zitten niet bekend waren. Er zijn goede afspraken gemaakt over de overgangstermijn. Ik zeg toe dat we dit gesprek verder zullen voortzetten en dit soort signalen erin zullen betrekken.

Ik stap over naar de vragen van de heer Dijkgraaf, over de terugvorderingen van het Europees Visserijfonds. Hij spreekt daarover zijn zorgen uit, met name vanwege het draagvlak voor nieuwe innovatieve projecten. Die zorgen die begrijp ik goed en die deel ik. Tegelijkertijd zijn er heldere afspraken over terugvorderingen. De Europese verordening schrijft voor dat subsidiebedragen in principe bij de begunstigde moeten worden teruggevorderd. Daarop zijn uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld als de reden voor het afkeuren van de kosten niet aan de begunstigde kan worden verweten. Op basis van die gronden zijn de meeste subsidiebedragen die niet voldoen aan de Europese voorwaarden niet bij de begunstigde teruggevorderd. Die zijn vanuit Economische Zaken gedekt. Subsidies worden alleen teruggevorderd als de begunstigde op grond van de geldende wet- en regelgeving kon of had moeten weten dat de opgevoerde kosten niet subsidiabel waren. De belangrijkste redenen waarop wordt teruggevorderd zijn onvoldoende onderbouwing van de gemaakte en betaalde kosten, inkomsten die in mindering gebracht dienen te worden op het project en de berekening van de afschrijvingen. Overigens is een aantal terugvorderingen in de bezwaarfase vervallen of naar beneden bijgesteld na een beroep op het vertrouwensbeginsel of het alsnog aanleveren van informatie. We opereren op basis van de bestaande regelgeving en bekijken vanzelfsprekend heel kritisch of het de begunstigde te verwijten valt.

Ook de heer Dijkgraaf vroeg om een pas op de plaats met het meerjarenplan voor de Noordzee, omdat er veel onduidelijkheid zou zijn over bijvoorbeeld de choke species. Ik heb in de beantwoording aan de heer Geurts aangegeven dat dit meerjarenplan juist voor de choke species ruimte biedt.

De heer Dijkgraaf stelde een paar vragen over derogatie, dat vandaag weliswaar niet op de agenda staat maar wel actueel is. Hij vroeg of ik met een totaalpakket kom. Zoals hij weet, want hij volgt dat altijd heel goed, werk ik voor 2017 samen met verschillende sectororganisaties aan een pakket maatregelen om de fosfaatproductie naar beneden te brengen. Ik informeer de Kamer daar zo spoedig als kan of nodig is over, voorafgaand aan het Kamerdebat over de fosfaatwet. Ik hecht eraan hierover zo spoedig mogelijk het debat te voeren, omdat de sector behoefte heeft aan duidelijkheid over de toekomst van het stelsel. Daarmee hangt ook het pakket aan maatregelen samen dat in 2017 kan worden ingezet. Vanzelfsprekend werken wij vanuit het departement met de sector aan het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. We proberen een totaalverhaal te schrijven waarmee we naar Brussel kunnen, om het gesprek aan te gaan over de lopende derogatieperiode en over een toekomstige derogatie. De heer Dijkgraaf vroeg naar een derogatiegarantie. Dat is mooi gevonden, maar hij weet dat de beslissing daarover door Brussel wordt genomen en niet door mij. Een dergelijke garantie bestaat niet, maar de inzet is de kans zo groot mogelijk te maken dat we ook voor de volgende periode kunnen rekenen op een derogatie. Hiervoor wordt zeer goed samengewerkt met de verschillende sectororganisaties.

De vragen over de equivalente maatregelen heb ik behandeld bij de vragen van de heer Geurts. Het oordeel van de heer Dijkgraaf is ongeveer gelijk aan dat van mij.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het is mooi nieuws dat er voor derogatie een totaalpakket komt, want dat is wat ik altijd het belangrijkste vond. Het gaat niet alleen om de fosfaatrechten maar om het totaalpakket inclusief waterkwaliteit.

Mijn vraag gaat over het meerjarenplan. De Staatssecretaris heeft een paar keer gezegd dat de choke species daarin zitten. Ik heb echter begrepen dat tarbot, griet en rog niet in het meerjarenplan zitten en dat we dus elke keer de discussie blijven houden over de wijze waarop we daarmee omgaan. Daar lopen we nu tegenaan met de verhoging van de TAC.

Staatssecretaris Van Dam:

Voor de helderheid: voor de soorten waarvoor we voldoende gegevens hebben wordt gewerkt met MSY-ranges (maximum sustainable yield). Welke hoeveelheid is verantwoord om te vangen, met een onder- en een bovengrens? Daarmee kunnen we de stand van de verschillende soorten op elkaar afstemmen. Het is ingewikkelder als er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. Dan wordt voortgebouwd op de historische TAC's. Als we een ophoging willen, moeten we die onderbouwen met gegevens. Het is ingewikkeld omdat we onvoldoende gegevens hebben over deze drie soorten. Ik wil me daarvoor inzetten en ik onderzoek met IMARES de mogelijkheden om een dergelijk verzoek te onderbouwen, maar het is lastig.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Daarom is het van belang om met de Duitsers en de Belgen op te trekken. Het is lastig als we dit in ons eentje moeten doen. Zij zitten met hetzelfde probleem. Het blijft lastig dat die kortingen er zijn, ook die automatische om zo voorzichtig mogelijk te zijn. Als het vervolgens volgens de vissers blubbert van de vis en ze de een na de ander naar boven halen, hebben ze echt een groot probleem. Ik zou het zeer op prijs stellen als er een praktische oplossing voor komt, ondanks het feit dat we weten dat de onderbouwing voorlopig lastig is.

