Kamerstuk 21501-02-903

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen


21 501-02
Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

nr. 903
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 2 juni 2009

De vaste commissie voor Europese Zaken1, de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 en de vaste commissie voor Defensie3 hebben op 13 mei 2009 overleg gevoerd met minister Van Middelkoop van Defensie en staatssecretaris Timmermans voor Europese Zaken over:

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 mei 2009 inzake Verslag Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 27 april 2009 (21 501-02, nr. 901);

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 11 mei 2009 inzake Geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (inclusief Defensie) van maandag 18 en dinsdag 19 mei 2009 (21 501-02, nr. 899);

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 24 april 2009 inzake Geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van maandag 18 en dinsdag 19 mei 2009, deel ontwikkelingssamenwerking (21 501-02, nr. 894);

– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 6 februari 2009 inzake Verslag Informele OS-Raad van 29 en 30 januari 2009 (21 501-04, nr. 110);

– de brief van de staatssecretaris voor Europese Zaken d.d. 7 april 2009 inzake Fiche: Mededeling inzake EU-strategie ter beperking van het risico op rampen in ontwikkelingslanden (22 112, nr. 845).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Ormel Griffier: Huisinga

De voorzitter: Ik open hierbij het algemeen overleg over de Razeb. Ik heet de minister van Defensie van harte welkom, evenals zijn aanwezige staf, het publiek op de tribune en degenen die dit debat volgen via het internet. A special warm welcome to the EU-staff of the Bulgarian parliament, doing research on the Dutch model. Ik vraag de leden om hun best te doen voor de Bulgaarse «members» en natuurlijk ook voor de minister. Ook de leden heet ik van harte welkom. Dit is een overleg in drie delen. Het eerste gedeelte over defensie zal maximaal drie kwartier duren. Daarna komt het deel externe betrekkingen en ontwikkelingssamenwerking dat ook drie kwartier zal duren. Het laatste half uur is bestemd voor algemene zaken. De staatssecretaris voor Europese Zaken zal later ook aanwezig zijn, maar die laat zich de eerste drie kwartier verontschuldigen. De spreektijd per fractie is gesteld op maximaal drie minuten.

DEFENSIE

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Allereerst een compliment aan de minister voor de zeer uitgebreide brief waarin het Nederlandse standpunt helder is verwoord.

De heer Pechtold (D66): Dat je daar tegenwoordig voor moet bedanken!

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Het getouwtrek over het EDA-budget blijft doorgaan. Overeenstemming over het door het EDA voorgestelde financiële raamwerk wordt moeilijk, zeker gezien de economische crisis. Verhoging van het budget mag dan misschien onwaarschijnlijk zijn, een verlaging is ook zeer onwenselijk. Ik steun daarom de inzet van de regering op dit punt. In deze moeilijke tijden moet juist niet bezuinigd worden op Europese samenwerking en capaciteitsversterking. Frankrijk en Duitsland vragen instemming van de bestuursraad met de voorbereidingsfase van een programma voor de ontwikkeling van een nieuwe zware transporthelikopter voor 2020. Nederland kan met het voorstel instemmen, zo lezen we, maar voorziet vooralsnog geen deelname. Het klinkt als een goed initiatief. Er zal in de toekomst behoefte aan zijn. Het roept echter wel de vraag op of het EDA voor een dergelijk groot materieel project is toegerust. Het CDA is hier overigens wel een voorstander van. Zou het materieelagentschap OCCAR niet gewoon bij het EDA ondergebracht moeten worden?

De Airbus 400 heeft weer vertraging opgelopen. Om die reden kan nog niet overgegaan worden tot ondertekening van de letter of intent over het poolen van de vloot. De minister voegt hieraan toe dat wat hem betreft eerst de verklaring over de inrichting en locatie van het European Air Transport Command (EATC) moet worden getekend. Kan de minister nader ingaan op de stand van zaken hieromtrent? Wat ons betreft wordt de Airbus het liefst vandaag nog naar Eindhoven gehaald.

Dan de Nederlandse bijdrage aan het Helicopter Trust Fund. Het is goed te vernemen dat de minister ervoor gekozen heeft 1 mln. en kennis in te zetten voor de modernisering van de helikopters van Slovenië, zodat deze ook kunnen worden ingezet in Afghanistan, waar ze hard nodig zijn. We zijn te vaak afhankelijk van civiele inhuur op dit moment. Dat is niet goed. De minister blijft, evenals in de vorige brief, vaag over het moment waarop die Cougarhelikopters dan wel ingezet gaan worden. Op 11 maart heeft hij gezegd dat hij uitging van een half jaar. Nu staat er in de brief «te zijner tijd». Dat roept vragen op. Graag hoor ik of dat half jaar nog steeds staat en wat de stand van zaken op dit moment is.

Ten slotte nog het volgende. Bij de bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken zullen Griekenland, Malta, Italië en Cyprus aandacht vragen voor de aanzienlijke instroom van migranten waar deze landen mee te kampen hebben. Men verzoekt Europa om solidariteit bij de aanpak van dit probleem. Het CDA steunt dit appel, maar laten wij ook beginnen om de stroom in te dammen. Anders is het dweilen met de kraan open, met alle gevolgen van dien. Gisteren werd bekend dat Italië moslimextremisten opgepakt heeft die illegalen smokkelden van Griekenland naar Italië. Dat was niet hun enige bezigheid. Ze worden ook verdacht van het willen plegen van aanslagen in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. We hebben het dus niet alleen over boten vol met gelukzoekers. De zuidelijke lidstaten hebben gelijk: hier is een Europees antwoord op nodig. Wat het CDA betreft gebeurt dit met inzet van Europese marinekorpsen. De structuur ervoor is aanwezig in de vorm van het grensbewakingsagentschap Frontex. Hoe staat het in het algemeen met Frontex en met de Nederlandse bijdrage daaraan? Is de minister bereid dit pleidooi over te nemen en uit te dragen in de Razeb?

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Mijn partij heeft hartstochtelijk campagne gevoerd tegen de Europese grondwet. Een van de redenen daarvoor was dat er sprake was van een Europese Unie die ging militariseren. Wat er in die grondwet en later in het Verdrag van Lissabon is opgenomen met betrekking tot het verbeteren van militaire capaciteit, het versterken van Europese samenwerking op defensiegebied en het Europese Defensie Agentschap beviel ons allerminst en bevalt ons nog steeds niet. Wij moeten nu vaststellen dat die militaire plannen van de Europese Unie, ondanks het feit dat de grondwet verworpen is en het Verdrag van Lissabon nog niet is aangenomen, gewoon doorgaan. Wij moeten vaststellen dat de geannoteerde agenda van elf pagina’s voor vijf pagina’s bestaat uit verdergaande Europese militaire samenwerking. Ik wil daar graag een reactie op van de minister, omdat wij formele besluitvorming hebben in de Europese Unie over die samenwerking, de uitgangspunten in verdragen die nog niet in werking zijn getreden maar die in de praktijk wel doorrollen. Wij vreesden al dat het Europese Defensie Agentschap gewoon zou doorgaan. Er wordt inderdaad gewerkt aan een raamwerk met een zogenaamd rolling budget. Wat dat precies in dit geval betekent, is mij niet geheel duidelijk. Ik vraag de minister of dat in de praktijk neerkomt op meer geld voor Europese defensie. Is dat de achtergrond van het rolling budget? Moeten de defensiebudgetten omhoog? Terecht is een en ander aan kritiek onderhevig in Europa. In tegenstelling tot de regering is mijn partij niet voor een verhoging van dat budget. Graag krijg ik een reactie op de feitelijke ontwikkelingen op dit punt.

Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk doen hun best om de EU en de NAVO beter te laten samenwerken. Griekenland heeft daar bezwaar tegen gemaakt. Wij lezen over een terughoudende notitie. Wat betekent dat in de praktijk? Wat is de inhoud van die notitie? Wat is het inhoudelijke argument van de Grieken om terughoudend te zijn? Hoe groot is de kans dat de Grieken de poot dwars zetten, wetende dat in de NAVO dit soort zaken alleen maar bij unanimiteit besloten kan worden? Het duidt in ieder geval op verdeeldheid binnen de NAVO over de samenwerking tussen EU en NAVO. Is die verdeeldheid alleen maar beperkt tot Griekenland of worden daar ook door anderen vraagtekens bij geplaatst? Het is duidelijk dat de EU-ministers van Defensie meer belangstelling hebben voor de samenwerking met de NAVO dan met de Verenigde Naties of de Afrikaanse Unie. De laatste twee kunnen dan ook niet rekenen op voldoende informatie en voldoende samenwerking. Is in het kader van de trans-Atlantische betrekkingen met de NAVO op tal van niveaus sprake van een verbeterde samenwerking, terwijl daar bij die andere organisaties niet of onvoldoende op wordt ingezet? De vraag is wat de politieke wil is van de Europese Unie en ook van deze minister van Defensie. Zoekt de minister nu wel of niet samenwerking op het hogere niveau van VN en Afrikaanse Unie?

Ten slotte, bij militaire capaciteiten wordt gesproken over capaciteitsversterking. Gedacht moet worden aan uitbreiding van het computernetwerk, HUMINT, culturele en taaltraining. Dat wekt de indruk dat de Europese Unie vooral in het kader van het programma Military HUMINT ook inlichtingenwerk wil gaan verrichten. Wordt daaraan gedacht? Krijgen wij een Europese spionagedienst met steun van Nederlandse militaire inlichtingendiensten? Graag een reactie op dat punt.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor de uitgebreide brief. Het is echter nog geen brief waarin staat wat de regering wil inbrengen in de Razeb op het terrein van defensie. Daarom heb ik de volgende vragen over de brief.

Door de Headline Goal Task Force wordt een studie uitgevoerd naar de interoperabiliteit van militaire capaciteiten. De studie moet in 2009 voltooid zijn en moet leiden tot verbetering van samenwerking in Europa. In hoeverre wordt deze studie meegenomen in de verkenningen die in Nederland gehouden worden? Ik weet dat daarbij gekeken wordt naar EU-samenwerking, NAVO-samenwerking en VN-samenwerking. Kan de minister de Kamer daarover nader informeren in een volgend overleg? Ik neem aan dat dit punt bij het informele overleg van NAVO-ministers naar voren komt. Kan de minister aan de Kamer terugkoppelen wat er uit die bespreking en uit die studie komt?

Drie lidstaten, Duitsland, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk, hebben voorstellen gedaan voor defensieplanningsprocessen als het gaat om harmonisering en synchronisering voor EU en NAVO. Dat klinkt heel goed. Nederland juicht deze ontwikkelingen toe en sluit zich aan bij deze voorstellen. Het is mij volstrekt niet duidelijk om welke voorstellen het gaat. Mogelijk heb ik iets gemist. Kan de minister hier nader op ingaan? Ook wordt aangegeven dat Nederland zal onderstrepen dat er in tijden van financiële nood meer samenwerking moet plaatsvinden tussen de EU en de NAVO. Dat spreekt wat ons betreft vanzelf. Het moet echter niet alleen om de financiële nood, maar ook om de personele nood gaan. Ik heb dat eerder aan de orde gesteld. Kan de minister uitleggen hoe hiermee wordt omgegaan? Eenieder weet dat onze krijgsmacht op dit moment tegen de 8000 vacatures heeft en eenieder weet ook dat omringende landen binnen Europa met dezelfde aantallen te maken hebben naar verhouding tot de krijgsmachtaantallen. Kan de minister hierop reageren?

Dan kom ik bij de samenwerking met andere partners, onder andere de Afrikaanse Unie. Nederland heeft in Praag een aantal praktische voorstellen gedaan. Hoe staat het met de uitwerking van die voorstellen? Ik lees dat de minister zal voorstellen het tweesporenbeleid te blijven uitvoeren. Mij is onduidelijk waar dat tweesporenbeleid toe leidt en om welke sporen het gaat. Kan de minister hierover duidelijkheid geven, ook in samenhang met al het overleg dat er plaatsvindt?

Ik heb nog een opmerking over de bestuursraad van het EDA. In de stukken is uitstekend verwoord dat Europese samenwerking onder andere bestaat uit pooling en specialisatie. De minister weet dat mijn fractie zeer veel waarde hecht aan taakspecialisatie. Dan kom ik weer terug op de verkenningen. Ik zou graag van de minister willen weten hoe in de huidige tijd, los van de financiële crisis, die taakspecialisatie verder vorm krijgt. Het is, ook met het oog op materieelprocessen, van belang om te weten hoe daar binnen Europa naar gekeken wordt. Het is bijvoorbeeld de vraag of een en ander aansluit bij het eerdergenoemde helikopterinitiatief waarover de heer Knops sprak. Wat de taakspecialisatie betreft mogen er geen vertragingen optreden. In een eerder gesprek hierover met de minister hebben wij te horen gekregen dat er al een planning zou zijn. Daarom valt het mij tegen dat het weer op de lange baan geschoven wordt.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik behandel twee punten, namelijk het punt van de samenwerking met de NAVO en Somalië. Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben voorstellen gedaan om defensieprocessen van de EU en de NAVO beter te harmoniseren. Wat doet het kabinet om ervoor te zorgen dat Nederland zich hierbij kan aansluiten? Kan de minister specifieker ingaan op de belangrijkste punten van het proces voor de aansluiting EU en NAVO? Wat heeft dat te betekenen voor bijvoorbeeld de investeringen in onze krijgsmacht? Heeft het ministerie al een voorstel om het tijdpad van de verkenningen aan te laten sluiten bij dit soort initiatieven van drie grote lidstaten? Hoe staat het met de Europese samenwerking met Turkije, een van de belangrijkste NAVO-bondgenoten? Wat zijn de financiële consequenties van meer harmonisatie? Wordt dat meegenomen op Nederlands niveau of is dat ook in het kader van het proces EU/NAVO te verwachten?

Dan Somalië.

De voorzitter: Mijnheer Pechtold, even ter interruptie: Somalië wordt behandeld bij het externe deel. Het staat u vrij om dit punt bij het defensiedeel te behandelen, maar het komt nog terug bij het externe deel. Ik zeg dit met het oog op het zorgvuldig bewaken van uw spreektijd.

De heer Pechtold (D66): Ik had gehoopt door wat te verschuiven, dat het dadelijk dan niet op zou vallen, maar dat ga ik dan niet doen. Misschien kunt u mij toestaan dat ik straks bij de behandeling van Somalië een enkele defensieopmerking plaats. Anders zegt u dat ik het bij het defensiedeel had moeten inbrengen.

De voorzitter: Ook de andere woordvoerders hebben het niet over Somalië gehad. Laten wij met elkaar afspreken dat wij Somalië behandelen bij het externe deel.

De heer Pechtold (D66): Dat zij dat niet doen, is mij al opgevallen als een ernstig punt.

De voorzitter: U hebt nog een minuut spreektijd, dus u kunt nog iets opmerken.

De heer Pechtold (D66): Nee, we gaan spaarzaam met de tijd om. Zet u die minuut maar in het vat.

De voorzitter: Dat niet. Ik geef het woord aan de heer Ten Broeke namens de fractie van de VVD.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Gemakshalve sluit ik aan bij de opmerking van de heer Pechtold over Somalië. Dan hebben we dat tenminste meteen gehad.

De heer Van Bommel zei zojuist dat maar liefst vijf pagina’s van de geannoteerde agenda gaan over Europese samenwerking en dat daarmee de militarisering van Europa een feit is. Wij hebben vooral de indruk dat die vijf pagina’s niet kunnen verhullen dat het met de Europese samenwerking nog niet zo wil vlotten. Dat heb je met samenwerking en harmonisering, het is een proces van zeer lange adem. Misschien is het EDA daarvan een goed voorbeeld. Dit agentschap heeft te maken met forse financiële problemen. Klopt het dat het EDA daarom verdergaande samenwerking zoekt met de Europese Commissie? Hoe ziet die samenwerking eruit? Moeten wij hoge verwachtingen hebben van het EDA? Betekent het invulling geven aan het tweesporenbeleid niet dat te allen tijde de optie wordt opengehouden om ook buiten EU-verband het beste materieel voor de beste prijs te kopen? Ik zal nu verder niet ingaan op de afkorting van een zeker vliegtuig, want daar hebben we het in deze Kamer al vaak genoeg over gehad.

Wat houdt de verdere modernisering van de Cougarhelikopters voor Slovenië precies in? Er is, geloof ik, 1 mln. voor ingezet. Uiteindelijk zijn de helikopters bedoeld voor Afghanistan. Nederland zou daar een forse financiële bijdrage aan leveren. Kan Nederland niet beter op termijn de Cougarhelikopters afstoten en inruilen voor extra Chinooks? De Amerikaanse Chinook bleek uiteindelijk toch veel beter te zijn dan de Franse Cougar?

Minister Van Middelkoop: Het gaat niet om de Nederlandse Cougar maar om de Sloveense Cougar.

De heer Ten Broeke (VVD): Dan wordt het lastig om ze af te stoten. Misschien moet de minister dan de budgetten inzetten voor die veel betere Amerikaanse Chinooks.

De heer Pechtold (D66): Dit kabinet verkoopt dingen die al geen eigendom zijn.

De heer Ten Broeke (VVD): Hebt u dan wel het bonnetje van de Slovenen?

De voorzitter: Is dit uw laatste zin, mijnheer Ten Broeke?

De heer Ten Broeke (VVD): Bijna, voorzitter. Bij het uitbrengen van de notitie Wereldwijd Dienstbaar zag de situatie van de Nederlandse krijgsmacht er nog heel behoorlijk uit. Nu is er sprake van fikse personeelstekorten. Hoe verhoudt zich dat tot die betere samenwerking en harmonisering gelet op het gegeven dat andere landen tegen precies dezelfde problemen aanlopen?

Tot slot de samenwerking met de Afrikaanse Unie. Wat moeten wij ons daarvan voorstellen? Wij hebben daar in het verleden toch niet zulke geweldige ervaringen mee opgedaan? Graag hoor ik van de minister of hij wat dat betreft nu wel hoopvol is en welke aanleiding hij daartoe ziet sinds Praag.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ook ik ga ervan uit dat ik alles wat ik te melden heb over de piraterij bij Somalië straks bij het onderdeel externe betrekkingen mag verwoorden. Wat dit onderdeel betreft volstaat het voor mij om het standpunt van de PVV nog eens te formuleren. Wij vinden dat de militaire samenwerking die Nederland heeft binnen het kader van de NAVO voldoende is. Wij zien niet welke rol Europa zou moeten hebben op het terrein van defensie. Wij zijn tegen defensiesamenwerking in Europees verband. Wij willen uiteraard wel defensiesamenwerking, maar dan in NAVO-verband en mogelijk bilateraal of multilateraal. Dat betekent dat wij alle plannen en voorstellen op dit terrein die in de brief worden genoemd niet steunen.

De heer Ten Broeke (VVD): De heer De Roon wijst pertinent alle vormen van samenwerking in Europees verband af als het gaat om de veiligheidsinspanningen. Wijst hij ook alles af wat te maken heeft met Frontex om op een overtuigende manier als Europa om te gaan met migratie?

De heer De Roon (PVV): Ik zie niet in wat het Frontexverhaal met het onderwerp defensie te maken heeft. De PVV-fractie vindt dat de landen die grenzen aan de Zuid-Europese wateren zelf de schepen moeten inzetten. Wij zien daar voor Nederland geen rol.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil iets opmerken over Tsjaad en over de samenwerking met de NAVO. De Europese militaire missie in Tsjaad is nu afgelopen. Het was de grootste Europese militaire missie tot nu toe. Het is goed dat die wordt geëvalueerd. Kan de minister zich ervoor inzetten dat in de evaluatie wordt meegenomen wat het effect van de missie was? Dan gaat het niet alleen om de eigen militaire doelstellingen, het aantal tenten dat is uitgezet of het aantal patrouilles dat is uitgereden, maar ook om wat het effect van die militaire activiteiten is geweest op de situatie als geheel: de politieke situatie, de veiligheidssituatie en de humanitaire situatie. Dat zou passen, aangezien Nederland steeds vaker een beentje voor zet voor de ontwikkeling van comprehensive missies, ook wel 3D-missies genoemd. Ik vraag dat met name omdat de veiligheidssituatie is verslechterd. Gevechten zijn hevig opgelaaid. Sudan bemoeit zich ermee. Kortom, er is weinig reden tot vreugde. Welke rol kan Frankrijk hierin nog spelen? Is Nederland bereid om Frankrijk op te roepen om nog meer politiek gewicht in de schaal te leggen om vrede te bewerkstelligen?

Wat de samenwerking met de NAVO betreft sluit ik aan bij de vragen die door de PvdA-fractie en de D66-fractie zijn gesteld. Zeggen dat de drie grote EU-lidstaten, Frankrijk, Duitsland en Engeland, met plannen komen voor afstemming met de NAVO, is natuurlijk de vraag ontlokken naar die plannen. Zeggen dat je de tekorten wilt aanvullen of harmoniseren, is natuurlijk roepen om de vraag ten opzichte van welke strategie of behoefte dat moet gebeuren. Nederland is bezig met het inventariseren van behoeften van Nederland op het gebied van defensie in de verkenningen. Hoe worden die processen op elkaar afgestemd? Mag ik ervan uitgaan dat je eerst moet weten wat je visie is op Europese veiligheid en wat de behoeften zijn voordat je kunt weten welke behoeften en tekorten moeten worden aangevuld? Kortom, welke EU-veiligheidsstrategie ziet de minister voor zich? Is die complementair aan die van de NAVO? Wat de fractie van GroenLinks betreft, mag het wel wat losser van de NAVO en moet de EU, zeker nu er weer verkiezingen komen en wij hernieuwd gaan nadenken over Europese samenwerking, proberen ernaar te streven een zelfstandiger EU-veiligheidsbeleid te ontwikkelen. De pogingen die worden ondernomen gaan in die richting en die steunen wij.

