Kamerstuk 21501-02-944

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen


21501-02
Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

nr. 944
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 25 februari 2010

De vaste commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 21 januari 2010 overleg gevoerd met minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Timmermans van Buitenlandse Zaken over:

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 15 januari 2010 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken van 25 januari 2010 (21 501-02, nr. 941);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 11 januari 2010 over het werkprogramma van het Spaanse EU-voorzitterschap (21 501-20, nr. 461);

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 12 januari 2010 over de ontwikkelingen inzake de EU-lidmaatschapsaanvraag van Servië (23 987, nr. 106);

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 22 december 2009 inzake het verslag van het werkbezoek aan Servië op 16 december 2009 (32 123 V, nr. 63);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 20 november 2009 over fiche: Mededeling inzake financieel pakket toetredingsonderhandelingen Kroatië (22 112, nr. 967);

– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 8 december 2009 over fiche: Verordening inzake financiële bijstand van de gemeenschap voor de ontmanteling van de eenheden 1 t/m 4 van de kerncentrale Kozloduy in Bulgarije (22 112, nr. 978).

Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Waalkens

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Nijssen

Voorzitter: Waalkens

Griffier: Nijssen

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Ormel, Pechtold, Van Dam, Ten Broeke en Waalkens.

en minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Timmermans van Buitenlandse Zaken, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Dit overleg is gepland tussen 14.00 uur en 15.00 uur. In de nieuwe inrichting na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon staat niet meer de RAZEB, maar de RAZ op de agenda. De agenda staat vast. Ik heet de minister en de staatssecretaris en de hen vergezellende ambtenaren van harte welkom.

Er zijn vijf woordvoerders. Dit overleg moet zeker binnen een uur afgerond zijn. Ik stel de spreektijd vast op vier minuten per inbreng.

Minister Verhagen: Voorzitter. Voor de goede orde, voor het geval dat de leden een uur lang over Oekraïne willen praten, deel ik mee dat Oekraïne van de agenda af is gehaald. Men weet al dat Haïti aan de agenda is toegevoegd, maar dat moge ook niet verbazen.

De voorzitter: Ik ga ervan uit dat de Balkan in dit algemeen overleg behandeld kan worden.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Het Europese burgerinitiatief staat op de agenda. De randvoorwaarden waaronder dit initiatief kan plaatsvinden, moeten zich nog uitkristalliseren. De Kamer is daar ook mee bezig. De CDA-fractie heeft in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een inbreng geleverd. Wij vragen ons wel af hoe op het moment dat erover wordt gesproken in de Raad Algemene Zaken, moet worden bepaald of bij een specifiek burgerinitiatief voldaan is aan het subsidiariteitsbeginsel. Verdere vragen zullen echter via de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden gesteld.

Wat betreft het programma voor economisch herstel en werkgelegenheid is de CDA-fractie tevreden met het optreden van de nieuwe voorzitter van de Raad, Van Rompuy, ten aanzien van Griekenland. Wij vinden wel dat maatregelen ten behoeve van het herstel van de overheidsfinanciën nadrukkelijk een nationale zaak behoren te zijn en te blijven. Wij hopen dat Griekenland snel kan voldoen aan het Groei- en Stabiliteitspact. Op papier ziet alles er mooi uit, maar hoe zorgt de Griekse regering voor voldoende draagvlak onder de bevolking voor de ruim 10 mld. aan bezuinigingen? De plannen zien er goed uit, maar in het verleden is gebleken dat de communicatie met de Griekse bevolking nogal eens problemen geeft. Wij zijn daar bezorgd om. Graag een reactie.

Hoe staat het wat het Europa 2020-proces betreft met de «Eindhovenstrategie»? Hoe verhoudt de voortgang die cruciaal is bij deze nieuwe strategie, zich tot het uitblijven van de installatie van de nieuwe Europese Commissie? Die is namelijk een paar weken uitgesteld.

De Europese ontwikkelingsagenda staat ook op de agenda. Het Spaanse voorzitterschap geeft aan dat het stappen wil zetten in deze agenda, onder andere op het gebied van de werkverdeling. Hoe moeten wij dat zien? Wordt dat een werkverdeling per land of per expertise? Wat wordt de inbreng van Nederland? Dat kunnen wij niet afleiden uit de geannoteerde agenda.

Wat het Europa van de burger betreft zijn wij verheugd over de goede voortgang met het Stockholmprogramma. Wij vragen wel een toelichting op de stand van zaken bij het plaatsen van bodyscans op de Europese vliegvelden. Wordt daarover op dit moment gesproken? Hoe zit het in deze discussie met de spanning tussen privacy en veiligheid? Wij kiezen nadrukkelijk voor veiligheid.

De heer Pechtold (D66): Daarmee brengt de CDA-fractie het alsof het een soort zwart-wit mogelijkheid is. Wil je het veilig of wil je dood? Wil je privacy of je leven? Het is natuurlijk een idiote tegenstelling. Waarom zou het een niet kunnen zonder het andere te waarborgen?

Interessanter was echter de vraag ervoor. De heer Ormel plaatst vraagtekens bij Europese luchthavens. Hij is het dus eigenlijk eens met de kritiek van bijvoorbeeld mijn fractie dat het plaatsen van bodyscans op alleen Nederlandse luchthavens, en alleen nog maar op Schiphol, een druppel is wanneer dat niet gebeurt op alle Europese en overige luchthavens. Hoe reageert de heer Ormel daarop?

De heer Ormel (CDA): Ik ben dat met de heer Pechtold eens, vandaar dat ik het nu ter sprake breng.

Over het zwart-wit tussen veiligheid en privacy ben ik het ook met de heer Pechtold eens. Het zou de voorkeur genieten als beide kan. Daar moeten wij ook op sturen. Als het niet mogelijk is, dan vinden wij dat de veiligheid voorop dient te staan. Als wij over privacy spreken, moeten wij ook weten waarover wij spreken. Wij spreken over een bodyscan waarmee het lichaam gezien wordt. Er zijn ontwikkelingen waardoor dit computermatig bestudeerd kan worden. Dat lijkt wat ons betreft geen enkel probleem.

De heer Pechtold (D66): Op het punt van de bodyscans zou dat zo zijn. Vindt de heer Ormel bijvoorbeeld dat de bodyscan op geen enkele wijze een opslag van gegevens of een doorzenden van gegevens zou moeten kennen en dat alleen op het moment zelf geconstateerd moet kunnen worden of er iets op het lichaam zit? Bepleit de heer Ormel nu om in Nederland te wachten totdat de andere Europese luchthavens ook bodyscans hebben of zegt hij dat de andere luchthavens ze ook snel moeten plaatsen? Anders kan ik zijn kritiek niet uitleggen.