Staatssecretaris Van Dam:

Als er mogelijkheden zijn om samen op te trekken, dan doen we dat natuurlijk. We trekken ook voor de choke species en de relatie tot de aanlandplicht samen op met de leden van de North Western Waters Regional Advisory Council (NWWRAC). Het Verenigd Koninkrijk zal tijdens de komende Landbouw- en Visserijraad de zorgen van al deze lidstaten overbrengen, dus ook namens ons. Dat is misschien ook meteen een antwoord op de vraag van mevrouw Visser. Dat zal ik zo nog iets uitgebreider doen.

Ik ben nu bij de vragen van de heer Van der Velde. Hij vroeg naar extra middelen in het kader van het landbouwkundig onderzoek. Ik ben een zeer sterk voorstander van het stimuleren van innovaties en duurzaamheid. Het budget van Nederland wil ik zo veel mogelijk inzetten om de doelen van Nederland te ondersteunen. Dat zijn innovatie, dierenwelzijn en verduurzaming, doelen die de heer Van der Velde ook noemde.

De heer Van der Velde vroeg of er al meer duidelijkheid is over de kerntaken van het dierenwelzijnsplatform. Die is er nog niet, tot mijn onvrede. We zijn nog in het stadium van oprichting van het platform. Daar kan wel wat tempo in gemaakt worden. Ik heb tijdens het EU-voorzitterschap geïnventariseerd bij de andere lidstaten wat de taken van het platform kunnen zijn. Dat heeft een rijke lijst suggesties opgeleverd. We hebben de Europese Commissie gevraagd deze mee te nemen in de agenda voor het platform. Het is nu vooral zaak om de Europese Commissie aan te sporen om daadwerkelijk tot oprichting over te gaan. De Commissie draalt daarmee.

De heer Van der Velde vraagt hoe ik de gang van zaken in de biologische landbouw beoordeel. Er is nog steeds een triloog gaande tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie. We hebben tijdens ons voorzitterschap belangrijke stappen gezet. Inmiddels zijn er in totaal elf triloogbijeenkomsten geweest. Het Slowaaks voorzitterschap streeft ernaar om de onderhandelingen voor het einde van dit jaar af te ronden. Ik hoop dat dit lukt. Dat is belangrijk. Mevrouw Ouwehand vroeg hier ook naar. Ze begrijpt dat de Europese Commissie nog steeds wil vasthouden aan het afschaffen van geaccepteerde residuen. Dit zou voor de biologische landbouw tot grote problemen leiden, omdat bestrijdingsmiddelen verwaaien en helaas ook terecht kunnen komen op biologisch geteelde gewassen. We hebben ons samen met het Europees Parlement tegen de opvatting van de Europese Commissie verzet. Ik ga ervan uit dat de Europese Commissie deze zal loslaten, omdat dat nodig is om tot overeenstemming te komen.

De heer Van der Velde vroeg naar de hormoonverstorende stoffen. Ik heb nog geen kennisgenomen van commentaar van niet-EU-landen. De inzet is om te komen tot wetenschappelijke criteria om deze stoffen te identificeren. Het voorstel van de Europese Commissie is een goed vertrekpunt. Het komt nu aan op de uitvoeringsregels. Ik zal in deze Raad de Europese Commissie vragen om een werkgroep in te stellen die snel uitvoeringsregels gaat opstellen.

De heer Van der Velde (PvdA):

Ik heb gevraagd wanneer de consument effect kan verwachten van de lijst hormoonverstorende stoffen die uiteindelijk wordt geïmplementeerd.

Staatssecretaris Van Dam:

Dat is moeilijk te zeggen, omdat het een en ander nu moet worden uitgewerkt. Het is cruciaal om te zien hoe de aanpak van de Europese Commissie uitwerkt in de stoffen die uiteindelijk als hormoonverstorend worden aangemerkt. Het moment waarop de heer Van der Velde doelt, is ook afhankelijk van de snelheid die de werkgroep maakt. Ik zal de Europese Commissie vragen om die in te stellen. Mevrouw Ouwehand was kritisch over het meerjarenplan voor de Noordzee. Dat is eigenlijk een herhaling van de discussie die ik met de heer Wassenberg had. Hij kon zich niet scharen achter het gebruik van de ranges, de bandbreedtes, terwijl dat wat mij betreft juist verantwoord is omdat het gaat om wetenschappelijk onderbouwde ranges. Wetenschappers geven aan dat vangst binnen die bandbreedte past bij duurzaam beheer en bij de mogelijkheden van het bestand om zich op een duurzame manier op hetzelfde niveau te handhaven. ICES (International Council for the Exploration of the Sea) adviseert in de vorm van een range, niet in de vorm van een precieze puntwaarde. Er mag alleen van de bovenkant van de range gebruik worden gemaakt als daarvoor een wetenschappelijke onderbouwing beschikbaar is. Dat is een extra slot op de deur.

Ik ben het aangaande diepzeevisserij met mevrouw Ouwehand eens dat het selectiever vissen op diepzeesoorten, in het bijzonder haaien, van groot belang is. We zetten bij de regionale visserijorganisaties in op de bescherming van haaien. Als haaien toch gevangen worden, is overboord zetten vaak de beste optie, zodat zo veel mogelijk individuele haaien kunnen overleven. We zijn sowieso heel terughoudend in diepzeevisserij.

De vraag over biologische landbouw heb ik beantwoord bij de vraag van de heer Van der Velde.

Mevrouw Ouwehand vroeg naar de handelsakkoorden. Ze steunt de inzet op dierenwelzijn en roept me op dit voort te zetten. Dat is ook de overtuiging van Minister Ploumen en mijzelf. Handelsakkoorden zijn zeer bevorderlijk, zowel voor de bilaterale relaties als voor de gezamenlijke economische ontwikkeling, mits we ze zo vormgeven dat ze een race to the top ondersteunen en niet een race to the bottom. Dit is de houding waarmee het kabinet dergelijke handelsakkoorden beziet.