De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer en geef ik het woord aan de minister, met het verzoek om, gezien het strakke schema van dit algemeen overleg, zijn beantwoording in tien minuten af te ronden.

Antwoord van de bewindslieden

Minister Van Middelkoop: Voorzitter. Dat wordt dan telegramstijl. De heer Knops sprak zijn waardering uit over de omvang van de geannoteerde agenda. Wij hebben daar inderdaad ons best voor gedaan. Ik neem aan dat mevrouw Eijsink het daarmee eens is.

De heer Knops merkte op dat het EDA-budget niet verlaagd hoeft te worden. Dat is ook het standpunt van de Nederlandse regering. Overigens is dat gemakkelijker geponeerd, zeg ik met een schuin oog naar de kredietcrisis, dan waargemaakt, maar dit is wel onze stelling. Op de langere termijn zou het namelijk penny wise, pound foolish zijn om hierop te bezuinigen.

Gevraagd is of het EDA voldoende uitgerust is voor helikopteractiviteiten. Binnen het EDA worden die initiatieven opgestart. Het is de bedoeling dat er een fase van uitvoering volgt. Dan is het heel wel denkbaar dat zoiets wordt uitbesteed. Het EDA moet ook zijn eigen grenzen kennen. Ik denk in dit verband aan het OCCAR, een meer uitvoerende instelling. Dat is de gang van zaken. Wanneer de heer Knops mij wil waarschuwen om het EDA niet over te belasten met uitvoeringstaken die niet bij het agentschap passen, heeft hij bij mij een gewillig oor gevonden.

Dan de stand van zaken bij het EATC. Dat wordt steeds spannender. Laat ik het zo zeggen: de minister van Defensie van het Koninkrijk der Nederlanden heeft goede hoop dat wij een goede landing zullen maken. Ik vraag de heer Knops om nog even geduld te hebben. Ik hoop dat wij er voor de zomer uit zijn. De Kamer wordt er in ieder geval over geïnformeerd.

Dan het Helicopter Trust Fund. Dat is een zelfstandige activiteit die allereerst binnen de NAVO is opgekomen. Wij hebben er de vorige keer al over gesproken waar de 1 mln. van Nederland aan zal worden besteed. Besloten is om daarmee de Slovenen bij te staan. Ik wijs er overigens op dat het EDA in algemene zin al bezig is geweest met een heel verstandige benadering. Het EDA onderzoekt welke innovatieve maatregelen genomen kunnen worden, gegeven het feit dat wij heel veel helikopters hebben binnen de Europese Unie en wij vervolgens constateren dat die slecht kunnen worden ingezet omdat zij onvoldoende functioneren. Daar is het Frans/Engelse initiatief voor een Helicopter Trust Fund bij gekomen vanwege de actuele nood in Afghanistan. Dan is het de vraag hoe beide initiatieven zich tot elkaar verhouden. Voor alle duidelijkheid: wij gaan er niet over wanneer die Cougarhelikopters worden ingezet. Wij krijgen te maken met de vraag of het verstandig is om een land, bijvoorbeeld de Slovenen, te helpen om hun Cougarhelikopters te moderniseren. Ja, dat vinden wij verstandig. Natuurlijk rust dan op de Slovenen de verplichting om die Cougarhelikopters zo snel mogelijk in te zetten in Afghanistan. Ik weet niet precies wanneer dat zal zijn, maar dat is uiteraard een soevereine Sloveense beslissing.

Over Frontex kan ik niet zo veel zeggen. De eerste verantwoordelijkheid voor Frontex ligt bij de minister van Justitie en eventueel bij BZK. Af en toe wordt er een beroep op mij gedaan als beheerder van materieel. Dat is de samenwerking. Ik zou de Kamer aanraden om dit onderwerp te agenderen bij het gezag, dus bij Justitie en bij BZK.

Dan de heer Van Bommel. Ja, het is verkiezingstijd ...

De voorzitter: Ik zie dat de heer De Roon wil interrumperen.

De heer De Roon (PVV): Nee, voorzitter.

De voorzitter: Pardon, de heer Ten Broeke. Ik dacht dat het de rechterhand van de heer De Roon was, maar dat is hij niet.

De heer Ten Broeke (VVD): Goed, ik zal niet zeggen van wie ik vermoed dat u de rechterhand bent. Mijn vraag is de volgende. Bij de Staat van de Unie – staatssecretaris Timmermans, die net is binnengekomen, zal zich dat herinneren – hebben wij een motie ingediend waarin wij de Nederlandse regering verzochten om heel oude toezeggingen voor meer materiële inspanning voor Frontex waar te maken. Wij hebben daar sindsdien niets meer over gehoord. Nu schuift de minister van Defensie het weer voor zich uit naar aanleiding van een vraag van de heer Knops. Ik zou daar graag iets concreters over horen.

Minister Van Middelkoop: Even voor alle duidelijkheid, ik schuif niets voor mij uit, maar de rolverdeling is dat de minister van Defensie desgevraagd iets levert mits hem dat mogelijk is. Dat kan een fregat zijn, maar dat kunnen ook andere middelen zijn in de meer personele sfeer. Ik ben niet de vragende instantie. Ik lever desgevraagd en als dat mogelijk is. Dus als het gaat over de verdere ontwikkeling van Frontex als capaciteit en als functionaliteit ben ik op het tweede plan en moet men allereerst bij de minister van Justitie zijn. Het blijft een interessante vraag, maar die moet geadresseerd worden waar die hoort en dat is niet primair bij mij.

De heer Ten Broeke (VVD): Dat zullen wij doen, hoewel het destijds een oproep was aan de hele regering, dus ook aan de minister van Justitie. Mag ik uit deze opmerking van de minister van Defensie begrijpen dat hem die vraag nog niet is gesteld?

Minister Van Middelkoop: Die vraag wordt in zekere zin doorlopend gesteld. Frontex is er. Er is voortdurend een proces van behoeftestelling. De heer Ten Broeke overvalt mij enigszins met deze vraag, maar nog niet zo lang geleden hebben wij een fregat geleverd. Dat houdt een keer op. Ik heb niet paraat wat wij op dit moment leveren. Het is in elk geval een going concern tussen de relevante ministers.

De heer Knops (CDA): De staatssecretaris voor Europese Zaken is zojuist aangeschoven. Hij heeft in november 2008 in een debat met de heer Van Baalen expliciet aangegeven dat hij de motie die toen door de heer Van Baalen werd ingediend omarmde. Hij zei dat het kabinet op die lijn verder wil gaan en de taken wil voortzetten op dat terrein. Daarmee ging hij in zijn beantwoording duidelijk verder dan de minister van Defensie nu doet. Misschien kunnen zij het even kortsluiten nu zij beiden aanwezig zijn. Ik vind het antwoord van de minister van Defensie om het naar een ander debat door te schuiven onbevredigend. Het gaat wel over een punt dat op de agenda staat van de Razeb en dat is ingebracht door een aantal landen. Wellicht kan staatssecretaris Timmermans er iets over zeggen.

De voorzitter: Laat ik beginnen met het van harte welkom heten van staatssecretaris Timmermans. Hij heeft de eerste termijn van de Kamer niet bijgewoond. Dus ik vind dat wij nu de minister van Defensie als eerste de mogelijkheid moeten geven om te antwoorden. Als de minister van Defensie wenst dat de staatssecretaris een aanvulling geeft, is dat aan de minister van Defensie.

Minister Van Middelkoop: Ik heb geantwoord wat de bevoegdhedenverdeling is. Die moet de Kamer scherp voor ogen krijgen. Ik weet ook uit andere activiteiten – denk aan de Koninklijke Marechaussee – hoe belangrijk terughoudendheid is wanneer je beheerder bent en het gezag bij anderen ligt. Dus de Kamer moet mij toestaan om voorzichtig te zijn. Ik weet waar mijn bevoegdheden ophouden. Dit is mijn antwoord. Op de gestelde vragen op dit terrein moet allereerst de minister van Justitie het antwoord geven. Als de staatssecretaris voor Europese Zaken daar nog iets aan wil toevoegen, wie ben ik dan om hem tegen te houden?

Staatssecretaris Timmermans: Voorzitter. De Nederlandse regering wil graag Frontex versterkt zien. Ik wijs op de problemen in Italië, Malta en Griekenland. Het loopt die landen echt over de schoenen. Daar is alleen een Europees antwoord passend op, en dan niet alleen met grensbewaking maar ook met het bieden van perspectief voor de landen waar die vluchtelingen vandaan komen. In dat kader heb ik gisteren in Madrid tegen mijn Spaanse collega gezegd dat wij sterk gecommitteerd blijven aan het versterken van Frontex en dat wij bereid zijn om daar middelen voor ter beschikking te stellen. Wij hebben nog nooit enige aarzeling of terughoudendheid bij Defensie op dat punt gemerkt. Absoluut niet, er is juist altijd sprake van sterke medewerking van Defensie. De vraag is alleen welk middel nu past bij de bestaande behoefte en hoe wij onze bijdrage kunnen inpassen binnen de operationele en politieke beperkingen die wij hebben. Om een voorbeeld te geven: Spanje wil dat wij out of area gaan opereren. Dat kunnen wij niet, dus dat levert al een beperking op. Griekenland wil dat wij in de kustwateren tussen de eilanden gaan opereren, maar daar zijn onze fregatten niet voor geschikt. Dus dat levert ook een beperking op. De Kamer moet echter van mij aannemen dat de Nederlandse regering, gelet op het grotere belang dat hiermee in het geding is, ook in de wens om te komen tot een Europees asiel- en migratiebeleid er alles aan zal doen om een versterking van Frontex te bewerkstelligen. Soms is die wens echter niet meteen te koppelen aan de middelen die je daarvoor kunt inzetten. Er is echt geen sprake van terughoudendheid.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik ben overtuigd van de goede intenties en wij weten allemaal hoe ongelofelijk nijpend de situatie is. Of het nu gaat om Griekenland, Zuid-Italië of Spanje, het loopt ze niet alleen over de schoenen; er doen zich daar mensonterende situaties voor. Wat is er nodig, vraag ik aan beide bewindspersonen, om hier tot een effectiever optreden te komen? Wat moeten we doen?

Minister Van Middelkoop: Tja.

De voorzitter: Dit is een erg open vraag, mijnheer Ten Broeke. Wij zijn bezig met de beantwoording van vragen in eerste termijn. U stelt nu een nieuwe vraag. Ik stel voor dat de minister van Defensie hierop kort antwoordt en dat hij vervolgens doorgaat met de beantwoording van de vragen van de Kamer.

Minister Van Middelkoop: Het is op zichzelf een zeer relevante vraag, maar Frontex is nog altijd in ontwikkeling. Daarom vraag ik de heer Ten Broeke om ons – ook de betrokken ministers die nu afwezig zijn – even de tijd te geven om de vraag naar effectiviteit, die eigenlijk pas achteraf te beantwoorden is, te beantwoorden. Ik voeg hier nog een opmerking aan toe. Vanmiddag zit ik in de Kamer bij een spoeddebat dat is aangevraagd door de heer Aptroot. Hij zal ongetwijfeld opmerkingen maken over de al dan niet beschikbaarheid van Nederlandse fregatten voor de kust van Somalië. Er is een grens aan de capaciteiten. Om een misverstand te voorkomen dat mogelijk zal leven – ik kan het mij haast niet voorstellen – merk ik op dat Frontex natuurlijk geen Nederlandse organisatie is. Er zijn meer landen waarop een beroep kan worden gedaan. De Nederlandse middelen zijn echter schaars.

Ik was begonnen met mijn antwoord aan de heer Van Bommel. Zoals ik al zei, het is verkiezingstijd. Hij verweet mij in zekere zin dat de militaire plannen gewoon doorgaan. Dat klopt, maar dat is wel op basis van de bestaande verdragen. De grondwet mag verworpen zijn en het Verdrag van Lissabon mag nog niet van kracht zijn, maar de heer Van Bommel moet niet net doen alsof wij iets ongepasts doen en alsof wij vooruitlopen op bevoegdheden die wij nog niet hebben. Daar is geen sprake van. Het huidige EVDB werkt op basis van de bestaande verdragen.

De heer Van Bommel (SP): Mijn opmerking was niet gericht op lopende missies. De minister kent onze opvattingen daarover. Een deel daarvan steunen wij en bij een ander deel hebben wij kritische vraagtekens. Het gaat mij om de verdere uitbouw van een Europees defensiebeleid. Op dat punt richt mijn kritiek zich. De Nederlandse regering geeft steun aan dat beleid en doet voorstellen voor de verdere uitbouw daarvan en voor de budgetten. Tegen die achtergrond vind ik dat de Nederlandse regering een verantwoordingsplicht heeft. Daar waren mijn opmerkingen op gericht. Dat heeft overigens niets met de verkiezingen te maken, want wat ons betreft, is er sprake van een permanente campagne. Dat weet de minister.

Minister Van Middelkoop: Geen twijfel over die verantwoordingsplicht! Ik doe niets liever en ik doe het ook regelmatig. Wij moeten op een gegeven moment ook bereid zijn om de kloof tussen een politieke stellingname en de praktische werkelijkheid te dichten. In zekere zin doet de SP dat ook door enkele EU-missies goed te keuren. Dan zal ik niet tegen de heer Van Bommel zeggen – want dat zou een jij-bak zijn – dat hij nu zelf zijn goedkeuring geeft aan de ontwikkeling van een Europese defensie. Dat zou ik kinderachtig vinden, maar met elkaar erkennen wij wel dat er hier en daar taken liggen waar de Europese Unie meerwaarde kan bieden naast de NAVO wellicht en zeker boven het nationale. Dat brengt ons wat dichter bij elkaar. Dat doen wij op basis van de bestaande verdragen. Er is ook geen sprake van dat er meer geld bij komt, zoals de heer Van Bommel in relatie tot het EDA opmerkte. Nogmaals, het EDA is een agentschap en dat is heel ver verwijderd van de term Europees leger. Het EDA is functioneel voor een verdere samenwerking binnen de EU. Inmiddels weten wij vrij goed hoe lastig het is om die capaciteit met elkaar op te brengen. Ik heb al eerder gezegd tegen de heer Knops dat het EDA-budget niet zal worden verlaagd om eerdergenoemde redenen. Dat vind ik al een heel aardige inspanning. Maar dat is dus iets anders dan dat er meer geld naar de Europese defensie zou gaan.

Over de EU/NAVO-samenwerking hebben veel Kamerleden gesproken. Dat is een onderwerp waarover regelmatig met de Kamer is gesproken. Het belang van die samenwerking is evident, ook nu. De EU kan zijn civiele missies in Kosovo en in Afghanistan – denk aan EUPOL – alleen dan uitvoeren als er NAVO-protectie is. Wij zien nu on the ground hoe belangrijk die samenwerking is. Dat er op het politieke niveau strubbelingen zijn en dat die te maken hebben met onder andere de relatie tussen Cyprus en Turkije is voor mij helaas een gegeven. Ik heb vaak met de Kamer gesproken over mogelijkheden om daar praktische oplossingen voor te vinden. Daar zijn wij mee bezig en daar hebben wij voorstellen voor gedaan. Die praktische oplossingen hebben wij trouwens ook toegepast in Afghanistan toen het met EUPOL zo moeilijk ging. Die samenwerking moet verbeteren. Wellicht zal de Franse toetreding tot de militaire geïntegreerde structuur een extra politieke impuls betekenen voor die samenwerking, maar daar liggen natuurlijk niet de blokkades. Dit is een onderwerp waar wij vanuit beide fora voortdurend mee bezig zijn. Er zijn praktische voorstellen gedaan, onder andere om de secretaris-generaal van de NAVO permanent aanwezig te laten zijn bij vergaderingen van de EU-ministers van Defensie en omgekeerd. Langzamerhand zie je dat dit zich gaat institutionaliseren. Ongetwijfeld is er binnen het Brusselse op het niveau van ambassadeurs en experts, met het beleggen van seminars en het uitwisselen van gegevens, praktische winst te boeken. Op dat terrein zijn wij met elkaar bezig, gegeven het feit dat er op sommige dossiers politieke blokkades liggen.

De heer Pechtold (D66): Met alle respect, maar ik vind dit wel een heel mager, procedureel antwoord. Op dit moment doen drie landen voorstellen. Nederland heeft de Defensieverkenningen geagendeerd staan. Ik, maar ook mijn collega’s zijn zeer geïnteresseerd om te weten hoe wij daarin aansluiten, wat de Nederlandse agenda wordt, wat het tijdpad is, wat de concrete voorstellen van Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn en hoe wij daarover denken. Ik snap dat de minister in een algemeen overleg waarin ook andere zaken aan de orde zijn, niet uitgebreid daarop kan ingaan. Zijn antwoord nu klinkt echter heel procedureel. Kan de minister een brief schrijven, waarin nader wordt uitgewerkt hoe wij de relatie EU-NAVO de komende maanden en jaren vormgeven, wat het Nederlandse standpunt is, wat het tijdpad is en wat de relatie tot de verkenningen is? Het gaat op den duur tenslotte ook om investeringen.

Minister Van Middelkoop: Ik vraag de heer Pechtold om zijn mindset echt bij te stellen. De manier waarop hij zijn vragen stelt, doet vermoeden dat ik een plan van aanpak kan opstellen en daarbij een tijdpad kan leveren, waarmee het probleem zou zijn opgelost. Dat is natuurlijk niet zo. Het gaat om de lastige relatie tussen twee grote instellingen, de Europese Unie en de NAVO. Wij moeten wel doorgaan. Denk aan Afghanistan en Kosovo. Het lukt ook met het vinden van praktische oplossingen. Ik heb er bij herhaling en ook nu weer over gesproken – ik praat dan niet alleen als Nederlandse minister – dat wij met elkaar meer kunnen bereiken. Dat kan bijvoorbeeld als wij inventariseren welke capaciteit er over is of juist tekort is binnen de EU en binnen de NAVO. Stem dat met elkaar af. Wellicht is een gemeenschappelijke database een oplossing, enzovoort. Dat verhaal heb ik echter al vaker in deze zaal verteld. Als er politieke blokkades zijn, moeten die worden weggenomen. Vraag echter niet aan mij om dat te doen. Dat is mijn taak niet. Ik heb wel af en toe te maken met operaties, zoals met EUPOL. Dan ondervind je de praktische gevolgen van die politieke problemen. Daar vinden wij oplossingen voor. Het zijn niet de meest ideale, maar daar zijn wij mee bezig. Verder gaat mijn reikwijdte niet.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik heb dezelfde mindset als de heer Pechtold. Ik wil de minister ondersteunen met iets uit zijn eigen brief. Dat is iets waar ik al om heb gevraagd, namelijk een studie van de Headline Goals Task Force naar de interoperabiliteit van de militaire capaciteit. Die studie is eind 2009 klaar. Het is een studie die gegrond is uitgevoerd, met een opdracht, en die aansluit bij onze verkenningen. Die is heel concreet. Ik vraag de minister op welke wijze de verkenningen en deze studie worden gekoppeld. Op welke wijze worden twee andere studies, die ook in de brief van de minister worden genoemd, hieraan gekoppeld? Dat is heel concreet, dat is niet politiek. De minister heeft dat eerder afgesproken. Kortom: hoe worden al dit soort vraagstukken aan elkaar gekoppeld?

De voorzitter: Ik zie dat u allen wilt reageren. Ik wijs erop dat wij nog een hele agenda hebben af te werken. Het is de bedoeling dat wij op dit moment het Defensiedeel afsluiten.

De heer Pechtold (D66): Ik vraag omwille van de tijd om een brief. De minister doet alsof ik een paar probleempjes wil oplossen. Ik zie de interessante ontwikkeling dat Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk met concrete voorstellen komen en dat er planningen liggen. Wij in Nederland willen iets. Ik vraag de minister gewoon om vooruit te denken en om de Kamer daarin mee te nemen. Ik zou toch op z’n minst een brief toegezegd kunnen krijgen.

Minister Van Middelkoop: Met alle respect, met een afzonderlijke brief wordt niets toegevoegd aan het lopende debat binnen de NAVO en ook in deze Kamer. Het onderwerp EU-NAVO komt elke keer aan de orde bij geannoteerde agenda’s en bij verslagen. De Kamer wordt daarover goed geïnformeerd, ook over de frustraties die een gevolg zijn van de slechte samenwerking. Na deze Razeb zal ik de Kamer gewoon verslag doen over eventueel te melden vorderingen.

Mevrouw Eijsink stelde een vraag die zij in eerste termijn ook heeft gesteld. Het onderwerp interoperabiliteit is relevant voor zowel de EU als de NAVO in de uitvoerende activiteiten. Als de studie tot resultaten leidt, zal de Kamer daarover zeker worden geïnformeerd. Ik wil die wel loskoppelen van de verkenningen om de relatieve autonomie van dat proces niet te doorkruisen. Ook los van verkenningen zou het onderwerp belangrijk zijn. Binnen de EU en de NAVO zouden wij erover praten en zouden wij eventueel de Kamer informeren. Dat ga ik doen.

De heer Pechtold (D66): Moeten wij nu een VAO aanvragen om een brief te krijgen? Daar heb ik helemaal geen zin in. De minister kan ook gewoon zeggen dat hij in een volgende brief hierop ingaat, wat toch behoorlijk breed wordt gevraagd. De minister zegt nu namelijk niets.

De voorzitter: Ik hoor als antwoord dat de minister geen brief wil sturen. Het is aan de minister om zijn antwoorden te geven. Ik stel voor dat de minister eerst zijn beantwoording afrondt. Daarna geef ik u allen nog heel kort de gelegenheid op erop te reageren.

Minister Van Middelkoop: Misschien kunnen wij het zo oplossen: in het verslag van deze raad ga ik uitvoeriger op dit onderwerp in. Dit ook om er geen rommeltje van te maken. Bij andere onderwerpen heb ik dat ook wel eens gedaan.