De heer Ormel (CDA): Het lijkt mij geen probleem om de gegevens op te slaan, het lijkt mij zelfs wenselijk. Stel dat er iemand doorheen komt met iets onwenselijks op zijn lichaam, dan is het goed om te kunnen terugzien waar het mis is gegaan. In de opslag van gegevens gedurende enige tijd zie ik dus geen bezwaren. Het lijkt mij onwenselijk om te wachten totdat het op andere Europese luchthavens ook zo ver is. Schiphol is een belangrijke entree voor de Verenigde Staten. Laat Nederland hierin vooroplopen als het kan. Dat is geen enkel punt. Ik geef toe dat het systeem nog niet waterdicht is, maar het lijkt mij dat we te lang moeten wachten als we wachten totdat het gehele systeem klaar is en het pas dan in werking stellen. Dat lijkt mij gevaarlijk voor de veiligheid.

Wat de Balkan betreft steunen wij de uitgezette lijn van de regering ten aanzien van Bosnië en Herzegovina. Wij hebben daar al vele malen over gesproken. Wat dat betreft vraag ik nogmaals aandacht voor de motie-Ormel, die door de Kamer is aangenomen, over het expertisecentrum internationale criminaliteit. Hoe staat het daarmee? Het zou goed zijn als er in Sarajevo een dergelijk centrum komt. Verder spreken wij echt de voorkeur uit voor een volledige grondwetsherziening in Bosnië en Herzegovina. Nu is er een stap-voor-stapbenadering. Deze Processie van Echternach zal volgens ons nergens toe leiden. Er moet echt met alle aanwezige groepen in Bosnië en Herzegovina fundamenteel gewerkt worden aan die grondwet.

Voor Servië dient wel een stapsgewijs proces plaats te vinden bij de lidmaatschapsaanvraag. Dus eerst een bespreking van een eventuele stabilisatie- en associatieovereenkomst, waarbij de halfjaarlijkse rapportages van ICTY-procureur Brammertz uitermate belangrijk blijven. Volledige en blijvende samenwerking met het ICTY is een conditio sine qua non.

Er worden vele toppen besproken onder het Spaanse voorzitterschap. Ik mis een passage over de relatie met Rusland. Ik vraag de bewindslieden om daarover ook eens iets positiefs te zeggen. De Russische Doema heeft Protocol nr. 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ondertekend. De CDA-fractie is daarover zeer verheugd. Wij vinden een felicitatie vanuit Europa op haar plaats. Weliswaar moet president Medvedev de maatregel nog ondertekenen, maar hij heeft zelf de aanzet gegeven tot het proces in de Doema. Wij nemen dus aan dat dit een formaliteit is.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik heb nog een vraag over de Balkan waar de heer Ormel uitgebreid over sprak en waar wij inderdaad nog geen expertisecentrum hebben. Zo lang moeten wij het doen met informatie die wij bijvoorbeeld van de heer Ormel krijgen. Hij is meestal heel goed geïnformeerd. Nu laat hij wat mij betreft een steekje vallen.

De voorzitter: Kunt u een korte vraag stellen, want wij hebben besproken dat wij dit binnen...

De heer Ten Broeke (VVD): Wij hebben volgens mij ruim de tijd.

De heer Ormel (CDA): Gun hem dit ritueel, voorzitter.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik wil een vraag stellen over Kroatië, dat had de heer Ormel vast wel verwacht. Daar dreigen heel nare zaken. Ik hoor dreigende taal die door het Kroatische leiderschap wordt gesproken.

De voorzitter: Uw vraag aan de heer Ormel is?

De heer Ten Broeke (VVD): Wat moet volgens het CDA gebeuren met de lopende aanvraag van Kroatië en de onderhandelingen en welke effecten heeft dit op de aanvraag die al is aangekondigd en is gedaan door Servië? Welk standpunt neemt de heer Ormel daarover in?

De heer Ormel (CDA): Bij de aanvraag van een lidmaatschap speelt onder andere de relatie van het aanvragende land met de buurlanden een rol. Daar doelt de heer Ten Broeke op. Dat is een onderdeel van het proces tot lid worden. Dat zullen wij dus kritisch beoordelen.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Ik vervang uiteraard de heer Blom die deze week als lid van de commissie-De Wit deelneemt aan de openbare verhoren.

Het gaat over de Raad Algemene Zaken. Daarnaast zal ik nog een opmerking maken over de lidmaatschapsaanvraag van Servië, hoewel die niet als zodanig op de agenda staat. Ongetwijfeld zal die de komende tijd echter toch tot wat discussie leiden.

Bij de Raad Algemene Zaken gaat het vooral over de vier hoofdprioriteiten van het Spaanse voorzitterschap. De eerste betreft de oprichting van de Europese Dienst Extern Optreden (EDEO). Zeg maar: de buitenlandse dienst. Als wij goed zijn geïnformeerd, komt dit punt in april op de agenda van de Raad. Wij nemen aan dat langzaam maar zeker gesprekken daarover al plaatsvinden en ook discussies in het Europees Parlement over de vraag wie er precies gaat over die buitenlandse dienst. Heeft de regering zelf een opvatting over de wijze waarop die buitenlandse dienst van de EU georganiseerd zou moeten worden en zal zij die de komende tijd inbrengen in de besprekingen in Europees verband? Is al bekend hoe andere lidstaten daarover denken en waarover verschillen van mening zouden kunnen ontstaan?

De tweede hoofdprioriteit die Spanje aangeeft – op zich ook weinig verrassend – is economisch herstel en werkgelegenheid, waarvoor een nieuwe tienjarige strategie (Europa 2020) tot stand zou moeten komen als opvolger van het Lissabonproces. Het mag bekend zijn dat de richting die is ingeslagen met het Lissabonproces, waarschijnlijk ook grotendeels leidend zal zijn voor de richting van de nieuwe strategie. Dat is hopelijk een ambitieuze strategie om Europa slimmer en groener en wat ons betreft her en der, waar het kan, ook socialer te maken, als basis voor de economische ontwikkeling. Een van de vragen is of het de bedoeling is om in de nieuwe strategie heel duidelijk concrete en meetbare resultaten te stellen en daarover duidelijke afspraken te maken. Zijn er grote verschillen van mening binnen Europa over die strategie?

Eén van de zaken waaraan het voorzitterschap het komende halfjaar ongetwijfeld ook aandacht zal besteden, wat ook in de brief van de regering staat, is de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Het is misschien wat eufemistisch omschreven, omdat het komende halfjaar ongetwijfeld de discussie in Europa zal plaatsvinden over de manier waarop met de Europese afspraken over de overheidsfinanciën wordt omgegaan, nu de resultaten van de economische crisis zo duidelijk neerslaan op de overheidsfinanciën van de Europese lidstaten. Ik neem aan dat dit ook voor de regering een belangrijk thema zal zijn.

De overige twee prioriteiten kunnen de goedkeuring van mijn fractie wegdragen.

Ten slotte kom ik bij Servië, dat een lidmaatschapsaanvraag heeft ingediend. De heer Ormel sprak er ook al over. Terecht heeft de minister van Buitenlandse Zaken tijdens zijn bezoek aangegeven dat het een stapsgewijs proces is en dat wij vooral in de gaten moeten blijven houden dat Servië ook daadwerkelijk blijft meewerken aan het Joegoslavië-tribunaal. Er is natuurlijk ook een andere vraag. Er werd net al iets gezegd over de omgang met de buurlanden. Heeft de regering al nagedacht over de gevolgen van het proces dat aan de gang is bij het Internationaal Gerechtshof over de erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo? Die uitspraak kan twee kanten opgaan. Wat zou die betekenen voor de verdere relatie met Servië?

