Kamerstuk 21501-02-1138

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken


Nr. 1138 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 maart 2012

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1, de vaste commissie voor Europese Zaken2 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken3 hebben op 7 maart 2012 overleg gevoerd met staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 2 maart 2012 met de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (over handelspolitiek) van 16 maart 2012 (21 501-02, nr. 1127);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 30 januari 2012 met het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken (handelspolitiek) d.d. 14 december 2011 en de achtste Ministeriële Conferentie van de WTO te Genève d.d. 15–17 december 2011 (25 074, nr. 181);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 13 februari 2012 over de uitspraak van het WTO-beroepslichaam over China/grondstoffen (25 074, nr. 182);

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 1 maart 2012 met de reactie op het CBS/CPB-rapport «Kenmerken van wederuitvoerbedrijven» (33 000-XIII, nr. 169);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 24 februari 2012 over de uitvoering van de motie-El Fassed inzake Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) (21 501-33, nr. 361);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken d.d. 2 maart 2012 over het fiche: Mededeling Handel, Groei en Ontwikkeling ( 22 112, nr. 1373).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Van der Ham

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Albayrak

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Franke

Voorzitter: Van Vliet

Griffier: Blacquière

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: El Fassed, Irrgang, Koppejan, Schaart, Smeets, Van Vliet en Verhoeven,

en staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg van de vaste commissie voor EL&I in verband met de Handelsraad van 16 maart aanstaande. Ik heet de mensen op de publieke tribune, de staatssecretaris en zijn ambtenaren en de Kamerleden welkom en ik stel vier minuten spreektijd per fractie voor in eerste termijn, met één onderlinge interruptie.

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Er staat een reeks zaken op de agenda van de Handelsraad over de relatie tussen handel en ontwikkeling. Juist daarin kan een bijdrage worden geleverd aan de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. Ook het toenemende belang van beleidscoherentie voor ontwikkeling, zoals het kabinet schrijft, wordt keer op keer onderschreven door mijn fractie. Een goed voorbeeld van een recente zaak is de coherentietoets op het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ook bij ACTA (Anti Counterfeiting Trade Agreement) speelt het coherentievraagstuk. Vanwege het grote risico op strijdigheid van ACTA met vrijheden zoals het recht op meningsuiting, de vrijheid van informatie en vrij internet, heb ik in een recente motie opgeroepen om eerst onomstotelijk vast te stellen dat ACTA niet in strijd is met de grondrechten. De regering geeft uitvoering aan die motie. De toets door het Europese Hof en de Raad van State betekent niet dat de politieke procedure om ACTA te ratificeren van de baan is. Het besluitvormingsproces in het Europees Parlement en de nationale parlementen gaat gewoon door. Kan de staatssecretaris de Kamer informeren over het verdere besluitvormingsproces en haar schriftelijk een laatste stand van zaken doen toekomen met daarin de besluitvormingsstadia, het krachtenveld in de Europese Unie van zowel parlementen als regeringen en de stand van zaken in andere landen die deelnemen aan ACTA? Kan hij daarnaast het advies van het Europese Hof en de Raad van State, als dat gereed is, delen met de Kamer?

Naast fundamentele problemen met grondrechten maken wij ons ook zorgen over de negatieve impact van het verdrag op ontwikkelingslanden. Zowel de Europese Unie als Nederland heeft in vele verdragen, waaronder het Verdrag van Lissabon, vastgelegd dat op alle beleidsterreinen rekening gehouden moet worden met de belangen van ontwikkelingslanden. ACTA kan de productie van betaalbare generieke medicijnen en daarmee de verkrijgbaarheid daarvan in ontwikkelingslanden ernstig in gevaar brengen. Humanitaire organisaties en instanties die aidshulp financieren, zoals het door Nederland gesteunde Global Fund, waarschuwen daarvoor. In ontwikkelingslanden is geen geld voor dure, gepatenteerde aidsremmers. Degenen die toegang hebben tot enige vorm van gezondheidszorg zijn juist afhankelijk van generieke, goedkopere medicijnen. ACTA kan en mag niet leiden tot het ontoegankelijk maken van medicijnen voor deze groepen mensen. Humanitaire organisaties die zich bezighouden met transport en distributie van deze generieke medicijnen kunnen zelfs worden vervolgd. Dit zou volgens mijn fractie in strijd zijn met het beleid van dit kabinet en daarmee met de coherentie van beleid. Aidsbestrijding is namelijk een prioriteit van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Nederland was het eerste EU-land dat wetgeving heeft aangenomen die het mogelijk maakte om goedkopere, soms merkloze medicijnen naar ontwikkelingslanden te exporteren, en het getuigt van weinig coherentie dat Nederland in zijn beleid voor ontwikkelingslanden prioriteit geeft aan de toegang tot betaalbare, merkloze generieke medicijnen voor ontwikkelingslanden, terwijl ACTA dit juist zou blokkeren. Voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt al een coherentietest gedaan om ervoor te zorgen dat dit beleid niet indruist tegen het beleid van de EU met betrekking tot ontwikkelingslanden. Gezien het belang dat het kabinet hecht aan coherentie van beleid neem ik aan dat de regering bereid is, een dergelijke coherentietest ook toe te passen op ACTA. Ik krijg graag een reactie, want ik overweeg om hierover een motie in te dienen.

Geen verdrag heeft zo veel spookbeelden opgeleverd als ACTA, vanwege de grote, reële risico's die het met zich meebrengt. Nu het kabinet mijn motie uitvoert, zullen we hopelijk snel weten of de angsten over strijdigheid met fundamentele vrijheden terecht zijn. Het is nu ook zaak om snel uit te zoeken of ACTA incoherent is met het beleid voor ontwikkelingssamenwerking.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Dit is een algemeen overleg over handel, een onderwerp waarover de discussie zich op vele terreinen afspeelt. Zo is er de Wereldhandelsorganisatie en zijn er regionale en bilaterale handelsakkoorden. Op dat multilaterale terrein zit de situatie eigenlijk al tien jaar vast. Het begon ooit als een ontwikkelingsronde, waarbij ontwikkelingslanden voordeel zouden krijgen in ruil voor afspraken. Dat overleg zit al tien jaar vast, ook omdat de Europese Unie en de VS niet echt over de brug zijn gekomen. Het heeft zich nu dus verplaatst naar de bilaterale en regionale akkoorden. In die tien jaar is de wereld natuurlijk ook veranderd. Ontwikkelingslanden als zodanig bestaan eigenlijk niet meer. China en Brazilië zijn toch echt iets anders dan de armste landen in de wereld en dat moet ook voor de opstelling van Nederland en van fracties in de Kamer consequenties hebben. Dan blijven over de EPA's (Economic Partnership Agreements), voor de allerarmste landen. Daarmee vinden wij het echt niet goed gaan, omdat daarin van de allerarmste landen te veel gevraagd wordt in een te hoog tempo. Hoe staat het daarmee? Welke initiatieven gaat Europa nemen om ze los te trekken? Een alternatief zou kunnen zijn een verbetering van het Algemeen Preferentieel Stelsel voor die landen, maar daar ziet het tot nu toe niet naar uit en de onderhandelingen zitten helemaal vast. Dat leidt ook alleen maar tot irritatie, dus er moet een alternatief komen.

Ik sluit me aan bij de vragen van de heer El Fassed over de toegang tot medicijnen. Die zou eigenlijk al geregeld moeten zijn voordat de ontwikkelingsronde van start zou gaan in 2001, maar we zijn nog veel te weinig verder. Het speelt nu nog en de lobby van farmaceutische bedrijven blijft in bepaalde landen een probleem, hoewel niet zozeer in Nederland. Hierover stond gisteren ook een uitgebreid stuk in NRC Handelsblad. Soms is de retoriek ook anders dan de praktijk. Ons verzoek aan de Nederlandse regering is om hier vooral alert op te zijn en de Europese Commissie aan te spreken als de retoriek misschien heel mooi is maar de praktijk helaas anders. Dat geldt overigens ook voor Nederland. Toen er partijen medicijnen werden tegengehouden op Schiphol is daar gelukkig op gereageerd, maar kennelijk is er nu zo veel wantrouwen dat het vervoer niet meer via Nederland gebeurt. Dat vind ik een slechte zaak. Waarom gebeurt dat? Is daar reden toe?

Dit heeft ook een relatie met ACTA en de aangenomen motie-El Fassed c.s., waarover de regering nu advies aan de Raad van State heeft gevraagd. Ik ben blij dat het kabinet die motie uitvoert en serieus neemt. Ik heb daar nog een vraag over. Als de Raad van State zegt dat er niets aan de hand is of dat de problemen zijn te overzien, terwijl het Europese Hof nog een uitspraak moet doen, wat betekent dat dan? In de motie staat dat er geen twijfel mag zijn. Als het Europese Hof nog twijfel heeft, kan er dus volgens mijn fractie ook geen sprake van zijn dat we verdergaan.

Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Ik start met een procedurele opmerking. De afspraak is dat wij de geannoteerde agenda een week voor het algemeen overleg krijgen. Dat is nog eens bekrachtigd in een algemeen overleg met de staatssecretaris van Europese Zaken in december. Ik moet constateren dat dit weer niet gelukt is en ik hoor graag van de staatssecretaris hoe dat komt.

Er staan verschillende onderwerpen op de agenda van de Raad. Ik begin met ACTA. De Kamer heeft afgedwongen dat Nederland nog niet overgaat tot ondertekening totdat onomstotelijk vaststaat dat het verdrag in lijn is met de grondrechten. Ik zeg met nadruk «afgedwongen», want het kabinet is nog steeds van mening dat ACTA in overeenstemming is met Nederlandse en Europese wetgeving. Door de motie van de heer El Fassed hebben we de zaak in ieder geval kunnen stuiten. Eurocommissaris De Gucht heeft het verdrag voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie. Hoe verhoudt de uitspraak van het Hof zich dadelijk tot het advies van de Raad van State? Is al iets te zeggen over de termijn waarop wij hierover uitsluitsel krijgen? Verder sluit ik me aan bij de voorgaande sprekers.

Het ziet ernaar uit dat het vrijhandelsakkoord EU/Colombia/Peru er gaat komen. Graag horen wij van de staatssecretaris of in het vrijhandelsakkoord is voorzien in een duidelijk inroepbare mensenrechtenclausule in het geval van schending van deze rechten. Wanneer zal het akkoord ter ratificering aan ons worden voorgelegd?

Ook het vrijhandelsakkoord EU/Singapore staat op de agenda van de Raad. In zijn brief spreekt de staatssecretaris over het zetten van een «groen precedent» in de regio. Wat bedoelt hij daar precies mee? En is dit akkoord met Singapore ook een gemengd akkoord?

Ik heb een aantal vragen over de Mededeling handel, groei en ontwikkeling. Nederland steunt de benadering van de Europese Commissie dat het EU-ontwikkelingsbeleid meer moet focussen. Op welke manier zal die focus aangebracht worden? Komen er minder landen in aanmerking voor handelspreferenties en hulp voor handel? Zo ja, hoeveel minder landen? En welke landen zijn dat dan? De regering vindt dat er kritisch gekeken moet worden naar een aantal landen die kennelijk ten onrechte buiten de boot zullen vallen. Welke landen zijn dat?

De onderhandeling tussen de Raad en het Europees Parlement over de transitieverordening voor bestaande investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO's) verloopt moeizaam. Kan de staatssecretaris ons inzicht geven in de knelpunten? En nog belangrijker: hoe kan de impasse doorbroken worden?

Ik ga nu in op China en de exportbeperkingen op bauxiet, magnesium en zink. Het WTO Beroepslichaam heeft geoordeeld dat China in strijd handelt met de WTO-regels. De vraag is nu of China van plan is om zijn handelswetgeving in overeenstemming te brengen met die uitspraak. Hoe zal dat afgedwongen worden? In de brief wordt gesproken over een redelijke termijn om de regelingen aan te passen, maar wat is redelijkheid in dezen? Er is geen vaste termijn en we moeten natuurlijk niet eindeloos blijven wachten op aanpassing.

Mijn laatste punt is de ministeriële conferentie van de WTO in december 2011. Daarop is ook gesproken over overheidsaanbestedingen. De staatssecretaris schrijft in zijn brief dat de waarde van het akkoord 500 mld. is. Het was 400 mld. Waaruit bestaat die 500 mld.? Is het een optelsom van de overheidsaanbestedingen die geopend zijn voor buitenlandse concurrentie of is het de geschatte waarde van de daadwerkelijk binnen te halen opdrachten?

Mevrouw Schaart (VVD): Voorzitter. Vrijhandel is de basis voor onze welvaart. Dat was zo in de gouden eeuw, en het is ook nu het geval. De geschiedenis leert dat het belemmeren van het vrije verkeer van kapitaal en goederen tot armoede, ellende en verlies van welvaart leidt. De VVD wil dan ook dat de staatssecretaris alles in het werk stelt om zo snel mogelijk te komen tot verbeterde handelsakkoorden tussen de EU en de rest van de wereld. Versterking van het handels- en investeringsbeleid draagt bij aan de groei die we nu zo hard nodig hebben. De beste manier om uit deze crisis te komen, is om banen te scheppen en onze welvaart te vergroten, dus via vrijhandel. De Europese Commissie stelt in het rapport Trade as a driver of prosperity dat het afronden van bestaande onderhandelingen over handelsverdragen meer dan 0,5% groei zou toevoegen aan het Europese bnp. Verdieping van bestaande verdragen zou nog eens 1% kunnen toevoegen. Dat betekent dat maar liefst 7,2% van de Europese werkgelegenheid direct afhankelijk is van onze export. Indirect is dat 18%. Dat is één op de vijf banen.

Toch lopen veel onderhandelingen over handelsverdragen moeizaam in de Raad en in het Europees Parlement en vertragen lidstaten de implementatie. Waarom is dat zo en hoe kan dat proces versneld worden? Wat doet de staatssecretaris om de onnodige rem op de groei van onze economie te deblokkeren? De voet moet van de rem af en volop op het gaspedaal. Het is goed om te zien dat er nu eindelijk schot zit in de onderhandelingen met Peru en Colombia. Ook zijn we blij met het voornemen om een vrijhandelsakkoord met Japan te sluiten. Dit zou een topprioriteit van de EU in 2012 moeten zijn. Waarom is het vrijhandelsverdrag met Zuid-Korea nog niet volledig geïmplementeerd en waarom slepen de onderhandelingen met Oekraïne, Canada, Singapore en Maleisië zich voort? Het wegnemen van handelsbarrières is van cruciaal belang voor handelsland Nederland, maar het is ook goed voor de landen waar Nederland mee onderhandelt. Vrijhandel kan een belangrijke bijdrage leveren aan de democratisering van landen als Tunesië, Jordanië en Egypte. De VVD wil dat de staatssecretaris zich hier snel hard voor maakt. Ook willen we van de staatssecretaris weten wat hij eraan doet om Nederlandse bedrijven te helpen om een voet tussen de deur te krijgen in deze Arabische landen. De Arabische revolutie is niet alleen een unieke kans op democratie, maar ook een unieke kans op welvaart voor de inwoners van de regio. Het is een unieke kans op handel, zelfontplooiing en economische groei. Ik wil graag weten voor wanneer de eerstvolgende handelsmissie naar deze regio gepland staat. Niet alleen omdat dit materieel gunstig is, maar ook omdat een welvarende middenklasse cruciaal is voor een duurzame democratie.

De VVD betreurt het gebrek aan voortgang van de Doha-ronde. Het zou goed zijn als daar snel verandering in kwam. Tot die tijd wil de VVD dat ook wordt ingezet op het afronden van deelonderwerpen en het versterken van het WTO-systeem. Daarom vraag ik de staatssecretaris om een overzicht van de stand van zaken op de verschillende deelonderwerpen, inclusief de potentiële quick wins.

Ik vraag graag aandacht voor de exportbeperkingen die China al een aantal jaren in diverse vormen hanteert voor een aantal grondstoffen. Die beperkingen benadelen bedrijven in Nederland en schaden het Nederlandse vestigingsklimaat. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij zich hard kan maken voor het opheffen van deze exportbeperkingen? Ziet de staatssecretaris ook mogelijkheden om er op andere wijze voor te zorgen dat het bedrijfsleven in Nederland geen hinder ondervindt van de exportbeperkingen?

Mijn laatste punt is het rapport Kenmerken van wederuitvoerbedrijven, dat nog maar eens laat zien dat Nederland een belangrijke spil is in de wereldhandel. Ook laat het rapport zien dat de wederuitvoer en de binnenslands geproduceerde uitvoer sterk complementair zijn aan elkaar. Naast ontwikkelingen in eigen land stimuleert wederuitvoer ook de ontwikkelingen in andere landen. Hoe kunnen Nederlandse wederuitvoerbedrijven worden betrokken bij het aanjagen van economische ontwikkelingen in landen die nog te kampen hebben met de gevolgen van de Arabische revolutie?

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Een goed handelsbeleid is van cruciaal belang voor de welvaart in ons land. We zijn zeer sterk afhankelijk van onze export. Die is van het allergrootste belang. Een groot deel van ons bruto nationaal product wordt door Nederlandse bedrijven in het buitenland verdiend. Van elke euro die hier wordt verdiend, is ongeveer 70 cent gerelateerd aan onze export. Wanneer die export met zo'n 10% dreigt te krimpen omdat bijvoorbeeld besloten zou worden om de gulden weer in te voeren, zou dat heel schadelijke gevolgen hebben voor onze exporterende ondernemers en voor de werkgelegenheid en de welvaart in ons land. Deelt de staatssecretaris die mening? Hoe groot zouden het banenverlies en inkomstenverlies zijn als we de gulden weer zouden invoeren?