Mevrouw Ouwehand had ook een vraag over de diertransporten. Ze vroeg of we de wachttijden voor de Turkse grens kunnen stoppen. Dit is Europees geregeld. De Europese Commissie heeft een project aangekondigd om in samenwerking met lidstaten overtredingen, vertragingen en weigeringen bij transport aan dit soort grensposten te verminderen. De Europese Commissie pakt dit op, maar gaat niet zover als mevrouw Ouwehand graag zou willen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ga de discussie over de vangsthoeveelheden niet overdoen, maar over de diepzeevisserij wil ik graag van de Staatssecretaris horen of het kabinet expliciet inzet op ontsnappingspanelen. Ik ben het ermee eens dat het, als een diepzeehaai wordt opgevist, beter is om deze overboord te zetten, maar het allerbeste zou zijn als hij überhaupt niet wordt gevangen. Het lijkt me cruciaal om in te zetten op bescherming van de leefgebieden en ontsnappingspanelen en dit onder de aandacht van de Europese Commissie te brengen.

Mijn vragen over de hormoonverstorende stoffen zijn beantwoord in het blokje van de heer Van der Velde. Ik heb begrepen dat de Commissie een dezer dagen een hernieuwd voorstel presenteert. Het lijkt me goed dat we daar kennis van nemen als het er is, met de reactie van het kabinet, voordat een werkgroep wordt opgericht om dit verder uit te werken.

Staatssecretaris Van Dam:

We zetten ons in voor selectieve vangstmethoden in de diepzee. Of dat technisch vertaald wordt in ontsnappingspanelen of in een andere methode, is te veel detailniveau voor dit overleg. We zetten in op zo selectief mogelijk vissen.

Het is correct dat er bij de hormoonverstorende stoffen een nieuw voorstel voor criteria ligt. Dat is er nog maar net. Dit wordt eerst technisch behandeld in het SCoPAFF (Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed). Na de technische behandeling is bespreking in de Raad aan de orde. De Kamer wordt hierover op de reguliere wijze geïnformeerd zodra dit op de agenda staat en ontvangt dan ook de opvatting van het kabinet ter zake.

Mevrouw Visser stelde naar aanleiding van de tuinwallen vragen over de vergroening. Voeren we de regels niet te strikt uit? Nee, we voeren de regels correct uit. Sterker nog, de Europese Commissie heeft ingezien dat de regels te rigide zijn en heeft een vereenvoudiging voorgesteld. Deze zal waarschijnlijk in het eerste kwartaal van 2017 van kracht worden.

Daarnaast gaf mevrouw Visser aan dat mevrouw Lodders tijdens de begrotingsbehandeling terugkomt op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op vanggewassen. Ik meld dat we hierover in het algemeen overleg ten behoeve van de vorige Landbouw- en Visserijraad gesproken hebben, omdat het toen op de agenda stond. Het besluit is al gevallen. Ik wil voorkomen dat mevrouw Lodders spreektijd besteed aan een besluit dat al is genomen in de vorige Raad.

Mevrouw Visser vroeg naar de Jonge Landbouwersregeling. Het NAJK (Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt) heeft een evaluatie gedaan en heeft een aantal kritiekpunten benoemd. Ik verwacht binnenkort ook een evaluatie van de provincies. Naar aanleiding daarvan wordt de regeling verder verbeterd. We gaan om tafel om te bekijken hoe de regeling beter vorm kan krijgen. Daarbij hebben we het bijvoorbeeld over nieuwe keuzemogelijkheden voor investeringen. Provincies bepalen welke ze daarvan in hun eigen provincie beschikbaar stellen.

Mevrouw Visser attendeerde iedereen op goed nieuws uit Brussel. Ik ben haar daarvoor dankbaar, want er is vorige week een belangrijke stap gezet met de interpretatieve verklaring van de Europese Commissie over het octrooieren van planten en groenten. Dit is een belangrijke stap die volledig in lijn is met de Nederlandse inzet. We hebben ons er tijdens het voorzitterschap zeer voor ingezet, ikzelf ook, om ervoor te zorgen dat er een dergelijke stap wordt gezet. We hebben daarover een conferentie georganiseerd waar Eurocommissaris Bieńkowska heeft gesproken en deze verklaring heeft aangekondigd. Het is belangrijk om vast te stellen dat de verklaring voldoet aan onze verwachtingen. De verklaring maakt duidelijk dat producten die tot stand komen door gewone biologische processen, niet geoctrooieerd kunnen worden en dat dit nooit de bedoeling was van de regelgeving. Dit is de helderheid waarnaar we op zoek waren. Ik stuur de Kamer zo snel mogelijk een brief met een appreciatie van de verklaring van de Europese Commissie. Het is primair aan de Raad Concurrentievermogen om hierover te spreken. Mevrouw Visser vroeg om agendering op de Landbouw- en Visserijraad. Ik heb in overweging om dit in december te agenderen, maar om eerlijk te zijn is deze Raad niet de plek om dit te doen. Ik zet me ervoor in dat de verklaring wordt opgepakt door het EOB. Dat is het allerbelangrijkste.

Mevrouw Visser had specifieke vragen over de choke species. Dit zijn visbestanden die worden bijgevangen met een dusdanig laag quotum dat als men ze moet aanlanden, wat onder de aanlandplicht moet, men eigenlijk moet stoppen met vissen, ook op soorten waarvoor men wel een ruim quotum heeft. De TAC's voor visbestanden worden vastgesteld op basis van bandbreedte. Die kunnen door ICES worden vastgesteld als er voldoende gegevens beschikbaar zijn. Dit geldt op dit moment voor zes visbestanden. De grootste problematiek zit bij de bijvangstsoorten schar, tarbot, griet, haai en rog. Dit zijn gegevensarme soorten, waardoor er geen bandbreedte beschikbaar is. Het meerjarenplan biedt hiervoor zoals gezegd geen oplossing, maar we zijn in uitvoerig overleg met andere lidstaten rond de Noordzee. Dit onderwerp wordt in de Raad geagendeerd door het Verenigd Koninkrijk. Daarmee zetten we extra druk op de Europese Commissie om met een oplossing hiervoor te komen. Dit is zeker een punt dat de uitvoering van de aanlandplicht behoorlijk onder druk zet, zoals mevrouw Visser terecht opmerkt. Er moet iets aan gedaan worden.

