Kamerstuk 21501-32-842

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


Nr. 842 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 mei 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 15 april 2015 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 10 april 2015 inzake de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 20 april 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 835);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 20 maart 2015 ter aanbieding van het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 16 maart 2015

  • (Kamerstuk 21 501-32, nr. 834);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 18 april 2015 inzake goedkeuring Nederlandse Operationeel Programma (OP) van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) voor de periode 2014–2020 (Kamerstuk 32 201, nr. 75).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Heerema

Griffier: Haverman-Schüssel

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Dikkers, De Liefde, Geurts, Heerema, Smaling en Ouwehand

en Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 11.09 uur.

De voorzitter: Welkom bij het algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad. De fracties hebben ieder vijf minuten spreektijd. Ik geef het woord aan de eerste spreker, mevrouw Dikkers.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de toezending van de stukken. Op de agenda staan slechts enkele dingen waarvoor wij aandacht willen vragen, te beginnen bij de controle op illegaal gevangen vis. De PvdA-fractie wil graag weten wat de stand van zaken is. INTERPOL doet hiernaar onderzoek. Ik kan me voorstellen dat er lopende het onderzoek niet veel gezegd kan worden, maar misschien heeft de Staatssecretaris er zicht op wanneer dit onderzoek is afgerond.

Verder vraag ik aandacht voor het visserijprotocol met Groenland. Wanneer vindt de besluitvorming plaats? Wat zal de Nederlandse inbreng zijn? Ten aanzien van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) willen we graag weten hoe de Nederlandse inzet zich verhoudt tot de inzet van andere EU-lidstaten. De Staatssecretaris heeft aangegeven met een samenvatting te willen komen. Dat vinden wij wel interessant. Wij zouden daarbij ook een vergelijking met de andere EU-lidstaten willen hebben. Is dat mogelijk?

Ik ben benieuwd hoe de subsidie van de visserijsector zich verhoudt tot de totale opbrengst in de visserijsector. Staat dat nog in enige verhouding? Ik kan me voorstellen dat we daar op enig moment in een AO Visserij op terugkomen, dus laat ik mijn vraag maar voor die gelegenheid bewaren.

De voorzitter: Even een korte onderbreking: per persoon hebben we twee interrupties.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Dank aan de Staatssecretaris voor de terugkoppeling over angorabont. De PvdA is teleurgesteld over de uitkomsten van het debat. We lezen in de brief van de Staatssecretaris dat het aan de lidstaten en de branches is om te voorkomen dat verkeerd geproduceerd bont de EU inkomt en dat de Staatssecretaris niet zoekt naar de ruimte die wellicht binnen WTO-verband gevonden kan worden. Er zijn immers wel meer producten verboden in WTO-verband. De import daarvan in eigen land mag je verbieden omdat de producten dieronvriendelijk geproduceerd zijn. Zeehondenbont en hondenbont zijn hiervan twee voorbeelden. Wij zouden dan ook graag zien dat de Staatssecretaris een stapje verder gaat. Ik zou het allerliefste zien dat het in EU-verband wordt verboden, maar ik snap heel goed dat dat wellicht nog op bezwaren stuit. Kan de Staatssecretaris misschien ingaan op andere mogelijkheden? Ik zou willen dat Nederland burgerlijk ongehoorzaam is door een stap verder te gaan. De Staatssecretaris heeft de vorige keer tegen ons gezegd: als er in alle lidstaten een groot maatschappelijk draagvlak is voor een verbod op import van dit soort bont, kan misschien de WTO-route van het verbod op import van zeehondenbont gevolgd worden. Ik lees in de brief dat de maatschappelijke verbolgenheid over de wijze van produceren van het bont groot is, maar vervolgens is de conclusie niet: goh, laten we er met zijn allen tegenaan gaan. Nee, de conclusie is: het is aan de sectoren zelf om een oplossing te vinden. Wij willen graag een stapje verder.

De richtlijn over biologische producten lijkt uit te draaien op een nieuw voorstel. Zien wij dat correct? Hoe zijn de krachtsverhoudingen in de Raad?

Ik kom op het kraamhok van Pro Dromi. In het regeerakkoord staat dat we het advies van de commissie-Van Doorn opvolgen over het vertonen van soorteigen gedrag van dieren. Het genoemde kraamhok is een kraamhok waar zeugen hun biggen krijgen. Wij zouden graag zien dat dit kraamhok wordt omarmd in Europa als nieuwe manier om zeugen en hun biggen te huisvesten. Ik snap best dat dit niet van vandaag op morgen is geregeld en ik snap ook dat er een meerprijs tegenover staat als varkenshouders het kraamhok van Pro Dromi – eerlijk gezegd vind ik de term een beetje eufemistisch – als businessmodel hebben, maar het zou natuurlijk mooi zijn als dit in de hele EU de gangbare huisvesting voor zeugen wordt. Hierdoor kunnen zeugen immers bij hun biggen komen en een nest voor hun biggen maken. Dat is veel natuurlijker gedrag. Wil de Staatssecretaris hiervoor een lans breken in Europa?

De heer Geurts (CDA): Is mevrouw Dikkers ervan op de hoogte dat het uitvalpercentage in deze kraamhokken vele malen hoger is dan in de bestaande hokken? Mogelijk wordt het – dat is het nog niet, zoals mevrouw Dikkers zelf al aangaf – een verdienmodel voor een aantal varkenshouders. Gaat mevrouw Dikkers met haar PvdA-fractie dit onderuithalen?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Veel varkenshouders zien het huidige model als een prima model. Biggen worden immers niet doodgedrukt. Maar dit is een systeem waarbij zeugen amper bij hun biggen kunnen. Het is een systeem dat is ontwikkeld door de varkenssector zelf. Het doet op geen enkele wijze recht aan het soorteigen gedrag. Als te veel biggen worden doodgedrukt, even los van het feit dat er iedere keer wel heel veel biggen per zeug worden geworpen, kun je ook denken aan huisvestingssystemen waarin er wat meer ruimte is voor de biggen, zodat ze wat gemakkelijker kunnen wegkomen. De huisvesting veroorzaakt het probleem, niet de wijze waarop de zeug over het algemeen met haar biggen omgaat.

De heer Geurts (CDA): Het uitvalpercentage in het nieuwe systeem is vele malen hoger dan in het systeem dat op dit moment gebruikelijk is in Nederland. U gaat daar niet op in, net zomin als u ingaat op mijn opmerking dat het eventuele verdienmodel voor een aantal varkenshouders wordt ondermijnd door de stellingname van de PvdA-fractie. Ik verzoek u nog eens in de praktijk te gaan kijken om te zien hoe het er echt aan toegaat.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik heb het in de praktijk gezien en ik was er erg enthousiast over.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik las vanmorgen in Trouw dat Minister Plasterk wil dat het geld uit de landbouwfondsen naar de stad gaat, terwijl de land- en tuinbouw de motor is van onze economie. Dit kabinet heeft het platteland gewoon opgegeven. Plasterk ziet de melkveehouderij als een park. Je zou zijn opmerking kunnen vergelijken met de uitspraak dat het inkomen van mensen op bijstandsniveau verhoogd moet worden tot drie keer modaal. Op dit moment staat zo'n 60% van de tuinbouwsector onder water. Men kan niet voldoen aan betalingsverplichtingen. Enkele duizenden melkveehouders en hun gezinnen breken zich het hoofd over de nieuwe Melkveewet en de gevolgen daarvan voor hun bedrijf. Het gaat hier wel om de broodwinning van heel veel mensen. Wat vindt de Staatssecretaris van dit artikel en van de inzet van Minister Plasterk? Als er sprake is van eenheid van kabinetsbeleid – gelukkig zit het landbouwgeld nog voor een x-periode vast – gaat het landbouwgeld dus gewoon naar de stad.

De heer Smaling (SP): Er is sprake van een enorme opbloei van stadslandbouw, van stadstuintjes. Binnenkort behandelen we de Omgevingswet. Misschien leidt een en ander tot flexibilisering van bestemmingsplannen, waardoor je dit ook sneller kunt doen. Dat creëert een heleboel sociaal kapitaal en dat lijkt me toch ook iets wat het CDA erg aan het hart gaat. Ik vraag me af of de heer Geurts dit over het hoofd ziet of dat hij er geen boodschap aan heeft.

De heer Geurts (CDA): Het CDA heeft in het verleden ook aangegeven zeker niet tegen stadslandbouw in zijn verschillende vormen te zijn. Maar laat dit alsjeblieft vanuit de samenleving zelf komen. De plannen van Minister Plasterk zijn echter heel anders. Hij wil regelvrije zones maken, hij wil innovatieve bedrijven, creatievelingen, burgerinitiatieven, een onbelemmerde economie. Dat klinkt allemaal heel positief. Het geld dat hiervoor nodig is, wil hij uit de landbouwgelden halen. Dat stuit mij tegen de borst. Ik heb net betoogd waarom.

De heer Smaling (SP): Denkt de heer Geurts niet dat je per saldo toch winst boekt als je heel veel stedelingen dichter bij de landbouw brengt? Nu staat er echt een schot tussen het buitengebied en de stad c.q. grote stad of, beter gezegd, achterstandswijken, waar mensen weinig voeling hebben met het buitengebied. Hiermee kun je dit wel dichter bij elkaar brengen. Ik wil de heer Geurts toch uitnodigen om er iets positiefs in te zien.

De voorzitter: Mijnheer Geurts, positief?

De heer Geurts (CDA): Voorzitter, ik weet niet of u mij kunt opdragen om iets positiefs te zien. Ik heb zaterdag begrepen dat de PvdA en de SP dichter bij elkaar gaan zitten en elkaars beleid proberen te ondersteunen. Dit is een mooi voorbeeld, denk ik. Ik ben het uiteraard met mijn SP-collega eens dat stad en platteland dichter bij elkaar gebracht moeten worden. Ik zie ook heel veel mooie initiatieven daartoe, maar dit proefballonnetje van Minister Plasterk – ik neem aan dat dit namens het kabinet naar buiten wordt gebracht – is onzinnig.

Ik kom op het melkquotum. Met het einde van het melkquotum is een tijdperk afgesloten. In het verleden was het quotum een oplossing voor de overproductie. De quotumtijd is nu afgelopen, zij het nog niet helemaal. Op dit moment is er nog een superheffing van 135 miljoen euro, en mogelijk nog meer, die betaald moet worden. Bij ondernemers die al in de knel zitten of in de knel komen te zitten door de AMvB grondgebonden melkveehouderij, komt dit hard aan. Gelet op het feit dat lidstaten in Europa wordt toegestaan om over een langere periode te betalen, vraag ik de Staatssecretaris om omwille van deze ondernemers en van een gelijk speelveld nog eens na te denken over de vraag of een betaling van de superheffing over meerdere jaren mogelijk is.

In de wandelgangen van de Raad zal druk worden gesproken over de verordening biologische productie. Om tot een compromis te komen, heeft de Letse voorzitter toezeggingen gedaan. Ik vraag me echter af of dit voor Nederland voldoende is. Kan de Staatssecretaris aangeven of wordt voldaan aan de Nederlandse eisen? Blijft bijvoorbeeld parallellandbouw mogelijk in de nieuwe verordening? Wat is de verwachting van de Staatssecretaris ten aanzien van de bepalingen over de aanwezigheid van niet-toegestane stoffen? Ook binnen de biologische sector is dat een belangrijk onderdeel. Kan de Staatssecretaris haar onderhandelingspositie toelichten? Ik denk dat mevrouw Ouwehand zal zeggen: moet Nederland niet eens stoppen met het steunen van de wijziging van de verordening biologische productie? Maar mevrouw Ouwehand zal daar zelf wel op terugkomen, denk ik. Dat ik dit nog eens mag zeggen!