Wij zijn blij met de Mededeling handel, groei en ontwikkeling, die zich richt op het bestrijden van armoede in de wereld en het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling door handels- en ontwikkelingsinstrumenten op elkaar af te stemmen. Wij hebben nog wel de volgende vragen. In hoeverre wordt het Europese bedrijfsleven daadwerkelijk actief betrokken bij de vormgeving en uitvoering van dit nieuwe beleid? Loopt het door dit kabinet ingezette Nederlandse ontwikkelingsbeleid nu goed in de pas met het Europese beleid of kan Nederland nog een paar belangrijke slagen maken in de modernisering van zijn ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, met meer nadruk op het versterken van economie en handel met de minst ontwikkelde landen met behulp van Nederlandse bedrijven en instellingen?

De heer Verhoeven (D66): Hoe denkt de CDA-fractie zelf over terugkeer naar de gulden?

De heer Koppejan (CDA): Ik vind dat een heel slecht voorstel en ik vraag aan de staatssecretaris of hij dat met mij eens is. Ik denk dat het heel slecht is voor onze economie en onze export. Berekeningen laten zien dat er dan meteen een waardestijging van de gulden zal plaatsvinden. Zie Zwitserland, dat ook te maken heeft met een zeer dure valuta, waardoor de export enorm is ingezakt. Kortom, het zou desastreus zijn voor onze economie en onze export. Ik vraag de staatssecretaris om dat te bevestigen en om aan te geven over hoeveel arbeidsplaatsen we dan spreken.

Ik vervolg mijn betoog. De staatssecretaris schrijft dat nog eens kritisch gekeken moet worden naar de gevolgen voor individuele landen die op basis van het huidige Commissievoorstel buiten de verordening vallen van het Algemeen Preferentieel Stelsel. Over welke landen gaat het? En wat is de precieze inzet van de staatssecretaris om de preferenties binnen de regeling uit te breiden?

De heer El Fassed (GroenLinks): De heer Koppejan heeft mijn bijdrage niet gevolgd, omdat hij later binnenkwam, maar in het Verdrag van Lissabon is vastgelegd dat op alle beleidsterreinen rekening gehouden moet worden met de belangen van ontwikkelingslanden. Dit verdrag druist mogelijk in tegen de toegang tot generieke medicijnen en tegen beleidscoherentie, iets waarvan ook zijn collega mevrouw Ferrier keer op keer benadrukt dat het van belang is. Deelt de heer Koppejan mijn mening dat er, net als bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid, een coherentietoets zou moeten plaatsvinden op de gevolgen van het verdrag voor ontwikkelingslanden?

De heer Koppejan (CDA): Ik vind dat we ons moeten houden aan de Europese richtlijnen. Als daarin wordt gesteld dat wij rekening moeten houden met de impact op ontwikkelingslanden, moeten we dat doen. Het CDA is een partij die altijd vindt dat we ons aan de regels moeten houden, ook als het Europese regels zijn.

Ik heb enkele vragen over de vrijhandelsakkoorden tussen de EU en Colombia en Peru. Wat zijn de verschillende voordelen voor de Nederlandse bedrijven van deze vrijhandelsakkoorden en wat leveren ze Nederland afzonderlijk financieel op? Welke mogelijkheden bieden deze akkoorden aan de EU om grove schendingen van mensenrechten zoals vervolging van vakbondsleden, doeltreffend aan de orde te stellen? Welke sanctiemogelijkheden bieden deze verdragen? Wanneer worden de verschillende handelsakkoorden aan de Kamer gestuurd en wanneer treden ze definitief in werking?

Welke sanctiemogelijkheden bieden deze verdragen?

Mijn volgende punt is ACTA. Wij vinden het terecht dat Nederland in afwachting van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie en het advies van de Raad van State niet overgaat tot ondertekening van dit verdrag. Wel vragen wij ons af hoe het advies van de Raad van State zich straks verhoudt tot de uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Wat gaat de regering doen als de uitspraken van beide instituten uiteenlopen? Welke uitspraak is dan leidend? Dat is die van het Europese Hof, lijkt ons, maar wat doet de regering als de Raad van State negatief adviseert?

Wat betreft de uitspraak van het beroepslichaam van de WTO aangaande exportbeperkingen door China op enkele grondstoffen, is het CDA helder. WTO-strijdige maatregelen door China dienen in overeenstemming te worden gebracht met de WTO-regels. Het CDA vindt een termijn van zes maanden hiervoor redelijk. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen deze termijn? Is hij daarnaast bereid om hiervoor aandacht te vragen in de aanstaande Raad in Brussel?

Mijn fractie krijgt signalen dat sprake zou zijn van dumping van Chinese producten op de Europese markt van zonne-energie. Hierdoor zijn in de afgelopen weken al twee Nederlandse bedrijven in de problemen gekomen. Weet de staatssecretaris hiervan? Hoe kijkt hij aan tegen deze problematiek? Welke mogelijkheden ziet hij om dit aan te kaarten in Europa?

Ik heb in eerdere overleggen met de staatssecretaris de problematiek van PANalytical aangekaart. Dit hightechbedrijf uit het oosten van het land dat zich bezighoudt met analyses, ondervindt grote problemen van een ongelijk speelveld ten opzichte van Duitsland, met name op de Indiase markt. Terwijl dit Nederlandse bedrijf maandenlang moet wachten op een vergunning, kunnen Duitse bedrijven gelijk leveren. Het bedrijf verliest op dit moment een aanzienlijk marktaandeel, wat gepaard gaat met verlies aan arbeidsplaatsen. Wat gaat de staatssecretaris hier op korte termijn aan doen?

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Ik begin met ACTA. In de afgelopen weken is er veel gebeurd op dat gebied. Er waren allerlei schijnbewegingen en rookgordijnen, maar D66 laat zich niet afleiden. ACTA is in onze ogen gewoon een slecht verdrag, dat we hoe dan ook verwerpen. De opinie van het Europese Hof maakt in die zin ook niet zo veel uit. Al concludeert het Hof dat ACTA niet in strijd is met de grondrechten, dan blijft ACTA een politieke keuze voor het handhaven van censuur, blokkeren en filteren, en dat is niet de weg die D66 op wil. Ik heb nog twee inhoudelijke vragen over verdragsrechtelijke haken en ogen aan ACTA. Stel dat het Europees Parlement ACTA aanneemt en de ratificatie vervolgens door de Nederlandse Staten-Generaal wordt afgewezen – in elk geval dat tweede is niet ondenkbaar – wat zijn dan de staatsrechtelijke consequenties? Heeft ACTA dan rechtswaarde en heeft het dan invloed op nieuwe richtlijnen en verordeningen? Of kan Nederland dan toch nog het feestje voor Europa volledig verpesten? Een ander juridisch probleem waar ik meer over wil weten, is het volgende. ACTA schijnt in de VS de lagere status van Memorandum of Understanding (MoU) te hebben, terwijl het in Nederland en de rest van de wereld echt als een verdrag wordt behandeld. Kan de staatssecretaris deze berichten bevestigen? Wat zijn de eventuele consequenties? Vindt hij het wenselijk als dat verschil in omgang met ACTA er is?

Mijn volgende punt is de agenda voor de Handelsraad. Ik vraag me af wat het effect is van alle verschillende bilaterale onderhandelingen die op de agenda staan voor verdere stappen op het gebied van Doha. Vergroten die onderhandelingen niet de impasse? Het gat tussen wat je hebt en wat je ooit kunt krijgen via Doha wordt op die manier immers alleen maar groter, en dat is een risico. Begrijp me goed, als er een partij voor handelsvrijheid is, is dat D66, maar het liefst wel op mondiale schaal. Het zou jammer zijn als we dat belang schaden door ingewikkeldheden in te bouwen waardoor het nog verder uit het zicht raakt.

Dan het Algemeen Preferentieel Stelsel. Daarmee geven we enkele ontwikkelingslanden handelsvoordelen door de Europese markt open te stellen. De Europese Commissie wil het stelsel aanscherpen. De heer Koppejan vroeg het ook al: welke landen vallen er dan concreet uit? Kan de staatssecretaris een lijst met landen geven? Welke verbeteringen wenst de staatssecretaris nog meer door te voeren op het Commissievoorstel? Hij schrijft in de geannoteerde agenda namelijk dat er verbetermogelijkheden zijn, maar hij noemt ze niet.

Tot slot ga ik in op de investeringsbeschermingsovereenkomsten, die door Nederland en door veel andere landen worden gesloten om investeringen van bedrijven veilig te stellen. In de stukken staat dat er een gat zit tussen de voorstellen van het parlement en die van de Raad. Welk voorstel heeft het Europees Parlement dan precies? En wat zijn de nadelen hiervan voor Nederland? Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om die zaken bij elkaar te brengen?