De heer Van Bommel vroeg of er een Europese spionagedienst komt. Dank voor het literaire gehalte van die opmerking. Er is geen sprake van dat een dergelijke dienst er komt. Het is volstrekt duidelijk dat je ook aandacht moet besteden aan de inlichtingencapaciteit als militaire operaties onder EU-vlag worden uitgevoerd. Wij hebben dat ook gedaan. Misschien beter gezegd: aan de inlichtingenfunctionaliteit. Als een beroep wordt gedaan op inlichtingencapaciteit, zal het een nationale dienst zijn. Er komt echt geen Europese spionagedienst.

Ik was al bezig met het antwoord aan mevrouw Eijsink over de interoperabiliteit. Misschien is het goed om de defensieplanning te betrekken bij de toezegging die ik zo-even heb gedaan. Het vraagstuk van de planning speelt binnen de EU en de NAVO. Daar doen zich vergelijkbare vragen voor. Waar de NAVO en de EU in hoge mate dezelfde lidstaten kennen, doen zich dezelfde vraagstukken voor binnen beide instituties. Ik zal die onderwerpen dus met elkaar vervlechten. Als ik die nu uitvoerig zou bespreken, zouden wij weer een tijdprobleem hebben.

Het tweesporenbeleid waarover mevrouw Eijsink sprak, is dat politieke proces en de praktische oplossingen die gevonden moeten worden als men toch met operaties begint.

Over taakspecialisatie hebben wij al vaker gesproken. Die vindt nu een bedding in poolvorming. Dat is één van de varianten van taakspecialisatie, zoals de C-17 binnen de NAVO. EDA kan als het ware een voorportaal ervan worden genoemd. Verder is er het helikopterinitiatief. Aan dat soort zaken moet de heer Pechtold denken.

De relatie tussen EDA en de Europese Commissie is een belangrijk punt. Ik zal daarover een verklaring afleggen in de Razeb. Het is goed dat wij de zaken scherp uit elkaar houden. EDA is een agentschap dat opgehangen is binnen het EVDB en heeft vooral een betekenis voor de krijgsmacht en voor defensie. Dat is de invalshoek. De Europese Commissie, hoe legitiem ook, zal ongetwijfeld een andere invalshoek hebben. Denk aan de interne markt. Het is verstandig om die twee principieel en ook praktisch zo veel mogelijk van elkaar gescheiden te houden en om dan te bezien wat men wellicht voor elkaar kan betekenen.

De heer Ten Broeke sprak over het personeelstekort. Ook mevrouw Eijsink heeft dat woord laten vallen. Het gaat er nu om, als ik naar Brussel ga, dat Nederland aan zijn internationale verplichtingen voldoet. Wij moeten dan vooral aan Afghanistan denken, in welk geval het de NAVO betreft. Wij moeten echter ook denken aan EUPOL en Althea in Bosnië, waar het om EU-activiteiten gaat. Ik heb zo langzamerhand goede hoop dat wij ook eens met goede berichten kunnen komen over de personeelstekorten, maar geef ons– de staatssecretaris en mij – daar even de tijd voor. De personeelstekorten verhinderen ons echter niet om onze internationale verplichtingen na te komen.

Het zal duidelijk zijn dat de relatie tussen de Afrikaanse Unie en de VN echt van een heel andere orde is dan de relatie tussen EU en NAVO. De relatie met de VN is belangrijk, omdat de VN/Veiligheidsraad vaak de mandaterende instelling is die de NAVO of de EU activiteiten laat verrichten. Er is samenwerking via liaisonfunctionarissen bij beide organisaties die elkaar op de hoogte houden. De NAVO en de EU hebben vaak uitvoerende capaciteit, waarnaar de VN verwijst als het nodig is. Dan is het goed om in elk geval diplomatiek met elkaar samen te werken. De relatie met de Afrikaanse Unie is van een andere orde. De Afrikaanse Unie is bezig – en ik heb er respect voor zoals dat toch wel lukt – om zelf een defensiecapaciteit te ontwikkelen. Er zijn brigades in verschillende delen van Afrika. De EU en de NAVO kunnen daaraan kennis leveren. Nederland doet dat ook. Bij acties zoals in Somalië, ligt het ownership bij de Afrikaanse Unie. Er is ook een soort van taakverdeling, waarbij de AU wordt gevraagd om zo veel mogelijk zelf verantwoordelijkheden te dragen voor veiligheid en stabiliteit binnen het continent. Dan hoeven de EU en de NAVO dat niet te doen. Je ziet echter ook dat op enig moment een onder de AU gestarte operatie een VN-operatie wordt. Dat was onder andere het geval met Darfur. AMISOM en Somalië gaan vermoedelijk ook een VN-operatie worden. Dan komen wij weer in beeld als partij waaraan wellicht wordt gevraagd om een bijdrage te leveren.

De heer De Roon is tegen de Europese Unie, althans tegen het EVDB. Ik heb daar kennis van genomen.

Mevrouw Peters heeft nog twee vragen over Tsjaad gesteld. Zij wil graag dat de operatie die Nederland inmiddels heeft voltooid, goed wordt geëvalueerd. Dat is vragen naar de bekende weg. Dat weet zij ook. Het toetsingskader verplicht mij daartoe. Zij mag erop rekenen dat wij, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Defensie, die operatie ook zullen evalueren. De allereerste evaluatie is echter gericht op de doelstellingen van de operatie, op MINURCAT, het beschermen van de vluchtelingenkampen enzovoort. Ongetwijfeld zal ook iets worden gemeld over de bredere politieke context van Tsjaad en de OS-context, die wij hier een paar keer hebben besproken. Ik ben echter gehouden om te evalueren op basis van de doelstellingen van de Nederlandse inzet. Voor zover het breder is en gezien ook de actualiteit van dit moment, die inderdaad heel zorgelijk is, is het een puur externe zaak. Het is iets voor Buitenlandse Zaken en ik verwijs graag naar de heer Timmermans.

Nadere gedachtewisseling

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Dank aan de minister en de staatssecretaris voor Europese Zaken over het enthousiaste pleidooi voor Frontex. Ik heb dat goed gehoord en ik heb daar kennis van genomen. Ik heb ook gehoord dat de minister zei dat er grenzen zijn aan de capaciteit van de marine. Dat begrijp ik. Is de minister echter toch bereid om in de Razeb ook de zuidelijke Europese lidstaten te steunen in hun pleidooi om Frontex in te zetten voor problemen die hun en uiteindelijk ons ook gaan raken?

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Wat betreft de studie van Headline Goals Task Force of de interoperabiliteit van militaire capaciteiten zegt de minister: als de studie tot resultaten leidt. Ik mag ervan uitgaan dát de studie tot resultaten leidt. Ik vraag de minister om én de brief én die studie, als die er is, aan de Kamer te doen toekomen. De minister zei letterlijk dat de verkenningen een autonoom proces zijn. Het kan toch niet autonoom van Nederland zijn. Er worden studies gedaan naar VN, EU en NAVO. Het kan toch niet zo zijn dat de studie niet erbij betrokken wordt. Ik wil van de minister weten dat de Kamer én geïnformeerd wordt én de studie krijgt én erbij betrokken wordt.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. De minister van Defensie zegt dat de PVV tegen de Europese Unie zou zijn. Dat is echt een volstrekt verkeerde weergave.

Minister Van Middelkoop: Ik herstelde mij en zei: tegen het EVDB.

De heer De Roon (PVV): Als dat de herstelling is, hoef ik er verder niets aan toe te voegen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Mijn vraag ging over de grondige evaluatie van de Tsjaadmissie, waar de minister in de brief over schrijft. Ik neem aan dat het een EU-evaluatie is en niet alleen een Nederlandse. Onder grondig versta ik: met medeneming van de politieke en OS-dimensie. Dat moet je juist doen als je staat voor de 3D-benadering. De minister zegt nu dat hij alleen over het militaire gedeelte gaat en dat men voor het externe gedeelte bij de staatssecretaris moet zijn. Dat is ook een voorbeeld van wat men wil overwinnen.

De voorzitter: Nee, mevrouw Peters. Wij hebben dat zelf van tevoren afgesproken in de orde van deze vergadering. U was toen nog niet aanwezig, maar wij hebben een knip gemaakt in deze vergadering.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik heb het over een grondige evaluatie, die onder het Defensiegedeelte wordt beloofd, van de Tsjaadmissie die de EU zal doen.

Minister Van Middelkoop: Voorzitter. Mevrouw Peters kan er zeker van zijn dat er een evaluatie komt van de soort dat wij al zo vaak hebben gedaan na afloop van andere operaties. Het toetsingskader verplicht ons – de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Defensie en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking – daartoe, voor zover wij erbij betrokken zijn en in de gekende rolverdeling. In een land als Tsjaad is die anders dan bijvoorbeeld in Afghanistan. Er komt echter een evaluatie. Ik vraag mevrouw Peters om die even af te wachten en die met elkaar te bespreken.

De studie over interoperabiliteit zal ongetwijfeld tot resultaten leiden. Dat moet ook. De Kamer zal daarover worden geïnformeerd, zoals dat gebeurt over ik weet niet hoeveel thema’s die in Brussel spelen. Ik heb over de verkenningen gezegd dat het een relatief autonoom project is. Daarmee bedoelde ik – en dat is niet voor het eerst – dat ik niet voortdurend uit een debat wil komen en nog weer onderwerpen in het mandje wil gooien. Ga ervan uit dat de meeste thema’s die wij hier bespreken, relevant zijn voor de langere termijn en dus ook zullen worden meegenomen in de verkenningen. Ik wil echter niet voortdurend daarbij binnenlopen en zeggen dat ik nog een themaatje heb gevonden. Dat bedoelde ik met «relatieve autonomie». Die is relatief, want er is natuurlijk een politieke verantwoordelijkheid.

Staatssecretaris Timmermans zal de vraag moeten beantwoorden over het steunen van zuidelijke landen bij de wens om Frontex effectief te laten zijn. Het is een beetje gratuit als ik zeg dat ik dat graag wil doen. Frontex is eventueel de vragende partij en ik moet eventueel de vraag beantwoorden. Het is allereerst een zaak van buitenlandse politiek om te investeren in grensbewaking. Het is vervolgens aan de ministers – die van Defensie is niet de enige – om daarvoor capaciteit te leveren.

De voorzitter: De minister van Defensie heeft de Kamer de toezegging gedaan, dat hij in het verslag van de Razeb uitgebreider zal ingaan op de relatie tussen de EU en de NAVO.

Ik dank de minister van Defensie. Hij kan aanwezig blijven omdat er nog een deel komt waarbij ook over Bosnië en Somalië kan worden gesproken. Het is echter aan hem om het eventueel aan de staatssecretaris over te laten.

EXTERNE BETREKKINGEN

Voorzitter: Ormel Griffier: Van der Kolk-Timmermans

De voorzitter: Dit onderdeel van het overleg staat geagendeerd tot 12.30 uur. Dan begint het algemene deel. Ik geef vier minuten spreektijd per fractie. Het is aan de fracties om die vier minuten in te delen. Ik heet de staatssecretaris voor Europese Zaken van harte welkom. Ik heet van harte welkom het publiek, waaronder de aanstormende topambtenaren van Buitenlandse Zaken. Ik hoop hen over enkele jaren aan deze kant van de tafel te zien. Ik heet het publiek via internet van harte welkom. Ik heet ook de in groten getale aanwezige leden van de commissie van harte welkom.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Vanmiddag zullen wij nog uitgebreid over Somalië spreken in verband met de kaping.

Laat ik eerst inzoomen op AMISOM. Wij allen in deze Kamer hebben bepleit dat Ethiopië zich zo snel mogelijk terugtrekt vanwege de mensenrechtenschendingen, waarover wij vernamen, van Ethiopië in Somalië. De insteek van mijn fractie was dat dit alleen mogelijk is op het moment dat AMISOM echt versterkt wordt, zodat men de transitieregering ook echt in het zadel kan houden als tegenwicht voor de Islamic Courts. Ethiopië heeft zich inmiddels teruggetrokken, maar AMISOM is niet versterkt. AMISOM staat ook weer op de agenda van de Razeb. Is de minister bereid tot een versterking van AMISOM? Wij kunnen hier wel praten over kapingen en verzwakking van het bestuur, maar als wij AMISOM niet kunnen versterken – wij zijn er geweest en de AU heeft een pleidooi in die richting gehouden – zullen wij pleisters blijven plakken op de ellende voor de kust van Somalië. Nederland heeft daar nu twee trainers zitten. Dat is zeer beperkt. Is Nederland zelf ook bereid om te kijken naar een uitbreiding van de ondersteuning van AMISOM?

Er is weer een handreiking aan Iran gedaan om te komen praten, dat zelfs zonder voorwaarden. Het is een voorstel van de E3+3. Dat loopt al weer een tijdje. Wordt het geen tijd om daarvoor een deadline te stellen? Wanneer krijgen wij een reactie van Iran of het bereid is om te komen praten?

De sancties hangen al weer een tijd in de lucht. Mijn fractie heeft een motie ingediend, die is aangenomen, om tot een aanvullend sanctiepakket te komen. Nu zegt het kabinet dat het kijkt of er een aanvullend pakket moet komen. Is het echter niet veel sterker en krachtiger tegenover Iran als Nederland gewoon met een aanvullend pakket komt en dat voorlegt aan de Razeb in plaats van af te wachten in hoeverre daarvoor nu langzaam maar zeker draagvlak komt? Ik vraag de staatssecretaris dus om gewoon met een concreet voorstel te komen.

Er is een uitgebreide agenda voor de EU-Ruslandtop. De ChristenUnie mist echter de agendering van mensenrechten in de breedste zin en van de relatie met de buurlanden, de landen van het Oostelijk Partnerschap.

In Sri Lanka is sprake van een schrijnende humanitaire situatie. Natuurlijk spreekt de EU, en ook Nederland, haar afkeer uit van de humanitaire ramp die daar plaatsvindt. Het blijft wel een beetje aan de zijlijn wat de EU betreft. Wat wordt de Nederlandse inzet in de Razeb voor Sri Lanka? Kan Nederland meer doen dan alleen zijn zorgen uitspreken?

De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. Tijdens de vorige Razeb is gesproken over een nieuwe toenadering tot Iran. Er is een duidelijke handreiking gedaan. Het CDA deelt de mening van de regering dat Iran deze kans met beide handen moet aangrijpen, maar een reactie blijft uit. Inmiddels is weer een maand verstreken. Dat past precies in de strategie van Iran van tijdrekken. Wat ons betreft zal er een duidelijk deadline moeten worden gesteld.

Wij lezen de brief op het punt van het sanctiebeleid zo dat men gaat nadenken over eventuele sancties. Aangezien daarover al heel lang is gesproken, verbaast dat ons. Wij gaan ervan uit dat er een soort van plan B klaar ligt. Klopt dat, zo vraag ik de staatssecretaris?

Er is uitgebreid gesproken over de situatie in Sri Lanka, die heel ernstig is. De Zweedse minister mocht bijvoorbeeld het land niet in. Wij zagen een persbericht van minister Koenders dat hij binnen de EU spoedoverleg wil over de situatie in Sri Lanka. Wat zal de Nederlandse inzet zijn en aan welke concrete stappen denkt de minister om de impasse te doorbreken?

Er heeft ook een EU-Pakistantop plaatsgevonden. Intussen is de situatie daar drastisch veranderd. Kan de regering aangeven hoe zij het vervolgtraject ziet, met ook de duidelijke oproep vanuit Pakistan om te helpen?

Het is goed dat er aandacht voor en actie in de richting van Birma is. Dit moet niet verslappen. Wij hechten aan een spoedig nader overleg hierover, zoals met de minister is afgesproken. Dank voor de inzet bij de vorige top.

Sudan staat niet op de agenda, maar wij vinden wel dat er aandacht voor moet blijven. Tijdens de vorige Razeb is hierover ook gesproken. Wij vragen ons af of de minister en marge met een aantal landen iets kan doen.

Over de ontvangst van de dalai lama heeft de commissie een brief mogen ontvangen van de Chinese ambassadeur. Wij kunnen ons voorstellen dat collega’s van ons in andere landen die in het verleden ook hebben ontvangen. Onze oproep aan het kabinet is om te kijken of de Europese landen samen meer eenheid op dit dossier kunnen bereiken. Het moet heel duidelijk zijn dat Europa als blok reageert en dat parlementen zelf moeten beslissen wie zij ontvangen. Ik vraag inzet daarvoor, opdat wij straks niet uit elkaar worden gespeeld.

De heer Van Bommel (SP): Wat de parlementen betreft, kunnen wij de samenwerking zelf zoeken. Als de heer Haverkamp verwijst naar de situatie in andere landen, houdt hij impliciet ook een pleidooi voor ontvangst van de dalai lama op het hoogste niveau, zoals Gordon Brown, Angela Merkel en Sarkozy hebben gedaan. Mag ik zijn opmerking zo opvatten dat hij de regering impliciet vraagt om de dalai lama op het hoogste niveau te ontvangen? Ik bedoel daarmee het niveau van de minister-president. Ik zou daar zeer voor zijn.

De heer Haverkamp (CDA): Nee. Het gaat mij erom dat landen zelf een besluit nemen hoe zij iemand ontvangen. Het is niet aan China om daar iets van te vinden. Je ziet echter een soort verdeel-en-heerstactiek op het moment dat acties worden ondernomen door China. Europa zou eens moeten nadenken hoe het daarop reageert. Wij hebben het gevoel dat op dit moment niet daarover wordt nagedacht. Onze oproep aan de regering is om dat te doen. De Nederlandse regering zelf zou moeten beoordelen hoe zij iemand ontvangt, zoals dat aan de Franse regering zelf en aan het Nederlandse parlement zelf is. Het is niet aan de Chinezen. Wij vinden wel dat moet worden nagedacht hoe wij omgaan met de druk van buiten.

De voorzitter: Ik ben tot nu toe soepel geweest, maar China staat niet op de agenda van de Razeb. Wij gaan hier niet verder op door.

De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. Ik ga er wel van uit dat ik een reactie krijg.

De voorzitter: Nee, u hebt geantwoord op een interruptie. Verder is het aan de staatssecretaris.

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Het is erg goed dat er in EU-verband gesproken wordt over een gezamenlijke aanpak ten behoeve van de ontwikkelingslanden in het kader van de crisis. In de geannoteerde agenda staat echter geen enkele concrete maatregel. Ik wil weten wat de concrete voorstellen zullen zijn. Ik ken deze minister voor Ontwikkelingssamenwerking namelijk als iemand die houdt van een concrete invulling. Overigens is het wel goed om hier vast te stellen dat er een aanzienlijke verhoging van het ODA-percentage is gerealiseerd in meer EU-landen.

Over de begrotingssteun heb ik zorgen, als ik lees dat men versneld wil overgaan tot het toekennen van begrotingssteun. De positie van mijn fractie is duidelijk: begrotingssteun kan een goed instrument zijn, maar onder duidelijke voorwaarden. Die lees ik hier niet. Begrotingssteun mag geen blanco cheque zijn. Ik wil graag weten welke stappen de minister gaat ondernemen om zijn collega’s voor ontwikkelingssamenwerking mee te krijgen op het Nederlandse pad van begrotingssteun.

Over de EPA’s hoor ik uit met name de ACP-landen dat er grote bezorgdheid en onrust bestaat over vooral de bananenteelt, over de productie en export in die sector. Dat komt doordat de Europese Commissie een overeenkomst gaat sluiten met de Latijns-Amerikaanse bananenproducerende landen. Er liggen voorstellen vanaf 12 maart jongstleden om de bananenprijs te laten dalen. Dat heeft een enorm effect op de kleinere bananenproducerende landen. Ook de toegang tot de Europese markt is niet gegarandeerd.

Het is heel goed dat er over de aanpak van rampen wordt gesproken, maar er ontbreekt een concreet voorstel hoe Europa dit gaat aanpakken. Er wordt een commissie opgericht. Er komt een strategie. Ik heb een voorstel en ik wil graag van de staatssecretaris een toezegging dat de minister maandag en dinsdag dat voorstel inbrengt. Dat is het voorstel dat de CDA-fractie al bij de begrotingsbehandeling heeft gedaan, namelijk om te beginnen met een pilot met suikerpalmen. Begin bijvoorbeeld met een suikerpalmbos op Haïti. Dat biedt ongekende mogelijkheden in de rampenbestrijding. Zo’n bos houdt de grond vast. Het tornadoseizoen komt eraan en Haïti wordt anders weer achterop gebracht. Hier liggen mogelijkheden waarmee Europa concreet kan worden en die wezenlijk verschil maken. Ik hoor graag of de minister dit punt gaat inbrengen.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Voor Bosnië wil Frankrijk een transformatie van de huidige missie naar een trainingsmissie. Nederland zegt daar in beginsel geen tegenstander van te zijn, maar wil het nu niet. Waarom nu niet? Die missie is toch eigenlijk een vastgelopen missie. Het politieke hervormingsproces stagneert al sinds 2006 en zal waarschijnlijk blijven stagneren tot de algemene verkiezingen in 2010. Ik deel die opvatting. Dan moeten wij toch ook kijken hoe onze aanwezigheid daar kan bijdragen aan een verandering van de politieke situatie. Nederland zal aandringen op het niet unilateraal uittreden van landen uit de missie EUFOR. Eerder zijn in deze Kamer door mijn fractie, maar ook door de staatssecretaris vraagtekens geplaatst bij de duur van deze missie. Wanneer komt daar nu eens een eind aan? De missie gaat maar door. Wij modderen maar door in Bosnië. De geloofwaardigheid van EUFOR is nu al minimaal. Waarom zouden wij landen dan niet toestaan om eenzijdig met deelname te stoppen? Sterker nog: dat zou Nederland zelf ook moeten overwegen.

Het vredesproces in het Midden-Oosten staat niet op de agenda, maar zou wel op de agenda moeten staan. Ik vind dat de Razeb ook een veroordeling moet uitspreken van het proces dat nu in Oost-Jeruzalem gaande is. Israël is bezig Oost-Jeruzalem te annexeren. Daarmee wordt de voortgang in het vredesproces extra moeilijk. Uit Israël blijven bovendien geluiden komen dat men geen Palestijnse staat wil. De paus wil die wel, maar Israël wil die niet. Dat schiet zo niet op.