Ik kom op de uitvoering van het nieuwe GLB. Het CDA stelt vast dat de invoering complex is en van overheid en boeren inspanning vergt. Om te komen tot een uitvoering van het GLB zonder kleerscheuren, zou het goed zijn om 2015 te zien als een proefjaar. Is de Staatssecretaris bereid om voor 2015 de vergroeningspremie niet in te trekken bij kleine fouten? Ik weet dat er geen boetes worden opgelegd, maar de premies kunnen nog steeds worden ingetrokken en dat kan tot grote problemen leiden.

In de beantwoording van mijn schriftelijke vragen over de landschapselementen geeft de Staatssecretaris aan, alleen maar akkerranden toe te staan in pakketten. Ik denk dat dat echt tekortschiet. Dat is niet goed voor Nederland. Is de Staatssecretaris bereid om een aantal landschapselementen, zoals heggen, poelen en bomenrijen, zo snel mogelijk op te nemen in de longlist voor de vergroening? Vlaanderen doet dat ook. Zoals de Staatssecretaris in antwoord op mijn schriftelijke vragen aangeeft – zie het antwoord op vraag 8 – betekent dit voor landschapselementen waarvoor al een overeenkomst agrarisch natuurbeheer was, geen toename van administratieve lasten.

De voorzitter: Uw laatste minuut is ingegaan.

De heer Geurts (CDA): Dat is heel snel, dan sla ik een heel stuk over.

De Staatssecretaris geeft aan dat de premies later uitgekeerd zullen worden. Ziet zij mogelijkheden om een voorschot te geven? Op dit moment is er een gecombineerde opgave voor het nieuwe GLB. Sommige agrariërs hebben dit jaar landbouwgrond in gebruik waarvan ze weten dat de bestemming buiten de landbouw ligt. Denk aan gronden van Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) en van gemeenten. Deze grond zal men in 2016 of 2017 kwijtraken. Daarmee dreigt voor deze agrariërs een aanzienlijk financieel nadeel. Een deel hiervan betreft de compensatie voor het verlies van oude toeslagrechten. Deze agrariërs zouden graag gebruikmaken van de mogelijkheid om de betreffende landbouwgrond in 2015 niet aan te melden voor toekenning van toeslagrechten, maar dat kan alleen als deze grond dit jaar drie maanden niet beschikbaar is voor de landbouw. Kan deze regeling tijdelijk worden verruimd om het probleem van deze groep agrariërs op te lossen?

De heer Smaling (SP): Voorzitter. We spreken elkaar bijna maandelijks, denk ik, maar het is goed om dit ritme vast te houden. Het is ook fijn om te zien wat de Staatssecretaris vervolgens doet met wat hier wordt besproken. Naar onze mening is dat altijd aanzienlijk. We zien er veel van terug, ook als de Staatssecretaris in Brussel is.

Mijn eerste punt gaat over de biologische verordening. Graag een update. We hechten toch wel heel erg aan het aanpassen van de nu geldende verordening. Is dat nog steeds een haalbare kaart, of zitten we toch vast aan een nieuwe verordening die we vervolgens weer helemaal gaan behangen met amendementen van de lidstaten? Waar ben je dan uiteindelijk beter mee uit? Ik pleit er dan ook sterk voor om de oude richtlijn te verbeteren. Bovendien zal de sector dan niet worden gestort in een periode van onduidelijkheid ten aanzien van investeringen.

Verder een pleidooi voor de procesbenadering. Ik denk dat dit een sterk Nederlands punt is. Als je gaat werken met een productbenadering, geeft bijvoorbeeld de inwaai van residuen uit percelen van de buren allemaal gedoe. In de Verenigde Staten en in Canada leidt dat tot vervelende rechtszaken. Graag aandacht hiervoor.

Parallelle landbouw zien we als een overgangslandbouw. We vinden het belangrijk dat dat nadrukkelijk overeind blijft. Het kan drempelverlagend werken.

De import van biologische producten uit ontwikkelingslanden moet niet onnodig ingewikkeld gemaakt worden.

De SP-fractie hecht sterk aan het belang van het behoud van bossen. Daarin zijn we natuurlijk niet de enigen. De elfde zitting van het VN-Bossenforum staat op de agenda. De inzet van de Staatssecretaris steunen wij. Die is heel uitgesproken gericht op duurzaam bosbeheer. Maar het gaat toch een beetje schuren als je ziet welk beslag wij mede leggen op grote bossen in tropische gebieden. Ik heb het dan over palmolie en over soja. Vindt de Staatssecretaris niet dat we op dit punt enigszins met gespleten tong spreken? Enerzijds willen we vooroplopen op het gebied van duurzaamheid en anderzijds dragen we toch bij aan het verdwijnen van belangrijke bosbestanden.

Ik heb nog een praktisch punt met betrekking tot de European Timber Regulation. Op 30 april moeten alle lidstaten een verslag inleveren bij de Commissie over de toepassing van de verordening. Kan dit verslag naar de Tweede Kamer worden gestuurd?

Binnenkort komen we nog plenair te spreken over neonicotinoïden en Roundup, maar wordt dit ook ergens geagendeerd in de Landbouw- en Visserijraad of in de Milieuraad? Als dat niet zo is, is de Staatssecretaris dan van plan om dat zelf op de agenda te zetten?

Ik kom op de genetisch gemodificeerde organismes (ggo's) en de gedeeltelijke renationalisatie van de ggo-importen. Kan de Staatssecretaris herbevestigen – de Staatssecretaris van I en M heeft het al eerder aangegeven – dat het nationale afwegingskader voor de teelt hiervan nog voor het zomerreces naar de Kamer komt? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij de Kamer informeert over de implementatie van de richtlijn voor genetisch gemodificeerde gewassen waarvoor reeds een toelating is verleend dan wel een aanvraag in procedure is? Kan dat voor het AO Biotech?

Mijn laatste punt betreft de visserij. Er is een subsidie toegekend uit het EFMZV; hoe verzin je zo'n afkorting! Het voorstel van Nederland gaat over drie dingen: aanlandplicht, verdere verduurzaming en de verbetering van de rendementen in de visserij- en aquacultuurketen. Op zich is dat prima, maar er is ooit een motie-Polderman (32 123-XIV, nr. 49) aangenomen waarin staat dat duurzaamheid voorop moet staan. Bij het derde punt zien wij dat niet een-twee-drie terug. Graag een reactie van de Staatssecretaris: hoe brengt ze de motie in verband met haar drie punten, met name het derde?

De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. De VVD blijft ageren tegen de uitwassen van het Natura 2000-beleid, dat onze boeren frustreert en boordevol administratieve lasten zit. Zoals bekend, is er een aangenomen motie van de VVD (33 576, nr. 23) waarin wordt gevraagd om een fundamentele discussie over de balans tussen ecologie en economie. De Staatssecretaris heeft zich lange tijd op de vlakte gehouden, maar de afgelopen tijd heeft ze een aantal uitlatingen gedaan over een herziening van Natura 2000, onlangs nog bij de PAS, vorige maand bij de Landbouw- en Visserijraad en in de schriftelijke beantwoording van vragen van onder meer de VVD. Er zou een refit moeten plaatsvinden. Kan de Staatssecretaris aangeven wat zij met deze opmerking bedoelt en, belangrijker nog, wat haar inzet is? De Europese Commissie spreekt al sinds begin dit jaar met de lidstaten, maar van de Staatssecretaris krijgen we als Kamer geen compleet plaatje, en dat begint een beetje te irriteren.

Ik ga naar het melkquotum. Na 31 jaar is er een nieuw tijdperk aangebroken. Wereldwijd stijgt de vraag naar zuivel en onze Nederlandse ondernemers spelen hierop in. De Europese Commissie heeft besloten dat een gespreide en renteloze betaling van de superheffing mogelijk is. De Staatssecretaris is daar niet enthousiast over, maar heeft zich wel onthouden van stemming in Europa. Waarom? In het kader van een gelijk speelveld is de VVD van mening dat wij ook op dit punt moeten aansluiten bij de mogelijkheden die Europa biedt. Ik neem aan dat de Staatssecretaris dit voor de Nederlandse boeren in gang zal zetten.

Een tweede punt in dit kader is de gecombineerde opgave voor boeren. Ieder jaar wordt het ingewikkelder. De Staatssecretaris formuleert het zelf als: nieuw, complexer en anders. Mijn fractie bereiken veel berichten over problemen, bijvoorbeeld bij stalregistraties. Verder krijgen wij te horen dat de RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) slecht bereikbaar is. Zijn de maatregelen die de Staatssecretaris in haar brief van afgelopen vrijdag heeft aangekondigd wel toereikend, zo vragen wij ons af. Zo ja, kan zij dan aangeven wanneer de resultaten voelbaar en zichtbaar zullen zijn voor de ondernemers? Is er daarbij specifiek aandacht voor de stalregistraties?

Ik kom op Italië, waar al sinds oktober 2013 een plantenziekte woedt met een heel ingewikkelde naam, die ik om mezelf niet voor schut te zetten maar niet zal uitspreken. Iedereen weet echter waar het over gaat. Sommige lidstaten grijpen deze uitbraak aan om wederom te pleiten voor een gesloten importsysteem. Nederland is daar in het verleden altijd terecht tegen geweest, omdat het in het algemeen niet risicogebaseerd en disproportioneel is. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat Nederland hier ook tegen blijft? Het krachtenveld in de Raad ten aanzien van een open of een gesloten importsysteem is op dit moment immers niet gunstig voor Nederland. Wat gaat de Staatssecretaris doen om dit krachtenveld te beïnvloeden, niet alleen in de Raad maar ook in het Europees parlement en de verschillende directoraten van de Commissie?

Tot slot de visserij. De Europese Commissie heeft het Nederlandse operationele programma goedgekeurd. Er is 129 miljoen beschikbaar voor innovatie, de zoektocht naar nieuwe productiegebieden en het ontwikkelen van kennis. Met de goedkeuring zijn we blij, maar het plan is wat ons betreft nog wat vaag in de uitwerking. De Staatssecretaris geeft aan, de regelingen vanaf 1 juli te willen openstellen. Onder welke voorwaarden gebeurt dat? Hoe worden de doelstellingen behaald? Kan de Staatssecretaris de Kamer informeren over de vervolgstappen bij de uitvoering, graag voordat de regelingen worden opengesteld?

Mijn laatste zinnen gaan over de aanlandplicht. Wat is de stand van zaken? De Staatssecretaris heeft in eerdere AO's aangegeven dat meerdere lidstaten zich bij Nederland hebben aangesloten. Hoe staat het er nu voor? Is er zicht op een oplossing?

De heer Smaling (SP): Ik ben een beetje verrast over het eerste punt, de Europese natuurwetgeving. Uw collega, onze huidige voorzitter, heeft een meerderheidsdebat gekregen over Europese natuurwetgeving. Het komt in de Vogel- en Habitatrichtlijn ongetwijfeld langs, net als in de Nitraatrichtlijn en dergelijke. Dat loopt dus. De Staatssecretaris heeft een refit van Natura 2000 toegezegd. Ze heeft hemel en aarde bewogen om de Programmatische Aanpak Stikstof erdoor te krijgen, wat geen eenvoudige klus was. Dus vanwaar deze ergernis? Is dit een meer algemene ergernis over de Partij van de Arbeid? Of richt u zich toch specifiek op het beleid van de Staatssecretaris?