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik wil vier onderwerpen behandelen. Ik wil iets zeggen over het Spaanse voorzitterschap, ik wil het hebben over de uitbreidingen en met name op de Balkan, ik wil een van de fiches behandelen en ik wil een vraag stellen over Albanië. Het laatste punt staat niet op de agenda, maar het is wel iets wat ons bezighoudt.

Het Spaanse voorzitterschap begon wervend met de toespraak van premier Zapatero, ook gisteren weer in het Europees Parlement naar ik heb begrepen. Ik heb de toespraak gelezen en daar zitten een paar heel interessante elementen in. Ik wil bijvoorbeeld van de regering weten waarom zijzelf nog steeds spreekt over een ambitieuze Lissabonagenda. Dan begin ik altijd wat achterdochtig te worden. Ik hoop niet op dezelfde manier ambitieus als het vorige Lissabonprogramma. Daaruit hebben wij toch allen de nodige lessen getrokken. Het aardige van het Spaanse voorzitterschap, althans van de toespraken die ik van de Spaanse premier mocht lezen, is dat er juist nadrukkelijk op wordt aangedrongen om bij het samenstellen van een nieuw Lissabonprogramma sterk te letten op de taken die Europa exclusief of in samenwerking met de lidstaten kan vervullen. De Spaanse premier heeft het over de interne markt. Hij heeft het ook over de fiscale discipline. Dat juicht de VVD-fractie vanzelfsprekend van harte toe. Wat is hierin de opstelling van de Nederlandse regering? Ik zie dezelfde formuleringen als wij al een maand of twee ontvangen. Ik hoor graag of de Nederlandse regering het principe «In der Beschränkung zeigt sich der Meister» op dit vlak wil laten prevaleren. Mijn vraag is wel wat het sociale pact, waarover de heer Zapatero ook sprak, inhoudt. Hebben de bewindslieden daarvan kennisgenomen? Zijn daarover plannen of zijn daarvan blauwdrukken? Wij horen het graag en desnoods stuurt de regering ons die toe.

Het Spaanse voorzitterschap ziet ook een ambitieuze rol voor Europa op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Deze week hebben wij een buitengewoon interessant rapport van de WRR ontvangen. De WRR spreekt over de Europese Unie als de 28ste donor. En dat was niet complimenteus bedoeld. Over dat WRR-rapport mogen wij nog een uitgebreide reactie ontvangen. Minister Koenders gaf echter al een voorschot, dus de bewindslieden kunnen dat hier vast ook wel doen. Hoe moeten wij dit zien? Wordt de rol van Europa op dit vlak uitgebreid? Wat is de Nederlandse opstelling daarin?

Het Spaanse voorzitterschap heeft ook aangegeven – en daar zijn wij minder tevreden over – dat het grote stappen wil zetten bij uitbreiding van de EU. In de eerste plaats wil het voorzitterschap vier nieuwe hoofdstukken openen in de besprekingen met Turkije. Wat ons betreft kan daar geen sprake van zijn. Ons standpunt daarover is bekend. Het lijkt mij dat de Nederlandse regering het ook niet kan steunen, want de minister van Buitenlandse Zaken heeft een- en andermaal gezegd dat hij in ieder geval geen nieuwe hoofdstukken wil openen. Ik zie daar ook geen aanleiding voor. Sterker nog: er is eerder aanleiding om een stap terug te zetten. Ik krijg hierover graag duidelijkheid.

Hetzelfde heeft het Spaanse voorzitterschap gezegd over Montenegro, Albanië, Servië en Macedonië. Ook daar zouden grote stappen moeten worden gezet. Het is interessant om het verslag te lezen van het werkbezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan Servië, dat naar de Kamer is gestuurd. Hij heeft de Serviërs gewaarschuwd voor het zetten van grote stappen en snel thuis willen zijn. Hij heeft gezegd dat men niet allerlei fasen moet overslaan. Het werkbezoek was op 16 december. Op 22 december stonden de Serviërs in Stockholm met een brief waarin zij het EU-lidmaatschap aanvroegen. De minister dicht zichzelf in hetzelfde verslag een enorme sleutelrol voor Nederland toe, maar zijn woorden hebben kennelijk weinig indruk gemaakt. Ik constateer dat Servië op dit moment gewoon een fase overslaat, dat het van de stabilisatieovereenkomst 80% al heeft binnengehaald, de relevante elementen visumvrijheid en de economische voordelen, en dat het nu doorgaat naar een lidmaatschapsaanvraag. Daarop kan maar een antwoord mogelijk zijn, ook procedureel, gegeven het Verdrag van Lissabon. Dat is dat die aanvraag per kerende post teruggaat. Ik krijg daarvan graag een bevestiging van de minister.

Wij zien in Albanië allerlei ontwikkelingen. Er is totaal geen samenwerking tussen de oppositie en regeringsvertegenwoordigers. Het parlement is half leeg. Dat heeft allerlei consequenties voor het overnemen van EU-wetgeving. Heeft dit ook consequenties voor het lopende avis?

Onder de fiches die op de agenda staan, is een fiche waarin al rekening wordt gehouden met een financieel pakket voor de toetreding van Kroatië. Heel terecht geeft de Nederlandse regering aan dat de datum die daarin wordt genoemd, die overigens een werkdatum wordt genoemd, indicatief is. Het is terecht dat de Nederlandse regering daar wederom op wijst. Dit kan niet voldoende worden benadrukt. De Europese Commissie is hardIeers zoals wij weten. Is het werkelijk noodzakelijk, zeker als het om Kroatië gaat, om nu al besluiten te nemen over deze toch wel zeer ruimhartige pakketten ter waarde van 1,1 mld. en 1,4 mld. in twee jaar? Dat zijn de garantiestellingen. Het bedrag dat werkelijk wordt overgemaakt, is in totaliteit ongeveer 1,2 mld. Is dat noodzakelijk en moeten wij daarover werkelijk nu al een besluit nemen?

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Over het Spaanse voorzitterschap zijn wij wat de prioriteiten betreft niet geheel tevreden. Wij missen in die prioriteiten aandacht voor de klimaatproblematiek, terwijl er grote verdeeldheid is in de Europese Unie na Kopenhagen. Deelt de regering de ontevredenheid op dit punt? Er zou meer aandacht voor moeten zijn en er zou gestreefd moeten worden naar het overeind houden van ambitieuze doelstellingen. Ook niet expliciet genoemd, maar wel door andere sprekers aan de orde gesteld, is de problematiek van de staatsschuld van verschillende lidstaten. Op de eerste plaats natuurlijk die van Griekenland en de problemen rond het Stabiliteits- en Groeipact. Dreigt niet hetzelfde te gebeuren als in het vorige Europese beraad waarin de problemen van Griekenland volop werden besproken, maar niet stonden geagendeerd? Dat maakt het voor ons lastig om de inbreng van de regering nader tegen het licht te houden. Graag een reactie.

