Kamerstuk 21501-32-831

Verslag van een algemeen overleg

Landbouw- en Visserijraad


Nr. 831 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 maart 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 10 december 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over de Landbouw en Visserijraad d.d. 15 en 16 december 2014.

(De volledige agenda is opgenomen aan het eind van het verslag.)

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Heerema

Griffier: Koerselman

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Dijkgraaf, Dikkers, Geurts, Heerema, De Liefde, Ouwehand en Smaling,

en Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 11.00 uur.

De voorzitter: Ik heet alle aanwezigen welkom. De spreektijd voor dit algemeen overleg is vijf minuten per fractie. Wij zitten vandaag strak in de tijd, omdat deze zaal de hele dag is geboekt. Daarom stel ik voor tijdens de eerste termijn één interruptie toe te staan. Wij kunnen dan vervolgens bezien wat wij doen tijdens de termijn van de Staatssecretaris. Ik neem aan dat er dan meer vragen zullen zijn.

Ik geef als eerste het woord aan de heer Geurts van het CDA voor zijn vijf minuten.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Wij hebben een forse agenda voor dit overleg. Ik begin met de visserij en zal dan een aantal landenonderwerpen aansnijden.

Laat ik met het goede nieuws beginnen. Mijn fractie steunt de inzet van de Staatssecretaris voor de Visserijraad op het onderwerp quota. Vooral de roll-over voor tong is van groot belang. Ik heb daar vorig jaar ook al voor gepleit. Verwacht de Staatssecretaris dat de Raad akkoord gaat met de Nederlandse inzet?

Welke verwachting heeft de Staatssecretaris van de inwerkingtreding van de aanlandplicht voor de pelagische sector, zeker nu de Omnibusverordening er nog niet is? Het is een belangrijk onderwerp waarvoor mijn fractie al gedurende vele jaren aandacht vraagt. De datum van 1 januari nadert met rasse schreden en wij zijn zeer benieuwd hoe dit zal verlopen.

Het CDA is altijd voorstander geweest van een zachte landing van de afschaffing van het melkquotum. Zij hoopt dat het de Staatssecretaris lukt om met de nieuwe Commissaris een meerderheid te vinden voor de Nederlandse inzet op de vetcorrectie.

Polen komt met een initiatief voor het aflossen van de superheffing in rentevrije termijnen. Mijn fractie is niet zo negatief over dit voorstel, zeker gelet op de huidige slechte melkprijs. Ik heb gelezen dat de Staatssecretaris hierover een iets andere mening is toegedaan. Ik hoor graag of zij mogelijkheden ziet om de betaling van de superheffing in Nederland toch te gaan spreiden.

Ik vervolg met de maatregelen die soelaas zouden moeten bieden voor de effecten van de Russische boycot. Dat is snel gezegd, maar ik weet dat het een weerbarstige materie is. Misschien kan de Staatssecretaris ons uitleggen hoe het op dit moment zit met de werkkapitaalregeling? Wat is de stand van zaken? Heeft zij hulp van de Tweede Kamer nodig om dit voor elkaar te krijgen?

Worden er in Nederland gesprekken met de sector gevoerd om toch een vorm van een permanent marktmechanisme te ontwerpen dat tijdens crises kan worden ingezet, bijvoorbeeld als er zo'n boycot komt? Ik weet dat de Staatssecretaris en ik van mening verschillen over de Belgische vorm. Ik volg haar daar tegenwoordig maar in, maar zijn er geen andere manieren om hier toch iets aan te doen? Zoals het nu gaat, gaat het niet goed in de toekomst. Hoe staat het met de toelating van een crisiskartel?

Is het plattelandsontwikkelingsprogramma voor deze periode al door de Commissie goedgekeurd? Zijn de uitvoeringsregels van de provincies per 1 januari 2015 klaar? De Staatssecretaris schrijft in de geannoteerde agenda enthousiast dat er in de tweede pijler een investeringsregeling voor jonge boeren is. Wij hebben daarover gisteren al van gedachten gewisseld tijdens het algemeen overleg over voedsel. Ik hoor geluiden dat het bij de provincies wat moeilijk van de grond komt, om welke reden dan ook. De regeling lijkt door de provincies zeer verschillend te worden geïnterpreteerd en uitgevoerd. Wil de Staatssecretaris de vinger aan de pols houden? Zal deze regeling begin 2015 in alle provincies worden opengesteld?

Het kabinet is negatief over de regeling voor schoolfruit en schoolmelk vanwege het beginsel van subsidiariteit. Ik heb daar begrip voor, maar nu deze regeling al vele jaren bestaat en het er niet op lijkt dat zij zal worden opgeheven, zouden wij er in Nederland ook gebruik van moeten gaan maken. Het zo goed mogelijk benutten van deze regeling levert een extra voorziening voor scholen op. Zo'n 75% van de kosten wordt door Brussel gefinancierd. Een buitenkansje, zou ik zeggen. Is de Staatssecretaris voornemens om het schoolmelkprogramma open te stellen?

Zij heeft laten weten dat de Lidl instapt als nieuwe leverancier van schoolfruit. Het is goed dat de regeling, na de dramatische afloop ervan deze zomer, toch weer wordt gebruikt. Komt er met deze nieuwe leverancier een einde aan de problemen die zich in het verleden hebben voorgedaan zoals de financiering?

Ik eindig met een paar losse punten. In de eerste plaats het mestbeleid. Tijdens de bespreking van de derogatie heeft de Staatssecretaris gezegd: «Laten wij in overleg met de mensen die het aangaat, bekijken wat mogelijk is.» Verder heeft zij gezegd: «Ik wil een adequate oplossing. Daar doe ik mijn best voor.» De CDA-fractie heeft berichten ontvangen dat her en der aanvragen worden afgewezen. De Staatssecretaris heeft de Kamer een brief gestuurd over de heer De G., om het zo te zeggen, maar wij hebben nog meer meldingen ontvangen. De vraag is nu of wat meer toeschietelijkheid mogelijk is.

Bij de behandeling van het vijfde Actieprogramma Nitraatrichtlijn is over equivalentie gesproken. De Staatssecretaris kondigde aan dat zij een regeling uitwerkt en dat zij ernaar streeft deze in 2015 te laten ingaan. Hoe staat het daarmee?

Wat is de stand van zaken van de procedure om te komen tot een biocidetoelating voor CO2 voor de toepassing bij het vergassen van ganzen?

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik begin met de verordening biologische landbouw. De Staatssecretaris houdt in de geannoteerde agenda op dit punt de kaarten een beetje voor de borst. Dat mag. Zij schrijft dat de definitieve tekst er nog niet is. Op extranet staat het compromisvoorstel van de Europese Commissie. Je mag daaruit niet citeren, maar je mag het wel parafraseren. Ik heb moeite met het verbod op gemixte landbouw en het verbod op het gebruik van biologische uitgangsmaterialen. Ik hoor graag of de Staatssecretaris dit deelt, want hierdoor komt de boel op slot te zitten. Als je kiest voor biologische landbouw, begin je vaak met een gemixt bedrijf. Het zou jammer zijn als je dan niet in aanmerking komt voor de voordelen die uit de richtlijn voortvloeien. Ik vraag mij zo langzamerhand af of wij er niet beter aan zouden doen de huidige richtlijn aan te passen in plaats van een geheel nieuwe richtlijn op te stellen. Ik hoor graag hoe de Staatssecretaris hierover denkt.

De heer Geurts heeft al gesproken over de superheffing en ik ben het met hem eens. Het is heel goed dat de Staatssecretaris aan de slag is gegaan om de vetcorrectie aan te passen en dat zij probeert de superheffing voor het laatste jaar te beperken. Ik proef echter wat minder enthousiasme bij de Staatssecretaris over het voorstel van Polen om in termijnen te kunnen betalen. Gezien de situatie waarin de sector nu verkeert, mede door de Russische boycot en de effecten daarvan, zou dat een goede mogelijkheid zijn. De Staatssecretaris wijst op het bezwaar van hogere administratieve lasten. Ik vraag mij af of dit doorslaggevend moet zijn en of dit met de huidige systemen ook werkelijk het geval is.

Ik kom nu op de verordening voor diergeneesmiddelen. In Nederland wordt door private afspraken nog nauwelijks gemedicineerd diervoeder gebruikt. Dat is een goede zaak. Je kunt dat veel beter gericht doen. Ziet de Staatssecretaris daarom iets in een Europees verbod?

Dit brengt mij op de Nitraatrichtlijn en de equivalentiemaatregelen. Ik heb de indruk dat dit nog niet opschiet. De sector is ermee aan de slag, maar ik ben het zicht een beetje kwijt op wat het ministerie nu precies doet. Daarom grijp ik deze gelegenheid aan om te vragen of hier voldoende schot in zit.

Ik ga nu iets unieks doen. Ik was blij dat mevrouw Ouwehand ook aanschoof voor dit overleg, want ik ga pleiten voor de uitvoering van de motie-Ouwehand op stuk nr. 502 (21 501-08) over de teeltbevoegdheid ggo's. Die motie is destijds aangenomen; wij hebben haar van harte gesteund. Ik ben blij dat er schot in de zaak lijkt te komen. Ik hecht eraan dat er ruimte komt voor de ethische en maatschappelijke gevoeligheid. Ik ben het daarom niet eens met de kritische reactie van de regering op de amendering van het Europees parlement. Daarom vraag ik de Staatssecretaris om in lijn met de aangenomen motie-Ouwehand te pleiten voor het opnemen van aanvullende milieuveiligheidsaspecten als grond voor nationale beperkingen. Heb ik het zo goed gezegd, mevrouw Ouwehand?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Prachtig.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik vraag de Staatssecretaris verder te pleiten voor het schrappen van de voorwaarde dat het instellen van nationale beperkingen alleen is toegestaan als in fase 1 eerst een verzoek is gedaan bij de aanvrager. Wil de regering zich hier in ieder geval niet tegen verzetten en het, als het even kan, positief ondersteunen?

Ik maak de Staatssecretaris en haar ambtenaren complimenten voor de inzet in de quotadiscussie. Wij hebben in veel overleggen allerlei discussies gevoerd en ik stel nu met tevredenheid vast dat de regering aan de goede kant zit. Mijn waardering daarvoor.

De Staatssecretaris wijst terecht op de problemen bij de invoering van de aanlandplicht voor de pelagische sector. De Europese Commissie, het Europees parlement en de Visserijraad hebben bij lange na nog geen overeenstemming bereikt over de technische invoeringsregelgeving en het is bijna 1 januari. Dan ontstaat de bizarre situatie dat vissers volgens de ene regel geen ongewenste bijvangsten mogen aanlanden en ze dat volgens de andere regel wel moeten doen. Het is nu 10 december en het is volgens mij echt tijd om duidelijkheid te verschaffen. Daarom de simpele vraag of het niet verstandig zou zijn om in te zetten op uitstel van de aanlandplicht.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Staatssecretaris hartelijk voor het overzicht van de visserijakkoorden dat wij hebben ontvangen. Zo wonderlijk als het is, als je de lijst van Transparancy International of de lijst van de Human Rights Index naast de visserijakkoorden houdt, kom je een-op-een tot dezelfde uitkomst: armoede scoort enorm hoog in alle landen waarmee wij visserijakkoorden afsluiten. Dit geldt ook voor niet-transparant beleid en corruptie. Mauritanië spant zo'n beetje de kroon. Uit het lijstje van de Staatssecretaris leid ik af dat Mauritanië jaarlijks ongeveer 70 miljoen van de EU krijgt om de vissers in de wateren toe te laten. De bevolking heeft niets in de melk te brokkelen en van de plannen voor de versterking van de lokale visserij komt keer op keer niets terecht. De landen moeten zelf toezicht houden op een correcte uitvoering van de protocollen. De Staatssecretaris benadrukt dit keer op keer. Ik vraag toch nog een keer aandacht voor het feit dat die landen daartoe niet in staat zijn. Wil de Staatssecretaris ernaar streven dat de naleving van die protocollen op de agenda van de Raad wordt gezet? Ik maak mij grote zorgen over de manier waarop dit lokaal is geregeld.