Met andere lidstaten werken we hard aan het oplossen van problemen bij de invoering van de aanlandplicht. Daarbij zijn ook andere oplossingsrichtingen denkbaar dan het ophogen van de TAC's, bijvoorbeeld het voorkomen van bijvangst door selectiever te vissen en het verhogen van de overleving van discards, de soorten die overboord worden gegooid. Het ontwikkelen hiervan kost veel tijd, dus in de tussentijd blijven we zoeken naar maximale rek en ruimte. Dat doen we ook om ervoor te zorgen dat het toch al broze draagvlak voor de invoering van de aanlandplicht enigszins op peil blijft in de sector. De zorgen heb ik vorig jaar in opdracht van de Kamer overgebracht aan de Raad. Ik blijf aandacht vragen voor de uitdagingen in de uitvoering. Het goede nieuws is dat de zorgen bij andere landen ook beginnen toe te nemen. Dat ziet de Kamer aan de interventie van het Verenigd Koninkrijk. Daardoor komen er meer medestanders voor meer rek en ruimte.

Mevrouw Visser vroeg naar de brexit en de gevolgen daarvan. Ook deze discussie hadden we de vorige keer al. Alle ministeries zijn na het bekend worden van de uitslag van het Britse referendum gestart met het in kaart brengen van de gevolgen van de brexit, zo ook het Ministerie van Economische Zaken. Het is helder dat er voor de visserij grote belangen op het spel staan en dat deze sector buitengewoon hard getroffen kan worden als ze geen toegang meer zou krijgen tot de wateren van het Verenigd Koninkrijk. Er zijn nog allerlei onzekerheden, bijvoorbeeld over de wijze waarop wordt omgegaan met de Schotse wateren. We zijn gezamenlijk volop bezig om de gevolgen van de brexit voor de visserij zo veel mogelijk in kaart te brengen en te verkennen welke strategie deze gevolgen zo beperkt mogelijk houdt. We brengen dit met regelmaat onder de aandacht van de Europese Commissie in het kader van het onderhandelingsproces dat begint zodra er genotificeerd wordt door de Britten.

Tot slot herhaalde mevrouw Visser een vraag uit het algemeen overleg Visserij: is het mogelijk om de aanlandplicht als beheermaatregel aan te merken in plaats van als generieke maatregel? Voor zover ik begrijp wat ze daarmee bedoelt, gaat het om de vormgeving van de precieze maatregel. Dat is een gepasseerd station, want dit is besproken toen werd besloten tot de aanlandplicht. Vervolgens is de maatregel vastgelegd in regelingen en geaccordeerd door parlement, Raad en Commissie. Een hernieuwde discussie over de vormgeving van de regeling is niet de meest vruchtbare inzet van onze tijd en energie.

Mevrouw Visser (VVD):

Soms doet men in Europa ook onderzoeken. Juist over de aanlandplicht hebben rapporteurs gesteld dat deze plicht in de praktijk niet functioneert zoals zou moeten. Zij hebben aangegeven dat het anders moet. Hun conclusies worden overgenomen. Wanneer gaat Nederland dit agenderen? Na de discussie bij het vorige algemeen overleg Visserij was iedereen het erover eens dat de doelstelling is dat we verspilling voorkomen. Vissers hebben hier het grootste belang bij. De praktijk wijst uit dat het middel dat nu wordt ingezet, niet werkt. Is het mogelijk om dit juist in combinatie met de brexit te agenderen, ook met het rapport van de rapporteurs? Die vragen of de maatregel niet op een andere manier kan worden ingezet. We hebben dit besloten, maar dat betekent niet dat we nooit meer iets mogen veranderen. Zijn er scenario's denkbaar waarin we de aanlandplicht op een andere manier kunnen inzetten?

Staatssecretaris Van Dam:

Dit is de discussie van de vorige keer. Toen hebben we besproken dat de aanlandplicht het doel van selectiever vissen dient. Daarvoor kunnen we allerlei inspanningen doen, maar we moeten een en ander wel doen. De vissers zullen daarin stappen moeten zetten. Stappen zijn bijvoorbeeld selectiever vissen of met een andere maaswijdte vissen. Daarvoor zijn innovaties nodig. Er moet dus bereidheid zijn om dit soort stappen te zetten. Men kan zich niet alleen maar verzetten tegen de aanlandplicht en zeggen dat het niet werkt. Er zijn stappen nodig. Uiteindelijk gaat het erom of we erin slagen om selectiever te vissen. Als dat lukt, hoeven er ook minder soorten aangeland te worden die ongewenst worden bijgevangen. Daarnaast zoeken we naar rek en ruimte in de regelgeving, bijvoorbeeld in het niet hoeven aanlanden van bepaalde soorten die een hoge overleving hebben. Ook daarvoor geldt dat we de bereidheid moeten hebben om stappen te zetten. Een zogeheten kortere trek, dus het minder lang uithangen en het sneller ophalen van het net, kan bijdragen aan een grotere overlevingskans. Dat is wel een stap die vissers moeten willen zetten. Als we gezamenlijk proberen om tot dit soort stappen te komen, met meer innovatie in de manier van vissen, in de netten en in de systematiek die wordt gebruikt zoals het gebruikmaken van een kortere trek en het doen van onderzoek naar de overlevingskans, dan is er binnen de aanlandplicht de nodige rek en ruimte te vinden waardoor deze hanteerbaar is voor de vissers en het doel daadwerkelijk dichterbij komt. Daar gaat het om. Het doel is niet om zo veel mogelijk vis aan land te brengen die weinig economische waarde heeft. Het doel is om te voorkomen dat die vis wordt gevangen.