Wat de Lissabonstrategie betreft is het onwenselijk om de suggestie van Spanje te volgen dat de lidstaten door de Europese Commissie moeten worden gestraft wanneer zij zich onvoldoende houden aan de strategie voor 2020. Wat is de opvatting van de regering op dit punt?

Ik heb vervolgens een vraag over wat in de geannoteerde agenda wordt genoemd de totstandkoming van de solidariteitsclausule. Ik denk dat daarmee bedoeld wordt de uitwerking ervan. Graag verneem ik die correctie hier. Wat is de inzet of wat zijn de ideeën van de regering hierbij? Ik lees daar verder niets over. Ik kan mij niet voorstellen dat de regering volledig onbevangen een zo belangrijke discussie wil ingaan.

Wat de Balkan en Servië betreft is het nog maar net dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst voorlopig in werking is getreden en nu ligt er al een lidmaatschapsaanvraag. Deelt de minister de opvatting dat dit niet heel erg snel is, maar gewoon prematuur in dit stadium? Wij zijn juist zo voorzichtig geweest met Servië om een goede reden. Ik vind dan ook dat de vervolgstappen met grote voorzichtigheid moeten worden voorbereid of gezet.

Over Bosnië en Herzegovina wordt terecht geconstateerd in de geannoteerde agenda dat de spanningen tussen de bevolkingsgroepen oplopen. Het Butmirproces is in een impasse geraakt. Het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger blijft open. Wij wilden dat juist sluiten. De militaire missie wordt voorlopig niet omgezet in een trainingsmissie. De problemen worden wel goed beschreven, maar ik mis eigenlijk een visie. Hoe nu verder? Eigenlijk moeten wij concluderen dat de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina gewoon aan het doormodderen is. Problemen duren voort, oplossingen zijn niet voor handen en stappen worden niet gezet. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Misschien moeten wij dit maar een keer apart agenderen.

Er ligt een fiche met een voorstel om geld te geven aan Bulgarije om de kerncentrale Kozloduy verder te ontmantelen. De SP-fractie onderschrijft de noodzaak daarvan. Wij herinneren ons echter hoe ongeveer een jaar geleden, ten tijde van het gasconflict tussen Oekraïne en Rusland, de Bulgaarse regering juist dreigde met het herstarten van delen van de kernreactor. Is dit dus wel een geloofwaardig proces of wil men dit toch achter de hand houden? Kan de regering aangeven hoe lang het zal duren om de centrale daadwerkelijk te ontmantelen?

Het staat niet op de agenda, maar wij zien graag dat het transparantie-initiatief aan de orde wordt gesteld. Het kabinetsstandpunt over het transparantie-initiatief vinden wij onvoldoende. In het lobbyregister, dat vrijwillig is, heeft zich nu nog maar een derde van de bekende lobbyisten geregistreerd. Dat zijn dan vooral de advocaten- en accountantskantoren en studiecentra die bijna de helft van het lobbywerk voor hun rekening nemen. Wanneer concludeert het kabinet nu eens dat een vrijwillige registratie niet werkt en dat er een systeem moet komen zoals in de Verenigde Staten wordt gehanteerd?

De heer Ormel (CDA): De analyse van de heer Van Bommel over Bosnië is dat het een beetje doormodderen blijft. Hij geeft echter geen aanzet hoe het dan wel moet. Ik heb gezegd dat er een volledige grondwetsherziening moet komen in plaats van het proces zoals het nu doorgaat. Deelt de SP-fractie die lijn of heeft zij andere ideeën? Of geen ideeën, dat kan ook.

De heer Van Bommel (SP): Dat is zeker een optie. Het is wel duidelijk dat de politieke landkaart van Bosnië niet deugt en dat wij daar niet mee verder kunnen. Dat is dus absoluut een begaanbare weg. Voorstellen in die richting of in een andere richting – want er zijn ook andere oplossingen denkbaar – worden echter helemaal niet gedaan. De vraag is dus of wij op deze weg blijven doormodderen of dat wij een aantal opties op een rij zetten, daarin keuzes maken en ervoor zorgen dat men ook in Bosnië, dat veel steun vanuit Europa krijgt, die keuzes wil gaan maken.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Tijdens het vragenuurtje van afgelopen dinsdag antwoordde de minister van Justitie op vragen over de ontsnapte mensenhandelaar Saban B. Ik heb hem toen de suggestie gedaan om het Turkse uitleveringsverdrag nu al op te nemen in de onderhandelingen met Turkije. De minister van Justitie antwoordde daar eigenlijk zeer welwillend op. Kan dat bijvoorbeeld door uitbreiding van het Europese aanhoudingsbevel? Zal de minister van Buitenlandse Zaken deze suggestie overbrengen aan zijn collega’s?

Dan Servië waarover anderen ook al spraken. De D66-fractie juicht de wens van Servië om aan sluiten bij de Europese Unie natuurlijk toe. Een snelle toetreding van Servië is echter allesbehalve vanzelfsprekend. Wij zullen de Kopenhagencriteria kritisch toetsen en volgens mij wordt dat ook elke keer Kamerbreed uitgesproken. Servië zal bijvoorbeeld moeten aantonen dat het meewerkt met het Joegoslavië-tribunaal. Ik ontvang graag van de minister een laatste stand van zaken.

De positie van Kosovo moet een bijzondere plaats in dit traject krijgen. Welke eisen stelt de regering op dit punt aan Servië in relatie tot een eventuele toetreding? Wat gebeurt er als het Internationaal Gerechtshof de onafhankelijkheid van Kosovo niet acceptabel vindt? Hoe denkt het kabinet over de toelatingsstrategie voor de Westelijke Balkan? Is toetreding van alle landen in één keer een mogelijkheid? Wordt er niet een tweede Cyprus gecreëerd bij aparte toetreding?

Ik kom bij het Spaanse voorzitterschap. Spanje maakt van de uitvoering van het Lissabonverdrag een prioriteit. Dat verdrag heeft ervoor gezorgd dat er een vast voorzitterschap kwam in de persoon van president Van Rompuy. Hoe verhoudt het werkprogramma zich tot de agenda van Van Rompuy? Wie bepaalt de inhoudelijke prioriteiten van de Raad?

In het werkprogramma ontbreekt wat mij betreft een belangrijk onderwerp: de evaluatie en de hervorming van de Europese begroting. Die evaluatie ligt al een aantal maanden op de plank. Zal het kabinet er bij het Spaanse voorzitterschap op aandringen deze evaluatie nu zo snel mogelijk te agenderen?

De D66-fractie vraagt al enige tijd om de visie van dit kabinet op de nieuwe diplomatieke dienst. De Europese minister van Buitenlandse Zaken is al gehoord door het Europees Parlement, maar wij hebben nog geen inbreng gezien van dit kabinet. Wanneer mogen wij de visie van dit kabinet op de Europese diplomatieke dienst verwachten?