De opening die Obama tegenover Iran biedt, is zeer toe te juichen. Directe besprekingen met Iran, zonder voorwaarden vooraf, zijn nodig. De uitspraak in de geannoteerde agenda dat de Europese Unie bereid moet zijn om passende nieuwe maatregelen te nemen, acht ik contraproductief in het licht van de toenadering die Obama zoekt. Ik geef Obama hier liever meer ruimte dan de Europese Unie.

Ten slotte is de SP wat Georgië betreft geen voorstander van verdere stappen op het gebied van het vrijhandelsakkoord of visumfaciliteiten. De situatie in Georgië is zeer gespannen. Wij hebben dat afgelopen week nog kunnen zien. De besluitvorming in de afgelopen periode door president Saakashvili om de macht naar zich toe te trekken leidt tot een verdere confrontatie. Om nu de president te steunen met een vrijhandelsakkoord of verdere visumfaciliteiten vinden wij zeer onverstandig. Wij hopen dat de Nederlandse regering op dat punt terugkomt.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ik begin met de situatie in Sri Lanka, het bloedbad dat dit weekend heeft plaatsgevonden. De VN spreken van een bloedbad en honderden doden. Wij weten eigenlijk niet goed wat de situatie daar is, omdat journalisten en hulpverleners geen toegang hebben tot het gebied. Minister Koenders heeft nu het initiatief genomen tot een spoedoverleg binnen de Europese Unie. Hij pleit ook voor toegang voor hulpverleners en journalisten. Dat is ontzettend belangrijk. Belangrijk is ook de vraag wat de Nederlandse houding is inzake het al langer lopende initiatief van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, ook in de Veiligheidsraad. Steunt Nederland dat? Mijn fractie hoopt van wel. Waarom doet Nederland niet meer, bijvoorbeeld het ontbieden van de Sri Lankaanse ambassadeur in Nederland? Waarom wordt de Nederlandse ambassadeur niet teruggeroepen voor consultatie? Waarom pleit Nederland niet voor een aan de orde stellen in de Mensenrechtenraad in Genève van de handelwijze van de Sri Lankaanse regering? Waarom is er geen initiatief om met de Tamil Nationale Alliantie te spreken? De SP wil veel meer betrokkenheid zien van de Nederlandse regering. Zij wil zien dat de Nederlandse regering verontwaardigd is over het buitenproportionele geweld in Sri Lanka van regeringszijde. Daarbij past natuurlijk ook een veroordeling van de gijzeling van de burgerbevolking door de Tamil Tijgers. Laat daarover geen enkel misverstand bestaan.

De onderhandelingen met Centraal-Amerika over een associatieakkoord moeten in juli worden afgerond. Er loopt echter ook nog een impactanalyse. Wat betekent dit voor de arme bevolking? Naar ik heb begrepen is die impactanalyse pas klaar nadat de onderhandelingen zijn afgerond. Hoe kan die dan nog effect hebben op de onderhandelingen?

Wat de EPA’s in Afrika betreft pleit het South Centre ervoor om verdere liberalisering van die landen afhankelijk te maken van ontwikkelingsindicatoren die ook in het GSP worden gebruikt. Landen worden uit het GSP, het algemeen differentieel systeem van handelsvoordelen van de Europese Unie, gegooid als zij een bepaald ontwikkelingsniveau bereiken. Waarom wordt ook niet de omgekeerde redenering gevolgd, dat landen die een EPA hebben afgesloten, gedwongen worden om verder te liberaliseren als zij zich voor een bepaald ontwikkelingsniveau kwalificeren?

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Ik begin met Sri Lanka, omdat Sri Lanka op dit moment de meeste aandacht verdient, zeker na de afschuwelijke gebeurtenissen van de afgelopen week waarbij honderden, zo niet meer burgers zijn omgekomen in het geweld dat weer tot uitbarsting is gekomen. Het door de regering gebruikte geweld in een gebied waar zich nog vele onschuldige burgers bevinden, is naar de mening van mijn fractie buitenproportioneel. Wat dat betreft steun voor het kabinet. Ik heb de uitspraken van minister Koenders vanuit Afrika gehoord dat er spoedoverleg moet komen over de situatie in Sri Lanka. Ik hoor graag of dit betekent een overleg voordat de Razeb plaatsvindt. Ik hoor graag hoe het daarmee staat. Het moge duidelijk zijn dat het geweld van beide kanten zo snel mogelijk gestaakt moet worden. In dit geval is het Sri Lankaanse leger de sterkere partij. Dat heeft dus de zwaardere verantwoordelijkheid.

Mij valt op dat er vanuit het Westen na enige tijd wel verontwaardiging klinkt over het geweld, maar dat het daarbij blijft. De grootste handelspartners van Sri Lanka zijn bijvoorbeeld de VS en Groot-Brittannië. Binnen de EU zitten Groot-Brittannië, Duitsland en Italië in de top vijf van handelspartners. De EU kan dus wel wat. Is het mogelijk om het handelsinstrumentarium in te zetten als dreigend sanctiemiddel, als Sri Lanka de operatie doorzet?

De heer Irrgang (SP): De heer Van Dam spreekt over buitenproportioneel geweld. Dat ben ik met hem eens. Vindt hij ook dat de Nederlandse regering dat buitenproportionele geweld expliciet moet veroordelen, omdat dit in een gebied met buitengewoon veel onschuldige burgers als een oorlogsmisdaad kan worden gekwalificeerd en als zodanig zou moeten worden benoemd en veroordeeld?

De heer Van Dam (PvdA): Wij hebben al eerder gediscussieerd over het gebruik van deze mate van geweld in een gebied waar zich veel onschuldige burgers bevinden. Ook toen hebben wij dat als disproportioneel gekwalificeerd. Ik vraag de regering om dat ook in deze situatie te doen. Er bevinden zich nog vele duizenden burgers in het gebied. De mate van geweld is disproportioneel, ook in de zin van het internationaal recht. Ik ben in het algemeen niet zo van kwalificaties over oorlogsmisdaden of dergelijke. Het is aan het internationaal hof om dat te beoordelen. Wij vinden het echter disproportioneel in de zin van het internationaal recht. Dat verdient dus ook een veroordeling.

Er wordt gesproken over ombouw van de missie in Bosnië. Dat ligt wel in de rede, maar wij horen graag wat meer over de concrete planning ervan. De regering spreekt zich uit tegen het unilateraal terugtrekken van landen uit deze missie. Dat is vreemd, want in een eerder debat met de minister van Defensie hebben wij juist afgesproken dat de Nederlandse bijdrage aan deze missie zou worden verminderd. Wij bespreken binnenkort hoe die afspraak wordt ingevuld. Het verbaast mij daarom dat Nederland dit standpunt inneemt in EU-kader.

Over Somalië zullen wij straks verder spreken in een spoeddebat. Van alle kanten wordt gesproken over het juridisch tekort, over de vraag hoe moet worden omgegaan met het oppakken en berechten van piraten. Eigenlijk iedereen spreekt zich uit voor een internationaal tribunaal of iets dergelijks, maar wat gebeurt er nu concreet? Zijn er concrete stappen in zicht? Wat wordt de inzet van de regering? Kan de EU daarvoor eindelijk eens het initiatief nemen?

Wij zijn de afgelopen week in Georgië geweest. Het was een boeiend werkbezoek. Terwijl wij daar waren, begon de dialoog tussen de regering en de oppositie. Die is de afgelopen dagen moeizaam vervolgd, maar dat was te verwachten. Hoewel je van alles zou kunnen zeggen over de vermoedelijke beweegreden die de oppositie heeft, staat één ding na afgelopen week als een paal boven water: in Georgië is absoluut democratische hervorming nodig. Minister Verhagen heeft indertijd tijdens zijn bezoek al aangeboden om daarbij behulpzaam te zijn, bijvoorbeeld via een onderzoek van de Raad van Europa. Zou Europa, als neutrale buitenstaander, een helpende hand kunnen bieden bij de onderhandelingen tussen regering en oppositie en bij de democratische hervorming in het land? Europa kan daarin mogelijk een rol spelen. Dat is ook in ons eigen belang. Een stabiel Georgië is ook in ons belang.

Er wordt gesproken over het oppakken van de onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord. Dat lijkt mij een goede stap, maar die moet wel worden gekoppeld aan het doorzetten van de democratische hervormingen, want een vrijhandelsakkoord is over het algemeen een beloning voor een land. Als Georgië de hervormingen doorzet, kan er gesproken worden over een vrijhandelsakkoord.

De VS steken de hand uit naar Iran en willen de dialoog aangaan. Het lijkt mij dan wel zaak dat Europa de VS niet rechts gaat inhalen. Dat zou zeer bedenkelijk zijn. Het geeft een compleet verkeerd signaal af als Europa praat over sancties of zelfs al een sanctiepakket op tafel legt, zoals sommige collega’s voorstellen. Ik hoop dat de regering niet op het voorstel ingaat. Zelfs de agenda van de regering is al aan de scherpe kant, want ook het schermen met sancties is een verkeerd signaal. Ik begrijp dat de regering voorbereid wil zijn op een eventuele nieuwe vertragingstactiek van Iran, maar sancties zijn op dit moment zeker niet aan de orde.

De heer Haverkamp (CDA): U bent het wel met ons eens dat Iran een deadline gesteld moet worden?

De heer Van Dam (PvdA): President Obama heeft de hand uitgestoken, zonder daarbij een deadline te noemen. Ik wil niet degene zijn die hem op dit punt terechtwijst. Ik denk dat hij wel inziet dat het nu zaak is om de boel voorzichtig aan te pakken en niet in de oude houding te schieten door deadlines te stellen en met sancties te dreigen. Dat heeft de afgelopen jaren niet zo heel veel opgeleverd.

De heer Haverkamp (CDA): Dan begrijp ik uw opmerking over tijdrekken niet. Zonder deadline sukkelt het maar voort.

De heer Van Dam (PvdA): Ik geloof dat de Amerikaanse regering lering heeft getrokken uit de ervaring van de afgelopen jaren en nu een verstandige en voorzichtige koers kiest. Zij probeert voorzichtig een dialoog op gang te brengen die 30 jaar heeft stilgelegen. Ik kan mij voorstellen dat het even duurt voordat die dialoog op gang komt. Ik snap dat de Iraniërs niet onmiddellijk willen praten. Er worden wat voorzichtige bewegingen gemaakt. Laten wij Iran de tijd gunnen en heel voorzichtig zijn met het spreken over deadlines en het schermen met sancties, want daarmee keren wij terug op het oude, contraproductieve spoor van de regering-Bush. Dat de heer Haverkamp dat voorstaat, moet hij weten, maar ik doe dat niet.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het is toch opmerkelijk dat de heer Van Dam afstand neemt van het tweesporenbeleid waar de regering de afgelopen jaren naar heeft gestreefd: het reiken van de hand en tegelijkertijd een stok achter de deur houden. Dit ondanks dat ook hij weet dat onlangs een langeafstandsraket is gelanceerd die ook Europa kan bereiken, dat op Durban II de Holocaust is ontkend en dat er nog steeds geen reactie is op die uitgestoken hand. In het Midden-Oosten moet je jezelf sterk opstellen, sancties achter de hand houden en die dus ook concreet voorbereiden. Waarom neemt de heer Van Dam daar afstand van?

De heer Van Dam (PvdA): De Amerikaanse regering heeft als eerste het beleid ten aanzien van Iran omgegooid. Daarnaast was het conflict dat Iran de afgelopen jaren gezocht heeft, niet tegen Europa gericht, maar tegen de Amerikaanse regering. Dáármee dient onderhandeld te worden. Onderhandelingspogingen van de EU zijn op niets uitgelopen. Dat is niet voor niets. Iran is daar niet in geïnteresseerd. Iran is juist geïnteresseerd in een dialoog met de Verenigde Staten. Ik vind de beweging van de regering-Obama hoopvol. Ik wil mij daarachter scharen en niet terugkeren op het oude, rechtse pad dat de heer Voordewind nog steeds bewandelt, het pad van dreigen met sancties en het steeds weer bestempelen van Iran als «de vijand», zonder in acht te nemen wat er in dat land gebeurt, met de verkiezingen in het vooruitzicht. Het kost enige tijd voordat een constructieve dialoog is opgestart. Laten wij dat proces de tijd gunnen. Die tijd is er wel.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik wijs de heer Van Dam erop dat juist Amerika vergaande sancties heeft ingesteld tegen Iran en dus heel duidelijk een stok achter de deur houdt terwijl het de hand uitsteekt. Ik heb president Obama absoluut niet horen zeggen dat hij die verscherpte maatregelen, die veel verder gaan die van de EU, gaat intrekken.

De heer Van Dam (PvdA): Dat is een heel ander debat, namelijk over het opheffen van sancties. Dat heeft niemand hier voorgesteld. Ik zou dan ook niet weten waarom wij daarover zouden debatteren. Er is afgesproken dat primair de VN Veiligheidsraad het gedrag van Iran beoordeelt en daaraan mogelijk sancties koppelt. Pas wanneer de raad door politieke meningsverschillen geen stappen zet, is de EU aan zet. Dat punt is echt nog lang niet bereikt.

Voorzitter. Israël heeft zich uitgesproken tegen de tweestatenoplossing.

De voorzitter: Ik wijs u erop dat dit onderwerp niet op de agenda van de Razeb staat.

De heer Van Dam (PvdA): Maar het zou er absoluut op moeten. Mijn voorstel aan de regering is ook om dit onderwerp op de agenda te zetten, want het kan niet tot 12 juni wachten. Israël heeft zich uitgesproken tegen een tweestatenoplossing. Wat doen wij daarmee? Daarnaast is de discussie over het meest recente VN-rapport zeer actueel. Daarin wordt Israël achteloos en roekeloos gedrag verweten. Israël wordt in de beklaagdenbank gezet en door Ban Ki-moon opgeroepen om de toegebrachte schade te vergoeden. Ik ga ervan uit dat de regering zich, ook in EU-verband, achter Ban Ki-moon schaart. Nederland heeft zich steeds ingezet voor het VN-onderzoek. Dan moet het zich ook scharen achter de gevolgen die de VN daaraan verbindt.

De heer Van Bommel (SP): De heer Van Dam sprak zojuist zijn verbazing uit over het feit dat de Nederlandse regering erop aandringt dat landen niet unilateraal besluiten om niet meer deel te nemen aan de EUFOR-missie in Bosnië. Verbazing is een gemoedstoestand en niet zozeer een politiek standpunt. Ik zou graag zijn politieke standpunt horen. De regering betrekt een stelling, maar de heer Van Dam zal daar toch ook een opvatting over hebben. Wat is zijn opvatting over de mening van de regering dat landen niet unilateraal uit de missie in Bosnië moeten stappen?

De heer Van Dam (PvdA): Hierover is eerder gedebatteerd. Toen was de regering heel fel in haar standpunt dat landen er zelf over gaan. Dat ging echter over een situatie die de regering anders uitkwam. Bovendien gaat ook Nederland er zelf over. Er is al jaren geleden afgesproken dat Nederland zijn bijdrage gaat afbouwen. Dat betekent dat Nederland op een gegeven moment unilateraal uit de missie zal stappen. Dat is mijn politieke standpunt. Ik vind dat dit moet kunnen, ook voor Nederland.

De heer Van Bommel (SP): Dan kunt u het dus niet eens zijn met de inzet van de regering bij deze Razeb, want zij gaat erop aandringen dat landen niet unilateraal de missie te verlaten. Daarmee verspeelt zij de vrijheid voor Nederland om dit zelf unilateraal te doen.

De heer Van Dam (PvdA): Dan begrijpt u mijn verbazing over het standpunt zoals dat is verwoord in de brief van de regering, en de vragen die ik daarover heb gesteld.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Omwille van de tijd sluit ik mij aan bij de vragen die door mijn collega’s al zijn gesteld over Sri Lanka.

Ik heb mij wel voorbereid op het onderwerp Israël, ook omdat ik vorige week schriftelijke vragen heb gesteld en daarbij expliciet aan het ministerie heb gevraagd of deze vragen voor het AO van vandaag beantwoord konden worden. Ze zijn inderdaad beantwoord en ik wil er hier op doorgaan. Net als de PvdA-fractie vind ik dat Israël wel in de Razeb behandeld zou moeten worden.

De voorzitter: Mijnheer Pechtold, even voor de orde van de vergadering: wij bespreken hier de geannoteerde agenda van de Razeb. Wij kunnen de hele wereld wel bespreken in de Razeb ...

De heer Pechtold (D66): Dat doen wij ook.

De voorzitter: Dat is allemaal prima, maar het kan zijn dat de staatssecretaris uw vragen niet geheel kan beantwoorden, omdat het onderwerp niet op de geannoteerde agenda staat.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter, die man reist de hele wereld af en volgens mij heeft hij het Midden-Oosten best gevolgd de afgelopen tijd. Als je bovendien de verslagen van de Razeb leest, dan merk je dat die zich niet altijd aan de agenda houdt. En het lijkt mij zo dat als Nederland het niet doet, een ander land of misschien wel Ban Ki-moon ...

De voorzitter: Die zit niet bij de Razeb. Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter, ik heb een punt van orde. U start deze discussie elke keer dat wij een AO over de Razeb hebben, maar de Kamer mag natuurlijk voorstellen om de agenda voor de Razeb te laten aanpassen. Steeds als wij dat doen, kapt u ons af. Dat komt het debat niet ten goede.

De voorzitter: Dit doe ik omdat de mogelijkheden om iets toe te voegen aan een agenda van de Razeb zeer beperkt zijn. Dat is ook vaker uitgelegd aan u allen, maar wellicht zal de staatssecretaris hier op die manier wederom op antwoorden. Ik zeg het de leden ter bewaking van hun inbreng, maar uiteraard gaan zij daar zelf over. Dus, mijnheer Pechtold, ga uw gang voor uw vier minuten.

De heer Pechtold (D66): Ik wil het dus even over Israël hebben, mede naar aanleiding van de vragen die ik vorige week heb gesteld over het VN-rapport over de oorlog in Gaza afgelopen winter. De VN heeft veel kritiek geuit. Ban Ki-moon heeft daar begin deze week nog wat scherpere uitspraken aan toegevoegd, en ik vraag de staatssecretaris dus of het rapport besproken kan worden, of dat hij op zijn minst wil proberen om het op de agenda te plaatsen. De vraag daarbij is ook of er nog onafhankelijke EU-onderzoeken of andere onderzoeken gaande zijn. Wat is de stand van zaken van de besprekingen over de intensivering van het associatieakkoord? Wat is de inzet van de Nederlandse regering naar aanleiding van het rapport?

Ik heb in mijn schriftelijke vragen specifiek gevraagd om een reactie op de bevindingen van de verschillende aanbevelingen uit het rapport. Wat ik heb gekregen, is een samenvatting, maar ik vroeg om een reactie. Ik wil die graag alsnog, nu of op een ander moment, maar graag snel, schriftelijk. Daarnaast lees ik in het antwoord op vraag 3 een tegenstrijdigheid, want de regering lijkt te schrijven dat zij zich aan haar standpunt houdt dat onderzoek naar de gebeurtenissen door partijen zelf moet worden gedaan -de slager die zijn eigen vlees keurt – maar aan het eind van het antwoord lees ik dat Nederland in VN-verband zal blijven pleiten voor de instelling van een onafhankelijk onderzoek. Kan de staatssecretaris het licht dat ik hiertussen zie, wegnemen of aangeven wat nu precies de lijn is?

Wat is de stand van zaken van EUBAM (EU Border Assistance Mission to Moldova and Ukraine)? Zitten andere missies die de wapensmokkel echt kunnen tegenhouden in de pijplijn? Hierover hebben wij vorige keer ook gesproken. Ik zou dat graag gerealiseerd zien. Heeft Nederland plannen om meer dan drie militairen klaar te hebben staan?

Wat is nu de concrete Nederlandse inzet ten aanzien van de EUFOR-missie in Bosnië? In de brief lees ik dat de regering geen tegenstander is van een transformatie naar een trainingsmissie. Mag dat iets concreter? Wat betekent dat voor onze bijdrage en voor de samenwerking van de NAVO en de VN?

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Terecht hebben de Beneluxlanden gesteld dat Kroatië behoorlijk wat aanvullende inspanningen zal moeten verrichten om volledig mee te werken aan het Joegoslavië-tribunaal. Ik denk dat met terugwerkende kracht wel duidelijk wordt dat al die positieve opmerkingen over Kroatië van het afgelopen jaar tussen haakjes geplaatst mochten worden. Wij hebben dat althans gedaan en ik zie dat bevestigd. Ook de uitlatingen van de heer Brammertz over het oude dossier-Gotovina en het niet verstrekken van documenten baren grote zorgen. Dan is er nog het grensconflict tussen Kroatië en Slovenië. Kan de staatssecretaris zeggen of de Beneluxlanden en dus ook Nederland daar met name het bilaterale karakter van hebben onderstreept? Een grensconflict van een land dat de ambitie heeft om toe te treden tot de Europese Unie is een zaak van de unie en moet zwaar meewegen in de toetreding. De staatssecretaris begrijpt waar ik op doel. Dat is in elk geval niet op het openen van een nieuw hoofdstuk over justitie.

Over Sri Lanka hebben wij een uitgebreid debat gevoerd. De machteloosheid bij de leden en bij de staatssecretaris is alom aanwezig. Wat denkt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking te kunnen bereiken met zijn nieuwe initiatief? Wat is het Nederlandse standpunt? Kunnen wij misschien ook nog iets in het kader van de donorgemeenschap? Ik weet dat wij de hulp afbouwen, maar kunnen wij niet iets extra’s doen om de Sri Lankaanse regering verder onder druk te zetten?

