Kamerstuk 21501-32-851

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


Nr. 851 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 juli 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 10 juni 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 4 juni 2015 inzake de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad op 16 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 845);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 4 juni 2015 inzake het verslag van de informele landbouwraad van 31 mei tot en met 2 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 844);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 30 april 2015 inzake het verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de Landbouw- en Visserijraad op 11 mei 2015 (Kamerstuk 21 501–32. nr. 839);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 27 mei 2015 inzake het verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Landbouwraad op 31 mei en 2 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 843);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 12 mei 2015 inzake de kwartaalrapportage Gemeenschappelijk Visserijbeleid (Kamerstuk 32 201, nr. 76);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 18 mei 2015 inzake de Nederlandse inzet in de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn (Kamerstuk 33 576, nr. 43);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 3 juni 2015 inzake de rapportage die Nederland naar de Europese Commissie heeft gestuurd in het kader van de EU Houtverordening (Kamerstuk 30 196, nr. 316).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: De Caluwé

Griffier: Haveman-Schüssel

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: De Caluwé, Dijkgraaf, Dik-Faber, Dikkers, Geurts, De Liefde en Ouwehand.

en Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 11.00 uur.

De voorzitter: Goedemorgen. Ik heet iedereen welkom in dit algemeen overleg ter voorbereiding van de Landbouw- en Visserijraad van 16 juni aanstaande. Er zijn vijf collega's aanwezig. Voordat wij beginnen, wil de Staatssecretaris graag een korte toelichting geven op een wijziging van de agenda van de Landbouwraad.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Misschien is het goed om te weten dat wij dit soort dingen soms pas heel laat doorkrijgen. Om volledige informatie te geven, zeg ik dat er een onderwerp is dat van de agenda wordt gehaald, namelijk dat van genetisch gemodificeerde organismen. Ik zie dat mevrouw Ouwehand daarover diep teleurgesteld is. Daar was ik geestelijk overigens op voorbereid. Er zijn twee onderwerpen aan de agenda toegevoegd. Het eerste onderwerp is de verlenging van de subsidieregeling (subsidiabiliteit) plattelandsontwikkelprogramma (POP). Dat is op verzoek van onder andere Bulgarije en Roemenië op de agenda geplaatst. Het tweede toegevoegde onderwerp is het Russische importverbod verse vis vanuit Estland en Letland.

De voorzitter: Dank u wel. Het is natuurlijk lastig voor de collega's om hierop in te spelen, vooral voor mevrouw Ouwehand. We zullen maar zeggen dat het overmacht is. Inmiddels zijn er zes collega's aanwezig. De spreektijd in eerste termijn bedraagt vijf minuten per persoon. Ik stel voor dat eenieder maximaal twee interrupties heeft.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Zoals het publiek kan zien, zitten de collega's tussen de afrikaantjes; mevrouw Dik-Faber aan de ene kant en ik aan de andere kant. Dat heeft te maken met de petitie die we net aangeboden kregen. Tegen iedereen die mij feliciteerde als bruidegom of getuige zeg ik dat dit niet aan de orde is.

Ik begin met mijn inbreng. In het AO over natuurbeleid heb ik het al gehad over de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn. Gisteren stuurde de Staatssecretaris de vragen van de Europese Commissie ten aanzien hiervan en de antwoorden daarop naar de Kamer. Dank daarvoor. De vragen van de Europese Commissie verontrusten mij wel; zij vraagt alleen of met de Vogel- en Habitatrichtlijn het doel is bereikt. Daarmee wordt volgens mij tekortgedaan aan het maatschappelijk debat over hoe wij natuur inpassen in de samenleving. In de vragen komt niet aan de orde hoe een goede instandhouding kan ontstaan en wat mogelijk is, terwijl die zaken volgens mij juist aan de orde dienen te worden gesteld om de Europese natuurregels werkbaar te maken. Nederland heeft te veel soorten en te veel te kleine gebieden en het zit daar nu in vast. Gaat de Staatssecretaris deze primair andere insteek bij de Europese Commissie agenderen? Zo ja, hoe gaat zij dat doen? Hoe gaat zij bijvoorbeeld tijdens het Nederlands voorzitterschap voorbeelden van knelpunten op tafel leggen, zoals Engbertsdijksvenen en Wierdense Veld?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Hoor ik collega Geurts nu zeggen dat er te veel dier- en plantensoorten in bepaalde gebieden zijn? Is dat de constatering van de CDA-fractie?

De heer Geurts (CDA): Wij hadden een aantal weken geleden ook een debat over natuurbeleid en toen hadden we een interruptiedebatje met de D66-fractie. Wij waren snel met elkaar eens dat wij te veel soorten willen beschermen in een te klein gebied. In Nederland willen wij een paar vierkante meter beschermen aan de grens met Duitsland en in dat land worden hectares van hetzelfde spul omgeploegd. Ik bedoel te zeggen dat er te veel soorten zijn in een te klein gebied. Laten we ons focussen op de gebieden en nagaan welke soorten we daar kunnen behouden. Laten we dat in Europees verband bekijken in plaats van dat we dat, zoals nu in Nederland, op de vierkante centimeter doen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Het lijkt mij duidelijk. Ik begrijp nu hoe de CDA-fractie invulling geeft aan het begrip «rentmeesterschap». Dit verklaart een hoop.

De heer Geurts (CDA): Ik reageer daar graag op. Blijkbaar is voor de PvdA-fractie nog niet helemaal helder dat het staand beleid voor zowel natuur en natuurbehoud als voor onze samenleving, geen houdbare kaart is. We moeten dus nagaan hoe we dit wel werkbaar kunnen maken. Gelukkig merk ik dat de Staatssecretaris dat begrip steeds meer krijgt op dit punt.

De Staatssecretaris heeft aangegeven dat zij wil samenwerken met andere lidstaten om de natuurdoelen te realiseren. Het CDA staat hier ook achter. Graag horen we dan ook van de Staatssecretaris hoe zij die route ten aanzien van de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn gaat aanvliegen. Welke concrete plannen heeft de Staatssecretaris hiervoor?

In de brief die de Staatssecretaris gisteren stuurde, mis ik de inbreng van de provincies. Aangezien het natuurbeleid gedecentraliseerd is – daaraan zullen we volgende week waarschijnlijk op wat formelere wijze aandacht besteden – vraag ik me toch af hoe de provincies betrokken zijn bij de inventarisatie en hoe de provincies in de toekomst betrokken gaan worden bij de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn.

Het CDA is geen voorstander van de verplichte herkomstetikettering. Goede controle is zinvol, maar extra lasten en bureaucratie zonder positieve gevolgen voor de volksgezondheid, staan gelijk aan schijnveiligheid. We moeten niet willen dat daarvan sprake is. Daarom begrijpen wij niet waarom de Staatssecretaris niet tegen herkomstetikettering is. Waarom stelt zij het innemen van een standpunt hierover uit?

Ik kom op de fosfaattoestand van de grond in Nederland. Uit analyses van BLGG blijkt dat het productievermogen van de bodem in Nederland daalt. Als je evenwichtsbemesting werkelijk serieus neemt, moeten er stappen worden gezet. Ik realiseer mij dat de eerste belemmering het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn en de Nitraatrichtlijn zelf is. Gezien het toenemende probleem van armere bodems in Nederland, moeten we actie ondernemen. Er is een plan nodig om maatwerk mogelijk te maken. De Staatssecretaris kan bijvoorbeeld samen met de sector werken aan een strategie om voor de volgende onderhandeling over het actieprogramma beslagen ten ijs te komen. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid? Kan zij de terugloop van fosfaat in de bodem evalueren en dit onderwerp aankaarten bij de Europese Commissie? Kunnen er pilots komen met experimenteerruimten voor gebieden waarin de fosfaatwaarden afnemen of voor bepaalde gewassen die veel fosfaat opnemen? Dit alles ter voorbereiding van de onderhandelingen over het volgende actieprogramma. Ik heb overigens geleerd dat Afrikaantjesteelt geen nadelig effect heeft op het uitspoelen van nitraat.

Er worden geen onderzoeken meer gedaan naar de kostprijsverschillen in de varkenshouderij in Nederland. Evenmin worden er wat dat betreft vergelijkingen gemaakt met andere Europese landen. Volgens mij zou het wel goed zijn om de kostprijsverschillen voortdurend in beeld te brengen, want dan wordt inzichtelijk hoeveel sommige Nederlandse maatregelen kosten. Al zou maar in beeld kunnen worden gebracht hoe bijvoorbeeld de klepkeuring de Nederlandse varkenshouders op hoge kosten jaagt. Is de Staatssecretaris voornemens om onderzoeken naar kostprijsverschillen te doen?

We gaan vanmiddag uitgebreid over de visserij praten in het algemeen overleg daarover. Toch breng ik hier een puntje in over de visserij, namelijk dat van het tongbestand in de Noordzee. Volgens ons is dit er goed aan toe en is dit op MSY-niveau. Ondertussen is het tongquotum hoog. Ik verzoek de Staatssecretaris dan ook om er bij de Commissie op aan te dringen, de vangstmogelijkheden voor tong te verruimen. Is zij hiertoe bereid?

Ik kom op mijn volgende punt. Wij zagen in de media en lazen in berichten van de sector dat de export van de Nederlandse sierteeltproducten hapert, terwijl de overige producten van de Nederlandse tuinbouw wel aantrekken. Kan de Staatssecretaris de redenen daarvoor aangeven?

Een ander punt is dat ik zie dat de Staatssecretaris vaak in het buitenland is, wat heel goed is, om de Nederlandse agroproducten te promoten. Misschien gaat een extra inspanning ten aanzien van de sierteelt ook helpen. Ik zie immers dat de Staatssecretaris toch wel heel wat grenzen openbreekt voor onze land- en tuinbouw. De vraag is of de landbouwraden zich nu ook richten op de sierteelt en hoe de Staatssecretaris een en ander verder kan versterken.

Mijn laatste punt betreft het verlengen van het POP, waarover ik de Staatssecretaris net hoorde. Ik zie dat andere landen het geld op een andere wijze gaan besteden dan op grond van de regels is toegestaan, maar de regels zullen worden verruimd. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris voor Nederland? De belangrijkste vraag is of er nog wel geld over is om te verdelen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik ben ook geen getuige vandaag en evenmin ben ik zoveel jaar getrouwd. Wel neem ik straks graag afrikaantjes in ontvangst, want mijn vrouw is morgen jarig en zij houdt van afrikaantjes. Dan heb ik een begin van een cadeau.

Ik begin met de vangstmogelijkheden. De Europese Commissie stuurt voor 2016 aan op stabiele quota. De heer Geurts zei dit ook al. Ik vraag de Staatssecretaris of dit ook geldt voor schol en tong in de Noordzee. Die bestanden zijn goed en voldoen aan de MSY-eis. Ik verzoek de Staatssecretaris dan ook om voor deze bestanden in te zetten op verhoging van de quota. Gezien de beoordelingen in de achterliggende rapporten, denk ik dat dit moet kunnen.

Ik kom op de korting op de toeslagrechten. We hebben daarover het een en ander gewisseld. Wij hebben kritiek op de forse toeslagrechtenkorting die ondernemers bovenop de «gewone» boete krijgen, ook in het geval van kleine overtredingen. De Staatssecretaris verwijst naar de strakke regels vanuit Brussel. Wij hebben die in het kader van dit overleg nog eens doorgenomen en volgens mij is er meer ruimte dan de Staatssecretaris suggereert. Als dat zo is, is dat volgens mij prettig. Er wordt daar verschil gemaakt tussen nalatigheid enerzijds en opzettelijke niet-naleving anderzijds. Jurisprudentie leert dat EZ nog wel eens opzettelijk niet-naleving constateert, terwijl de rechter – als het tot een rechtszaak komt – het bij nalatigheid houdt. In het laatste geval is er meer ruimte. Ik weet verder dat er rekening gehouden mag worden met ernst en omvang van de geconstateerde overtreding. Voor nalatigheid staat de korting van 3% met ruimte om die te verlagen naar 1%. 3% mag dus, maar je kunt de korting ook verlagen naar 1%. Je kunt zelfs een waarschuwing geven zonder een korting op te leggen. Ik verzoek de Staatssecretaris om dit sanctiebeleid bij te stellen. In de praktijk zie je nu namelijk dat het wel erg heftig is.

Ik ga in op Natura 2000. De SGP pleit voor aanpassing van de Natura 2000-regels. Gelukkig zal de refit mogelijkheden bieden.

Ik heb drie aanvullingen op de inzet van de Staatssecretaris waarop ik graag haar reactie hoor. In de eerste plaats constateer ik dat er grote verschillen zijn tussen Nederland en Duitsland. In de verschillende wetgevingsoverleggen hebben we het daar ook over gehad. Aan deze kant van de grens wordt hoogveen beschermd en op een steenworp afstand wordt het juist afgegraven. Aan deze kant houdt Natura 2000 stallenbouw tegen, terwijl aan de overkant grote stallen uit de grond worden gestampt. Aan deze kant moet een bedrijfsspecifieke depositiebijdrage van slechts 0,2 mol al verantwoord worden, terwijl dat aan de overkant pas moet vanaf 7 mol of zelfs 20 mol. Ik snap dat niet en dat is misschien nog niet zo heel erg, maar ik wijs op het draagvlak in de landbouwsector. De mensen daar vragen: hoe is het mogelijk dat zij zoveel ruimte krijgen en wij niet? Eurocommissaris Vella schreef dat de bepalingen in de Habitatrichtlijn, indien deze correct worden uitgevoerd, in principe niet kunnen leiden tot grote verschillen tussen lidstaten. Dat gebeurde in reactie op vragen van mevrouw Schreijer-Pierik met betrekking tot de verschillen tussen Nederland en Duitsland. Wil de Staatssecretaris de desondanks aanwezige verschillen aankaarten in Brussel om te komen tot een aanpak die wel verdedigbaar is als je kijkt naar dat wat er aan de verschillende kanten van de grens gebeurt?

Het tweede punt is de strikte hantering van het voorzorgprincipe. Projecten mogen pas doorgaan als zeker is dat natuurwaarden niet aangetast worden. Deze bepaling pakt strenger uit dan oorspronkelijk werd gedacht, zeker als de impact van een bepaalde activiteit lastig in te schatten is, zoals die van visserij op onderwaterleven of die van ammoniakemissie. Wat ons betreft moet dit beter werkbaar worden. Een aanpak die tot gevolg heeft dat plussen en minnen onderaan de streep positief uitpakken, wordt niet op prijs gesteld. Elke vierkante meter natuur moet koste wat kost verdedigd worden. Zo kun je natuurgeld niet effectief besteden en zorg je voor veel frustratie. Zo win je misschien de strijd, maar je verliest de oorlog. Wij zouden meer ruimte willen voor bijvoorbeeld een aanpak met saldering en een programmatische aanpak; je doet het voor een breder gebied en je kunt zeggen: hier gaat het achteruit, maar je kunt dit compenseren met een ander deel.

Als de Staatssecretaris de formuleringen in haar brief ruim opvat, zitten we misschien wel op een lijn. Wij willen in ieder geval af van die aansturing op de vierkante meter en we willen niet dat het op slot zit zodra het ergens op microniveau misgaat. Dat kun je volgens mij namelijk niet verantwoorden en dat is ook niet de manier waarop je het zou moeten doen.