Een ander belangrijk onderdeel van het verdrag is het burgerinitiatief. Dat is helaas ook niet terug te vinden in het Spaanse werkprogramma. Wil het kabinet er bij de collega’s op aandringen daaraan snel invulling te geven?

De heer Ten Broeke (VVD): Ik heb een vraag over Turkije, waarmee de heer Pechtold zijn betoog begon. Dat heb ik even op mij laten inwerken. De heer Pechtold verzoekt eigenlijk om de onderhandelingen met Turkije te heropenen en voort te zetten, ook op hoofdstukken die gesloten zijn. Vervolgens wil hij dat er wordt geprobeerd om een uitleveringsverdrag met Turkije te sluiten. Weet hij dat daarvoor de Turkse grondwet moet worden gewijzigd?

De heer Pechtold (D66): Ik stel vast dat de minister van Justitie afgelopen dinsdag zei dat hij op zoek is naar creatieve mogelijkheden. Ik vind het onacceptabel dat een land dat een relatie met de Europese Unie heeft en een nauwe relatie met de EU wil krijgen, op dit moment geen types als Saban B. uitlevert. Ik wil met de minister creatief denken om de Turken de nieren te proeven en te kunnen beoordelen of zij bereid zijn dit soort zaken naar voren te halen, vooruitlopend op het sluiten of openen van hoofdstukken. De uitbreiding van het Europees aanhoudingsbevel was een van de suggesties die afgelopen dinsdag aan de orde kwamen. Ik vind het namelijk onverteerbaar om welke stap dan ook met de Turken te zetten als dit soort gestes niet mogelijk zijn.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik ben dat van harte eens met de heer Pechtold. Dat betekent echter dat er sowieso redenen zijn om geen hoofdstukken te openen. Er bestaat namelijk ook zoiets als het Ankaraprotocol en de afspraken die daarover zijn gemaakt. Er zijn ook andere creatieve oplossingen denkbaar dan nu al een nieuwe wortel voor te houden, omdat Nederland in dit geval wil dat er iemand wordt uitgeleverd. De heer Saban B. kan bijvoorbeeld zijn straf ook in Turkije uitzitten. Daartoe kan ook een verzoek worden ingediend. Ik ben het van harte met de heer Pechtold eens dat dit wel in beeld moet blijven. Mag ik constateren dat de D66-fractie in ieder geval zegt dat er geen nieuwe hoofdstukken moeten worden geopend? Er mogen dus niet vier nieuwe hoofdstukken aan de onderhandelingen met Turkije worden toegevoegd, zoals het Spaanse voorzitterschap voorstelt?

De heer Pechtold (D66): Ik ga de andere liberalen toch teleurstellen. De VVD is vaak van de stok. D66 wil niet alleen repressie, maar ook zo veel mogelijk ervoor zorgen dat er aan de andere kant iets mogelijk is. Daarom was ik zo ontzettend blij met de opmerking van de minister van Justitie – het kabinet spreekt met één mond – dat er mogelijkheden worden gezien om, los van de opening van hoofdstukken, iets te doen zonder dat dit gelijk weer «iets voor iets» is. Ik vind het wel eens goed om dat de Turken te laten weten. Turkije moet eens laten zien dat het bereid is een onderwerp als dit op te lossen. Daarmee zitten de Turken volgens mij ook in hun maag, om eens andere organen dan de nieren erbij te betrekken. De heer B. is nog redelijk jong en ik moet er niet aan denken dat Turkije dadelijk toetreedt en hij daar gewoon nog rondloopt, zonder dat hij zijn straf heeft uitgezeten.

De voorzitter: Hiermee is de inbreng van de Kamer afgerond. Daarvoor is een half uur nodig geweest. Ik geef beide bewindslieden een gezamenlijke spreektijd tot 14.50 uur, zonder interrupties, en dan is er misschien nog tijd voor een heel korte tweede termijn.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik begin met de laatste opmerking van de heer Pechtold. Hij ziet het niet als een nieuwe voorwaarde voor de toetreding van potentiële lidstaten dat iedereen z’n straf moet hebben uitgezeten, voordat een nieuw lidmaatschap besproken kan worden. Ik neem aan dat dit niet in die algemeenheid geduid moet worden, maar dat het meer een moreel appel is om juist op dit punt stappen voorwaarts te zetten.

Zoals de heer Pechtold constateerde, spreekt de regering met één mond. De opvattingen van minister Hirsch Ballin zijn dus de opvattingen van de Nederlandse regering. Dat laat onverlet dat als dit onderwerp zou worden besproken buiten het pure kader van de JBZ-raad – het overleg waarover de minister van Justitie gaat – maar bijvoorbeeld in het kader van de hoofdstukken 23 en 24 als onderdeel van de onderhandelingen, dan die hoofdstukken moeten worden geopend. Dat is nog niet het geval en die hoofdstukken zijn ook niet bevroren. Dat wil ik meteen gebruiken als antwoord op de heer Ten Broeke. Hij legt mij namelijk woorden in de mond die ik nooit, maar dan ook nooit, gebezigd heb. Ik heb nooit gezegd dat er geen nieuwe hoofdstukken geopend mogen worden. Integendeel, ik heb de vorige keer zelfs gezegd dat ik het terecht vind dat het hoofdstuk over milieu zou worden geopend. Ik heb ook gezegd dat er geen sprake van kon zijn dat de acht bevroren hoofdstukken zouden worden geopend, gelet op de discussie over het Ankaraprotocol, maar dat wij wel in gesprek waren over de hoofdstukken waar een veto op lag van de Cyprioten of de Fransen.

Een van de hoofdstukken die in het verleden door een Cypriotisch veto zijn getroffen, was het hoofdstuk over milieu. Dat is nu van tafel. Het is wel evident dat tijdens het Spaanse voorzitterschap nieuwe stappen moeten worden gezet ten aanzien van het Ankaraprotocol en de discussie die daarmee verband houdt. Tegelijkertijd hoop ik dat er juist in dit halfjaar voortgang in de Cypriotische kwestie wordt geboekt. Dat is ook een van de grote redenen waarom wij niet verder hebben willen bijdragen aan escalatie door middel van de stok. Wij hebben geprobeerd te komen tot de-escalatie om daarmee een kans van slagen te geven aan de oplossing van het decennialange probleem van de Cypriotische deling.

De hoofdstukken zoals aanbesteding, mededinging, fytosanitair et cetera zitten niet in de vrieskist, waar die andere acht hoofdstukken wel in zitten. Ik zeg dus niets anders dan ik eerder heb gezegd, maar ik ken het standpunt van de VVD. Dat is helder en ik ben blij dat dit helder is. Ik ben ook blij dat de eerdere suggestie om de onderhandelingen af te breken nu echt van tafel is. De heer Ten Broeke zit dus niet op de lijn van de heer Wilders. Daar ben ik blij mee.