De heer De Liefde (VVD): Met de opmerking dat er een refit moet komen, zijn wij blij, maar dat is nog wel wat algemeen. Het gaat erom wat de inhoud is van zo'n herziening van de voorstellen. Daar krijgen we tot op heden geen compleet plaatje van, maar dat willen we wel graag, conform de afspraak en de wens van een meerderheid van de Kamer.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Dan krijg ik vast warme steun van de VVD voor mijn verzoek om goede en duidelijke informatie van het kabinet, een compleet plaatje, te krijgen over de ontwikkelingen op het gebied van genetische manipulatie. Het trackrecord van het kabinet is niet zo best. De Kamer heeft al een paar keer achter de feiten aan moeten lopen. Toen we hier kennismaakten met onze eigen Eurocommissaris Timmermans, zei deze dat hij de huidige regels, waarbij de Raad nooit tot een gekwalificeerd besluit over aanvragen voor toelating van gentech in Europa komt en de Europese Commissie dus altijd, ondanks tegenstand van een groot aantal lidstaten, voor toelating stemt, niet erg democratisch vindt. Vandaag presenteert de Commissie regels om de import van gentechgewassen te wijzigen. Een en ander lijkt ook niet bepaald democratisch tot stand te komen. Bovendien lijkt het juridisch onhaalbaar te zijn. De Partij voor de Dieren heeft hier grote zorgen over. Nogmaals, we willen graag actiever door het kabinet worden geïnformeerd over de ontwikkelingen op dit vlak.

De Commissie zal vandaag de import van maar liefst zeventien nieuwe gentechgewassen toelaten op de Europese markt. Dat zijn stuk voor stuk gewassen die of zelf giftig zijn of resistent voor landbouwgif. Tegelijkertijd hebben we een Staatssecretaris – complimenten daarvoor! – die adequaat reageert op een nieuwe studie van de Europese Academie voor Wetenschappen en Kunsten. Daaruit blijkt – dat hadden we kunnen weten – dat neonicotinoïden veel meer schade aanrichten dan gedacht. Hoe kijkt de Staatssecretaris hier nu tegenaan? De Europese Commissie zegt: laten we het maar invoeren. Als ik het goed begrepen heb, komt zij met een voorstel op basis waarvan je per land een importverbod kunt instellen. Ik zou dat wel graag willen, maar niet als dat betekent dat de Europese Commissie maar alles toelaat in Europa en het vervolgens erg moeilijk wordt voor een lidstaat om een eigen importverbod af te spreken. Kan ik van de Staatssecretaris een appreciatie krijgen van dit voorstel en misschien ook van de koers van het kabinet met betrekking tot dit soort resistente of zelf gif producerende gentechgewassen? Kunnen we niet gewoon met elkaar afspreken dat we er standaard tegen zijn?

Ik kom op de bossen. Iedereen is voor bossen, behalve de VVD misschien. Er is een VN-Bossenforum, de elfde zitting. De Staatssecretaris heeft op zich een goede inzet, dank daarvoor. Maar op het moment dat het pijnlijk wordt – dan gaat het over ons eigen aandeel in het verdwijnen van de bossen – horen we haar niet. Palmolieplantages, sojavelden en rundveehouderijen komen in de plaats van tropische bossen. We weten best wat we moeten doen om die druk te verminderen: minder vlees eten, ophouden met biobrandstoffen, onze grenzen sluiten voor goederen uit illegaal gekapte bossen. Maar als het daarom gaat, is de Staatssecretaris wat stiller. Is zij bereid om hierover de discussie te openen, te erkennen wat onze rol hierin is en met strategieën te komen om die te veranderen?

Aansluitend heb ik een punt over een betere handhaving van de Europese houtverordening. Het lijkt niet goed te gaan, want illegaal hout blijft op de markt komen. Lidstaten moeten, zo heb ik begrepen, uiterlijk 30 april in een verslag aan de Europese Commissie laten zien hoe de verordening is toegepast. Kan de Staatssecretaris het Nederlandse verslag ook naar de Kamer sturen, zodat wij kunnen meekijken? Is zij hiertoe bereid?

Ik kom op de vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De Partij voor de Dieren vindt dat het niet veel voorstelt. Die paar maatregelen die er zijn, lijken ook nog niet per se de vergroening vooruit te helpen. Wij hebben berichten gehoord dat er een strakke deadline is, namelijk 15 april. Dan moeten mengsels voor bloemrijke akkerranden ingezaaid worden. Die lijken onwerkbaar en bovendien ten koste te gaan van de effectiviteit van de bloemenranden. Ondernemers zouden daardoor eerder voor de gewone groenbemesters kiezen, die qua biodiversiteit helemaal niet veel opleveren. Is dat waar? Wat gaat de Staatssecretaris hieraan doen, vooropgesteld dat zij wel wil dat dit ook iets oplevert voor de vergroening?

De voorzitter: Uw laatste minuut spreektijd is ingegaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan ga ik naar de biologische verordening, waarvan het CDA terecht heeft gezegd dat ik hierop nog zou terugkomen. We begrijpen dat er gisteren op hoog ambtelijk niveau is gesproken over het voorstel. Als dit voorstel wet zou worden, zou het de biologische sector zo'n beetje de nek omdraaien. De Staatssecretaris is samen met de Kamer tot nu toe zeer kritisch geweest; dank daarvoor. De druk om op de volgende Landbouwraad alsnog tot een akkoord te komen over dit omstreden voorstel, lijkt echter ongelooflijk hoog. Ondanks de oproepen van de Staatssecretaris en van haar collega's uit andere landen ligt het voorstel nog steeds op tafel. We worden graag bijgepraat. Is de Staatssecretaris inmiddels bereid om aan te dringen op intrekking van dit voorstel?

De voorzitter: Ik kijk even naar de Staatssecretaris om te zien of zij behoefte heeft aan een schorsing. Dat is het geval. We schorsen voor vijf minuten.

De vergadering wordt geschorst van 11.38 uur tot 11.42 uur.

De voorzitter: Voordat ik het woord geef aan de Staatssecretaris, wil ik haar eerst nog welkom heten. Dat was ik helemaal vergeten; ik had het idee dat ik u al eerder had gezien vandaag. Ik neem aan dat u, zoals gebruikelijk, een aantal blokjes hebt. De leden hebben ieder twee interrupties. Ze mogen aan het einde van een blokje interrumperen. Ik wil de leden alvast danken voor hun bescheiden inbreng in eerste termijn.

Staatssecretaris Dijksma: Of dat nu heel bescheiden was, valt nog te bezien.

De voorzitter: Qua aantal.

Staatssecretaris Dijksma: Dat klopt.

Voorzitter. Ik zal beginnen met het aantal blokjes. Dat is ook bescheiden, het zijn er drie: het GLB, de visserij en overig. Dat laatste blok bevat een heleboel onderwerpen.

Ik begin bij de biologische richtlijn. Bijna iedereen heeft gevraagd: hoe staat het ervoor? Onder anderen de heer Geurts vroeg: kun je geen streep in het zand trekken en zeggen «we werken niet meer mee; this is it»? De streep heb ik al tijdens de vorige Landbouwraad getrokken en ook tijdens de BioVak. In een zaal vol biologische boeren heb ik de Commissie opgeroepen om met een nieuw voorstel te komen. Ik heb dat herhaald tijdens de Landbouwraad. Vervolgens ga je je vrienden tellen. Dat hoort erbij, want als je zo'n voorstel wilt doorzetten, heb je daar wel een zekere massa voor nodig in de Raad. Daar ligt het wat ingewikkelder. Zoals een aantal leden zei, is er druk van zowel de voorzitter van de Raad als de Commissie om toch voor de zomer tot een akkoord te komen. Mijn houding, die identiek aan de uwe is, is: beter geen akkoord dan een slecht akkoord. Dat is gewoon de baseline van waaruit wij opereren, maar dat betekent desalniettemin dat wij wel mee willen blijven onderhandelen.

Dan kom ik uit bij wat de heer Smaling zegt: als er een voorstel onze kant op komt dat op wezenlijke punten veranderd is ten opzichte van wat er eerder lag, dan moet je op een gegeven moment je knopen tellen. Wil je je daartegen nog blijven verzetten omwille van het verzet, of heb je inhoudelijk dusdanig je gelijk gehaald dat het nu een voorstel is waarmee je goed uit de voeten kunt? In de vorige Raad heeft de Commissaris aangegeven dat Nederland tegemoetgekomen zal worden. Samen met een aantal collega's heb ik ook schriftelijk voorstellen gedaan. U kent die. Ze komen overeen met een aantal dingen die de heer Smaling als voorbeeld gaf. Denk aan bedrijven met een parallelle bedrijfsvoering of de importkwestie van derde landen. Ik heb nog geen compromisvoorstel gezien, maar ik mag u wel verklappen dat ik een afspraak heb met de Commissaris om tijdens de komende Landbouwraad in Luxemburg hierover informeel te spreken op maandag. De druk die ik kan uitoefenen op de Commissie en op het voorzitterschap, is dus groot. Daarbij zet ik bij wijze van spreken alle middelen in die geoorloofd zijn. Daar hoort ook bij dat er een moment kan komen dat Nederland niet mee wil doen, dus nee zegt. Sterven in schoonheid – zo heet dat bij mij thuis – is in dit dossier echter niet de meest ideale optie. Je wilt er immers het beste uitslepen. Zolang ik de ruimte houd om mee te onderhandelen en er mijn stempel op te drukken, blijf ik wel meepraten. Ik neem aan dat dit ook in uw geest is. Als er een slecht voorstel op tafel ligt, zijn wij gewoon niet voor. Maar dan hebben wij het wel verloren. Dat wil ik ook even zeggen, en ik weet niet wie daar dan blij van wordt. Dat zijn wel de verhoudingen. Zo zit het dus.

Ik heb u even meegenomen in onze strategie. We hebben maximaal druk uitgeoefend. We hebben ook helder gemaakt dat voor ons alle opties denkbaar zijn, ook een geheel nieuw voorstel. Binnen dat raamwerk ben ik bezig om het onze kant op te trekken. Als dat lukt, kan er een moment komen dat ik alsnog instem. Als het echter een slecht voorstel blijft, zijn wij niet akkoord, simpel. Ik heb echter niet een heleboel andere lidstaten naast mij staan die zeggen dat er een nieuw voorstel moet komen. Dan hadden we nu een andere discussie gehad en dat weet de Commissie natuurlijk ook. Maar er is haar veel aan gelegen, denk ik, om Nederland in dit geval aan boord te krijgen. Dat is goed, dat is belangrijk.

Ik kom op de superheffing en het voorstel om deze over meerdere jaren te laten betalen. Meerdere leden hebben hierover opmerkingen gemaakt. Naar ik meen de heer De Liefde vroeg: waarom niet voorgestemd? Het voorstel leidt tot zeer hoge uitvoeringslasten. Het gaat dan echt om tonnen. Stel dat de Commissie zegt «we zetten het door», dan zal Nederland dat uiteraard in overweging nemen. Ik heb alleen niet het idee dat dit een voorstel was waarmee we iedereen blij zouden maken. Waarom niet? Omdat een en ander natuurlijk bedoeld is om te voorkomen dat we nog gaan sleutelen aan de vetcorrectiefactor. Je krijgt dus wel een cadeau met misschien een mooie verpakking eromheen, maar als je het uitpakt, is het redelijk leeg. Daarom heb ik niet voorgestemd. Dit was namelijk niet het cadeau waarvan ik dacht dat ik ermee terug zou willen komen bij de Kamer. Soms zijn dat je overwegingen, omdat je liever iets anders wilt. Ik had het idee: ik geloof niet dat we ons hiermee moeten laten afschepen, om het zo te zeggen. Als het eenmaal een feit is, moeten we het uiteraard in overweging nemen, ook vanwege een gelijk speelveld, zeker. Maar het bedrijfsleven zal dan zelf ook een deel van de uitvoeringslasten op zich moeten nemen en ik heb niet de indruk dat men van plan is om dat te gaan doen. Dat moeten we er wel bij zeggen. Het kost bij wijze van spreken bijna meer dan het oplevert. Ik vind het niet het beste voorstel dat ooit is voortgekomen uit de Commissie. Het is vooral bedoeld om een klein kluifje de arena in te gooien, met het idee «nou, dan is iedereen weer rustig». Maar dit is niet het kluifje dat wij willen. U hebt mij bovendien ook niet gevraagd om dit binnen te halen. Ik moest iets anders binnenhalen, toch? Daar was ik nog steeds mee bezig.