Het derde punt betreft meer duidelijkheid over de natuurlijke kenmerken van een gebied. De heer Geurts had het daar volgens mij net ook over. Habitats en soorten waarvoor een gebied is aangewezen en de habitats en soorten die minder relevant zijn, worden nu net zo streng beschermd, terwijl dat oorspronkelijk helemaal niet het doel was van de richtlijn.

Als kleine fractie weten we als geen ander dat, als je alles goed wilt doen, je binnen de kortste keren doldraait en je niet effectief bent. Je moet dus prioriteiten stellen. Dat geldt ook hiervoor en in brede zin. Laten we focussen op die soorten die het hard nodig hebben. Dat zijn toch de soorten waarvoor het gebied primair is aangewezen. Is de Staatssecretaris ook bereid om dat punt mee te nemen? Wat het zwaarst weegt, moet het zwaarst gewogen worden, ook als het gaat om beleid. Graag wil ik een reactie van de Staatssecretaris op deze drie punten.

De voorzitter: Ik geef het woord aan mevrouw Dikkers.

De heer Dijkgraaf (SGP): Mevrouw Dikkers, zeg iets leuks over afrikaantjes!

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik stel de collega's voor om straks met de pet rond te gaan voor de vrouw van collega Dijkgraaf. Misschien willen de mensen uit het publiek ook meedoen. Alleen een doosje afrikaantjes voor een vrouw die haar man zo weinig ziet, lijkt me niet correct. Bij dezen alvast mijn felicitaties!

De heer Dijkgraaf (SGP): Nee, het is het begin. Er komt dus meer.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Wij zijn erg benieuwd!

Voorzitter, ik begin graag met de verordening biologische landbouw. De Partij van de Arbeid is van mening dat wet- en regelgeving voor biologische landbouw zodanig ingericht moet worden dat de sector kan blijven groeien, dat deze kan blijven innoveren en dat de consument verzekerd is van een goede kwaliteit van het product. Wij zijn blij dat Nederland heeft ingezet op het principe van de vervuiler betaalt, maar wij willen graag weten of de kwaliteit van biologische producten op die manier verzekerd kan blijven.

Klopt het dat Nederland straks een doorslaggevende stem heeft in het al dan niet door laten gaan van deze verordening? Klopt ook dat er op ambtelijk niveau op sommige onderdelen al een compromis is bereikt? Zo ja, welk compromis is dat?

De belangrijkste vraag at the end of the day is natuurlijk of we ja of nee gaan zeggen.

Vervolgens zou ik een spreektekst van ongeveer anderhalf uur hebben over de nationale bevoegdheid toelating ggo. Het gaat een stuk sneller nu dat punt niet meer op de agenda staat.

Ik ga graag door met het onderwerp klonen en nieuwe voedingsmiddelen. Wij ontvangen graag een stand-van-zakenbrief van de Staatssecretaris met daarbij een appreciatie: hoe staat het met het dossier?

Ik kom op de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn. Ik ben altijd een beetje verbaasd dat wij, als de Duitsers het anders doen, naar het niveau van de Duitsers moeten, met de achteruitgang van onze natuur, en dat de collega's die toch ook voor rentmeesterschap staan, niet zeggen: Staatssecretaris ga eens in gesprek met de Duitse collega's om te kijken of we dat niet grensoverschrijdend zouden kunnen doen. De Partij van de Arbeid is van mening dat we dat grensoverschrijdend zouden moeten doen. Wij roepen de Staatssecretaris dan ook op om ons natuurbeleid met de Duitsers te delen en na te gaan of we niet tot wat meer overeenstemming kunnen komen; niet de weg naar het laagste punt en het bedrijfsleven laten prevaleren, maar de robuuste natuur laten prevaleren.

We zijn tevreden met het feit dat er een Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn komt om te onderzoeken ...

De heer Dijkgraaf (SGP): Mevrouw Dikkers suggereert iets. Ik heb dat in ieder geval niet gezegd en de heer Geurts deed dat volgens mij ook niet. Het gaat erom dat dezelfde richtlijn leidt tot heel rare verschillen aan de ene kant en aan de andere kant. Waar de ene kant beschermd wordt, wordt er aan de andere kant omgeploegd. Er zou wat mij betreft in ieder geval gelijke regelgeving moeten zijn. Je hebt ook gebieden waar wij met heel veel geld dingen moeten beschermen, terwijl die hoeveelheid natuur net een kilometer verderop over de grens in rijke voorraden aanwezig is. Zou het dus niet logisch zijn om over die grens heen te kijken, dus om niet simpelweg bij die administratieve grens te stoppen? Zouden wij niet moeten zeggen dat, als wij die natuur beschermen, wij dat doen voor een groter gebied?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Dat vind ik interessant, maar dat heb ik de collega's niet horen zeggen. De collega's zeiden: aan de andere kant mogen dat omploegen en die bedrijven wel en hier mag dat niet. Zij vroegen of – ik gebruik nu mijn eigen woorden – we die regels niet wat soepeler kunnen inkleden. Dat vind ik jammer. Ik vind het leuk om van collega Dijkgraaf te horen dat hij wil nagaan of we dat niet wat meer grensoverschrijdend kunnen doen. Dat lijkt mij enorm logisch. Ik zou echter niet de rat race naar het minste natuur- en milieubeleid willen, terwijl ik dat wel proefde uit de woorden van de collega's. De CDA-fractie voegde daaraan toe dat zij vindt dat ze te veel soorten op een stukje hadden om te beschermen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Wat mevrouw Dikkers proeft, heb ik in ieder geval niet gekookt. Dat is dus wel een bijzondere nuttiging van de maaltijd die ik bereid had. Het is mogelijk dat je voor sommige gebieden zegt dat je de natuur beter aan de ene kant kunt beschermen dan aan de andere kant, omdat die daar in rijke hoeveelheden beschikbaar is. Ik vind in ieder geval dat je, als je dat Europees aanpakt en het op Europees niveau wilt beschermen, niet simpelweg aan de ene kant van de grens een heel ander beleid zou moeten hebben dan aan de andere kant.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Volgens mij vinden de heer Dijkgraaf en ik elkaar op dit punt. Wij roepen de Staatssecretaris op om met de Duitsers in overleg te gaan over de vraag hoe ons natuurbeleid en dat van de Duitsers elkaar zouden kunnen versterken in plaats van dat we elkaar met verschillend beleid afvallen. Als dat de conclusie is – ik zie instemmend geknik – ga ik verder met mijn bijdrage.

De PvdA-fractie wil graag weten welke impact een beweging van behoud en soortbescherming naar ontwikkeling van robuuste natuur heeft. Hetzelfde wil zij weten over een koppeling tussen natuurontwikkeling en andere maatschappelijke vraagstukken. Ik stel deze vragen namens collega Leenders. Hij is onze natuurwoordvoerder en wil daar graag een antwoord op. Als de antwoorden te technisch van aard zijn of als deze uitvoerig zijn, kunnen die ook prima schriftelijk worden gegeven bij de volgende agenda van de LNV-Raad.

Ik ga in op de herkomstetikettering. De PvdA-fractie is voorstander van het goed informeren van de consument. Wij zijn bezorgd dat de EU straks het belang van het bedrijfsleven laat prevaleren boven transparantie voor de consument. De Staatssecretaris heeft in de vele debatten over voedsel die wij met haar gevoerd hebben, steeds gezegd dat de keten korter moet zijn, dat deze transparanter moet zijn en dat inzichtelijk moet worden waar ons eten vandaan komt. Een van de instrumenten daarvoor is het informeren van de consument over wat er in het voedsel zit. Op die manier kun je een beweging aan de ene kant op gang brengen. Aan de andere kant maak je voor mij als consument inzichtelijk wat er in mijn voedsel zit en waar dat voedsel vandaan komt. Voor mij is ook belangrijk om het laatste te weten. Wij zien dat dus ook als een instrument om die keten inzichtelijk te maken. Hoe kijkt de Staatssecretaris daar nu tegenaan? De keuzevrijheid voor de consument zal in mijn opinie de das om worden gedaan door de lobby van het bedrijfsleven. Dat zou ik wel heel erg treurig vinden, heel erg treurig. De EU heeft er een handje van om het bedrijfsleven in hoge mate tegemoet te komen. Dat vinden wij ook belangrijk. Ik vind één markt ook heel belangrijk, maar de consument heeft hier wel het nakijken en dat vind ik heel spijtig. Ik zie dus graag een grote inzet van de Staatssecretaris op herkomstetikettering en hoor graag hoe zij de rol daarvan ziet in de hele keten.

Ik ga in op de visserij. Heeft de Staatssecretaris al zicht op het bedrag dat gemoeid is met het visserijprotocol met Tanzania?

Ik dank de Staatssecretaris voor de inzichten die zij gegeven heeft in het Interpol-onderzoek. Het is goed om te weten dat er «van alles gaande is» – dit is een citaat uit een brief – maar ik vraag mij af wat we dan eigenlijk doen. Als het Interpol-onderzoek enigszins strafrechtelijk van aard is, begrijp ik dat de Staatssecretaris daar niets over mag zeggen, maar in haar beantwoording lees ik dat het groepen betreft waarbij medewerkers van het Ministerie van EZ – dat neem ik althans aan – betrokken zijn en dingen doen. Er is sprake van een grote black box. Ik krijg daar graag wat meer informatie over. Nederland participeert, dus ik ben heel erg benieuwd wie dat doet namens Nederland. Is dat het Ministerie van EZ, of zijn er bij Justitie ambtenaren die daarbij betrokken zijn?

Ik kom op het proefproject cameratoezicht. De Staatssecretaris schrijft in haar brief dat de resultaten positief zijn, wat ik fijn vind. Ik vraag mij echter af wat zij onder «positief» verstaat. Wellicht is er een evaluatie van de pilot gekomen. Zo ja, kan die naar de Kamer worden gestuurd?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Morgen verjaart de vrouw van de heer Dijkgraaf. Alvast mijn felicitaties! Maar ook vandaag is er een ongelooflijk belangrijke verjaardag. De Vogel- en Habitatrichtlijn werd op 10 juni 1994 van kracht, dus 21 jaar geleden. Ik moet zeggen dat ik het niet zo aardig vind van collega's om voluit de aanval in te zetten op de regels die we met elkaar hebben afgesproken om de natuur te beschermen. Anders dan wat het CDA lijkt te denken, zijn we volledig afhankelijk van dat wat de natuur ons te bieden heeft; zonder natuur is er geen leven, zonder biodiversiteit kunnen we het wel vergeten. Dan kunnen we het wel schudden met z'n allen. Ik verzoek de Staatssecretaris dan ook om uitgerekend vandaag te kiezen voor de natuur.

De Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn is ingezet om na te gaan wat de effectiviteit van de richtlijn is. We krijgen daar voortdurend zorgwekkende signalen over. De Staatssecretaris gaat in haar brief daarover alleen in op de belangen van het bedrijfsleven. Ik lees niet hoe belangrijk het is dat we de afspraken naleven die we in internationaal verband hebben gemaakt. We zouden in 2010 de achteruitgang van biodiversiteit wereldwijd stoppen, maar die doelstelling hebben we niet gerealiseerd. Mij dunkt dat je de naleving van zo'n afspraak voluit omarmt, in Europees verband in de vorm van uitvoering en in Nederland in de implementatie. Wat mij betreft hoeven we ook niet zo strikt te sturen op soorten, maar moeten we ervoor kiezen om de natuur echt te beschermen. Als we dat niet doen, blijven we vastzitten in een redelijk dichtgetimmerd regelnetwerk. Het zou mooi zijn als de Staatsecretaris dat ook die – laat ik het aardig formuleren – «kritische Kamerleden als het gaat om de natuur», wil voorhouden. Het zou dus mooi zijn als zij een signaal afgaf waaruit blijkt: hartstikke leuk dat jullie vinden dat het moeilijk is, maar we kiezen hiervoor. Het alternatief zou zijn dat we nog meer natuur harder gaan beschermen. Dan ben je af van het micromanagement. Dat zou fijn zijn, want dan zijn we van al die regels af. Dan moet u mij vanaf nu echter wel voluit steunen als het gaat om een goed en gezond natuurbeleid.

Het lijkt mij mooi om die positie vandaag in te nemen.

Ik had niet kunnen denken dat ik dit ooit zou zeggen, maar ineens lijkt Frans Timmermans onze vriend. Hij heeft deze week bij de opening van de Green Week in Europa gezegd: de Vogel- en Habitatrichtlijn is wel belangrijk. We gaan doelen niet naar beneden bijstellen. We gaan ze eerder naar boven bijstellen. Of hij dat meent, is nog de vraag, maar de Staatssecretaris zou zich misschien kunnen aansluiten bij die ambitie. Laten we vandaag dus inzet plegen voor de natuur.

Ik kom op de biologische verordening. De Partij van de Arbeid sprak daar ook al kort over. De Kamer staat er hetzelfde in als de Staatssecretaris. De herziening van de biologische regelgeving leek niet in het belang te zijn van de biologische sector. De Kamer verzocht de Staatssecretaris om zich met hand en tand te verzetten en dat heeft ze gedaan. Nu lijkt er een compromis voor te liggen. Het lijkt erop dat de Staatssecretaris gaat instemmen. De discussie ging erover dat een deel van de Kamer vond dat de inzet gericht moest zijn op het volledig intrekken van die verordening omdat de belangen van de biologische sector daarmee niet worden gediend. Nu ligt er een compromis en nu is de vraag wat wijsheid is. Ik heb ook begrepen dat de stem van Nederland doorslaggevend is, dus dat het hangt op onze Staatssecretaris. Wat gaat ze doen? De Partij voor de Dieren heeft nog wel zorgen over het voorliggende. Ik denk dat we onze doorslaggevende stem het best kunnen gebruiken om te verzoeken het voorstel in te trekken, zodat we gelegenheid krijgen om te werken aan een goed voorstel dat wel in het belang is van de biologische sector.

In het kader van leren van wat anderen al goed doen, zeg ik het volgende. Frankrijk heeft een wet die supermarkten verbiedt om voedsel dat over de datum is maar dat nog wel goed is, weg te gooien. Zou de Staatssecretaris kunnen nagaan of we daarvan kunnen leren? De Partij voor de Dieren wil graag dat een dergelijke wet er ook in Nederland komt.

Eergisteren was het Wereld Oceanendag. Dat is slecht nieuws; als ze een dag voor je uitroepen, gaat het immers niet goed met je. Dat geldt ook voor de oceanen. De vangstmogelijkheden zijn geagendeerd. Het gaat daarbij toch altijd in de richting van meer vangen dan gezond is voor het behoud van de soorten en de zeeën. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij een kritische positie inneemt?

Ik ga in op het visserijprotocol met Tanzania. Visserijprotocollen komen er altijd op neer dat er toch weer overbevissing komt. Die zijn niet in het belang van de lokale bevolking. In dit geval gaat het zelfs over kwetsbare soorten als tonijn en haaien die worden bijgevangen. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat ze het protocol niet gaat steunen en dat ze zich vanaf het begin kritisch gaat opstellen?

De voorzitter: U bent aan het eind van uw spreektijd. Wilt u afronden?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ja.

Ik sluit af met de beelden die de wereld over gaan van feesten van Chinezen waar katten en honden levend worden gevild. Mensen vragen zich af of we iets kunnen doen. Ik vraag de Staatssecretaris of ze de afschuw deelt en wat we zouden kunnen doen om hier aandacht voor te vragen.