Ik heb gehoord dat de EU-Senegal Agreement tot stand is gekomen terwijl de Senegalese organisaties van industriële vissers en de Senegalese organisaties van kleinschalige vissers niet eens betrokken zijn bij de onderhandelingen. Als dit in Senegal het geval is, kan ik mij voorstellen dat dit ook voor andere landen geldt. Het protocol staat de vangst van grote hoeveelheden vis gedurende lange tijd toe terwijl de lokale vissers daar echt heel ernstige bezwaren tegen hebben. Wil de Staatssecretaris deze bezwaren eens aankaarten in Brussel?

In het nieuwe visserijbeleid is overeengekomen dat de visserijdruk voor alle visbestanden nu moet worden vastgesteld onder de drempel van de maximale duurzame vangst. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken. De lobby van de pelagische vissers is weer volop aan het werk, ook bij ons. Zij willen dat de TAC-adviezen omlaag worden bijgesteld. Ik verwacht van de Staatssecretaris, maar ook van de Raad, een rechte rug en handhaving van de TAC-adviezen.

Op verzoek van collega Jacobi breng ik nog een puntje over de sportvisserij naar voren. Er is alle steun voor het limiteren van de hoeveelheid vis die sportvissers aan land mogen meenemen. Zij stelt een bag limit voor van twee vissen voor de sportvisserij. De sportvissers stellen een maximumlengte van de vis voor. Is het wellicht mogelijk om hier bij elkaar te komen?

Er is al gesproken over de verordening inzake biologische producten. De geluiden die wij uit de sector horen, stemmen niet erg hoopvol. Ik word op dit punt graag gerustgesteld door de Staatssecretaris. Ik maak mij ook zorgen over de geluiden uit het Europees parlement over de vergoedingsmaatregelen. Ik heb begrepen dat sommige leden van het Europees parlement versoepeling willen. Ik hoor graag van de Staatssecretaris dat dit niet zal gebeuren.

Er is een akkoord over de nationale teeltbevoegdheid. Ik deel ook op dit punt de zorgen van de SGP-fractie. In hoeverre is dit akkoord in overeenstemming met de wens van de Kamer? Misschien kan de Staatssecretaris dit niet helemaal overzien, omdat dit ook bij haar collega van I en M ligt. Ik zou het prettig vinden als zij dan in een brief hierop wil terugkomen.

De veterinaire dienst van Brussel heeft naar aanleiding van het onderzoek van Eyes on animals – ik zeg steeds «animals on ice» maar dat schijnt een andere tak van sport te zijn – onderzoek gedaan naar de misstanden in de paardenvleessector in Mexico. De veterinaire dienst van de EU komt tot de conclusie dat de bevindingen van Eyes on animals correct zijn en dat daar grote misstanden zijn. Eyes on animals adviseert een tijdelijke importstop tot de misstanden zijn opgelost. Steunt de Staatssecretaris dit verbod? Ik doe dat wel. Als Eyes on animals het in Mexico bij het rechte eind had, zouden de misstanden die zij hebben geconstateerd in andere landen waar zij onderzoek hebben gedaan maar de veterinaire dienst niet, ook kunnen bestaan. Zou het niet eens interessant zijn om de veterinaire dienst naar die andere landen te sturen of op zijn minst als voorzorg de import van paardenvlees uit die landen te staken, al was het maar omdat je niet kunt vaststellen welke middelen aan die paarden zijn toegediend? Die kunnen vervolgens hier in de humane voedselketen terechtkomen.

De heer Smaling (SP): Voorzitter. Het is weer een waslijst van agendapunten. Hoe verloopt zo'n dag? Worden alle punten achter elkaar behandeld of is er nog tijd voor een lekkere Belgische lunch? Ik kan mij er geen voorstelling van maken. Ik ga graag eens mee om te zien hoe het eraan toe gaat.

Ik vraag aandacht voor het boodschappenlijstje van de SP. Ik begin met de biologische sector. De sector doet het goed, er is groei en er is een richtlijn waarmee men redelijk uit de voeten kan. Daarom zien wij liever geen nieuwe verordening. Bionext luidt de noodklok en ook LTO acht het gevaar groot dat Europese voorstellen de ontwikkeling van de biologische landbouw remmen in plaats van stimuleren. Zelfs VNO-NCW pleit er samen met de SP voor om die verordening niet in te voeren. Gekker moet het toch niet worden. Dit kan mooi op het to-dolijstje van Commissaris Timmermans in de categorie overbodige wetgeving. Is de Staatssecretaris bereid om de kaarten niet voor de borst te houden maar in plaats daarvan een onverkort nee uit te spreken tegen een nieuwe verordening? De bestaande richtlijn moet worden gehandhaafd en eventueel worden aangepast.

Mijn tweede punt heeft betrekking op de diergeneesmiddelen. In het betreffende BNC-fiche staat dat Nederland het van belang acht dat de verordening voldoende ruimte biedt voor het nationaal aanvullend antibioticumbeleid. Dit wordt voldoende geborgd zodat de dierenarts als poortwachter blijft bepalen of en op welke wijze dieren worden behandeld. Dit is toch een beetje cryptisch gesteld. Wat mogen wij verwachten als er verordeningen voor diergeneesmiddelen en voor gemedicineerde diervoeders komen, en die worden vertaald in nationaal beleid? Wordt het staande beleid dan een kop op het dan ingevoerde nationaal beleid? Wij zijn nu strenger dan de verordening voorschrijft en dat mogen wij niet kwijtraken. Een restrictief antibioticabeleid is noodzakelijk. Daarover zijn in Nederland afspraken gemaakt met de veevoederbranche. Ik zou graag zien dat de Staatssecretaris ervoor staat dat dit op niveau blijft. Zal zij zich hard maken voor een verbod op gemedicineerde diervoeders?

Mijn derde punt, de pilot gedragscode eerlijke handelspraktijk, staat ook op de agenda. Wij hebben daar gisteren ook over gesproken, de heer De Liefde zelfs uitvoerig. Dit is naar mijn mening een beetje een fremdkörper op de agenda. Wij hebben die pilot wel aan Europese gedragsregels opgehangen, maar ik vraag mij toch af waarom dit onderwerp op de agenda staat. Dit brengt de SP in de verleiding om toch weer aandacht te vragen voor het verschijnsel ombudsman. De heer De Liefde heeft gisteren gezegd dat weinig boeren zich hebben gemeld. Hoe gaan wij daarmee om als wij die pilot afronden en evalueren? Het is een beetje zonde om dit toch helemaal te laten schieten.

Voor het reces zijn twee moties aangenomen die Europese betekenis hebben. Het betreft de moties op stuk nr. 275 (27 428) over een labelingsplicht voor cisgenese en op stuk nr. 276 (27 428) over het compromisvoorstel nationale bevoegdheid gentech. Hoe worden die moties uitgevoerd?

Ik kom bij mijn voorlaatste punt: het crisiskartel. Dat klinkt heel fout, maar het is toch noodzakelijk. Er kunnen zich extreme prijsdalingen voordoen. Dat kan ook voor de melkveesector gelden, bijvoorbeeld als de productie hoog is en om wat voor reden dan ook de afname wegzakt. Is een crisiskartel mogelijk? De vorige keer is hier ook over gesproken. Toen heeft de Staatssecretaris gezegd dat zij zich daarvoor zou inzetten. Ik hoor graag hoe het daarmee staat.

En last maar zeker not least noem ik de visserij in Afrika, waar mijn collega Dikkers een lans voor brak. Ik noem Madagaskar. Zij noemde Mauritanië. De problematiek is vergelijkbaar. Is hier geen sprake van zeeroof? Met Minister Ploumen praten we wel eens over landroof, maar ik heb soms het idee dat hier sprake is van zeeroof. Er komt een nieuw protocol. Garandeert dit dat we in ieder geval buiten de lokale 20-mijlszone blijven? Er is onderzoek gedaan door British Columbia University en de Wereldbank. Die hebben het akkoord met Madagaskar onderzocht en geconcludeerd dat er ethische vraagtekens bij te plaatsen zijn. Ik stel voor dat de Staatssecretaris tegen het protocol stemt als er geen 20-mijlszone komt en er geen garanties zijn dat het geld bij de lokale gemeenschap terechtkomt. Madagaskar is een arm land dat zeer afhankelijk is van visserij. Er moeten duurzaamheidsgaranties worden ingebouwd die ervoor zorgen dat deze vorm van visserij door de beugel kan.

De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Commissaris Timmermans heeft zijn inzet voor de komende vijf jaar bepaald: betere en vooral eenvoudiger Europese regelgeving. Als we dan kijken naar de Vogel- en Habitatrichtlijn zou de VVD de inzet willen steunen voor meer eenvoud. Hoe gaat dit proces van modernisering eruitzien? Hoe wordt bijvoorbeeld de motie-Lodders, waarin het kabinet werd opgeroepen, een fundamentele discussie over Natura 2000 te voeren, vertaald naar Europa? En wanneer horen wij wat de Nederlandse inzet wordt van de Staatssecretaris?

Op de agenda staat ook het trilateraal overleg dierenwelzijn. Wat de VVD betreft is de insteek niet dat er nog meer nieuwe regels bijkomen, maar dat er vooral gekeken wordt naar een level playing field in Europa. Kan de Staatssecretaris dit toezeggen en daarmee extra regels uitsluiten?

Ik stap over naar de visserij. Het is goed dat de Staatssecretaris aangeeft dat de aanlandplicht pas in werking zal treden als de tegenstrijdigheid in regelgeving is opgelost. Garandeert de Staatssecretaris dat, wanneer die tegenstrijdigheid op 1 januari en daarna bestaat, de Nederlandse overheid de aanlandplicht niet zal handhaven? Wanneer treedt naar de inschatting van de Staatssecretaris de aanlandplicht in werking?

De zeebaars staat onder druk. Een Europese aanpak lijkt dus noodzakelijk. Kan de Staatssecretaris ingaan op de controle van een bag limit voor de recreatieve sector en op de effectiviteit van een dergelijke vangstlimiet? Heeft de Staatssecretaris bijvoorbeeld overwogen om de norm voor de minimale lengte van gevangen zeebaars te verhogen? Dragen de beroepsvisserij en de sportvisserij voldoende en in gelijke mate bij aan het herstel van de zeebaarsstand? Graag een toelichting.

Mijn collega Geurts sprak over de roll-over voor tong. Daarnaast ligt er een voorstel om de TAC (Total Allowable Catch) voor Noordzeetong te verlagen met 5%. Mijn collega Bosman heeft mij verteld dat dit niet de afspraak was. Wat is hier misgegaan?

Dan de zuivel. De VVD-fractie steunt de inzet van de Staatssecretaris in de zuivelsector voor een zachte landing door aanpassing van de vetcorrectie. Wat verwacht de Staatssecretaris precies te bereiken? De Staatssecretaris schrijft over mogelijke aanpassingen van crisisinstrumenten. Kan de Staatssecretaris dit nader toelichten en de Nederlandse inzet met ons delen?

Dan ga ik over naar de nationale teeltbevoegdheid ggo's. Is de Staatssecretaris bereid om het krachtenveld rondom deze discussie te schetsen? Er liggen amendementen van het Europees parlement op tafel die niet passen in de opdracht waarmee de Staatssecretaris door de Kamer op pad is gestuurd. Het compromisvoorstel ziet eruit als een slagveld zonder winnaars. Dat levert bij ons wel de nodige zorg op. Is de Staatssecretaris bereid, bij eventuele stemmingen een parlementair voorbehoud te maken, zodat wij over het eindresultaat in de Kamer kunnen spreken voordat Nederland een definitieve stem uitbrengt?

De Italianen houden, zoals op vele dossiers, zich stug aan het oorspronkelijke voorstel voor teeltmateriaal. Dat oorspronkelijke voorstel betreft een gesloten importregime, terwijl Nederland juist gebaat is bij een open regime. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten hoe dat proces eruit gaat zien en wat de verwachte stappen zijn op dit dossier door Litouwen?