Mijn volgende punt betreft de gecombineerde opgave. Dat is inderdaad een complexer en ander verhaal dan we misschien ook wel hadden gehoopt. Ja, het nieuwe beleid moet simpeler zijn. We hebben ook niet voor niets – dat heeft volgens mij uw volledige instemming gekregen – heel veel voorstellen naar Commissaris Hogan gestuurd om dit voor elkaar te krijgen. Nederland heeft hieraan een mooie bijdrage geleverd, met dank ook aan de boeren zelf die via internet suggesties hebben gedaan. Het systeem is inderdaad niet alleen nieuw, maar ook complexer en anders. Ik vind dat je hierover open moet zijn. Je moet dat niet wegpoetsen, want dan hebben mensen helemaal het gevoel «ze snappen het niet». Dit heeft ook uitgebreid in de brieven van 30 maart en 10 april gestaan. Het probleem is dat die gecombineerde opgave «verantwoordelijkheid neemt» voor het kunnen uitbetalen van de directe betalingen en een aantal andere subsidies uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid, bijvoorbeeld de opgave gebruik gewaspercelen op grond van het uitvoeringsbesluit meststoffen en de opgave landbouwstatistieken waarmee Nederland aan verschillende Europese rapportageverplichtingen moet voldoen; let even op het woordje «moet». Dit jaar vragen we inderdaad – die discussie hebben we eerder gehad in het kader van de stalregistratie – meer informatie. Volgens mij spreken wij hier wellicht nog verder over. Een en ander is van belang voor de PAS. In een eerder debat hebben we hierover ook van gedachten gewisseld met elkaar. Het was een aanbeveling, ook van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet. Die voeren wij vervolgens uit.

In de gecombineerde opgave zit in 2015 subsidie voor de basisbetalingsregeling. Ook de betaling voor de vergroening zit erin, net als de jonge landbouwers en de vrijwillig gekoppelde steun inzake de graasdierhouderij, de zogenaamde graasdierpremie. Een voorwaarde om aan die basisbetalingsregeling mee te kunnen doen, is het aanvragen van nieuwe betalingsrechten door een ondernemer. Dat gebeurt ook in die gecombineerde opgave. Als je het bij elkaar optelt, wordt er inderdaad meer informatie gevraagd, dat is zo. Ik ben daar ook niet altijd even gelukkig mee. We proberen het zo lean-and-mean mogelijk te doen, maar we moeten wel voldoen aan onze subsidieverplichtingen. We hebben immers eerder gezien wat er gebeurt als daarover vraagtekens beginnen te ontstaan: dan gaan we een traject met de Commissie in waar je echt helemaal niet blij van wordt. Dat wil ik onze boeren niet aandoen. Het is inderdaad vervelend. We helpen zo goed en zo kwaad als het kan. We zetten RVO full-fledged in, zoals u hebt kunnen lezen in de brief. De heer De Liefde vraagt of dat voldoende is. We gaan daar op dit moment wel van uit. Als we dit moeten bijsturen, zullen we dat gewoon moeten doen. Ik vind dat dit ook mijn houding moet zijn. Als er ergens een kink in de kabel komt, moeten we er nog meer effort op zetten.

De heer Geurts vroeg om een voorschot. Dat kan na half oktober, maar dan moeten wel alle controles zijn afgerond. En die controles zijn natuurlijk de oorzaak van de latere betaling, dus feitelijk lost zo'n voorstel niks op en kun je beter gewoon direct betalen. Dat is eigenlijk de afweging.

Verder heeft de heer Geurts gevraagd of je 2015 kunt zien als een proefjaar. Ben ik bereid om premies die worden uitbetaald in het kader van de vergroening, niet terug te vragen bij kleine fouten? We hebben gezegd – ik heb dit ook bepleit en dit is uiteindelijk ook onderdeel van het beleid geworden – dat we in het overgangsjaar 2015 niet meteen full-fledged alle sancties gaan toepassen. Het is een opbouw. Maar we moeten ons wel houden aan de regelgeving. Ik kan daarin niet gaan shoppen en zeggen: het ligt er nu wel, maar laten we het nog maar even door de vingers zien. Ik vind dat we oog moeten hebben voor het overgangsjaar, binnen de bestaande regelgeving. We kunnen mensen zo veel mogelijk helpen, ook om te voorkomen dat er fouten worden gemaakt. Maar als er evident fouten worden gemaakt, moeten we wel acteren.

Het punt van de landschapselementen is een debat dat we bij de vaststelling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid al uitgebreid hebben gevoerd. Ik snap wel dat er druk blijft, maar we zijn wel degelijk tot conclusies gekomen. Ik wil niet nu al met aanpassingen komen. Ik wil eerst ervaringen opdoen met de huidige invulling. Het is heel complex, die landschapselementen, juist ook administratief. Dat is uiteindelijk de belangrijkste reden geweest waarom we hebben gekozen voor een voorzichtig groeimodel. Het is echt niet te doen om het allemaal te gaan intekenen en opvragen. U hebt mij terecht gevraagd of die gecombineerde opgave niet wat pittig is, maar ik kan u verzekeren dat mijn collega's in andere landen die een politiek compromis hebben gesloten – dit was een onderwerp waarover alle organisaties, van boeren tot natuurclubs, het in alle landen eens waren, ook in Nederland – te maken hebben met enorme uitvoeringsproblemen. Politiek gezien heb je een quick win als je zegt: weet je wat, we zetten hem er gewoon op; wat kan ons het schelen? Maar als je het moet gaan uitvoeren, krijg je daar ontzettend veel spijt van, omdat het gewoon niet te doen is. Daarom hebben we ook gezegd: laten we in Nederland voor een iets andere aanpak kiezen. Laten we dat even vasthouden, zou mijn oproep zijn.

Mevrouw Ouwehand heeft gevraagd naar de mengsels en de deadline. Ik weet nog niet wat de effecten zijn. Dat moet ik nog even afwachten. In het verslag van de Raad kunnen we u hierover informeren. Immers, wat wij nu nog niet zien, kan ik ook niet opschrijven.

Ik kom op de vraag van de heer Geurts of voor een groep agrariërs de regeling met betrekking tot de tijdelijke gronden kan worden aangepast. Er kunnen ook private afspraken tussen huurders en verhuurders worden gemaakt over de vraag wie de betalingsrechten krijgt. Dat kan nu al geregeld worden. Je kunt dat onderling met elkaar afspreken.

Last but not least in dit blokje de vraag over de landbouwfondsen en de reactie. De middelen liggen tot 2020 vast. Dat hebben we net gedaan. Er is nog geen nieuwe discussie gaande over een nieuwe hervorming van het GLB.

Ik ben gekomen aan het einde van dit blok.

De heer Smaling (SP): Dank voor de beantwoording. De Staatssecretaris weet zich goed te bewegen in het Brusselse, dus ik heb er alle vertrouwen in. Ze zei: er komt een moment dat je je vrienden gaat tellen. Betekent dit ook dat de anderen je vijanden zijn? Ik kan me voorstellen dat een hoop landen hier wat indifferent in zitten. Denk aan Oost-Europese landen die nog half aan het decollectiviseren zijn en denken: het zal mijn tijd wel duren. Is er geen manier om die landen toch naar je toe te trekken?

Staatssecretaris Dijksma: Ik denk niet dat er sprake is van vijanden. Bij vrienden gaat het om de vraag of je de meest verregaande stap durft te zetten, namelijk het voorstel naar de prullenbak verwijzen. Ik merkte dat ik daarin betrekkelijk alleen stond. Mijn Oostenrijkse vriend wilde het nog wel steunen, maar veel verder kwam ik niet. Dat neemt niet weg dat inhoudelijk vanuit veel lidstaten hetzelfde type kritiek doorklinkt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Oost-Europese landen die in de Visegrad verenigd zijn. Zij hebben een bijdrage geleverd die voor een belangrijk deel overeenkomt met onze kritiek. Ik ben dan ook niet zo pessimistisch over de einduitkomst. Ik zie dat heel veel lidstaten, veel meer dan je zou denken, toch grote moeite hebben met het voorliggende voorstel. Ze zijn alleen tactisch niet allemaal bereid om even ver te gaan met het trekken van een streep in het zand. Dat heeft soms te maken met diplomatie, soms met de inzet op andere dossiers waarop men misschien iets wil van de Commissie en daardoor denkt: laten we maar niet zo hard van leer trekken. Nederland is een van de felste criticasters, niet alleen op de inhoud, maar ook op het proces. Ik wil best heel fel zijn, maar ik wil het uiteindelijk inhoudelijk wel voor elkaar krijgen. Dat is mijn punt. Daartussen moet ik mij bewegen. Dat betekent dat je soms heel hard zegt: dit in ieder geval niet, anders doen we niet mee. Maar als het weer de goede kant oprolt, wil ik wel graag aan tafel zitten om even mee te helpen duwen, zodat de bal in het goede malletje terechtkomt. Zo opereer ik. Dat is af en toe natuurlijk wat hybride, dat begrijp ik ook wel. Ik weet heel goed wat u vindt. Als ik op een gegeven moment denk «hier kan ik mee thuiskomen», moet dat voor een belangrijk deel aan uw verwachtingen voldoen, hoop ik. Als dat niet zo is, kan ik wel zeggen dat wij tegen hebben gestemd, maar dan hebben wij voor onze biologische sector gewoon te weinig bereikt. Ik hoop dat het zover niet komt en ik zal er ook alles aan doen om dat te voorkomen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): We hebben inderdaad de discussie met de Staatssecretaris al gehad. Het is een van de weinige dossiers waarop we Kamerbreed heel kritisch zijn, samen met de Staatssecretaris. Ik zie ook dat de Staatssecretaris alle mogelijkheden benut om voor elkaar te krijgen wat we met zijn allen willen; veel dank daarvoor. De discussie ging over «zien we het goed dat je beter kunt vragen om intrekking van het voorstel, of is de route van de Staatssecretaris effectiever?» Ik wil de Staatssecretaris het vertrouwen geven. Ik zie dat zij er zelf ook in gelooft dat het anders moet. Ik vind het wel een enorme domper om te horen dat zo weinig lidstaten aan haar zijde staan. Wel kritiek hebben, maar niet bereid zijn om even door te pakken. Het zou echt verschrikkelijk zijn als dit de reden was dat het er toch door komt.

De voorzitter: Wat is uw vraag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik maak me grote zorgen over het voorstel. Kan de Staatssecretaris in ieder geval komen met een uitgebreide appreciatie van de voorstellen zoals opgenomen in de geannoteerde agenda voor de volgende Landbouw- en Visserijraad? Zet «m op, zou ik zeggen!

Staatssecretaris Dijksma: Ja, en dank.

De heer Geurts (CDA): De Staatssecretaris is heel kort en heel direct in haar beantwoording. Eigenlijk proef ik daarin een beetje «best wel interessante voorstellen, mijnheer Geurts, maar ik doe het op dit moment niet». Maar over de proefballon van Plasterk wordt gezegd: het geld zit voor zeven jaar vast. Neemt de Staatssecretaris afstand van de plannen van Plasterk of niet? Het gaat wel ergens over. De onderhandelingen over de Europese landbouwfondsen zijn alweer gestart en wat is de inzet van het kabinet: ze behouden, niet behouden, of behouden en naar de stad sturen? Wat gaat het kabinet doen?

Staatssecretaris Dijksma: Ik was niet van plan om naar aanleiding van een interview – dat is overigens heel genuanceerd als je de tekst verder leest – met een hele kabinetsinzet te komen. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap krijgen we volgens mij de opmaat naar de evaluatie. Dat is ook het moment waarop we onze vervolginzet bepalen. Ik wilde maar gewoon dat moment uitkiezen om u namens het kabinet te vertellen wat precies onze inzet is. Ik wilde u alleen maar geruststellen – als service van de zaak, zou je kunnen zeggen – door te zeggen dat in ieder geval tot 2020 de middelen gewoon vastliggen. Ik dacht dat u daar wel blij mee zou zijn. Maar ik heb me blijkbaar vergist.