De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Ik moest even denken aan de vergelijking van mevrouw Ouwehand. Er bestaan ook een vader- en een moederdag. Toch gaat het meestal wel goed met vaders en moeders. Die vergelijking gaat dus niet helemaal op.

Wij hebben begrepen dat er geen compromis is bereikt over de verordening plantgezondheid. Het controversiële punt over een open importregime of een gesloten importregime blijft namelijk «onopgelost».

Hoe gaat de trialoog onder het Luxemburgs voorzitterschap naar schatting van de Staatssecretaris verder? Zijn de zuidelijke lidstaten bereid om onder bepaalde voorwaarden een open importregime te accepteren?

De onderhandelingen over de voorstellen over klonen zijn nu ook in trialoog. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de wens van het Europees parlement om via gedelegeerde handelingen nieuwe producten toe te laten of deze te verbieden? Deelt de Staatssecretaris onze mening dat dergelijke besluitvorming niet politiek van het EP behoort te zijn maar dat deze objectief van aard moet zijn en dat die tot stand moet komen volgens de normale ambtelijke procedure waarin wat minder emotie en dat soort zaken een rol spelen?

Ik ga in op het natuurbeleid en wel op de Europese Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor de VVD is samenhang tussen economie en ecologie, zoals deze in de Natuurvisie is aangegeven, van groot belang. Is dit ook de inzet van de Staatssecretaris? In haar brief komen nieuwe woorden voor, zoals «natuurlijke dynamiek». Wij zijn razend nieuwsgierig wat de Staatssecretaris met deze woorden bedoelt. Kan zij aan die woorden invulling en context geven?

Nu kom ik op de consultatie vanuit de Europese Commissie, op de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn. WNF, Natuurmonumenten en de Vogelbescherming hebben een «GeenStijltje» gedaan. Ze hebben een vooraf ingevulde enquête online gezet die je met één druk op de knop kunt versturen. Voilà, er zullen er ongetwijfeld vele tienduizenden naar de mailbox van de Europese Commissie gaan. Volgens mij helpt dat echter niet. Ik ben benieuwd wat de Staatssecretaris daarvan vindt, behalve dat ze zal zeggen dat dit wellicht uiting geeft aan de zorgen van een deel van de Nederlanders en al dat soort zaken. Als we het echter hebben over effectieve beïnvloeding, kan ik mensen naar mijn idee wel uit de droom helpen. Iets wat hetzelfde is, wordt gezien als één brief. Of je er nu 100.000 stuurt of 1, het is één brief. Heel effectief is dat naar mijn idee dus niet. Ik hoor de Staatssecretaris daar graag over.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik snap dat de VVD het vervelend vindt als tienduizenden mensen opkomen voor de natuur die zelf geen stem heeft, en die pogen om de belangen van natuur een plek te geven in de Europese besluitvorming. Wat moet er volgens de VVD gebeuren met de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn? We kennen de VVD als een partij die voortdurend aanstoot neemt aan regels die de natuur beschermen, maar ik vraag mij af of voor de VVD bijvoorbeeld ook het behalen van die biodiversiteitsdoelen die in VN-verband zijn afgesproken, wel leidend zijn. Wat er ook uit die check komt, we zullen die doelen moeten realiseren. We zullen daaraan met Europese regels en met onze nationale regels bij moeten dragen. Of zegt de VVD: nou, dat soort afspraken dat in VN-verband is gemaakt, lappen we ook aan onze laars?

De heer De Liefde (VVD): Ik zal eerlijk bekennen dat ik niet volledig op de hoogte ben van de inhoud van de honderden verdragen die Nederland in de afgelopen decennia heeft gesloten voor allerlei verschillende doelen. Wat ik wel weet, is dat wij als nationaal parlement de taak hebben om de belangen van ecologie en economie in evenwicht te houden en die goed af te wegen. De Partij voor de Dieren kiest een heel ander uitgangspunt, namelijk dat van natuur boven mens. Wij maken toch echt de keuze voor mens boven dier en natuur als het erop aankomt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan wens ik de VVD daar veel succes mee, want die mens zal snel verdwijnen als we de afspraken die we in VN-verband hebben gemaakt – de VVD neemt niet eens de moeite om ze tot zich te nemen – niet naleven. Het gaat om behoud van biodiversiteit. Zo moeilijk was het niet. Het doel was in 2010 het stoppen van de achteruitgang. Die doelstelling hebben we niet behaald. Er wordt dus een vlucht naar voren genomen. Het plan is nu dat die achteruitgang in 2020 is gestopt. Is dat voor de VVD een afspraak die we moeten naleven? Ik begin te vermoeden dat de VVD zelfs dat niet belangrijk genoeg vindt om verantwoordelijkheid te nemen.

De heer De Liefde (VVD): Dit is een mooi staaltje debattechniek: mij woorden in de mond leggen – dat zijn dus absoluut niet mijn woorden – en allerlei conclusies verbinden aan de woorden die ik daarvoor uitsprak. Ik laat die woorden dan ook voor rekening van de Partij voor de Dieren. Laat helder zijn dat er een balans moet zijn tussen ecologie en economie. Straks lopen hier, als het aan de Partij voor de Dieren ligt, heel veel dieren en nauwelijks mensen rond. Dat is volgens mij ook niet de bedoeling.

Ik ga verder met visserij. Ik stip de drie thema's aan. Het eerste thema is het volgende. De Staatssecretaris is bezig met het ontwikkelen van een beheerplan gemengde visserij. De VVD-fractie vraagt zich af hoe zij omgaat met de zogeheten bijvangsoorten. Is zij met de VVD van mening dat er met name gestuurd moet worden op doelsoorten en dat bijvangst gemonitord dient te worden?

Het tweede thema is de verlenging van het Europees Visserijfonds (EVF). Griekenland heeft dit verzoek ingediend. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij tegenover deze verlenging staat? Biedt dit bijvoorbeeld ook kansen voor Nederland?

Het derde thema betreft de proef met cameratoezicht. Houdt de Staatssecretaris bij de verdere uitrol rekening met het verschil tussen de kottervloot en de pelagische vloot? Als dat zo is, kan zij dan nader toelichten hoe zij dat wil gaan doen?

Ik ga in op de biologische landbouw. De Staatssecretaris stelt dat zij het principe van gelijkwaardigheid verkiest boven compliance als importsysteem van biologische producten uit derde landen. De VVD kan zich hierin vinden, mits onze eigen ondernemers ook ruimere productiemogelijkheden krijgen binnen de EU en dit principe ook voor de gangbare productie en teelten gaat gelden. Graag wil ik de bevestiging van de Staatssecretaris dat dit het geval zal zijn.

Ik kom op de gecombineerde opgave. In 2014 is deze in werking getreden en een jaar later wordt er al gesproken over vereenvoudiging. Van individuele ondernemers wordt verwacht dat zij op basis van gewijzigde wet- en regelgeving tijdig en accuraat hun opgave doen. Collega Lodders en ikzelf hebben al meerdere signalen uit de sector ontvangen waaruit blijkt dat dit nog steeds voor problemen zorgt. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het nu gaat, wat de stand van zaken is en wat de consequenties zijn voor ondernemers?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. De leden van deze commissie zijn deze ochtend in de bloemetjes gezet. Het waren niet zomaar bloemetjes, maar afrikaantjes!

Mijn fractie strijdt een hele tijd – ik denk dat ze dat al een tot twee jaar doet – voor het inzetten van afrikaantjes als alternatief voor metam-natrium. Wij allen willen van metam-natrium af. Met de Staatssecretaris heb ik al veel debatten daarover gehad. De oplossing die we bedacht hadden, was die van het verlengen van de termijn van scheuren van grasland. Dat alles is geregeld, maar we zien nu dat dit in de praktijk toch niet werkt doordat de afrikaantjes onder de eis van 80% grasland gaan vallen. We hebben met elkaar dus een oplossing bedacht, maar het is dus een halve oplossing; in de praktijk gebeurt het niet. Dat is ontzettend jammer. Mijn fractie verzoekt de Staatssecretaris daarom, zich er in Brussel hard voor te maken dat dit toch mogelijk wordt gemaakt. Volgens ons zou een oplossing kunnen zijn dat afrikaantjes ook onder tijdelijk grasland vallen. Dan staat er «tijdelijk grasland(waaronder Tagetes». Dat zijn twee woorden, maar die maken het cruciale verschil. Daarmee kunnen we metam-natrium uit ons land bannen. Dat is toch wat wij allen willen. Na afloop overhandig ik ook namens de delegatie in de zaal een mandje Tagetes aan de Staatssecretaris.

Ik kom op de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze is bedoeld om te toetsen of de Vogel- en Habitatrichtlijn nog steeds datgene doet wat er gedaan moet worden, namelijk de Europese natuur en de Nederlandse natuur beschermen. Volgens het recente European State of the Nature-rapport is er werk aan de winkel. De Staatssecretaris lijkt de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn vooral aan te grijpen om knelpunten weg te nemen en flexibiliteit in te bouwen. Daar is behoefte aan, maar mijn fractie wil ook nagaan wat we kunnen doen om de doelen van de richtlijnen sneller te bereiken. Wat is hierbij de inzet van de Staatssecretaris, met name als het gaat om coherentie tussen de implementatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens ons moet er coherentie zijn tussen die twee.

Vanwege de tijd sluit ik aan bij de vragen van de Partij van de Arbeid en de Partij voor de Dieren over biologische productie. Voor mijn fractie is de belangrijkste vraag of Nederland tegen het voorstel gaat stemmen als niet tegemoet wordt gekomen aan de belangrijkste bezwaren die de Staatssecretaris noemt. Dat is dus de aanwezigheid van niet toegestane stoffen en de controlefrequentie.

Goed nieuws is dat er een akkoord is over het diergezondheidspakket. Mijn fractie vindt in het bijzonder de stap mooi die inhoudt dat er hiermee ook een Europese APA komt voor het terugdringen van het antibioticagebruik door dieren en dat de Europese Commissie data moet kunnen vergelijken. Nederland heeft al heel grote stappen gezet, maar de cijfers lijken aan te tonen dat het helaas wat terugvalt. Voor het level playing field is het goed als andere landen ook meer gaan doen om het antibioticagebruik terug te dringen. Wat gaat de Staatssecretaris doen om invulling te geven aan de afspraken over antibioticagebruik in het diergezondheidspakket? Volgens de nieuwe regels kan de Commissie verder onmiddellijk dringende maatregelen nemen indien een uitbraak van een gevaarlijke dierziekte een ernstige impact heeft op de dier- of de volksgezondheid. Hiervoor wordt een lijst met potentieel gevaarlijke dierziekten opgesteld. Welke dierziekten wil de Staatssecretaris op de lijst hebben en welke dringende maatregelen kan de Commissie nemen?

Namens collega Slob, woordvoerder Visserij, merk ik het volgende op. Het gaat goed met de schol en de tong. Dat is goed nieuws voor Nederlandse belangrijke vissoorten. Ze worden nu duurzaam bevist. Volgens de Staatssecretaris voldoet tong bijna aan de MSY-criteria. Kan de Staatssecretaris dat onderbouwen? In het Engelstalige document van de Europese Commissie wordt namelijk gesteld dat aan de MSY-eisen wel helemaal is voldaan. Bovendien is de ervaring dat deze voorlopige cijfers over de visstand meestal te voorzichtig worden weergegeven. Is de Staatssecretaris dan bereid om te pleiten voor een kleine verruiming van de vangstmogelijkheden, zodat de vissers iets meer lucht krijgen en ze tegelijkertijd aan de MSY-criteria blijven voldoen? De quota zijn immers een paar jaar achter elkaar verlaagd.

De Staatssecretaris schrijft over de proeven met cameratoezicht, maar zij gaat daarbij vooral in op de pelagische sector. Klopt het dat de voorlopige resultaten zijn dat het cameratoezicht voor de visserij op platvissen door de kottervloot technisch nog zeer lastig is en nog niet bruikbaar is in de praktijk? Het gaat dus om het cameratoezicht en wat dit betekent voor de aanlandplicht. Volgens mij is dat praktisch niet werkbaar. Ik wil graag dat de Staatssecretaris daarop een toelichting geeft.

De voorzitter: Wij zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de commissie. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat zij behoefte heeft aan een schorsing van enkele minuten voor het verzamelen van alle vragen.

De vergadering wordt van 11.44 uur tot 11.51 uur geschorst.

De voorzitter: Het woord is aan de Staatssecretaris voor haar beantwoording in eerste termijn.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik verdeel mijn betoog in vier blokken. Ik zeg eerst een en ander over Natura 2000 en de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarna behandel ik alle onderwerpen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Vervolgens behandel ik alle onderwerpen die betrekking hebben op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). Tot slot komt het blok «varia». Ik verzin toch elke keer een nieuwe naam voor dat blok.

Ik begin dus met Natura 2000 en de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn. Misschien is het goed om te zeggen dat we mede dankzij de Vogel- en Habitatrichtlijn de achteruitgang van de biodiversiteit konden stoppen, maar dat we inderdaad nog belangrijke stappen moeten zetten. Mevrouw Ouwehand stipte de 21ste verjaardag van de Vogel- en Habitatrichtlijn aan. Dat is inderdaad een volwassen manier om met deze richtlijn om te gaan. Dat volwassen worden vergt ook – hiermee kom ik ook op de kritiek die je kunt hebben op de wijze waarop de richtlijn in de praktijk soms werkt – dat we kijken naar optimalisatie van de uitvoering. We gaan daarbij inderdaad uit van de bestaande natuurdoelen en inzet van maatschappelijke krachten. Belangrijk is de dynamiek in de natuurontwikkeling. De heer De Liefde vroeg zich af wat voor een containerbegrip dat nu weer is. Hij zei dat op een veel vriendelijkere wijze dan ik dat nu doe en ik weet zeker dat hij dit ook veel vriendelijker bedoelde, wat ook terecht is. Het gaat erom dat duidelijk is dat we daarmee bedoelen dat je kijkt naar dat wat soms nodig is om de grotere stap te zetten en dat je ook bereid bent om bijvoorbeeld minder absoluut voorrang te geven aan het behoud van specifieke soorten. Ten aanzien van het Grevelingenmeer werd bijvoorbeeld heel duidelijk zichtbaar – ik kom daarop zo meteen terug – dat we daar een heel grote stap kunnen zetten. Mevrouw Ouwehand spreekt van het beschermen van meer robuuste natuur. Dan moeten we echter niet het laatste plantje dat zich twintig jaar geleden opeens manifesteerde ook helpen overeind te blijven, want we kunnen nu eenmaal niet alles gelijktijdig doen. We willen inderdaad ook de koppeling van natuurontwikkeling aan andere maatschappelijke opgaven veel meer kans geven, zoals die van de waterveiligheid, die van het waterbeheer en die van recreatie. Ik verwacht dat het resultaat hiervan zal zijn dat er een meer robuuste natuur ontstaat, dat er op een groter schaalniveau wordt gestuurd en dat er inderdaad minder gebeurt op het gebied van micromanagement. Er kan dan een punt van zorg zijn dat gericht is op de vraag of met sturing op een groter schaalniveau die Europese natuurdoelen nog wel voldoende bewaakt kunnen worden. Daaraan moeten we ook aandacht geven. In ons land – daarom zijn wij wellicht een interessant voorbeeld in het kader van deze discussie – koppelen wij met onderwerpen als Ruimte voor de Rivier, Vismigratierivier Afsluitdijk en het Grevelingenmeer meer en betere natuur aan andere doelen, zoals bijvoorbeeld het doel waterveiligheid. Daardoor boeken we op meerdere punten winst. Daar zoeken we ruimte voor bij de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze check zal tijdens het Nederlands voorzitterschap inderdaad een prioriteit zijn. We willen komen tot optimalisatie van de uitvoering. In een internationale conferentie willen we daarover een goede internationale discussie voeren om dit te bevorderen. Als je het voorzitterschap hebt, heb je overigens procedureel een wat andere rol, wat ook een handicap kan zijn; wij kunnen wel agenderen, maar we zullen vanuit die rol toch altijd moeten kijken of er een compromis kan worden bereikt. Het is uiteindelijk immers ook aan ons om ervoor te zorgen dat er een compromis komt. De laatste helft van dit jaar proberen wij tal van dit soort zaken op de agenda te zetten, ter voorbereiding van het debat. Tegen de heer Geurts en anderen zeg ik dat we daarbij zeker ook kijken naar harmonisatie. Ik ga zo meteen specifieker in op de voorbeelden die de heer Dijkgraaf geeft. Ik denk dat wij inderdaad moeten bezien hoe we samen met buurlanden doelen kunnen realiseren. Daarvoor zou ook binnen de richtlijn ruimte moeten komen, maar u moet zich wat dat betreft niet rijk rekenen. Als je dat doet, kan dit immers ook extra verantwoordelijkheid voor Nederland betekenen. Het hoeft dus niet eenrichtingsverkeer te zijn.