Het is mooi dat Lidl is ingestapt op schoolfruit, maar dat geldt voor 500 van de 1.700 scholen. Dat betekent dat 1.200 scholen dat appeltje voor de dorst voor die kinderen missen. Schat de Staatssecretaris in dat daar nog verandering in komt of is dit het voor het komend jaar?

Tot slot de Europese dimensie van de vogelgriep. De Staatssecretaris heeft aangegeven, de Commissie te vragen om Duitsland en Nederland te ondersteunen in het onderzoek naar het virus. Inmiddels heeft de EFSA (European Food Safety Authority) opdracht gekregen om een onderzoek te starten. Is dit het onderzoek waar de Staatssecretaris om gevraagd heeft? Is het onderzoek wat haar betreft breed genoeg opgezet?

De voorzitter: Dan is nu het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. Zij was iets later binnen, dus ik meld haar dat zij vijf minuten spreektijd heeft.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik wens de ambtenaren en de Staatssecretaris alvast sterkte, want er staat ongelofelijk veel op de agenda en ik kan heel snel praten. Dus er komt van alles hun kant op.

Ik kan mij, om te beginnen, gelukkig wel aansluiten bij de kritische opmerkingen die door de PvdA en de SP zijn gemaakt over de visserijprotocollen. Dus daar hoef ik zelf geen spreektijd aan te wijden. Maar dan het rapport van Greenpeace, waaruit zou blijken dat de Nederlandse visserijvloot overcapaciteit heeft. Wij hadden daar de vorige keer ook al discussie over. De Staatssecretaris zegt dat het meevalt, maar zij geeft gelukkig ook toe dat veel Nederlandse schepen worden omgevlagd en dat we daar eigenlijk niet zo'n goed zicht op hebben. Graag krijg ik van de Staatssecretaris de toezegging dat zij dit in Europees verband wel degelijk in kaart probeert te brengen, want de rapporten over de overbevissing en de overcapaciteiten zijn aanleiding tot zeer veel zorg.

Dan de vangstmogelijkheden. Ik roep de Staatssecretaris op om vast te houden aan de TAC's en de adviezen daarover en geen uitzondering te maken als dat toevallig onze eigen visserijsector pijn doet.

Het meerjarig meersoortenbeheerplan voor kabeljauw, haring en sprot betreft een belangrijke component van het Oostzee-ecosysteem. Kan ik ervan uitgaan dat de Staatssecretaris inzet op een TAC van nul, omdat het ongelofelijk kwetsbare bestanden zijn en volgens wetenschappers een goede beoordeling nu niet mogelijk is?

Er liggen heel wat verordeningen, onder andere die voor diergezondheid. De Partij voor de Dieren mist iets waar eerder wel over gesproken werd, namelijk dat we vooral zouden moeten inzetten op preventie. Een dier dat onder natuurlijke omstandigheden gehouden wordt, is vaak gezond. Platform LIS (Platform Landbouw, Innovatie en Samenleving) heeft dat ons ook aanbevolen. Kan de Staatssecretaris zeggen welke operationele doelstellingen er in de verordening zijn opgenomen ten aanzien van preventie, zoals het houden van dieren op zodanige wijze dat individuele verzorging mogelijk is? Is zij bereid om zich daar hard voor te maken?

Dan de diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders. De Partij voor de Dieren maakt zich zorgen. De Europese Commissie werkt aan het vereenvoudigen van wetgeving voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik. Daardoor zou het mogelijk worden dat antibiotica in het voer van gezelschapsdieren kan worden verwerkt en wordt het ook uitgebreid naar kleine sectoren, zoals struisvogels en konijnen. De Partij voor de Dieren wijst de aangekondigde wijziging af. Wij hebben juist grote problemen met het antibioticagebruik. Insleep is nog steeds een groot probleem en het risico op resistentie zal flink toenemen. Kan de Staatssecretaris zeggen op welke termijn bespreking op Raadsniveau wordt verwacht? Kan zij toezeggen dat zij niet zal instemmen met verordeningen waarin de Nederlandse standaarden worden verlaagd ten aanzien van antimicrobiële resistentie?

Dan het teeltvoorstel. Het is fijn om te horen dat de SGP de aangenomen motie nog even in herinnering brengt. Ik dank beide Staatssecretarissen voor hun brief. Het kabinet neemt aan de onderhandelingen deel met de aangenomen motie van de Partij voor de Dieren onder zijn arm. Dank daarvoor ook. Toch heb ik nog enige zorg. Ik zie bijvoorbeeld dat er een aangenomen amendement bij het Europees parlement ligt, waarin duidelijk wordt gevraagd om gronden voor een nationaal teeltverbod te verbreden naar milieugronden die niet in de EFSA-beoordeling staan. Dat is precies wat de Kamer heeft gevraagd. Dan ben ik bezorgd als ik lees dat het kabinet zegt dat het opnemen van milieuveiligheidsaspecten ongewenst is, omdat die in de EU-milieurisicobeoordeling zouden staan. Ik zou graag zien dat de Kamer voorafgaand aan definitieve besluitvorming in de Raad geïnformeerd wordt over de positie die Nederland in wil nemen. Dan kunnen we daar het debat nog over voeren. Ik hoop dat het, gelet op de aangenomen motie, de goede kant opgaat.

Er wordt een compromis verwacht voor het voorstel voor biologische landbouw en etikettering. De Staatssecretaris schrijft dat zij geen definitief akkoord zal geven op een deelcompromis. Wij hebben hier discussie over gehad, maar ik herinner mij nog de woorden van de Staatssecretaris in het laatste algemeen overleg hierover. Steun voor die lijn.

De voorzitter: De laatste minuut van uw spreektijd is ingegaan.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik zie het.

Dan het teeltmateriaal. Ik ben verbaasd en ik krijg graag helderheid op dit punt van de Staatssecretaris. Een herziening is volgens de Staatssecretaris van belang omdat er nieuwe mogelijkheden gecreëerd moeten worden om materiaal dat niet uniform is op de markt te kunnen brengen. Ik snap het niet, want het voorstel dat eerder voorlag, dat is afgewezen door Kamer, kabinet en het Europarlement, legde nu juist regels op waardoor niet-uniforme gewassen niet meer verhandeld zouden mogen worden. Waarom zouden nieuwe regels mogelijk zijn? Volgens mij kunnen we zonder regels wel die niet-uniforme gewassen op de markt brengen en is het gevaar van nieuwe regels nu juist dat dit onmogelijk wordt. Dus ik begrijp de brief van de Staatssecretaris niet zo goed.

Dan de officiële controles.

De voorzitter: Wilt u afronden?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ja, ik heb nog twee kleine puntjes.

De voorzitter: In één zin graag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): In één zin. Waarom is de Staatssecretaris zo terughoudend ten aanzien van de inzet van dierenartsen? We weten toch hoe dat zit in Nederland? Ik wil de Staatssecretaris graag een brief overhandigen van het Europees parlement waarin de Commissaris wordt opgeroepen het naleven van de verordening over het couperen van de staart van varkens te handhaven. Graag hoor ik van de Staatssecretaris of zij de inhoud van de brief steunt, want als we met elkaar hebben afgesproken dat we een verordening naleven, moeten we dat ook doen.

De voorzitter: Ik dank de leden voor hun beheersing in eerste termijn met betrekking tot interrupties. Ik schors de vergadering om de Staatssecretaris de gelegenheid te geven, zich voor te bereiden op de beantwoording van de vragen.

De vergadering wordt van 11.35 tot 11.45 uur geschorst.

De voorzitter: De leden hebben zich goed beheerst met interrumperen. Aangezien de eindtijd van dit overleg op 13.30 is gezet, ga ik ervan uit dat zij dit ook kunnen opbrengen in de eerste termijn van de Staatssecretaris. De leden krijgen na afronding van elk blokje door de Staatssecretaris de mogelijkheid om te interrumperen.

Het woord is aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik behandel de volgende blokken. Allereerst ga ik in op alle vragen met betrekking tot de visserij en de visserijprotocollen. Daarna ga ik in op het thema van de landbouw. Het derde onderwerp is de Russische boycot. Het vierde onderwerp betreft de overige verordeningen, waaronder diergezondheid, plantgezondheid en ook thema's als dat van de derogatie.

De heren Geurts en De Liefde spraken over de zogenoemde roll-over voor tong. We zien dat het wetenschappelijk advies naar boven is bijgesteld. Een roll-over van de TAC past nu binnen de MSY-benadering (maximum sustainable yield). Ik heb daar goede hoop op, nu er steun is van de wetenschap. De heer De Liefde vroeg wat er eerder is misgegaan toen er sprake was van min 5%. Die min 5% is een wetenschappelijk advies op basis van de oude MSY-waarde. Op basis van de nieuwe MSY past een roll-over binnen de wetenschappelijke benadering. Om die reden kunnen wij daarvoor pleiten.

Verschillende fracties hebben zeer terecht aandacht gevraagd voor de aanlandplicht. Gesteld is dat er een groot probleem is. Dat klopt; dat hebben we ook in het vorige overleg met elkaar vastgesteld. Om die reden heb ik dit onderwerp geagendeerd voor de Visserijraad. Daarbij heb ik aangegeven dat het een heel rare situatie is dat er sprake is van op elkaar inwerkende Europese wetgeving. Dat kan eigenlijk niet. Ik heb dat aan de orde gesteld en ik heb vastgesteld dat de noodzakelijke aanpassingen aan de huidige technische en controlemaatregelen in die Omnibusverordening niet gereed zijn. Ik heb toen al gezegd dat ik vond – en dat vind ik nog steeds – dat er een oplossing gevonden moet worden voor 1 januari. Wij kunnen overigens ook, zeg ik tegen de heer De Liefde, geen tegenstrijdige regelgeving implementeren en daarmee ook niet handhaven. Dat is helder. Die situatie is immers onduidelijk voor de handhavende instanties. De trialoog tussen de Raad, het Europees parlement en de Commissie start vandaag. Als er geen oplossing komt, moet de aanlandplicht worden uitgesteld. Dat kan niet anders. Ik hecht aan een adequate en zorgvuldige start van de aanlandplicht, vooral omdat we gezien hebben dat het ongelofelijk ingewikkeld was om het überhaupt voor elkaar te krijgen dat die aanlandplicht er is. Als je dan op zo'n manier moet beginnen, heb je veel problemen met het draagvlak. Dat draagvlak is al gering. Op deze wijze maak je dat draagvlak nog verder stuk. Ik vind dat de visserijsector niet het slachtoffer mag worden van tegenstrijdige regelgeving. We maken hiermee het gemeenschappelijk visserijbeleid ongeloofwaardig. Hieraan wil ik nog toevoegen dat de visserijcommissie in het Europees parlement in haar recente advies voorstelt om dan nu alleen een besluit te nemen over het pelagische deel en dan later over het demersale deel, de rond- en platvisvisserij. Daar hebben wij, net als andere lidstaten, grote bezwaren tegen, want wij willen zo snel mogelijk duidelijkheid bieden aan alle visserijsectoren. De weg die het Europees parlement nu voorstelt, leidt tot onnodige vertraging, met het risico dat we eind 2015 voor de demersale visserij in exact dezelfde situatie terechtkomen als nu voor de pelagische visserij. Dus dat is, om het maar even hard te zeggen, onverstandig. Dit is mijn benadering. Die had ik al en die houd ik. Ik ben van plan om op deze wijze het woord te voeren in de Visserijraad.

Mevrouw Dikkers heeft mij gevraagd, de rug recht te houden met betrekking tot MSY in 2015. Ik ben van mening dat we moeten trachten MSY te halen waar dat mogelijk is. Voor sommige bestanden betekent dit wel dat er een heel grote daling van de TAC's komt. Dat zal een enorme impact hebben op de sector. Hier zou uitstel naar 2016 of 2017 wel mogelijk moeten zijn. Dus ik vind die benadering belangrijk, maar ik vind ook dat we rekening moeten houden met de effecten. Soms moet je mensen net een jaar langer de tijd geven om dat voor elkaar te krijgen.