Ik kom te spreken over Moldavië. Terecht hebben lidstaten, waaronder Nederland, zich kritisch getoond over de aangekondigde versoepeling van Roemeense naturalisatieregels. De Roemeense minister van Buitenlandse Zaken zou hebben gezegd dat het in dit stadium nog slechts ging om aanvragen en niet om een uiteindelijke toekenning van de Roemeense nationaliteit. Dat is niet erg geruststellend. Vanzelfsprekend gaat het eerst om aanvragen, maar de aangekondigde Roemeense wetswijziging leidt wellicht tot massale toekenningen. Is daar nog iets nieuws over te zeggen? Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen?

Ik kom te spreken over de EU-Ruslandtop. Rusland lijkt wat argwanend aan te kijken tegen het EU-programma Oostelijk Partnerschap. De vraag is of Rusland gerustgesteld gaat worden wanneer de EU duidelijk maakt wat dat partnerschap precies inhoudt. Het verbaasde mij enigszins dat Rusland kennelijk nu zelf komt met een nieuwe juridische basis voor de energiesamenwerking. Wat houdt dat in? Wat doet dat meer of minder af aan het Energiehandvestverdrag waar het toch uiteindelijk om zou moeten gaan?

Ook de situatie in Bosnië-Herzegovina is weinig hoopgevend. Het gaat om het afbouwen van de missie en tegelijkertijd om het ombouwen van de missie naar een trainingsmissie. Nederland maakt die transitie, zo lijkt het althans, afhankelijk van een overgang van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger naar dat van de Speciale EU Vertegenwoordiger. Is dat afdoende reden om EUFOR te beëindigen? Moet daarvoor de veiligheidssituatie in Bosnië niet het belangrijkste criterium zijn?

Ik kan kort zijn over Iran. Ook wat ons betreft hoeft de staatssecretaris niet langer na te denken over sancties; dat moet hij ondertussen gewoon weten. Het goede aan de nieuwe benadering is dat die carrot én stick is, zeg ik ook tegen de heer Van Dam. Hij zegt: er is tijd genoeg. Iedereen, van president Obama tot het Internationaal Atoomagentschap, is ervan doordrongen dat Iran met de ontwikkeling van zijn nucleaire programma ons niet zo heel veel tijd laat. De uitgestoken hand moet dus gepaard gaan met een andere hand, namelijk een gebalde vuist, als dat nodig is.

Voor ons is een vrijhandelsakkoord met Georgië juist wel aan de orde, want het dwingt Georgië om economische hervormingen door te voeren. Het zou goed zijn als Georgië zich daarop richt.

Mijn volgende punt is de ontwikkelingssamenwerking. De Europese wens voor begrotingssteun wordt geagendeerd. Hoeveel invloed kan Nederland daar nog op uitoefenen? Net als het CDA zijn wij kritisch op die begrotingssteun; wat kritischer, zou ik bijna willen zeggen, dan de CDA-woordvoerster. Anders dan haar zijn wij niet voor een boomplantdag op Haïti. De heer Manservisi heeft ook een aantal statements gemaakt over de steun van de EU aan de Derde Wereld. Aan het eind van het jaar is er een budgetreview. Kunnen wij in dat kader nog invloed uitoefenen op de standpunten van de Europese Commissie en het beleid aangaande die begrotingssteun?

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik word natuurlijk getriggerd door de opmerking over de boomplantdag.

De heer Ten Broeke (VVD): Dat dacht ik al!

Mevrouw Ferrier (CDA): Hoe haalt de VVD-woordvoerder het in zijn hoofd? Het gaat hier om een nieuw concept, ontwikkeld door de Universiteit van Wageningen, waarbij het gaat om het gelijktijdig laten gedijen van gewassen zoals bamboe, bananen en vijgen. Dit leidt tot een grote werkgelegenheid en het vasthouden van de grond, zodat die niet kan eroderen.

De heer Ten Broeke (VVD): Weet u wat, mevrouw Ferrier? Ik ga met u de staatssecretaris vragen of hij daar een brief over wil sturen. Lijkt u dat geen goed idee? Maar niet te veel kantjes, want dat kost weer bomen!

De heer Pechtold (D66): Kunnen wij dan gelijk het recept krijgen?

De voorzitter: Mevrouw Ferrier was een vraag aan het stellen.

Mevrouw Ferrier (CDA): Het gaat om een nieuw concept waarmee de EU verschil kan maken in het grote klimaat- en armoedeprobleem. Hoe relateert de heer Ten Broeke dat aan een boomplantdag? Die heeft namelijk een heel andere functie.

De heer Ten Broeke (VVD): Als in de wereld een verschil kan worden gemaakt, ben ik daar natuurlijk altijd voor. Dat is een heel goede beweegreden. Of dat via die boom op Haïti kan ... Ik vind dat wat opmerkelijk, maar misschien zie ik het verkeerd. De staatssecretaris gaat er wellicht een brief of informatie over sturen. Die zullen wij serieus bestuderen. En, wie weet, plant u straks de eerste boom. Ik hoop het van harte.

Mevrouw Ferrier (CDA): Of u, of wij samen!

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Voor zover het gaat om samenwerking met andere landen in de aanpak van piraterij, zijn wij er een voorstander van dat dit bijvoorbeeld gebeurt in NAVO-verband. Mijn fractie is van mening dat de Europese Unie geen taak behoort te hebben op defensieterrein en kan zich daarom ook niet vinden in deelname van Nederland aan operatie-Atalanta. Wij zijn van mening dat de Nederlandse defensiemacht effectief moet worden ingezet ter bescherming van Nederlandse schepen tegen piraterij. Die bescherming moet voorop staan. Als er daarna ook nog mogelijkheden zijn om tegelijkertijd andere schepen te beschermen, dan vindt mijn fractie dat best, maar de primaire taak is bescherming van Nederlandse schepen en die mag daardoor niet in het gedrang komen.

De heer Van Dam (PvdA): Weet de heer De Roon hoeveel schepen er straks met Atalanta in de Golf van Aden liggen om Nederlandse schepen te beschermen?

De heer De Roon (PVV): Wij willen helemaal niet dat schepen worden ingezet om Nederlandse schepen te beschermen. Nederlandse schepen kunnen het meest effectief worden beschermd door plaatsing van Nederlandse mariniers met adequaat wapentuig aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen in de regio rond Somalië. Dat, en niet de deelname aan een EU-expeditie, zou de Nederlandse inzet moeten zijn.

De voorzitter: Ik meld u beiden dat wij hierover vanmiddag nog een debat voeren. Ik stel voor dat u hierover vanmiddag met elkaar verder debatteert.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter, volgens mij gaat het vanmiddag over de NAVO-missie en heeft de heer De Roon het hier over de EU-missie die nog moet komen.

De voorzitter: Nou, stelt u dan nog een vraag.

De heer Van Dam (PvdA): De heer De Roon zegt dat hij zoekt naar het meest effectieve middel. Wat is nu het meest effectieve middel: dat er één Nederlands fregat ligt in de Golf van Aden dat de honderden Nederlandse schepen moet beschermen die daardoorheen varen of dat er tien of elf Europese schepen liggen die gezamenlijk al die Nederlandse schepen beschermen die erdoorheen varen? Wat is nu het meest effectief?

De heer De Roon (PVV): Ik heb er geen enkel bezwaar tegen als er tien of elf schepen van Europese landen liggen. Daar gaat het niet om. Het gaat mij erom dat de Nederlandse schepen effectief worden beschermd door Nederlandse mariniers op Nederlandse koopvaardijschepen, die ook gewoon het wapentuig waarover zij beschikken, effectief inzetten tegen piraten, zodat piraten weten dat zij van een koude kermis zullen thuiskomen als zij Nederlandse koopvaardijschepen aanvallen.

Voorzitter. Wat betreft Georgië is de PVV-fractie van mening dat het onaanvaardbaar is dat Russische troepen zo’n 20% van het Georgisch grondgebied bezet houden. Deze troepen moeten daar zo snel mogelijk weg. Het lijkt erop dat een verdere uitbreiding van de Russische militaire bezettingsmacht in Zuid-Ossetië en Abchazië in gang is gezet. Als deze militairen daar in groten getale en, zoals Rusland heeft aangekondigd, langdurig zullen blijven, dan kan dat niet anders dan gezien worden als een russificatie van deze gebieden. Niet alleen deze militairen zullen daar dan voor onbepaalde en lange tijd verblijven, maar zij zullen ook hun Russische familie meebrengen en stichten. Het valt Rusland en de feitelijke lokale autoriteit in deze gebieden ook kwalijk te nemen dat zij niets willen weten van inspanningen om de gespannen situatie te verminderen en niet willen streven naar oplossingen die recht doen aan de Georgische soevereiniteit over deze gebieden. Het zou de regering sieren als zij deze zienswijze met kracht uitdraagt in alle fora en overlegvormen waar dit onderwerp aan de orde komt, dus ook in de Razeb. Wij zien wel veel in het nastreven van een vrijhandelsakkoord. Dat is in het belang van de economische ontwikkeling van Georgië. Er is veel behoefte aan. 30% van de bevolking leeft onder de armoedegrens en 40% is werkeloos. Economische ontwikkeling van dat land lijkt ons een goede manier om interne spanningen weg te nemen of te verminderen.

Roemenië heeft plannen om de naturalisatieregels voor de Moldaviërs te versoepelen. Mijn fractie wil niet dat één miljoen Moldaviërs, of hoeveel het er ook maar zullen blijken te zijn, door Roemenië zomaar tot EU-burgers kunnen worden gepromoveerd. Roemenië is al een grote zorgenpost van de EU en maakt zich door deze weg in te slaan, verder onmogelijk. Als Roemenië volhardt in dit voornemen, dan mag Roemenië wat ons betreft heel lang niet toetreden tot het Schengengebied. Ik vraag de regering om dit in de Razeb heel duidelijk te maken.

Ik kom bij de kwestie van ontwikkelingssamenwerking. De EU-landen geven gezamenlijk 49 mld. uit aan hulp dit jaar. Nederland steekt daar als het om de percentages gaat nog steeds met kop en schouders bovenuit. Wij vinden het in deze tijden van economische crisis niet goed dat de EU-landen worden opgeroepen om zich te houden aan hun belofte om de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking op peil te houden of zelfs te verhogen. Het zijn mooie woorden, maar hoe zit het met de inspanningen van de Nederlandse bevolking van de afgelopen jaren om de Nederlandse economie draaiende te houden? Zij krijgt nu stank voor dank. Aan de ene kant wordt de Nederlandse burger gepakt op zorgtoeslag en kan hij waarschijnlijk tot zijn 67ste doorwerken voordat hij AOW krijgt, en aan de andere kant blijft de regering gewoon veel te veel geld doorpompen in de bodemloze put die ontwikkelingssamenwerking heet.

De heer Van Bommel (SP): Het verbaast mij dat u niets hebt gezegd over Iran en de nieuwe gematigde koers die ten opzichte van Iran wordt gevoerd: praten zonder voorwaarden vooraf. Eerder zei de PVV bij monde van Geert Wilders nog: bombarderen, en zo snel mogelijk. De PVV lijkt nu op een volstrekt andere lijn te zitten. Ik zou dat toejuichen, maar ik wil dat graag even expliciet horen. A

De heer De Roon (PVV): Het is goed dat u daar nog even naar vraagt. President Obama heeft een hand uitgestoken naar Iran; dat is ons ook niet ontgaan. Het is ons ook niet ontgaan dat moslims de hand vaak niet willen schudden met anderen. Wij verwachten dan ook dat die uitgestoken hand leeg zal blijven. Wij hebben er helemaal geen verwachtingen van. Wat dat betreft blijven wij dus op de oude lijn zitten. Iran moet stevig worden aangepakt. Het is al vijf voor twaalf, althans, zo luidt de bekende uitdrukking, maar ik denk eigenlijk dat de situatie nog veel dramatischer is. Ik denk gewoon dat wij ons moeten prepareren op heel sterke maatregelen tegen Iran.

De heer Van Bommel (SP): Ik weet dat de kennis van de islam niet zo wijdverbreid is, maar het weigeren van een hand is vaak bij vrouwen en president Obama is, voor zover mij bekend, geen vrouw. Dat zal dus niet op principiële bezwaren stuiten. Mag ik uw standpunt zo opvatten, dat u instemt met het onderzoeken van sancties door de regering, maar dat u de lijn van zo snel mogelijk bombarderen wel heeft verlaten?

De heer De Roon (PVV): Wij vinden dat de pogingen van Iran om een kernwapenmacht te worden, ook met militaire middelen moet worden bestreden. Of Nederland dat zelf moet doen, waag ik te betwijfelen, want ik denk niet dat wij daartoe in staat zijn. Maar als andere landen die plannen hebben en uitvoeren, dan vind ik het prachtig als wij daar steun aan verlenen, voor zover wij daartoe in staat zijn.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ten aanzien van Bosnië steun ik de lijn van de Nederlandse regering om de missies van de EU en de OHR (Office of the High Representative) pas te transformeren als aan de voorwaarden van het Daytonakkoord is voldaan. Ik maak mij wel zorgen over hoeveel kans de OHR daarvoor nog zal krijgen. Hoelang lopen die mandaten nog en hoe groot is de kans dat de OHR van alle landen die het mandaat bepalen voldoende tijd zal krijgen om toe te zien op de vervulling van de Daytonvoorwaarden?

De EU zou meer aandacht moeten besteden aan duurzame oplossingen voor de uitbreidende piraterij voor de kust van Somalië. Op dat punt heeft de minister van Buitenlandse Zaken in een vorig debat twee toezeggingen gedaan. Hoe zijn die nagekomen? De eerste toezegging was om de problemen van illegale visserij en het storten van giftig afval in de Contactgroep Somalië aan de orde te stellen. Is dat gebeurd? De tweede toezegging was dat Nederland zich zou inzetten voor versterking van het diplomatieke-politieke traject door te pleiten voor de instelling van een EU-gezant voor de Hoorn van Afrika. Hoe staat het daarmee? Mocht de staatssecretaris daar nu niet op kunnen antwoorden, zou hij dat dan in een brief kunnen doen? Wat zijn, ten slotte, de uitkomsten van de afgelopen donorconferentie voor Somalië?

Ook mijn fractie steunt de dialoog die nu op gang lijkt te kunnen komen tussen Amerika en Iran. Wat ons betreft is het nu niet de tijd om als EU een beetje als plan B alvast extra sancties te gaan ontwerpen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de vrijlating afgelopen weekend van de Amerikaans-Iraanse journaliste Saberi heeft bijgedragen tot een klimaat waarin een dialoog tussen Amerika en Iran beter tot stand kan komen. Dat brengt mij op die andere gevangene, die ook twee nationaliteiten heeft, Iraans en Nederlands, Al-Mansouri. Die zit deze week drie jaar in detentie zonder dat wij een tenlastelegging of precies inzicht hebben gekregen in de wijze waarop zijn proces zich voltrekt. De minister had in antwoord op Kamervragen van een ruime meerderheid van de Kamer gezegd dat hij bij iedere ontmoeting met een Iraanse vertegenwoordig, zoals degene die bij de Afghanistan-conferentie aanwezig, de zaak-Al-Mansouri ter sprake zou brengen. Maar wie schetst mijn verbazing toen ik in het verslag van de bijeenkomst met die Iraanse gast las dat er geen woord is gewisseld over die zaak. Hoe verklaart de regering dat? Hoe kan zij dat goed maken? Drie jaar in detentie zonder dat inzicht is gegeven in de eerlijkheid van het proces, is drie jaren te lang. Iran heeft laten zien dat het wel degelijk tot vrijlating kan overgaan als het de dialoog daarmee versoepelen kan, zoals in het Amerikaanse geval.

Ik sluit mij aan bij degenen die een veroordeling uitspreken over de rol van de Sri Lankaanse regering in het bloedbad van het afgelopen weekend, maar ook in de gewelddadigheden daarvoor. Ik steun de inzet van minister Koenders voor een spoedberaad van de EU daarover. Wat wordt de inzet daar? Is het bijvoorbeeld een idee om als EU allemachtig veel druk op Japan uit te oefenen? Japan is, naar ik begrijp, de allergrootste donor in Sri Lanka en kan daarom waarschijnlijk de meeste druk uitoefenen op de Sri Lankaanse overheid.

Ik kom te spreken over de financiële crisis en haar effect op de ontwikkelingslanden. GroenLinks maakt zich er zorgen over dat de ontwikkelingscomponent van de WTO-onderhandelingen ondergesneeuwd raakt. Doha zou een echte ontwikkelingsronde worden. Wat blijft daar straks van over als de ministers van Financiën en Economische Zaken de poten onder de stoel van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking wegzagen? Ik wil graag een toezegging van de staatssecretaris dat de ontwikkelingslanden geen mes op hun keel krijgen om de WTO-onderhandeling zo snel mogelijk af te sluiten.

Mijn volgende punt betreft de EPA’s (Economic Partnership Agreements). GroenLinks vraagt de regering om zich hard te maken voor twee zaken. Ten eerste: respecteer de wens van veel landen om in de EPA’s geen verplichtingen aan te gaan over de liberalisering van diensten. Ten tweede: neem in de EPA’s mogelijkheden op om beschermende maatregelen te nemen om voedselproducenten en opkomende bedrijfstakken te beschermen.

GroenLinks deelt de visie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat er positieve kanten zitten aan begrotingssteun, maar dat er ook veel problematische kanten aan zitten. Om die reden heeft Nederland onlangs besloten om de begrotingssteun aan Rwanda te stoppen. Dan wekt het wel heel veel verbazing als je vervolgens ziet dat de EU met volle vaart vooruit gaat met extra begrotingssteun aan Rwanda. Hoe alleen staat Nederland met zijn visie op begrotingssteun binnen de EU? Is het niet mogelijk om binnen de EU een discussie op gang te brengen over het feit dat bij begrotingssteun verschillende aspecten moeten worden bezien? Kan Nederland dat misschien met gelijkgezinde landen opschrijven in een paper of in een non-paper? Zijn de Paris Principles misschien aan een update toe? Die gaan namelijk nog uit van verouderde concepten van ownership. Hoe gaat Nederland een lans breken voor zijn mooie visie op begrotingssteun?

Ik sluit mij aan bij degenen die zich afvragen hoe het mogelijk is dat de EU deze week niet over Israël gaat praten. Wat is de reactie van de regering op het VN-rapport? Onderschrijft zij die conclusies? Kan ik ervan uitgaan, nu Ban Ki-moon zich in zulke scherpe bewoordingen over het gedrag van Israël in de Gaza-oorlog heeft uitgelaten, dat het nu geen pas geeft om in de marges van die Brusselse bijeenkomst het oude, staande beleid van de Nederlandse regering uit te voeren om de gemoederen klaar te maken voor alsnog versnelde intensivering van het associatieakkoord? Daar past nu even een pas op de plaats.

Antwoord van de staatssecretaris

Staatssecretaris Timmermans: Voorzitter. De heer Voordewind begon zijn inbreng met Somalië en riep ertoe op om AMISOM echt te versterken. Daarover is onlangs in Brussel gesproken in een bijeenkomst onder leiding van Ban Ki-moon. Daarin bleek dat veel andere landen bereid zijn om humanitaire hulp te verlenen, om het politieke proces te ondersteunen – Nederland doet dat ook – en om financieel bij te dragen aan de training van militairen in AMISOM. Ook activiteiten op het gebied van migratieontwikkeling en goed bestuur worden ondersteund. Daar zit dus ook een versterking van AMISOM in. Ik denk dat dit tegemoetkomt aan de conclusies van die bijeenkomst. Ik geloof dat de Nederlandse regering daarmee op de juiste lijn zit.

Ook de aanpak van de piraterij vergt een geïntegreerde benadering. Het gaat niet alleen om het tegengaan van piraterij op zee. Ook de wetteloosheid op land moet worden aangepakt, want dat is het broeinest voor de piraterij. Dat wil niet zeggen dat wij nu opeens mariniers Somalië in moeten sturen – dat bepleit ik helemaal niet – maar wel dat in de contactgroep ook zorgvuldig over de voedingsbodem van de piraterij wordt gesproken.

Sommigen van u, de heer De Roon met name, zijn kritisch over Atalanta. Wij zijn toch wel positief over deze benadering. Het is een manier om capaciteit te poolen. Wij zitten letterlijk in hetzelfde schuitje met een heleboel andere landen in die regio en de beste manier om de piraten te bestrijden, is om dat gezamenlijk te doen. Wij zien wel een toename en uitbreiding van de piraterij langs de oostkust van Somalië. Het probleem wordt dus echt niet minder op dit moment. Daarom zal Atalanta zich naast de Golf van Aden ook meer op de oostkust richten in de komende tijd.

Om Somalië te stabiliseren is natuurlijk ook steun voor het door het VN geleide Djiboutiproces onontbeerlijk. Het gaat wat vooruit, maar het blijft vreselijk lastig, complex en tijdrovend. Voortdurende druk op betrokken partijen is noodzakelijk om de vaart erin te houden. Ik heb zelf bij de EU-conferentie met de Golfstaten gemerkt dat ook in die landen altijd een enorme terughoudendheid is om iets te doen wat gezien kan worden als het uitoefenen van druk op de binnenlandse politieke situatie in een ander land, hoe desastreus die situatie soms ook is. Dat is de omgeving waarin je moet opereren met partnerlanden die je daarbij absoluut nodig hebt, maar die vaak op de rem trappen zodra het erop lijkt alsof je je gaat bemoeien met de binnenlandse situatie in een land.