Met de provincies werken we heel goed samen. We hebben het natuurpact gesloten met de afspraak dat we ons richten op internationale doelen die in de Kaderrichtlijn Water en de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn geformuleerd. Er is een programmateam dat kijkt naar de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn en daar zitten de provincies ook bij.

Ik ben met mevrouw Dik-Faber eens – dat hebben we ook in een eerder debat met elkaar gewisseld – dat ook moet worden gekeken wat de coherentie is tussen de richtlijnen en bijvoorbeeld het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en specifiek de vergroening. Soms levert de som van 1 plus 1 daarbij 3 op. Als we dit voor elkaar willen krijgen, vergt dat misschien ook wat ruimte in de regelgeving. Dit punt gaan we in de internationale conferentie ook zeker een plek geven.

De heer De Liefde vraagt wat de beïnvloeding betreft hoe je ervoor zorgt dat iedereen zijn stem krijgt in het hele verhaal en of het helpt dat er met enquêtes wordt gewerkt die een zekere kant op gaan. Ik denk dat iedereen uiteindelijk op zijn manier zijn inbreng levert. Overigens is mijn beeld dat de ngo's wat dit punt betreft inderdaad een behoorlijke invloed hebben op de Europese Commissie. Dat zie je gewoon. Mevrouw Dikkers zei ten aanzien van een ander onderwerp dat het bedrijfsleven voor de Commissie altijd voorgaat. Dat is zeker niet mijn ervaring. Ik denk dan ook dat je heel voorzichtig moet zijn met het in algemene termen daarover praten.

Mevrouw Ouwehand wees op geluiden van commissaris Timmermans. Nog niet zo lang geleden heeft hij iets heel anders over hetzelfde onderwerp gezegd. Ik wacht nog op een reactie op mijn brief. Ook voor mij is dus nog niet duidelijk waar de Commissie naartoe wil. In het kader van het verwachtingenmanagement zeg ik dat de kans niet groot is dat zij echt een totale «reorganisatie» van de richtlijn voorstelt. Het signaal dat begin deze week kwam, krijgen wij ook van DG Environment, dus dat men niet een volledige verbouwing voorstaat. Dat hoeft ook niet, want de onderwerpen die wij naar voren brengen voor optimalisatie van de uitvoering, kunnen prima bediscussieerd worden zonder dat de natuurdoelen ter discussie worden gesteld. Het zal dus ook voor Nederland aankomen op een heel slimme manier van het voeren van het debat. We zullen dan wat de inzet betreft ergens in het midden uitkomen, maar we zullen ook aandacht vragen voor zaken die in mijn ogen niet efficiënt zijn. Ik doel op zaken waar men nu in zijn werk tegenaan loopt en die ook niet goed zijn voor het natuurbelang, dus die zaken waar niet alleen ondernemers last van hebben maar waar de natuur ook niet veel mee opschiet. Naar die zaken moeten we gezamenlijk goed kijken.

De heef Dijkgraaf heeft een paar dingen gezegd. De underscore van zijn opmerking over het voorzorgbeginsel en het toestaan van saldering et cetera is dat Nederland strikter is. In dit kader kom ik terug op de discussie die we met de geachte commissaris voerden. Hij suggereerde ongeveer hetzelfde, namelijk dat het Nederland is dat in de uitvoering in dit kader onnodig streng optreedt. Ik spreek dat hartstochtelijk tegen. Wij willen inderdaad heel graag en op een goede manier helpen om de natuurdoelen «te organiseren». Uitspraken van de Raad van State en het Europese Hof hebben echter ook op het punt van de saldering – u herinnert zich het arrest – geleid tot de huidige uitvoering. We kunnen dit via de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn met elkaar weer ter discussie stellen – daar ben ik het ook mee eens – maar niet alle verschillen in de wijze waarop de uitvoering ter hand is genomen, zijn beleidsmatig van aard. Wat de normeringen betreft hebben we ook vastgesteld dat we een en ander soms op detailniveau moeten organiseren, omdat we zeker weten dat we anders bij de Raad van State weer tegen een grens aanlopen en dat ons alsnog wordt gevraagd om het anders te doen. Tussen Nederland en Duitsland zijn twee belangrijke verschillen aan te geven. Het eerste verschil is dat het bij ons wat natuurdoelen betreft echt minder goed gaat. Er is wat dat betreft dus geen sprake van een gelijke uitgangspositie. Dat is logisch, want Nederland is een heel druk bevolkt land met heel veel maatschappelijke activiteit en economische activiteit. Je zou ook kunnen spreken van dynamiek. Als je de doelen wilt bereiken, vergt dat een stevige inzet.

Het tweede verschil met Duitsland is – ik was net zo nieuwsgierig als u – dat de inzet van Natura 2000 in mindere mate gejuridiseerd is dan die in Nederland. De organisaties stappen in Duitsland ook minder vaak naar de rechter. Wij hebben geprobeerd om een aantal gebieden van de lijst af te voeren, maar we werden als het ware teruggeroepen via de rechtsgang tegen de Commissie, alsmede door onze eigen maatschappelijke organisaties. Zij maakten aanspraak op hun rechten en zeiden dat zij het daarmee niet eens waren. Soms eindigt het ermee dat je nul op het rekest krijgt.

De heer Dijkgraaf (SGP): Mijn betoog bevat ook geen verwijt aan de Staatssecretaris. Het is goed dat zij nog eens de historie en de context schetst. Mijn betoog hield wel een oproep in: als je aan het eind van het proces kijkt waar we staan en constateert dat er grote verschillen zijn tussen het land aan de ene kant van de grens en dat aan de andere kant daarvan en je dat koppelt aan draagvlak voor de mensen die daar bezig zijn, moet je het misschien slimmer aanpakken. Als we het slimmer aanpakken, ontstaan die grote verschillen misschien niet. Ik begrijp uit de woorden van de Staatssecretaris dat zij dat punt wel ziet en dat ze haar best doet om die verschillen weg te nemen.

Staatssecretaris Dijksma: Ja, dat is zo. Ik heb daarbij vastgesteld dat harmonisatie ook voor ons een belangrijk punt is en ook dat je kunt inzetten op het meer gemeenschappelijk «organiseren» van robuuste natuur. Hierbij heb ik wel opgemerkt dat u zich niet rijk moet rekenen. Dit kan namelijk ook tot gevolg hebben dat Nederland nieuwe verantwoordelijkheden krijgt. Dat zullen we dan moeten bezien, maar het lijkt mij zinvol om deze discussie te voeren omdat je mensen in het kader van het draagvlak moet kunnen blijven uitleggen waarom je het doet.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat is mooi en dat zullen wij natuurlijk in de gaten houden. Wij zullen dit in toekomstige overleggen verder met de Staatssecretaris bediscussiëren.

Ten aanzien van habitats en soorten waarvoor een gebied is aangewezen gebruikte de Staatssecretaris een formulering die erop neerkomt dat je het niet moet doen voor een plantje waarvoor het eigenlijk niet bedoeld is. Gaat het ook in de richting van focussen op de habitat waarvoor het echt nodig is; mooi als je andere dingen ook kunt doen, maar je focust je op de belangrijkste soorten als dit een belemmering wordt?

Staatssecretaris Dijksma: Ja. Ik heb wel opgemerkt dat voor ons het behouden van de door ons afgesproken natuurdoelen daarbij leidend is, maar het zou slimmer en effectiever kunnen. De discussie die ik daarover graag voer, gaat precies daarover. Als je deze vanaf deze hoek aanvliegt, ook strategisch, biedt dat volgens mij de meeste kans om echt verder te komen. Als we met elkaar een discussie gaan voeren vanuit het idee dat we die doelen ooit hebben afgesproken maar dat we die misschien moeten loslaten, garandeer ik u bij voorbaat nul succes bij de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn. Die strategie is eerder beproefd, ook door de Nederlandse regering, en daarmee is men eigenlijk vastgelopen. Ik heb de indruk dat we echt meer ruimte kunnen krijgen als we een en ander op een slimme manier naar voren brengen. En we hebben een aantal heel goede voorbeelden op basis waarvan je kunt zien dat meer natuureffectiviteit te bereiken is door ook meer ruimte te creëren. Het Grevelingenmeer is daar een heel goed voorbeeld van. Je moet dus inderdaad niet alleen op soorten focussen, maar je dient eerder voor een gebiedsbenadering te kiezen.

De voorzitter: De Staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Dijksma: Ja, en dat doe ik met het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Ik wil allereerst ingaan op de discussie over de biologische verordening. Het Letse voorzitterschap zet inderdaad in op het bereiken van, wat men noemt, een algemene oriëntatie tijdens de komende Raad. De precieze inhoud van het voorstel is nog niet bekend. Wij hebben de Kamer steeds, stap voor stap, meegenomen in onze overwegingen om voorstellen wel of niet te steunen. Ik heb steeds gezegd – en dat blijf ik ook doen – dat op het moment dat het op de laatste punten waarover nu nog discussie is, zo uitpakt dat ik denk dat het niet goed is voor onze sector, ik tegen die voorstellen zal stemmen. Ik zeg daar ook bij dat we dan dus wel verloren hebben. Dan hebben we het gewoon verloren. De kans dat er een overtuigende meerderheid is die deze stap wil zetten, is echt met de week toegenomen. Dat betekent dus dat ik niet blij zal zijn als ik bij de Kamer terug moet komen met de mededeling dat we «zijn gestorven in schoonheid». Dan heb je je geweten misschien wel helemaal bediend, maar je hebt in de praktijk, voor de mensen voor wie je het wilt doen, eigenlijk toch onvoldoende voor elkaar gekregen. Ik zet dus in op het bereiken van een goed compromis. Het betreft nu nog drie onderwerpen: de residunormen, de importregimes en de controles.

De Kamer heeft twee opmerkingen gemaakt die ik toch zou willen tegenspreken. Een van de leden zei: het hangt op Nederland. Ik vind het prachtig dat mij zo veel eer wordt toegedicht, maar dat lijkt mij toch wel schromelijk overdreven. Het hangt niet op Nederland. Wij hebben in de afgelopen weken en maanden wel een leidende rol gespeeld in het gerezen verzet. Dat klopt dus. Ik herken dat en denk ook dat ik wel in staat ben geweest om een aantal collega's die misschien al iets eerder hadden willen zeggen «zullen we het dan maar zo doen», daar nog net even van te weerhouden. Zo subtiel is het wel, maar het is niet zo dat die deal er niet komt als Nederland nu maar gewoon «nee» zegt. Dat klopt echt niet.

Dat is ook precies mijn dilemma. Ik moet er daarbinnen dus voor zorgen dat ik een maximumresultaat bereik. Als je te vroeg in het proces afhaakt, ben je geen speler meer. Dan kun je ook niet meer meedoen met het verbeteren van de zaken die nog voorliggen. Er is ook op ambtelijk niveau nog geen compromis bereikt. Onze mensen hebben in ieder geval over geen enkel voorstel gezegd: zo gaan we het doen. Wij zien echter wel dat er een zeer grote vooruitgang is geboekt. De mogelijkheid om parallel gangbare en biologische landbouw op één bedrijf te hebben – één van de zaken waar wij heel veel problemen mee hadden – is nu geregeld. Er is dus echt een aantal stappen gezet die erop duiden dat het de goede kant opgaat. Dan moet het uiteindelijk ook wel van tweeën een zijn. Ofwel je bent sowieso nooit voor een aanpassing van de regelgeving geweest. Dan had je dat ook van begin af aan moeten zeggen. Dan had je moeten zeggen: we willen het sowieso niet, whatever happens! Maar dan moet je als land ook niet mee gaan onderhandelen. Tot nu toe is mij nooit zo helder gezegd dat dat het uitgangspunt moet zijn. Dat zou ook jammer zijn, want ik denk dat een harmonisatie van de regelgeving essentieel is voor de groeikansen en de verdere ontwikkeling van de sector. Ik wijs ook op de woorden van mevrouw Dikkers. Deze sector gaat gewoon de wereld veroveren, om te beginnen Europa. Ik ben daarvan overtuigd. We zitten nu al op 1 miljard aan consumptie in Nederland en we zitten op een 1 miljard aan export, en die markt is groeiende. Dat moet ook, want dat levert heel veel voordelen op, ook op het terrein van het terugdringen van bijvoorbeeld het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en het beter op orde krijgen van national resources. Dat is heel waardevol en heel belangrijk. Daar zullen we wel een spelregelset bij moeten maken die past bij een sector die de wereld gaat veroveren. Dat betekent dus niet dat we alles precies moeten houden zoals het is. Dat is niet goed voor de groeikansen op de langere termijn.

De residunormen zijn voor ons een essentieel punt. Ik wil niet dat biologische boeren gestraft worden voor vervuiling die buiten bun schuld heeft plaatsgevonden. Als je, conform het huidige voorstel, strenge normen gaat hanteren, zal dat een negatief effect op de productie hebben. Dan zijn er voor boeren misschien te grote risico's, waardoor ze uiteindelijk afhaken omdat ze daar zelf onvoldoende invloed op kunnen uitoefenen. Dat is voor ons inderdaad een heel belangrijk punt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het klopt dat de Staatssecretaris hetzelfde wil als de Kamer, en andersom. Er is alleen voortdurend discussie over de vraag wat dan de beste strategie is. De Kamer heeft uiteindelijk tegen de Staatssecretaris gezegd dat zij moet doen wat zij kan, wat zij denkt dat het beste is. Ik vind het jammer om te moeten horen dat Nederland niet doorslaggevend is. Dat waren heel sterke signalen die ons hadden bereikt. Ik begrijp echter dat de Staatssecretaris minder troeven in handen heeft. Er blijven echter nog wel vragen over. Ik was nog in de veronderstelling dat het in het voorliggende voorstel moeilijk was om biologische en gangbare landbouw naast elkaar op hetzelfde bedrijf te hebben. Ik begrijp dat dat nu geregeld is. Dat is fijn, maar er blijven zorgen bestaan over het gegeven dat het maken van extra nationale regels onmogelijk zou zijn, bijvoorbeeld een regeling waarin staat dat Nederland biologisch huisdierenvoer zou kunnen certificeren. Is dat probleem ook uit de weg geruimd?