Mevrouw Dikkers heeft gevraagd naar het ophogen van de norm voor de minimummaat voor de zeebaars. Ik zie het pleidooi om ophoging van de norm voor de minimum-aanlandingsmaat te houden als ondersteuning van het beleid, want we gaan die maat nationaal verhogen van 36 naar 42 centimeter. Daarmee sluiten we aan bij hoe bijvoorbeeld Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk dat doen. Het is potentieel een belangrijke maatregel. Het kan niet Europees geregeld worden, want daarvoor moeten de technische maatregelen in de verordening aangepast worden. De maatregel is nu wel nodig. De Europese Commissie wil daarom een bag limit instellen in de TAC en de quotaverordening.

Zowel mevrouw Dikkers als de heer De Liefde hebben over de bag limit gesproken. Nederland kent al een nationale bag limit van 20 kilogram of 25 stuks zeebaars en kabeljauw. Deze bag limit was ingesteld voor controledoeleinden, maar niet om de visserijsterfte van zeebaars door de sportvisserij te verminderen. De Europese Commissie stelt nu een bag limit van één voor. Het wetenschappelijk instituut IMARES (Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) heeft een questionnaire verspreid onder sportvissers. Daaruit blijkt dat 99% van de vissers geen enkele zeebaars meeneemt, maar puur vist voor de sport. Binnen de groep sportvissers op zee is er een niche van gerichte zeebaarsvissers. Een bag limit van één zou voor de helft van die gerichte zeebaarsvissers een beperking inhouden. Dat vind ik te gortig. Dat betekent dat bij een bag limit van twee dat probleem minder groot is, ongeveer een kwart tot een derde. Dat vind ik acceptabel.

De heer De Liefde heeft gevraagd naar de economische en sociale waarde van de sportvisserij. De sportvisserij heeft een economische waarde en het is een sociaal belangrijke sector. Dat nemen we ook serieus. De sector heeft een aanzienlijke impact op de zeebaars. Ongeveer 25% van de Nederlandse aanlandingen wordt gedaan door sportvissers. Om die reden vind ik dat zij moeten bijdragen aan de reductie van de sterfte van de zeebaars. Dan moet er een balans zijn tussen de maatregelen voor de commerciële visserij en die voor de sportvisserij. Laten we vaststellen dat alle vissers belang hebben bij herstel van de soort.

Dan kom ik bij de verschillende protocollen. Daar zijn wel een aantal opmerkingen over te maken. Ik begin met het protocol Madagaskar. De Europese Commissie heeft een nieuw vierjarig protocol met Madagaskar voorgelegd aan de Raad. Het geeft tonijnvaartuigen toegang tot de wateren van Madagaskar. De tonijnsoorten in de Indische Oceaan worden op dit moment op een duurzaam niveau bevist. In het protocol – dat vinden wij altijd belangrijk – zijn afspraken gemaakt over de beperking van de bijvangst van bijvoorbeeld haaien. De Europese Unie en Madagaskar hebben afspraken gemaakt over de bestrijding van illegale visserij in de wateren van Madagaskar. EU-vaartuigen, zeg ik tegen mevrouw Dikkers, worden aangemoedigd om verdachte situaties te melden. Het protocol voldoet verder aan de voorwaarden van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid. Er is een mensenrechtenclausule in opgenomen. Vaartuigen moeten ook lokale bemanningsleden aan boord nemen. Ik ben voornemens om in te stemmen met het protocol. De Commissie heeft voor de Oostzee een meerjarenplan voorgesteld voor het beheer van de visserij op kabeljauw, haring en sprot en de bijvangsten daarbij.

Mevrouw Dikkers merkt op dat er bezwaren zijn van lokale vissers tegen die protocollen. De Europese Commissie ziet toe op naleving van afspraken. Dan moet je twee zaken uit elkaar halen, namelijk de middelen en de controle. De besteding van de middelen is vrij. Daar kan de EU zich niet mee bemoeien, want dat is een nationale bevoegdheid. De Commissie ziet toe op de sectorale steun. Uiteindelijk is er, als het om de controle gaat, een verantwoordelijkheid voor het partnerland. De verbetering van de controle is vaak onderdeel van sectorale steun. Daar wordt wel door de Commissie naar gekeken. De Europese Commissie onderhandelt met de betrokken ministeries van een land. Het is aan die ministeries om hun achterban erbij te betrekken. Bij sommige landen, zoals Mauritanië, nemen de autoriteiten lokale vissers mee. De Europese Commissie kan echter niet bepalen wie er in de onderhandelingsdelegaties namens de andere landen zit. Het blijft altijd een lastige afweging. De Europese Unie besteedt heel veel aandacht aan mensenrechtenkwesties, bijvoorbeeld aan het aan boord brengen van lokale bemanningsleden en aan de wetenschappelijke benadering voor wat men wel en niet mag vissen. Stel dat we daar allemaal mee zouden ophouden, dan moet men toch niet de illusie hebben dat er in die regio's niet gevist wordt. Dan zal er bijvoorbeeld vanuit Rusland of China gezocht worden naar overeenkomsten met deze landen. Ik weet bijna zeker dat een aantal van de issues die wij hier kritisch bespreken – en ik begrijp de zorg – in ieder geval al helemaal geen onderdeel zijn van de overeenkomsten met die landen. Die afweging, dat bredere perspectief is iets waar ik altijd aan denk op het moment dat ik beoordeel of het goed in elkaar zit. De Kamer heeft kunnen zien dat we niet altijd instemmen met een protocol dat aan ons wordt voorgelegd. Ook hier blijven we zelfstandig toetsen of het voor het milieu en de mensen ter plekke een goede deal is.

Gevraagd is naar het rapport van Greenpeace. Allereerst moet ik zeggen dat de Commissie het Nederlandse rapport nog moet beoordelen. Ik moet mevrouw Ouwehand eerlijk zeggen dat ik mij niet herken in de conclusies van het rapport van Greenpeace. Wat mij betreft zijn niet de grootte en het motorvermogen van schepen bepalend. Het gaat uiteindelijk om de naleving van de regels en de impact op het milieu. Vangstmogelijkheden moeten worden nageleefd door grote en door kleine schepen. Aan het omvlaggen zijn in het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid extra eisen gesteld, ook om te voorkomen dat visserij niet duurzaam is. Ik heb over de toedeling van de quota op basis van artikel 17 van het gemeenschappelijk visserijbeleid al tijdens het vorige overleg toegezegd dat we daar begin 2015 op terug zullen komen.

Mevrouw Ouwehand vroeg om een inventarisatie in Europees verband van hoe het zit met overbevissing en overcapaciteit. Dat wordt jaarlijks gedaan in de zorgenoemde raadpleging van de Raad, waarover de Kamer in juli wordt geïnformeerd.

Hiermee ben ik aan het einde van dit blok.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat zij een afweging maakt op basis van het milieu en met het oog op de visstand. De Staatssecretaris weet net als ik dat de controle op dat soort dingen, zeker als dat uithanden gegeven wordt aan de landen zelf, niet zo bar veel voorstelt. Ik neem aan dat zij dat in haar overweging meeneemt. Ik zou het heel fijn vinden als zij die problemen op de agenda van de Raad zou zetten. De controle op de naleving kun je volgens mij niet aan de Mauritaanse overheid overlaten.

Staatssecretaris Dijksma: We geven niks uithanden. Zo werkt het internationaal recht. Wij kunnen niet zomaar op het territorium van een ander land controleren hoe zij hun werk doen. Mevrouw Dikkers moet zich eens voorstellen wat er zou gebeuren als andere landen dat bij ons zouden doen. Dat kan niet. Ik ben het er wel mee eens dat nagegaan moet worden hoe serieus die controle is en hoe wij druk kunnen uitoefenen op landen om dat goed te doen. Dat is dan politieke druk die moet worden georganiseerd. Ik ben bereid om dat te agenderen in de Visserijraad. Dat lijkt mij fair, maar dat is echt iets anders dan de suggestie dat wij iets uithanden geven. Je kunt niet iets uithanden geven wat je niet hebt.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Dat snap ik. Ik ben blij dat de Staatssecretaris dat wil doen. Zij kan natuurlijk ook controleren wat de schepen gevangen hebben wanneer zij terug zijn in de Europese wateren en waar zij zich aan gehouden hebben. De Staatssecretaris stelde dat als wij daar niet vissen, de Chinezen daar wel vissen. We geven aan Mauritanië wel 70 miljoen aan belastinggeld om daar te mogen vissen. Dus ik vind dat wij wel degelijk recht van spreken hebben om ons daar stevig tegenaan te bemoeien. Ik vertrouw erop dat de Staatssecretaris dat zal doen.

Staatssecretaris Dijksma: Het is niet zo dat Nederland zo'n bedrag geeft. Het is een bedrag dat van de gehele Unie komt. Nogmaals, het is lastig om vanuit Nederland in de Mauritaanse wateren te controleren wat er gebeurt. Dat is aan de autoriteiten. We kunnen uw suggestie meer in algemene zin in de Raad naar voren brengen. Daar ben ik toe bereid. Wij kunnen die autoriteiten echter niet overrulen.

De heer De Liefde (VVD): De Staatssecretaris gaf antwoorden op vragen over de tong. Mij is niet geheel duidelijk of die vermindering met 5% door die twee nieuwe stelsels nu wel of niet van de baan is. Dat bleek niet duidelijk uit haar antwoord. In de Kamer is afgesproken dat de inzet van de Staatssecretaris zou zijn om tong van fase 1 naar fase 2 te krijgen. Uit haar antwoord heb ik dit niet goed begrepen. Kan de Staatssecretaris daar explicieter over zijn?

Staatssecretaris Dijksma: Het antwoord op uw beider vragen is ja. De min 5% is van de baan omdat er nu volgens een nieuwe MSY-benadering is gerekend. Ik heb de heer Bosman in een vorig overleg al toegezegd dat het beheerplan naar de volgende fase kan.

De heer Bosman (VVD): U hebt het toegezegd, maar gebeurt het ook?

Staatssecretaris Dijksma: Dat is afhankelijk van het verloop van het debat in de Raad. Ik denk dat de Commissie dat wel wil toezeggen. Dan zal moeten blijken of daar ook volop steun voor is. Ik hoop daarop en wij gaan ervoor.

De heer Smaling (SP): Mijn vraag sluit naadloos aan bij wat mevrouw Dikkers vroeg, De Staatssecretaris stemt in met het protocol. Blue Ventures, de universiteit van British Columbia en de Wereldbank zeggen dat het geen goed protocol is. Er worden vraagtekens geplaatst bij het ethisch karakter. In het geval van Madagaskar is het een van de slechtste contracten in de regio. Dat zou de Staatssecretaris ertoe kunnen aanzetten om die discussie met enig voorbehoud aan te gaan en niet nu al te zeggen dat zij zich aansluit bij het protocol. Of zie ik dat verkeerd?

Staatssecretaris Dijksma: Ik ben altijd zeer kritisch op dit soort protocollen. Ik wil weten of er op de kwetsbare punten die u terecht noemt en die ook in het onderzoek naar voren komen, goede afspraken worden gemaakt. Als dat in het protocol het geval blijkt te zijn, is het vervolgens lastig om daar tegen te stemmen. Bij de bespreking legt Nederland de aandacht op deze pijnpunten. Wij zullen in gesprek met de Commissie blijven om ervoor te zorgen dat men zich er echt van verzekert dat het op al die onderwerpen goed zit. Als het antwoord op al die punten ja is, wordt het voor mij lastig om te zeggen dat ik het toch niet vertrouw.

De heer Smaling (SP): Dat begrijp ik. Ik probeer een parallel te trekken tussen landroof en zeeroof. Als activiteiten van bedrijven in ontwikkelingslanden leiden tot kaalslag of het verwoesten van mangrovebossen, dan kunnen wij Minister Ploumen daarop aanspreken. Zij gaat dan vaak met die bedrijven en banken in gesprek. Op dat punt heeft de Kamer een korte lijn. In dit geval is het toch een beetje een zwart gat of een blauw gat omdat het om zee gaat. Ik verlies de greep erop. Ik moet maar hopen dat de Staatssecretaris in Brussel iets kan doen waarmee zij ons tegemoetkomt. Kan dat eigenlijk wel? Zij zegt dat zij wel kritisch is, maar zij zal er mee instemmen.