De heer Geurts (CDA): Uiteraard wist ik dat die gelden vastliggen. Gelukkig maar, zo moeten we samen maar concluderen. Alleen word ik er toch een beetje kriebelig van dat de Staatssecretaris geen afstand neemt van de opvatting dat landbouwgelden gewoon naar de stad zouden kunnen. Daar zijn ze niet voor bedoeld. We hebben cohesiefondsen, waar miljoenen in zitten. Waarom denkt het kabinet daar niet aan? Ik vraag me serieus af wat het kabinet van deze proefballon vindt. Ik wil echt een reactie daarop van het kabinet. En anders vind ik wel een andere plek om dit aan de orde te stellen.

Staatssecretaris Dijksma: Als ik de heer Geurts was, zou ik die kriebels voor een betere dag bewaren. Die zijn echt helemaal nergens voor nodig, echt niet. Ik zou gewoon rustig even afwachten. Er komt vanzelf een moment waarop we deze discussie met elkaar gaan voeren. Ik neem helemaal nergens afstand van, want er ligt nu niet iets voor waarvan ik afstand kan nemen. Dat is het punt. Op een gegeven moment formuleren we met elkaar wat onze inzet is voor de nieuwe periode. Als die inzet voorligt, kan de Kamer daarover met mij de discussie voeren. Ik zal proberen om een heel mooi voorstel te maken, een voorstel waarvan alle leden zullen denken: goh, wat is dat een goed voorstel. Tot die tijd zijn er nog heel veel andere onderwerpen waarover we, gelet op de actualiteit, met elkaar van mening kunnen verschillen of van gedachten kunnen wisselen. Ik laat het hierbij.

De voorzitter: Mevrouw Dikkers, u had nog een vraag.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik had dezelfde vraag als de heer Smaling.

De voorzitter: Dan zal ik die niet als vraag noteren. Dan houdt u nog een vraag tegoed. Dat is handig.

We gaan naar het tweede blokje: visserij.

Staatssecretaris Dijksma: De vraag van mevrouw Dikkers was hoe de onderhandelingen met Groenland ervoor staan. Het huidige protocol loopt tot eind 2015. Op 20 maart jl. hebben Groenland en de Europese Unie overeenstemming bereikt over een nieuw protocol, dat tot 2020 loopt. De inzet van Nederland was erop gericht om het echt meer te verduurzamen door te kijken naar vangstmogelijkheden op basis van de wetenschap. Volgens mij zijn we daar wel tevreden over. Dat is onze appreciatie, om het maar even zo te zeggen.

De heer Smaling had een vraag over het Europees Visserijfonds. Hij heeft een relatie gelegd met de motie-Polderman en de investeringsmogelijkheden. Ook dit onderdeel van het fonds richt zich op de verduurzaming. Juist voor innovatieve technieken kan een investering nodig zijn. De verduurzaming is dan een randvoorwaarde. Volgens mij zit dat dus wel goed in elkaar.

De heer De Liefde vroeg hoe het ervoor staat met de aanlandplicht. Nederland is in twee regionale groepen actief. De onderhandelingen zijn nu in volle gang. Het lijkt er op dit moment op, al is het echt ook nog wel een beetje fluïde, dat Nederland een aantal belangrijke punten kan binnenhalen die ook ruimte voor de sector bieden. Ik noem als voorbeeld de mogelijkheid dat schol in de tongvisserij pas in 2018 aangeland hoeft te worden. Samen met de sector zijn we nu bezig met een stappenplan. We hopen dat we daarmee niet alleen onze collega's en de buurlanden kunnen overtuigen, maar ook de Commissie. Als we dat voor elkaar krijgen, zijn we overigens ook wel weer uniek. Je creëert ruimte, maar je zet ook weer een stap. Daarmee zijn we nu aan de slag.

Mevrouw Dikkers vroeg hoe het zit met onze inzet in het Europees Visserijfonds en hoe die zich verhoudt tot de inzet van andere lidstaten. Ze wil het debat hierover op een ander moment voeren, waarvoor dank. Ik zal een overzicht van de Nederlandse inzet sturen en daarbij ook aangeven welke informatie beschikbaar is, wat we weten over hoe andere landen het doen. Dat is echter geen informatie die zomaar centraal toegankelijk is, dus we moeten maar bezien hoever we daarmee kunnen komen.

Gevraagd is wanneer de controle op illegaal gevangen vis is afgelopen. Hoe loopt dat hele verhaal? Ik zal de Kamer voor het AO Visserij dat wordt ingepland, daarover informeren.

De heer De Liefde vroeg hoe het precies zit met het EFMZV-programma. Is dat niet wat vaag? Gaat het allemaal wel goed voordat de regeling opengaat? Ik zal op heel korte termijn een samenvatting naar de Kamer sturen, waarin ook het operationeel plan zit. Dat biedt, denk ik, meer handelingsperspectief. We zullen dan ook ingaan op de doelen per regeling die we willen openstellen. Dan wordt het dus snel concreter.

Hiermee kom ik aan het einde van dit blok.

De voorzitter: Ik kijk rond. Zijn er vragen over de blokje? Dat is niet het geval. Dan gaan we naar het beruchte onderdeel «overig».

Staatssecretaris Dijksma: Dat is altijd rijp en groen door elkaar.

Ik kom allereerst op Pro Dromi. Gevraagd is hoe wij dit kunnen steunen en of dit niet een gangbare standaard in de Europese Unie moet worden. Al eerder zijn we vanuit het ministerie betrokken geweest bij het hele ontwikkelverhaal. Op zichzelf juichen we die kraamhokken toe. Ik ga niet deze week maar volgende week naar Denemarken, naar een internationale conferentie over het welzijn van varkens. Dat doe ik op uitnodiging van mijn Deense collega. Mijn Duitse collega is daar ook bij. Dat zijn, zeg maar, de vrienden van de welzijnsconferentie. Ik wil daar best dit systeem als voorbeeld aan de orde stellen. Dat lijkt me goed. Maar, zoals mevrouw Dikkers terecht al aangaf, het zou wel onderdeel moeten zijn van het verdienmodel. Zodra je iets tot standaard verheft, vervalt feitelijk de prikkel om het onderdeel van je verdienmodel te maken. Mijn voorstel is dus om dit niet nu tot dé norm te verheffen. Er zijn misschien ook nog andere innovaties waaraan je een plek zou willen gunnen. Daar moet je geen rem op zetten door één systeem heilig te verklaren, waardoor je alle innovatie op dit onderwerp stopt. Ik wil dus van harte een goed woordje doen voor dit soort type innovaties, maar het is wel wijs om ervoor te zorgen dat het ook iets is wat zich gaat uitbetalen. Zeker de varkenshouderij staat zwaar onder druk. Als je elke verbetering die men in de bedrijfsvoering doorvoert, als het ware uiteindelijk voor rekening van de boer laat komen, dan is dat geen goede ontwikkeling. Volgens mij staat dat het recept voor een duurzame varkensvleeshouderij een beetje in de weg. Dan krijg je de verkeerde spiraal. Dat is mijn afweging op dit punt.

De heer Smaling vroeg of het verslag van de timber-verordening naar de Kamer kan worden gestuurd. Uiteraard. Mevrouw Ouwehand vroeg dat volgens mij ook. Dat doen we gewoon.

De heer Smaling zei dat het heel belangrijk is dat we het belang van de bossen voor de wereld scherp op ons netvlies hebben. Mevrouw Ouwehand sprak daar ook over. Het gebruiken van bomen voor palmolie en het planten van sojastruiken schuurt daar soms mee. Ja, dat is zo. Nederland zet zich actief in tegen onnodige ontbossing. We hebben bijvoorbeeld in EU-verband heel sterk ingezet op adequate handhaving op het punt van illegale import. Dat is een heel belangrijk punt. We doen dat ook via het «vlechttraject». Verder zijn we samen met de keten bezig om op verdere verduurzaming in te zetten. Nederland doet dat op een aantal terreinen, waaronder palmolie, soja en thee. Dat is soms een proces van vallen en opstaan. We hebben er in de keten soms ook heel spannende gesprekken over. De druk is er echter, en die voel ik net zoals de commissie die voelt. Dit is heel belangrijk. Dat geldt ook, zo zeg ik tegen mevrouw Ouwehand, voor onze eigen wijze van produceren. Daar moeten we niet stil over zijn. We moeten gewoon gaan handelen.

Ik kom op de Natura 2000-refit. Die komt er inderdaad. Dat is ook heel goed. Daarover hebben we helemaal geen verschil van mening. Ik denk dat er heel veel winst te boeken is met een leaner and meaner systeem. Bij het Grevelingenmeer is dat bij uitstek het geval. Daarbij werken Minister Schultz en ik samen om de verzilting tot stand te brengen. Dat mag eigenlijk strikt genomen niet volgens de Habitatrichtlijn, want – ik zeg het nu expres even heel plat – er is in de afgelopen decennia één mooi bloemetje gekomen en dat zouden we dan als soort verliezen. Maar de grote natuurwinst van het terugbrengen naar de oude staat, met getijden en al, is natuurlijk de echte winst. Dat is een mooi voorbeeld van hoe je op een positieve manier toch veel meer ruimte kunt creëren binnen de Natura 2000-regelgeving. We hebben daar eerder ook afspraken over gemaakt. Ik dacht – ik check dit even bij mijn ambtenaren – dat we ergens voor het meireces of ergens voor het zomerreces onze inzet zouden geven. Ik zie dat niemand het nu even weet, maar het is een van die twee. Ik vraag dat nog even na. De heer De Liefde zegt dat er al heel lang gesprekken gaande zijn. Er zijn technische vragen gesteld en we zitten nu nog in de fase van het opstarten van de inhoudelijke gesprekken over waar iedereen staat. Zoals iedereen weet, ben ik met de voorganger van de huidige Eurocommissaris voor Milieu in gesprek geweest over de wens van Nederland om tijdens zijn voorzitterschap een conferentie over dit onderwerp te organiseren. Dat soort dingen hebben we allemaal gedaan. Uiteraard gaan we samen met de Kamer bepalen wat onze inhoudelijke inzet zal zijn. Dat wordt vast een heel spannend en mooi debat. Ik heb dus niet ergens allemaal kaarten omgekeerd op tafel liggen die ik niet wil tonen. Ik ben nu gewoon bezig met het zelf formuleren van wat onze inzet moet zijn. Als we daarmee klaar zijn, dan krijgt de Kamer die inzet en gaat zij met mij bepalen of die goed genoeg is. Zo stel ik het me voor. Ah, ik krijg nu ingefluisterd dat het voor het meireces is. Dat dacht ik al. Ik zeg tegen de heer De Liefde: dat is nog maar een paar weken, dat gaat heel snel. Dat moet dus goed komen.

Mevrouw Ouwehand vroeg aan mij om het Nederlandse verslag over duurzaam hout naar de Kamer te sturen. Dat zal ik doen.