Als ik het goed begrepen heb, zijn in de compromistekst nog steeds meer uitvoeringshandelingen dan gedelegeerde handelingen opgenomen. Er is dus nog steeds veel macht bij de Europese Commissie. Wat vindt de Staatssecretaris daarvan?

Staatssecretaris Dijksma: Die tweede vraag is een vrij specifieke. Daar kom ik op terug in tweede termijn. Ik ken namelijk niet de laatste stand van zaken van elk onderwerp. Het laatste punt van mevrouw Ouwehand is een van de belangrijke kwesties die ik ook steeds heb ingebracht. Het klopt dat we goed aan de weg timmeren en veel invloed uitoefenen. Dat wil ik zeker niet ontkennen. Ik ben heel goed opgetrokken met Duitsland, Oostenrijk en de Scandinavische landen om ervoor te zorgen dat we echt een vuist konden maken tegen het idee om het snel af te tikken. Wij wilden een vuist maken tegen de lidstaten die zeiden: ook al zijn allerlei onderwerpen niet goed geregeld, dat is dan jammer, we willen vooral een compromis bereiken. Dat is dus zeker gelukt.

Maar je ziet wel dat we nu een moment naderen waarbij we er ook voor moeten oppassen dat we niet alleen overblijven. Het is niet zo dat wij met onze stem achter allerlei andere lidstaten aanlopen, waarmee we dan bij wijze van spreken een bepaald voorstel wel of niet mogelijk zouden kunnen maken. Ik weet niet wie die signalen heeft gegeven, maar ik moet dat even rechtzetten. Het is toch een slag genuanceerder. De druk om verder te komen is zo groot, dat heel veel andere landen daar waarschijnlijk niet nog veel langer tegen bestand zullen zijn. We moeten dus nu ook echt voor elkaar krijgen wat nodig is. Er ligt een hele lijst van gedelegeerde handelingen. Wij hebben bezwaren tegen de manier waarop er in dat dossier geacteerd wordt. We zullen niet op elk punt 100% onze zin krijgen, maar ik vind wel dat we steeds al heel ver komen. Als je niet uitkijkt en je zou wel op al die restpunten in belangrijk mate tegemoet gekomen worden, dan wordt het verzet veel meer symbolisch. Dat is niet mijn positie. Dat moet wel heel helder zijn. Volgens mij is dat ook niet de positie van de meerderheid van de Kamer.

Ik ga verder met het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). De heer Geurts vroeg of er mogelijkheden zijn om het anders te verdelen. De Commissie heeft een voorstel gedaan om binnen de regelgeving meer flexibiliteit te bieden. Dat is op zichzelf prima, maar wij hebben wel het beschikbare budget vrijwel volledig benut. Wij dachten: laten we het nu vooral ook meteen goed uitgeven! Dat is ook gebeurd op een wijze die de Kamer graag ziet, namelijk zo veel mogelijk richting het boerenerf. Ik denk dat we daar echt goed in geslaagd zijn.

Een wat lastiger punt is de discussie met de heer Dijkgraaf, die mij toch altijd weet uit te dagen, over het korten van de toeslagrechten en het sanctiebeleid. Hij wil graag dat dit beleid aangepast wordt. Hij is er nog eens in gedoken en vindt dat wij, als we naar de letter en de geest van de regelgeving handelen, misschien meer zouden kunnen bereiken. Ik denk dat dit niet het geval is. Het is een lastige discussie, want het heeft ook te maken met een inschatting van de gevolgen van de ene en de andere positie. Ik ga nu een kleine poging doen om de heer Dijkgraaf nog te overtuigen. Misschien doe ik dat tegen beter weten in. Wij kunnen niet zomaar minder zware sancties opleggen, omdat wij gebonden zijn aan de EU-kaders. Anders krijgen wij boetes van de Europese Commissie. Er is uiteraard sprake van een inschattingsverschil tussen datgene wat je per ongeluk verkeerd doet en nalatigheid. We moeten ook openstaan voor verbetering, want er ontstaat tijdens de uitvoering altijd meer duidelijkheid over voorwaarden. Ik ben bereid om daarnaar te kijken. Maar andersom: op het moment dat wij te snel zouden zeggen dat het allemaal buiten de schuld van de bewuste ondernemer is gebeurd, lopen wij ook het risico dat het achteraf via de Commissie wordt rechtgezet. Daar hebben wij een paar nare ervaringen mee opgedaan. Ik neem de tuinbouwsector even als voorbeeld. Dat was echt vervelend. Dan moeten we ook gaan terugvorderen, met alle gevolgen van dien. Wij zijn daar dus wel voorzichtig mee, in die zin dat we niet het risico willen lopen dat de ondernemers later nog veel hardere sancties tegemoet zien dan de sancties die wij nu voorstellen. Laten we afspreken dat wij op dit punt de vinger aan de pols houden en ook moeten bezien waar eventueel nog ruimte zit. Daar wil ik nog wel een keer naar kijken, dus dat wil ik wel toezeggen. Maar ik hoop dan ook steun van de Kamer te krijgen voor mijn voorstel om te voorkomen dat we nu alle ruimte pakken die er misschien in theorie is, maar die in de praktijk door de Europese Commissie weer heel snel wordt ingeperkt. Dan is er immers nog veel meer chagrijn bij de mensen die het betreft en volgt er hier weer een debat. Dat is dus mijn voorstel.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik snap op zich wel wat de Staatssecretaris zegt. Als je de situatie te rooskleurig inschat, moet je weer op de blaren gaan zitten omdat je boetes krijgt. Dat wil je voorkomen. Dat kan er echter ook toe leiden dat je te voorzichtig bent, dat je zegt dat je te allen tijde wilt voorkomen dat de Commissie ingrijpt en dat je dus een veiligheidsmarge inbouwt. Ik krijg dat gevoel op dit moment. Ik ben dus wel blij met de toezegging van de Staatssecretaris om dat nog even scherp tegen het licht te houden en goed te bezien waar nog ruimte is. Ik zal nu niet allerlei voorbeelden geven, maar sommige praktijkvoorbeelden spreken voor zich. Voor door het rode licht rijden krijg je een boete van € 200, terwijl een qua zwaarte vergelijkbaar vergrijp op dit gebied duizenden euro's kost. Hoe komt de Staatssecretaris hierop terug? Doet zij dat via een brief? Wij moeten immers wel een beetje houvast krijgen.

Staatssecretaris Dijksma: Misschien kunnen we het als volgt afspreken: de heer Dijkgraaf geeft mij die voorbeelden en ik reageer daar schriftelijk op en geef daarbij de mogelijkheden aan. Dan wordt het ook concreet. Anders blijven we een beetje langs elkaar heen praten. Daar worden we allebei niet gelukkig van, en die ondernemers worden dat al helemaal niet. Is dat een goede afspraak?

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik vind dat een heel mooi voorstel. Dan hebben we een heel concreet verhaal. Uit die concrete casussen wordt dan ook wel de algemene lijn duidelijk. Dan weten we ook waar we aan toe zijn. Ik zal ervoor zorgen dat die voorbeelden op korte termijn bij de Staatssecretaris komen.

Staatssecretaris Dijksma: Dat is mooi.

Dan, last but not least, in dit blok: de gecombineerde opgave en de vragen van de heer De Liefde over de manier waarop dat nu gaat. Hij heeft daar inderdaad ook samen met mevrouw Lodders herhaaldelijk schriftelijke vragen over gesteld. De huidige stand van zaken is dat ruim 80% is ingevuld. We hebben echter nog maar vijf dagen te gaan, dus ik wil toch ook wel van deze gelegenheid gebruikmaken om mensen ertoe op te roepen om niet langer te wachten. Het is zorgelijk dat er na bijna tweeënhalve maand, met nog vijf dagen te gaan, nog zo veel aanvragen zijn. Dat baart ons ook zorgen. Wij proberen alles op alles te zetten om het goed te laten verlopen. Als er een storing is, is er een back-up en kan iemand zich via een andere route weer aanmelden. Wij proberen het dus zo goed mogelijk te faciliteren. Er wordt soms nachten doorgewerkt om dat allemaal mogelijk te maken. Het risico is natuurlijk dat ondernemers gekort worden op het moment dat het niet op orde is. Dat baart mij dus ook zorgen. Ik heb begrepen dat wij in het verleden nog wel eens iets met de Europese Commissie konden regelen om dat toch net iets minder hard te laten landen, maar hier ontstaat echt een probleem voor de ondernemer die zijn zaak niet tijdig op orde heeft. En dat moeten we doen. We doen dat niet omdat wij dat willen. Helemaal niet zelfs, want ik zie dat ook met zorg aan. Maar het is wel de realiteit. Daarom is de urgentie groot. Ik vind het terecht dat de heer De Liefde zegt dat de overheid ook moet leveren. We zitten daar bovenop en zijn full force bezig om ervoor te zorgen dat het allemaal goed afloopt. Maar het wordt wel spannend, echt waar!

De heer De Liefde (VVD): Het is inderdaad zorgelijk dat 20% het nog niet heeft ingevuld, terwijl er nog maar vijf dagen resteren. De Staatssecretaris gaf aan dat er een back-upsysteem is. Die zijn er over het algemeen om een systeem in de lucht te houden als er iets misgaat. Hoe vaak heeft het systeem er in de afgelopen periode uitgelegen en was het niet mogelijk voor mensen om een opgave te doen? Kan de Staatssecretaris daar inzicht in geven? Dat antwoord mag eventueel in de loop van deze week schriftelijk worden gegeven, maar ik heb er wel behoefte aan om inzicht te krijgen in de betrouwbaarheid van het systeem.

Staatssecretaris Dijksma: Dat begrijp ik. Ik zie net als u heel veel berichten langskomen, ook via de sociale media. We kunnen even bekijken of we de vraag schriftelijk kunnen beantwoorden. Het is niet zo dat we dagelijks problemen hebben of dat het elke week raak is. Er zijn wel een paar keer problemen geweest. Tegelijkertijd is het ook van belang om vast te stellen dat het er niet toe geleid heeft dat mensen geen opgave meer konden doen. We zullen die specifieke informatie leveren. Ik denk dat het belangrijk is om gezamenlijk nog eens een oproep aan de ondernemers te doen om aan de slag te gaan. We hebben ook geprobeerd om de vragen te vereenvoudigen. We hebben dus echt stappen willen zetten, ook naar aanleiding van oproepen vanuit de Kamer en met de steun van de Kamer, om het zo gemakkelijk mogelijk te maken. Het blijft ingewikkeld, maar het moet wel gebeuren. En het moet gewoon echt op tijd. Dat is bittere noodzaak.

De heer De Liefde (VVD): Ik steun die oproep van harte, maar de reden dat wij hier bovenop zitten en doorvragen, is gelegen in het feit dat helaas is gebleken dat de overheid en ICT niet altijd een heel goede match zijn. Wij maken ons daar dus in den brede zorgen over. Daarom zitten we er dus bovenop.

Staatssecretaris Dijksma: Dat is terecht en dat begrijp ik ook. Ik deel die zorg ook. Vandaar dat we echt alles proberen om situaties waarin het stokt, op te lossen. We moeten dat goed blijven meewegen bij alles wat er de komende tijd gebeurt.

Ik ga over naar het Gemeenschappelijk Visserijbeleid en spreek allereerst over de quota. Een aantal woordvoerders heeft gesproken over tong en schol. Er komt op 30 juni aanstaande een advies van ICES voor tong en de andere Noordzeebestanden. Daar valt ook schol onder. Ik wil dat advies nu eerst even afwachten. Dat lijkt me fair. We hebben eigenlijk altijd gezegd dat we het wetenschappelijk advies leidend willen laten zijn. We zitten ondertussen in de tweede fase van het meerjarenplan met MSY als doelstelling. Dat hebben we, mede op verzoek van de Kamer en de sector, al eerder geregeld. We krijgen in oktober het voorstel van de Commissie met de Total Allowable Catches (TAC's) en de quota voor 2016. Dan krijgen we ook meer inzicht in de toepassing van MSY en de ophoging van de quota in verband met de aanlandplicht. Dat is ook een belangrijk punt. Ik zou niet nu al daarop vooruit willen lopen. We hebben er ook echt nog wel tijd voor. We gaan het mandaat waarover we in de Raad van december tot een finale afweging en inzet komen, ongetwijfeld nog eindeloos met elkaar bespreken. Ik weet alvast wat de inzet van de Kamer is – die heb ik goed gehoord – maar het is voor de overheid echt belangrijk om het proces ordentelijk te laten verlopen. We moeten niet vooruitlopen, maar gewoon wachten op het advies en daarna de volgende stappen zetten.

De voorzitter: Ik zie dat er nog een interruptie van de heer Dijkgraaf is. We moeten een beetje op de tijd letten. Dit is overigens de derde interruptie van de heer Dijkgraaf.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik dank u voor uw welwillendheid, voorzitter. Ik snap die redenering van de Staatssecretaris wel. We hebben altijd gezegd dat we ons baseren op de wetenschappelijke adviezen. Wij zijn er een beetje bang voor dat het nu al vastgelegd wordt op de huidige quota's. Mag ik de Staatssecretaris zo begrijpen dat zij die weg naar boven openhoudt? Daar is op zich inhoudelijk ook aanleiding voor, want we waren vorig jaar nog niet op MSY-niveau en we zijn dat nu wel. Je zou dus zeggen dat die quota verhoogd kunnen worden. Als de Staatssecretaris zich niet vastlegt, maar zij die mogelijkheid openhoudt en die ook benut als dat wetenschappelijk onderbouwd mogelijk is, hebben we een mooie deal.

Staatssecretaris Dijksma: Dat lijkt mij een heel goede afspraak. Zo stel ik mij het ook exact voor. We hebben dat advies echter wel nodig. Dan zijn we ook consistent. Daar hecht ik aan.

Mevrouw Ouwehand zei dat we goed moeten bekijken hoe we richting die vangstmogelijkheden voor 2016 gaan werken. Ik heb net in het debat al een vooruitblik gegeven van de wijze waarop ik daarnaar kijk. Ik denk dat het belangrijk is dat we MSY en een verantwoorde vangst als uitgangpunt nemen. Dat hebben we steeds gedaan. Het gaat met een aantal bestanden in de Noordzee inmiddels echt beter. Dat is mooi, dat is heel goed. Dat mag ook gezegd worden, want daarover hoor je soms maar weinig in het debat. Ik vind dat we daar meer aandacht aan moeten besteden, omdat daarmee ook echt bewezen is dat het werkt. Je doet jezelf ook tekort als je dat niet onderstreept. Tegelijkertijd zien we dat het echt niet goed gaat met bijvoorbeeld zeebaars en kabeljauw. Voor die bestanden zullen extra maatregelen nodig zijn. Ook voor andere bestanden zullen quota bijgesteld moeten worden om het niveau van MSY te bereiken. We moeten van de Commissie ook vooral meer helderheid krijgen over de ophoging van de quota voor soorten die bijvoorbeeld onder de aanlandplicht zullen vallen. Daar moeten de regionale adviesraden over geconsulteerd worden. We moeten vanwege de ondermaatse vis dus inzetten op een voldoende ophoging zonder dat we de MSY-doelstelling in gevaar brengen. Ik zal er bij de Eurocommissaris op aandringen dat we met voorrang werken aan een nieuw meerjarenplan voor de Noordzee. Dat levert gewoon duidelijkheid op.