Staatssecretaris Dijksma: De Europese Commissie onderhandelt namens de lidstaten. Als wij alleen of samen met een paar lidstaten tegen stemmen, zullen wij daarmee niet bewerkstelligen dat het protocol er niet komt. Uiteindelijk gaat het erom dat je op de punten waarop je kritiek hebt, er niet alleen voor zorgt dat de Commissie je serieus neemt, maar dat in het protocol ook tegemoet wordt gekomen aan die kritiek. Dat is niet vergelijkbaar met een project waarbij de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking een directe subsidierelatie heeft met een partner in een land en daardoor via eigen lijnen eisen kan stellen. Dat is het verschil. Daarmee is het overigens nog geen blauw gat. Wij zijn zeer duidelijk aanwezig om ons geluid te laten horen, ook in de Raad. U moet mij inderdaad vertrouwen – maar dat kunt u ook controleren – dat ik daar ook zeg wat ik hier zeg.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik probeer helder te krijgen wat de Staatssecretaris over de overcapaciteit heeft gezegd. Iedere lidstaat inventariseert dit zelf. Het ministerie heeft gezegd niet uit te kunnen sluiten dat Nederland overcapaciteit heeft bij de supertrawlers. De Staatssecretaris suggereerde dat dit in Europees verband wel breed wordt onderzocht. Volgens mij klopt dat niet helemaal. Wordt dat haar inzet? Was het een toezegging dat het in Europees verband apart wordt onderzocht? Of wordt dit al efficiënt meegenomen in de bestaande trajecten? In dat laatste heb ik niet zo veel vertrouwen.

Staatssecretaris Dijksma: Daar zult u het wel mee moeten doen. Volgens mij komt het erop neer dat wij aanleveren wat volgens ons de huidige capaciteit is. Ik zeg niet dat ik twijfel aan ons rapport, want dan zouden wij het niet moeten inleveren. Vervolgens bekijkt de Commissie dat voor alle lidstaten. Zij moet ook ons rapport controleren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik heb niet het gevoel dat de Commissie zich geroepen voelt om breed te onderzoeken hoe dit in de hele Unie zit, ook in verband met het omvlaggen. Kan de Staatssecretaris hier nog eens op ingaan, zodat wij kunnen beoordelen of de Commissie een gedegen onderzoek naar de totale overcapaciteit van de Europese vloot doet? Als dat niet zo is, vraag ik de Staatssecretaris om daar alsnog op in te zetten. Kan zij dit schriftelijk uiteenzetten, zodat wij kunnen zien wat er met al die individuele rapporten gebeurt?

Staatssecretaris Dijksma: Volgens mij is dat goed. Ik heb toegezegd dat ik begin 2015 terugkom op de toedeling van de quota op basis van artikel 17. Ik heb ook gezegd dat het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid het mogelijk maakt dat er juist extra eisen worden gesteld aan het omvlaggen om niet-duurzaam vissen te voorkomen. Het lijkt mij goed om in de brief die de Kamer dan krijgt ook dit proces en de precieze werking daarvan mee te nemen. Dit kunnen wij laten zien aan de hand van het nieuwe beleid. Mevrouw Ouwehand zegt dat de Commissie er niet mee bezig is, maar het feit dat het omvlaggen wordt bemoeilijkt om niet-duurzame visserij te voorkomen, toont aan dat ook de Commissie – en wij – daar oog voor wil hebben. Ik kom hier in de brief uitgebreid op terug.

De voorzitter: Even ter informatie: dit tempo hebben wij nodig om om vijf voor half klaar te zijn. Dan gaat de Staatssecretaris nu over naar het tweede blokje: landbouw.

Staatssecretaris Dijksma: Ik begin met het geliefde thema van de superheffing en het aanpassen van de vetcorrectiefactor. Uiteraard zal ik dat morgen – ik hoop met uw steun – bij de nieuwe Commissaris aan de orde stellen. Ik doe dat overigens niet voor het eerst. Wij blijven bezig om aan te geven dat dit een goede maatregel kan zijn, ook om de sector tegemoet te komen nu men te maken heeft met de gevolgen van de Ruslandboycot. Over dat laatste zeg ik straks meer.

Waarom zijn wij minder enthousiast over het Poolse voorstel? Dit voorstel biedt geen soelaas in de Nederlandse situatie omdat wij al op voorhand innen op het moment dat iemand zijn quotum bereikt, Het gespreid betalen leidt tot meer uitvoeringslasten. Wij moeten dat allemaal steeds blijven controleren. Ik denk dat het veel zinvoller is om met alle lidstaten die van mening zijn dat er op dit onderwerp iets moet gebeuren, vast te houden aan de inzet die wij vanaf het begin hebben gehad. Het gespreid betalen van iets waarvan je eigenlijk vindt dat het verminderd moet worden, lijkt een kleine geste van de Commissie waardoor zij denkt meteen van het onderwerp af te zijn. Strategisch gezien wil ik de Kamer en mijn Poolse collega vragen om na te gaan of dit iets is waarmee je vlak voor kerst blij gemaakt wilt worden. Het is een surprise maar er zit niets in.

De heer Geurts heeft naar de regeling voor jonge boeren gevraagd. De Europese Commissie komt begin volgend jaar met een reactie op het Nederlandse POP. Zij heeft daarbij wat vertraging opgelopen, maar wij zitten in de eerste league om het zo maar even te zeggen. Wat betreft de jonge boeren houd ik graag de vinger aan de pols. Alle provincies hebben toegezegd om een regeling te treffen. Daarover blijven wij met hen in gesprek. Uiteindelijk is het gedecentraliseerd beleid. Je kunt wel een beroep op elkaar doen om zo veel mogelijk dezelfde soort voorwaarden te creëren, maar je kan het niet afdwingen.

De heren Geurts en De Liefde vroegen of met het openstellen van de regeling het probleem met de schoolfruitregeling is opgelost. Ik ben blij dat Lidl levert. Dat is van belang voor bijna 100.000 kinderen. Om de problemen uit het verleden te voorkomen, hebben wij ons vanaf het begin gerealiseerd dat een EU-conforme uitvoering nodig is. Lidl blijkt met de huidige regeling uit de voeten te kunnen. Het kan dus wel. Het bedrijf wil op termijn het aantal scholen dat wordt bereikt, uitbreiden. Er zijn zeker mogelijkheden voor andere bedrijven die onder deze voorwaarden hieraan willen deelnemen. Ik vermoed dat er in het najaar weer een openstelling komt. Dan kunnen zich meer deelnemers melden.

De heer Geurts vroeg hoe het zit met de regelingen voor schoolfruit en schoolmelk. Hij memoreerde ons subsidiariteitsstandpunt. Het voorzitterschap zal in de Raad de voortgang melden van de besprekingen over het voorstel voor een gecombineerde regeling voor schoolfruit en schoolmelk. Wij vinden eigenlijk dat dit soort zaken nationaal geregeld moet worden. Het is wel zo dat wij in algemene zin de doelstelling van de regeling steunen, namelijk het bevorderen van de consumptie van groente en fruit, en het aanleren van gezonde eetgewoonten bij kinderen. Als er een regeling komt, dan moet je daar gebruik van maken. Overigens hebben wij nu geen schoolmelk in Nederland. Leveranciers hebben wel belangstelling voor een eventuele dergelijke regeling.

Dan de biologische verordening. Ik dacht dat ik op dit punt sinds het laatste AO daarover geen kaarten meer voor de borst had. Het is misschien goed om dat nog eens te zeggen. De Kamer vindt het geen goed deal die nu voorligt en ik vind dat ook niet om exact dezelfde redenen die de heer Dijkgraaf noemde en nog een paar meer. Dat is vrij overzichtelijk. Nederland is zeer kritisch over het voorstel van de Europese Commissie. Ik heb overigens niet de indruk dat er maandag nog een compromisvoorstel komt. Met gelijkstemde lidstaten zijn wij in de aanval tegen de voorstellen waar wij kritiek op hebben. Wij hebben niet nu al gezegd: het is nee, nu niet en nooit niet. Ik heb wel tijdens de vorige Raad, overigens als enige, hardop gezegd dat nee zeggen een optie is. Daarmee hebben wij wel degelijk de kat de bel aangebonden. Mijn indruk is dat de commissaris het goed verstaan heeft. Als het eindvoorstel niet acceptabel is, hebben wij intrekking als optie. Op dit moment zijn er nog onderhandelingen gaande. Ik wil het niet richting Timmermans schuiven, terwijl wij nog in de weer zijn met Hogan. Dat lijkt mij geen handige benadering. Als ik de Kamer daarvan kan weerhouden dan is dat winst. De gemengde landbouw is voor ons van belang. Ik zeg tegen de heer Dijkgraaf dat er geen spoor van twijfel is dat wij daar anders over zouden denken. Ik zal dit morgen weer luid en duidelijk aan de Commissie overbrengen.

Dan de kwestie van het Mexicaanse paardenvlees. Er worden in derde landen controles uitgevoerd. Indien blijkt dat dierenwelzijn in relatie tot diergezondheid en voedselveiligheid – dit is een belangrijke combi – geschaad wordt, kan de EU maatregelen nemen. Ik steun dat in dit geval van harte. Ik zal de Commissie vragen om dit soort inspectiemissies in derde landen uit te voeren. In dit geval gaat het om een combinatie van dierenleed – dat aspect alleen is niet voldoende – en de niet-traceerbaarheid van het vlees. In het laatste geval is niet duidelijk wat er precies inzit en dan kan de voedselveiligheid in het geding komen. In dat geval moeten wij hard ingrijpen.

Bijna alle woordvoerders hebben gesproken over het teeltverbod van ggo's en de Nederlandse positie in dit dossier. Als eerste merk ik op dat dit in de Milieuraad speelt en niet in «mijn» Raad. Staatssecretaris Mansveld en ik sturen de Kamer gezamenlijk brieven. Als de Kamer die wil bespreken, moet dat met ons gezamenlijk gebeuren of ter voorbereiding van de Milieuraad. Wij propageren geen verbod op de teelt van ggo's. De heer Dijkgraaf wil dat wel, maar volgens mij is dat niet de uitkomst van het debat in Nederland. De heer Dijkgraaf heeft de fractie van mevrouw Ouwehand aan zijn zijde en misschien nog wel een paar fracties, maar ik heb niet het idee dat dit de opdracht van de Kamer was. De Kamer heeft gezegd: maak het mogelijk dat Nederland dat eventueel op zijn eigen grondgebied kan tegenhouden. Het kan dus worden tegengehouden, maar dat moet niet. Voordat de ggo-teelt weer in de Milieuraad wordt behandeld, zal dit punt vanzelfsprekend door mijn collega aan de Kamer worden voorgelegd. Via die route wordt de Kamer op de hoogte gehouden, net zoals wij dat bij de Landbouwraden doen.

Mevrouw Ouwehand vroeg hoe het precies zit met het teeltmateriaal. Zij begreep dat onderdeel van de brief niet. De huidige EU-regelgeving verbiedt het op de markt brengen van materiaal dat niet voldoet aan de definitie van het begrip «ras». Hierdoor is al het zaad op de markt erg uniform. Veel boeren wensen dat, maar er zijn ook boeren die liever heterogeen materiaal willen gebruiken, omdat dit voor meer diversiteit zorgt. Vooral in de biologische landbouw is hier natuurlijk behoefte aan. Ik vind ook dat er meer divers materiaal op de markt moet kunnen komen. De verordening kan daarvoor zorgen. Er zijn dan ook voorstellen voor de wijze waarop wij met heterogeen materiaal kunnen omgaan en hoe dit op de markt kan worden toegelaten.