Voorzitter: Smeets

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. De PVV is altijd voorstander geweest van vrijhandel en zelfs van economische samenwerking in EU-verband; laat daar geen misverstand over bestaan. Als die vrijhandel plaatsvindt via bilaterale akkoorden tussen Nederland en een derde staat vinden wij dat uitstekend. Als die vrijhandel plaatsvindt in handelsakkoorden tussen de EU enerzijds en derde staten anderzijds vinden wij dat uitstekend voor zover het Nederlandse bedrijfsleven en de Nederlandse consument daar aantoonbaar voordelen van ondervinden. Kan de staatssecretaris aangeven welk nut een land als Nederland uiteindelijk heeft van vrijhandelsakkoorden tussen de EU en staten als Samoa en Vanuatu?

Ik sluit me graag aan bij de opmerkingen van collega's Smeets, Schaart en Koppejan over China. Wij maken ons al lange tijd grote zorgen over de handelsbarrières. Nu heeft het WTO-panel een uitspraak gedaan. China gaat straks weer in beroep en dan komen we weer in een volgende fase en gaan er weer maanden, misschien wel een jaar, overheen. Stel dat China uiteindelijk zonder enige verdere beroepsmogelijkheid in het ongelijk wordt gesteld en het land de schouders ophaalt en zegt: voor een paar procentjes meer groei negeren wij het panel. Wat gebeurt er dan precies? Welke keiharde mogelijkheden hebben we om China dan een keer in de hoek te zetten? Ik stel die vraag ook omdat landen als Rusland recentelijk zijn toegetreden tot de WTO en wij het ook graag willen weten als die landen de regels met voeten treden, zoals bijvoorbeeld Saoedi-Arabië een tijd geleden heeft gedaan. Wat zijn feitelijk de sanctiemogelijkheden?

Wat betreft ACTA sluit ik me grotendeels aan bij de opmerkingen van de heer Verhoeven. Dit onderwerp zal in andere debatten nog aan de orde komen, dus ik houd het beperkt.

Voorzitter: Van Vliet

De voorzitter: We zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. Even een puntje van orde: mocht iemand van zins zijn om straks een VAO aan te vragen, dan zal dat volgende week dinsdag moeten gebeuren. De stemmingen moeten dan ook in die week plaatsvinden, want de Handelsraad is volgende week vrijdag.

Voor de eerste termijn van de staatssecretaris is één interruptie per fractie toegestaan. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. Ik begin met een verontschuldiging. Mevrouw Smeets heeft gelijk: de stukken zijn te laat. Daar is wel een verklaring voor, maar het is niet gerechtvaardigd. Excuses dus. Wij plegen een maximale inspanning om het de volgende keer volgens afspraak te doen.

Ik zal eerst ingaan op ACTA. Er is gevraagd om een brief waarin een aantal vragen wordt beantwoord en de verdere procedure, zowel nationaal als Europees, wordt geschetst. Die brief komt er over ongeveer drie weken. In die brief worden de punten opgenomen die de Kamer heeft aangekaart. Er is ook een aantal als-danvragen gesteld: als de Raad van State zus en het Europese Hof zo zou oordelen, wat dan? In de eerste plaats vind ik het niet verstandig om nu op dit type vragen in te gaan. In de tweede plaats hebben we juist aan de Raad van State gevraagd om op die verhouding expliciet in te gaan. Het is dus veel beter om die situatie politiek te beoordelen als die zich voordoet, gebruikmakend van de adviezen van de Raad van State en het Europese Hof. Mevrouw Smeets heeft gevraagd met welke termijn we rekening moeten houden voor de uitspraak van het Europese Hof. Ons is gemeld dat de gebruikelijke termijn die het Europese Hof hanteert achttien maanden is. De Eurocommissaris heeft gezegd dat wat hem betreft de afronding van het besluitvormingsproces over ACTA niet eerder kan plaatsvinden dan na bekendmaking van het oordeel van het Hof. Dat laat onverlet dat landen hun eigen ratificatieproces kunnen voortzetten. De afronding ervan is echter wat betreft de Europese Commissie pas aan de orde nadat het Europese Hof heeft gerapporteerd. De brief, van minister Verhagen en staatssecretaris Teeven, zal op een aantal andere punten duidelijkheid geven.

De heer Irrgang (SP): Een brief is natuurlijk geen reden om vragen nu niet te beantwoorden. Zolang niet alle twijfel is weggenomen door de Raad van State en het Europese Hof, kan er natuurlijk geen sprake zijn van een vervolg. Ik meen dat de staatssecretaris dat zojuist ook zo zei, maar hij zegt ook dat het ratificatieproces kan verdergaan en dat lijkt mij niet ...

Staatssecretaris Bleker: Lidstaten kunnen daarvoor kiezen, maar volgens mij heeft de regering toegezegd dat zij serieus uitvoering zal geven aan de motie.

De heer Irrgang (SP): Ja. Het gaat dus om beide.

Staatssecretaris Bleker: Ja.

De heer El Fassed (GroenLinks): Ik had gevraagd naar een coherentietoets voor de impact op ontwikkelingslanden.

Staatssecretaris Bleker: Bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid hebben we een impactanalyse beschikbaar van de gevolgen van de voorstellen van de Europese Commissie voor de positie van de ontwikkelingslanden. Bij ACTA is er tot nu toe zowel door de Europese Commissie als door de Nederlandse regering van uitgegaan dat op zichzelf niet aannemelijk te maken is dat er van betekenisvolle effecten sprake kan zijn op de ontwikkelingslanden, die direct voortvloeien uit ACTA. Dat is de aanname die tot nu toe zowel door de Europese Commissie als door de Nederlandse regering is gehanteerd. Als dat zo is, is er ook geen reden om zo'n impactanalyse of coherentietoets uit te voeren. Dat was tot nu toe ons standpunt en we hebben daar op dit moment geen ander oordeel over. De heer El Fassed heeft ons daar nog eens expliciet op bevraagd en ik maak graag van de gelegenheid gebruik om nog wat uitgebreider op het punt in te gaan in de door hem gevraagde en door mij toegezegde brief. Dan hoeft hij daar nu ook niet halsoverkop meer of minder succesvolle interventies over te plegen. Dat kan hij dan doen op basis van de nadere informatie in de brief.

De heer El Fassed (GroenLinks): Ik vraag het met name omdat de regering beleidscoherentie, juist bij ontwikkelingssamenwerking, hoog in het vaandel heeft staan. Ook de CDA-fractie vindt dat heel belangrijk. Omdat we allemaal willen dat ontwikkelingssamenwerking effectiever wordt, moeten we daar met al het staande beleid voor zorgen. Het staat ook in het Verdrag van Lissabon. De aanname van de Commissie en van de regering is dat over de grondrechten geen twijfel is. Dat was ook de reden voor de motie. Ik wacht de brief af, met name vanwege de toegang tot medicijnen.

De heer Verhoeven (D66): Ik heb een vraag gesteld over de status van Memorandum of Understanding. Dat is niet iets wat onder de brief van de staatssecretaris valt en dit is dan ook geen interruptie, denk ik.

De voorzitter: Ja, ik moet u op dit punt gelijk geven. Ik heb wel een praktische wenk. Als er een uitgebreide brief komt, zoals de staatssecretaris zojuist heeft toegezegd, zou u ook de eventueel niet beantwoorde vragen achterwege kunnen laten.

De heer Verhoeven (D66): Ik begrijp wat u zegt, maar op die lijn doorredenerend zouden we nooit meer een AO hoeven voeren. Ik denk dat de staatssecretaris heel duidelijk geweest. Er komt een brief over de rechtsstatelijke kant, maar ik zou deze vraag graag beantwoord willen hebben. Als de staatssecretaris dat in de brief wil doen, vind ik dat ook prima.

Staatssecretaris Bleker: Ik wil de brief niet langer maken dan nodig. De precieze status die in de VS aan ACTA wordt toegekend, is op dit moment niet geheel eenduidig te bepalen. Meer informatie kan ik daar nu niet over geven. Mocht er in de komende weken meer duidelijkheid over komen, dan zullen we dat meenemen in de brief, maar anders blijft het bij deze constatering. Er is onduidelijkheid over die status.

Verder vroeg de heer Verhoeven: gesteld dat er een lidstaat is die het verdrag niet ratificeert, wat is daar dan de consequentie van? Het gaat om een verdrag, een gemengde overeenkomst. Dat veronderstelt instemming van alle parlementen. Als die er niet is, is het verdrag niet formeel bekrachtigd.

Mevrouw Smeets, de heer Koppejan en anderen hebben het een en ander gevraagd over het verdrag van Europa met Peru en Colombia, met name op het punt van de mensenrechtenpassage. De vraag is of er in dat verdrag een oproepbare component zit ten aanzien van de mensenrechten. Dat is het geval. Er is in het verdrag sprake van een soort dialoogbepaling en er staan doelstellingen in geformuleerd. Als geconstateerd wordt dat de verdragspartners, Peru en Colombia, niet aan de verdragsbepalingen dienaangaande voldoen, kan de werking van het verdrag worden opgeschort. Dan vervallen ook de voordelen voor Peru en Colombia die aan het verdrag verbonden zijn. Het is dus geen tandeloze bepaling, die daarin is opgenomen. Het akkoord bevat een hoofdstuk over duurzaamheid, waarin expliciet verwezen wordt naar diverse VN-conventies, zoals die op het punt van arbeid en fundamentele arbeidsnormen, mensenrechten enzovoorts. Die worden dus geborgd doordat als er sprake is van «wanprestatie», de werking van het verdrag kan worden opgeschort. Het akkoord met Colombia en Peru – het is namelijk één akkoord – gaat na ondertekening naar de Kamer. Er is nog geen datum voor de ondertekening voorzien. Het is dus nog niet helemaal te bepalen op welke termijn dit gaat gebeuren. Wij hopen dat dit vlak na de zomer het geval is. Het akkoord kan pas definitief in werking treden nadat alle parlementen, de nationale en het Europese, het verdrag hebben goedgekeurd. Dat kan zeker nog meerdere jaren duren. Er staat hier vijf jaar, maar ik zeg: meerdere jaren. Dat is de situatie op dat punt. Ik zeg dus tegen mevrouw Smeets en de heer Koppejan dat er een stevige bepaling in zit dienaangaande.

Ook is gevraagd hoe het staat met de reeks van andere verdragen.

De voorzitter: Mag ik alstublieft iets meer stilte op de publieke tribune?

Staatssecretaris Bleker: Ik dacht al: waar komt die opwinding vandaan? Die moeten we onderling hebben georganiseerd.

Ik kom op het verdrag met Japan. Het is nu weer wat op gang gekomen. De Europese Commissie voert een haalbaarheidsonderzoek uit naar Japan. Daarbij spelen met name de niet-tarifaire belemmeringen een rol. Onze indruk is dat Japan wat meer open-minded is geworden en wat meer bereid lijkt te zijn om over een vrijhandelsverdrag te spreken dan in het verleden het geval was. Mevrouw Schaart heeft nagenoeg alle relevante verdragen genoemd die in het proces betrokken zijn. Het verdrag met Japan is er een van.

Als ik het wel heb, heeft het verdrag met Zuid-Korea nu met implementatieprocedures van doen. Inhoudelijk zijn de Europese Unie en Oekraïne een heel eind op het goede spoor, maar daar speelt de complicatie van de interne politieke situatie rond de behandeling van de voormalige presidente van de Oekraïne. Canada is gaande. Met Mercosur loopt het nog niet zo hard, wat met name te maken heeft met de opstelling van Argentinië. Die wil nogal wat protectionistische elementen in het verdrag hebben of houden, wat voor Europa in die zin wat minder aantrekkelijk is. India speelt natuurlijk ook. Daar spelen belangen rond autofabrieken in Duitsland, Italië, Frankrijk enzovoorts en weer andere belangen in India een rol. Ook spelen de kwesties duurzaamheid en mensenrechten hierbij een rol, die met name door Nederland worden geagendeerd. Mevrouw Schaart vraagt wat de prioriteiten zijn. Het zou heel goed zijn als de besprekingen met Japan nagenoeg tot een goed einde zouden worden gebracht in het komende of in dit jaar. Ook Mercosur is van belang alsook de implementatie van het verdrag met Zuid-Korea. Dat zijn de zaken die genoemd kunnen worden ten aanzien van de diverse processen die gaande zijn.

Mevrouw Schaart (VVD): Ik heb ook een vraag gesteld over Singapore en Maleisië. We zijn zo'n beetje met elk opkomend land in de wereld aan het onderhandelen. Dat duurt jaren. Ik vraag me af of we ons dat wel kunnen permitteren. De verhoudingen verslechteren namelijk steeds meer voor ons. Ik ben met collega Smeets en andere collega's uit deze commissie naar de WTO geweest in Genève. Daar bekroop mij al hetzelfde gevoel. Het is een grote bureaucratie in Europa. De onderhandelingen over al die vrijhandelsakkoorden lopen niet of nauwelijks. We beginnen nu met Japan, maar met Peru en Colombia duurt het nog vijf jaar. Is de staatssecretaris ertoe te bewegen om daar veel meer druk op te zetten? We hebben het nu immers zo hard nodig. Heel Europa heeft economische groei nodig. Die krijgen we alleen maar door handel. Dat brengt ook welvaart naar de rest van de wereld. Ik hoop echt dat het kabinet en de staatssecretaris hier veel meer druk op willen zetten en veel meer willen doen om de vrijhandelsakkoorden in beweging te brengen.

Staatssecretaris Bleker: Ik ben het helemaal met mevrouw Schaart eens dat het juist in tijden van economische depressie of stagnatie – hoe je het ook wilt noemen – voor Europa en Nederland heel belangrijk is om goede vrijhandelsakkoorden te hebben met bijvoorbeeld nieuwe en opkomende economieën en landen. Wij zijn het land dat in de Handelsraad, de Raad van handelsministers, samen met enkele andere landen het sterkst aandringt op tempo. Toch moet worden opgemerkt dat het om belangen gaat. Het gaat om belangen van de auto-industrie, om maar eens een voorbeeld te noemen. Dat is bij ons niet prominent, maar in Duitsland, Frankrijk en Italië wel. Het gaat om belangen als wijn, om de bescherming van producten. Het is dus niet zo dat je zomaar kunt zeggen: dat doen we even. Er liggen heel zware en concrete economische belangen van lidstaten. Je zou kunnen zeggen dat wij een generiek belang hebben; vrije handel is eigenlijk al 600 jaar lang goed voor Nederland. Onze economie is daar bijna op gebouwd en onze economie is daarvan afhankelijk. Er zijn echter ook economieën die sectoren hebben die geraakt worden door vrijhandelsverdragen met bijvoorbeeld nieuwe economieën. Daar wordt dus op een andere manier tegen bepaalde voorwaarden aangekeken. In de Kamer is bijvoorbeeld een motie aangenomen over de landbouwbelangen die spelen in de onderhandelingen met Argentinië enzovoorts. Dat is eigenlijk maar een klein punt als je die vergelijkt met de grote belangen die bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk enzovoorts inbrengen. Dat leidt er dus toe dat het niet een-twee-drie geregeld is. Ik ben het er echter mee eens dat tempo nodig is.

De heer Verhoeven en enkele anderen hebben een vraag gesteld over Doha. Nu Doha niet loopt, probeert men bilaterale vrijhandelsakkoorden met belangrijke landen zo in te richten dat ze passen bij de intenties die aan Doha ten grondslag liggen, bijvoorbeeld ook ten aanzien van de versterking van de positie van ontwikkelingslanden. Ze moeten dus wel in dat denkraam geplaatst kunnen worden voor het geval Doha weer op gang komt, zodat we niet met vrijhandelsakkoorden van doen hebben die als een soort fremdkörper moeten worden gezien ten opzichte van de ideeën en het conceptuele kader van Doha.

Er is een aantal heel concrete vragen gesteld over het Algemeen Preferentieel Stelsel, over de landen die wij er graag bij willen hebben en over de betreffende goederen. De landen die wij erbij willen hebben, zijn met name Namibië, Botswana en Gabon, omdat die kwetsbaarder lijken te zijn dan aanvankelijk is aangenomen. Het ging om de producten textiel, tabak en – het klinkt raar – fietsen. Dat is een aantal goederen die wij ook onder het stelsel willen hebben, omdat dat kansen en mogelijkheden biedt en relevant is voor de landen die het betreft.

Dan werd gevraagd of het Europese bedrijfsleven betrokken is bij de vormgeving van het nieuwe beleid op Europees niveau ten aanzien van de Raadsconclusies over handel en ontwikkeling. Ja, dat is het geval geweest. We hebben het natuurlijk in Nederland zelf actief gedaan bij de nieuwe vormgeving van het ontwikkelingsbeleid. De leden zien dat ook in het werk van de teams die bezig zijn met de topsectoren. De vraag hoe je in Nederland innovatie, export en ontwikkeling in ontwikkelingslanden met elkaar kunt verbinden krijgt hierbij heel nadrukkelijk aandacht. Dat vind ik echt een hoopgevend teken. Het is een manier van inclusief denken, niet alleen vanuit de OS-tak maar ook vanuit het innovatiebeleid. Dat is belangrijk. Het gaat niet vanzelf, want ook de overheid moet daar met enige regelmaat de aandacht voor vragen. Het is op zichzelf goed.

Dan is ook een vraag gesteld over de investeringsbeschermingsovereenkomsten. Laten we daar heel helder en in zekere zin ook trots op zijn. De IBO's die Nederland heeft en al jaren geleden zijn gesloten, zijn van onschatbare betekenis voor met name het vestigingsklimaat in Nederland binnen Europa voor buitenlandse ondernemingen die vanuit Europa in de wereld willen investeren. Ik heb maandagavond nog het genoegen gehad om met de Amerikaanse Kamer van Koophandel en een reeks van leidinggevenden van de Nederlandse vestiging van Amerikaanse bedrijven te spreken. Het stelsel van die investeringsbeschermingsovereenkomsten wordt steeds maar weer genoemd. Nederland is er samen met bijvoorbeeld Duitsland ontzettend kien op dat de werking, de kwaliteit en de aantrekkingskracht van Nederland in dat overgangsproces van het op Europese schaal brengen van de investeringsbeschermingsovereenkomsten met die IBO's niet verloren gaat. Dat is in deze tijd echt van essentiële betekenis als je graag wilt dat buitenlandse bedrijven zich hier vestigen en vanuit Nederland investeren. Wij zijn dus voor een werkwijze waarbij eerst de Europese variant, de vervanging, helder is en dan de vervanging van de nationale investeringsbeschermingsovereenkomst plaatsvindt. Er moet dus niet een soort transitieproces plaatsvinden met een overgangsfase waarin de kracht van de Nederlandse investeringsbeschermingsovereenkomsten gedeeltelijk teniet wordt gedaan. Er is op dit moment een bijna formele discussie – het gaat namelijk om medewetgeving enzovoorts – tussen de Europese Commissie, de Raad van Ministers en het Europees Parlement. Wij blijven hameren op deze strategie. We hebben het er met de Duitsers, het Verenigd Koninkrijk en volgens mij ook met Frankrijk en onze partners over gehad om het op deze manier te doen. Er wordt gewerkt aan een soort procedurecompromis. Daar hebben we ook bij de Eurocommissaris op aangedrongen. Het moet natuurlijk niet een gebed zonder eind blijven. Dat is de inzet van Nederland. Er zijn echt heel grote belangen voor Nederland mee gemoeid om de IBO's in de benen te houden, tot het moment dat er gelijkwaardige, krachtige, Europese IBO's zijn. De blokkade is echter nog niet helemaal opgelost.

Dan is er gevraagd naar China. Ik vond de voorzitter, toen hij even niet als voorzitter sprak, gematigd spreken. Ik dacht dat ik vandaag wel een gevechtspak aan zou moeten hebben omdat China aan de orde zou komen. De woordvoerder van de Partij voor de Vrijheid is dan geharnast bezig. De vraag werd gesteld wat er gebeurt als China de WTO-uitspraak naast zich neerlegt. In de eerste plaats is het natuurlijk heel erg belangrijk dat de WTO-structuur – zo belangrijk is de WTO toch – paal en perk heeft gesteld en heeft gezegd dat de beperking op de export van grondstoffen die voor de wereld van belang zijn, zo niet kan. China moet hieraan binnen een termijn van zes tot negen maanden een eind aan maken. Daarop ziet de WTO toe. De heer Koppejan vroeg daar volgens mij naar. Als China geen gehoor heeft aan deze WTO-uitspraak, die als het ware kracht van wet heeft – China heeft zich immers verbonden aan de WTO – dan vervallen we in een zeer onaangenaam sanctiesysteem dat voor China en voor de rest van de wereld onaantrekkelijk is. De hoop is nu dat China met deze wel heel erg duidelijke uitspraak van de WTO binnen de redelijke termijn van zes tot negen maanden weer zal leveren. De WTO zal dat zeer nauwkeurig in de gaten houden. Het tekent het belang van de WTO. Zo'n opkomende, grote economie als China en de actie van de WTO geven iets weer over de mogelijke effectiviteit van het systeem waar we ons met elkaar aan hebben verbonden. Ik hoop dus dat dit verder goed uitpakt. Ik kan echter niet in detail ingaan op hoe dit zal aflopen. Dan moet je namelijk naar de voorschriften kijken over welke stappen er worden gezet als er dit of dat gebeurt. Met deze uitspraak kan het echter niet zo zijn dat China gewoon zijn gang blijft gaan, want dan zou het WTO-systeem zichzelf in feite een brevet van onvermogen geven.

Ook is er gevraagd waarom Singapore van belang is. Wij zien het zo – en zo wordt het ook vanuit Europa gezien – dat als je in staat bent om na het akkoord met Zuid-Korea een akkoord te sluiten met een andere Aziatische partner, dat voor de landen die voor ons ook belangrijk zijn in het werelddeel Zuidoost-Azië, een belangrijk signaal is: pas op, vrienden, dat u niet als laatste in de rij aansluit, want een aantal collega-landen bij u in de regio doet mee. Het kan dus een stimulans bevatten. Het akkoord bevat ook bepalingen ter bevordering van groene groei. Dat is nieuw en vernieuwend. Singapore heeft al een relatief open economie. De winst in het akkoord zit met name op het vlak van overheidsaanbestedingen en non-tarifaire barrières. Er zit dus ook een hoofdstuk in over groene groei, wat heel positief is, ook als dit straks mogelijkerwijs in andere akkoorden wordt overgenomen. Daarom spraken wij hierover zo positief in de brief in de passage waar mevrouw Smeets aan refereerde.

Mevrouw Schaart vroeg naar de algehele stand van zaken ten aanzien van de deelonderwerpen van Doha en mogelijke quick wins hierbij. Zij krijgt daar een brief over in april. Dan is er een soort tussenstand en krijgt de Kamer een overzichtsbrief met de stand van zaken zowel ten aanzien van de bilaterale overeenkomsten als ten aanzien van Doha en de diverse onderdelen daarvan. Volgens mij heeft mevrouw Smeets ook in een vorig AO het verzoek gedaan om één keer per bijvoorbeeld halfjaar een overzicht te geven met de stand van zaken. Die krijgt de Kamer dus in april.

De voorzitter: Kunt u dat iets nader afbakenen voor de commissie? Is dat eind april of half april?

Staatssecretaris Bleker: Dat is eind april.

Mevrouw Schaart (VVD): Voor de volledigheid, is dat op deelonderwerp?

Staatssecretaris Bleker: Ja, dat is op deelonderwerp.

De heer Koppejan stelde een vraag over een bedrijf dat in apparatuur handelt, namelijk PANalytical. Ik begrijp het ongenoegen van de heer Koppejan. Het bedrijf is volgens mij zo'n 20 km van de Duitse grens gevestigd en heeft belangrijke concurrenten in Duitsland. Het bedrijf kan zich kwalitatief volledig meten met de Duitse concurrenten. Nu lieten de Duitse autoriteiten de Duitse concurrenten toe om producten te leveren, bijvoorbeeld aan India, terwijl dat in Nederland niet werd toegestaan. Daar vroeg de heer Koppejan vorige keer ook al aandacht voor. Verder bleek dat de procedures bij de behandeling van vergunningaanvragen in Nederland aanmerkelijk langer waren dan in Duitsland. Net als de heer Koppejan en anderen – mevrouw Schaart heeft er vorige keer volgens mij namelijk ook vragen over gesteld – vraag ik mij af hoe dat in godsnaam mogelijk is, in één Europa en in twee landen die zo met elkaar verwant zijn. Wij hebben inmiddels contact gehad met de Duitse autoriteiten. Wij zijn een stuk in de richting van de Duitse criteria en toetsingsmethoden opgeschoven. Wij gaan de vergunningaanvragen die er nu liggen met hoge prioriteit en zo snel mogelijk afwikkelen, zodat het stuwmeertje verdwijnt. Er is tot nu toe echter wel een verschil in taxatie tussen de Duitse en de Nederlandse autoriteiten ten aanzien van het risico dat goederen worden doorgeleverd aan organisaties die met bijvoorbeeld massavernietigingswapens opereren. Nederlandse en Duitse autoriteiten en inlichtingsdiensten taxeren dat verschillend. Dat kan dus betekenen dat een bepaald product wel door een Duits bedrijf kan worden geleverd aan bepaalde landen en niet door het Nederlandse bedrijf. Daarbij naderen we onze eigen grens, omdat wij een level playing field willen maar geen onverantwoorde dingen. Daarover hebben we hier uitgebreid gecommuniceerd naar aanleiding van de brief die minister Rosenthal en ik op verzoek van de Kamer hebben verstuurd. Er zijn dus taxaties waarover we het met de Duitsers misschien niet helemaal eens kunnen worden. Ik zeg de Kamer echter toe dat we zo'n Nederlands bedrijf alleen in uitzonderingsgevallen minder mogelijkheden moeten geven dan een bedrijf dat 30 km verderop in een nette staat als Duitsland is gesitueerd. Daar moeten dan dus heel goede termen voor zijn. Gelijke monniken gelijke kappen, tenzij het echt evident niet verantwoord is. Zo kijken we er ook de komende weken verder naar. Het zijn hightechbedrijven waarin veel wordt geïnnoveerd. We hebben er baat bij om deze bedrijven eerlijke kansen op de wereldmarkt te geven.