Dan de discussie over EDEO. Ik zal het Benelux-papier opsturen. Dat heb ik volgens mij al drie keer gedaan, maar dat zal ik nog een keer doen. Daar staat onze visie over EDEO heel uitgebreid in. Maar dat is een heel dik papier, dus misschien dat dit in alle toezendingen van stukken is gemist. Ik dacht dit al drie keer te hebben toegestuurd en daarover hebben wij ook al een paar keer sproken, maar dat zal ik nog een keer toesturen. Als naar aanleiding daarvan andere ideeën ontstaan over de inrichting van EDEO dan die van de regering, dan hoor ik dat uiteraard graag van de Kamer.

Ik ga verder met Albanië. Ik ben het met de heer Ten Broeke eens dat het voortduren van de politieke impasse in Albanië buitengewoon verontrustend is. Voor veel aan te nemen wetgeving, die ook noodzakelijk is voor de verdere toenadering, wordt op dit moment geen quorum gehaald. Dat heeft meteen een nefaste invloed op het tempo van de hervormingen. Ik kan me voorstellen, ik verwacht zelfs, dat dit ook het avis van de Europese Commissie ten aanzien van Albanië zal beïnvloeden. Overigens zal de Europese Unie, mede op aandringen van Nederland, een dezer dagen in Albanië de verontrusting uitspreken over het voortduren van deze impasse. Dat gebeurt in de marge van het Spaanse voorzitterschap. Daarmee wordt nog eens de noodzaak aangegeven dat Albanië niet achterover kan leunen. De discussie gaat namelijk altijd over volgende stappen en de vraag wanneer iets consequenties heeft. In dat kader zijn er niet alleen in Albanië, maar ook elders op de Balkan ontwikkelingen die niet positief zijn. Dat is vooral het geval in Bosnië en Herzegovina, waarover de heer Ormel terecht sprak.

Ik wil in zijn algemeenheid kort iets zeggen over Bosnië, Servië en dan Kroatië. Ten aanzien van Bosnië ben ik het absoluut oneens met de heer Van Bommel dat het kabinet geen visie heeft, maar dat zal niet verbazen. Juist omdat de situatie in Bosnië ernstig is – over de beoordeling van die situatie als zodanig bestaat volgens mij geen verschil van mening – hebben wij niet ingestemd met opheffen van het Office of the High Representative met de bevoegdheden die hij heeft. Daarbij heeft Nederland het voortouw genomen. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat dit zou verdwijnen en dat ook de militaire presentie, bijvoorbeeld in de vorm van een vredesmacht van de Europese missie, zou worden beëindigd. Juist vanwege de ontwikkelingen in Bosnië hebben wij het standpunt ingenomen dat de internationale gemeenschap zich juist niet mag terugtrekken uit Bosnië op dit moment. Wij mogen Bosnië nog niet overdragen en wij mogen de verstrekkende bevoegdheden van de Hoge Vertegenwoordiger niet intrekken. Wij willen natuurlijk wel bevorderen dat de Bosniërs zelf die verantwoordelijkheden op zich zullen nemen. Maar wij kunnen op dit moment absoluut niet zeggen dat wij onze handen van Bosnië af kunnen trekken, terwijl dat eerder wel was voorzien.

Een aantal Bosnië-experts is van mening, maar dat is niet onze mening, dat wij ons moeten terugtrekken om de eigen verantwoordelijkheid van Bosnië te bevorderen. Zij zeggen: haal de militairen en de Hoge Vertegenwoordiger weg, sluit het kantoor en beëindig die bevoegdheden. Dan moeten zij het zelf doen en dan gaat het vanzelf. Ik denk dat dit een verkeerde lijn zou zijn. Die discussie woedt ook in de Raad. Er zijn lidstaten van de Europese Unie die zeggen dat Bosnië tot eigen verantwoordelijkheid gedwongen moet worden door ons terug te trekken. Wij denken ons dat niet te kunnen permitteren, mede gelet op de geschiedenis. Wij hebben daar al een tijdje aan de zijlijn gestaan en te laat ingegrepen.

Er zijn dus een aantal doelstellingen, maar ook een aantal voorwaarden die voor ons leidend zijn bij de vraag of dat kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger kan worden gesloten. Die vijf doelstellingen en twee voorwaarden zijn nog niet vervuld en daarom is het volgens mij ook niet verstandig om nu de stap te zetten. Ik ben het wel met alle leden eens – dat is ook niet het verschil van mening tussen de heer Ormel, de heer Van Bommel en de anderen – dat wij eens van gedachten moet wisselen over de vraag wat de meest effectieve vorm van internationale betrokkenheid is. Hoe kan het beste worden bijgedragen aan stabiliteit en verbetering van het bestuur? Ik ben het namelijk ermee eens dat wij niet moeten doorgaan op een dood spoor. Dat klopt. Daarover zullen overigens tijdens deze Raad geen beslissingen worden genomen. Ik hoorde de suggestie om daarover eens apart te praten. Dat kan uiteraard, want de Kamer gaat over de agenda.

Tijdens deze Raad wil ik mij verzetten tegen een eventuele sluiting van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger. Ik zal ook blijven herhalen dat wij stappen moeten zetten om de Hoge Vertegenwoordiger middelen in handen te geven om af te dwingen wat hij besluit. Ik zal een voorbeeld noemen waarop het kabinet heeft ingezet: de benoeming van rechters en de verlenging van het mandaat van internationale rechters en aanklagers. Dat heeft de Hoge Vertegenwoordiger tot onze vreugde gedaan, maar dat wordt nu gefrustreerd door de Republika Srpska. Dat is natuurlijk niet acceptabel, dus er moet absoluut worden nagedacht over de vraag hoe dat verder afgedwongen moet worden. Het kabinet zal de Kamer in ieder geval op de hoogte houden over de vraag hoe lang en op welke wijze het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger ondersteuning nodig heeft. Dat zal ook gebeuren op het punt van de militaire aspecten.

Ik ga verder met Kosovo. Een aantal Kamerleden vraagt wat het nou betekent als er een uitspraak komt over Kosovo en hoe daarmee wordt omgegaan; er moet toch geen tweede Cyprus ontstaan enzovoorts. De heer Pechtold zei in een vrij gevaarlijk bijzinnetje dat de Balkan als geheel lid moet worden. Nederland is tegenstander van een blokbenadering, juist gelet op de discussie in het verleden. Iedere kandidaat-lidstaat zal op de eigen merites worden beoordeeld en indien men voldoet, kan men lid worden. Dan de consequenties. Nederland heeft Kosovo erkend, maar dat heeft een vijftal lidstaten van de Europese Unie niet gedaan. Daarover bestaat dus verschil van opvatting binnen de Unie, los van de vraag of Kosovo een zelfstandig land is of niet. Als die vraag aan de orde is, zal de Unie zich daarover moeten buigen. Een uitspraak van het Hof kan daarbij overigens behulpzaam zijn, maar het klopt dat dit twee kanten op kan werken. Ik ga daarover niet speculeren. Het is bekend dat Nederland Kosovo erkend heeft, met de volle instemming van de Kamer en in overleg met de Kamer. In de lopende procedure heeft de regering ingebracht waarom dat gerechtvaardigd was. Als zij dat niet gerechtvaardigd had gevonden, had Nederland Kosovo niet erkend. Maar wij zullen ons moeten buigen over de consequenties. Dat kan echter pas als de uitspraak daar is, omdat dit volgens mij een gewogen oordeel zal zijn.