De heer De Liefde heeft gezegd dat de Italiaanse voorzitter nogal vasthoudend is bij een voorstel waar Nederland het in ieder geval niet mee eens is. Hoe gaat dat nu verder? De huidige voorzitter zal de voortgang presenteren. De inzet van Italië is een gesloten importsysteem. Wij zijn daartegen. Dat is onze positie en daarin staan wij gelukkig niet alleen. Ik zal het Nederlandse standpunt in de Raad duidelijk maken. Ik verwacht dat het debat hierover onder het Letse voorzitterschap wordt voortgezet. Mijn stelling is dat het voorliggende voorstel gewoon nog niet rijp is voor conclusies.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik kan mij de redenering van de Staatssecretaris bij de superheffing wel voorstellen, maar als het uiteindelijk niet lukt, dan heb je toch liever betaling in termijnen. Er zijn bedrijven die in de problemen zitten. Houdt de Staatssecretaris deze optie achter de hand voor het geval de eerste optie niet doorgaat?

Staatssecretaris Dijksma: Het is te vroeg om dat nu al te zeggen. Wij hebben een heldere lijn. Wij willen een aanpassing van de vetcorrectiefactor. Dat is ook mijn positie waarmee ik openlijk de discussies in de Raad inga. Ik vind het te vroeg om nu al te zeggen dat wij ons met alternatieven bezig moeten houden, nog even los van de vraag of dit in de Nederlandse situatie wel zo veel soelaas biedt als kennelijk wordt gedacht.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik begrijp de Staatssecretaris goed. Daar komen wij nog wel een keer over te spreken.

Ik heb niet gezegd dat er ten aanzien van de ggo's een moet-bepaling in het leven geroepen moet worden. Het ging mij puur om de uitvoering van de motie-Ouwehand, dus dat die kan-bepaling erin komt. Ik begrijp dat de Staatssecretaris zegt dat dit zo zou kunnen zijn.

Staatssecretaris Dijksma: Daar is geen misverstand over. Dat hebben wij heel goed begrepen in het debat.

De heer Geurts (CDA): Ten aanzien van de superheffing geef ik in overweging dat Nederland betaalt nadat Italië heeft betaald.

Ik kom terug op de schoolmelk en subsidiariteit. Ik begrijp het betoog van de Staatssecretaris op zichzelf wel. Als partijen daarvoor willen gaan, zal het ministerie het invoeren van schoolmelk steunen, zo begrijp ik.

Staatssecretaris Dijksma: Niet steunen, maar de regeling openstellen. Als veel mensen zich voor zo'n regeling melden, zou het heel gek zijn als wij zeggen dat dit niet mag. Dat lijkt mij niet een goede positie. Bij het schoolfruit hebben wij ook gezegd dat wij principieel gezien vinden dat dit niet via de EU moet lopen. Op het moment dat de mogelijkheid er is gaan wij onze eigen mensen er niet van weerhouden om daaraan mee te doen.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Wij willen graag voor de formele besluitvorming in de Raad nog over de nationale teeltbevoegdheid spreken. Het is mij nu niet duidelijk wanneer dat moment is. Ik begrijp dat dit niet op de agenda van de Milieuraad staat. Ik begrijp dat de Staatssecretaris hier niet veel over kan zeggen, omdat dit iets is dat bij haar collega Mansveld speelt. Collega Ouwehand had het al over een parlementair voorbehoud. Wij willen daar erg graag over kunnen spreken. Kunnen wij voor de besluitvorming de informatie krijgen?

Heb ik goed begrepen dat de Staatssecretaris ten aanzien van het Mexicaanse vlees zal vragen of de veterinaire inspectiediensten in andere landen gaan kijken? Daar maakt zij mij ontzettend gelukkig mee.

Staatssecretaris Dijksma: Het antwoord op de laatste vraag is ja. Op de eerste vraag kan ik antwoorden dat ik niet precies in beeld heb hoe de agendering van de Milieuraad er uitziet. Uit het onderling overleg met collega Mansveld weet ik dat zij op dit thema bijna standaard een parlementair voorbehoud maakt, gezien de gevoeligheid van dit punt in het parlement. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer, wellicht naar aanleiding van de eerstvolgende Milieuraad, aan collega Mansveld vraagt hoe de besluitvorming volgens haar zal verlopen. Het is voor mij wat ingewikkeld omdat ik daar in mijn eigen raad niet mee van doen heb. Ik weet het gewoon niet.

Mevrouw Dikkers (PvdA): De Milieuraad is net geweest. De volgende is voor maart geagendeerd. Wij zullen via de procedurevergadering toch bij Infrastructuur en Milieu moeten aankloppen.

Staatssecretaris Dijksma: Dat lijkt mij de juiste route.

De heer De Liefde (VVD): Mijn vraag ging over dit punt. Ik kan mij voorstellen dat wij in de procedurevergadering een schriftelijk verzoek indienen dat het kabinet op dit punt een parlementair voorbehoud maakt. Als dat in een kort briefje bevestigd kan worden, dan zijn wij tot maart in ieder geval rustig.

Staatssecretaris Dijksma: Ik zal dat alvast doorgeven aan mijn collega. Ik vermoed eerlijk gezegd dat u op dat punt uw gelijk zult halen. Ik kan mij niet voorstelen dat I en M daar anders over denkt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik dank de collega's voor hun aanvullende vragen en de Staatssecretaris voor de reactie daarop. Mijn vraag betreft het teeltmateriaal. De Staatssecretaris schetst de lijn van het vergroten van de mogelijkheden om heterogeen materiaal op de markt te brengen. Die lijn steun ik. Verder ben ik in verwarring. Ik snap het niet. Het voorstel dat er lag maakte dit moeilijker. Dat hebben wij verworpen. Nu zegt de Staatssecretaris dat de bestaande regels niet ruim genoeg zijn. Kan de Staatssecretaris dit verduidelijken? Ik was er niet van op de hoogte dat de bestaande regels te belemmerend zijn voor het op de markt brengen van heterogeen materiaal. Ik wil graag kunnen volgen hoe het zit als er een nieuw voorstel aankomt.

Staatssecretaris Dijksma: Het lijkt mij goed om dit wat uitgebreider uiteen te zetten dan in het verslag dat u van deze Raad krijgt. Wij kunnen daar een passage aan wijden. Ik zeg dit met een knipoog naar de heer Smaling, want hij vroeg zich af waarom de brief onderwerpen bevat die niet op de agenda van de Raad staan, zoals de pilot eerlijke handelspraktijken. De Kamer gebruikt een algemeen overleg soms om onderwerpen wat meer uit te diepen dan gelet op de agenda strikt nodig is. Andersom maak ik mij daar ook schuldig aan. In brieven schrijf ik wel eens antwoorden op vragen die misschien niet direct op de agenda staan maar wel een rol hebben gespeeld in het debat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het lijkt mij geen zonde om iets meer in een brief op te nemen als dat de wens van de Kamer is of als de Staatssecretaris zelf dingen kwijt wil. Dank voor deze toezegging. Wij kunnen dan de ontwikkelingen goed volgen. Ik begrijp dan ook wat de achtergrond is.

De voorzitter: Het volgende blokje is de boycot van Rusland.

Staatssecretaris Dijksma: Dat blokje is korter. De stand van zaken met betrekking tot de garantstelling werkkapitaal is afgelopen week door de ministerraad geaccordeerd. Dat moet formeel altijd met dit soort zaken. Ik verwacht dat ik zeer binnenkort de nieuwe tijdelijke garantstelling kan publiceren. Deze wordt opengesteld tot en met 31 december 2015. De regeling is erop gericht om in de kern gezonde ondernemingen die door de Ruslandboycot tijdelijke liquiditeitsproblemen hebben deze periode te laten overbruggen. Banken die hieraan deelnemen hebben de mogelijkheid om het risico van de financiering van het werkkapitaal te delen met de Staat. De regeling is complementair aan de Europese interventie voor groente en fruit. De interventie legt een bodem in de markt en voorkomt opbrengstprijzen beneden de kostprijs voor de telers. In de kern gezonde bedrijven die voor het volgend teeltseizoen door de boycot liquiditeitsproblemen krijgen, kunnen met deze regeling een aanvullende lening bij hun bank krijgen voor werkkapitaal. De Staat staat garant voor de helft van de lening van maximaal 1 miljoen euro. In eerste instantie kan de Staat tot 75 miljoen garanties aangaan. Indien de aanvragen dit bedrag te boven gaan, zal aanvullend 25 miljoen beschikbaar gesteld worden. Dat hebben wij in ieder geval geregeld.

Het crisiskartel hebben wij nog niet kunnen regelen. Dat vind ik jammer, maar hierbij ben ik afhankelijk van de Commissie. Wij hebben nog steeds geen formeel antwoord gekregen. In een vorig overleg heb ik aangegeven dat mijn indruk is dat de DG Competition, zoals dat zo mooi heet, dus de mededingingscommissaris, daar kennelijk het zijne van denkt. Er is wel technisch overleg geweest tussen mijn mensen en de mensen van de Commissie, maar die zijn daar niet optimistisch van teruggekeerd om het maar even zo te zeggen.

De heer Geurts vroeg of er wordt nagedacht over de vraag hoe wij permanent crisismaatregelen kunnen openstellen voor het moment dat er crisis is. Ik vind het winst dat hij daarbij aangaf dat wij niet op voorband het Belgische model daarbij in gedachten moeten hebben. Wij zijn niet bezig met maatregelen die continu openstaan. Het Belgische model leidt heel snel tot doordraaien van goede producten. Ethisch gezien vind ik dat geen fraaie lijn. Daar moeten wij niet naar kijken. Wij kiezen voor preventie en voor alternatieve markten. Wij zijn daarmee bezig. Ik zal begin 2015 onze exportstrategie op dat punt verduidelijken. Daarbij gaat het om de vraag hoe je minder afhankelijk kan worden van instabiele landen om in de termen van de heer Geurts te blijven. Kortom, hoe kan je meer zekerheid krijgen? Wij denken dat dit een terechte strategie is. Wij moeten dus nieuwe markten zoeken. De huidige regeling is voor onbepaalde tijd opengesteld. Natuurlijk hebben wij bij een zogenaamde normale crisis ook interventie maatregelen. Tot zover dit blok.

De heer Smaling (SP): Ik heb zorgen over het niet enthousiast terugkomen uit het overleg met DG Competition. Is dat gevoelen breder dan alleen in dit verband? Gisteren hadden wij het over duurzaamheid. Daarbij heb je ook rek en ruimte nodig op het gebied van mededinging. Is de Staatssecretaris bang dat dit er helemaal niet inzit?

Staatssecretaris Dijksma: Nee, want zo breed hebben wij dat overleg niet gevoerd. Wij voeren dat overleg ook met de mensen van AGRI, de landbouwmensen. Het ging specifiek over het crisiskartel. Mijn indruk is dat het voor deze mensen lastig is, omdat er elders in de Commissie, aan de mededingingskant, ten aanzien van het crisiskartel als het ware tegendruk bestaat. Dat is een politieke inschatting. Ik heb daar geen hard bewijs voor.

De heer Smaling (SP): Maar was bij dat DG wel voldoende tussen de oren te krijgen dat de landbouw toch een ander soort sector is, met een ander type ondernemers dan de gemiddelde ondernemer? Zij hebben bijvoorbeeld grond. Als de vraag afneemt, kunnen ze niet ineens maar de helft van hun grond benutten. Het is een ander type sector, met marktimperfecties waardoor dit soort zaken nodig is.

Staatssecretaris Dijksma: Daar zijn wij het mee eens, en om die reden hebben wij ook het voorstel voor het crisiskartel gedaan. Daarnaast hebben wij het de Commissie zelfs mogelijk gemaakt om op basis van een aantal concrete voorbeelden die wij hebben uitgewerkt, te laten zien waarom dat belangrijk is. Het lijkt me moeilijk om heel veel verder te gaan.

De voorzitter: Dan gaan wij nu over naar het forse blokje «overig». Houd u dus vast.

Staatssecretaris Dijksma: Daar gaan we.