Ten aanzien van het tegengaan van piraterij denk ik dat wij nu wel het stadium voorbij zijn dat wij kunnen zeggen dat wij die onder de huidige omstandigheden voldoende kunnen aanpakken. Wij hebben nu al een aantal keren gezien dat piraten worden aangehouden en meteen weer worden vrijgelaten. Dat is mooi voor het schip dat op dat moment aangevallen wordt, maar natuurlijk niet de manier om piraterij op lange termijn effectief te bestrijden. Piraten zullen aangehouden en berecht moeten worden. Er zijn verschillende manieren om dat te bereiken. Zo is met Kenia een bilaterale overeenkomst gesloten. Dat is echter niet voldoende. Je zult ook bestaande internationale verdragen in nationaal recht moeten omzetten, zodat je piraten kunt aanhouden en berechten, ook binnen je nationale domein. Wij moeten ook serieus onderzoeken of het Internationaal Strafhof of een ad-hoctribunaal in een positie kan worden gebracht waarin zij ook piraten kan berechten. Duitsland en Rusland hebben hier samen voorstellen voor gedaan en Nederland steunt die initiatieven.

De voorzitter: De heer Irrgang wil interrumperen. Ik meld de leden dat ik maximaal twee interrupties per fractie toesta.

De heer Irrgang (SP): Dan zal ik op een ander punt een VAO moeten aanvragen.

De voorzitter: U krijgt wellicht nog een korte tweede termijn.

De heer Irrgang (SP): Ik stel een verhelderende vraag aan de staatssecretaris over zo’n internationaal tribunaal voor piraten. Is de regering bereid om zich in te zetten om dat te verbreden naar oorlogsmisdaden die niet in Somalië berecht worden vanwege de wetteloosheid? Het zou toch wel heel cynisch zijn als de internationale gemeenschap zich voortvarend opstelt om piraten te berechten voor een internationaal tribunaal, maar de oorlogsmisdaden en de wetteloosheid aan land, die mede de oorzaak zijn van de piraterij, ongemoeid laat.

Staatssecretaris Timmermans: Volgens mij is daar al in voorzien onder het regime van het Internationaal Strafhof. Het probleem is juist dat piraterij niet meteen valt onder de strenge definitie ...

De heer Irrgang (SP): Somalië heeft niet getekend.

Staatssecretaris Timmermans: Het doet er niet toe of Somalië getekend heeft.

De heer Irrgang (SP): Somalië heeft het Statuut van Rome niet ondertekend. Het Internationaal Strafhof kan dus niet vervolgen.

Staatssecretaris Timmermans: Als Somaliërs worden opgepakt en verdacht worden van oorlogsmisdaden, dan kunnen ze worden overgedragen aan het Strafhof, tenzij ik mij nu zeer sterk vergis. Ik laat mijn ambtenaren het even uitzoeken, maar volgens mij is het zo. Iets anders is dat de Somalische autoriteiten Somaliërs niet zullen overdragen aan het Internationaal Strafhof. Daar hebt u gelijk in. Maar als zij in internationale handen vallen, zoals met piraten gebeurt, en verdacht worden van oorlogsmisdaden, dan heb je minder zware criteria voor het hof dan nu met de piraterij. Daarom steunen wij het Duits-Russische initiatief om te komen tot een mogelijkheid om ook bij piraterij het hof in stelling te brengen. Ik beloof de Kamer dat wij dit even heel precies uitzoeken, want hierover moeten wij geen misverstanden tussen Kamer en kabinet laten ontstaan.

De heer Haverkamp (CDA): Die misverstanden ontstaan helaas op dit moment wel, en die hebben wij in het verleden ook gehad. Wij hebben om half drie een spoeddebat over piraterij in het algemeen. Is de regering in staat om voor dat debat misschien schriftelijk wat nadere informatie op dit punt te geven?

Staatssecretaris Timmermans: Nee, er vindt om half drie een debat plaats over het bewapenen van Nederlandse schepen. Volgens mij is dat een ander debat dan een debat over de piraterij in algemene zin. Maar de Kamer gaat uiteraard over haar eigen orde.

De heer Haverkamp (CDA): Wij hebben een debat over een specifieke situatie waarover wij vooraf een discussie in deze Kamer hebben gehad. Toen hadden wij het over de vraag of het mandaat in die situatie wel of niet toereikend zou zijn. Daarnaast kan de vraag van de bewapening aan de orde komen. Maar als nu wordt aangegeven dat er allerlei juridische consequenties zijn ... Wij hebben daar uitgebreide juridische analyses over gevraagd. Het luistert gewoon heel erg nauw. Ik zou dat debat zo goed mogelijk voorbereid willen ingaan. Dus als de regering in staat is om dat te produceren, zou ik het erg waarderen.

Staatssecretaris Timmermans: Maar wat bedoelt u nu precies? U bent nu wel heel vaag. Ik begrijp niet wat u vraagt.

De heer Haverkamp (CDA): U geeft aan dat er binnen het Internationaal Strafhof een aantal zaken mogelijk zouden kunnen zijn om in te grijpen. U geeft aan dat u zelf ook twijfelt of wat nu werd aangegeven, of dat wel of niet ...

Staatssecretaris Timmermans: Ik zal proberen om het misverstand weg te nemen. Er zijn twee zaken aan de orde. Dat is allereerst de bestrijding van piraterij. Wij stellen met elkaar vast dat die bestrijding op dit moment ontoereikend is en dat er naar een aantal instrumenten moet worden gezocht om dat te doen, waaronder bijvoorbeeld het in stelling brengen van het Internationaal Strafhof op dat vlak, zoals gesuggereerd is door Duitsland en Rusland.

Daarnaast heeft de heer Irrgang gevraagd, hoe het dan zit met mensen die verdacht worden van het plegen van oorlogsmisdaden in Somalië. Het voorbeeld is Sudan. Er zijn Sudanezen die verdacht worden van oorlogsmisdaden die voor het Internationaal Strafhof worden gebracht. Sudan is ook geen partij, maar die Sudanezen worden wel voor het Strafhof gebracht. Parallel daaraan redenerend kun je dus ook Somaliërs die worden opgepakt en worden verdacht van oorlogsmisdrijven, voor het Internationaal Strafhof brengen. Dat lijkt mij niet erg onduidelijk.

De heer Irrgang (SP): Maar dat kan alleen als de VN besluit dat het Strafhof daartoe gemachtigd wordt. En dat is bij Sudan gebeurd. Dat is bij Somalië echter niet gebeurd. Dan moet die stap dus eerst worden gezet. Ik zou dat toejuichen, maar dan moet Nederland zich daar wel in VN-verband voor inzetten.

Staatssecretaris Timmermans: Maar daar gaat de Veiligheidsraad over. Nederland zal dat zeker stimuleren als dat aan de orde is. Uiteraard moet die stap dan worden genomen. Daar is ook geen misverstand over. Maar als die stap wordt genomen, kunnen die mensen gewoon voor het Internationaal Strafhof worden gebracht. Op 29 mei vindt overigens in New York het nadere overleg plaats dat door minister Clinton bijeen is geroepen. Dan wordt onder andere over die straffeloosheid gesproken. Dan zal de Internationale Contactgroep bijeenkomen en Nederland zal daaraan deelnemen. De aanpak van de piraterij is daarbij voor ons een belangrijk onderwerp.

Veel woordvoerders hebben gesproken over Iran. Er is in de Kamer geen verschil van mening over de aard van het regime. Ik denk dat wij allemaal Iran een potentiële grote bedreiging voor de wereldvrede vinden. Volgens mij is ook iedereen van mening dat wij ons best ervoor moeten doen dat de opening die nu is geboden, ook wordt gebruikt door Iran. Ik ga ervan uit dat een overgrote meerderheid van de Kamer van oordeel is dat de opening die nu is geboden, ook een kans moet krijgen. Tegelijkertijd begrijp ik ook heel goed dat een aantal Kamerleden zegt: wacht eens even, het is geen «ad calendas graecas»-uitnodiging. Als zij er niet op ingaan, komt er een moment waarop je moet zeggen: oké, jullie willen die uitgestoken hand niet aannemen, dat betekent dat er hardere maatregelen worden genomen. Dat is de positie die de Nederlandse regering inneemt. Maar het is ook de positie van de Amerikaanse regering. Secretary Clinton heeft ook gezegd: wij willen dit een kans geven, maar als zij die kans niet willen nemen, als zij de uitgestoken hand van president Obama niet aannemen, dan kan de VS niet anders dan weer scherpere maatregelen nemen, omdat de dreiging anders niet verdwijnt. Het gaat nu heel fundamenteel in de komende jaren om de vraag of vanuit de islamitische wereld de Ahmadinejads het voor het zeggen krijgen of de Erdogans, om het maar eens even heel zwart-wit te zeggen. In dit verband staat er natuurlijk nogal wat op de agenda in de relatie tussen het Westen en de islamitische wereld en moet je dus ook iedere kans op een opening met Iran volledig de ruimte geven, zonder ooit naïef te worden over de aard van dit regime en de potentiële dreiging voor de wereldvrede.

Ik wil een relativering aanbrengen als het gaat om de positie van Europa. Een aantal woordvoerders heeft gezegd dat het gaat om de relatie tussen de Verenigde Staten en Iran. Toen ik in de Kamer zat, hebben wij ook een bezoek gebracht aan Iran. Uit dat bezoek kregen de Kamerleden toen heel nadrukkelijk het beeld dat er eigenlijk sprake is van een obsessie met de Verenigde Staten. Dat heeft te maken met de diaspora, het heeft ook te maken met de positie die Iran voor zichzelf ziet in de eigen omgeving. Zij zeggen: wij zijn Perzen, wij zijn geen Arabieren. Het heeft te maken met de neiging om in die relatie met Amerika de pijnlijke aspecten te benadrukken maar ook met de duidelijke wens om daar in gesprek mee te komen. Ik ben er ten diepste van overtuigd dat de enige kans om hier echt een doorbraak te krijgen, is als Iran en de Verenigde Staten echt met elkaar in gesprek raken en men ook alle spoken uit het verleden een plek geeft in dat gesprek. Ik vind dat de Europese Unie haar bijdrage moet leveren om dat mogelijk te maken.

Iedereen die zegt dat het hier niet om een gratis aanbod gaat, heeft volkomen gelijk. Met de Amerikanen zeggen wij ook: als die uitgestoken hand niet wordt aangenomen ... If the carrot doesn’t work, the stick will have to work. Dat is nu eenmaal de aard van de relatie met dat land. Je mag daar niet naïef over zijn.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik steun deze analyse en de conclusie die de heer Timmermans daaraan verbindt. Maar er zit toch behoorlijk wat licht tussen de analyse en de conclusie van de heer Timmermans, die ik deel, en die van de heer Van Dam. De heer Van Dam zei immers zojuist dat wij nog voldoende tijd hebben. Dat staat toch wel in schril contrast met de grote bedreiging voor de wereldvrede waar de heer Timmermans zojuist over sprak. Kan de staatssecretaris daar nog iets over zeggen? Denkt hij dat wij nog veel tijd hebben, zoals de heer Van Dam heeft gezegd?

Staatssecretaris Timmermans: De heer Van Dam heeft ook duidelijk aangegeven dat je op een gegeven moment geen tijd meer hebt. Hij zegt tegelijkertijd dat je de Amerikanen een kans moet geven en dat je ook Iran de kans moet geven om te reageren. Ter nuancering wil ik nog zeggen: het is een raar land, maar ze hebben ook verkiezingen en in die verkiezingstijd spelen ook dit soort elementen. Daar moeten wij rekening mee houden. Wij moeten kijken hoe Washington hier in de komende tijd mee om zal gaan. Wij zijn het toch met elkaar eens dat je de Amerikanen niet kunt verwijten dat zij naïef zijn over Iran! Wij kunnen de Amerikanen ook niet verwijten dat zij niet bereid zijn om hard te zijn tegen Iran als dat nodig is. Maar het zou vanuit Europese optiek onverstandig zijn om door zelf al op de zaken vooruit te lopen, een eventuele kans van slagen van het Amerikaanse initiatief te doorkruisen. Dat lijkt me geen verstandige stap van de Europese Unie. Het overleg tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten over de timing en de manier waarop is hier maat- en richtinggevend. Tegelijkertijd moeten wij ons echter ook voorbereiden op eventuele maatregelen die wij zullen moeten nemen als Iran die uitgestoken hand niet aanneemt.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik ben het met de staatssecretaris eens dat je de Amerikaanse regering niet van naïviteit kunt betichten. Maar als je de woordvoerder van de Partij van de Arbeid hoort, dan is de grote vraag of dat verwijt niet juist de Partij van de Arbeid treft. Hij heeft immers duidelijk aangegeven dat de PvdA-fractie wil dat het sanctiemiddel op geen enkele manier op tafel ligt. Hij wenst alleen maar die uitgestoken hand te volgen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. De staatssecretaris spreekt over «niet doorkruisen maar wel voorbereiden». Betekent het woordje «voorbereiden» voor de staatssecretaris dat Nederland ook echt de EU aanzet om dat sanctiepakket vorm te gaan geven en met een concreet voorstel gaat komen? Anders blijft het immers een beetje een loos gebaar.

Staatssecretaris Timmermans: Het is geen loos gebaar. Het is overigens ook al eerder gedaan, dus wij hoeven dat niet te herhalen. Politiek gaat natuurlijk altijd ook om het markeren van verschil, maar in mijn beleving wordt het verschil met de heer Van Dam door de heer Ten Broeke wel erg uitvergroot. De heer Van Dam zegt: aan het einde van de rit kan het natuurlijk niet zo zijn dat als Iran niet ingaat op de uitnodiging, je het dan maar laat passeren. Ik denk dat het verschil van mening over het volgende gaat. Aan de ene kant zie ik de heer Voordewind die nu al wil dat wij stappen ondernemen. Aan de andere kant zie ik een aantal sprekers dat de Amerikanen nog even een kans willen geven. Ik vind dat een verstandige houding om die Amerikanen nog even een kans te geven.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik moet de staatssecretaris corrigeren. Een meerderheid in de Kamer heeft een motie gesteund om tot een concreet pakket van aanvullende maatregelen te komen en dat voor te stellen binnen de Europese Unie. Het is dus niet een soloactie van de ChristenUnie. Die motie is meer dan een half jaar geleden ingediend en ik zie nog steeds geen concreet pakket.

Staatssecretaris Timmermans: Sindsdien is er wel een nieuwe president gekozen in de Verenigde Staten die in onze ogen een hoopvol signaal heeft afgegeven in de richting van Iran. De Nederlandse regering is 100% klaar om, zodra het nodig is, met dat aanvullende sanctiepakket te komen. Daar hoeft u niet aan te twijfelen. U kent ook de opstelling van de minister van Buitenlandse Zaken in dit dossier. U hoeft zich daarover dus geen zorgen te maken. Wij kunnen op ieder ander moment een nieuwe afweging maken. Wij treffen de Kamer ook bijna wekelijks over dit onderwerp. Op dit moment lijkt het mij echter niet verstandig om al iets te gaan afkondigen terwijl de Amerikaanse administratie nog even wil wachten op een reactie op de door haar uitgestoken hand richting Iran.

De voorzitter: Gezien de tijd gaat de staatssecretaris nu eerst de antwoorden afronden en krijgt de Kamer daarna de mogelijkheid om een korte reactie te geven.

Staatssecretaris Timmermans: Er zijn vragen gesteld over de EU-Ruslandtop. Gevraagd is of de mensenrechten en de relatie met de buurlanden aan de orde komen. Uiteraard, zou ik bijna willen zeggen. Bij iedere ontmoeting tussen de Europese Unie en Rusland wordt over goed bestuur, over mensenrechten en over de relatie met buurlanden gesproken.

Wat gaan wij nu doen rondom Sri Lanka? Er vindt maandag spoedoverleg plaats in de Razeb. Daarbij wordt gebruikgemaakt van twee zaken: het resultaat van de EU-Trojka die vandaag terugkomt uit Sri Lanka en de inspanningen van de ministers van Buitenlandse Zaken van Frankrijk en Engeland. De Nederlandse regering steunt de inspanningen van beide ministers en wacht af met welke voorstellen de Trojka terugkomt. Kennelijk heeft minister Miliband aangegeven dat hij voornemens is om het aan de orde te stellen in de Veiligheidsraad. Zoals bekend zit Nederland daar niet in. Wij steunen wel die benadering en zullen dat maandag ook aangeven bij de Razeb. Er is ook gesproken over een eventueel verdergaande stap om de benadering van «Responsibility to Protect» hier in te laten gaan. Ik heb begrepen dat ook minister Miliband dat niet op voorhand afwijst en het een interessante gedachte vindt. Ik begrijp dat hij dat voorzichtig formuleert, omdat er ook in de Veiligheidsraad twee permanente leden zitten die hier heel vaak enorme aarzelingen bij hebben. Je moet dus kijken hoever je daarmee kunt komen. De internationale gemeenschap heeft dus absoluut geen aarzelingen op dit gebied en Nederland steunt de inspanningen die worden verricht.

Wij moeten ons er wel van bewust zijn dat de EU hier ook afhankelijk is van de stappen waartoe de Verenigde Naties bereid zijn. Wij zullen die stappen zo veel mogelijk stimuleren. Wat kunnen landen in bilateraal of in Europees verband doen om via handelsbelangen druk uit te oefenen op de Sri Lankaanse regering? Wij hebben als Europese Unie de mogelijkheid om de APS+ regeling in te trekken als Sri Lanka de mensenrechtenverdragen niet naleeft. De Europese Commissie heeft in de tweede helft van vorig jaar al een onderzoek gestart naar de effectieve implementatie van de mensenrechtenverdragen. Het zal de Kamer niet verbazen dat wij negatieve signalen op dat punt hebben gekregen. De commissie moet een jaar over dat onderzoek doen. Dat lijkt me wel erg lang. Ik vind dat wij moeten proberen te stimuleren dat het sneller gaat. Gedurende het onderzoek mag Sri Lanka gebruik blijven maken van die preferenties. Ook met het oog daarop is van het belang dat het onderzoek zo snel mogelijk wordt afgerond. Wij dringen erop aan bij Sri Lanka om hieraan mee te werken. De regering heeft bezwaar tegen het onderzoek en beweert dat er geen sprake is van helderheid en een eerlijke behandeling. Ik vind echter dat wij dit instrument wel duidelijk boven tafel moeten houden, omdat het voor de Sri Lankaanse economie cruciaal is. Het gaat dan met name om de kledingindustrie die hierdoor geraakt zou worden. Ik vind dat de Europese Unie dit wel degelijk in stelling moet brengen op dit moment.

De heer Haverkamp heeft gevraagd of wij en marge van de Europese Raad de kwestie Sudan nog aan de orde zouden kunnen stellen. Ik zal dat graag aan de ministers Koenders en Verhagen meegeven. «En marge» betekent dan dat je je collega’s aanspreekt, buiten de vergadering et cetera. Ik zal dat zeker aan hen meegeven.

Er is een algemene opmerking over de agenda gemaakt. De agenda wordt door het voorzitterschap vastgesteld. Je kunt alleen maar met unanimiteit tot een andere agenda komen. Wanneer de Kamer wensen heeft voor de agenda, moet zij die wel eerder inbrengen dan in dit algemeen overleg. Dat geldt ook voor het onderwerp van het Midden-Oostenvredesproces. Dat zal in juni uitgebreid op de agenda van de Razeb staan. Dat heeft ook te maken met de bespreking van het rapport. Ik zal daar later nog iets meer over zeggen. Ik wil de Kamer de volgende suggestie doen. Als zij wensen heeft voor de agenda, dan moet zij proberen om een maand vooruit te kijken. Als er een onderwerp is dat wat langer speelt, kan ons gevraagd worden om dat een maand later op de agenda te krijgen. Dan hebben wij nog een kans dat wij dat voor elkaar krijgen bij het voorzitterschap. Een paar dagen van tevoren lukt dat niet. Of je moet vragen of je er nog iets over mag zeggen. Dat heeft dan echter weinig effect, omdat niemand iets terugzegt.

De heer Haverkamp heeft een vraag gesteld over de dalai lama. Mevrouw Wortman van het Europees Parlement had in de media overigens al aangekondigd dat zij daarover een vraag zou stellen. Zij vindt ook dat parlementen vrij moeten zijn om te spreken met wie zij willen. De Nederlandse regering gaat niet over de handelswijze van het parlement. Ik vind wel dat mevrouw Wortman een belangrijk punt heeft aangeroerd. Zij heeft gezegd: als Europa hierover verdeeld is, dan zullen wij niet veel indruk maken. Als Europa hierover eensgezind is, dan zal dat voor de Chinezen een belangrijker signaal zijn. Het past mij niet om het parlement van advies te dienen, maar dat zou toch ook een onderwerp kunnen zijn van overleg tussen parlementen. Wij zullen dat zeker ook met andere Europese regeringen bespreken. Dan is er nog het concrete punt van de ontvangst van de dalai lama. Er is een motie over ingediend. Het kabinet heeft gezegd dat het nog met een reactie op die motie komt.

Mevrouw Ferrier en ook anderen hebben gesproken over de begrotingssteun. Wij hebben het nu in dit concrete geval met de Commissie over de beheerssystematiek. Dat betekent dat de Commissie bevoegd is en luistert naar de opinie en de mening van lidstaten. Minister Koenders maakt consequent een keihard punt van die begrotingssteun. Hij heeft wel steun van een aantal landen. De Kamer heeft daar zelf een uitvoerige discussie over gevoerd met commissaris Michel. Het is zijn bevoegdheid. Wij doen ons best om dat bij te sturen. Maar ja, er zijn ook lidstaten – en niet de minste – die aan de andere kant gaan hangen. Dat geeft de Commissie natuurlijk de ruimte om ook te schipperen tussen de twee, en van de één wat mee te nemen en van de andere ook. Dat is de aard van de beheerssystematiek als het gaat om deze gelden.

Mevrouw Ferrier heeft ook gevraagd naar een interessant initiatief, ontwikkeld in Wageningen, voor de productie van gewassen die duurzaam zijn en die ook leiden tot economische vooruitgang. Zij heeft gesproken over suikerriet, bananen en nog een gewas.

Mevrouw Ferrier (CDA): Nee, het is een suikerpalm. Dat is iets anders dan suikerriet. Het is ...