De heer De Liefde heeft gevraagd of ik bereid ben om quota voor geassocieerde soorten zoals schar af te schaffen. Het onderzoek naar mogelijkheden om quota van bijvangstsoorten af te schaffen, is onderdeel van het plan dat we naar de Kamer hebben gestuurd. IMARES heeft van ons de opdracht gekregen om te analyseren wat de impact van het opheffen van het quotum op de verschillende bestanden is. Als het afschaffen van een quotum voor bijvangstsoorten de MSY-doelstelling niet in gevaar brengt – dat lijkt me een belangrijke voorwaarde – dan kunnen we ons daar inderdaad vol voor gaan inzetten. Dan wordt dat ook ingebracht in de discussie over het meerjarenplan.

Mevrouw Dikkers vroeg wat het positief uitvallen van de pilot met het cameratoezicht betekent en of de Kamer dat rapport niet zelf kan krijgen. Dat lijkt me goed. Ik heb van de NVWA een korte evaluatie ontvangen van de bevindingen uit de pilot. Men is positief over de kosteneffectiviteit en de werkbaarheid. Ik zal de Kamer die evaluatie toesturen. Uiteraard zullen we bij een besluit hoe we hiermee verdergaan, ook kijken naar het internationale speelveld en het behoud van het level playing field.

De heer De Liefde vroeg of er bij dat cameratoezicht een onderscheid wordt gemaakt tussen de pelagische sector en de kottersector. De proeven met CCTV (Closed Circuit Television) aan boord, vinden ook plaats aan boord van kotters op kabeljauw. In 2015 wordt ook aan boord van twee tongvissers bekeken of het systeem werkt. IMARES onderzoekt met TNO of camera's gebruikt kunnen worden voor automatische herkenning en groottebepaling. Al die informatie is heel technisch van aard. Er is in de afgelopen jaren veel praktische ervaring opgedaan en er zijn veel onderhoudsproblemen aan het licht gekomen. Aan boord van de pelagische schepen zijn de ervaringen in ieder geval positief. We kijken nu ook of we dat niet gewoon onderdeel van het beleid moeten maken. Er spelen inderdaad bij beide sectoren andere aspecten. Daar moeten we wel rekening mee houden. Dat moeten we nog bezien. Het is echt te vroeg om daar nu een definitief oordeel over te geven.

Mevrouw Dikkers heeft een vraag gesteld over het onderzoek van Interpol naar illegaal gevangen vis. Daarbij zijn de Belastingdienst en de NVWA betrokken. Zoals mevrouw Dikkers al veronderstelde, kan ik niet reageren op het onderzoek, want daarmee zou ik het onderzoek in gevaar brengen.

Er is een vraag gesteld over de verlenging van het Europees Visserijfonds. De looptijd is tot het einde van dit jaar. Ik ben er nog ambivalent over of het nu verstandig is om het te verlengen. Ik wil de Commissie daar eerst over horen. Een langere werkingssfeer biedt natuurlijk mogelijkheden om met nieuwe projecten te starten – dat is een voordeel – maar een langere werkingssfeer betekent ook dat we extra procedures krijgen. Er ontstaat dan misschien rechtsongelijkheid of rechtsonzekerheid. Sommige ondernemers zijn immers met projecten gestopt waar anderen straks dan alsnog mee kunnen beginnen. Of een verlenging uiteindelijk echt een voordeel is, durf ik nu nog niet te zeggen. We wachten dit even af. Ik ben ook benieuwd hoe anderen daarover denken. Dan moeten we op basis van de bevindingen van de Commissie maar een besluit nemen.

Mevrouw Dikkers en mevrouw Ouwehand hebben vragen gesteld over de visserijpartnerschapsovereenkomst tussen de EU en Tanzania. Mevrouw Ouwehand zei: we moeten het gewoon niet doen. De Europese Commissie zet nu in op een onderhandelingsmandaat. Ik vind dat wij goed moeten bekijken wat de consequenties van die akkoorden zijn en dat wij op basis daarvan moeten besluiten of het verstandig is. Een dergelijk akkoord moet immers in lijn zijn met de duurzaamheidsprincipes van het nieuwe Gemeenschappelijk Visserijbeleid. EU-schepen mogen slechts vissen op een surplus en we moeten de belangen van de lokale visserijsector en het ontwikkelen van duurzaam visserijbeleid meewegen. Wij zien dat er bij de overeenkomst met Tanzania in principe aan deze basisvoorwaarden wordt voldaan. Als je dan geen afspraak maakt, betekent dat echt niet dat er in die regio niet door buitenlandse mogendheden gevist wordt. Dat kan ik mevrouw Ouwehand alvast verzekeren. Dat gebeurt namelijk wel, maar dan zonder protocol en ook zonder de basisvoorwaarden die wij nu juist zo belangrijk vinden. Om die reden ben ik voornemens om in te stemmen met het onderhandelingsmandaat, ook omdat dat partnerschap echt meer garanties biedt dan wanneer er private overeenkomsten worden gesloten. We zullen het uiteindelijke resultaat natuurlijk aan de Kamer voorleggen. Ik kan nog geen bedrag noemen, want de onderhandelingen moeten nog beginnen. Dat kunnen we te zijner tijd wel noemen, maar niet nu.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik ben naar Brussel geweest om me te verdiepen in de visserijprotocollen en de processen daaromheen. Ik heb begrepen dat er weinig momenten zijn waarop de Kamer daadwerkelijk invloed kan uitoefenen. De vaststelling van het onderhandelingsmandaat is echter wel zo'n moment. Ik wil eigenlijk dat een onderhandelingsmandaat standaard naar de Kamer wordt gestuurd, zodat we het onderdeel kunnen laten zijn van de agenda van de Landbouw- en Visserijraad en daar met elkaar over van gedachten kunnen wisselen. Ik vraag vervolgens ook of dat bij dit onderhandelingsmandaat al te laat is of dat we nog de mogelijkheid hebben om daarover mee te praten.

Staatssecretaris Dijksma: Ik heb begrepen dat we deze week instemmen met dat mandaat. Ik schat dus zo in, dat het voor dit onderhandelingsmandaat wel wat laat is. Ik zie dat mijn ambtenaren dat bevestigen. Ik kan ook de eerste vraag bevestigend beantwoorden. Het lijkt mij prima om dat hier voor te leggen. Daar heb ik dus geen enkel bezwaar tegen. De Kamer kent mijn positie en weet hoe het ervoor staat.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Dank u wel.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Visserij is niet mijn portefeuille, maar ik probeer toch even tot de kern te komen. Ik begrijp dat het cameratoezicht nu vooral werkt bij de pelagische sector en dat het daarbuiten lastig is. Als dat cameratoezicht technisch nog zeer ingewikkeld is en wellicht ook niet bruikbaar, wat zijn dan de gevolgen voor de aanlandplicht?

Staatssecretaris Dijksma: Er zijn geen gevolgen, want die aanlandplicht zit al in de wetgeving. De discussie gaat over de uitvoerbaarheid. Wij hebben daarover een actieplan naar de Kamer gestuurd. We werken ook nauw samen met de sector om rek en ruimte te vinden in de regelgeving. De discussie over het cameratoezicht heeft op zichzelf geen gevolgen voor de beleidsinzet. Cameratoezicht zou wel een aantal zaken kunnen vergemakkelijken. Ik gaf net al aan dat je kunt vaststellen dat er tussen de pelagische sector en de gemengde visserij zodanige verschillen zijn dat je daar ook verschillend naar zou kunnen kijken. Zover zijn we echter nog niet. De ervaringen die zijn opgedaan met cameratoezicht bij de pelagische sector zijn echt positief – de Kamer ontvangt de evaluatie – maar bij de gemengde visserij zitten we nog midden in dat proces. Het is dus te vroeg om daar iets over te zeggen.

Ik ben toe aan mijn vierde blokje: varia. Zolang het maar geen variété is! De heer Geurts heeft gesproken over de bodemvruchtbaarheid. Hij vroeg of er geen voorbereidingen moeten worden getroffen om het teruglopen van het fosfaat in de bodem op te nemen als belangrijk onderwerp in het volgende actieprogramma. Daarover zijn enkele opmerkingen te maken. Dit is het eerste jaar dat Nederland normen voor fosfaat hanteert die zijn gericht op evenwichtsbemesting. We zullen daar de komende tijd goed naar kijken. Op nationaal niveau is de fosfaatvoorraad in de bodem tot nu toe steeds opgelopen. Dat is een van de redenen om met een actieplan in de weer te gaan. Dat doen we niet omdat het allemaal tiptop, spic en span, op orde was. Bij te lage gehaltes kun je via herstelbemesting, onderzoek naar bedrijfsspecifieke bemesting of equivalente maatregelen eventueel iets doen. Uit de monitoring blijkt niet dat er indicaties zijn van teruglopende fosfaatgehaltes. Natuurlijk willen we altijd ruimte zoeken voor pilots. Misschien is het goed om te zeggen dat we voor de zomer een tweede boerenforum gaan organiseren over het thema «bodemvruchtbaarheid». Ik weet dat deze discussie onder de agrariërs echt volop speelt. Het lijkt mij dan goed om daar gewoon op af te gaan en met elkaar het debat aan te gaan. Daarbij kunnen de volgende vragen aan de orde komen. Hoe zit het nu precies? Wat ervaren de boeren zelf en waar zit dan het probleem? Hoe kijken wij daartegen aan en wat zeggen de experts? Wellicht kunnen wij op die manier wat praktische handen en voeten aan het beleid verbinden. Het feit dat ik het geagendeerd heb voor het boerenforum, geeft aan dat ik er wel degelijk heel serieus naar kijk. Daarmee wil ik niet zeggen dat het ook altijd echt zo'n groot probleem is. Daar moeten we met elkaar maar uit zien te komen. En als het anders is, zal ik dat waarschijnlijk vanzelf wel horen.

De heer Geurts (CDA): Ik ben blij dat de Staatssecretaris het probleem serieus neemt en dat het geagendeerd is in de door haar genoemde gremia.

Staatssecretaris Dijksma: U mag het nog best een keer zeggen hoor: #boerenforum!

De heer Geurts (CDA): Hoorde ik nu de Staatssecretaris iets over een boerenforum zeggen? Het is mooi dat de Staatssecretaris het agendeert in het boerenforum. Kan zij de uitkomsten daarvan ook met de Kamer delen, zodat wij het debat kunnen vervolgen? We weten allemaal dat een actieprogramma een aantal jaren in beslag neemt. Wil je pilots opzetten, wil je je rapportage goed op orde brengen voor de Europese Commissie en wil je haar overtuigen, dan ben je daar vele jaren mee bezig. Daarom begin ik nu al met het agenderen van het punt. Voordat we het weten, is het moment alweer gekomen waarop we het daar weer over hebben.

Staatssecretaris Dijksma: Dat lijkt mij prima. Volgens mij hebben wij de Kamer ook een verslag doen toekomen van het eerste boerenforum. Wij hebben de acties die daaruit voortgevloeid zijn, daarin meegenomen. Dat zullen we nu gewoon weer doen. Ik zie uit naar het debat in alle gremia en ook naar het debat hier.

Verschillende woordvoerders hebben vragen gesteld over de herkomstetikettering. Er zijn twee al eerder geagendeerde productcategorieën, namelijk «vers vlees» en «vlees als ingrediënt». De Europese Commissie is op grond van de verordening voedselinformatie voor consumenten verplicht om onderzoek te doen naar de herkomstetikettering van een aantal andere productcategorieën. De Commissie heeft op 20 mei jongstleden twee nieuwe rapporten naar de Raad gestuurd. Op verzoek van de voorzitter van de Raad zal een oriënterende discussie over deze rapporten worden gevoerd. Het gaat hierbij over onverwerkte producten, over producten die uit één ingrediënt bestaan, over ingrediënten die meer dan 50% van een levensmiddel uitmaken, over melk en melk als ingrediënt in zuivelproducten en over ander vlees dan rund, varken, schaap, geit en pluimvee. Op dit moment vinden de oriënterende gesprekken met de betrokken sectoren plaats op nationaal niveau en op EU-niveau. Wij hebben inderdaad nog geen formeel standpunt ingenomen. Andere lidstaten hebben zich hier ook nog niet over uitgelaten, zeg ik tegen de heer Geurts. Het is dus niet zo dat heel Europa al een mening heeft behalve Nederland. Minister Schippers is de eerstverantwoordelijke op dit terrein. Wij zullen samen aangeven wat het voorstel van de Europese Commissie inhoudt. Wij willen dat ook echt gezamenlijk nog nader bekijken. Wij doen dit niet omdat wij het belang van de consument niet willen wegen Wij hebben daar tot nu toe in het debat juist steeds volop ruimte voor willen bieden, maar wij hebben ook gezegd dat het wel werkbaar moet zijn. Dat is de keerzijde van het verhaal. Als je op een gegeven moment een telefoonboek aan ingrediënten moet bijvoegen, dan wordt het wel lastig. Het moet dus wel kunnen. Anders wordt het een soort formaliteit, die voor de consument zelf eigenlijk heel weinig toegevoegde waarde heeft. Ik noem de eventuele lastenverzwaringen, de manier waarop de toezichthouders hier hun weg in kunnen vinden en het belang van de consument. Dat zijn eigenlijk de pilaren waarbinnen wij ons standpunt moeten innemen. Zo kijken we ernaar. Ik vind dat zelf een heel evenwichtig speelveld. De Kamer moet er dus nog wel even op wachten.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik probeer even samen te vatten wat de Staatssecretaris schetst. Zij heeft het over het belang voor het bedrijfsleven dat het niet te zwaar en te ingewikkeld wordt en zij heeft het over de consument die inzicht krijgt, maar niet op zo'n manier dat hij door de bomen het bos niet meer ziet. De Staatssecretaris zegt voorts dat er bij een product geen dik telefoonboek met informatie over de ingrediënten en de herkomst daarvan moet worden geleverd. Ik maak daar graag meteen de volgende kanttekening bij. Als er bij een product een boek moet worden geleverd waaruit blijkt dat de herkomst van zo veel verschillende bronnen is, dan zou ik dat als consument wel willen weten. Zeker in het licht van het verkorten van de ketens, waarover de Staatssecretaris al eerder heel behartigenswaardige woorden heeft geschreven, lijkt mij dat een enorm belangrijke schakel. Ik wil haar dus oproepen om het belang van het verkorten van de ketens en het inzichtelijk maken van de herkomst van producten nogmaals voor het voetlicht te brengen.