Het is, denk ik, goed om het even over agorabont te hebben. Ik heb het de afgelopen keer in de Landbouwraad aangekaart en toen van mijn hart geen moordkuil gemaakt. Dat heeft volgens mij heus wel indruk gemaakt. Het is echter niet zo, zoals mevrouw Dikkers suggereert, dat we eenzijdig een soort importverbod in WTO-verband kunnen regelen. Om te beginnen is er gewoon al Europese consensus nodig om op zo'n onderwerp met elkaar te acteren. Het bereiken daarvan is al niet eenvoudig. Dat is een feit. Morgen ben ik bij de ARD, Das Erste/Erstes Deutsches Fernsehen, om daar het Nederlandse standpunt te vertellen. Ik ben dus echt wel bezig, zelfs behoorlijk activistisch, met het op de agenda zetten van dit onderwerp, ook buiten Nederland. Er waren ook heel veel lidstaten die Nederland steunden toen ik dit onderwerp de afgelopen keer op de agenda zette. Die lidstaten hebben gezegd dat we niet alleen in Europees verband hierover moeten spreken. Dat vind ik heel goed. De Commissaris heeft al gezegd: ja, dat moeten we doen, we gaan dat samen verder verkennen. Die lidstaten willen ondertussen, zoals ook wij gedaan hebben, met de kledingbranche om tafel om te vragen wat die alvast kan doen. Ik duid het dus heel anders en gebruik een heel andere toon dan mevrouw Dikkers. Ik denk dat wat we nu aan het doen zijn het maximaal haalbare is. We doen dat met veel lawaai, en met mediaoptredens in andere landen om mee te helpen het maatschappelijk draagvlak nog verder te vergroten. Ik zal dus in mijn beste Duits gaan vertellen waarom dit onderwerp op de agenda behoort te staan en waarom we een einde moeten maken aan het martelen van de dieren die hiervoor misbruikt worden. Zo staan we erin. We zullen dat echter wel met een gezamenlijk EU-standpunt moeten doen. Een beetje in je eentje roepen dat iets moet, is mooi maar je schiet er geen snars mee op, zo denk ik dan. Dat is de inzet. Ik hoop dat de Kamer zich daarin herkent.

De heer De Liefde zei ten aanzien van de plantenziekte waarvan ik de naam niet zal uitspreken: blijven jullie wel bepleiten dat er geen gesloten systeem komt? Ja, zeker. We zullen dat heel hard doen. We zien echter precies het door hem geconstateerde fenomeen dat er landen zijn die dit aangrijpen om als het ware toch meer hun eigen markten te beschermen. Dat zou voor Nederland heel slecht zijn. Volgens mij zitten we hier dus exact hetzelfde in. We zullen ons op dat punt niet laten vermurwen.

Dan de ggo's en de wijzigingen. Het lastige is, zo zeg ik tegen mevrouw Ouwehand, dat het in twee departementen zit maar ook in meerdere Raden. Ik krijg er zelf niet altijd de vinger achter, omdat ik niet in de Milieuraad zit. Ik begrijp de zorg van mevrouw Ouwehand daarover. Ik zal met mijn collega van I en M overleggen. We moeten ook gaan nadenken over hoe we nog meer stroomlijning in dit dossier krijgen. Voor de Kamer is dit ook lastig, want die moet op dit dossier van de ene naar de andere bewindspersoon fietsen. Dat is niet altijd makkelijk. Ik heb absoluut groot belang bij de gewassen. Het zijn ook mijn mensen die daarmee bezig zijn. Tegelijkertijd zit de hele toelatingsdiscussie elders. Ik ken het voorstel nog niet. Ik heb dat nog niet gekregen. Daarom kan ik de Kamer nu geen appreciatie geven. Ik denk wel dat we er wijs aan doen om met elkaar gewoon eens even na te denken over hoe we het zo kunnen organiseren dat de discussie voor de Kamer op een wat eenduidiger manier kan worden gevoerd, minimaal met het kabinet. Dat moeten we gewoon even doen. Verder dan dit kom ik echter even niet, vandaag.

De heer Smaling vroeg om een update op het terrein van het kwekersrecht. Hij vroeg: hoe staat het ervoor? Dat lijkt me heel goed. We zijn daar achter de schermen al mee aan de slag. Die update komt dus binnenkort naar de Kamer.

Over glyfosaat stuurt Staatssecretaris Mansveld een brief, want dat onderwerp zit echt bij I en M. We hebben binnenkort ook een discussie met elkaar over verschillende onderwerpen.

En dan last but nog least de neonics, de neonicotinoïden. Dat is trouwens ook weer zo'n woord waarbij je op een gegeven moment schrikt als je dat goed kunt uitspreken. Het nieuwste onderzoek van de academie van wetenschappen op Europees niveau is voor mij inderdaad aanleiding geweest om een paar dingen te doen. Ik heb om te beginnen opnieuw aan het CTBG gevraagd of dit niet aanleiding geeft tot een herbeoordeling van de toelating. Daarnaast heb ik Commissaris Andriukaitis een brief gestuurd waarin ik vroeg: betekent dit niet dat jullie sneller dan jullie van plan waren tot een herbeoordeling moeten komen? En dat geldt dan ook voor imidacloprid, het middel waarover we al eerder met de Europese Commissie een discussie hadden, waarbij zij toen zei: dat komt nog. Ik denk dat dit onderzoek aanleiding moet zijn om die zaak toch in een versnelling te brengen. Ik heb alle lidstaten, alle collega-ministers een afschrift van die brief gestuurd – ik denk dat het goed is om dit te zeggen – zodat alle ministers in de Raad weten welk initiatief Nederland richting de Commissie heeft ontwikkeld. Ik spreek komende maandag natuurlijk nog met de Commissarissen. Afhankelijk van hun reactie beoordeel ik of ik het ook nog apart ga agenderen op een volgende Landbouwraad. Ik ben daar zeker toe bereid, zo zeg ik tegen de heer Smaling. Ik heb ook overwogen om dat meteen al te doen, maar dacht: laat ik eerst een brief aan de Commissie en aan alle lidstaten sturen, zodat iedereen het weet, en als ik het gevoel heb dat het nodig is, agendeer ik het ook nog als een «any other business»-punt. Dat is dan misschien niet in april, maar in mei. Dan kunnen we het er in de Raad over hebben. Ik verwacht en hoop eigenlijk dat de Commissaris nu zelf het initiatief neemt om dit debat op de agenda te zetten. Eigenlijk wil ik dus nog even de mogelijkheid creëren voor de Commissie om hierop te acteren. Dat lijkt mij het meest wijs.

De heer Geurts (CDA): Ik heb een vraag om verduidelijking. Op dit moment inventariseert de Europese Commissie de mogelijke versimpeling van het Europees landbouwbeleid, of nee, pardon, van het Europees natuurbeleid; waar het hart vol van is, stroomt de mond van over. Heeft de Staatssecretaris in Nederland al knellende voorbeelden geïnventariseerd bij gemeenten en provincies?

Staatssecretaris Dijksma: We kennen natuurlijk vanwege onze contacten uit het verleden wel een aantal knellende voorbeelden. We zijn sowieso bezig met het formuleren van een inzet en zullen dat gesprek overigens ook verder nog voeren. We hebben nu een eerste lijst met technische vragen beantwoord, waarin een aantal van dat soort dingen ook naar voren komt. Ik noemde net zelf het voorbeeld van het Grevelingenmeer om u helder te maken dat de regelgeving soms in de weg staat aan wat eigenlijk de bedoeling is van bijvoorbeeld de Habitatrichtlijn. Dat type voorbeelden verzamelen we. Dat zullen we ook blijven doen. We staan er ook open voor – dat is misschien ook wel belangrijk als houding – om dat van mensen te horen.

De heer Geurts (CDA): Ik begreep dat halverwege deze maand, op driekwart van deze maand bij de Europese Commissie knellende voorbeelden binnen zouden moeten komen uit de lidstaten. Ik vraag dus nogmaals: worden die vanuit Nederland aangeleverd? Zo ja, krijgen we daar dan een afschrift van?

Staatssecretaris Dijksma: Dat lijkt me prima, Dan kan ik dat ook meenemen in de inzetbrief, die toch al voor het meireces naar u toekomt. Uiteraard hebben we die lijst consciëntieus ingevuld. Dat doen we dus ook. We hebben echt een aardig aantal voorbeelden, zo kan ik u melden, ook van dingen waarvan ik in de praktijk zelf heb gezien dat ze soms heel lastig zijn. Uiteraard willen we daar graag ruimte voor.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik begrijp de Staatssecretaris als ze zegt dat het dossier met die gentechgewassen ook bij I en M ligt. Ik vraag haar daarom om een schriftelijke appreciatie van de laatste ontwikkelingen aan de Kamer toe te sturen. Ik vraag om daarbij wel extra nadruk te leggen op de zeventien gewassen die, als we pech hebben, vandaag worden toegelaten: gewassen die resistent zijn of die zelf gif produceren. Is dat voor het kabinet geen aanleiding om zijn beginselpositie ten aanzien van dit soort gewassen te veranderen, dus dat Nederland daar «standaard tegen» is in plaats van «standaard voor als de beoordeling maar in orde is»? Ik krijg graag die toezegging. Verder heeft de Kamer een werkbezoek in voorbereiding naar onder andere de EFSA. We gaan het daar straks eventjes over hebben. Als de Staatssecretaris zegt «Jullie moeten hier eventjes aandacht voor vragen», dan zijn we zeer bereid om dat te doen vanuit de wens om een versnelling van een Europees verbod op die landbouwgiffen voor elkaar te krijgen.

Staatssecretaris Dijksma: Volgens mij moet ik niet uw werk gaan doen. U kunt dat veel beter dan ik.

Over het eerste punt zijn twee dingen te zeggen. Ja, we zullen schriftelijk een en ander toesturen. Dat lijkt me volkomen fair. Verder wordt tussen neus en lippen door gezegd: als de EFSA iets beoordeelt, dan is dat niet per se belangrijk. Althans, zo voel ik het een beetje. Ik denk daar echter wel een slag genuanceerder over, en dan druk ik me nog voorzichtig uit. Zij beoordelen namelijk juist op de aspecten die mevrouw Ouwehand net noemde, namelijk wat het betekent voor het milieu en wat het betekent voor de veiligheid. Daarnaast kun je nog een maatschappelijke opvatting hebben over de vraag of je desalniettemin vindt dat iets wel of niet moet worden toegelaten. Het is echter niet zo dat de EFSA niet toetst op gevolgen voor bijvoorbeeld ecologie of gezondheid. Dat moet hier wel worden vastgesteld.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Nu gaat de Staatssecretaris net iets te ver in haar interpretatie van hoe ik het heb bedoeld. De positie van het kabinet is tot nu toe: als de EFSA de beoordeling heeft gedaan en als daaruit niet is te zien of het nadelen zou hebben, dan zijn we in beginsel voor. Je kunt daarin echter ook een andere positie kiezen. Ik vraag het kabinet om daar eens over na te denken. Het blijft namelijk een politieke keuze met de EFSA-beoordelingen in de hand. Ook als je je fundamenteel wat kritisch opstelt, blijft bij iedere toelating nog steeds de vraag: wat doen we dan? Ik zou graag willen dat het een tikkie verschuift ten aanzien van de resistente gewassen en de gewassen die zelf gif produceren.

Staatssecretaris Dijksma: Nogmaals, het lijkt me echt veel beter, ook gelet op de verantwoordelijkheden in dit dossier, om niet nu dit debat op deze wijze met mevrouw Ouwehand te voeren. Zij heeft haar politieke punt luid en duidelijk gemaakt. Dat begrijp ik. Voor ons is het echter van belang om heel precies te blijven in onze reacties. Het is van belang om onderscheid te maken tussen de EFSA-beoordeling en het nationale afwegingskader, waarover we eerder ook al met de Kamer hebben gesproken. En hoe ziet het er dan uit? Het lijkt mij niet goed om in dit debat daarop vooruit te gaan lopen. Mevrouw Ouwehand moet ons dus even de ruimte geven om daarover op een ander moment verstandig met haar te debatteren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ter verduidelijking: mijn vraag was om in de brief terug te komen op dit punt, dus inderdaad niet vandaag. We zouden graag zien hoe het kabinet er al dan niet anders over is gaan denken.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik had inderdaad het verslag van de Staatssecretaris over het agorabont anders gelezen. Ik ben dus blij met het enthousiasme waarmee ze haar inzet toelicht. Ik heb nog wel een vraag over het kraamhok. We hebben gedebatteerd over de vierdageneis voor zeugen. Voor de mensen thuis: dit gaat over het aantal dagen dat een zeug tussen de stangen mag staan. Dat aantal is veranderd onder invloed van Brusselse regelgeving. Dat is een heel lang proces geweest. Helemaal aan het begin van dat proces zei men dat scharrelvarkens niet aan die eis hoefden te voldoen en dat het goed zou zijn om dat als verdienmodel te houden. Dat was aanvankelijk het uitgangspunt. Ik snap dat uitgangspunt, maar voor de lange termijn vind ik dat punt niet meer houdbaar, omdat we de lat voor dierenwelzijn voor alle dieren willen verhogen, niet alleen voor de dieren die het relatieve geluk hebben om geboren te worden in een Pro Dromi-kraamhok. Het gaat me overigens niet per se om dit specifieke concept. Het gaat me om concepten waarbij een zeug eigen gedrag kan vertonen. Ik vind dat we in EU-verband daarnaartoe moeten.