De voorzitter: Suikerpalm is duidelijk, mevrouw Ferrier.

Mevrouw Ferrier (CDA): Maar de staatssecretaris weet niet wat het is.

Staatssecretaris Timmermans: Dat klopt, en daarom leer ik ook vandaag weer bij. Haïti ontvangt steun uit de landbouwfaciliteit – het miljard van Barroso – ter bestrijding van de voedselcrisis. Dat kan Haïti gebruiken voor dit initiatief. Een groot deel van de Country Strategy Paper voor Haïti gaat naar infrastructuur, met name plattelandsinfrastructuur. Ik vind de vraag wel interessant of men in het kader van de prioriteit voor plattelandsinfrastructuur ook kan kijken naar deze nieuwe gewassen, die dan wellicht beter passen in de structurele hervorming die men in de landbouwsector in Haïti tot stand wil brengen. Misschien is dat iets wat ook met de Commissie kan worden besproken. Ook hier geldt overigens weer dat de Commissie een eigen bevoegdheid heeft voor het programmeren van het EOF (Europees Ontwikkelingsfonds). Wij kunnen suggesties doen, dat gebeurt ook in de beheerscomités, maar wij kunnen de Commissie hierin niet dwingen.

De toegang voor ACS-bananen is nu onder de EPA’s optimaal. Er zijn geen heffingen en er zijn geen kwantitatieve beperkingen. De invoer van dollarbananen uit Centraal- en Latijns-Amerika wordt geremd door de hoge heffing aan de EU-grens. In de WTO is de EU daarvoor veroordeeld – niet één keer, maar vaker – en er wordt nu naar een oplossing gezocht door de invoerheffingen te verlagen. De Kamer weet dat dit meteen weer problemen met onze ACS-partners zal opleveren. Zo moet je proberen tot een goede afweging te komen. Daar staat tegenover dat wij de ACS-partners voortdurend voorhouden dat hun voordeel blijft. Maar ja, zij zeggen: als het nadeel van de ander kleiner wordt, wordt ons voordeel ook kleiner. Dat is zo, maar dat is nu eenmaal de consequentie van het bewust kiezen voor vrije handel op dit punt. Het is ook bepaald niet een economische ramp voor de ACS-landen.

De heer Van Bommel heeft gesproken over Bosnië. Het is bekend dat de Nederlandse regering, zeer gesteund door de Kamer, al heel lang vindt dat er een einde moet komen aan de Nederlandse deelneming aan EUFOR. Dat is onze positie al heel lang. Wij zijn ook bezig met de voorbereiding van de beëindiging van de Nederlandse deelname. De logistieke voorbereiding op dat punt is gewoon in volle gang. Ik ben het wel eens met mevrouw Peters dat wij er wel voor moeten zorgen dat het Verdrag van Dayton nu niet in het water valt, alleen maar omdat wij heel snel allerlei troepen zien vertrekken uit Bosnië. Dat is een spanning waar ook de Nederlandse regering mee te maken heeft. Wij willen nu echt een sterk en duidelijk mandaat voor de toekomstige speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie als het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger eenmaal is gesloten. Wij moeten ervoor zorgen dat wij dat mandaat hebben voordat dat proces wordt afgerond. Als wij straks geen mandaat hebben en wij gaan tegelijkertijd het proces afronden, komt Bosnië echt in de problemen. Zodra er helderheid is over dat mandaat, moet heel snel worden overgegaan tot het omvormen van de missie. Dat ben ik met de Fransen eens. Dan komt er ook bijna automatisch een einde aan de Nederlandse militaire bijdrage aan EUFOR. Wij zitten nu op dat punt dat wij heel veel druk zetten om tot een stevig mandaat voor die speciale vertegenwoordiger te komen. Wij wachten nog met het officieel aankondigen van ons definitieve vertrek uit EUFOR, maar wij gaan wel gewoon door met de logistieke voorbereiding, omdat wij ook vinden dat Nederland zo langzamerhand zijn bijdrage aan deze missie wel heeft geleverd.

Er zijn veel vragen gesteld over het Midden-Oostenvredesproces, met name over de Nederlandse reactie op het rapport-Martin. De heer Pechtold heeft hierover ook schriftelijke vragen gesteld. Uit het rapport blijkt dat VN-personeel en -gebouwen zeer zwaar getroffen zijn. Het staat volgens de commissie-Martin ook vast dat in zeven van de negen onderzochte gevallen de schade een gevolg is van het handelen van het Israëlische leger en dat daar ook doden en gewonden zijn gevallen onder het VN-personeel. Eén geval was te wijten aan handelen van Palestijnse strijders, waarschijnlijk Hamas. Over het negende geval is geen duidelijkheid verkregen. Secretaris-generaal Ban Ki-moon heeft aan de Veiligheidsraad gemeld dat die onderzoekscommissie geen rechterlijk orgaan is. Je kunt dus geen juridische oordelen ontlenen aan het rapport. Hij zegt ook dat hij met Israël overleg zal voeren over de verdere afhandeling van de bevindingen van het rapport. Israël heeft aangegeven dat gesprek aan te zullen gaan met de secretaris-generaal in die gevallen waar de aanbevelingen ook op Israël zijn gericht. Op 15 juni zal dit uitvoerig worden besproken in de Razeb in Luxemburg. Dan zal ook het rapport aan de orde komen. Het blijft dus primair aan de partijen zelf om het onderzoek naar de gebeurtenissen ten tijde van het conflict te doen. Daar waar VN-organisaties of internationaal erkende hulporganisaties twijfel uitspreken over het gebruik van geweld, hebben wij de afspraak met de Kamer gemaakt – conform de motie-Haverkamp/Van Dam – om dan ook onafhankelijk onderzoek in te stellen. Nederland zal zowel in EU-verband als bilateraal als in VN-verband dat standpunt helder blijven uitdragen.

Er zijn vervolgens nog enkele algemene vragen gesteld over het Midden-Oostenproces. Lieberman heeft inderdaad uitspraken gedaan over het gerucht dat Israël niet meer zou geloven in de tweestatenoplossing. Premier Netanyahu heeft aangegeven dat hij nog bezig is met het formuleren van zijn beleid. Ik tel dan eventjes onze zegeningen op dat punt. Uiteraard is voor de Nederlandse regering de tweestatenoplossing een hoeksteen van een mogelijke toekomstige vredesregeling. Wij persisteren in ons standpunt dat die vier elementen van een regeling overeind moeten blijven staan. Wij zullen dat ook heel helder uitdragen tegenover de Israëlische regering. De Kamer weet echter ook dat Netanyahu over een aantal dagen een bezoek zal brengen aan de Verenigde Staten. De nieuwe administratie is zeer actief op het punt van het Midden-Oostenvredesproces. Wij kunnen daar wel verwachtingen van hebben. Wij zullen dus ook bekijken wat het gesprek tussen president Obama en minister-president Netanyahu zal opleveren. Als wij het goed hebben begrepen, zal president Obama de hoofdlijnen van zijn Midden-Oostenbeleid toelichten in een toespraak in Caïro op 4 juni. De ernst is hem zeer duidelijk. Special Envoy Mitchell is heel actief in de regio geweest. Er is ook een hoge ambtelijke Amerikaanse delegatie in Syrië geweest. President Abbas gaat eind deze maand ook naar Washington. Nogmaals, dit alles kan alleen maar succes hebben als alle partijen gecommitteerd blijven aan de vier hoekstenen. Voorwaarde blijft dus dat het kwartet de Routekaart en Annapolis steunt. Dat blijft cruciaal, ook voor de Israëlische regering. Onderdeel daarvan is een tweestatenoplossing.

Er is nog een vraag gesteld over de opwaardering van de relatie tussen de EU en Israël. Ons standpunt is bekend. Wij hebben daar vorig jaar besluiten over genomen en die moeten wij implementeren. Dat standpunt heeft de ruime steun van de Kamer. Dat is ook uitvoerig besproken tijdens het algemeen overleg over het Midden-Oostenvredesproces in april.

Een volgend punt is Georgië. De heer Van Bommel wil dat er geen vrijhandelsakkoord wordt gesloten, maar andere leden zijn daar wel een voorstander van. Wie heeft er nu voordeel van een vrijhandelsakkoord: de autoriteiten of de kleine ondernemers en de gewone mensen in Georgië? Ik denk dat het voordeel met een overweldigende meerderheid ligt bij de gewone mensen en de kleine ondernemers. Autoriteiten ontlenen daar dan inderdaad weer voordeel aan via belastingopbrengsten. Als Georgië ertoe in staat is– wat nog maar zeer de vraag is – dan zouden een economische toenadering tot de Europese Unie en een gesprek over visafacilitatie de ontwikkelingen gunstig kunnen beïnvloeden. Gisteren vond het comité van ministers van de Raad van Europa plaats. Als je dan ziet hoe Rusland en Georgië in retoriek op allerlei fronten enorm tegenover elkaar staan op dit moment, dan hebben wij nog een heel lange weg te gaan om die kwestie te normaliseren.

De heer Irrgang heeft met betrekking tot Sri Lanka gevraagd naar de gesprekken met Sri Lankaanse officials en de Sri Lankaanse ambassadeur. De secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken heeft gisteren een gesprek gehad met de ambassadeur van Sri Lanka. Daar is deze kwestie door de secretaris-generaal ook nadrukkelijk aan de orde gesteld. Voordat dit tot misverstanden leidt: dit was een reguliere afspraak tussen de SG en de ambassadeur. Hij is dus niet op het matje geroepen. Die afspraak is echter wel gebruikt om hier ook nadrukkelijk aandacht aan te besteden.

De heer Irrgang heeft voorts een specifieke vraag gesteld over het afstemmen op het ontwikkelingsniveau. Dat doet de EU al in zekere mate, zeker voor de minst ontwikkelde landen. Daar geldt «everything but arms» voor de vrijhandel. Voor de rijkere ontwikkelingslanden is er het Algemeen Preferentieel Systeem, met daarbinnen een APS-plus als men voldoet aan mensenrechtencriteria en criteria van goed bestuur. Als ontwikkelingslanden een groter aandeel krijgen in de wereldhandel, kan de preferentie op een gegeven moment uiteraard vervallen, zoals met Brazilië is gebeurd. In de EPA’s vragen wij ook veel minder liberalisatie dan in de Free Trade Agreements met Mercosur en Korea. De armere landen worden dus al anders behandeld dan de wat meer ontwikkelde landen. Het element dat liberalisatie ook in relatie tot ontwikkeling moet worden gezien, zit er dus wel in. Ik vind het op zichzelf genomen wel interessant om hier nog eens naar te kijken. Ik wil dat graag bij collega Koenders onder de aandacht brengen en hem vragen hierop in te gaan. Het is immers een interessante exercitie om eens te kijken of hier meer mee zou kunnen worden gedaan. Dat zeg ik echter op eigen doft.

De heer Irrgang ook nog een vraag gesteld over het associatieakkoord met Centraal-Amerika. Wij hebben op dat punt geen haast. De kwaliteit van de onderhandelingen is belangrijker dan de snelheid. Als wij die op 1 juli kunnen afronden, dan is dat prima. Maar als ze meer tijd kosten, is het ook goed. ECORYS heeft een impact assessment gemaakt. Dat staat ook op de site van de Commissie en is ook aan de Kamer meegedeeld. Die is van 27 februari 2009. In antwoord op Kamervragen van de heer Irrgang is gisteren overigens ook weer melding gemaakt van deze site.

Ik heb het geschil tussen Slovenië en Kroatië gisteren besproken met de Sloveense minister van Buitenlandse Zaken. Deze minister heeft mij verteld dat zij door bemiddeling van commissaris Rehn in de richting gingen van wat misschien een overeenstemming zou kunnen zijn. De contouren daarvan waren echter heel slecht gevallen in de publieke opinie in Slovenië, omdat de indruk was ontstaan dat het een 10–0 overwinning was voor Kroatië. Die indruk werd nog versterkt omdat dat ook luid getoeterd werd door alle Kroatische politici in de Kroatische media. Slovenië kijkt of er nog veranderingen kunnen worden aangebracht in een aantal modaliteiten. Ik ben het zeer met de heer Ten Broeke eens dat dit conflict gewoon opgelost moet zijn voordat wij over verdere stappen met Kroatië praten. De heer Ten Broeke weet overigens dat de Nederlandse regering zich ook zorgen maakt over de te beperkte samenwerking van Kroatië met hoofdaanklager Brammertz van het Joegoslavië-tribunaal.

De heren Ten Broeke en De Roon hebben aandacht gevraagd voor de Roemeense bewegingen in de richting van het geven van paspoorten aan ongelooflijk veel mensen uit Moldavië. Daarover is een motie door de Kamer aangenomen. De regering laat niets na om de opdracht van de motie uit te voeren. Dat heb ik gisteren ook weer gedaan tijdens mijn contacten met de Roemenen en dat zullen wij ook doen in het kader van de Raad van Europa en de Razeb.

De heer De Roon en ik zijn het niet met elkaar eens over Somalië. Dat is echter al besproken. Ik wil nog één ding over Georgië zeggen. Natuurlijk moet de internationaalrechtelijke situatie worden hersteld. Dat is hartstikke helder. Tegelijkertijd hebben wij ook met de situatie te maken dat de mensen die daar woonden, dus niet de Russen die gekomen zijn in Zuid-Ossetië en Abchazië, zo onvoorstelbaar bang zijn voor een herhaling van eerdere gebeurtenissen, dat ook van hen uit de druk op Rusland groot is om hen te blijven beschermen. Om die internationaalrechtelijke situatie weer te herstellen, zullen wij ook voldoende zekerheid moeten kunnen bieden aan de bevolking van die gebieden dat haar niet overkomt wat haar eerder al is overkomen. Dat zal een proces van lange adem zijn. De Europese Unie zal daar haar rol in spelen, evenals de Raad van Europa en waar mogelijk de OVSE.

Ook over de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking blijven wij het zeer oneens met de PVV. Het argument wordt vaker herhaald. Wat hebben wij er in Nederland aan? Dat argument is ook door de heer Madlener gebruikt. Met betrekking tot de discussie over de structuurfondsen voor landen als Spanje mag ik erop wijzen dat in de afgelopen twintig jaar, mede door de spectaculaire economische ontwikkeling in Spanje die voor een groot deel het gevolg is van de investeringen in de infrastructuur in Spanje, de Nederlandse export naar Spanje met 1700% is toegenomen. Dat zijn euri in de zakken van heel veel gewone Nederlanders. Misschien kan de PVV daar ook eens rekening mee houden?

Mevrouw Peters heeft met betrekking tot Somalië nog een vraag gesteld over de toezeggingen van minister Verhagen over de visserij. Die bijeenkomst zal plaatsvinden op 29 mei. Daar zal Nederland het punt van de visserij zeker aan de orde stellen, zoals de Kamer eerder al is toegezegd. Zij heeft voorts gesproken over een EU-gezant. Mij is verteld dat een EU-gezant op dit moment niet aan de orde is. Nederland is hier niet ten principale tegen. Wij zullen dat in de gaten houden, maar wij zien geen aanleiding om hier nu geweldig achteraan te jagen.

De Nederlandse regering laat niets na om de zaak Al-Mansouri voortdurend bij de Iraanse autoriteiten aan de orde te stellen. Wij hebben vernomen dat zijn straf kennelijk is gehalveerd, maar wij hebben daar officieel nog niets over gehoord. Mevrouw Peters heeft gezegd dat uit het verslag van de Afghanistanconferentie blijkt dat minister Verhagen deze zaak niet heeft opgebracht. Omdat minister Verhagen gastheer was, heeft hij enkel de Iraanse vertegenwoordiger welkom geheten, waarna deze is doorgelopen. Bovendien was het geen politicus, maar een hoge ambtenaar. Het was dus absoluut onmogelijk om op dat moment die kwestie aan de orde te stellen. Maar nogmaals, wij laten geen kans onbenut om dit aan de orde te stellen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor het zo serieus oppakken van de punten.

De aanplant van de suikerpalm is niet alleen iets voor het platteland, maar met name in het kader van rampenbestrijding, waarover komende week zal worden gesproken, biedt deze aanplant een interessante mogelijkheid. Ik wil dan ook graag dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan zijn collega’s voorstelt om de beschikbare fondsen voor rampenbestrijding in te zetten voor een pilot op Haïti, waarna hij de Kamer informeert over de verdere werkwijze.

Ik blijf bezorgd over de kleine boeren in de kleinere ACS-landen. Ik wil daarom ook dat de staatssecretaris dit punt nadrukkelijk aan zijn collega Koenders meegeeft.

Staatssecretaris Timmermans: Ik zal dit meteen aan minister Koenders meegeven. Over het eerste punt zal ik de Kamer later informeren. Ik weet namelijk niet welke mogelijkheden er zijn om middelen die voor rampenbestrijding zijn bestemd, voor de aanplant van de suikerpalm in te zetten. Het lijkt mij, intuïtief gezegd, enigszins oneigenlijk, omdat het niet direct rampenbestrijding betreft. Wij komen er echter op terug, nadat wij er zorgvuldig naar hebben gekeken.

De heer Irrgang (SP): Ik heb in de reactie van de staatssecretaris op de gebeurtenissen in Sri Lanka een expliciete veroordeling gemist. Het betreft hierbij de veroordeling van het geweld van beide kanten. De kwalificatie daarvan als buitenproportioneel gebruik van geweld, waardoor het als een oorlogsmisdaad wordt gekwalificeerd, heb ik ook gemist. Deze term heeft de VN bij monde van Navi Pillay gebruikt. Ik overweeg om in een VAO een motie daarover in te dienen als de regering hiertoe niet bereid is.

Staatssecretaris Timmermans: Nederland heeft het excessieve geweld veroordeeld. U verwijst naar uitspraken van de VN die ik niet direct paraat heb.

De heer Irrgang (SP): VN-commissaris Navi Pillay heeft gezegd dat het erop lijkt dat van beide kanten sprake is van oorlogsmisdaden. Zij heeft deze uitspraak al in een eerder stadium gedaan, zeker twee, drie weken geleden.

Staatssecretaris Timmermans: Dan weten wij weer waarover wij het hebben. Nu formuleert u het precies: het lijkt erop alsof. Dat is nu juist ook ons probleem: er is geen toegang. Daarom kun je het niet vaststellen. Wij zijn het er allemaal over eens dat er veel geweld wordt gebruikt en dat de burgerbevolking daarvan het slachtoffer is. Zo’n juridisch oordeel kun je echter niet vellen zonder objectieve waarnemingen ter plaatse. Geeft u ons nu even de kans om te bezien waar de EU-trojka maandag mee komt. Wij kunnen op basis van hun bevindingen verder handelen, maar wij kunnen niet vooruitlopen op een oordeel zonder een en ander ter plekke te hebben waargenomen.

De heer Irrgang (SP): Sinds deze uitspraak van Navi Pillay is er weer heel veel gebeurd, zoals het bloedbad afgelopen weekend waarbij een groot aantal burgerslachtoffers is gevallen. Bij zulke grote aantallen burgerslachtoffers – de VN heeft overigens ook zelf constateringen gedaan met behulp van satellietfoto’s – kun je wel degelijk spreken van oorlogsmisdaden.

Staatssecretaris Timmermans: Wij maken ons allemaal grote zorgen over het geweld daar. Wij zijn het er ook over eens dat het buitensporig geweld betreft dat zo snel mogelijk moet ophouden en dat de internationale gemeenschap, met Nederland voorop, er alles aan moet doen om dat te bereiken. Een definitief oordeel met de kwalificatie die u gebruikt, kunnen wij niet vellen zonder dat sprake is van objectieve waarnemingen uit dat gebied. U moet ons dat toch willen gunnen. Schort u uw oordeel op tot het moment dat de EU-trojka verslag heeft uitgebracht en de Razeb en de VN-Veiligheidsraad zich erover hebben kunnen buigen.

Voorzitter: Van Bommel Griffier: Huisinga

ALGEMENE DEEL

De voorzitter: Gezien de tijd is de spreektijd in eerste termijn twee minuten. Wellicht zal het overleg iets uitlopen.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. De Europese Raad zal zich buigen over de invulling van de maatregelen waarmee aan de Ierse zorgen en wensen tegemoet wordt gekomen. Er zal over een addendum worden gesproken en ik wil dat de staatssecretaris verduidelijkt hoe dat gaat. De CDA-fractie is in elk geval geen voorstander van het koppelen van een addendum aan een specifieke datum waarop een land eventueel toetreedt.

Ik kom te spreken over de financieel-economische situatie en het rapport-De Larosière. Wij denken dat het goed is dat de EU laat zien dat het Rijnlandse model een mondiaal model kan worden. De EU kan daarin het voortouw nemen. Wij vragen het kabinet om daarop nadrukkelijk in te zetten. Wij vragen ons ook af hoe de Britten tegenover een gecentraliseerd Europees toezicht staan, omdat ons inziens het momentum om hiertoe te komen nu moet worden gepakt.

Op dit moment wordt voorbereid over welke onderwerpen op het gebied van extern beleid van de Unie in de Europese Raad zal worden gesproken. Wij vragen de staatssecretaris vooruit te kijken in dat kader. Wij vragen zijn aandacht voor het CPA in Sudan, omdat wij ons daarover ernstige zorgen maken. De Europese landen moeten zich daarover gezamenlijk zorgen maken.

Wij vragen in het kader van de EU-Ruslandtop nadrukkelijk aandacht voor de EU-monitoringsmissie. Zorg ervoor dat zij aan beide zijden van de boundary line haar werk kan doen, want zij kan dit nu alleen aan de Georgische zijde.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Allereerst heb ik een kleine nabrander over de voorbereiding van de EU-Ruslandtop. In de verslagen staat dat Rusland nu voorstelt, een nieuwe juridische basis te leggen onder de energiesamenwerking. Kan de staatssecretaris daarop ingaan? Mij komt voor dat wij dit in het Energiehandvestverdrag hadden willen afspreken. Is dit iets nieuws? Hoe moeten wij dat in het licht van het oostelijk partnership beoordelen? Is daar een relatie mee? Rusland is overduidelijk argwanend jegens het oostelijk partnership. Tegelijkertijd kampt Rusland met grote economische problemen als gevolg van de crisis. Rusland is erg afhankelijk van olie-inkomsten en dit kan daarom het juiste moment zijn om voortgang te boeken op het energiedossier. Ik hoor graag van de staatssecretaris op welke wijze ik dit moet verstaan, want ik kan dit niet direct uit de verslagen opmaken.