Staatssecretaris Dijksma: Dat doen we ook. Ik hoor de woorden van mevrouw Dikkers, maar ik denk dat we nu niet veel verder komen. Ik zal de onderwerpen die van belang zijn bij het maken van een afweging over hoe we op dit onderwerp verdergaan, gewoon alledrie blijven benoemen. Ook onze diensten moeten hier wel werk van kunnen blijven maken. Het moet ook echt controleerbaar zijn. Dat zijn belangrijke zaken die moeten worden meegewogen. Nederland heeft van begin af aan gezegd dat het een open houding inneemt We hebben niet van begin af aan gezegd dat we dit helemaal niet willen. Sterker nog, we hebben gezegd: het zou heel goed kunnen, maar het moet wel werkbaar zijn. Zo staan we erin. Dat is een belangrijk uitgangspunt. Dat zal nu uiteindelijk in de praktijk moeten blijken. Wij zijn nog niet zover dat wij met de Kamer al een oordeel kunnen bespreken. Dat komt gewoon nog.

De voorzitter: Ik kijk naar de tijd. We hebben nog drie kwartier. Moeten er nog veel vragen worden beantwoord?

Staatssecretaris Dijksma: Nee. Als er niet op ieder antwoord een wedervraag komt, zou het moeten lukken om de beantwoording snel af te ronden.

De voorzitter: Prima, dan stel ik voor dat u uw betoog vervolgt.

Staatssecretaris Dijksma: De heer Geurts vroeg waarom de groei bij sierteelt hapert. Er is sprake van wereldwijde concurrentie op sierteeltproducten. Ik heb geen indicatie dat er sprake is van een trend. Zoals bekend, krijgt export heel veel aandacht van ons. Dat geldt voor elk product. Die zijn ons allemaal even lief. Die aandacht is er zowel van de landbouwraden als van het departement zelf. We boeken ook echt resultaten, bijvoorbeeld in Indonesië, China, India, Mexico en Brazilië. We gaan nog naar Colombia, Japan en waarschijnlijk ook naar Oman. We zijn er dus echt mee aan het werk en het gaat volgens mij als een trein. We doen ons best.

Dan is er nog gesproken over de kostprijsverschillen en het onderzoek. Het inzicht daarin is primair in het belang van het bedrijfsleven. Ik denk, eerlijk gezegd, dat men ook wel zelf initiatief tot bepaalde onderzoeken kan nemen via publiek-private samenwerkingsprogramma's van bijvoorbeeld de topsector, waarbij EZ 50% cofinanciert. Wij kunnen, ook gelet op onze eigen capaciteit, echter niet elk onderzoek doen, laten doen of financieren. Wij bevinden ons in een stadium waarin we steeds meer keuzes moeten maken. Als men echt vindt dat daar inzicht in moet zijn – men wil dat misschien politiek inzetten – dan is mijn adagium: ga je gang. Maar dat hoeven we niet allemaal voor het bedrijfsleven te organiseren, want dat kan het ook best zelf. En zo weinig wordt er nu ook weer niet verdiend! Dat wilde ik even één keer zeggen. Het is een kwestie van prioriteiten.

Het dossier inzake plantgezondheid is een lastig dossier. De heer De Liefde vraagt of de zuidelijke lidstaten al aan het bewegen zijn. Nou, ik heb nog geen spoor van beweging gezien. En als die beweging er al zou zijn, dan gaat die in ieder geval niet de goede kant op. Dus wij bewegen ook niet. We zitten als een blok beton in het dossier. De vraag is alleen wel hoe dat afloopt. Als iedereen als een blok beton blijft zitten, hebben we natuurlijk een probleem. En wij bevinden ons nog niet in het grootste blok. Dat is mijn grote zorg. Ik deel dus de positie van de heer De Liefde. We moeten nog iets slims verzinnen. Dat gaan we nog wel doen hoor! Alleen waarschijnlijk niet vandaag. Er wordt aan gewerkt.

Een volgend punt betreft diergezondheid en de lijst. We krijgen nog een voorstel van de Commissie. De lijst met dierziekten komt in een bijlage van de verordening, die indien nodig kan worden gewijzigd met een gedelegeerde handeling. Wij worden daar nog over geraadpleegd. Misschien kunnen we de Kamer tegen die tijd nader informeren over onze handelwijze.

Mevrouw Ouwehand heeft gesproken over het levend villen van honden en katten. Ik heb in het schriftelijk overleg van 31 mei jongstleden al aangegeven dat deze beelden echt gruwelijk zijn. Ik kan daar trouwens ook niet naar kijken. Bij mij gaat halverwege het licht uit. Het is alleen wel heel lastig om dat internationaal aan de orde te stellen. Het is immers een nationale kwestie. Wij blijven in de contacten, ook in die met China, het element van dierenwelzijn hoog op de agenda zetten. We laten ook zien hoe je heel productief en effectief mooie dingen kunt bereiken als je dat hoog in het vaandel hebt. Dat kunnen we doen, maar ik heb niet een soort knop waar ik op kan drukken om te zeggen: dit moet afgelopen zijn. Dat is gewoon heel lastig.

Mevrouw Ouwenhand heeft gesproken over de Franse wet inzake het verbod op voedselverspilling en het weggooien van voedsel. Die wet ligt nog voor in de Franse senaat. Het is dus nog geen «done deal» in Frankrijk. De vraag is overigens ook wel wat zo'n wet precies zal opleveren. Volgens mij is het initiatief vooral bedoeld als een heel robuust maatschappelijk signaal. Ik wil hier wel gezegd hebben dat supermarkten in Nederland juist vooroplopen bij pogingen om verspilling van voedsel te voorkomen. Dat gaat van het nog beter en meer zaken doen met de voedselbank tot het nog scherper inkopen en een nog beter voorraadbeheer. Het betreft niet zozeer de retail, de catering en de horeca, maar vooral ook de consument zelf. We moeten in deze discussie heel scherp aan de wind varen als het gaat om het doen van maatschappelijke oproepen. Wij houden niet voor niets volgende week hier in Den Haag een belangrijke internationale conferentie over food waste and food losses. Dan gaat het in de ontwikkelingslanden over alles wat er vanaf het zaadje tot de consument gebeurt, maar dan gaat het in de Westerse wereld veel meer om de vraag: wat gebeurt er bij de consument zelf? Dat vereist dus ook heel verschillende tactieken en strategieën. Wij zetten dit thema prominent op de agenda. Ik heb daar ook gisteren bij de FAO in Rome weer aandacht voor gevraagd.

Eerlijk gezegd, weet ik niet zeker of het Franse initiatief, als de wet al aangenomen wordt, ook echt zal werken. Er wordt in feite een heel harde alarmbel geluid en er wordt een enorme steen in een heel grote vijver gegooid. Dat heeft dus wel effect, want dat krijgt aandacht. Ik ben er echter geen voorstander van. Ik denk dat het verstandiger is om de route die wij hierbij hebben gekozen, die ook effectief is, met verve te blijven bewandelen. We zijn het volstrekt eens over de doelstelling.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): We proberen de voedselverspilling inderdaad aan te pakken. Mevrouw Dik-Faber weet hier ook alles van, want zij heeft hierover een initiatiefnota geschreven. Die zullen we na de zomer behandelen. Wij krijgen echter relatief vaak te horen dat de hygiëneregels, deels nationaal maar deels ook Europees, dit soort voorstellen tegen zullen houden. Ik vind het dus interessant dat in Frankrijk zo'n wet wordt voorgesteld. Volgens mij moeten we kijken wat we daarvan kunnen leren, in aanvulling op wat het kabinet al doet. Kan de Staatssecretaris ons op de hoogte houden en er in elk geval met grote belangstelling naar kijken? Als er goede ideeën in zitten, die we ook hier zouden kunnen toepassen, dan moeten we daar gewoon met elkaar over spreken.

Staatssecretaris Dijksma: Ik wil het als volgt vertalen. Ik ben wel geïnteresseerd in het maken van ruimte bij de Europese Commissie. Als het dan toch over better regulation gaat, dan roep ik altijd: dan weet ik nog wel een onderwerp! Dat is dit onderwerp. Ik heb liever dat het debat via die route wordt gevoerd, waarbij wij bijvoorbeeld eerder al hebben gezegd dat sommige data er gewoon af moeten. Dat komt ook terecht terug in het initiatiefvoorstel van mevrouw Dik-Faber. Data op zeer langhoudbare producten als rijst en koffie zijn gewoon overbodig. Dat zijn eigenlijk kwaliteitsdata. We kunnen in het Europese verhaal ruimte scheppen om supermarkten en andere schakels in de hele keten meer ruimte te geven om een nog beter beleid te voeren voor het tegengaan van voedselverspilling. Als mevrouw Ouwehand het zo benoemt, ben ik het ermee eens. Ik denk echter dat de wijze waarop het nu in Frankrijk wordt aangevlogen, contraproductief is. Daarmee duw je mensen eerder weg. In Nederland zijn de supermarkten gewoon aan boord. Dat zijn onze partners. Dat zijn ze niet altijd op elk onderwerp – daar weet de Kamer ook alles van – maar op dit onderwerp zijn ze dat toevallig net wel. Laten we die supermarkten nu vooral bij ons houden en samen bekijken waar zij tegen aanlopen. Dat doe ik graag. Ik heb eerder al met Zweden een initiatief daartoe ondernomen. Daar kijkt de Commissie nu ook naar. Misschien kunnen we in dat kader bekijken waar andere landen tegen aanlopen en dat gezamenlijk op de agenda zetten. Ik wil dat dus graag op die manier benaderen.

De heer De Liefde heeft gesproken over klonen, gedelegeerde handelingen en de besluitvorming. Dit onderwerp komt inderdaad binnenkort weer bij de Kamer. Dat gebeurt via allerlei procedures die we met elkaar hebben afgesproken. Ik ben een tegenstander van gedelegeerde handelingen op dit punt. Dat moet via de gebruikelijke raadsprocedures lopen.

Een volgend punt is het antibioticagebruik. Dat moet echt teruggedrongen worden. Ik denk dat wij daar ook een keer apart over moeten praten. Dat wordt ook voor het voorzitterschap een echt thema. Het Ministerie van VWS en mijn departement zullen ook hierover gezamenlijk een conferentie organiseren waarvoor wij de gezondheidszorg- en de landbouwministers uitnodigen. Een reductie van het antibioticagebruik begint met transparantie. Wij hebben belangrijke stappen gezet. We steunen de lijn die de Commissie heeft ingezet in de concept-diergeneesmiddelenverordening. Ik denk dat dit onderwerp nog wel vaker aan de orde zal komen.

Ik wil afsluiten met een opmerking over de afrikaantjes. Ik heb ze inmiddels van mevrouw Dik-Faber gekregen. Ze staan hier nu zo mooi op mijn tafel!

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik dacht dat u meer lef had, Staatssecretaris!

Staatssecretaris Dijksma: Ik ga hier niet op in, mijnheer Dijkgraaf, maar ik zou u toch wel een tip willen geven. Koop ook gewoon zelf even een cadeau! Dat helpt gewoon.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ja zeker. Ik zei ook: het begin van een cadeautje.

Staatssecretaris Dijksma: Dat is precies het probleem. Daar weten wij vrouwen alles van!

Nadat ik even de vakbond voor vrouwen heb aangevoerd, ga ik nu snel over naar het thema. We hebben inderdaad samen mogelijk gemaakt dat Afrikaantjes mogen worden gebruikt als vanggewas. We hebben de plant ook opgenomen als alternatief voor metam-natrium. Wel een vereiste is dat het een onderdeel is van een mengsel. Dat is steeds zo afgesproken met iedereen. We hebben die lijst ook vorig jaar gedeeld. Het is niet mogelijk om de definitie van tijdelijk grasland om te zetten. Dat zijn dan ook tagetes, dat zijn dan ook afrikaantjes. Het afrikaantje is namelijk al opgenomen als vanggewas. Ik snap dat het een praktisch voorstel was, met het wordt ’m gewoon niet. Dat gaat niet zo werken. We hebben eindeloze derogatiediscussies met elkaar gevoerd. We hebben al geprobeerd om bij de Commissie maximale ruimte los te weken om nog wat souplesse in de planning te krijgen. Ik vind het ook belangrijk. En ja, het is een heel goed alternatief. Laten we inderdaad de werkbaarheid van het alternatief altijd vooropstellen! Maar vraag mij dan andersom niet om dingen te regelen, waarvan ik weet dat ik daar op stukloop omdat ik dat gewoon niet voor elkaar krijg! Dat wordt ’m dan niet. Dit is dus toch een wat droevig einde van mijn verder heel constructieve bijdrage. Die heb ik althans geprobeerd te leveren. Dit is echter geen oplossing die ik kan regelen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): De Staatssecretaris beweert met grote stelligheid dat het niet zal lukken. Ik wil uiteraard niet het onmogelijke van haar vragen. Is er nu niemand in Europa voor rede vatbaar? We zien hier gewoon een prachtige oplossing voor iets wat we allemaal nastreven. Dan zit er gewoon een regeltje in de weg. Ik snap dat ik niet het onmogelijke kan vragen, maar ik doe echt een beroep op de Staatssecretaris en ieders redelijkheid om toch te bekijken wat er dan wel mogelijk is. De sector heeft er dit jaar nog niet op kunnen anticiperen, maar ik kan me voorstellen dat het voor volgend jaar weer anders is. Wij zitten nu echt in een overgangsjaar. Zijn daar dan geen mogelijkheden voor? Ik vind het moeilijk om me neer te leggen bij woorden als ’het gaat me echt niet lukken». Nogmaals, ik wil niet het onmogelijke vragen, maar laten we echt alles op alles zetten om dit prachtige alternatief alle ruimte te geven.

Staatssecretaris Dijksma: Dat hebben we ook gedaan. Dat wil ik nu wel een keer gezegd hebben. We zijn in overleg getreden en we hebben ook van het begin af aan heel precies uitgelegd wat de uiteinden van dit speelveld zijn. Er is echter een moment dat je er vanaf dondert. Dat is bijvoorbeeld het moment waarop je dwars door de derogatieproblematiek heen gaat. We hebben gezegd dat daar in de planning rekening mee moet worden gehouden. Je kunt grasland niet pijnloos laten vervangen door een ander gewas. Dat gaat gewoon niet, omdat dat graslandverhaal zeer belangrijk is gebleken voor de wijze waarop alle andere landen die überhaupt iets willen, langs de lat worden gelegd. Wij zijn op allerlei fronten bezig, wij zijn voor allerlei dingen bij de Commissie geweest. Ik noem de muizen nog maar eens. We hebben gevraagd of er niet wat kon worden geritseld buiten allerlei regels om. Dat doen we dus al. We zijn hier ook mee aan de slag gegaan. Het is niet zomaar een regeltje, er zit natuurlijk ook een hele redenering aan vast. Als men die redenering loslaat, dan komen alle andere 27 landbouwcollega's ook aanzetten met een aantal zaken. Dat maakt het toch wat weerbarstiger. Volgens mij hebben wij echt geprobeerd om het te regelen. Ik blijf zoeken naar oplossingen, maar zo'n oplossing moet wel fair zijn. Die moet ook naar ons toe fair zijn.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): De Staatssecretaris blijft zoeken naar oplossingen, maar zij zegt tegelijkertijd dat zij zich aan de rand van het speelveld bevindt en dat zij de volgende stap niet kan zetten. Ik vind het echt een ongelooflijk groot dilemma. We hebben nu met elkaar een oplossing bedacht die gewoon in de praktijk niet werkbaar is. Ik vind dat heel teleurstellend, want de oplossing staat vlak voor de Staatssecretaris op tafel. Daarmee kunnen we metam-natrium uitfaseren. Dat is iets wat we allemaal willen. En toch is de praktijk dan weerbarstig. Ik zit hier dus echt met een dilemma. Wij hebben de eis van 80% grasland, de eis van stikstofbindend gewas. Tagetes is ook stikstofbindend. Daar liggen ook rapporten onder. We bereiken met elkaar de doelstelling van de Europese regels op het moment dat we tagetes daar toch onder brengen. Ik kan me op dit moment nog niet neerleggen bij «het kan niet». Ik vind dat erg lastig.