Mevrouw Visser (VVD):

Ik worstel met dit antwoord. Misschien begrijp ik het verkeerd, maar de Staatssecretaris wekt met zijn antwoord de suggestie dat de Nederlandse visserijsector dit niet wil, dat de sector niet bereid is om te investeren in innovatieve vismethoden en dat de sector niet bereid is om meer te doen aan onderzoeken. Ik heb stapels onderzoeken, net als de Staatssecretaris waarschijnlijk, naar wat wel en niet kan. Ik zie een aantal punten waarover in de sector heel veel onduidelijkheid is, zoals de verstikkingssoorten. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat hij onderzoek gaat doen, maar we hebben te maken met ondernemers die willen weten waar ze aan toe zijn, of ze kunnen investeren en wat dat dan betekent. Met zijn antwoord doet de Staatssecretaris alsof de Nederlandse visserijsector niet bereid is om stappen te zetten. Volgens mij is juist uit de sector en ook door collega's in het eerdere overleg over visserij de vraag ingebracht of we op zoek kunnen naar een oplossing die recht doet aan de doelstelling, waarbij misschien andere maatregelen mogelijk zijn die ook innovatie bevorderen en die in plaats van de maatregel het doel centraal stellen. Ik hoor de Staatssecretaris in zijn antwoord op geen enkele manier in die richting bewegen en dat zou ik erg jammer vinden. Ik ken de Staatssecretaris van werkbezoeken, waarbij hij zich juist trots uitspreekt over de innovatie in de Nederlandse visserijsector. Misschien kan hij de verkeerde indruk die ik door zijn antwoord heb gekregen direct wegnemen?

Staatssecretaris Van Dam:

Die indruk was niet de bedoeling. Het is niet zo dat er geen bereidheid is. Het is wel zo dat er soms een stapje bij mag. Als men aan alle kanten probeert te voldoen aan de verwachtingen en ervoor te zorgen dat er selectiever gevist wordt, heeft men ook een goed verhaal daar waar het echt zo ingewikkeld is dat het bijna niet te doen is. De choke species zijn bijvoorbeeld een reëel probleem dat moet worden opgelost, anders is het voor vissers niet te doen om om te gaan met de aanlandplicht. Ik ben over het algemeen positief over het contact met de visserijsector. Ik zie dat er mogelijkheden zijn voor innovaties. Op de beurs waar wij allebei waren, was de boodschap heel duidelijk dat er alle ruimte is om te investeren. Het gaat goed met de sector. Dan zullen we ook gezamenlijk moeten bezien welke stappen de visserij kan zetten en waar men ruimte in de regelgeving nodig heeft omdat het anders niet gaat. Die twee moeten samengaan, die moeten gelijk opgaan. Ik denk dat we dit kunnen. Dan verdwijnt de discussie over het middel hopelijk iets meer naar de achtergrond, omdat het een hanteerbaar middel is. Men moet aanlanden wat men eigenlijk liever niet wil aanlanden, maar het is hanteerbaar omdat men de hoeveelheid daarvan zo veel mogelijk heeft geprobeerd te beperken.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn. Er was veel ruimte voor aanvullende vragen en de Staatssecretaris heeft uitgebreid geantwoord. Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn, maar ik stel voor dat we die beperken tot één minuut spreektijd per fractie. Dat moet kunnen gezien de aanvullende vragen en antwoorden die ik heb toegestaan.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik begon met het inkomen van de boer en het feit dat het CDA daarop primair de focus wil bij het hervormen van het GLB. Deelt de Staatssecretaris deze focus? De Staatssecretaris heeft toegezegd dat hij met de sector in overleg gaat over de handelsnormen. Daar komen afspraken uit voort. Is hij bereid om die afspraken zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen en ons te informeren? Ik ben heel kritisch over de huidige werkwijze, zeker in het licht van het opheffen van de productschappen. Toen zijn er beloftes gedaan die in mijn ogen terzijde worden geschoven. Dat is onbehoorlijk. Graag hoor ik hierop een reactie van de Staatssecretaris.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik sluit me helemaal aan bij het punt over de handelsnormen. Ik wil aanvullend overleg met de sector. Ook na de discussie hier begrijp ik dat er geen instemming van de sector is, maar dat er wel overleg is geweest. Ik wil opnieuw overleg dat leidt tot instemming van de sector, omdat voor een aantal dingen de termijn tot 1 april onvoldoende is om tot een oplossing te komen. Ik zit met het dilemma dat maandag en dinsdag de Landbouw- en Visserijraad is. Als wij de Staatssecretaris iets willen meegeven, moeten we dat via een VAO doen. Ik wil dus een VAO aanvragen en leg de Staatssecretaris het volgende voor: als wij moties indienen die worden gesteund door een meerderheid van de Kamer, is het dan per se nodig om voor dinsdag te stemmen, of is de Staatssecretaris zo'n democraat dat hij snapt wat er gaat gebeuren en is het voor hem niet nodig om daarover te stemmen? Het zou voor de Kamer prettig zijn, misschien voor de Staatssecretaris ook wel. Dit is een parlementaire test.

Staatssecretaris Van Dam:

Dit is een novum. Het helpt wel als de heer Dijkgraaf zegt welke vraag hij aan mij wil stellen. Dan kan ik daar meteen op reageren. Dat is het gemakkelijkste.

De heer Dijkgraaf (SGP):

We hebben het algemeen overleg Visserij gehad. We hebben de discussie vandaag gehad. Het hangt bijvoorbeeld op de TAC voor tarbot, griet en rog, in combinatie met de aanlandplicht. Ik heb in eerste termijn gevraagd om een aanvalsplan om de aanlandplicht werkbaar te maken. Met name op de aanlandplicht zijn er veel discussiepunten bij een meerderheid van de Kamer. Hierop moet scherper geacteerd worden, zodat deze echt werkbaar is. Dit was langer dan een minuut, maar dat kwam door een interruptie van de Staatssecretaris.

De voorzitter:

Dat klopt. Bovendien kan die behulpzaam zijn voor alles en iedereen en daarom liet ik die toe.