Ik begin met het BNC-fichevoorstel Gemedicineerde diervoeders. Op 31 oktober jongstleden heeft de Kamer het BNC-fiche gekregen met het kabinetsstandpunt over het EU-voorstel voor een verordening inzake gemedicineerde diervoeders. Het voorstel wordt op dit moment besproken in Raadswerkgroepen. Wij zijn positief over het voorstel, want de regels voor de productie en het gebruik van gemedicineerde diervoeders worden geharmoniseerd en aangescherpt. Wij denken dat in vergelijking met de huidige situatie volksgezondheid en diergezondheid in de Unie beter gewaarborgd kunnen worden. Dat is vooral belangrijk om het door de leden terecht aangestipte thema van de antibioticumresistentie te kunnen beetpakken en dit tegen te gaan. Het gebruik van gemedicineerde diervoeders is een van de methoden om een groep dieren te behandelen, maar dat mag alleen nadat een dierenarts de dieren heeft onderzocht en de noodzaak heeft vastgesteld om het via deze route te doen. Dat kan soms nodig zijn als bijvoorbeeld een besmettelijke ziekte zich heel snel binnen een groep dieren verspreidt. Het is wel een laatste redmiddel in het arsenaal dat een dierenarts heeft.

Mevrouw Ouwehand vroeg wanneer deze kwestie in de Raad aan de orde komt. Nederland gaat toch niet instemmen met een verlaging van de Nederlandse standaard, zo vroeg zij verder. Om met het laatste te beginnen: ik waak ervoor dat de Nederlandse standaard niet wordt verlaagd. Wij zijn niet voor niets bezig, samen met Minister Schippers, om het hele thema van antibioticumresistentie niet alleen in de Unie maar wereldwijd tussen de oren te krijgen. Dat is echt belangrijk. Wij verwachten dat dit tijdens het komende voorzitterschap in de Raad aan de orde zal komen. Met name de markttoelatingseisen voor antimicrobiële middelen worden aangescherpt. Ook het gebruik van antimicrobiële middelen wordt aangepast. Bijvoorbeeld het feit dat alleen een dierenarts het nog mag voorschrijven en dat hij alleen hoeveelheden mag voorschrijven die nodig zijn voor de duur van de behandeling, is echt enorme winst. Er komen regels voor een verplichte verzameling van gegevens over het gebruik van antimicrobiële middelen. Juist Nederland heeft zich er heel sterk voor gemaakt om dit onderwerp op de agenda en in de verordening diergezondheid te krijgen.

Mevrouw Ouwehand heeft daarnaast gevraagd of wij niet terughoudend moeten zijn met de inzet van dierenartsen. De wettelijk vastgelegde rol van de officiële dierenarts bij controles op levende dieren en bij de vleeskeuring blijft wat Nederland betreft onveranderd van kracht. Wij zijn er dus juist voor dat dierenartsen een belangrijke rol spelen.

De heer Smaling heeft eigenlijk een vergelijkbare vraag gesteld: gaan wij hiermee niet akkoord met een verlaging van onze standaarden? Nee, dat doen wij niet. Nederland heeft op bepaalde punten een strenger beleid en dat wil ik ook zo houden. Het mooie van deze verordening is dat die daarvoor de ruimte biedt. Om die reden zijn wij positief. Wij zien dat daarmee de standaard in de Europese Unie omhooggaat maar dat dit voorstel ons niet belet om verstandige dingen te doen in dit dossier. Wij willen de mogelijkheid behouden om nationaal beleid te voeren als dat nodig is. Daar gaan wij voor.

Op de brief aan de Europese Commissie over het welzijn van varkens zal ik in het schriftelijk verslag terugkomen. Ik heb deze brief net ontvangen. Wij moeten nog even puzzelen over de vraag wie de afzender was. Hierop krijgt de commissie dan een reactie.

Een aantal vragen heeft meer te maken met de Dierenwelzijnsconferentie die aanstaande zondag in Vught wordt gehouden, een conferentie met mijn Duitse en Deense ambtgenoten. Onder meer onze landbouw- en dierenwelzijnsorganisaties zijn daarbij. Ook van Duitse en Deense zijde komen er gasten mee. Wij bereiden een gezamenlijke verklaring over dierenwelzijn voor. Na de conferentie zullen wij die inbrengen in de Landbouwraad. Uiteraard zullen wij de Kamer op de hoogte stellen van de resultaten. Vermindering van de regeldruk en een level playing field zijn uiteraard belangrijke eisen. Tegen de heer De Liefde zeg ik dat de zaak niet is dat wij voor Nederland naar nieuwe regels toe willen. Het gaat er juist om dat wij voor andere Europese lidstaten het punt van het level playing field willen maken en waar mogelijk de EU-regels op dit punt willen verbeteren. Men kan bijvoorbeeld denken aan het transport, waarover wij het eigenlijk al heel lang eens zijn. Nederland kan zich er goed in vinden dat dit transport niet maximaal 24 uur maar maximaal 8 uur zou moeten zijn. Het blijkt heel weerbarstig om dit bij de Europese lidstaten voor elkaar te krijgen. Tot nu toe gaf ook de Commissie, de vorige Commissaris, Borg, op dit onderwerp niet thuis. Dit is volgens mij een mooie manier om met de Duitsers en de Denen te bekijken of wij gedrieën wel deuken in een pakje boter kunnen slaan. Dat zijn wij wel van plan.

De heer Geurts heeft gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot CO2en het vergassen van ganzen. Daarover zal de Kamer nog voor de kerst een brief ontvangen van de collega van Infrastructuur en Milieu. Zij zal de leden van de voortgang bij dat dossier op de hoogte houden.

De heer De Liefde vroeg of het onderzoek dat EFSA nu start, precies datgene is wat ik samen met de Duitse collega Christian Schmidt hebt gevraagd. Dat moeten wij bezien op basis van de resultaten van dat onderzoek. EFSA komt binnenkort kennelijk al met de eerste resultaten. Dan kunnen wij ook beoordelen of er nog aanvullend onderzoek nodig is. Men heeft snel gehandeld naar aanleiding van de uitbraak van hoogpathogene vogelgriep. EFSA is dus begonnen met onderzoek. Dat juichen wij toe; wij hebben er ook om gevraagd. Maar of wat daaruit komt, voldoende is, moeten wij echt bezien. Ik sluit niet uit dat wij meer nodig hebben.

In verband met de Nitraatrichtlijn vroegen de heer Geurts en naar ik meen ook de heer Dijkgraaf aandacht voor twee zaken. De eerste vraag betreft problemen met een te late aanvraag voor derogatie. Vrij vertaald werd gevraagd of wij daarin niet toeschietelijker kunnen zijn. Er is inderdaad een brief gestuurd waarin twee specifieke gevallen aan de orde werden gesteld waarbij derogatieverzoeken van cliënten van de briefschrijver, om het zo maar even eufemistisch uit te drukken, zijn afgewezen. Een van die aanvragen is afgewezen omdat de indieningstermijn is overschreden. De andere aanvraag is nog in behandeling. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) toetst of de aanvrager van een derogatie over ten minste 80% grasland op het bedrijf beschikt. De overheid heeft de taak om de regels voor alle ondernemers gelijk te handhaven, bijvoorbeeld de regels voor het vaststellen van het percentage grond of de termijnen. Uiteindelijk past de RVO de regels, hoe knellend ze soms ook ervaren worden, wel voor elke ondernemer gelijk toe. Anders krijg je toch heel ingewikkelde situaties.

Ten tweede werd gevraagd naar de equivalentie en de stand van zaken van dat pakket. Zoals men weet, biedt het vijfde actieprogramma de mogelijkheid – Nederland heeft dat geregeld – om van generieke maatregelen af te wijken via equivalente maatregelen, op voorwaarde dat wetenschappelijk wordt aangetoond dat minimaal hetzelfde milieuresultaat wordt gerealiseerd en dat de uitvoering geborgd is. De sector pakt de handschoen op om equivalente maatregelen te ontwikkelen. Van mijn kant geef ik, via de leden, de sector complimenten daarvoor. Als eerste in Europa biedt Nederland dat maatwerk ook. Wij gaan er dus als eersten echt mee aan de slag. Dat is ook voor ons nog wel een beetje zoeken, want het is een nieuwe weg. Dit geldt zowel voor de concrete invulling van de maatregel als voor de manier waarop wij dit moeten borgen. Wij zijn daarover nu in overleg met de sector. Ook het Wageningen UR (WUR) is daarbij betrokken. Het gaat de goede kant op. Misschien gaat het niet altijd zo snel als wij eigenlijk zouden willen, ook niet aan onze kant; dat zie ik ook wel. Maar ik hoop dat wij in de loop van 2015 wel concreet aan de slag kunnen.

Dit was het einde van mijn laatste blok.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De Staatssecretaris vroeg zich af wat de bron was van de brief over varkenswelzijn. Die is een initiatief van het Europarlement. Ik dank de Staatssecretaris voor haar toezegging om daarop terug te komen.

Misschien heb ik een antwoord gemist; in dat geval excuus. Over de verordening diergezondheid heb ik gevraagd of de Staatssecretaris zich wilde inzetten voor concretisering van de doelstellingen die nu gesteld zijn voor met name de problemen op het gebied van preventie. Ik begrijp dat het voorstel nu wordt gepresenteerd en dat er dus ook de komende maanden nog wel gelegenheid zal zijn om hierover te spreken. Is dat de inzet van de Staatssecretaris? Als er in diergezondheidsbeleid sprake is van een gebrek aan echt goede doelen op het gebied van preventie, blijf je zitten met zieke dieren die voortdurend moeten worden opgepept; hierop zijn wij eerder gewezen. De doelstellingen die nu in de verordening zitten, zijn zo vaag dat ik de Staatssecretaris zou willen vragen om zich in te zetten voor concretisering ervan.

Staatssecretaris Dijksma: Ik zal er nog even over nadenken wat dit precies zou kunnen betekenen. Wij zien nu wel dat het hele begrip «preventie» wordt opgepakt. Met name op het punt van het bestrijden van dierziekten worden in de stelsels voor de manier waarop onderzocht wordt, waakzaamheid en paraatheid ingebracht: surveillance en noodmaatregelen. Daarbij gaat het om bestrijdingsplannen op nationaal niveau. Die moeten ook op Europees niveau worden versterkt. Maar ik heb het gevoel dat dit niet het type preventie is waarop mevrouw Ouwehand nu doelt. Ik kan me voorstellen dat wij hierop nog eens moeten terugkomen wanneer wij dit te zijner tijd aan de orde hebben en wij hiermee concreter verdergaan, ook in de Raad.

De voorzitter: Een korte aanvullende vraag, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dit is iets wat ik eigenlijk ook even in de procedurevergadering wil bespreken. Er zijn punten op het gebied van de diergezondheid en de diergeneesmiddelen waaraan ik misschien via een motie wat richting zou willen geven. Ik begrijp dat al deze pakketten niet volgende week worden afgetikt; er is dus nog ruimte voor. Ik geef maar alvast aan de voorzitter mee dat ik in de procedurevergadering zou willen bespreken hoe wij hiermee omgaan. Iedere keer op het laatste moment nog halsoverkop een motie indienen en daarna stemmen op donderdag, vind ik vervelend. Maar in een te vroeg stadium kan de Staatssecretaris zeggen: «ja, maar nu al een motie...» Daar heb ik ook geen zin in. Mijn vraag is dus hoe wij het handig kunnen doen met VAO's, maar dat hoeven wij niet nu af te kaarten. Ik kan wel alvast zeggen dat stemmingen deze week na het aangekondigde VAO wat mij betreft niet hoeven door te gaan, als op deze punten aankomende week toch niet de klap valt in Europa.

De voorzitter: Dat was inderdaad ook mijn aanvullende vraag.

Staatssecretaris Dijksma: Daar ben ik blij mee. Het klopt inderdaad: mijn indruk is dat wij nog wel de tijd hebben om hierover met elkaar verder te spreken. De commissie moet uiteraard in haar eigen vergadering bedenken hoe zij dit wil doen. Daar bemoei ik me niet mee; ik ken mijn beperkingen en mijn rol. Uiteraard ben ik dan beschikbaar voor het gesprek daarover.