Over Kroatië hebben wij in het deel over externe betrekkingen al het nodige gezegd. Wij hebben een uitgebreide beantwoording mogen ontvangen.

De CDA-fractie pleit nu kennelijk ook voor meer gecentraliseerd toezicht. Ik heb het gevoelen dat de Nederlandse regering op het gebied van het financiële toezicht veel verder zou willen gaan dan de aanbevelingen die de commissie-De Larosière destijds heeft gedaan. De regering kiest echter voor een reële benadering, namelijk dat dit het beste is wat wij op dit moment kunnen krijgen. Mag ik hieruit opmaken dat sprake is van een ontwikkeling in het denken en dat er misschien vanuit het Nederlandse parlement toch een meerderheid is te behalen voor een wat forsere inzet voor Europees financieel toezicht: een financiële toezichthouder met meer bevoegdheden dan alleen monitoring en waarneming? Wij zouden daar zeer voor zijn. Ik overweeg een VAO als sprake is van een dergelijke ontwikkeling.

De heer Blom (PvdA): Voorzitter. Allereerst spreek ik mijn vreugde erover uit dat Tsjechië het verdrag heeft geratificeerd. Er is natuurlijk wel een aantal opmerkingen van de premier overheen gegaan, maar die leggen wij even naast ons neer.

De heer Ormel (CDA): De president heeft het verdrag nog niet ondertekend.

De heer Blom (PvdA): Nee, maar wij gaan ervan uit dat het wel goed komt, omdat het Tsjechische parlement het heeft geratificeerd. Ik ben wel benieuwd hoe de staatssecretaris op dit moment denkt over de situatie in Ierland.

Voorzitter. Ook ik heb nog een kleine nabrander over het onderwerp energie op de EU-Ruslandtop. De PvdA ziet toch enige gunstige ontwikkelingen na de voorstellen van Medvedev. Ik wil ook graag een appreciatie van het nieuwe wettelijke raamwerk voor energiesamenwerking dat de Russen hebben opgesteld en ik heb een aantal vragen daarover. In de geannoteerde agenda staat dat wij nog uitgaan van het Energiehandvestverdrag, dat in 1991 is gesloten. Rusland heeft het verdrag wel geratificeerd, maar heeft daarna gezegd: wij doen er niet meer aan mee. Het is dus een wonderlijke situatie als de EU uitgaat van iets waar Rusland niet aan meedoet. Verder zijn er berichten dat Rusland het ook wil uitbreiden naar andere energievormen, waaronder kernenergie. Ons lijkt dat een goed plan, omdat het zicht op het transport van allerlei nucleair materiaal tussen Rusland en Europa dan wordt verbeterd. Ik wil hierover graag de mening van de staatssecretaris.

De PvdA vindt financieel toezicht de eerste prioriteit. De Europese Commissie zou hierbij forse stappen moeten zetten. Er is bijvoorbeeld een commissaris voor monetair toezicht. Er zijn op dit moment 27 commissariaten waarvan wij bij enkele denken: waar gaat dit commissariaat eigenlijk over? Hierbij denken wij bijvoorbeeld aan het commissariaat voor meertaligheid en dat soort geneuzel. Wij kunnen bijvoorbeeld eens gaan denken aan een commissariaat voor financieel toezicht. Deze commissaris moet dan echt met een goed apparaat vanuit Brussel zicht kunnen houden op alles wat in de Europese financiële wereld gebeurt. Immers, is dit geen taak voor de Europese Commissie?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Op de geannoteerde agenda staat doodleuk dat besluitvorming over de financiering van mitigatie- en adaptatiemaatregelen niet wordt verwacht. Dat is natuurlijk heel wrang, omdat Nederland in Europa voorop wil lopen op klimaatgebied. Ook is de motie-Vendrik aangenomen, waarin de regering wordt opgeroepen, zich de benen onder het lijf uit te lopen om te proberen toch het taaie Europese besluitvormingstraject zo te masseren dat in juni wel conclusies worden getrokken en wel besluiten worden genomen. Het passief constateren dat je niets kunt verwachten is dan onvoldoende. Hoe gaat de regering deze motie uitvoeren? Nederland gaat er weliswaar niet alleen over, maar ik zie graag waaruit de Nederlandse inzet bestaat.

Ook staat de regulering van en het toezicht op hedgefunds en private equity funds op de agenda van de raad. Mijn fractie vindt de door de Commissie gedane voorstellen veel te mager. Wat ons betreft moeten deze punten topprioriteit zijn en het zou veel strenger moeten. Kan dit ook tot uitdrukking komen in de wijze waarop de agenda van de Europese Raad wordt samengesteld?

Tot slot over de EU-Ruslandtop. Ik sluit mij aan bij de gestelde vragen over de Russische voorstellen voor een nieuw juridisch raamwerk.

Voorzitter: Ormel

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. De Europese Raad zal zich buigen over de invulling van de maatregelen waarmee de Ierse zorgen en wensen rondom het Verdrag van Lissabon tegemoet zullen worden gekomen. Wat is het inhoudelijke standpunt van de regering? Op welke punten en in welke vorm – dit wordt «addendum» genoemd – zou dat gestalte moeten krijgen?

Het is heel bijzonder dat dit jaar de agenda van de Bilderbergconferentie is uitgelekt. De vraag hoe de Ieren moeten worden overgehaald om «ja» te zeggen tegen «Lissabon» zou geagendeerd zijn. Een van de daarbij genoemde instrumenten is een lastercampagne jegens de leider van Libertas, een Ier. Omdat deze staatssecretaris in het verleden een Bilderbergconferentie heeft bezocht, stel ik hem daarover een aantal vragen. Gaat de staatssecretaris dit jaar weer naar deze conferentie? Welke andere leden van het kabinet gaan naar de conferentie, die overigens morgen begint en in Griekenland wordt gehouden? Is hij bereid om een deelnemerslijst aan de Kamer ter beschikking te stellen, zoals hij ook eerder heeft gedaan? Staat naar zijn informatie het Verdrag van Lissabon op de agenda? Voor zover nu bekend is, is koningin Beatrix in ieder geval een van de deelnemers aan de Bilderbergconferentie. Kan hij ingaan op de ministeriële verantwoordelijkheid met betrekking tot het bezoek van de koningin aan deze conferentie?

Tot slot kom ik te spreken over De Larosière. Wij willen niet graag dat de discussie zich vernauwt tot de vraag hoe het toezicht eruit moet zien, maar wij willen dat er een stevige koppeling met de inrichting van de sector komt. Wat ons betreft komt er dus ook een discussie over liberalisering van de financiële sector en over kleinere financiële instellingen. Ook moet toezicht worden gehouden in het land waar de activiteiten plaatsvinden in plaats van alleen in het land met het hoofdkantoor. Ik verwijs daarbij natuurlijk naar Icesave, maar ook naar een artikel in De Telegraaf van deze week over allerlei spookfirma’s in Nederland, die enkel kunnen bestaan vanwege de Europese regels op dit punt.

Voorzitter: Van Bommel

Antwoord van de staatssecretaris

Staatssecretaris Timmermans: Voorzitter. De CDA-fractie heeft gevraagd hoe het bij de Europese Raad verdergaat met de Ieren. Dat is voor ons ook een vraag, want wij wachten nog op de vorm die zij willen kiezen om de afspraken van de Europese Raad van eind december vorig jaar te formaliseren. Ik kan enkel afwachten wat zij doen. Voor de Nederlandse regering is wel duidelijk dat het ratificatieproces niet zal worden overgedaan. Dat betekent dat in de gekozen vorm het verdrag niet opnieuw zal mogen worden geratificeerd. Dat is het duidelijke standpunt van de gehele Europese Raad, zoals in de conclusie vermeld. Wij zullen op de vorm hiervan moeten wachten. Ierland heeft zich ook nog niet uitgesproken over het tijdpad dat het wil volgen. Wij worden hierbij enigszins gehinderd door het Tsjechische voorzitterschap...

De heer Ten Broeke (VVD): ...dat in het ongerede is geraakt.

Staatssecretaris Timmermans: Dat vind ik een mooie uitdrukking.

Voorzitter. De heer Van Bommel heeft gevraagd of op de Bilderbergconferentie, die kennelijk in de komende dagen plaatsvindt, een soort geheimplan wordt besproken om de heer Ganley zwart te maken. Daarover is mij helemaal niets bekend. Ik ben niet op de hoogte van de agenda en de deelnemerslijst van de conferentie. Ik kan deze vraag niet beantwoorden, omdat ik het gewoon niet weet. Ik twijfel eraan of dit zal worden besproken. Overigens is de heer Ganley zelf heel goed in staat om mensen zwart te maken, maar dat is een heel andere kwestie. Omdat ik de vragen van de heer Van Bommel niet kan beantwoorden, neem ik aan dat hij schriftelijke vragen hierover zal indienen, die hij keurig beantwoord zal krijgen. Ik heb gewoon niet de informatie waarom hij vraagt.

Voorzitter: Ormel

De heer Van Bommel (SP): Juist omdat naar verluidt het belangrijke onderwerp «Lissabon» op de agenda staat, mag ik er toch van uitgaan dat de staatssecretaris belangstelling heeft voor de inhoud van de conferentie. Hij kent als een van de weinigen hier het gewicht van de conferentie dus hij neemt deze wat dat betreft ongetwijfeld zeer serieus. Ik verzoek de staatssecretaris, de deelnemerslijst en de agenda aan de Kamer ter beschikking te stellen. Op mijn aandringen is dit in het verleden ook gebeurd, dus daarmee overvraag ik hem toch niet?

Staatssecretaris Timmermans: Ik heb de deelnemerslijst en de agenda niet. Iets wat ik niet heb, kan ik niet geven. Als hij ons daarvoor de tijd geeft, willen wij best de vragen van de heer Van Bommel intern bekijken en nagaan of wij iets kunnen vinden wat aan zijn wensen tegemoetkomt.

De heer Ten Broeke (VVD): Wij hebben vaker meegemaakt dat de heer Van Bommel met papiertjes wapperde waaruit een of andere complottheorie omhoogkwam. Ik wil graag weten waar hij zijn informatie vandaan haalt. Wellicht is hij bereid om deze informatie met zijn collega’s te delen, nu hij niet letterlijk met dat papiertje wappert, maar daar kennelijk wel de beschikking over heeft. Wij weten dan direct waarover hij het heeft.

De heer Van Bommel (SP): Ik ben daar zeker toe bereid. Een van mijn bronnen is www.prisonplanet.com. Ik zal mijn collega’s niet alleen een link naar die website sturen, maar ook naar andere bronnen. Die zijn er inmiddels, omdat deze conferentie altijd erg in de belangstelling staat. Er komen daar immers zo veel belangrijke mensen – de staatssecretaris is daar ook geweest – en er worden daar zulke belangrijke onderwerpen besproken. Hoe meer mensen hiervan weten, hoe blijer ik daarmee ben.

Voorzitter: Van Bommel

Staatssecretaris Timmermans: Als ik in de komende maanden nog eens iemand tegenkom die met deze conferentie te maken heeft, zal ik diegene op het hart drukken om toch alsjeblieft de heer Van Bommel uit te nodigen. Hij hunkert er namelijk zo naar om meer over deze conferentie te weten te komen. Het zou hem goed doen om deze eens mee te maken, zodat hij zelf ervaart dat daar geen snode plannen worden gesmeed voor de wereldheerschappij, maar dat mensen simpelweg over een baaierd aan onderwerpen discussiëren. Mocht ik iemand van de organisatie tegenkomen, zal ik zeer bepleiten dat de heer Van Bommel een uitnodiging krijgt voor de volgende vergadering.

Voorzitter. Er is een aantal vragen gesteld over het idee van Rusland over een nieuwe juridische basis voor de energiesamenwerking. De discussie over het Energiehandvestverdrag loopt al sinds 1991 toen Ruud Lubbers kwam met het plan om dat verdrag met Rusland te sluiten. De Kamer kent de wordingsgeschiedenis en de weigering van het Russische parlement om dit handvest te ratificeren. Rusland biedt de opening om te bekijken of toch een energielotsverbondenheid tot stand kan worden gebracht tussen alle Europese landen zonder dat Rusland de gang naar Canossa moet maken door alsnog het handvest te omarmen. Rusland moet die mogelijkheid ook worden gegund als het op constructieve wijze de energiezekerheid voor de lange termijn op dit continent wil regelen, op een wijze die voor alle partijen voordeel biedt en een gelijk speelveld creëert op het Europese continent. Dit lijkt mij daarom een gunstige ontwikkeling. Laten wij dit even afwachten en niet op voorhand afwijzen. Ons uitgangspunt blijft het Energiehandvestverdrag, omdat wij dit een goede zaak vinden. Om wijlen Jan de Koning te citeren: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan.

De heer Blom (PvdA): Ik ben blij met de openingen die de staatssecretaris geeft, maar uit de geannoteerde agenda blijkt toch dat er weinig ruimte overblijft. In de tekst staat namelijk dat het Energiehandvestverdrag het uitgangspunt moet blijven voor de EU; daar zitten toch niet zo gek veel openingen in? Zal de staatssecretaris tijdens de volgende Razeb proberen om dezelfde openingen te creëren als hij zojuist aangaf?

Staatssecretaris Timmermans: Mijnheer Blom, draai het eens om. Het zou een rare zaak zijn als iets wat door de EU-landen is geratificeerd bij de eerste opmerking van Rusland direct in de prullenbak wordt gegooid. Voor ons blijft het handvest de basis waarop wij willen praten, maar wij willen praten over en graag luisteren naar de ideeën van Rusland. Misschien is er een voor alle partijen aanvaardbare formule te vinden. Wij hebben het immers over een van de strategische hoofdpunten voor dit continent voor de komende generatie: hoe zorgen wij voor stabiele energiezekerheid voor alle Europeanen? Het is een goede zaak als wij in het kader daarvan tot goede afspraken met Rusland kunnen komen.

Voorzitter. Er zijn vragen gesteld over het versterkt financieel toezicht in het kader van de werkgroep-De Larosière. De Europese Raad gaat over de implementatie van het rapport-De Larosière, maar de Kamer heeft een aantal punten opgebracht die voor het overleg tussen kabinet en Kamer in de voorbereiding van de top interessant zijn. De punten van de heer Van Bommel zijn bijvoorbeeld heel relevant. Wat dit eigenlijk voor onze economische en financiële structuur betekent, is een heel pertinente vraag op dit moment. Wat betekent het voor de mate waarin de Europese samenwerking op dit vlak wordt georganiseerd? Zoals de heer Ten Broeke terecht stelt, is het geen geheim dat de Nederlandse regering een aantal stappen verder had willen gaan. Het is daarom misschien goed om met de Kamer na te gaan of dit mogelijk is en onder welke voorwaarden dit zou kunnen. Ik stel mij zo voor dat wij bij de voorbereiding van de Europese Raad uitvoeriger bij dit vraagstuk stilstaan. Ik zal dit punt nadrukkelijk onder de aandacht van de minister van Financiën brengen, opdat de vragen van de Kamer ook in de voorbereiding een rol spelen. Wij geven onszelf op dat moment de ruimte om verder te denken dan enkel de simpele vraag hoe wij de aanbevelingen uit het rapport-De Larosière implementeren. Dit zal de voorbereiding van de Europese Raad en de debatten in Nederland alleen maar ten goede kunnen komen. Verder vind ik de vraag van de CDA-fractie of wij wel ver genoeg gaan in het Europees maken van het toezicht, zeer pertinent.

De heer Blom heeft gevraagd of het niet goed zou zijn als er een Europees Commissaris komt voor financieel toezicht. Gelet op de uitdaging waar wij economisch gezien voor staan, kan ik mij van alles voorstellen bij de portefeuilleverdeling binnen de nieuwe Europese Commissie. Dit zal echter de taak zijn van de nieuwe voorzitter van de Commissie, die dat met de regeringsleiders en met het Europees Parlement moet bespreken. Het lijkt mij alleszins redelijk dat met name in de financieel-economische hoek, inclusief het toezicht, op een aantal punten enige versterking zal plaatsvinden. Ik wil niet vooruitlopen op een bepaalde portefeuilleverdeling, maar ik begrijp de logica van de redenering van de heer Blom wel.

De heer Ormel (CDA): U wilt niet vooruitlopen op de portefeuilleverdeling, maar kloppen de berichten dat de heer Barroso nu al met bijvoorbeeld de Fransen afspraken maakt over de portefeuille van mevrouw Kroes?

Staatssecretaris Timmermans: De voorzitter van de Commissie en de Fransen ontkennen categorisch alle berichten en geruchten. De heer Ormel kent de enigszins byzantijnse aard van Brussel: geruchten en vermoedens zijn er altijd, net zoals complottheorieën, zoals de heer Van Bommel weer heel goed weet. Dit is onderdeel van het Europese gebeuren, om met Rinus Michels te spreken.

Voorzitter. Mevrouw Peters is boos, omdat de Nederlandse regering zich erbij zou neerleggen dat tijdens de Europese Raad geen conclusies over mitigatie en adaptatie worden verwacht. De Nederlandse regering legt zich daar helemaal niet bij neer. Zij werkt er keihard aan om zo snel mogelijk tot conclusies te komen. Zij is alleen reëel door te stellen dat de kans daarop buitengewoon klein is, omdat landen de urgentie nog niet voelen. Het is ons hoofddoel om te komen tot een globaal Kopenhagenakkoord over reductie van CO2-uitstoot en aanpassing aan de klimaatverandering. Wij moeten in Europa alleen ervoor zorgen dat wij op tijd zijn met onze interne afspraken, opdat wij niet de kans lopen dat wij vastlopen in de voorbereidingen voor «Kopenhagen». Ik ben het zeer met mevrouw Peters eens als zij zegt: haast u langzaam, want de tijd loopt. Wanneer wij tijdens de Europese Raad in juni niet tot conclusies komen, zijn wij niet te laat voor «Kopenhagen». Als het aan ons ligt, komen wij wel tot conclusies. Het speelveld overziende, is dat erg onwaarschijnlijk, maar wij blijven ernaar streven, ook omdat de Kamer ons die opdracht heeft gegeven. Het allerbelangrijkste is dat wij ruim op tijd voor de top in Kopenhagen tot afspraken komen. Ik zie allerlei signalen die mij de hoop geven dat er mogelijk een akkoord komt in Kopenhagen, waarnaar wij ook blijven streven. Ik denk hierbij aan hetgeen Obama heeft gezegd over cap-and-trade, het wereldwijde emissiehandelsysteem, en hetgeen de Amerikaanse regulator heeft gezegd over het niet meer bouwen van vuile centrales.

De heer Van Bommel heeft mij om een inhoudelijk standpunt over Ierland gevraagd. Ik verwijs hem naar de conclusies van de Europese Raad van december, waarin wij met Ierland tot overeenstemming zijn gekomen over de voorwaarden voor een tweede referendum. De afspraak van december zal nu worden vervat in een voor Ierland en de rest van de Europese Unie aanvaardbare vorm. Daarop wachten wij en dan zien wij weer verder. Wij hopen dan van de Ieren te horen wanneer zij van plan zijn om een referendum te houden.

De heer Ormel (CDA): Ik heb nog gevraagd naar de EU-monitoringsmissie in relatie met de EU-Ruslandtop. Ook heb ik nog een vraag gesteld over het CPA, omdat in de geannoteerde agenda staat dat onderwerpen op het gebied van extern beleid nog voor de Europese top zullen worden besproken.

Staatssecretaris Timmermans: U wilt graag het CPA op de agenda.

De heer Ormel (CDA): Ja, omdat dit voor de langere termijn een zeer belangrijk onderwerp is.

Staatssecretaris Timmermans: Ik ben het zeer met u eens. Ik zal met ministers Verhagen en Koenders bespreken of wij het CPA op de agenda van de Europese Raad kunnen krijgen. U krijgt van mij een inspanningsverplichting op dat punt. Verder zeg ik graag toe dat wij zullen blijven hameren op de monitoring in de gebieden die door de Russen worden gecontroleerd. Ook op dat punt kom ik u graag tegemoet.

De heer Ormel (CDA): Ik vraag het, omdat wij juist op de EU-Ruslandtop zullen luisteren naar de plannen van de Russen op het gebied van energie en wij van hen toch ook enige inspanningsverplichting kunnen vragen, omdat het gewoon de afspraak is. Het is immers onderdeel van de Sarkozy-afspraak.

Staatssecretaris Timmermans: Zeker. Dit is gisteren ook aan de orde geweest in het Comité van Ministers van de Raad van Europa, omdat een groot aantal EU-landen dit had aangekaart. U kunt erop rekenen dat het ook in dit geval zal worden aangekaart.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris, zijn staf en de belangstellenden.

Toezeggingen

De staatssecretaris zal zijn invloed aanwenden om te bevorderen dat het lid Van Bommel een uitnodiging krijgt voor de Bilderbergconferentie.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Waalkens

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Van Baalen

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Huisinga


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Van Baalen (VVD), Ormel (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill’ard (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Haverkamp (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Besselink (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Voordewind (ChristenUnie) en Vendrik (GroenLinks).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GroenLinks).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD), voorzitter, Çörüz (CDA), Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Bilder (CDA) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek (VVD), Haverkamp (CDA), Ormel (CDA), De Wit (SP), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Roemer (SP), Jonker (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD), Uitslag (CDA) en Vendrik (GroenLinks).