Staatssecretaris Dijksma: Nogmaals, volgens mij hebben wij gezamenlijk met de mensen die hiermee bezig zijn geweest, geprobeerd om tot een oplossing te komen. De schoen wringt. Het is geen werkbare oplossing omdat het niet kan, maar het is ook geen werkbare oplossing omdat men het liever niet op deze manier doet. Dat heeft immers ook financiële consequenties. Als we dit onderwerp van debat maken, moeten we wel heel precies nagaan waarom iets niet kan. Is dat omdat het echt niet kan of is dat omdat je het liever niet wilt, omdat het op een andere manier gewoon aantrekkelijker is? Mevrouw Dik-Faber zegt steeds: het is een oplossing die niet werkt. Dat heb ik nog niet onomstotelijk bewezen gezien. Ik denk dat het op zichzelf wel kan, maar dat je er dan ook iets voor moet laten. Daar gaat het over. We moeten dus wel open blijven communiceren. Ik snap best dat men het gemakkelijker vindt als het dan via een omweg alsnog veel ruimer kan worden geregeld. En daarvan zeg ik: dat kan dus niet. Dat zie ik echt niet gebeuren. Ik wil heel open zijn over dit soort dossiers. Ik wil niet denken: ik ga maar weer eens wat beloven. Dat doe ik namelijk nooit zomaar. Ik beloof alleen maar iets als ik ook denk dat ik dat met een enorme inspanning voor elkaar kan krijgen. Als ik denk dat het een doodlopende route is, dan heeft de Kamer het recht om dat van mij te horen.

De voorzitter: Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de regering. Ik stel vast dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik stel voor om hierbij een spreektijd van een minuut te hanteren. Verder mag ieder lid één interruptie plegen. Anders gaan we het niet halen binnen de tijd. Er zijn ook al veel vragen gesteld.

Het woord is allereerst aan de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik wil even terugkomen op de Vogel- en Habitatrichtlijn en de spin van de PvdA-fractie en de Partij voor de Dieren. Als je evenwicht zoekt in het natuurdossier, dan zou je tegen natuur zijn. Dat is natuurlijk belachelijk. Dat doet ook geen recht aan de inzet van het CDA-fractie in de Tweede Kamer en van al die CDA'ers in het land en in de provincies die zich met natuur bezighouden.

Ik ben blij met de woorden van de Staatssecretaris dat de huidige uitvoering van Natura 2000 belemmerend kan werken, met name in economisch opzicht maar ook ten aanzien van de waterveiligheid. Laten we dat met elkaar dan ook gewoon benoemen. Het is gewoon zo. En daar moet aan gewerkt worden.

Ik ben ook blij met de toezegging inzake de niet-efficiënte zaken. Ik vind het van belang dat we continu uitdragen wat we gaan beschermen, waarom we dat doen en hoe we dat zullen doen. Dat moeten we de bevolking goed uitleggen.

Ik bedank de Staatssecretaris voor haar toezegging inzake de tongquota. Ik noem verder bodemvruchtbaarheid en #boerenforum. Dank voor de uitkomsten die naar de Kamer komen.

We zullen de discussie over de herkomst nog vervolgen. Maar laten we ervoor oppassen dat we geen pizza met telefoonboek moeten bestellen!

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik kan het heel kort houden. Ik had drie punten. Ik heb gesproken over de Fitness Check, over de toeslagrechten en de quota voor tong en schol. Op alle punten zijn mooie toezeggingen gedaan door de Staatssecretaris. Zij wil er in ieder geval positief naar kijken. Voor de rest zal het natuurlijk bij de uitvoering liggen. Daarover zullen wij ongetwijfeld nog met elkaar discussiëren. Wij zullen dat scherp in de gaten houden.

Ik bedank de aanwezigen ook voor hun aanbevelingen in de privésfeer. Die worden volledig omgezet. Ik heb die boodschap privé ook al eerder gehad, dus dat signaal is alleen maar versterkt. Ik kan de Staatssecretaris beloven, zonder concreet te worden, dat het goed komt.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Wij zouden graag willen weten hoe goed het dan gekomen is. Het is heel goed als de Staatssecretaris daarop terugkomt in de stukken ter voorbereiding van de volgende Landbouw- en Visserijraad. Wellicht kan de heer Dijkgraaf dan ook wat informatie uitwisselen.

Wij danken de Staatssecretaris voor de toezegging dat het onderhandelingsmandaat naar de Kamer komt. Verder wil ik haar bedanken voor de antwoorden die zij vandaag heeft gegeven. Wij zijn daar heel tevreden over.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik wil nog iets zeggen over het voorstel voor de biologische verordening. Dat is momenteel echt spannend. De Staatssecretaris en de Kamer staan voor dezelfde strijd. Er rest mij niets anders dan te zeggen: zet ’m op en houd ons op de hoogte van de uitkomsten. Ik hoor graag nog even een reactie op de zorg die ik in eerste termijn heb uitgesproken.

Ik vraag de Staatssecretaris om haar inzet in de strijd tegen de voedselverspilling iets aan te scherpen. Ik wijs nogmaals op die Franse wet. Ik weet dat voedsel dat door de supermarkten wordt weggegooid, niet het grootste probleem is. De Staatssecretaris weet ook dat de grootste voedselverspiller het maagdarmkanaal van dieren is. Als we minder vlees eten, blijft er genoeg voedsel over voor iedereen op de hele wereld. Maar het weggooien van voedsel dat nog goed is, is ook een groot probleem. Voordat de Staatssecretaris nu al zegt dat zij denkt dat het niet gaat werken, wil ik toch graag een opener houding. Laten we samen bekijken hoe dat gaat werken in Frankrijk. Het zou inderdaad zomaar een steen in de vijver kunnen zijn om die doorgeschoten hygiëneregels open te kunnen breken. Ik zou zeggen: laten we dit open tegemoet treden. Ik vraag de Staatssecretaris om ons op de hoogte te houden. Als hier wat van te leren valt, als we hiermee dingen kunnen doorbreken, dan moeten we dat gewoon doen.

De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Ik bedank de Staatssecretaris voor haar beantwoording. Ik wil nog iets zeggen over de Fitness Check. Ik heb nog niets gehoord over de inzet van de provincies. We gaan met het natuurbeleid de provincies in. Ik ben benieuwd hoe de provincies hierin staan en hoe de Staatssecretaris die samenwerking ervaart of gaat opzetten als er nog geen samenwerking is.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris bedanken voor de antwoorden. Mevrouw Ouwehand stipte even een onderwerp aan dat mij ook zeer ter harte gaat: de voedselverspilling. Ik vind het Franse voorstel voornamelijk interessant als het gaat om een verbod op vergisting. Dan gaan we immers voedsel echt hoogwaardiger inzetten. Ik zou het zeer op prijs stellen als dat vooral gemonitord kan worden.

Ik wil nog iets zeggen over de aanlandplicht. De Staatssecretaris gaf aan dat we, buiten de pelagische sector, niet weten hoe het werkt, maar dat dit geen invloed heeft op haar beleidsinzet. Hoe gaan we dan geloofwaardig handhaven en gaat de invoering van de aanlandplicht in ieder geval buiten de pelagische sector dan niet te snel?

Ik denk dat we voldoende hebben gewisseld over tagetes. Ik heb uiteraard ook de financiële consequenties gezien. Ik ben, wat dat betreft, ook niet naïef. Maar ik constateer wel dat de sector nu in een overgangsjaar zit en dat dit moment echt cruciaal is om desnoods tot een soort overgangsregeling te komen. Door de Staatssecretaris werd even aangekaart dat we de derogatie op het spel zetten. Dat is niet aan de orde. Dat wil mijn fractie uiteraard ook niet.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik zal proberen om heel kort en bondig te antwoorden. Tegen de heer Geurts zeg ik dat de uitvoering van Natura 2000 ook vooral belemmerend voor natuur kan werken. Als hij die nu ook nog aan het rijtje toevoegt, kunnen we misschien de neuzen in het parlement weer dezelfde kant op krijgen. Daar lopen we immers ook tegenaan, naast de onderwerpen die hij al heeft genoemd.

Ik bedank de heer Dijkgraaf voor zijn steun voor de inzet. Wij komen nog terug op een aantal punten.

Mevrouw Dikkers heeft gesproken over het onderhandelingsmandaat. Het lijkt mij prima om dat aan de Kamer te sturen. Dat zal dan een volgende keer aan de orde komen.

Ik ben het met mevrouw Ouwehand eens dat het best nog spannend wordt rondom de biologische verordening. Wij gaan daar echt ons best voor doen. Zij heeft een vraag gesteld over het biologische huisdierenvoer. Dit dient nog in uitvoeringsbepalingen uitgewerkt te worden. Dat is overigens ook het geval in de huidige verordening. Dat is dus geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie.

De voorzitter: Ik zie dat mevrouw Ouwehand wil interrumperen. Eerst wil mevrouw Dikkers nog een vraag stellen over het vorige punt.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik wil dat we het onderhandelingsmandaat voor volgende onderhandelingen kunnen bespreken voordat... Ah, ik zie al aan de lichaamstaal van de Staatssecretaris dat dit in orde komt. Dank u wel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik bedank de Staatssecretaris voor haar antwoord over de biologische verordening. Dat Nederland de mogelijkheid heeft om huisdierenvoer biologisch te certificeren, was daar een illustratie van. Aanvankelijk was in het voorstel opgenomen dat extra nationale regels waarmee we dit soort dingen kunnen doen, onmogelijk zouden zijn. Ik meen te lezen dat dat weer geschrapt is. Ik hoor op dat punt graag een bevestiging van de Staatssecretaris. Is het juist dat er wel nationale regels mogelijk blijven in de tekst zoals die er nu ligt?

Staatssecretaris Dijksma: Ik check het even. Wij menen nu dat het een uitzonderingsverordening is. Daarmee zou de situatie blijven zoals die nu is. Ik zie dat dit door mijn ambtenaren wordt bevestigd. Laten we afspreken dat we dit nog even specifiek nakijken. Dat is een goede proof of the pudding.

Mevrouw Ouwehand vraagt mij om een open houding aan te nemen ten aanzien van het wetsvoorstel dat nu in Frankrijk aan de orde is. Ik denk dat ik daar nu helderheid over moet bieden. Ik ga niet nu de suggestie wekken dat ik ook wel misschien zo'n wet zou willen. Dat ga ik niet doen. Dat vind ik gewoon niet fair, ook niet in mijn benadering van dit probleem en het partnerschap dat ik met de supermarkten op dit terrein ondervind. Dat zou echt gek zijn. Daarmee zou ik toch ook suggereren dat die supermarkten als het ware een beetje achter de trein aan hobbelen, terwijl ze in mijn ogen echt heel veel stappen willen zetten om in de vaart der volkeren voorop te lopen. Dat vind ik dus geen goed signaal. Als blijkt dat er inderdaad sprake is van doorgeschoten regelgeving – we kunnen er eigenlijk wel vergif op innemen dat dit het geval is; daarvan heb ik ook al een paar voorbeelden gegeven – laten we daar dan vooral gemeenschappelijk met de Franse collega, de Zweedse collega en nog een heleboel anderen werk van maken. Dat vind ik een goede benadering. Daar helpen we de supermarkten ook mee. Dan heb je ook niet een verbodswet nodig, maar dan maak je het mogelijk dat mensen gaan handelen. Daar lopen ze in de praktijk natuurlijk soms op stuk. Laten we dat dan als uitgangspunt nemen.

De heer De Liefde heeft gevraagd naar de inzet van de provincies bij de Fitness Check. Ze zitten in het programmateam. Wij hebben ze echt dichtbij ons, zoals altijd. Ik denk dat het de komende tijd zeker ook nog onderwerp van bestuurlijk overleg zal zijn. Ik heb al enkele praktijkvoorbeelden genoemd. Dat hebben we natuurlijk gezamenlijk ondervonden. Het gaat om een aantal dingen waar je tegen aanloopt, waarvoor je een oplossing wilt zien, maar waarvan dan opeens blijkt dat dat niet kan. Dat is in die zin gewoon «frappez toujours».

Mevrouw Dik-Faber heeft ten slotte gesproken over de aanlandplicht. Ik denk dat wij daar wat uitgebreider over kunnen spreken tijdens het algemeen overleg over visserij dat vanmiddag plaatsvindt. Dan kunnen we het ook hebben over de manier waarop we nu aankijken tegen de gemengde visserij, over wat er nog allemaal moet gebeuren en over de vraag of dat allemaal wel kan. Daarover heb ik in brieven ook al uitgebreid gerapporteerd. Het is niet zo dat dit thema afhankelijk is van het cameratoezicht. Dat is echt te veel een vermenging van onderwerpen. Die is niet helemaal terecht. Maar het is wel zo dat we met name voor de gemengde visserij nog een aantal pittige problemen zien aankomen. Dat is niet zomaar opgelost. Dat staat echter los van het cameratoezicht. Als mevrouw Dik-Faber het goedvindt, zou ik daar vanmiddag uitgebreider over van gedachten willen wisselen.

Ik vind het fijn om te horen het bij het inzetten van afrikaantjes niet de bedoeling is dat de bestaande regels die ook voortvloeien uit de afspraken met betrekking tot derogatie, ter discussie worden gesteld. Dat gaan we namelijk niet doen. Dat wordt ’m ook niet. Nogmaals, ik kan nu niet helemaal overzien wat er nog aan gesprek heeft plaatsgevonden, maar ik heb de indruk dat het ook in economisch opzicht niet altijd de meest interessante optie is, omdat je er iets voor moet inleveren. Als het anders is, hoor ik dat nog wel. Dan moeten we dat maar op ambtelijk niveau nog een keer met de mensen bespreken. Nu kom ik echter niet heel veel verder.

De voorzitter: Daarmee is er een eind gekomen aan de tweede termijn. Er is een behoorlijk aantal toezeggingen gedaan.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer per brief informeren over de korting op toeslagrechten en het sanctiebeleid.

  • De Staatssecretaris informeert de Kamer deze week schriftelijk over de gecombineerde opgave (onder andere storingen aan het systeem).

  • De Staatssecretaris zal de evaluatie van de NVWA over de pilot met cameratoezicht aan de Kamer sturen.

  • De Staatssecretaris zal voortaan standaard het onderhandelingsmandaat voor visserijprotocollen aan de Kamer sturen.

  • De Staatssecretaris zal de uitkomsten van #boerenforum dat voor de zomer plaatsvindt, naar de Kamer sturen.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer te zijner tijd informeren over de lijst met dierziekten bij het diergezondheidspakket.

Ik bedank de Staatssecretaris voor haar komst naar de Kamer, het beantwoorden van alle vragen en voor het relatieadvies aan de heer Dijkgraaf.

Staatssecretaris Dijksma: Wij zijn echt van alle markten thuis!

De voorzitter: Ik merk het. Ik dank de collega's voor hun inbreng, de ondersteuning en het publiek voor de belangstelling.

Sluiting 13.18 uur