Dan kom ik bij Servië. Ik ben het eens met de leden die zeggen dat het te vroeg is voor een lidmaatschap. De realiteit is wel dat er een lidmaatschapsaanvraag ligt. Wij gaan niet over de uitbreiding, maar wel over de beoordeling daarvan. Het is aan het voorzitterschap om een geschikt moment te vinden om die kwestie te agenderen. Ik heb de indruk dat het Spaanse voorzitterschap vooruitgang wil boeken met uitbreiding, zoals ieder voorzitterschap, maar daar zijn wij zelf bij. Op basis van een positieve evaluatie hebben wij ingestemd met de inwerkingtreding van een interim-akkoord. Tegelijkertijd zal in juni verder worden beoordeeld of de voortgang en de continuïteit van de samenwerking rechtvaardigen dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst zelf ter goedkeuring aan de nationale parlementen kan worden voorgelegd. Dit om juist de druk op Servië in stand te houden. Ondanks de waarschuwende woorden van Nederland en andere lidstaten heeft Servië desalniettemin een aansporing gezien om de lidmaatschapsaanvraag in te dienen.

Ik ga ervan uit dat het Spaanse voorzitterschap, gelet op zijn houding, zo spoedig mogelijk de Servische lidmaatschapsaanvraag zal voorleggen aan de Raad om een avis te kunnen vragen van de Europese Commissie. Ik ben van oordeel dat het in de rede ligt om daarmee te wachten totdat besloten is of de stabilisatie- en associatieovereenkomst ter ratificatie wordt voorgelegd. Dat is in juni, tenzij Mladic en Hadzic eerder zijn uitgeleverd. Ook over de aanvraag van een avis bestaat een verschil van opvatting. Nederland is van mening dat dit een politiek besluit is en dat daarvoor derhalve algehele instemming noodzakelijk is. Een overgrote meerderheid van de lidstaten is echter van mening dat het doorgeleiden van een lidmaatschapsaanvraag aan de Commissie een procedureel besluit is dat met enkelvoudige meerderheid kan worden genomen. Dat is dus het eerste gevecht dat gevoerd moet worden. Desalniettemin kunnen de Kamer en ik nog de nodige stappen zetten om te verhinderen dat dit allemaal te snel en te overhaast gaat, zonder dat men voldoet aan de eisen.

Dan kom ik op Kroatië. Ik ben blij dat de heer Ten Broeke constateert dat de regering daarbij nog eens nadrukkelijk heeft gesteld dat de Commissie geen datum kan bepalen. Het is een indicatieve toetredingsdatum waarmee zij voor haar eigen ideeën rekening kan houden in haar werkwijze, maar die heeft geen enkele rechtskracht. Als je echter meerjarenplanningen wilt maken, zul je ook schetsen moeten maken. Dat geldt natuurlijk ook voor de totale financiële enveloppen.

De voorzitter: Minister Verhagen, hoe lang hebt u nog nodig? Wilt u het woord doorgeven aan de staatssecretaris? Wij sluiten de vergadering namelijk om 15.00 uur.

Minister Verhagen: Dan laat ik nu het woord aan staatssecretaris Timmermans.

Staatssecretaris Timmermans: Voorzitter. Er is een aantal vragen gesteld over het programma van het Spaanse voorzitterschap. De heer Pechtold vroeg naar de prioriteiten van Van Rompuy. Het triovoorzitterschap stelt de prioriteiten voor de Unie. De heer Van Rompuy gaat over de agenda van de Europese Raad. Die agenda van de Europese Raad past in de bredere prioriteiten die door het triovoorzitterschap worden geformuleerd. Dat is het document van premier Zapatero geweest.

Een van die prioriteiten is natuurlijk de EU 2020-strategie. De heer Ten Broeke vroeg hoe dat zit en of alles hetzelfde blijft voor Nederland. Als hij naast de speech van Zapatero ook de brief zou lezen die minister Van der Hoeven en ik aan de Kamer hebben gestuurd over de strategie, ziet hij dat er twee nieuwe prioriteiten zijn die aansluiten bij wat het voorzitterschap wil. Dat zijn versnelde vergroening van de Europese economie en toenemende aandacht voor de sociale cohesie in de Europese Unie als een productieve factor in de Europese economie. Deze echt nieuwe prioriteiten nemen niet zozeer afstand van de voortdurende noodzaak van kennisintensiever werken, minder regelgeving en al die andere prioriteiten die er eerder waren, als wel dat zij het veel meer in de context plaatsen van de komende tektonische verandering in onze maatschappelijke structuur als gevolg van een aantal wereldwijde grote veranderingen. Men zal vooral zo naar de EU 2020-agenda moeten kijken: hoe pakt Europa de uitdagingen die zich nu aandienen, op? Dat zijn bijvoorbeeld de veranderende economische verhoudingen in de wereld, de toenemende noodzaak van duurzaamheid en ook de enorme demografische uitdaging waar Europa voor staat.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter, ...

De voorzitter: Nee, ik kijk wel naar de klok. Laten wij dit nu maar afronden, anders halen wij helemaal geen deadline meer.

Staatssecretaris Timmermans: Eind februari, begin maart, als de Commissie alle standpunten van de lidstaten heeft verwerkt, zal zij waarschijnlijk komen met haar eigen conclusie en een concretere EU 2020-strategie presenteren.

De heer Ormel vroeg naar de toezegging over de Eindhoventop. Zoals men weet, heeft de minister-president die toegezegd in het debat over de Staat van de Unie. Hij heeft aan minister Van der Hoeven gevraagd om daaraan invulling te geven. Ik neem aan dat minister Van der Hoeven de Kamer zal informeren over de follow-up daarvan.

De heer Ormel heeft ook een vraag gesteld over het burgerinitiatief. Overigens is dat wel degelijk een prioriteit van het Spaanse voorzitterschap. Dat staat ook in het document. De reactie op de consultatie op het Groenboek hebben wij op 21 december naar de Kamer gestuurd. De kernpunten daarin zijn: de Nederlandse regering is altijd voorstander geweest van het Europese burgerinitiatief in het Verdrag van Lissabon. Het versterkt de participatieve democratie, overigens zonder afbreuk te doen aan de representatieve democratie. Nederland is van mening dat de nadere uitwerking van de procedures en voorwaarden voor het burgerinitiatief heel simpel en uitvoerbaar moet zijn, zodat iedereen in alle lidstaten ermee kan werken. De regels moeten geen drempel vormen voor burgers om eraan mee te doen. Wij verwachten nog tijdens het Spaanse voorzitterschap op dit punt een concreet voorstel van de Europese Commissie. Wij zullen er ook druk achter blijven zetten, want het is voor ons erg belangrijk.