De heer Van der Velde (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie onderkent het belang van het dierenwelzijnsplatform. Wij willen dat de Staatssecretaris hier vaart achter zet en dat hij het belang ervan in de Raad benadrukt. Wij vinden het bijzonder belangrijk dat in het belang van de gezondheid van de consument iets wordt gedaan met de lijst hormoonverstorende stoffen. We merken dat dit wordt onderkend. Er is zeker geen 180 graden gedraaid in het PvdA-standpunt over de aanlandplicht. Ik heb in de voorbereiding van dit overleg contact gehad met de wethouders van Urk. Ik heb geluisterd wat dit kan betekenen voor Nederland en de visserij.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik wil met de Staatssecretaris nog even doorpraten over de diertransporten. Eerder heeft de Partij voor de Dieren al een punt gemaakt van de transporten naar niet-EU-landen zoals Turkije. Dat is niet nieuw voor de Staatssecretaris. Wil hij zich inzetten om een einde te maken aan deze transporten? Een eerdere motie hierover lokte de reactie uit dat dit nu eenmaal onderdeel is van de transportverordening. Als een transport aan de regels voldoet, mag het doorgaan. We zouden graag zien dat, gelet op de inzet van Nederland, transporten niet langer mogen duren dan acht uur. Dat vinden we nog te lang, maar goed. Het gebied waar we levende dieren naartoe exporteren, moet gelimiteerd worden. Mogen we erop rekenen dat dit de inzet van de Staatssecretaris is, nu Zweden het onderwerp weer op de agenda heeft gezet?

Mevrouw Visser (VVD):

Voorzitter. Ik ben benieuwd hoe snel de equivalente maatregelen worden afgerond. Daar komen we ongetwijfeld op terug. Voor het GLB geldt hetzelfde. De Staatssecretaris geeft aan dat niet Nederland strikt is, maar de Europese Commissie. Ik denk dat we hierover verder praten bij de begrotingsbehandeling, net als over de gewasbeschermingsmiddelen. De oproep van de Staatssecretaris is helder. Ik zal deze aan mijn collega Lodders overbrengen. We zijn benieuwd wanneer er invulling wordt gegeven aan de Jonge Landbouwersregeling en wanneer we daar de eerste reactie op kunnen zien. Ik blijf worstelen met de aanlandplicht. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat hij van plan is om met de sector tot een andere invulling te komen, maar de sector is op zoek naar een aantal handvatten, omdat hij wel wil – en natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen – maar te maken heeft met een investeringsslag. Is de Staatssecretaris bereid om bepaalde soorten zoals de tarbot uit te sluiten van de choke species? Ik heb het idee dat de sector meer concretisering wil, omdat men al zo lang aan de bel trekt op dit dossier en eigenlijk niet weet waar men aan toe is. In dit debat werd de suggestie een beetje gewekt dat er geen innovatie vanuit de sector komt. Dat is niet zo. Er wordt iedere dag keihard gewerkt. Hoe kunnen we hier meer handen en voeten aan geven? Mogelijk dienen we hierover een motie in.

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter. De eerste vraag van de heer Geurts betreft de focus op het inkomen van de boer. Ik focus daar ook op bij de toekomst van het GLB, maar ik weet niet of we dat op dezelfde manier doen. We hebben eerder gesproken over directe betalingen versus het inzetten van Europees budget om ontwikkeling en innovatie te ondersteunen, wat in het belang is van het toekomstige inkomen van de boer. Mijn inzet is om te bekijken of we de Europese budgetten in sterkere mate kunnen benutten om transities die boeren moeten maken, zoals we die nu zien in Nederland, zo goed mogelijk te ondersteunen. Dit heb ik eerder met de Kamer gedeeld. Ik denk dat dit voor het langetermijnperspectief van de boer belangrijk is en dat men daar meer aan heeft dan aan de directe betalingen zoals die nu zijn vormgegeven. Het is een verlegging van de focus van directe betalingen naar meer toekomstgerichte investeringen, maar het doel blijft hetzelfde: een zo goed mogelijk toekomstperspectief van boeren.

Ik blijf in overleg met de sector over de afspraken over de handelsnormen om de overdracht van de taken zorgvuldig te laten plaatsvinden. Als hier bijzonderheden uit voortkomen, zal ik de Kamer er uiteraard over informeren. Voor de garnalensector is het op zich niet zo ingewikkeld, maar ik zal het gesprek verder vervolgen. Men moet na 1 januari nog steeds de garnalen indelen zoals voor die datum, zodat ze voldoen aan de Europees gestelde minimummaat. We nemen nu gedetailleerde nationale regelgeving weg die innovatie daarin in de weg kan staan. Daarmee komt naar mijn mening het MSC-certificeringsproces niet in gevaar. Overigens is al in april 2016 met de Brancheorganisatie Garnalen besproken dat deze regeling zou worden aangepast. Ik herken het signaal dat er niet over gesproken zou zijn dus niet. We zullen in gesprek blijven. Mocht dit leiden tot een aanpassing van de plannen, dan informeer ik de Kamer daar vanzelfsprekend over.

De heer Dijkgraaf vroeg of ik kan voorkomen dat de Kamer morgen moet stemmen. Ik heb lang in de Kamer gezeten, dus ik begrijp het belang van deze vraag heel goed. Ik denk niet dat het nodig is. De vraag van de heer Dijkgraaf gaat over het ophogen van de TAC voor tarbot, griet en dergelijke soorten. Ik wil graag zo'n verzoek indienen, maar we zullen het moeten onderbouwen wil het überhaupt kans maken. Ik kan een verzoek zonder onderbouwing indienen als de Kamer dat wil, maar daar heeft niemand iets aan. De inzet is om te komen tot een onderbouwd verzoek, maar het zal heel lastig worden om tot een goede onderbouwing te komen. Ik ben daar eerlijk over. De besluitvorming over de TAC's vindt plaats in de Raad van december, dus niet al komende maandag en dinsdag. De Kamer hoeft daar nu dus sowieso nog niet over te stemmen.