Staatssecretaris Dijksma: Nogmaals, volgens mij moeten we ervoor oppassen dat we niet zover gaan dat we feitelijke systemen, systemen van heel specifieke bedrijven, gaan voorschrijven. Ik vind de vergelijking ook niet terecht. Een vierdageneis gaat namelijk over het moment waarop dieren weer terugkomen in een groep. Dat is echt iets anders dan dat je zegt: we schrijven dit type hok voor. Het zijn twee totaal verschillende dingen. In onze wet- en regelgeving hebben we al heel veel opgenomen over het welzijn van dieren en over de mogelijkheid voor een dier om het bij dat dier behorende natuurlijke gedrag te vertonen. We lopen ver vooruit, ook op de EU. We hebben daarover ook veel discussie gehad, omdat in Nederland na vier dagen de dieren alweer teruggáán. Je moet er dus voor oppassen dat je iets wat een systeem is en niet een waarde, gaat voorschrijven. De sector moet er ook zelf in willen investeren. Als men zegt er geen geld voor te hebben, dan moeten we wel een beetje ervoor uitkijken dat wij die rol gaan overnemen. Dat is het eerste punt. We hebben er eerder al in geïnvesteerd, ook in de gezamenlijke ontwikkeling. Dat moet men nu zelf verder oppakken. Het tweede punt is dat er wel een gelijk speelveld moet zijn op het gebied van het welzijn van dieren. Het niveau daarvan gaat, over een lange termijn gezien, omhoog. Dat bepleiten we ook, ook binnen de Europese Unie. Het gelijke speelveld moet wel het uitgangspunt zijn. Anders prijzen we ons namelijk wel uit de markt, letterlijk. We moeten ervoor oppassen dat dat niet gebeurt. Daar heb ik wel oog voor.

Mevrouw Dikkers (PvdA): De Staatssecretaris maakt een beetje een karikatuur van mijn inbreng. Dat zal niet haar bedoeling zijn. Ik heb net ook gezegd dat het mij niet gaat om het systeem maar dat het mij erom gaat dat zeugen bij hun biggen kunnen. Het gaat mij dus niet specifiek om Pro Dromi. Eerlijk gezegd maakt het me geen ene moer uit. Het gaat mij erom dat we in de EU toe moeten naar het verhogen van die lat. Ik snap echt wel dat we het toekomstperspectief van een zeug die bij haar eigen biggen kan zijn in plaats van tussen stangen gehuisvest te zijn, niet van vandaag op morgen hebben gerealiseerd. Het is een traject dat we moeten inzetten. Ik zou graag zien dat de Staatssecretaris dat traject ondersteunt en daar in de EU aandacht voor vraagt. Dat was alles waar ik om verzocht.

Staatssecretaris Dijksma: Nogmaals, we hebben over twee weken een heel mooi debat met de Duitsers en de Denen en met hun clubs en dierenbeschermingsorganisaties over het welzijn van varkens in brede zin. Daarbij kan elk onderwerp aan de orde komen, dus ook dit. Ik ben zeker van plan om dit onderwerp aan te snijden, al was het maar omdat we in Nederland wat betreft de omgang met varkens en hun biggetjes en de snelheid waarmee ze weer onderdeel van het gewone systeem worden, wel iets hebben waarvan ik hoop dat ook andere landen dat zullen overnemen. Het maakt het voor onze boeren ook aantrekkelijker als dat zou gebeuren. Er is dus heel veel aanleiding om die discussie goed te voeren. Dat gaan we dus ook doen. Er zijn echter ook beperkingen aan wat je op middelenniveau zou moeten willen voorschrijven. Op dat punt was ik wel even precies. Als mevrouw Dikkers zegt dat het niet haar inzet is om per se dít systeem als het ware breed te gaan uitrollen, dan ben ik weer een stuk gerustgesteld. Het is overigens niet zo dat ik het een slecht systeem vind – dat is helemaal niet het geval – maar ik denk dat dit niet helemaal de juiste route is.

De heer De Liefde (VVD): Ik ben blij met de inzet van de Staatssecretaris over open en gesloten importsystemen. Ik heb aan de Staatssecretaris gevraagd of ze bereid is om naast haar lobbywerk in de Raad zich ook actief op te stellen tegenover het Europees parlement en de desbetreffende directoraten bij de Europese Commissie.

Staatssecretaris Dijksma: Zeker. Dat lijkt me heel goed. Ik doe dat ook al. Ik heb al heel vaak en op heel veel onderwerpen contact met het Europees parlement, en dan niet alleen met de Nederlandse parlementariërs. Het lijkt me dus een heel goed idee.

De voorzitter: Ik kijk naar de Kamerleden. De vragen in eerste termijn zijn gesteld. Ik dank de Staatssecretaris voor haar beantwoording. Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. We spreken één minuut spreektijd af, met een flexibele uitloop indien nodig.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording. Heel goed. Ik kijk uit naar de resultaten van de besprekingen in Denemarken over het welzijn van varkens, want voor onze fractie is belangrijk dat hun welzijn omhooggaat. Ik snap heel goed dat de Staatssecretaris zegt dat ze de varkensboeren nu niet met nieuwe eisen wil confronteren. Dat is ook helemaal niet onze inzet. Onze inzet is: op lange termijn moeten die kraamstallen gewoon beter. Ik mag hopen dat de Staatssecretaris dat met mij eens is.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Ik wil een dikke streep zetten onder de woorden van de Staatssecretaris over de biologische sector: beter geen akkoord dan een slecht voorstel. Ik vraag me wel af waar op een gegeven moment de grens ligt. Maar goed, de Staatssecretaris voert de onderhandelingen en niet wij. We wachten het af.

Ik kom nog even terug op de superheffing. De Staatssecretaris had het over hoge uitvoeringskosten: honderdduizenden euro's. Kan ze daar een onderbouwing van geven? Verder geeft de Staatssecretaris aan dat de kosten worden verplaatst naar het bedrijfsleven. Hoe doen andere Europese landen dat?

Ik kom op de vergroeningspremies. Ik snap dat de Staatssecretaris zegt: ik kan niet zomaar buiten Europese regels om handelen. Ik geef haar het volgende mee. De kalversector in Nederland is zwaar getroffen in vergelijking tot die in andere landen. Daar zit nog een hele opgave, ook rondom de vergroening. De premies zijn ook relatief hoog per bedrijf. Ik verwacht daar problemen. Ik hoop dat de Staatssecretaris daar oog voor heeft.

Ik sluit af. Wat betreft Pro Dromi, de officiële naam, had ik dezelfde vraag als mevrouw Dikkers. Ik ben blij dat de Staatssecretaris zegt dit niet in de wet op te nemen. Niemand zal nog willen investeren als dat wel gebeurt. Als de politiek elke keer regelt dat innovatie wet wordt, dan is de innovatie ten einde.

De heer Smaling (SP): Voorzitter. Ik kan goed uit de voeten met de beantwoording door de Staatssecretaris. Bij sommige punten kom je meer met de fundamentele vraag: vind je dat Europa daarover moet gaan of moet je dat nationaal regelen? Dat geldt bijvoorbeeld voor dat bont van die konijnen. Maar goed, die discussie voeren we hier niet. Wat betreft het onderwerp waarover we het nu hebben, vind ik dat de Staatssecretaris haar werk goed en met inzet doet.

Ik heb nog wel een puntje over de biologische landbouw. Als er een nieuwe verordening of een nieuw plan zou komen, leg dan niet de investeringen voor een langere tijd stil. Wat mij betreft zou dat nog een argument zijn om de «nog niet»-vrienden over de streep te trekken.

De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Ik wil nog op één punt nader ingaan: de gecombineerde opgave en de zaken die we in dat verband bespraken. Gelukkig reageerde de Staatssecretaris daar positief op door te stellen dat ze snel wil reageren bij problemen met de uitvoering of met contacten met de RVO. Dus, over onze hoofden heen tegen alle mensen die dergelijke problemen ervaren: meld dat bij het departement of bij de politieke partijen, want dan kan de Staatssecretaris daar snel op reageren.

Er rest mij nog één vraag, die ook wel wat vaker speelt. We houden in Nederland niet bij wat de verandering van Europese wetgeving aan administratieve lasten voor ons betekent. We proberen dat wel bij Nederlandse wetgeving, maar niet bij de Europese. Toch vraag ik de Staatssecretaris of zij een inschatting kan maken van wat er tijdens de nieuwe GLB-periode ten opzichte van de oude GLB-periode vanuit Europa aan extra lasten op ons dak is gekomen. Kan zij ons dat schriftelijk toezenden?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ook van mijn kant dank voor de beantwoording door de Staatssecretaris. Het punt van de verordening inzake de biologische landbouw hebben we al gehad. Ik vraag haar tot slot nog het volgende. De gengewassen zijn inderdaad een gecombineerde verantwoordelijkheid van deze Staatssecretaris en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Kan deze Staatssecretaris iets zeggen over de datum waarop de brief binnenkomt? Ik vraag haar om dat echt een kabinetsbrief te laten zijn. Het moet niet een punt zijn dat ergens in de geannoteerde agenda terugkomt, want anders blijven we heen-en-weer schipperen. Afhankelijk van het moment waarop de brief komt, zal ik eventueel een VAO aanvragen. Dat hoeft niet nu, voor de komende Landbouwraad. Maar de bespreking van de voorstellen die nu door de Europese Commissie worden gedaan en de eventueel op dat punt gewijzigde positie van het kabinet zullen we, als die brief komt, wellicht willen afsluiten met een VAO. Dat wil ik alvast doorgeven.

De voorzitter: Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng in tweede termijn. Mevrouw de Staatssecretaris, gaat uw gang.

Staatssecretaris Dijksma: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Dikkers heeft volgens mij geen directe vraag gesteld, maar wel een opmerking gemaakt over waar zij voor gaat voor de lange termijn. Dat kan ik me heel goed voorstellen. De discussie gaat echter over de weg daarnaartoe. Het is belangrijk dat we juist ook die innovatie ruimte bieden, maar eveneens dat we steeds een stip op de horizon zetten. Dat doen we bijvoorbeeld ook ten aanzien van ingrepen. In de Verklaring van Dalfsen is uitgesproken dat men de staart van het varkentje steeds langer laat, dat men die eraan laat zitten. Dat is een heel mooi voorbeeld van een samenwerking tussen de sector en de Dierenbescherming, die samen zeggen: daar gaan wij voor. Dat is onze stip op de horizon. Dat willen we gaan bereiken. Dat zal nog heel veel aanpassingen op managementniveau vragen. Dan gaan wij niet zeggen hóé het moet. Maar dát men dat gaat doen, vind ik echt heel goed. Dat soort bewegingen zie je dus.