De heer Ormel heeft ook gevraagd naar de werkverdeling van donoren in het EU-ontwikkelingsbeleid, omdat het Spaanse voorzitterschap de fragmentatie wil aanpakken. Dit ligt eigenlijk in het verlengde van het WRR-rapport. De heer Ten Broeke zegt dat de EU wordt weggezet als 28ste donor. Ik heb het rapport gelezen. Je zou het rapport juist anders kunnen lezen of moeten lezen, als ik het goed heb begrepen. Maar goed, daarover moet hij maar met minister Koenders van gedachten wisselen. Er staat dat de EU niet de 28ste donor zou moeten zijn, maar juist veel meer namens de gehele EU op bepaalde terreinen de donor zou moeten zijn. Dat wordt voor ons ook nog een uitdaging, want traditioneel hebben wij de neiging om op ontwikkelingsbeleid met de EU te concurreren. Dat is echter overleefde politiek. Wij zullen echt ernaartoe moeten dat wij ons eigen ontwikkelingsbeleid onderbrengen in de comparatieve voordelen van een gezamenlijke EU-aanpak. Dat bepleit ook de WRR. Zonder vooruit te willen lopen op de reactie van minister Koenders, lijkt het mij evident en logisch dat dit het pad is waarop wij verder moeten gaan. Natuurlijk zul je dan niet alle nationale prioriteiten op alle punten weerspiegeld zien. Als echter de prioriteit moet liggen bij armoedebestrijding, bij maatschappelijke, economische en structurele transformatie van ontwikkelingslanden, heeft een aanpak die gesteund wordt door de gehele EU veel meer impact op individuele landen dan wanneer elk land zijn eigen aanpak kiest. Dat is ook het pleidooi van het Spaanse voorzitterschap. Dus enerzijds concentratie en anderzijds een soort van werkverdeling. Laten de lidstaten eens bekijken welke regio’s zij het beste kennen en wat de comparatieve voordelen zijn van hun aanpak. Laten wij dat alles naast elkaar leggen zodat wij niet in elkaars vaarwater zitten, maar door een werkverdeling elkaars relatieve sterkte gebruiken.

Over Griekenland zijn ook opmerkingen gemaakt. De afgelopen Ecofin-raad kwam eigenlijk te vroeg voor een echte discussie, omdat het Griekse plan pas een dag eerder het licht had gezien. Het is een heel rigoureus aanpassingsplan. Terecht hoor ik hier de vraag of men die enorme bezuinigingen wel gaat redden, ook omdat de maatschappelijke verhoudingen in Griekenland en de politieke verhoudingen tussen regering en coalitie op scherp staan. Ik kan mij voorstellen dat een aantredend minister van Financiën zich achter zijn oren krabt, als hij erachter komt dat alle harde schijven op het ministerie gewist zijn door zijn voorganger. Als je stap voor stap ontdekt dat de bodem van de schatkist nog dieper is en dat de schatkist nog leger is dan door alle statistici is voorgespiegeld, word je daar ook niet blijer van. Een echt grondige bespreking van de situatie kan pas plaatsvinden in de Ecofin-raad in februari, als de plannen zijn geanalyseerd en daarop commentaar is gekregen.

De heer Van Bommel vroeg nog wat ik vind van het pleidooi van Zapatero om strengere sancties te kunnen opleggen bij economische hervormingen. De Nederlandse regering, ook bij monde van de minister van Economische Zaken, heeft vaker gezegd dat wij het niet zo vrijblijvend moeten laten zijn. Als wij praten over herstructurering, moeten wij meer dan nu ook aan naming and shaming kunnen doen. Dat is echter iets anders dan bevoegdheden wijzigen in de zin dat de Europese Unie bevoegdheden krijgt om sancties aan lidstaten op te leggen. Zo ver wil de Nederlandse regering niet gaan. Het zou wel helpen – want niemand vindt het leuk – als er een helderder mechanisme zou zijn om landen die niet doen wat zij hebben afgesproken en beloofd, in het zonnetje te zetten. Dat zullen zij niet leuk vinden, dat kan ook consequenties hebben voor investeerders die het zien. De Nederlandse regering is voor deze vorm van sancties die niet gebaseerd zijn op nieuwe bevoegdheden van de Unie. De Nederlandse regering is er echter niet voor, nu er net een nieuw verdrag is, om tot een nieuwe herschikking van bevoegdheden te komen.

De heer Van Bommel heeft nog een vraag gesteld over Kozloduy. De hele ontmanteling is gereed in 2013. Het is een stap-voor-stapbenadering, reactor na reactor. De centrale ligt echter al stil vanaf 2006. Dus ook toen men tijdens de gascrisis letterlijk in de vrieskou zat in Bulgarije en er dus ook een enorme politieke druk was om Kozloduy weer in werking te stellen, was dat technisch al bijna niet meer uitvoerbaar omdat men al een hele stap op weg is in het ontmantelen van de kerncentrale. Dat risico lopen wij dus niet. Het gaat nu verder en omdat het tot 2013 duurt, loopt het financieringsvoorstel ook tot 2013.

Er ligt ten slotte nog een vraag van de heer Ormel over bodyscans. De Commissie heeft op 7 januari aangegeven dat security scans op dit moment alleen als verdergaande maatregel of in het kader van een pilot ingezet kunnen worden. Zij heeft ook gezegd dat zij overweegt om security scans op te nemen in Europese regelgeving. Er wordt nadrukkelijk aandacht geschonken aan privacy, dataprotectie en gezondheidsaspecten. Wij hebben alle informatie die wij erover hebben, al aan de Commissie verstrekt. Dat de Commissie dit nu zegt, heeft alles te maken met het feit dat er nog een nieuwe Commissie moet komen. De nieuwe Commissaris heeft het wel aangekondigd, ik geloof in een hoorzitting, maar het moet nog komen. Het Nederlandse standpunt hierover is helder. Uiteraard is er altijd een wetgeving te maken tussen privacyaspecten en veiligheidsaspecten. Dat zal altijd een ingewikkelde afweging zijn. Zoals bij de twee liberale partijen hier aan tafel ook bleek, zal die afweging bij de een net de ene kant op gaan en bij de ander net de andere kant. Soms ben ik echter wel een beetje verbaasd, zeker in het Europees Parlement, dat die tegenstellingen zo gigantisch worden uitvergroot, alsof de een geen enkele aandacht zou hebben voor de veiligheid en de ander geen enkele aandacht voor de privacy. Met de nieuwe Commissie en een verstandig opererend en gebalanceerd Europees Parlement zullen wij echter snel tot resultaten kunnen komen, zodat wij ook in de relatie met onze Amerikaanse vrienden voldoende garanties kunnen bieden voor veilige vluchten vanuit Europa.

De voorzitter: Ik kijk naar de klok, er is geen ruimte voor een tweede termijn. Ik sluit dit overleg en ik dank de minister en de staatssecretaris.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Ormel (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill’ard (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Heugten (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Besselink (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Voordewind (ChristenUnie) en Vendrik (GroenLinks).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Nicolaï (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), De Roon (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks) en Schippers (VVD).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vermeij (PvdA), Omtzigt (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Van Miltenburg (VVD), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD), Halsema (GroenLinks) en Griffith (VVD).