Het andere punt is het werkbaar maken van de aanlandplicht. Mevrouw Visser merkt op dat vissers er behoefte aan hebben dat deze concreet en duidelijk is. Dat begrijp ik goed, maar het ligt niet in mijn bevoegdheid om morgen duidelijkheid te verschaffen over choke species. Als dat kon, zou ik het doen. Het is een Europees besluit en er moet dus op Europees niveau duidelijkheid komen over de manier waarop we omgaan met de choke species. Daarom agenderen we dit onderwerp voor de komende Landbouw- en Visserijraad. De Britten doen dit mede namens Nederland. De problematiek wordt geagendeerd, maar dat betekent niet dat die daarmee meteen in deze Raad wordt opgelost. Dat zou mooi zijn, maar dat gebeurt natuurlijk niet. Het is zaak dat bij iedereen tussen de oren komt dat er op dit punt iets moet gebeuren. De inzet blijft erop gericht dat de problematiek van de choke species wordt opgelost. Bij het werkbaar maken van de aanlandplicht is dit een van de belangrijkste belemmeringen waar men tegenaan loopt.

We werken met de sector voortdurend aan de implementatie van de aanlandplicht voor schol. Die is voorzien voor 2018. We bekijken of het mogelijk is om de overlevingskans van schol te vergroten als men deze vis overboord gooit. Daarvoor is een aantal stappen nodig, waaronder onderzoek. Als daaruit komt dat de overlevingskans naar een substantieel percentage kan, hebben we een goed argument om bij de Europese Commissie te vragen om een uitzondering voor de aanlandplicht voor schol. Zolang we die onderbouwing niet hebben, kunnen we het verzoek wel indienen maar wordt de uitzondering niet toegestaan. We steken nu gezamenlijk energie in het komen tot zo'n onderbouwing. Het is de vraag of dat lukt, want op dit moment zijn de overlevingspercentages niet hoog genoeg om in aanmerking te komen voor een uitzondering. De inzet is aan alle kanten gericht op het vinden van de rek en ruimte die vissers nodig hebben om te kunnen omgaan met de nieuwe verplichtingen die voortkomen uit de aanlandplicht. Daarom werken we ook nauw samen met de vertegenwoordigers van de sector. Mijn overtuiging is dat we de maatregel met dit alles zo werkbaar mogelijk maken. Overigens staat de aanlandplicht komende maandag en dinsdag niet op de agenda. Het Meerjarenplan visserij voor de Noordzee staat er wel op. Dat is positief voor ons. Ik ga ervan uit dat de Kamer deze positieve beoordeling steunt. Die zal ik inbrengen in de Raad. Daarnaast zetten de Britten mede namens ons de choke species op de agenda. Voor aanstaande maandag zijn er geen andere urgente kwesties. Ik hoop dat dit de Kamer helpt in de planning van de werkzaamheden.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het ging zo goed, maar dan zegt de Staatssecretaris dat hij zal inbrengen dat de Kamer het meerjarenplan steunt. Ik vraag hem juist om daarmee een pas op de plaats te maken. Ik heb de brexit genoemd, de lage quota, de TAC, het ter discussie stellen van de aanlandplicht; dat zijn heel andere teksten dan doorgaan op de huidige route. Ik zie de Staatssecretaris wat dit betreft onvoldoende bewegen richting een meerderheid van de Kamer. Hij moet heel kritisch zijn over de aanlandplicht en maandag met de vuist op tafel slaan, of het nu wel of niet op de agenda staat. Via het Noordzeemeerjarenplan kan het. Ik ben bang dat we het VAO wel nodig hebben.

Staatssecretaris Van Dam:

Het is buitengewoon onverstandig als Nederland tegen het eigen belang in zou handelen. Het krediet dat we nodig hebben voor het debat over de aanlandplicht wil ik niet graag verspelen aan het ter discussie stellen van het Meerjarenplan visserij voor de Noordzee. Ik denk dat de heer Dijkgraaf de Nederlandse vissers daarmee absoluut geen goede dienst bewijst. Mocht hij dit verzoek toch willen doen namens een meerderheid in de Kamer, dan moeten we daarover een VAO hebben. Ik zou het buitengewoon onverstandig vinden als dit zijn inzet is, juist vanwege het belang van waaruit hij dat denkt te doen. Kritisch zijn over het meerjarenplan Noordzee is niet de weg. Als hij wil dat ik aandacht vraag voor de moeilijkheden die wij ondervinden door de aanlandplicht, kan ik hem verzekeren dat ik dat continu doe. Dat zal ik ook in de Landbouw- en Visserijraad van maandag en dinsdag doen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het lijkt mij verstandig dat wij het verzoek tot een VAO handhaven, maar dat we na de vergadering overleggen of het echt nodig is. Dat is een praktische oplossing. Ik houd er niet van om een VAO te plannen als blijkt dat er toch voldoende wordt gedaan.

De voorzitter:

Er wordt een VAO aangevraagd en voor morgen ingepland. We zien na dit overleg of het nodig is.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorlopig betreft het verzoek een VAO inclusief stemmingen.

Staatssecretaris Van Dam:

Om nog een beetje te helpen zeg ik erbij dat de bespreking in de Raad van maandag over het Meerjarenplan visserij voor de Noordzee niet besluitvormend is. Het is een presentatie van de Commissie. De besluitvorming daarover volgt later. Ik heb aangegeven hoe ik daarbij wil inzetten.

De heer Van der Velde wil vaart maken met het platform voor dierenwelzijn. Dat ben ik zeer met hem eens en daar zal ik op aandringen. Hij maakte een aantal opmerkingen over de hormoonverstorende stoffen. Die zie ik als een bevestiging van hetgeen we in eerste termijn hebben uitgewisseld.

Mevrouw Ouwehand ging in op de diertransporten. Ze vraagt of we die kunnen limiteren. Mijn inzet is om lange duurtransporten in te perken. De wetgeving op Europees gebied moet worden geactualiseerd en verbeterd op basis van wetenschappelijke bevindingen. Dit is een discussie die op Europees niveau beslecht moet worden. De inzet is redelijk in lijn met de wens van mevrouw Ouwehand. Zoals ze weet, trekt Nederland inzake dierenwelzijn binnen de EU samen op met een aantal landen. Het is echter niet zo dat die inzet door de meerderheid van de lidstaten wordt gedeeld.

Mevrouw Visser komt bij de begroting terug op de vergroening van het GLB. In december gaat de Jonge Landbouwersregeling weer open. Dan zijn er nog geen aanpassingen gedaan. We verwachten op korte termijn een evaluatie uit de provincies. Hopelijk leidt deze voor het einde van het jaar tot aanpassingen, die ik aan de Kamer zal melden. De openstelling 2017 kan daarop nog worden aangepast, in het lopende jaar dus. We doen dit zo snel mogelijk, maar daarvoor zijn de evaluaties nodig. De evaluatie van het NAJK is er al. De provincies voeren de regeling uit.

Mevrouw Visser (VVD):

Ik heb een verduidelijkende vraag. Begrijp ik goed dat er een nieuwe regeling wordt opengesteld conform de huidige uitgangspunten en dat deze volgend jaar op basis van de evaluaties kan worden aangepast?

Staatssecretaris Van Dam:

De regeling kan desgewenst zelfs nog lopende het jaar worden aangepast.

Mevrouw Visser (VVD):

Ook met terugwerkende kracht?

Staatssecretaris Van Dam:

Ja. Dat is in de bestaande regeling.

Ik meen dat ik de andere vragen van mevrouw Visser over de aanlandplicht zojuist al heb beantwoord. Vergeet ik er één?

Mevrouw Visser (VVD):

Ik ben niet ingegaan op de antwoorden over de aanlandplicht, maar ik heb wel een vraag. De Staatssecretaris geeft aan dat de Britten de inzet voor de choke species doen, maar verschillende commissieleden hebben concrete vragen over het eventueel uitsluiten van bepaalde verstikkingssoorten als tarbot, griet en rog en het ophogen van TAC's. De Staatssecretaris heeft vooral verwezen naar het feit dat er meer onderzoek nodig is, maar niet naar wat de daadwerkelijke inzet van de Britten namens Nederland wordt. Is de inzet van Nederland erop gericht om eventueel soorten uit te sluiten of TAC's te verhogen? Dit is ook van belang voor het aangevraagde VAO, om te kunnen bepalen wat de inzet moet zijn.

Staatssecretaris Van Dam:

De inzet van de Britten is om namens de NWWRAC de problematiek onder de aandacht te brengen. Het onderwerp wordt geagendeerd als diversenpunt en er wordt verzocht om te werken aan een oplossing. Ik heb aangegeven dat ik bereid ben om me in te zetten voor een ophoging van de TAC voor tarbot, griet en andere soorten die kunnen leiden tot verstikking, maar dat dit normaal gesproken alleen kans maakt als er een goede onderbouwing van zo'n verzoek is. Door een gebrek aan gegevens, mede als gevolg van tekortschietende registratie, is het moeilijk om deze onderbouwing te leveren. Daarmee wordt het heel lastig om de ophoging te realiseren. Mijn inzet is er wel op gericht, maar ik geef een waarschuwing, anders zegt de commissie straks dat ik geen resultaat heb geboekt. Ik doe graag vooraf aan verwachtingsmanagement: resultaat boeken is op dit punt heel ingewikkeld.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van het overleg over de Landbouw- en Visserijraad die volgende week maandag en dinsdag plaatsvindt. Ik heb drie toezeggingen genoteerd:

  • De Staatssecretaris informeert de Kamer zo spoedig mogelijk en/of voorafgaand aan de behandeling van de fosfaatwet over het pakket aan maatregelen voor 2017 met betrekking tot behoud van de derogatie.

  • De Staatssecretaris stuurt zo spoedig mogelijk een brief aan de Kamer over de interpretatieve verklaring van de Europese Commissie over het kwekersrecht.

Zo spoedig mogelijk is wanneer?

Staatssecretaris Van Dam:

Dat is misschien al vandaag en anders morgen.

De voorzitter:

Dat is heel erg spoedig.

  • Voor het einde van het jaar komt er een brief over de evaluatie van de Jonge Landbouwersregeling, naar aanleiding van vragen van mevrouw Visser.

De heer Van der Velde (PvdA):

De Staatssecretaris heeft ook toegezegd dat hij de Kamer informeert over de handelsnormen.

De voorzitter:

Er is nog een toezegging gedaan.

  • De Staatssecretaris heeft toegezegd dat hij met de sector in gesprek gaat over de handelsnormen en de Kamer daarover zal informeren.

Staatssecretaris Van Dam:

Ik heb toegezegd dat ik de Kamer informeer als het overleg leidt tot nieuwe inzichten of aanpassingen op de bestaande afspraken. Ik informeer de Kamer als daar aanleiding toe is.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik wil ook graag geïnformeerd worden als daar volgens de Staatssecretaris geen aanleiding toe is, want dan is er voor ons weer aanleiding om iets te doen. Ik hoor graag de termijn waarop wij iets horen.

Staatssecretaris Van Dam:

Het meest logische is dat we het gesprek vervolgen. We hebben al eerder afspraken gemaakt. Ik ga ervan uit dat die afspraken staan. Laten we afspreken dat ik de Kamer over een maand informeer, dan kan de Kamer er nog iets mee doen voordat het jaar voorbij is.

De voorzitter:

De Staatssecretaris informeert de Kamer over een maand, in ieder geval voor het einde van dit jaar.

Ik dank de Staatssecretaris voor zijn bijdrage en zijn antwoorden. Er is een VAO aangevraagd door de heer Dijkgraaf. Dat VAO vindt hoogstwaarschijnlijk morgen plaats. Ik verzoek alle woordvoerders de planning goed in de gaten te houden, omdat wij nog geen tijdstip hebben. Het VAO is nu inclusief stemming en we zullen afwachten of dit nodig is. Hartelijk dank voor uw bijdrage.

Sluiting 12.41 uur.