De heer Geurts (CDA): Mijn fractie vraagt ook geen VAO, en ik maak ook geen gebruik van een tweede termijn. Ik heb nog wel een aanvullende vraag over de Nitraatrichtlijn en de bijbehorende equivalentie. De CDA-fractie heeft een overzicht gemaakt van alles wat nog openstaat op het gebied van mineralen en mestwetgeving et cetera. Dit is een van die kwesties. Zou de Staatssecretaris een termijn kunnen noemen waarop zij verwacht dat deze regeling naar de Kamer komt? Ik ben ook nog steeds in afwachting van de mestverwerkingspercentages. Ik begrijp dat dit bij twee ministeries zit, maar ook daarover zouden wij graag zo snel mogelijk een antwoord aan de Kamer hebben.

Staatssecretaris Dijksma: Ik dacht dat ik op het punt van de mestverwerkingspercentages een handtekening onder een brief had gezet, maar het zou kunnen dat die brief nog onderweg is naar de Kamer. Die brief komt er dus aan. De Kamer krijgt die brief uiteraard voor de kerst, want dit gaat ook over volgend jaar. Met betrekking tot de vraag hoe wij verdergaan met een aantal onderwerpen die te maken hebben met de Nitraatrichtlijn en de wijze waarop wij hieraan verder invulling geven, kan ik me voorstellen dat het goed is om in het voorjaar, misschien voor het krokusreces, een soort voortgang aan de Kamer te sturen. Wij zijn uiteraard nog steeds bezig met het bepleiten van derogatie op het punt van het mineralenconcentraat. Ook zijn wij bezig om, hoe lastig dat soms ook is, met equivalente maatregelen aan de slag te gaan. Dan zal er overigens ook weer een beeld zijn van hoe het, internationaal of althans in Europees verband, zit met andere derogaties. Dat gaat allemaal heel moeizaam, merken wij. De gedachte destijds dat Nederland het als enige zwaar voor de kiezen kreeg, kunnen wij inmiddels echt verlaten, want wij zien dat het heel moeizaam is. Ik wil de Kamer dus ook daarin verder inzicht bieden. Zo'n brief zou misschien ergens voor het krokusreces de kant van de Kamer op kunnen komen. Het zou best mooi zijn als de heer Geurts daarmee tevreden zou kunnen zijn.

De heer Geurts (CDA): De heer Geurts wil er wel tevreden mee zijn, maar dat kan hij niet, want wij hadden de toezegging aan de Kamer dat er rond de equivalentie een regeling zou worden uitgewerkt, met het streven om deze in 2015 te laten ingaan. Ik maak me er zorgen over dat deze pas in de loop van de 2015 naar de Kamer zal komen. Voor het bedrijfsleven betekent dat namelijk dat 2015 bijkans een verloren jaar is. Dat zal toch niet de bedoeling zijn, lijkt me.

Staatssecretaris Dijksma: Maar dat is niet zo, want een regeling die in 2015 ingaat, kan in dat jaar nog wel haar effect hebben. Wij zullen het echter met elkaar eens moeten worden over de inhoud van die equivalente maatregelen, en het moet ook goed worden geborgd. We kunnen geen ijzer met handen breken. Zoals ik al zei, is het een nieuwe route. Het is niet eenvoudig. Je moet aantonen dat het daadwerkelijk equivalent is. Dat is niet zo'n gemakkelijk proces. Ik heb al die maatregelen niet morgen uitgevonden, zou ik willen zeggen, en ook half januari nog niet meteen. Als ik de Kamer voor het krokusreces het een en ander toestuur, hoop ik dat ik haar daarmee kan laten zien dat wij wel degelijk niet stil zitten op dit onderwerp; frappez toujours. Wij kunnen het echter niet alleen doen. Ook de sector kan het niet alleen doen. Wij zullen elkaar daarin moeten vinden.

De voorzitter: Een vraag ter verheldering, mijnheer Geurts.

De heer Geurts (CDA): Ja, alleen ter verheldering; ik zal geen tweede termijn houden. Ik maak me hierover toch zorgen, omdat juist in het voorjaar ook de bouwplannen in de diverse sectoren worden gemaakt: akkerbouw, vollegrondsgroente et cetera. Nu wordt het rond het krokusreces. Daarmee is 2015 gewoon weg. Ik zou een dringende oproep aan de Staatssecretaris willen doen om er linksom of rechtsom toch meer druk op te zetten.

Staatssecretaris Dijksma: Dat laatste lijkt me prima; dat wil ik ook best doen. Maar nogmaals, ik kan niet alles afdwingen door alleen te zeggen: het moet nu. Het moet ook kunnen. Laat ik het zo verstaan dat de heer Geurts ons allemaal opjaagt om er nog sneller dan snel voor te zorgen dat wij daarvoor een pakket hebben. Wij doen ons best.

De voorzitter: Dat was het einde van de eerste termijn. Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik geef de heer De Liefde voor één minuut het woord.

De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Ik begin met de teeltbevoegdheid van ggo's. In Coreper wordt dat vandaag besproken, zo is mij verteld. Ik laat even een als-danredenering volgen. Als daarvoor een akkoord wordt bereikt, bestaat de mogelijkheid dat het alsnog op de Milieuraad van 17 december terechtkomt. Willen wij snel kunnen handelen – die wens bestaat bij de Kamer; die is overduidelijk uitgesproken – dan is een parlementair voorbehoud mogelijk, maar liever zouden wij het bereikte akkoord inhoudelijk behandelen. Ik kijk niet naar deze Staatssecretaris, maar meer naar haar collega. Zij gaat er inhoudelijk over, maar haar spreken wij deze week niet meer. Hoe kunnen wij dit dus organiseren? Wat mij betreft is er de mogelijkheid van een schriftelijk overleg, en dan een VAO bij het AO Milieuraad, dat vorige week of deze week heeft plaatsgevonden. Dat is een optie. Ik zeg dit meer in de richting van de voorzitter dan in die van de Staatssecretaris. Voor dit scenario hangt wat mij betreft veel af van de vraag of er een akkoord wordt bereikt in Coreper en of het aan de Milieuraad wordt toegevoegd of niet. Hoe kunnen wij die informatie zo snel mogelijk naar de Kamer krijgen?

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik zal in overleg treden met I en M en bekijken wat wij kunnen doen. Laat ik het zo zeggen, om allerlei redenen. Ik zal met I en M in overleg treden en bekijken of er informatie naar de Kamer kan komen. Als het via mij moet, door allerlei andere omstandigheden, dan bekijken wij dat.

De voorzitter: Prima opgelost zo, denk ik.

De heer De Liefde (VVD): Ja, hartstikke fijn. Voor onze planning – daar is de Staatssecretaris niet geheel onbekend mee – nog dit: als de Milieuraad op woensdag is, zullen wij dus voor volgende week dinsdag eventueel een plenaire afronding moeten organiseren. De vraag aan de Staatssecretaris is dus of zij aan de Kamer kan aangeven hoe snel er duidelijkheid is over de door mij gesteld vraag of dit op de Milieuraad terechtkomt of niet.

Staatssecretaris Dijksma: Dat proberen wij dan deze week te melden. Zullen wij het zo doen?

De voorzitter: Mevrouw Ouwehand, wenst u ook een tweede termijn?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Dank aan de heer De Liefde voor het uitdenken van de te volgen procedure als dit of dat scenario zich gaat voordoen. Mijn vraag is gericht aan u, voorzitter. Ik heb geconstateerd dat de agenda zo vol was dat wij bijvoorbeeld aan de International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICATT) en de International Whaling Commission (IWC), waarover de Staatssecretaris haar inzet heeft teruggekoppeld naar de Kamer, niet zijn toegekomen. Kan ik alvast de aantekening laten maken dat ik op de procedurevergadering wil voorstellen om deze brieven nog een keer te agenderen voor een ander overleg? Die bijeenkomsten zijn nu geweest; het heeft dus geen haast, maar het zou jammer zijn als wij niet de gelegenheid hebben om tegen de Staatssecretaris te zeggen: dank voor de inzet, maar hoe gaan wij het vervolg doen?

De voorzitter: Dat kan zeker bij de volgende procedurevergadering en het zal ook toegezegd worden.

Ik beëindig hiermee de tweede termijn en ga over tot de toezeggingen. Ik som ze op, zodat iedereen kan bekijken of wij ze goed hebben genoteerd.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over het proces van controle van de Europese Commissie op de nationale rapporten over de capaciteit van de Europese vloot.

  • De Staatssecretaris zal in het verslag van de komende Raad ingaan op de bestaande regelgeving ten aanzien van heterogeen teeltmateriaal.

  • De Staatssecretaris zal in het verslag van de komende Raad een reactie geven op de brief van het Europees parlement over het welzijn van varkens.

  • De Staatssecretaris van I en M zal de Kamer een brief sturen over de stand van zaken ten aanzien van CO2 inzake het dossier vergassing van ganzen.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer zo snel mogelijk voor het krokusreces een voortgangsbrief sturen over de Nitraatrichtlijn en de equivalente maatregelen.

Heb ik nog een toezegging gemist?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Twee zelfs. Ten eerste zou de Staatssecretaris in Brussel aankaarten dat wij de veterinaire dienst graag ook naar andere landen zouden willen laten gaan, namelijk Canada, Argentinië en Uruguay. Ten tweede zou de Staatssecretaris met haar collega's spreken over de naleving van de protocollen, met alle beperkingen die zij daarbij heeft genoemd.

De voorzitter: Prima. Dat waren geen brieven; daarom had ik ze niet genoemd. Hierbij hoort ook de toezegging dat uiterlijk aanstaande vrijdag duidelijkheid komt over het punt waarvoor de heer De Liefde aandacht heeft gevraagd.

Ik dank de Staatssecretaris voor haar aanwezigheid en de leden voor hun inbreng. Ik kan concluderen dat het VAO van de agenda gehaald kan worden; dank daarvoor. Wij moeten even bekijken of de stemmingen nog moeten doorgaan; die gingen namelijk niet alleen over dit VAO maar ook over iets anders. Dat vernemen de leden nog via de plenaire agenda.

Sluiting 12.54 uur.

Volledige agenda

1. Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 15 en 16 december 2014

Kamerstuk 21 501-32, nr. 817 – Brief regering d.d. 08-12-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

2. Verslag Landbouw- en Visserijraad 10 november 2014

Kamerstuk 21 501-32, nr. 814 – Brief regering d.d. 17-11-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

3. Fiche: Verordening diergeneesmiddelen

Kamerstuk 22 112, nr. 1928 – Brief regering d.d. 31-10-2014

Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

4. Fiche: Verordening gemedicineerde diervoeders

Kamerstuk 22 112, nr. 1927 – Brief regering d.d. 31-10-2014

Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

5. Fiche: Wijziging verordening Europees geneesmiddelenbureau

Kamerstuk 22 112, nr. 1930 – Brief regering d.d. 07-11-2014

Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

6. Resultaten 65e vergadering International Whaling Commission

Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 125 – Brief regering d.d. 14-11-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

7. Fiche: Verordening meerjarenplan kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee

Kamerstuk 22 112, nr. 1931 – Brief regering d.d. 14-11-2014

Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

8. Aanbieding afschrift van de reactie op de brief van de heer van G.J. de G. te Z. inzake ontstane problemen als gevolg van te late aanvraag derogatie in het kader van het mestbeleid

– Brief regering d.d. 18-11-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

9. Overzicht visserijpartnerschapovereenkomsten

Kamerstuk 21 501-32, nr. 816 – Brief regering d.d. 26-11-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

10. Uitvoering van de motie van het lid Geurts (Kamerstuk 32 670, nr. 77) over sociaal-economische evaluatie van impact beschermde zones in de Noordzee

Kamerstuk 33 450, nr. 27 – Brief regering d.d. 26-11-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

11. Agro Vertrouwensindex

Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 139 – Brief regering d.d. 26-11-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

12. Reactie op moties en toezeggingen over dierenwelzijn gedaan tijdens begrotingsbehandeling Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2015

Kamerstuk 28 286, nr. 773 – Brief regering d.d. 02-12-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

13. Aanbieding van het Visserijvlootverslag 2013

Kamerstuk 32 201, nr. 74 – Brief regering d.d. 08-12-2014

Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

14. Stand van zaken in de EU over het voorstel voor nationale teeltbevoegdheid van genetisch gemodificeerde (gg) gewassen

Kamerstuk 27 428, nr. 296 – Brief regering d.d. 08-12-2014

Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld