Kamerstuk 21501-02-1069

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Gepubliceerd: 21 juni 2011
Indiener(s): Gerda Verburg (CDA), Alexander Pechtold (D66)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1069.html
ID: 21501-02-1069

Nr. 1069 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 juni 2011

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 19 mei 2011 overleg gevoerd met minister Rosenthal en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de minister d.d. 17 mei 2011 met de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 mei 2011 (21 501-02, nr. 1061);

  • de brief van de minister d.d. 20 april 2011 met het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 12 april 2011 (21 501-02, nr. 1054);

  • de brief van de staatssecretaris d.d. 13 mei met de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 24 mei 2011 (21 501-04, nr. 131);

  • de brief van de staatssecretaris d.d. 28 februari 2011 met het verslag van de informele OS-Raad in Brussel van 22 februari 2011 (21 501-04, nr. 122);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie d.d. 2 mei 2011 over besprekingen in de Europese Unie (EU) aangaande eventuele militaire inzet ter ondersteuning van humanitaire hulpverlening in Libië (21 501-02, nr. 1058).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Pechtold

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Verburg

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

Voorzitter: Eijsink

Griffier: Van Toor/Wiskerke

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Ten Broeke, Dijkhoff, Driessen, Eijsink, Ferrier, Hachchi, Ormel, Peters, De Roon en Voordewind,

en minister Rosenthal en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Ik open de vergadering en heet de minister van Buitenlandse Zaken en zijn medewerkers van harte welkom. Dit overleg bestaat uit twee delen. Het eerste deel is gewijd aan de agenda van Buitenlandse Zaken en het tweede aan die van Ontwikkelingssamenwerking.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. De Nederlandse betrokkenheid bij Libië blijkt in de praktijk verder te gaan dan wat met de Kamer is afgesproken. Nederlandse F-16's vliegen mee in formatie bij luchtaanvallen. Hoe verhoudt zich dit tot de afspraak dat er alleen air-to-airactiviteiten worden ondernomen? Als de F-16's op deze wijze meevliegen, worden ze een legitiem doelwit van luchtafweergeschut en kunnen ze betrokken raken bij gevechten. Dat is oorlogsdeelname en dat is wat anders dan is afgesproken. De kern van resolutie 1973 gaat over de bescherming van de bevolking en het staakt-het-vuren. Dat laatste doel is volkomen buiten beeld geraakt. De oud-secretaris-generaal van de VN, Kofi Annan, veroordeelt dit scherp.

De heer Ormel (CDA): De inzet van Nederlandse militairen is buitengewoon interessant, maar hoort niet thuis in dit debat over de RBZ. Ik vraag de voorzitter om dit punt buiten de orde te plaatsen.

De voorzitter: Ik begrijp de opmerkingen van de heer Van Bommel en de heer Ormel. Ik stel voor dat de heer Van Bommel het hierbij laat.

De heer Van Bommel: Ik stel vast dat in de geannoteerde agenda over de EU-betrokkenheid in Libië gesproken wordt. De EU wil een politieke en grotere rol spelen. Ik beoordeel binnen dat geheel de Nederlandse inzet. Dit is de plek om die vraag te stellen. Wanneer deze acties doorgaan en het doel van resolutie 1973 wordt verlaten – sommige Europese lidstaten willen dat en spreken zich uit over het vertrek van Kadhafi en de erkenning van het rebellenbewind – is dat een ander standpunt dan dat van de EU en Nederland. Ik wil daar opheldering over.

Voorzitter. Wat is het doel van het openen van een EU-kantoor in Benghazi? Er wordt in de agenda gesproken over «niet-diplomatieke» inzet. Is dat een stap naar erkenning? Wat gaat dat kantoor in de praktijk doen? Er wordt ook gesproken over de inzet van een EU-Battlegroup voor humanitaire hulp wanneer de VN-noodhulporganisatie OCHA daarom verzoekt. Dat verzoek ligt er niet. Het lijkt wel of de EU bedelt om mee te mogen doen om de EU-Battlegroup in de praktijk legitimatie te geven. Die EU-Battlegroup is nog niet ingezet en ik moet nog maar zien dat dit gebeurt.

De SP steunt het sanctieregime dat tegen Syrië is ingesteld. Kan er nog een nadere precisering komen en gedacht worden over verdergaande sancties? Kan de minister bevestigen dat Nederlandse bedrijven zoals Shell op dit moment nog gewoon zaken doen met Syrië? Ik vind dat ongepast. Die bedrijven moeten aan de schandpaal worden genageld. Er zijn Syriërs in Nederland die in vreemdelingenbewaring wachten om te worden uitgezet. De SP bepleit een vertrekmoratorium. Ik weet dat een andere minister hier over gaat, maar de minister heeft zich bij voorbeeld in de zaak van de stateloze Koerd verstaan met minister Leers. Ik vraag hem om dat nu ook te doen. Laat deze mensen niet in de tergende onzekerheid van een mogelijke uitzetting naar Syrië. Burgemeester Aboutaleb bezocht in Rotterdam het zo genoemde Jasmijnplein, waar de Syrische solidariteitsbeweging samenkomt. Hij sprak daar behartenswaardige woorden. De Syrische gemeenschap heeft mij gevraagd om de minister op te roepen ook een bezoek te brengen. Ik ga graag met hem mee.

Gaat de grens tussen Egypte en Gaza open of niet? De grens is altijd als argument genoemd om de zeeblokkade effectief te verklaren en een humanitaire vloot tegen te houden. Die grens moet opengaan. Komt er nog een bijeenkomst van het Midden-Oostenkwartet? Wat is daarbij de inzet? Wat is de status van het Benelux non paper, waarin vooruit wordt gelopen op het werk van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO)? Wat is het doel daarvan? Wat is de duur van een eventuele samenwerking in Beneluxverband bij extern optreden?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. De Arabische regio staat terecht prominent op de RBZ-agenda. In Egypte zijn zorgwekkende incidenten van sektarisch geweld. De minister vraagt daar aandacht voor. Is het focussen op de positie van religieuze minderheden, christenen, niet een te nauw perspectief om partnerschap met Egypte te tonen? Er liggen andere problemen aan ten grondslag die mij veel meer zorgen baren. Zo worden de daders van de sektarische incidenten berecht door militaire tribunalen. De vrouwensituatie is zeer zorgwekkend, bij christenen net zo goed als bij moslims: 97% van de vrouwen wordt genitaal gemutileerd. De vrouwenbewegingen die ervoor strijden dat de rechten van vrouwen in de nieuwe Egyptische democratie beter worden, worden terzijde geschoven. Het is van belang om te hameren op vrouwenparticipatie en de zich ontpoppende seculiere liberale politieke partijen alle steun te geven die ze kunnen gebruiken, zodat mensen die een theocratische staat voorstaan, zoals de salafisten, weinig kans maken in de verkiezingen. Graag een reactie van de minister.

De assertieve nieuwe wending van het buitenlandbeleid van Egypte is interessant, net als de wijze waarop het een akkoord tussen Hamas en Fatah tot stand kon brengen. Ik verbaas mij erover dat de minister dat akkoord vrij snel terzijde schuift. Het stelt voor dat Hamas niet tot een nieuwe nationale eenheidsregering toetreedt, maar tot de Palestine Liberation Organization (PLO). Daardoor kan de PLO, die alle tot nu toe bereikte akkoorden met Israël erkent, voortgaan op hetzelfde pad. Ik hoor graag hoe de minister dit waardeert. Ik verbaasde mij er ook over dat de minister de aangekondigde, eenzijdige uitroeping van de Palestijnse staat door Abbas op voorhand afwijst. Is dat niet te vroeg? De Palestijnen zeggen dat onderhandelen hun favoriete methode is. Als dat niet lukt, wat dan? Dan ontstaat er een situatie als in Kosovo. Is het niet te vroeg om te zeggen dat men daar geen oren naar heeft?

Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Van Bommel over Libië. Het mandaat dat de NAVO-missie heeft meegekregen is onduidelijk. De juristen van de NAVO waren erop aan het studeren. Hoe zit dat? Vallen de Nederlandse acties onder het mandaat dat tussen de Kamer en de regering is afgesproken? Wie of wat financiert dat tijdelijk financieel mechanisme? Hoe breed moet ik dat zien? Financiert het de civil society of ook wapenaankoop?

Het is goed dat het International Criminal Court (ICC) in actie komt om Libische leiders te arresteren. Zou het niet goed zijn als het strafhof zich ook over de vervolging van de Syrische leiders uitspreekt? Mogelijk gaat daar een preventieve werking vanuit als de tanks op de burgers worden gericht. Is de minister bereid om te bepleiten dat het Rode Kruis en de Office of the High Commissioner for Human Rights (OHCHR) van de VN toegang krijgen tot Syrië als zij een onderzoek willen doen? Ziet de minister mogelijkheden om langs creatieve wegen direct of indirect de civil society en de journalisten van Syrië te steunen? Met creatieve wegen bedoel ik wegen die je in de klassieke diplomatie niet een-twee-drie zou verwachten, maar die in de eenentwintigste eeuw op hun plaats zijn als Assad zich opstelt zoals hij doet.

Het is interessant dat de Benelux factfindingmissie die naar Benghazi is geweest voorstellen doet voor het ondersteunen van de transitie. Kan daarin de ondersteuning van journalisten en bloggers in het kader van de Nederlandse inzet voor vrije media als prioriteit worden opgenomen?

Enige tijd geleden was er een interessante mededeling van de Europese Commissie over een nieuw partnerschap met de Arabische regio. Daarin werd gesproken over een nieuwe nabuurschapsfaciliteit. Wanneer kunnen wij daarvan de vruchten plukken? De Europese nabuurschapsfaciliteit heeft een set prioriteiten. Het stelt mijn fractie en de D66-fractie teleur dat daarin zo weinig aandacht wordt gevraagd voor het belang van vrouwenparticipatie. Die vrouwen staan op al die Tahrirpleinen zij en zij met de mannelijke demonstranten, maar worden daarna vaak terzijde geschoven. Tunesië is de enige uitzondering. Zou het de EU niet sieren als er in zo'n nabuurschapsfaciliteit wordt geoormerkt voor de versterking van de positie van de vrouwen en hun politieke participatie? Graag een reactie van de minister. Ik overweeg op dit punt een motie.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik herinner mij dat de GroenLinks-fractie niet zo enthousiast was over de eenzijdige ontmanteling van de Gazastrook door Israël. Waarom bepleit zij nu terughoudendheid bij de regering om die eenzijdige afroep van de Palestijnse Staat af te wijzen? Wat is het perspectief van mevrouw Peters? Hoe komt zij tot een tweezijdige vreedzame oplossing?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Het verband met de Gazastrook begrijp ik niet. Volkeren die alle wegen hebben geprobeerd om via internationaal overleg tot erkenning van hun staat te komen en een punt hebben bereikt dat dit niet lukt, zien om naar andere wegen. Acht de heer Voordewind het niet mogelijk dat de Palestijnen op zo'n punt belanden, als Israël niet meedoet? Ook Kosovo belandde op het punt dat de Servische autoriteiten niet meer meededen aan het overleg en Kosovo geen andere keuze had.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. In Libië gaat de strijd door. Het is goed dat Moreno Ocampo, de hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof in Den Haag, vraagt om arrestatie van Kadhafi, diens zoons en schoonzonen en het hoofd van de militaire inlichtingendienst in verband met misdaden tegen de menselijkheid. Deze personen moeten zo snel mogelijk in Den Haag verschijnen. D66 vindt het goed dat Nederland met België en Luxemburg het initiatief heeft genomen om een verkenningsteam naar Benghazi te sturen. Een helderder beeld van de humanitaire situatie is van belang. Ook steunt mijn fractie de gesprekken die in dit kader gevoerd worden met de nationale overgangsraad. Het kabinet schrijft dat verdere aanscherping van de sancties tegen het Libische regime worden gesteund. Welke mogelijkheden zijn er nog in EU- en VN-verband? Op welke termijn kunnen ze worden ingesteld?

De situatie in Syrië blijft schrijnend. Een week geleden schatte de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN het aantal doden op 850. Het aantal betogers dat is opgepakt, zou in de duizenden lopen. Hun lot is volstrekt onduidelijk. De D66-fractie steunt de ingestelde sancties: een wapenembargo, een exportverbod op goederen bestemd voor repressie en een tegoedenbevriezing en reisverboden voor bepaalde personen, zoals legerleiders. Gisteren meldden Brusselse diplomaten dat de VN de sancties uitbreiden en dat er mogelijk sancties komen tegen president Assad. Klopt dit? Waar bestaan die sancties uit?

De situatie in de Arabische regio vraagt om spoedige ondersteuning van het maatschappelijk middenveld. Ik sluit mij op het punt van de participatie van vrouwen aan bij de woorden van mevrouw Peters. Wanneer krijgen wij te horen hoe het Fonds Arabische Transitie wordt ingericht? D66 stelt voor om middelen naar voren te halen. Ik overweeg een motie op dit punt, maar misschien kan een toezegging van het kabinet deze overbodig maken.

Israëlische militairen hebben afgelopen weekend het vuur geopend op betogers in verschillende plaatsen langs de grens. Hierbij zijn meerdere doden en honderden gewonden gevallen. Dit benadrukt weer eens het belang van het vredesproces in het Midden-Oosten. President Obama hamerde gisteren nogmaals op vrede. Door intensief diplomatiek overleg hoopt hij dat de onderhandelingen verdergaan. Mijn fractie volgt deze ontwikkelingen en de positie van Nederland en de EU met grote belangstelling.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Het meest actuele punt is het escalerende overheidsgeweld van de Syrische autoriteiten. De VS nemen wederom het voortouw in het aanscherpen van de sancties. Wij hebben ook gezien toen het ging om de rol van kolonel Kadhafi, zijn familie en het regime daaromheen. Ik beveel de regering van harte aan om minder langzaam dan de vorige keer het voorbeeld van de Amerikanen te volgen. De heer Assad deed gisteren uitlatingen als «wij hebben een klein foutje gemaakt». Het lijkt mij dat de tijd dat dictators wegkomen met «foutje bedankt» voorbij is. Ik spoor de regering aan om alles te doen wat in haar mogelijkheid ligt om Europa in lijn te laten lopen met de acties van de Amerikanen.

Ik wilde een opmerking over Libië en het optreden van Nederland maken, maar ik begrijp dat dit buiten de vergaderorde is. Ik herinner mij de beantwoording van de vragen van mijn collega Nicolaï door de minister. Het lijkt mij dat dit terughoudende optreden precies past in die antwoorden. Wij zullen echter in een ander debat uitmaken of het voldoende is. Zit Libië op dit optreden te wachten of levert het een bijdrage aan een veel ruimer mandaat van resolutie 1973, zoals in de Volkskrant beeldend stond beschreven? De opvatting van de VVD is bekend. De EU opent een kantoor in Benghazi en er komt een tijdelijk financieel mechanisme om de oppositie te ondersteunen. Nederland heeft niet de intentie om daaraan bij te dragen. Kan de minister aangeven hoe dit in de rest van de EU ligt?

Er is nog geen verzoek van OCHA aan de EU voor de rol bij bescherming van humanitaire hulpverlening. Ik vind dat opmerkelijk. In hetzelfde Volkskrantartikel werd beeldend beschreven hoe in een vluchtelingenkamp met grote letters «help» in het zand was geschreven. Wij krijgen uit rapporten en artikelen de indruk dat de humanitaire situatie vraagt om de inzet van Europese troepen. Nederland heeft op dit moment de leiding bij de EU-Battlegroups. Wij vinden het verstandig dat de Nederlandse regering klaar is als het verzoek wel komt.

Ivoorkust kan verder. Dat is goed nieuws. Er komt steeds meer bewijs dat er misdaden door de mensen van Ouattara zijn begaan. Het lijkt logisch dat er na de eerdere oproepen van de ICC tegen Laurent Gbagbo gelijksoortige acties tegen Ouattara worden ondernomen. Wij steunen dat. Er is door collega's gesproken over een partnership met Noord-Afrika. De VVD-fractie laat daarover een heel helder geluid uitgaan naar de regering: wij stellen het op prijs als de regering een keiharde conditionaliteit verbindt aan nieuwe geldstromen richting mogelijke democratieën. De wens is de vader van de gedachte. Wij moeten nog maar afwachten of de Arabische Lente niet al in een herfstsfeer verkeert. Als er al geld die kant opgaat, dan onder de voorwaarde dat de migratieproblematiek uitermate scherp wordt gecontroleerd. Veel scherper dan in het verleden het geval is geweest. Ik herinner mij het belabberde beleid onder de heer Koenders.

Ik doe niet mee aan het bashen van mevrouw Ashton, ondanks haar af en toe wat ongelukkige optreden. Het kabinet zet in op de horizontale inbedding van mensenrechten in het EU-beleid. Dat is verstandig. Ik mis in de notitie dat binnen Europees verband voortdurend aandacht moet worden gevraagd voor de Global Online Freedom Act (GOFA) en alles wat daarop lijkt. De minister was hierover enthousiast en de VVD, D66, GroenLinks en andere partijen hebben daarop al vaker aangedrongen.

Het is verstandig dat de regering op dit moment haar kruit droog houdt over de initiatieven die genomen worden in de Midden-Oostenregio. Wij wachten op de speech van Obama die naar wij hopen een ander tijdsgewricht voor deze doodgelopen onderhandelingen kan inluiden. Ik hoop dat de speech een beter gevolg krijgt dan die hij destijds in Caïro hield. Wij moeten maar afwachten wat er van de Palestijnse verzoening komt. Wij hebben dit eerder gezien en daarna sneed men elkaar weer de kelen af. Ik hoop dat het dit keer anders zal zijn. De verzoening moet een bijdrage leveren aan de tweestatenoplossing. Dat is voor de VVD een keiharde conditie, net als de Kwartetvoorwaarden: het afzweren van geweld, de erkenning van de staat Israël en het naleven van de verdragen die eerder zijn gesloten door de Palestijnse Autoriteit.

Mevrouw Hachchi (D66): De heer Ten Broeke spreekt over een Arabische herfst en vraagt om harde condities voor de middelen. Is hij het met mij eens dat het belangrijk is om nu het maatschappelijk middenveld te ondersteunen en daarmee niet te wachten? Als er geen hulp en ondersteuning zijn, krijgt de democratie geen eerlijke start. De timing is heel belangrijk. Als het kan, zouden de middelen naar voren gehaald moeten worden.

De heer Ten Broeke (VVD): Als er al geld die kant opgaat, kan dat alleen onder keiharde condities. Mijn condities zijn anders dan die van mevrouw Hachchi. Ik zeg niet dat het maatschappelijk middenveld geen rol kan spelen, maar als ik de kranten de afgelopen maanden lees, heb ik niet de indruk dat er een groot middenveld is ontstaan. Laten wij dat afwachten. Ook ik heb het grootst mogelijke respect voor vrouwen die zij aan zij met mannen strijden voor vrijheid en democratie. Die invalshoek lijkt mij echter niet de allerhoogste prioriteit hebben. Veel delen van de wereld kijken al dan niet met argusogen naar wat er in Noord-Afrika en de Arabische regio gebeurt. Handel moet vooropstaan. Dat is het allerbeste middel en dat is waar de EU de meeste troefkaarten uit de mouw kan laten komen.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik raad de heer Ten Broeke aan om niet alleen de kranten te volgen als het gaat om de Arabische regio. Er zijn meerdere bronnen om gevoel te krijgen met wat daar gebeurt. Ik ben het met hem eens dat er condities gesteld moeten worden. Ik wil een duidelijker antwoord op de vraag over het momentum. Wij moeten niet zitten wachten op wat er gebeurt en dan pas bepalen wat wij kunnen bijdragen. Het is belangrijk om nu actie te nemen.

De heer Ten Broeke (VVD): Een oproep tot actie is mooi, maar ik vind het een lege oproep als mevrouw Hachchi niet aangeeft wat waar naartoe moet gaan. Heeft zij een rekeningnummer waarop iets kan worden overgemaakt? Ik neem de aanbeveling om alle kranten te lezen en andere bronnen te raadplegen, inclusief de bijdrage van mevrouw Hachchi zelf, buitengewoon serieus ter harte.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik ben erg blij dat de impasse in Ivoorkust doorbroken is en dat Ouattara het presidentschap op zich heeft genomen. Het is van groot belang dat het internationale onderzoek van de VN-mensenrechtenraad snel van start gaat. Het lijkt wel of de EU overgaat tot de orde van de dag. Alle contacten worden aangegaan en de hulpfondsen gaan weer die kant op, terwijl wij niet in beeld hebben welke misdaden zijn begaan.

De voorzitter: Ivoorkust staat op de agenda voor Ontwikkelingssamenwerking. Ik stel voor dat wij de beantwoording overlaten aan staatssecretaris Knapen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik neem aan dat de minister mijn opmerking meeneemt. Het gaat mij om de politieke kant, niet om de hulpkant. Hoe gaan wij verder met de VN-mensenrechtenraad? Kan er duidelijkheid komen voor wij weer heel veel geld gaan pompen in een president van wie wij weten dat hij de aanval heeft ingezet? De troepen die loyaal waren aan Ouattara hebben grove mensenrechtenschendingen begaan. Er zijn dorpjes waar 800 christenen zijn vermoord. Ik hoor daarover graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Ik betreur de doden die het afgelopen weekend zijn gevallen aan Palestijnse kant. Je vraagt je altijd af of het niet met andere middelen opgelost had kunnen worden. Tegelijkertijd kregen wij berichten dat Syrië alle grenzen openzet om de Palestijnen de mogelijkheid te geven om Israëlisch grondgebied binnen te komen. Kan de minister daar wat over zeggen? Die kant van de zaak moet ook belicht worden. Er staat een bezoek van Abbas aan Nederland gepland. Ik heb een motie ingediend en aangehouden over de ontwikkelingen van de interimregering die niet alleen voor Nederland van belang zijn maar ook voor Europa. Is het waar dat Fatah en Hamas zich verenigen in de PLO, maar niet in een interimregering? Geeft dat complicaties als Abbas Nederland zou bezoeken?

In het verslag over Libië is beschreven dat er een humanitaire missie, met name in Misrata, kan komen. Is Nederland bereid om daar een bijdrage aan te leveren? Mijn fractie vindt dat optreden binnen het mandaat past, zolang de onderzoeken en inlichtingen maar niet gericht zijn op verandering van regime, want dat valt niet onder resolutie 1973. Ik lees dat een Turks schip de sancties omzeilt en olie levert aan Libië. Kan de minister daar wat over zeggen?

Het is goed dat de EU de sancties voor Syrië heeft ingesteld. De EU gaat hier sneller dan de Veiligheidsraad en dat is een goede zaak. De sancties zijn nog niet gericht tegen Assad zelf. De Amerikanen hebben dat wel gedaan. Is dat een volgende stap waarmee de minister het eens is?

Wij zijn nooit enthousiast geweest over EDEO, de diplomatieke dienst van de EU. Wij vinden diplomatie een primaire verantwoordelijkheid van de individuele lidstaten. Er wordt inmiddels gesproken over de mensenrechtenstrategie. De eerste 100 dagen van mevrouw Ashton zijn verstreken. Hoe kwalificeert de minister haar optreden in het Midden-Oosten en met name haar lakse houding als het gaat om de zogenaamde Arabische lente? Vindt de minister dat er bij EDEO een aparte afdeling dient te komen voor godsdienstvrijheid? Mijn collega in het Europees Parlement, Peter van Dalen, heeft dit voor gesteld naar aanleiding van de situatie in Egypte. Het is goed dat Nederland aandacht blijft vragen voor de situatie van de kopten. Het afgelopen weekend zijn er weer dramatische situaties geweest. Ik vraag mij elke keer verbaasd af waarom over religieus geweld gesproken wordt. Dat is een neutrale benaming voor het conflict, terwijl de demonstrerende kopten eenzijdig aangevallen worden door extremistische moslims. Vindt de minister met mij dat de Egyptische regering duidelijker en steviger moet optreden ter bescherming van die kopten? Elke keer komt men te laat of is men niet aanwezig. Ik maak mij daar grote zorgen over. Het zou goed zijn als de minister zijn zorgen over het gebrek aan bescherming van de kopten aan de Egyptische ambassadeur in Nederland kenbaar maakt. Ik ben erg blij dat de minister en zijn staf het voor elkaar hebben gekregen om de 32 mensenrechtenschenders in Iran op de lijst te zetten. Dat was een lang proces waarop de ChristenUnie samen met de VVD heeft aangedrongen. Goed dat dit nu gebeurd is.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. In de geannoteerde agenda hoort de inzet te staan van de Nederlandse regering tijdens de vergadering. Het valt mij op dat de geannoteerde agenda daarvan afwijkt en meer een verslag is van wat er is gedaan. Ik begrijp dat, maar ik vraag mij af of de informele factfinding missie van de Benelux-partners in Libië gedaan is op verzoek van de EU. Vindt er coördinatie plaats of zijn er allerlei factfinding missies van delen van de EU naar verschillende stammen in Libië? De planning in EU-verband van een missie ter bescherming van humanitaire hulpverlening in Libië kan ik niet anders uitleggen dan dat dit een militaire missie is. Voor bescherming heb je immers militairen nodig. Hoe moet ik dit lezen? Betekent dit het inzetten van een EU-Battlegroup? Is daarbij sprake van een Nederlandse bijdrage? Is dit dan geen verkapte notificatiebrief?

Ik ben geschokt door de beelden uit Syrië. Gisteravond zag ik op televisie een man en een vrouw die van hun bromfiets waren geschoten en bloedend op straat lagen. Medeburgers riskeerden hun leven om met behulp van haken en touwen de stervende mensen in veiligheid te brengen. Het was vreselijk. Het volgende beeld was van een grijnzende Assad die wordt toegejuicht en het parlement binnenstapt. Wij staan machteloos. Wij praten wel over sancties, maar de grenzen met Iran en Irak zijn open en Assad blijft grijnzen. Ik bedank de minister voor het beantwoorden van mijn Kamervragen. Hij gaf een duidelijk overzicht van wat hij heeft gedaan. Ik begrijp dat hij niet meer kan doen, maar in EU-verband moet meer doen wel mogelijk zijn. Ik vind de reactie van de internationale gemeenschap, en dus ook van de EU, te mager. Ik verzoek de minister met klem om te zoeken naar concretere maatregelen tegen het Syrische bewind. Ik denk aan een verzoek aan de openbare aanklager van het ICC.

In de geannoteerde agenda staat dat Hoge Vertegenwoordiger Ashton haar zorg heeft uitgesproken na de branden in de koptische kerken. De EU moet ook hier krachtig laten horen dat zij geweld tegen christenen in Egypte afkeurt. Egypte moet deze grens niet overschrijden. Wij moeten daar duidelijk in zijn. Tegelijkertijd moeten wij volop inzetten op hulp in Egypte bij democratisering. Het land zit in een overgangsfase: het kan de verkeerde kant opgaan, maar ook de goede. Laat de EU zich meer inzetten om de democratisering in Egypte te helpen. De RBZ moet daarover spreken.

De CDA-fractie maakt zich grote zorgen over de positie van Israël in het veranderende krachtenveld in het Midden-Oosten. Wij zien uit naar het bezoek van Netanyahu aan Washington na de speech van Obama. Tegelijkertijd blijkt dat de EU toeschouwer is. Wij moeten krachtig aandringen bij de Amerikanen en Israël dat er een overeenkomst gesloten wordt over de grenzen tussen een toekomstige Palestijnse staat en Israël. Er moeten stappen worden gezet en die moeten concreet worden gemaakt. Doen wij dat niet en wachten wij op wat onvermijdelijk gaat gebeuren in de Algemene Vergadering van de VN, dan ontstaat er internationale chaos.

De EU moet ook aandacht schenken aan de zuidelijke Kaukasus. De speciale vertegenwoordiger van de EU is nodig. Hij moet zich actiever opstellen en niet alleen maar zeggen: de Minskgroep praat en het gaat goed, de Genève vredesbesprekingen zijn bezig en dat wachten we af.

Ik heb twee punten over het mensenrechtenbeleid. Ten eerste vindt de CDA-fractie dat de EU een speciale vertegenwoordiger in het Grote Merengebied moet hebben. De fractie is verbaasd dat die er niet is. Er is daar sprake van de meest grove mensenrechtenschendingen ter wereld. Dagelijks worden er duizend vrouwen verkracht. Ten tweede dank ik de minister voor de antwoorden op de vragen over de mensenrechtenschendingen in kamp Ashraf. Ik wil toch vragen om de aanval van Irak op dat kamp te veroordelen. Andere landen hebben dat ook gedaan. Tot slot: er wordt gesproken over EDEO. Ik vind dat Nederland er krachtig voor moet pleiten dat EDEO-kantoren consulaire taken gaan doen.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Het kabinet heeft vooralsnog niet de intentie om bij te dragen aan het door de contactgroep Libië ingestelde tijdelijke financiële mechanisme dat moet voorzien in financiële steun aan de oppositie in Libië. De PVV-fractie steunt het voornemen van de regering om geen geld ter beschikking te stellen. Wat ons betreft gaat er geen geld naar Libië en al helemaal niet naar groepen waarvan wij de achtergrond en intenties niet kennen. Zijn er Europese landen die wel geld ter beschikking stellen voor dat mechanisme? Zo ja, zijn dat wellicht dezelfde landen die de Libische Nationale Raad als enige legitieme vertegenwoordiging van dat land hebben erkend? Ik hoop dat de minister ook het been stijf houdt als in de RBZ aan de orde komt of de EU de Libische Nationale Raad gaat financieren. Ik vraag de minister om een brief aan de Kamer te sturen waarin uit de doeken wordt gedaan wie die Libische opstandelingen en de nationale interimraad eigenlijk zijn. Welke groepen nemen daaraan deel? Wat zijn de onderlinge krachtsverhoudingen? Wat zijn de doelstellingen op korte en langere termijn? Wat is hun ideologische kader? Met welke landen hebben ze nauwe banden? Ik doel daarmee natuurlijk in het bijzonder, maar niet uitsluitend, op radicale en extremistische stromingen en contacten met landen als Iran en haar vrienden Syrië en Qatar. Ook wil ik in die brief een appreciatie van deze situatie.

De PVV steunt de sanctiemaatregelen tegen Syrië die de minister in de geannoteerde agenda noemt. De minister schrijft dat additionele sancties, waaronder de opschorting van samenwerking met de Syrische overheid, gepast zijn als het geweld voortduurt. Er moet dan tegen de hoofdverantwoordelijken worden opgetreden. Ik constateer dat het geweld voortduurt. Arts Assad blijkt Dr. Death te zijn. De grens die de minister heeft gesteld is dus al bereikt. Gaat de minister in de RBZ bepleiten dat die additionele sancties er moeten komen?

Een prominent lid van de Moslimbroederschap, Abdel Moneim Abul Futuh, wil meedoen aan de presidentsverkiezingen in Egypte die waarschijnlijk in oktober of november gaan plaatsvinden. De Moslimbroederschap is een alliantie aangegaan met de nog radicalere salafisten in Egypte, waaronder Al-Jamaa al-Islamiya, bekend van de moord op Sadat en de moordaanslag op Westerse toeristen. Is de minister het met mij eens dat dit zorgelijke ontwikkelingen zijn, net als het uitblijven van effectieve bescherming van christenen tegen islamitisch geweld, de onverholen dreigementen jegens Israël en het aanknopen van banden met Iran? Wat mij betreft gaat de Arabische lente in Egypte al over in een Arabische herfst en ik sluit een strenge Arabische winter helemaal niet uit. Al die tekenen zijn in mijn ogen ronduit zorgwekkend. Graag een reactie van de minister. Ik vraag hem bij zijn collega's te bepleiten dat zij zich krachtig uitspreken tegen deze kwalijke ontwikkelingen.

Mevrouw Peters (GroenLinks): De heer De Roon is er snel bij om de aangekondigde kandidatuur van dr. Abul Futuh als een kwalijke ontwikkeling te bestempelen. Waarop baseert hij dat? Het lijkt mij daarvoor te vroeg. Ik heb de man gesproken. Hij zal zich als onafhankelijke kandidaat presenteren en heeft de mond vol van civiel, liberaal en democratisch. Hij gebruikt die woorden meer dan de partij van de heer De Roon.

De heer De Roon (PVV): Deze man presenteert zich inderdaad als onafhankelijk kandidaat. Dat moet wel, want de Moslimbroederschap heeft gezegd dat zij niet deelneemt aan de presidentsverkiezingen. Ik beschouw het formeel afscheiden van deze mijnheer als een tactische zet van de Moslimbroederschap. Uit niets blijkt dat hij daadwerkelijk en niet alleen in woorden afstand heeft genomen van de ideologie van de Moslimbroederschap. Pas als dat gebeurt, is er reden om zo positief te zijn als de woordvoerster van GroenLinks.

Mevrouw Peters (GroenLinks): De PVV neemt genoegen met angstzaaierij zonder een concreet feit aan te wijzen waarop zij dat baseert. Dat is zeer teleurstellend, maar het verbaast mij niet.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik was in het buitenland en vernam uit de pers dat de heer De Roon ervoor pleit om in Israël een spoorlijn te financieren met Nederlands belastinggeld. Is dat juist?

De heer De Roon (PVV): Ik raad de heer Ten Broeke aan de gestelde vragen goed te bestuderen voor hij dit soort zaken constateert. Hij zal dan zien dat ik niet heb gepleit voor financiering van die spoorlijn.

Voorzitter. In zijn brief stelt de minister dat het kabinet voorstander is van Palestijnse voorzieningen op voorwaarde dat die de vrede helpen bevorderen. Hamas is een terroristische organisatie die geweld gebruikt tegen onschuldige burgers. Hoe rijmt de minister die twee zaken met elkaar? Hamas heeft het geweld niet afgezworen en erkent het bestaansrecht van de staat Israël niet. Als we het charter van Hamas erbij nemen, blijkt dat het de bedoeling is om de zionistische entiteit uit te roeien. Ik hoop natuurlijk dat er vrede komt, maar ik zie deze route niet als een mogelijkheid. Wil de minister duidelijk uitspreken dat als de samenwerking tussen Hamas en Fatah er daadwerkelijk komt en Hamas niet is bijgedraaid, hij de subsidiekraan voor de Palestijnse Autoriteit dichtdraait? Laat ze maar merken dat die hand al op die kraan ligt. Nog steeds wordt geweld door de Palestijnse Autoriteit verheerlijkt. Op 17 maart 2011 is door de Tweede Kamer de motie-Van der Staaij/Voordewind aangenomen die oproept om alle financiële steun aan de Palestijnse Autoriteit stop te zetten als het aanzetten tot haat tegen Israël niet stopt. Het is niet gestopt en gaat vrijwel dagelijks door. Is de minister bereid om over te gaan tot uitvoering van die motie?

Voorzitter Van Bommel

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Ten aanzien van Libië deelt mijn fractie de zorgen die geuit zijn. Ik ben het met de heer Ormel eens dat de geannoteerde agenda een soort verslag is, maar ik ben het niet met hem eens dat dit te begrijpen is. Ik zie weinig agenda en heel veel verslag. Wellicht is het goed om de volgende keer meer vragen voor te leggen en met punten te komen die de regering werkelijk zal inbrengen in het overleg. Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Van Bommel over Shell. Het is opmerkelijk wat daar gebeurt. Ik vind een uitspraak van de regering op zijn plaats. In het vorige overleg heeft de minister ten aanzien van het Midden-Oosten en de Kwartetbijeenkomst een en ander gezegd. Wat is de stand van zaken en wat zijn de huidige ontwikkelingen in de genoemde context? Er staan over het mensenrechtenbeleid heel veel prachtige uitspraken in de agenda. Het is heel moeilijk te zien wat deze regering nu werkelijk wil. Ik kan niet uit de stukken afleiden wat een coherent Europees mensenrechtenbeleid concreet inhoudt. Graag een invulling daarvan. Ik hoor graag hoeveel mensen op topniveau binnen EDEO werken en zullen gaan werken voor Nederland. Mijn fractie hecht daar zeer aan.

Voorzitter Eijsink

Minister Rosenthal: Voorzitter. Er zijn voor de regering drie onveranderde ijkpunten voor de Arabische lente: hervorming in maatschappelijke en economische zin, democratisering en de rechtsstaat, met name aandacht voor de mensenrechten, en specifieke aandacht voor de positie van vrouwen, homoseksuelen, transseksuelen en lesbiennes. Op het verlenen van hulp en steun aan landen in de Arabische regio ligt het beslag van een intelligente conditionaliteit. Conditionaliteit wil zeggen dat je de hulp die je geeft, de expertise die je aanreikt, afhankelijk stelt van de genoemde ijkpunten. Het adjectief intelligent wil zeggen dat je niet een boekhoudkundige benadering hanteert waarbij je checklists afstreept, maar dat je daar op een verstandige manier mee omgaat.

Ook in Libië moeten wij aan de ijkpunten werken, maar daar zijn wij nog lang niet aan toe. De strijd in Libië gaat door en de lokale bevolking betaalt een hoge prijs. Niettemin is het een zaak van volhouden, vastberadenheid en vasthoudendheid. Er is het nodige bereikt. Wij moeten op drie punten werken: de militaire missie Unified Protector, de politieke zaken via de internationale contactgroep en niet te vergeten het voortdurend aanscherpen en afdwingen van sancties.

De regering beschouwt de inzet van de F-16's in Libië als een inzet binnen het mandaat en de kaders die in de artikel 100-discussie zijn vastgelegd. Bij Unified Protector staat de bescherming van de bevolking onverminderd centraal. Voor regimeverandering in Libië hebben wij een andere arena, namelijk de EU die dit meermalen in conclusies van de Europese Raad en van de ministers van Buitenlandse Zaken heeft vastgelegd. Er is een factfinding missie door de Benelux naar Benghazi en omstreken gestuurd. Dat is gebeurd in coördinatie binnen de internationale contactgroep en wordt daar als een gunstige zaak beschouwd. Ik zeg met nadruk dat het sturen van de factfinding missie de positie die de Nederlandse regering inneemt tegenover de oppositie in Benghazi onverlet laat. Ik heb altijd een beetje moeite met woorden als «rebellen» en «opstandelingen». Die zijn een kwestie van smaak. Wij erkennen geen regeringen maar staten, dus wij erkennen die nationale interimraad in Benghazi niet. Frankrijk, Italië en Qatar erkennen de raad wel als de legitieme vertegenwoordiging van het Libische volk. De Amerikanen zijn opgeschoven doordat zij sinds een paar dagen de nationale interimraad beschouwen als dé legitieme gesprekspartner. Wij houden het op hetgeen in de conclusies van de Europese Raad en RBZ is vastgelegd: de nationale interimraad is een legitieme gesprekspartner voor de internationale gemeenschap. Zij heeft tijdens de besprekingen in Rome op 6 mei bij de internationale contactgroep twee punten naar voren gebracht. Ten eerste dat zij zich sterk inspant om vertegenwoordigers van buiten Benghazi naar zich toe te halen. Er werd gesproken over zeventien groeperingen, tribale en andere. Men probeert de representativiteit te verbreden. Ik heb hierover nog geen concrete punten gehoord, ook niet van de factfinding missie. Ten tweede is er een roadmap geïntroduceerd voor het opzetten van een constitutie, het voorbereiden van verkiezingen en het voorbereiden van rechtsstatelijke zaken.

De heer Van Bommel (SP): Het belangrijkste doel van resolutie 1973 is bescherming van de bevolking. Die kan alleen gestalte krijgen wanneer er een staakt-het-vuren komt. Wat betekent de status van gesprekspartner wanneer er onderhandeld moet worden over een staakt-het-vuren? Hoe ziet de Nederlandse regering die onderhandelingen met twee partijen die beiden geweld gebruiken, tot stand komen en een succesvolle afloop krijgen?

Minister Rosenthal: De inspanningen hiervoor zijn toegeschoven naar de VN-vertegenwoordiger. De Nederlandse regering gaat ervan uit dat hij zijn uiterste best doet om resultaten te boeken. Natuurlijk hebben wij te maken met de stammen waarvan er drie tot de vooruitgeschoven posten behoren. Daarnaast hebben wij te maken met de nationale interimraad die een belangrijke rol speelt. Wij hebben het gevoel dat het met de interimraad de goede kant opgaat. Maandag ligt in Brussel de tekst voor waarin de interimraad wordt opgehoogd tot key interlocutor oftewel cruciale gesprekspartner.

De heer Van Bommel (SP): Het gaat om strijdende partijen, dus heb je ook een vertegenwoordiger van het bewind van Kadhafi nodig. Wordt daarin voorzien?

Minister Rosenthal: Voor zover mij bekend heeft de VN-vertegenwoordiger contacten met alle betrokkenen in Libië.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik ben benieuwd welke redenering de regering toepast bij de interpretatie van het mandaat dat de F-16's hebben meegekregen. Als het mandaat luidt: sancties afdwingen door no-flyzone en wapenembargo, hoe kom je er dan op uit dat meevliegen met missies die bombardementen tot doel hebben binnen dat mandaat valt? Dat wil ik graag helder hebben, want er gaat een mogelijke precedentwerking vanuit. Vanwaar de nadruk op semantiek over gesprekspartners of legitieme vertegenwoordiging? Het is toch niet de bedoeling dat Nederland alleen Kadhafi als legitieme vertegenwoordiger erkent?

Minister Rosenthal: De eerste vraag voert terug naar een discussie over Libië die al een keer is gevoerd. Ik praat met een gerust gemoed over activiteiten die binnen het mandaat vallen, want toen is doorgesproken dat wij binnen het mandaat behulpzaam zijn bij het voorzien van extra brandstof in de lucht aan vliegtuigen van de Unified Protector. Dat geeft aan dat de zaak binnen het mandaat valt. Er is geen sprake van semantiek. Het gaat om de positie van de Nederlandse regering die niet verschilt van wat de Europese Raad en RBZ naar voren brengen. De lidstaten kijken allemaal met verschillende nuances naar de nationale interimraad. De internationale gemeenschap is van mening dat het regime van Kadhafi zijn legitimiteit heeft verloren. Het is vanzelfsprekend dat je vanuit de realiteit van het onderhandelen en het vinden van een politieke oplossing de VN-vertegenwoordiger op pad stuurt om met alle betrokkenen van het conflict te spreken.

De heer Ormel (CDA): Het is een uitermate ingewikkelde situatie omdat wij Kadhafi en zijn regime illegitiem noemen en wij daarmee niet kunnen spreken. Europa lost dat op door de bal bij de VN te leggen; die moeten praten met die illegitieme mensen. Speelt de Afrikaanse Unie een rol? Ik kan mij voorstellen dat het handig is om die illegitimiteit op te heffen. Er wordt gesproken met de nationale interimraad, maar ik vind dat daar condities aan moeten worden verbonden. Er komt een moment dat men het mandaat ter bescherming van de burgerbevolking moet opleggen aan die interimraad, zodat niet het moorden aan de andere kant gaat beginnen. Dat moet een conditionaliteit zijn in gesprekken met de interimraad. Is dat zo?

Minister Rosenthal: Toen wij met de activiteiten richting Libië begonnen, hebben wij veel nadruk gelegd op de noodzaak van rechtstreekse en stevige betrokkenheid van de Afrikaanse Unie en de Arabische Liga. De Afrikaanse Unie is misschien een beetje uit beeld verdwenen, hoewel bij de bespreking van de contactgroep in Rome de Afrikaanse Unie bij monde van de voorzitter, Ping, een stevig verhaal heeft neergelegd. De daad bij het woord voegen is wat anders. Ik pak dit op. Natuurlijk is iedereen met wie men onderhandelt, besprekingen aangaat en aan factfinding doet, gehouden aan de algemene ijkpunten. De heer Ormel doelt waarschijnlijk op berichten dat de oppositie in Benghazi dingen doet die wij liever niet willen. Daar moet zij scherp op worden aangesproken.

De heer Ormel (CDA): Ik vind het begrijpelijk dat Europa praat met de nationale interimraad, maar dan behoort die nu al uit te spreken dat zij uit is op verzoening en niet op wraak voor het geval dat het illegitieme regime van Kadhafi van tafel verdwijnt.

Minister Rosenthal: Dit is onderwerp geweest van de bespreking van de factfinding missie van de Benelux. De nationale interimraad heeft hetgeen de heer Ormel vraagt bevestigd.

De heer De Roon (PVV): Ik voel mij niet erg bediend door de mededeling dat de ambtenaren die naar Benghazi zijn geweest de toezegging hebben gekregen van een aantal mensen dat er een roadmap is die ons zal aanstaan en dat men van plan is ook andere regio's uit Libië te vertegenwoordigen. Dat zijn woorden. Ik wil meer weten over die mensen: wie zijn ze, wat is hun achtergrond, wat is hun ideologische context, met wie hebben zij banden? Ik wil daarvan een appreciatie. Ik vraag de minister om daarover aan de Kamer een uitvoerige brief te sturen.

Minister Rosenthal: De mededeling die ik heb gedaan komt niet uit de gesprekken die door de Benelux-vertegenwoordigers zijn gevoerd. Het gaat hier om de inbreng van de vertegenwoordiger van de nationale interimraad in de besprekingen van de nationale contactgroep in Rome. Ik heb niet veel toe te voegen aan wat ik heb gemeld. Ik houd het op hetgeen de vertegenwoordiger heeft gezegd; men zoekt verbreding van de representativiteit van de raad met groeperingen uit andere delen van Libië. De roadmap is expliciet op concrete punten die passen in de ontwikkeling van democratie en rechtsstaat. Wij weten vanuit de factfinding missie dat een aantal mensen in Benghazi bezig is met pogingen om een rechtsstatelijk kader op te stellen. Veel verder kom ik op dit ogenblik niet. Aan vastlegging in een brief heb ik niet zoveel behoefte.

De heer De Roon (PVV): De minister is blijkbaar bereid om te praten en zaken te doen met mensen van wie hij de achtergrond niet kent. Dat lijkt mij buitengewoon onverstandig.

Minister Rosenthal: De achtergrond is wel bekend en daar zitten allerlei haken en ogen aan. Ik wil dat niet verbloemen. Er zijn mensen bij die voortkomen uit het Kadhafi-regime die zijn overgelopen, en er zijn er bij die uit ballingschap zijn teruggekeerd. Wij hebben te werken met een gezelschap van divers pluimage. De Nederlandse regering is niet voor niets behoedzaam. Wij erkennen geen mensen, zoals Frankrijk en Italië, maar zien een basis om de representativiteit te verbreden en goede ontwikkelingen aan te zetten.

Voorzitter. De situatie in Syrië is uiterst zorgwekkend. Het regime onderdrukt, zaait angst, doodt onschuldigen, is wreed, gebruikt disproportioneel geweld tegen betogers, houdt razzia's, sluit dorpen af van elektriciteit en water en blokkeert het internet. De Nederlandse regering is van meet af aan frontrunner geweest bij het aanzetten tot vergaande sancties en is dat voortdurend blijven doen. Dat is het parool van de inzet van de Nederlandse regering in Brussel. Het gaat net als bij Libië om het opvoeren en het concreet afdwingen van sancties, en om te zorgen dat er geen ontsnappingsroutes mogelijk zijn. President Obama heeft besloten om de president onder het sanctieregime te brengen wat betreft het bevriezen van zijn financiële middelen in Amerika. Dat moet er maandag in Brussel absoluut ook uitkomen.

Het geweld in Egypte betreft aanvallen van verschillende groepen. Het is niet helemaal duidelijk waar het geweld tegen kopten in Egypte vandaan komt, van moslims, salafisten of anderen. De koptische christenen worden voortdurend belaagd. Dat is uiterst zorgwekkend. Wij doen wat wij kunnen. De ambassadeur van Egypte is hierover onderhouden. Wij doen dat ook in de richting van de Egyptische autoriteiten. De Egyptische autoriteiten proberen het in de greep te krijgen, maar het is een buitengewoon moeilijke situatie. Onze ambassade in Caïro onderhoudt veel contact met de kopten en met de organisaties uit de civil society, vrouwengroeperingen enzovoort.

Ik ben blij dat de commissie met mij de lijn volgt om af te wachten wat er komt uit de redevoering van Obama en het verblijf van Netanyahu. De zaken veranderen van dag tot dag. Ook hier zijn de ijkpunten voor de Nederlandse regering helder. In de eerste plaats zijn er de Kwartetbeginselen voor Hamas: het afzweren van geweld en terrorisme, de erkenning van de staat Israël en het erkennen van de afgesloten verdragen. Het tweede ijkpunt bevat de vier parameters van de EU: grenzen van voor juni 1967 inclusief landruil, een veiligheidsarrangement dat recht doet aan de Palestijnen en de Israëli's, een oplossing van het vluchtelingenvraagstuk op basis van onderhandelingen en een onderhandelde uitkomst over de status van Jeruzalem. De Nederlandse regering heeft niets met unilaterale stappen van welke partij dan ook. President Abbas heeft soortgelijke woorden in februari tegen mij persoonlijk uitgesproken. Gisteren heb ik de minister van Buitenlandse Zaken van Israël, Lieberman, gesproken over het geweld in het noorden van Israël. Hij meldde mij dat Israël zwaar was geprovoceerd. Ik heb hem gevraagd zich niet te laten provoceren en de eigen veiligheid terughoudend te beschermen. Hij heeft dat toegezegd.

Ik wil toch iets over de politieke kant van Ivoorkust zeggen. De huidige president Ouattara doet zijn uiterste best om tot een regering op brede basis te komen. Hij werkt toe naar een verzoeningscommissie. Er is internationaal onderzoek uitgezet via de mensenrechtenraad maar ook door het Internationaal Strafhof. Ouattara heeft dat zelf gedaan. Wij krijgen de informatie dat de aangetreden regering probeert de zaken ten goede te keren ondanks de narigheid en de gewelddaden in het zuiden van Ivoorkust. Ook hier speelt conditionaliteit bij hulp en assistentie een rol, net als in de Arabische regio.

EDEO werkt nu zo'n 100 dagen. Meer dan duizend mensen zijn die dienst binnengekomen. Hij moet nog vorm, inhoud en kracht krijgen. Ik zeg de heer Ten Broeke na dat wij moeten uitkijken voor het al te gemakkelijk bashen van de Hoge Vertegenwoordiger. Op een aantal punten heeft die wel degelijk successen geboekt. De Nederlandse regering wil vanuit EDEO winst boeken met betrekking tot consulaire samenwerking, maar die wordt door sommige lidstaten absoluut niet aan EDEO gegund. Het Verenigd Koninkrijk verzet zich daar bijvoorbeeld met hand en tand tegen. Dat bemoeilijkt de zaken. De Britse nationaliteit van de HR helpt blijkbaar niet. Nederland heeft acht delegatieleiders of EU-ambassadeurs. Dat is boven ons relatieve aandeel. De hoogste militaire adviseur van Lady Ashton is generaal Van Osch. Wij blijven goede kandidaten leveren voor belangrijke posten en hebben daarbij soms succes en soms teleurstellingen. Dat hoort bij het spel.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Deelt de minister mijn indruk dat een vertrekmoratorium voor Syriërs en zeker voor Syrische Koerden op zijn plaats is? Gaat hij dat met zijn collega's opnemen? Ik herhaal mijn uitnodiging om samen naar het Jasmijnplein in Rotterdam te gaan.

Mevrouw Peters (GroenLinks): De EU en Nederland steunen allerlei transitieprocessen in de Arabische regio. Daar zijn potjes voor beschikbaar. Wat is de status van die potjes? Ik vraag om in de Europese nabuurschapsfaciliteit voor de Arabische regio een prioriteit op te nemen voor versterking van de positie van en participatie door vrouwen.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. De minister heeft het over intelligente conditionaliteit als het gaat om de Arabische regio. Ik heb de notitie gelezen en maak het ministerie een compliment. Mijn zorg zit in de afwachtende houding. Ik begrijp dat er sprake is van chaos en onduidelijkheid, maar in deze chaos worden de kaarten verdeeld en wordt de basis gelegd voor de toekomst van die landen. Hoe wordt het Fonds Arabische Transitie ingericht? Kunnen de middelen naar voren worden gehaald?

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik miste het antwoord op mijn vraag om in het kader van het EU-mensenrechtenbeleid aandacht te vragen voor de globale internetvrijheid en de rol van Europa daarin. De minister ondersteunt volgens mij van harte de initiatieven.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb een vraag gesteld over EDEO, het mensenrechtenbeleid en een aparte afdeling godsdienstvrijheid.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Een vertegenwoordiger voor het Grote Merengebied is zeer wenselijk. Ik hoor graag uit de mond van de minister een veroordeling van de aanval van kamp Ashraf. Wil de minister zich ervoor inzetten dat Assad een klacht van het ICC aan zijn broek krijgt?

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik heb nog niets gehoord over de uitvoering van de motie-Van der Staaij/Voordewind. Op 28 maart heeft de Palestijnse minister Karake het leger van de zogenaamde Paasfeestaanslag feestelijk gehuldigd. Begin mei hebben de televisiestations van de Palestijnse Autoriteit beelden van de bekende terroriste Dalal Mughrabi als positief voorbeeld uitgezonden. Er is alle reden om die motie uit te voeren.

Minister Rosenthal: Voorzitter. Aan een vertrekmoratorium zijn wij nog niet toe, wel aan opschorting van uitzetting van Syriërs. Ik zal mij daarover met minister Leers verstaan. Ik bekijk met de heer Van Bommel of het bezoeken van het Jasmijnplein tot de mogelijkheden behoort. VN-resolutie 1325 die mij door mevrouw Dikkers is voorgelegd, staat mij in het geheugen gegrift. Wij letten daarom bij het derde ijkpunt voor de ontwikkeling van de Arabische wereld voortdurend op de positie van vrouwen. Ik wijs mevrouw Hachchi erop dat wij binnenkort een advies krijgen van de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken op grond van de motie-Pechtold/Timmermans. Dan zal deze materie aan de orde zijn. Ik zie erop toe dat wij actie ondernemen.

Mevrouw Hachchi (D66): Wat is binnenkort?

Minister Rosenthal: Het advies komt rond 1 juni.

Voorzitter. Wij werken aan GOFA en alle problemen rond de bureaucratie. Wij zijn onverminderd bezig met de internetvrijheid, samen met de nieuwe Canadese regering, Zweden, de VS en andere landen. De heer Voordewind vroeg naar een afdeling godsdienstbescherming bij EDEO. Wij kaarten de punten van godsdienstvrijheid aan bij de HR. Ik zeg toe dat ik hiervoor de aandacht van mevrouw Ashton zal vragen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het gaat mij om structurele aandacht.

Minister Rosenthal: Ik wil de organisatorische vormgeving van die aandacht overlaten aan mevrouw Ashton. The proof of the pudding is in the eating; als er te weinig uitkomt, kun je daarop terugkomen.

Voorzitter. Bij mijn weten wordt er aan een vertegenwoordiging in het Grote Merengebied gewerkt vanuit de internationale gemeenschap. De EU gaat dat invoegen in de EDEO. Ik kom daarop terug. Wij hebben de autoriteiten in Bagdad een tijd terug laten weten dat wij de activiteiten van de Irakese strijdmacht in kamp Ashraf afkeuren. Op de vraag over Assad en het Internationaal Strafhof antwoord ik dat ik serieus onderzoek in hoeverre een juridische grondslag aanwezig is. Tegen de heer De Roon zeg ik dat wij voortdurend de Palestijnse Autoriteit aanspreken op het verheerlijken van geweld. De twee voorbeelden die hij noemt betreur ik, maar dat er sprake is van een systematische verheerlijking van geweld en terrorisme door de Palestijnse Autoriteit herken ik niet.

De voorzitter: Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik constateer dat veel vragen niet zijn beantwoord door de tijd. Ik geef de commissie in overweging voor een dergelijk overleg in de toekomst meer tijd in te plannen. Ik ga ervan uit dat de minister de vragen die niet helemaal of niet beantwoord zijn, meeneemt in het verslag.

Minister Rosenthal: Dat zeg ik toe.

De heer Ormel (CDA): Ik vind dat de minister maandag moet pleiten voor een vertegenwoordiger van de EU in het Grote Merengebied. Als hij dat niet toezegt, vraag ik een VAO aan.

Minister Rosenthal:. Ik ga niet naar Brussel met de mededeling dat ik een speciale vertegenwoordiger voor het Grote Merengebied wil. Ik zal er aandacht voor vragen en ervoor zorgen dat het binnen het EDEO-verband de aandacht krijgt die het verdient. Verder kan ik op dit ogenblik niet gaan.

De voorzitter: Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken voor zijn aanwezigheid en antwoorden. Wij zetten de vergadering voort met de behandeling van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking voor 24 mei. Ik heet de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van harte welkom.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Zuid-Sudan is binnenkort onafhankelijk. De EU zal een rol spelen bij de hulpacties die op gang komen bij de verzelfstandiging van de noord- en zuiddelen. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe daarbij de aanbevelingen en geleerde lessen van de multidonorevaluatie over steun aan Zuid-Sudan ter harte worden genomen? Er zijn pittige conclusies waarin op vele valkuilen werd gewezen: de gebrekkige bestuurskwaliteit in Zuid-Sudan, het gebrek aan verzoening tussen de verschillende bevolkingsgroepen, het gebrek aan eenheid binnen de Sudan People's Liberation Army (SPLA), de noodzaak tot ontwapening en de economische ontwikkeling, het land heeft olie maar weinig andere bronnen van inkomsten. Bovendien mag Noord-Sudan bij alle aandacht voor Zuid-Sudan niet worden vergeten. Kan de staatssecretaris ervoor pleiten dat er wordt ingezet op een duurzame vredesontwikkeling in de hele regio?

De RBZ zal een verslag aanhoren van de commissaris die in Ivoorkust is geweest. Mijn oud-fractievoorzitter Femke Halsema heeft in Ivoorkust met mensen rond Ouattara gesproken. Zij kwam niet optimistisch terug. Wat kan de EU doen om het proces van waarheidsvinding en verzoening te helpen en ervoor te zorgen dat er een brede coalitieregering wordt opgezet? Ouattara heeft weliswaar gewonnen, maar 45% heeft destijds op Gbagbo gestemd. De milities van Ouattara die van alles uitspoken – dat wordt terecht onderzocht – worden ontwapend. Het is een explosieve situatie. De EU heeft veel kennis op het gebied van democratiserings- en ontwapeningsprocessen en kan een positieve rol spelen waar het nieuws alleen maar gitzwart is.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. In antwoord op mijn vraag over opschorting van een deel van de bilaterale hulp aan Jemen gaf het kabinet aan vooralsnog rekening te houden met hervatting. Mijn fractie hoopt dat de situatie in Jemen snel verbetert zodat de ontwikkelingssamenwerking verder kan gaan. Kan de staatssecretaris toelichten onder welke voorwaarden dat kan?

Mijn fractie is verheugd over de overgave van Laurent Gbagbo. Het is van groot belang om het land enigszins op de rails te krijgen. Ook is het van groot belang een grondig onderzoek in te stellen naar mensenrechtenschendingen en om de ontwikkelingssamenwerking zo snel mogelijk op gang te brengen. Wat zijn de verwachtingen? Wanneer starten wij hiermee? Mijn fractie krijgt signalen dat de scheiding tussen Noord- en Zuid-Sudan gewelddadig dreigt te worden. De brief spreekt daar niet over, maar ik ga ervan uit dat ook daarover wordt gesproken. Wij zijn benieuwd naar de voorstellen van commissaris Piebalgs over Sudan. Tot slot: de staatssecretaris heeft aangekondigd zijn collega's aan te sporen zich te houden aan afspraken over de budgetten voor Ontwikkelingssamenwerking (OS). Dat betekent dat zijn collega's geld moeten vrijmaken. Die aansporing was volgens mijn fractie geloofwaardiger geweest als hij zelf niet had bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking.

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Wij hebben eerder besproken dat er hulp gegeven zou worden aan Zuid-Sudan na de onafhankelijkheid. Het proces is relatief goed verlopen. Wij hebben er ook over gesproken dat het een testcase zou kunnen zijn om te bekijken hoe de EU en Europese landen een andere invulling aan hulp kunnen geven dan voorheen. Een aanpak nieuwe stijl: minder kluitjesvoetbal en meer werkverdeling. Kan de hoop die wij toen uitspraken bewaarheid worden? Hoe zien de fases eruit waarin uitvoering aan de hulp gegeven wordt?

Uit het Europese Ontwikkelingsfonds (EOF) is 150 mln. beschikbaar gesteld voor Ivoorkust. Hoe en via welke kanalen wordt dit geld besteed? Wat kan de inzet van Nederland daarbij zijn? De macht wordt overgedragen, maar wij kunnen niet garanderen dat Ouattara schone handen heeft. Er lopen de nodige onderzoeken naar misdaden die gepleegd zijn door zijn milities. Wij kunnen hopen dat die niet waar blijken te zijn, maar wij kunnen ook onze ogen niet afwenden van de waarschijnlijkheid dat daar een en ander aan de hand is. Kan de staatssecretaris aangeven hoe de onderzoeken verlopen en in welke mate ze een voorwaarde zijn voor de gegeven hulp? Zijn ze een invloedsfactor op de keuze van de kanalen, met name dat van begrotingssteun?

De prestaties van andere Europese landen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en de budgetten worden nog altijd afgemeten aan de achterhaalde ODA-criteria. Twee dagen geleden is de staatssecretaris hierop uitgebreid ingegaan. Er zijn zaken, vooral in de investeringssfeer, die erg effectief zijn voor ontwikkeling, maar die niet meetellen in de klassieke interpretatie van ODA-criteria. De staatssecretaris gaf aan dat hiervoor een term is: Other Offical Funds, afgekort OOF. Dat is een stimulans, want als iets een afkorting heeft, wordt het hopelijk mainstream. Het werkt ook al als bijvoeglijk naamwoord; als zaken niet OAD-able zijn, zijn ze wellicht OOF-able. Was ik een absurdist dan was ik nu tevreden, maar als politicus zie ik graag een einde aan dit absurdisme. De staatssecretaris wil aan de andere landen vragen hoe zij meer geld uit gaan geven. De VVD is meer geïnteresseerd in hoe ze effectiever omgaan met ontwikkeling. Wij zien liever een plan om ODA van deze tijd te krijgen dan op het oude niveau. Wil de staatssecretaris tijdens deze raad verkennen waar de concrete mogelijkheden liggen voor modernisering van de ODA-criteria zodat die investeringszaken eronder kunnen vallen?

De heer Driessen (PVV): Voorzitter. De staatssecretaris schrijft in zijn brief dat Italië het slechtst presteert van de oude lidstaten. Alsof het een voetbalwedstrijd betreft. De ambtenaar die dit heeft opgeschreven, kan misschien beter bij de redactie van Voetbal International gaan werken. Aan het Europees kampioenschap geld over de balk smijten moet Nederland niet eens willen deelnemen. De staatssecretaris schrijft ook dat hij naar aanleiding van het spoeddebat van vorige maand over Europese ontwikkelingshulp de Europese Commissie gaat aansporen om veel aandacht te schenken aan verbetering van de kwaliteit van Europese ontwikkelingshulp. Ondertussen heeft de onafhankelijke Britse denktank Open Europe voor de tweede keer een vernietigend rapport over Europese ontwikkelingshulp gepubliceerd. Naar aanleiding van dat rapport heb ik vijf vragen. Waarom gaf de Europese Unie de afgelopen jaren bijna 170 mln. begrotingssteun aan Egypte en Tunesië? Begrotingssteun zou toch alleen gegeven worden aan de landen die voldoen aan de criteria van goed bestuur? Vond Brussel de regering-Mubarak een goed bestuur? Waarom sloot Brussel in 2008 een associatieverdrag met Kadhafi? Waarom kende Brussel Kadhafi–Libië voor de komende jaren 60 mln. toe? Waarom gaf Europa € 200 000 uit aan de organisatie van een volslagen onzinnig cultuurfestival in Algerije? Waarom gaf Brussel € 80 000 uit aan een filmweek in Marokko? Werd ook de popcorn betaald met Nederlands belastinggeld? Waarom subsidieerden de Brusselse bureaucraten dassen met het EU-logo in Tunesië? Denkt men dat de zogenaamde Arabische lente gaat slagen als iedereen daar met een stropdas gaat rondlopen?

De voorzitter: Ik wijs u erop dat dit onderwerp geen onderdeel uitmaakt van de agenda. Ik laat het aan de staatssecretaris over om deze vragen wel of niet te beantwoorden.

De heer Driessen (PVV): Als u de brief goed leest, kunt u eruit afleiden dat dit zeker wel een onderdeel van de agenda is.

De voorzitter: Ik heb de brief gelezen en ken de creativiteit van Kamerleden.

De heer Driessen (PVV): Ik zou bijna zeggen: Zegt u dit als PvdA-lid of als voorzitter van deze commissie?

De voorzitter: Ik wil u erop wijzen dat het geen pas geeft om dergelijke opmerkingen te maken. De voorzitter is onafhankelijk, van welke partij hij of zij ook is.

De heer Driessen (PVV): Voorzitter. Deze gigantische verspilling van Europese hulpgelden is aan niemand uit te leggen. Deze verspilling toont wat de PVV betreft wederom aan dat Nederland direct moet stoppen met het leveren van een bijdrage aan die belastinggeldverspillende en -verslindende Europese ontwikkelingshulp.

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Goed dat er afstemming is tussen de donoren om de effectieve inzet in Sudan mogelijk te maken. Ik ben benieuwd waar Nederland uit wil komen. Ik sluit aan bij de vragen van mevrouw Peters. De aanbevelingen van de multidonorevaluatie roepen nogal wat op. Ik begrijp dat in het overleg met de donoren gevraagd is of Nederland zich speciaal wil richten op onderwijs. Klopt dat? Zo ja, hoe gaan wij dat doen als onderwijs nu net een van de sectoren is waar wij uit willen gaan? Meer in het algemeen ben ik benieuwd naar het overleg tussen de donoren. In een vorig debat gaf de staatssecretaris aan dat de inzet op Zuid-Sudan een mooi voorbeeld zou kunnen zijn van hoe je veel beter kunt afstemmen. Wat is zijn reactie op hoe dat tot nu toe gaat? Bij Noord-Sudan sluit ik aan bij de zorgen die geuit zijn door mevrouw Peters. Wat hier gebeurt, kan een grote impact op de hele regio hebben. Graag hoor ik hoe de staatssecretaris daartegen aankijkt.

Er dreigt een burgeroorlog in Ivoorkust. Het is ontzettend complex om te bekijken hoe daar op een effectieve manier kan worden ingezet. Ik hoor graag hoe de 150 mln. besteed kunnen worden. Ik vraag de staatssecretaris om aandacht te geven aan de positie van jongeren. Zij moeten toekomstperspectieven hebben.

Het is geweldig dat landen zoals België en het Verenigd Koninkrijk inzien hoe belangrijk het is om in te zetten op ontwikkelingssamenwerking. Zij hogen hun budgetten op ondanks de kortingen die er zijn. Ik begrijp dat en vind het heel verstandig. Ik ben benieuwd hoe het gaat met de afstemming. Het voorstel van het Hongaars voorzitterschap is om water prioriteit te maken van de gehele EU. Dat lijkt mij niet handig, want dat is net iets waar Nederland goed in is. Laat Nederland dat doen en laat andere landen andere dingen doen. Hoe zit het met de afstemming?

Voorzitter Ferrier

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de uitgesproken zorg over Sudan. Welke plannen zijn er op de korte termijn voor stabilisering en het betrekken van de verschillende partijen daarbij? Dat is cruciaal. De PvdA-fractie steunt van harte de oproep van de staatssecretaris aan verschillende EU-lidstaten om aan de internationale verplichtingen te voldoen. De staatssecretaris zal waarschijnlijk in de wandelgangen met lidstaten spreken over de landenlijst en het overnemen van bilaterale programma's. Nederland is bezig met een focusbrief, net als andere landen. Kan de staatssecretaris inzicht geven in welke bilaterale programma's met welke landen gedeeld worden? Wie gaat wat doen? De afgelopen jaren is gesproken over partnerschap, basket funding, etc. Het zou goed zijn als de staatssecretaris inzicht kan geven in de EU en de samenwerking om de coherentie voor andere landen duidelijk te maken. Politiek gezien moet het vertrouwen van de landen niet bezoedeld worden en moeten afspraken blijvend worden nagekomen. Ik begrijp dat de Belgische federale overheid een databank heeft van alle ODA-middelen, die een transparant overzicht geeft. Is dat ook mogelijk voor Nederland? Het kan voor de Nederlandse burger inzicht verschaffen in het gebruik van belastinggeld.

De zorg over Ivoorkust is geuit. De staatssecretaris krijgt een toelichting van de commissaris over de recente besprekingen met president Ouattara. Wellicht kan hij daarover wat zeggen. Ik heb moeite met de geannoteerde agenda. Hij is vooral beschrijvend en gaat niet zozeer in op de inzet.

Voorzitter Eijsink

Staatssecretaris Knapen: Voorzitter. Sudan en Ivoorkust zijn de onderwerpen die besproken worden in de context van de ontwikkelingssamenwerking in de Europese Unie. Ik zal een stand van zaken geven. De agenda is beperkt omdat wij wachten op een paar grote mededelingen die komen in de loop van juni, zoals de financiering van het extern beleid naar 2013. Na de zomer komt de toekomst van de ontwikkelingssamenwerking in relatie met begrotingssteun aan de orde. De afronding van deze discussie zal in november 2011 zijn. Vandaar dat het volgende week een kort, informeel overleg is.

Waar staan wij? In 2010 is er een stijging van de ODA-middelen binnen de EU met ongeveer 10%. Dat is positief. Enkele lidstaten liggen op schema of beantwoorden aan de gemaakte afspraken. Er zijn ook een paar grote achterblijvers. De meest opvallende is Italië, dat het laagst scoort van allen. Het is belangrijk om iedereen, ook freeriders, bij de les te houden. Natuurlijk gaat de discussie ook over de vraag waar wij het eigenlijk over hebben. Er zijn nog geen andere criteria dan de ODA-criteria, dus gebruiken wij die. Het is niet zo dat het onderwerp niet wordt besproken; ik heb hierover laatst nog een discussie gevoerd met mijn Duitse collega Niebel.

Naar aanleiding van een spoeddebat over de bevindingen van Open Europe hebben wij al eens gewisseld hoe de rol van de EU is, ook verdragsrechtelijk. Het gaat om een parallelle instelling; het is niet zo dat zij in plaats van wij of wij in plaats van hen aan ontwikkelingshulp doen. Verdragsmatig is de EU gehouden om dit terrein te bestrijken. Ik heb niet alle vragen van de heer Driessen kunnen noteren en ik heb ook niet op alle voorbeelden die hij noemt onmiddellijk een antwoord. Hij wees net als anderen op de begrotingssteun. Dat is een onderwerp dat door de EU kritischer wordt bekeken, zoals commissaris Piebalgs heeft aangekondigd. Het wachten is op het plan.

De heer Driessen (PVV): In de brief staat dat de staatssecretaris de kwaliteit van Europese ontwikkelingshulp in Brussel wil gaan aansnijden. Mijn vijf vragen hebben betrekking op die kwaliteit. Ik wil graag dat de staatssecretaris hierop antwoord geeft. Ik ben van harte bereid ze nog een keer voor te lezen.

Staatssecretaris Knapen: Een mogelijkheid is dat ik schriftelijk terugkom op de specifieke voorbeelden. De antwoorden daarop heb ik niet paraat. Op de grote thema's die de heer Driessen aansnijdt, probeer ik antwoord te geven.

De heer Driessen (PVV): Het moet voor de staatssecretaris niet moeilijk zijn te antwoorden op de vraag wat hij ervan vindt dat de Europese Unie stropdassen betaald in Tunesië, een filmweek financiert in Marokko en een cultuurfestival sponsort in Algerije. Vindt hij dat daar Europees, dus ook Nederlands, belastinggeld naartoe moet gaan of kwalificeert hij dat net als de PVV als verspilling?

Staatssecretaris Knapen: De totale begroting van ontwikkelingssamenwerking van de EU is ruim 10 mld. Het voorbeeld van die dassen kan over een bedrag gaan van € 25 000. Dat is weliswaar heel veel geld en misschien zit ik er € 15 000 naast, maar in de verhoudingen vraagt de heer Driessen naar een precisie van nul komma nul nul achter de komma. Die heb ik nu niet paraat. Er is een groot aantal activiteiten dat te maken heeft met publicitaire, promotionele public diplomacy. Open Europe wees daar kritisch op. Als ik de voorbeelden hoor, ga ik ervan uit dat het onderdelen zijn van public diplomacy. Als dat zo is, is het goed dat alle activiteiten kritisch tegen het licht worden gehouden om te bekijken hoe effectief, zinvol, enthousiasmerend en identificerend ze zijn. De Europese Rekenkamer let daarop en heeft voor deze activiteiten het afgelopen jaar een positief oordeel afgegeven.

Voorzitter. Wij hebben in februari nogal wat werk gemaakt van het feit dat Sudan een goed voorbeeld zou kunnen worden voor een geïntegreerde aanpak. Eind januari, begin februari zijn wij daar in Brussel over begonnen en vervolgens zijn wij er nog een keer op teruggekomen. Commissaris Piebalgs was anderhalve week geleden in Zuid-Sudan. Hij komt met een eerste verslag. Zoals gezegd ligt er in de eerstvolgende OS-raad een werkplan. Het programmeringsdocument in wording ziet er niet slecht uit. Het gaat daarbij om een gezamenlijke inzet van alle hulpgelden in een beperkt aantal strategische sectoren zoals waarschijnlijk justitie, gezondheid, sanitatie en rurale ontwikkeling. Ik had gisteren een gesprek met mevrouw Anne Ito, minister van landbouw van Sudan. Zij meldde dat alle gesprekken die tot nu toe gevoerd zijn erop duiden dat dit programma aansluit bij de wensen van de toekomstige Zuid-Sudanese regering. In het programmeringsdocument hoort een goede afstemming en een onderlinge werkverdeling over de overige sectoren en activiteiten tussen de diverse partners te staan. De commissie wordt een grote donor in Zuid-Sudan. Het EOF stelt voor de komende vier jaar 200 mln. beschikbaar. Het programma en de coördinatie zien er goed uit. Wij gaan ervan uit dat bij de volgende bijeenkomst in juni de commissie en de EDEO met mevrouw Ashton en de heer Piebalgs als representanten een gezamenlijke EU-strategie zullen presenteren voor Zuid-Sudan waarin het gezamenlijk programmeringsdocument een belangrijk onderdeel zal zijn.