De heer Koppejan (CDA): Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord. Hij spreekt van «hoge prioriteit» en «zo snel mogelijk», maar ik wil graag precies weten wat hij daaronder verstaat. Praten we dan over nog twee à drie weken? We hebben nu namelijk te maken met een zaak waarbij het maanden en maanden duurt. Ik wil dus graag een nadere duiding van wat de staatssecretaris hieronder verstaat.

De staatssecretaris spreekt van een verschil in taxatie voor het gebruik van massavernietigingswapens. Dat is natuurlijk een heel zware zaak, want niemand wil iets leveren wat maar in de buurt komt van massavernietigingswapens. Ik heb me laten vertellen dat het hierbij gaat om x-ray scanapparatuur waarmee je kunt scannen wat er in bepaalde materialen zit. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe de relatie wordt gelegd met massavernietigingswapens.

Hoe kan het dat Nederland en Duitsland zulke verschillende taxaties maken? Het moet toch mogelijk zijn om in Europa op dit punt één lijn te trekken, zeker ten aanzien van massavernietigingswapens?

Staatssecretaris Bleker: Ten aanzien van de termijn is er een aantal aanvragen dat we binnen een aantal weken zullen afwikkelen. Ook is er een enkele aanvraag waarbij we nog op informatie van derden zitten te wachten. Daarvoor kan ik die garantie dus niet geven, maar voor de aanvragen waarbij we niet meer op de informatie van derden zitten te wachten, is het een kwestie van weken. Het gaat om goederen die onder de categorie «dual use» vallen. Dat is het punt. Daarbij speelt altijd een taxatie-element over wat het alternatieve, ongewenste gebruik kan zijn. Het kan in theorie in de sfeer van vernietigingswapens met een massaal karakter vallen. Er bestaat dus een taxatieverschil over het risico van het alternatieve gebruik. Juist omdat het om «dual use»-goederen gaat, zit het taxatieverschil in de vraag hoe groot het risico is dat deze voor een ander doel worden gebruikt. Volgens mij waren dat de twee punten.

De heer Koppejan (CDA): Hoe gaan we in de toekomst echt voorkomen dat we zulke taxaties maken die verschillen met die van Duitsland?

Staatssecretaris Bleker: Ik ben daar heel simpel in. We hebben het ook een keer op een ander terrein gehad toen het ook ging om een wapenexportkwestie. Juist omdat de industrieën in Nederland en Duitsland zo complementair zijn en voor een deel concurrerend, wil ik me er echt voor inspannen dat we het overleg met Duitsland zodanig intensiveren dat we die beoordeling en die criteria zo veel mogelijk harmoniseren. Dat is mijn inzet. Ik grijp dit dus ook aan om de harmonisatie met de Duitse aanpak structureler tot stand te brengen. Het zal niet helemaal lukken, maar het is wel de intentie.

De heer Koppejan (CDA): Wanneer krijgt de Kamer de rapportage waarin hierover wordt teruggekoppeld?

Staatssecretaris Bleker: Ten aanzien van het bedrijf waar we het nu over hebben, heb ik gezegd wat ik ervan heb gezegd. Zo gaan we daarbij werken. Volgens mij leveren wij een keer per halfjaar een rapportage over de wapenexportproblematiek. Daarin komt dit aan de orde. Ik weet niet wat het eerstvolgende moment is dat die komt, maar het zal ergens rond de zomer zijn. Dan zullen we op dit punt ook heel uitdrukkelijk ingaan op de verdere mogelijkheden voor harmonisatie met de Duitse autoriteiten.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris zeer voor de beantwoording in eerste termijn. We hebben nog wat tijd. Voor de afrondende beschietingen stel ik een minuut spreektijd per fractie voor. Dat is dus een heel kleine tweede termijn.

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Ik zal het kort houden. Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging dat er een brief komt over ACTA en alle punten die daarin worden genoemd.

Ik kom nog even terug op China. Natuurlijk zijn wij blij met de uitspraak van het WTO Beroepslichaam. Je ziet natuurlijk dat Europa en zeker ook de Nederlandse economie afhankelijk zijn van landen die wat onbetrouwbaar zijn ten aanzien van de manier waarop zij omgaan met hun grondstoffenvoorraad. Ik mag toch aannemen dat de staatssecretaris het met ons eens is dat dit voor een sterkere schone-energiebehoefte in Europa eens goed geagendeerd moet worden in Brussel. Gaat de staatssecretaris dat dan ook doen? Dit is namelijk een heel goede aanleiding om daar nog eens over te praten.

Ten aanzien van «dual use»-goederen meen ik me te herinneren dat daar nog voor de halfjaarlijkse rapportage een aparte brief over zou komen naar aanleiding van een wapenexportdebat dat we in december hadden aangaande het groenboek over «dual use»-goederen. De heer Verhoeven zal zich dat ook nog wel herinneren.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. De staatssecretaris is nagenoeg op alle landen ingegaan, maar volgens mij heeft hij de EPA's nog niet genoemd. Mijn vraag was of niet nog een aantal Afrikaanse landen een soort regeling kunnen krijgen waarbij ze op termijn moeten voldoen aan alle voorwaarden voor het Algemeen Preferentieel Stelsel. Ook vroeg ik of we niet beter kunnen stoppen met die EPA's. Die werken namelijk niet, bieden geen oplossing en leiden tot irritatie.

Tot slot vraag ik de staatssecretaris om de toezegging om alles te doen wat mogelijk is om ervoor te zorgen dat de praktijk ten aanzien van de toegang tot medicijnen spoort met de retoriek van zowel Nederland als de Europese Unie in brede zin, of het nu in ACTA-verband, in WTO-verband of in de verdragen met India is.

Mevrouw Smeets (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen in eerste termijn. Er is één vraag van mij blijven liggen. Die betreft de overheidsaanbesteding bij de WTO-conferentie in december en de 500 mld. die in de brief wordt genoemd. Die vraag is niet beantwoord.

In zijn antwoord over de handelspreferenties noemde de staatssecretaris drie producten, namelijk textiel, fietsen en tabak. Ik vind fietsen niet zo verwonderlijk, maar tabak wel. Ik vraag me af in hoeverre de minister van VWS hier content mee is.

Mevrouw Schaart (VVD): Voorzitter. Ook ik dank de staatssecretaris zeer voor de beantwoording. Van mij is er ook nog één vraag blijven liggen over de Arabische regio, namelijk wanneer er een volgende handelsmissie naar de regio wordt georganiseerd en of zo'n missie sowieso in de planning staat. Ook wil ik weten wat de staatssecretaris eraan doet om Nederlandse bedrijven te helpen om een voet tussen de deur te krijgen in deze regio.

De heer Koppejan (CDA): Voorzitter. Ook ik dank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide beantwoording. Op twee zaken is hij nog niet teruggekomen. Dat zijn de gulden en de dumping van Chinese producten voor zonne-energie op de Europese markt. Hebben die signalen ook hem bereikt? Hierdoor zijn twee Nederlandse bedrijven in de problemen gekomen. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen deze problematiek? Welke mogelijkheden ziet hij om die aan te kaarten?

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris. Ik ben heel benieuwd naar de brief over ACTA. Ik ben blij met zijn Doha-denkraam. Ik maak me echter zorgen over de exportpositie van Nederland, maar dat is een veel bredere discussie dan we in dit overleg kunnen behandelen. Ik ben blij dat we binnenkort een algemeen overleg over export zullen hebben. Hierin kunnen we de richting van de Nederlandse export naar Europa en de landen daarbuiten nog eens goed onder de loep nemen.

Ten aanzien van de fietsen en de tabak sluit ik me aan bij de vraag van mevrouw Smeets. Ik ben benieuwd naar het antwoord.

D66 wil niet terug naar de gulden en ook niet naar MS-DOS.

De voorzitter: Zelf vraag ik namens de PVV-fractie de staatssecretaris nog even kort naar het verdrag met Samoa en Vanuatu. Welke handelsvoordelen heeft Nederland daarvan?

Staatssecretaris Bleker: Voorzitter. De heer Irrgang vroeg naar de toegang van merkloze, goedkopere medicijnen tot landen waar die bikkelhard nodig zijn. Als de retoriek mooier is dan de werkelijkheid, dan kan ik daar maar één ding op zeggen: als je de retoriek ergens niet mooier moet laten zijn dan de werkelijkheid, dan is het wel op zo'n punt. Dan moet je gewoon zeggen hoe de werkelijkheid in elkaar steekt en waar je je voor inzet, maar je moet het niet mooier maken dan het is. Dan ben je naar mijn mening namelijk goed fout bezig. Ik zal daar heel goed naar kijken, ook ten aanzien van de Europese Commissie, zodat dit goed en degelijk gaat. Wij hebben goede afspraken gemaakt met bijvoorbeeld India en Brazilië ten aanzien van het doorleveren. Er is daar een vervelend incident geweest, waarmee ik vorig jaar werd geconfronteerd tijdens een handelsmissie in India. Hoewel dat een paar jaar geleden speelde, kwam men daar toch nog op terug. De heer Irrgang kan ervan op aan dat wij onze eigen verantwoordelijkheid op een goede manier invullen. Ik zal het punt nog eens goed laten uitzoeken en dit ook in Europees verband nog eens onder de aandacht van de betrokken Eurocommissaris brengen als daar aanleiding toe is.