De heer Geurts vroeg waar de grens bij de onderhandelingen ligt. Dat kan ik ook zelf nu niet voorspellen, want ik weet nog niet precies hoe het hele spel eruit gaat zien. Het zal een kwestie zijn van «frappez toujours» en «toeslaan op het moment dat het nodig is». Dat moeten we dus gewoon bekijken. Als er op een heel aantal grote onderwerpen echt problemen gaan ontstaan voor Nederland, dan ligt daar de grens. Dat is tamelijk overzichtelijk. Die onderwerpen zijn ook al heel vaak inhoudelijk langsgekomen. Die delen we ook met elkaar, denk ik.

Gevraagd is hoe andere landen omgaan met die langzamere betaling van de superheffing aan Brussel. En hoe zit het met de kosten? Ik wil dat voor de Kamer navragen. Dat moet ook geen geheim zijn. We zullen bekijken of we daarvan iets in beeld kunnen brengen. Dan zullen we ook in beeld brengen waarom de uitvoeringskosten zo hoog zijn. Het lijkt me fair om dat in het kader van «open governance» met de Kamer te delen. Dat kweekt ongetwijfeld ook wat meer begrip voor onze positie. Dus dank daarvoor.

Ik kom op de vergroeningspremies. We moeten mensen goed helpen om geen fouten te maken. Dat is volgens mij de beste houding. Tegelijkertijd geldt dat de sancties al zijn aangepast: die lopen op. We kunnen nu niet tegen Brussel zeggen: sorry, we hebben er nog eens over nagedacht, maar we doen het toch anders. Dan komen we in de problemen en dan moeten we terugvorderen, met alle ellende van dien. Dat pad wil ik niet opgaan. Daar ligt voor mij wel een grens. Dat pad leidt alleen maar tot verliezers, aan alle kanten.

Ik kom op de opmerkingen van de heer Smaling. Volgens mij is zijn redenering terecht: er moet helderheid komen en er moet ruimte blijven voor het doen van investeringen, ook in de overgang naar een biologische markt. Die overgang is voor Nederland heel kansrijk. Er is een enorm capaciteitsvraagstuk, alleen al over de grens: er is daar in de eigen regio een veel hogere vraag naar biologische producten dan dat men zelf kan produceren. Daar zit voor Nederlandse boeren echt een gat in de markt. Dat willen we graag vullen. Als er in de richtlijnen echter onduidelijkheid blijft over de toekomst van deze sector, dan stokt alles. Dat is voor iedereen een uitstekend argument en ook ik zal dat gebruiken.

Subsidiariteit is een boeiend onderwerp. Daarover heb ik ook wel mijn opvattingen, maar terecht is aangegeven dat dit nu niet hier kan worden uitgediscussieerd. Er moet wel goed naar gekeken worden nu we toch zo in de weer zijn met ons «better regulations»-verhaal. Daar waar Nederland en de overige lidstaten hun eigen zaken kunnen bepalen, moet dat ook de insteek zijn. «Nationaal wat kan, Europees wat moet» zou mijn adagium zijn. Alleen is het grappige bij de landbouw dat we als land waanzinnig veel voordeel hebben van het feit dat we in dat Europese stelsel zitten. Als er één argument is tegen het cynisme dat soms over Europa bestaat, een cynisme dat ik ook nog wel begrijp, dan is het dat met name het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor exportland Nederland enorm veel voordeel, echt gigantisch veel voordeel heeft opgeleverd. Het ligt dus allemaal wat minder zwart-wit dan het soms lijkt. Dat is ook de schoonheid van de discussie.

De heer De Liefde deed een oproep over uitvoeringsproblemen. Hij wordt al een echte activist, merk ik. Ik steun hem in zijn oproep. Ik ben ook een activist. We maken zo even een selfie! Het is belangrijk. Het is echter wel een heidens karwei. Het is lastig. We hebben er ook best zorgen over. Mensen moeten nu met hun water bij de dokter langs. Als iedereen gaat wachten tot op het laatst, dan gaat dat onherroepelijk problemen in het systeem opleveren, zoals ik de vorige keer ook al heb gezegd. We kunnen dat niet altijd allemaal beïnvloeden, maar laat het alsjeblieft weten als dingen misgaan. Onze houding is: we gaan gewoon proberen om het te repareren. Ik durf nu niet «fixen» te zeggen, want dat is wel heel onparlementair. Dat moet de manier zijn waarop we daarmee omgaan. Zo zitten wij in ieder geval in de discussie. Ik zal ook bekijken of ik op het punt van de administratieve lasten een vergelijking kan maken tussen het vorige GLB en het huidige. Dat zal niet eenvoudig zijn, maar misschien kunnen we daarover iets op papier krijgen. Dan laten we dat gewoon zien. Dat kan zeker ook worden gebruikt in de argumentatie richting de Commissie, die zelf immers in het kader van die «better regulations» – ja, ik ben helemaal geprikkeld sinds de Commissaris hier van alles van vindt, ook wat Nederland betreft – heeft gezegd daar echt werk van te maken. Dat snappen de woordvoerders wel. We zullen de Commissie daarbij helpen.

Ik kom tot slot, en ook hier last but not least, bij mevrouw Ouwehand. Het lijkt mij inderdaad dat het niet in een nota naar aanleiding van een verslag van een Raad moet komen. Het is dus inderdaad beter dat de commissie een aparte brief van het kabinet krijgt over hoe we verdergaan met de discussie op Europees niveau over toelating en nationaal kader. Ik weet niet helemaal zeker of die voor of net na het meireces komt. Ik durf dat nu niet te zeggen. Ik ben ook niet de penvoerder van zo'n brief. Misschien wil de commissie er ook nog wel met ons over spreken als er een aparte brief komt. Ik weet ook niet zeker, zo zeg ik al ga ik er niet over, of aan dit AO een VAO vastgeklonken moet worden. Dat moet de commissie zelf maar beslissen. Er komt in ieder geval een brief. Het komt niet in een verslag van de Landbouwraad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Tegen de voorzitter zeg ik dat ik ook nog niet zeker weet of het met een VAO naar aanleiding van de brief moet. Maar stel dat de Kamer zomaar besluit dat ze niet over die brief wil spreken – zoiets gebeurt namelijk weleens – dan heb ik in ieder geval dat VAO achter de hand. Als we er wel over debatteren, dan laat ik het VAO vallen.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter, dit was mijn bijdrage in tweede termijn.

De voorzitter: Het aantal toezeggingen loopt in de dubbele cijfers. Het lijkt me goed om die even met u door te lopen.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer in het verslag van de Landbouwraad informeren over het inzaaien van de mengels voor de bloemrijke akkerranden.

  • De Staatssecretaris zal in de volgende geannoteerde agenda van de Landbouwraad een uitgebreide appreciatie geven van de voorstellen die er nu liggen ten aanzien van de biologische productie.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer een overzicht sturen met de inzet van Nederland en met een indicatie van hoe andere landen het doen met het EFMZV. Welke termijn kan ik hieraan koppelen?

Staatssecretaris Dijksma: Dat gaat over het Europees Visserijfonds. We proberen het bij de volgende geannoteerde agenda te doen, maar dat is wel even «ijs en weder dienende», want mijn mensen moeten ook heel blijven.

De voorzitter: Daar hebt u helemaal gelijk in.

  • De Staatssecretaris zal een stand-van-zakenbrief over illegaal gevangen vis voor het AO Visserij aan de Kamer sturen.

  • De Staatssecretaris zal een brief over het operationeel plan van Nederland voor de visserij aan de Kamer sturen. Op welke termijn? Ook voor het AO Visserij?

Staatssecretaris Dijksma: Ja.

De voorzitter: Ik ga verder met de toezeggingen.

  • De Staatssecretaris zal het Nederlandse verslag inzake de Europese timber-verordening aan de Kamer sturen. Op welke termijn kunnen we dat verwachten?

Staatssecretaris Dijksma: Als het geweest is.

De voorzitter: Wanneer is dat?

Staatssecretaris Dijksma: Dat moeten we even opzoeken.

De voorzitter: Oké, dat komt nog.

Staatssecretaris Dijksma: Het is voor de zomer.

De voorzitter: Voor de zomer. Van 2015. Gesproken woorden gelden.

  • Ook het Nederlandse verslag over duurzaam hout zal de Staatssecretaris aan de Kamer sturen. Ik denk dat dat samen kan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat kan volgens mij al eerder, want het moet voor 30 april bij de Europese Commissie zijn. Dan kan het, denk ik, ook in kopie naar de Kamer.

De voorzitter: Dat kan eerder en het komt eerder, zo begrijp ik uit de reactie aan mijn rechterzijde.

  • De Staatssecretaris stuurt een update over het kwekersrecht binnenkort naar de Kamer. «Binnenkort» is altijd rekbaar. Wat is «binnenkort»?

Staatssecretaris Dijksma: Voor het AO.

De voorzitter: Voor het AO Biotechnologie.

  • In de inzetbrief ten aanzien van de gezondheidscheck van de Vogel- en Habitatrichtlijn gaat de Staatssecretaris ook in op de knellende gevallen. Deze brief was toegezegd vóór het meireces.

Staatssecretaris Dijksma: Die brief was ook al eerder toegezegd.

De voorzitter: Dat klopt.

  • De Staatssecretaris zal een appreciatie van de laatste ontwikkelingen ten aanzien van de gentechgewassen aan de Kamer sturen. Daaronder vallen de zeventien nieuwe toelatingen.

Staatssecretaris Dijksma: Ja. Even een kleine correctie: dit zal de Staatssecretaris van I en M samen met mij doen. Ik ben namelijk niet de penvoerder, zoals ik al zei.

De voorzitter: Als u het maar samen doet. Dat is dan goed voor deze toezegging.

Staatssecretaris Dijksma: Dank voor het vertrouwen!

De voorzitter: We gaan verder met de toezeggingen.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de uitvoeringskosten van een mogelijk gespreide betaling van de superheffingen en zal daarbij ook ingaan op de wijze waarop andere lidstaten daarmee omgaan.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer een brief sturen over de administratieve lasten van het huidige GLB ten opzichte van die van het vorige GLB.

  • Bij de laatste twee toezeggingen is de vraag: welke termijnen kunnen eraan worden gekoppeld?

Staatssecretaris Dijksma: Voor de zomer, want dat hebben we niet zomaar voor elkaar.

De voorzitter: Allebei voor de zomer. Dank daarvoor.

Er is een VAO onder voorbehoud aangevraagd. Misschien zal de aanvraag ook wel weer worden ingetrokken. Ik vind dat altijd lastig. Ik zou zeggen: vraagt u het aan op het moment dat het nodig is.

Er is een verzoek van de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA): Ik heb een vraag over het voor de zomer informeren van de Kamer over de administratieve lasten van de superheffing. Als duidelijk is wat de Europese Commissie gaat doen, dan is ook duidelijk wat de landen gaan doen. Als dat laatste voor de zomer het geval is, dan hoor ik dat graag.

Staatssecretaris Dijksma: Dat is niet zo. Als de Commissie iets heeft besloten, doen landen er daarna vaak heel lang over om zo'n besluit uit te voeren. Die een-op-eenconclusie klopt dus niet. Dat zie je zelfs bij het GLB. Laten we ook even onze zegeningen tellen. In andere landen zijn nu bijna ruzies uitgebroken over de vraag hoe men überhaupt dit beleid gaat inzetten. Wij praten nu al over de uitvoeringsproblematiek, maar zover zijn heel veel lidstaten helemaal nog niet. Ook op dit punt zal dit dus vermoedelijk gelden. Ik bekijk wat ik kan doen. Ik snap dat «hoe sneller, hoe beter». Ik kan wel zeggen dat ik weet hoe ze het in Duitsland doen – dat is misschien al heel wat – maar ik weet niet of dat dan de vergelijking is die de heer Geurts wil horen. We moeten dus wel iets aan materiaal hebben.

De voorzitter: Dank u wel. Het signaal van de heer Geurts is, denk ik, wel helder.

Ik dank allen voor hun inbreng in eerste en tweede termijn. Ik dank de Staatssecretaris voor haar beantwoording.

Sluiting 12.53 uur.