Mevrouw Ferrier (CDA): Begrijp ik goed dat wij voor het volgende overleg op Europees niveau geïnformeerd worden over wat precies is afgesproken? Dit kan een voorbeeld zijn van goede coördinatie tussen donoren en daarom vind ik het belangrijk dat de Kamer precies weet wat er is afgesproken en hoe het proces verloopt.

Staatssecretaris Knapen: Ik geef de stand van zaken voor dit moment. Het document is er nog niet. Als het er is, delen wij dat met de Kamer en nemen haar inbreng ter harte. Daarmee gaan wij in Brussel aan de slag. De signalen tot nu toe zien er goed uit. De overige belangrijke donoren in Zuid-Sudan, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, zitten in het Joint Donor Office in Juba. Ze werken aan een document waarin iedereen zich goed kan vinden en aan een werkverdeling die iedereen herkent.

Voorzitter. Mevrouw Ferrier vroeg naar de activiteiten op het gebied van onderwijs. Het is niet de bedoeling dat er gaten vallen. In Sudan is overleg gevoerd met de andere donoren en de EU over de werkverdeling in de onderwijssector. Daaruit blijkt dat er voldoende donorfinanciering voor het onderwijs zal zijn, zeker gezien de huidige absorptiecapaciteit. Het is wel zo dat deze voorlopig via niet-gouvernementele organisaties loopt omdat de capaciteit van de overheid nog te beperkt is. De voornaamste bilaterale donoren zijn Canada, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Het staat nog niet zwart-op-wit, maar die kant gaat het op. Er zijn niet veel problemen. De commissie is van plan in te stappen op het moment dat de overheid van Zuid-Sudan de regie van het onderwijsbeleid naar zich toe heeft weten te trekken. Dat heeft tijd nodig.

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik begrijp dat de deskundigheid van Nederland werd gevraagd om in een postconflictsituatie onderwijs op te bouwen. Kunt u daar iets over zeggen?

Staatssecretaris Knapen: Als wij daar ter plekke onderwijsdeskundigheid hebben die zinvol is om de komende periode te benutten, is er geen enkele reden om daar niet maximaal gebruik van te maken.

Voorzitter. Ik bemerkte een zekere zorg bij de commissie over de rest van Sudan, ruim twee derde van het gebied. De ontwikkelingsactiviteiten in overig Sudan, ruim twee derde van het gebied, blijven. Ze richten zich vooral op humanitaire hulp, stabiliteit en problemen in de grensgebieden en Darfur. Het gaat allemaal om activiteiten van non-gouvernementele organisaties. De commissie vroeg hoe het zit met de conflictpreventie en het ontwikkelen van stabiliteit. Iedereen heeft eind januari de vlag uitgestoken, maar er zijn nog geweld en grensconflicten. Wij zijn samen met andere landen nauw betrokken bij het bij elkaar krijgen van partijen en het doen van voorstellen. Dat proces loopt nog steeds; de leiding ligt bij Mbeki. Zoals ik gisteren heb vastgesteld in mijn gesprek met de twee bewindslieden uit Sudan, speelt Nederland nog steeds een gewaardeerde rol. Die willen wij blijven spelen totdat het niet meer nodig is. De situatie is onzeker omdat een aantal zaken nog steeds niet is opgelost. Er moeten heel wezenlijke knopen worden doorgehakt en dat kan in de aanloop naar de onafhankelijkheidsdatum van 9 juli tot problemen leiden. Er is in Zuid-Sudan een zeker optimisme dat het na 9 juli een goede wending zal nemen omdat dan de voldongen feiten in hun symbolische betekenis zijn neergezet.

Mevrouw Peters vroeg of de lessen van de multidonoranalyse ter harte worden genomen. Ik verzeker haar dat dit gebeurt. Ik constateerde bij de voorjaarsvergadering van de Wereldbank in Washington dat men danig geschrokken is van de analyse. Het kwam in de diverse gesprekken telkens ongevraagd terug omdat het een kwetsbaar punt is, ook voor de legitimatie van de Wereldbank zelf. In het programmeringsplan van de Europese Commissie wordt ongetwijfeld verwezen naar de tekortkomingen, die met name liggen op het gebrekkig verdisconteren van een conflictsituatie in het opzetten van programma's. Men heeft de lessen niet alleen gelezen, maar is ook van ze geschrokken.

De commissie sprak uitvoerig over Ivoorkust. Daar heerst een labiele situatie. De veiligheidssituatie in de hoofdstad lijkt verbeterd. Volgens de laatste berichten is er in het westen van het land een begin gemaakt met een serieus proces van ontwapening. Er zijn voortdurend incidenten en vorige week zijn er meer dan 200 doden gevallen, waarschijnlijk door Liberiaanse huurlingen en pro-Gbagbo aanhangers uit het zuidwesten. Er is sprake van 150 000 vluchtelingen buiten de grenzen van Ivoorkust. Schattingen zeggen dat er binnen Ivoorkust 500 000 vluchtelingen zijn, maar dat getal is minder grijpbaar en minder makkelijk te identificeren. Het zijn onrustbarende getallen. De EU heeft uit het EOF 140 mln. ter beschikking gesteld en uit ECHO, het humanitaire programma, 60 mln. Die hulp wordt ingezet om allerlei dingen te doen voor basisbehoeften, verzoening, het begin van rechtsorde en basisvoorzieningen voor de gezondheidszorg en de landbouwsector. Wij hebben aangemoedigd dat de Europese Commissie snel actie onderneemt. De sancties zijn ondertussen opgeheven en de havens zijn open. De cacaohandel die het vorig jaar aardig deed, is weer opgepakt.

Mevrouw Hachchi vroeg wat de stand van zaken is op het gebied van mensenrechtenschendingen. Er is door Ouattara een commissie benoemd voor dialoog, waarheid en verzoening. Hij heeft het Internationaal Strafhof verzocht een onderzoek te starten naar de gebeurtenissen. Ivoorkust is geen lid van het Strafhof, maar heeft de rechtsmacht voor deze specifieke situatie aanvaardt. Er moet voor dat onderzoek toestemming worden gevraagd aan de Pre-Trial Chamber. De Mensenrechtenraad van de VN heeft een onderzoekscommissie ingesteld. De eerste week van mei is die afgereisd naar Ivoorkust. Bij mijn weten is die er nog. Als Ivoorkust voor dit onderzoek om VN-assistentie vraagt, zullen wij bezien of Nederland daaraan een bijdrage kan leveren. In die sector hebben wij vaker assistentie verleend en hebben wij expertise in huis. Wij doen zelf ook wat: wij hebben noodhulp gedaan en extra middelen beschikbaar gesteld voor UNHCR en Unicef. Laatst hebben wij een transport betaald voor de Stichting Vluchteling die 20 ton goederen in Rotterdam had staan, maar niet wist hoe het die in Ivoorkust moest krijgen. Wij zitten er bovenop binnen de mogelijkheden van het raamwerk dat wij hebben.

Mevrouw Hachchi vroeg naar Jemen. Wij hebben de bilaterale steun via de overheid opgeschort. Wij denken pas aan herstel als er een wezenlijke verbetering op het gebied van de rechtsstaat en de mensenrechten is waar te nemen. Onze ambassadestaf is grotendeels vertrokken. Het idee waarover zij over sprak, het ombuigen van middelen via de overheid naar de civil society sector, is niet zo makkelijk snel uit te voeren. Wij missen de antennes en de mensen om te bekijken hoe en waar wij dat snel kunnen doen. Het heeft onze aandacht, maar het kan niet van de ene op de andere dag.

Mevrouw Eijsink vroeg hoe het zit met de diverse bilaterale programma's. Ik kan daar nu niet op antwoorden omdat het werk in aanbouw is. Wij zijn nog niet zover dat wij al die stappen hebben gezet. Bovendien is het goed om te beseffen dat het om vele honderden programma's gaat. Het idee is om daar inzicht in te geven. Eind vorig jaar hebben wij met een schuine en jaloerse blik naar het Britse ministerie gekeken, waar men een buitengewoon inzichtelijk systeem heeft om de middelen voor ontwikkelingssamenwerking te volgen. Dat detailniveau zullen wij wellicht niet redden omdat er een afweging valt te maken tussen kosten en transparantie. Wij zijn wel druk bezig om inzicht te krijgen in alles wat wij doen om voor iedereen zo precies mogelijk zichtbaar te maken waar de publieke middelen zich bevinden. Dat is belangrijk voor het draagvlak, maar ook voor de discussie. Je kunt pas discussiëren over onderwerpen wanneer je in staat bent om op te zoeken waar je het over hebt en hoe het met de feiten zit.

Mevrouw Eijsink vroeg naar de werkverdeling. Dat is een belangrijk onderwerp dat ons na aan het hart ligt. Het maakt de implementatie van het WRR-rapport makkelijker. De werkverdeling binnen het OS-veld gaat langzaam. Niet alle donoren staan te springen om zich te voegen naar de regie van de Europese Commissie. Iedereen, ook wij, heeft voorkeuren en prioriteiten en wil daar niet zomaar van afwijken. Er zijn serieuze vorderingen gemaakt. Van de gedragscode die vier jaar geleden is afgesproken, kan worden vastgesteld dat intussen meer lidstaten zich houden aan het feit dat ze drie sectoren per partnerland mogen bedienen. België doet dat bijvoorbeeld heel consequent en wij doen het zoveel mogelijk. Wij hebben bijvoorbeeld het proces in Mozambique geleid om de coördinatie te bevorderen. Wij zijn bezig om voortdurend te overleggen over de uitfasering van activiteiten van Nederland, maar ook van andere landen als Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Het is work in progress. Het gaat niet van de ene dag op de andere en kent een aantal beperkingen. Desalniettemin is de commissaris serieus aan de slag gegaan om resultaat te laten zien.

De heer Driessen (PVV): De staatssecretaris heeft mijn vragen over de begrotingssteun aan Egypte en Tunesië en het associatieverdrag met Kadhafi en de 60 mln. voor Kadhafi-Libië niet beantwoord. Komt hij daar schriftelijk op terug?

Staatssecretaris Knapen: Dat lijkt mij een goed voorstel.

De voorzitter: Ik dank de minister, de medewerkers en de Kamerleden en sluit de vergadering.