Mevrouw Smeets zei dat zij geen antwoord had gekregen op haar vraag naar de 400 mld. of 500 mld. Ook vroeg zij naar de tabak. Ik zou haast zeggen, maar dat is een beetje een grap, dat het leven met fietsen en tabak nog een beetje te doen is. Ik heb daar verder geen oordeel over. Het is kennelijk voor die landen van belang. Ik weet niet hoe daar vanuit VWS-oogpunt tegen aan wordt gekeken. Dat laat ik dus even voor wat het is.

Mevrouw Schaart vroeg naar de Arabische regio. Die is ontzettend van belang. Er zijn recent een missie en een koninklijk bezoek geweest aan delen van het Midden-Oosten waar ook minister Verhagen en minister Rosenthal bij aanwezig zijn geweest. Ook hebben zij enkele landen bezocht waar de zogenoemde Arabische Lente zich heeft afgetekend. Daar zal het Nederlandse bedrijfsleven op tijd, bijna als eerste, aanwezig moeten zijn. Wij zullen dat absoluut met handelsmissies vanuit de overheid ondersteunen als dat vanuit het bedrijfsleven wenselijk wordt geacht.

Ik ben het overigens met de heer Verhoeven eens dat het van belang is dat we ook een keer in meer algemene zin discussiëren over de exportpositie van Nederland, in Europa ten aanzien van EU-landen, ten aanzien van Europese niet-EU-landen en ten aanzien van zogenoemde opkomende economieën. Wij zullen graag het debat met de Kamer voeren over de vragen wat voor de exportpositie van belang is en wat de overheid kan faciliteren. De exportpositie is voor de economische groei van Nederland van essentiële betekenis. Daar komen we dus later op terug. Er komt volgens mij ook een meer algemene exportbrief. Of is die al uitgegaan? Dat vraag ik me even af. Ik hoor dat de Kamer die nog niet ontvangen heeft. Dan komt hij nog. Dat is namelijk echt een heel wezenlijk punt. We hebben namelijk een sterke exportpositie, maar als je die positie hebt, wil dat niet zeggen dat je die ook houdt. Je moet dus ook dingen doen, zowel nationaal en binnen Europa als met landen in de buurt van Europa en landen ver weg, om zaken in gang te zetten. Dat komt dus van onze kant aan de orde.

De heer Koppejan heeft gevraagd naar China en het dumpen van zonne-energieproducten onder andere op de Europese markt. Ja, het probleem is bekend. Wij houden scherp in de gaten of er inderdaad onverantwoorde dingen gebeuren. Als we een zaak hebben, zullen we dat eventueel via de EU en de WTO aankaarten.

Ik ben nog even bezig met de vraag waar het bedrag van 500 mld. vandaan komt. Dat bedrag is een optelsom van het aanbod van alle 41 GPA-landen. Het aanbod betreft de waarde van de opengestelde overheidsaanbestedingen. In Japan is er bijvoorbeeld veel werk door de ernstige gevolgen van de kernramp. Ook voor de Verenigde Staten zit er een groot bedrag bij. Binnen dat bedrag gaat het voor Nederland vaak om bijvoorbeeld investeringen op het terrein van water, technologie en alles wat daarmee annex is.

Er werd gevraagd naar het nut van een tweetal akkoorden met Samoa en Vanuatu. De vraag was wat het belang daarvan is. Het is goed dat deze landen zijn toegetreden tot de WTO. Daardoor gaan zij ook meedoen aan het wereldhandelssysteem. Het zijn landen in ontwikkeling. Het zijn voor ons misschien maar kleine markten voor de toekomst. Dat zij echter deel uit gaan maken van het gereguleerde wereldhandelssysteem, is wel van belang.

De heer Irrgang vroeg of we kunnen stoppen met de EPA's en of daar geen alternatief voor is. Op basis van de WTO-uitspraak moet de Europese Unie toewerken naar een WTO-conform systeem. Daar doelt de heer Irrgang op. Landen in bijvoorbeeld het Caraïbisch gebied hebben zelf gekozen voor EPA's. Een alternatief is terugvallen op het Algemeen Preferentieel Stelsel. Dat vinden deze landen zelf ook niet wenselijk. Het is dus een middel, een construct, dat door deze landen als het minst slechte of als het meest wenselijke van de verschillende denkbare constructen wordt aangemerkt. Dat is de situatie, waar wij ons ook aan houden.

Dan kom ik op de gulden. Ik heb gezien dat de premier heeft toegezegd dat er een algemene brief komt over het onderzoek van het instituut in Engeland over de introductie van de euro, de voor- en nadelen van een terugkeer naar de gulden en wat de euro heeft opgeleverd enzovoorts. Daarin zal ongetwijfeld ook worden ingegaan op de kwestie van de handels- en exportpositie van Nederland voor zover die met deze kwestie van doen heeft. Dat heeft zij namelijk zeer. Laten we dat algemene antwoord van de regering in de brief die de premier heeft toegezegd afwachten. Als staatssecretaris voor buitenlandse handel voeg ik mij te zijner tijd graag naar die brief en zie ik niets in een separaat schot voor de boeg. Ik zie de voorzitter instemmend knikken.

De voorzitter: Ik heb begrepen dat er een debat volgt over dit thema. Wellicht dat de collega van de heer Koppejan die hierover gaat, ook zijn vragen kan meenemen naar het grote debat.

Staatssecretaris Bleker: Ik heb dus een toezegging over die brief. Er komt een separate brief over de exportpositie, de ontwikkeling daarvan en de strategie in dat verband.

De voorzitter: Mevrouw Smeets is de enige die nog geen gebruik had gemaakt van haar interruptie. Ik zag net haar vingertje. Ondanks dat de eerste termijn «Geschichte» is, sta ik haar toe om haar vraag te stellen.

Mevrouw Smeets (PvdA): Mijn vraag over tabak was heel serieus. Ik raad niemand aan om te fietsen en ook te gaan roken. Ik ben heel serieus: het kabinet zegt dat Nederland er ook voordeel van moet hebben, maar dat hoor ik hierbij niet. Het was echter wel een serieuze vraag, namelijk hoe de minister van VWS hierover denkt.

Staatssecretaris Bleker: Het gaat nu om de vraag waar de tabak vandaan komt en om de vraag of wij deze landen extra kansen geven om tabak op de wereldmarkt te brengen. Dat staat los van de directe productie en consumptie van tabaksproducten in Nederland. Zo zie ik dat. Voor de economie van deze landen is het van belang dat er een verbreding van het goederenassortiment plaatsvindt, inclusief tabak, omdat het voor de economie van die landen van betekenis is.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording in tweede termijn. Ik besluit met de toezeggingen. Het zou mooi zijn als de heren Koppejan en Verhoeven nog een klein minuutje geduld hebben.

  • De staatssecretaris zal de Kamer over drie weken informeren over de procedure inzake ACTA en de adviezen van de Raad van State en het Europese Hof. In deze brief zal tevens worden ingegaan op een eventuele coherentietoets met betrekking tot ontwikkelingslanden en de status van ACTA in de Verenigde Staten.

  • De staatssecretaris zal de Kamer eind april 2012 informeren over de vorderingen en de quick wins inzake de Doha-onderhandelingen in de periodieke brief met de stand van zaken over Doha.

Mevrouw Schaart (VVD): Is dat op deelonderwerpen?

De voorzitter: Ja, dat was volgens mij toegezegd.

  • De staatssecretaris zal in de brief over de stand van zaken op het gebied van wapenexport, ten behoeve van het volgende AO daarover, nader ingaan op de afspraken met Duitsland inzake de «dual use»-goederen.

De heer El Fassed (GroenLinks): Zoals ik al eerder zei, was er al een brief toegezegd, los van de brief met de stand van zaken van de wapenexport. Dat was een aparte brief over het groenboek voor «dual use»-goederen.

De heer Verhoeven (D66): Dat was een toezegging van minister Rosenthal.

Staatssecretaris Bleker: Daar zullen de minister en ik ons aan houden.

De voorzitter: Bij dezen hebben we die toezegging ook genoteerd. Ik constateer dat er geen VAO wordt aangevraagd. Ik dank de leden voor hun participatie. Ook dank ik de staatssecretaris en het publiek.