Kamerstuk 21501-02-1059

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Gepubliceerd: 17 mei 2011
Indiener(s): Gerda Verburg (CDA), Alexander Pechtold (D66)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1059.html
ID: 21501-02-1059

Nr. 1059 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 mei 2011

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 7 april 2011 overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 22 maart 2011 ter aanbieding van het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 21 maart 2011 (21 501-02, nr. 1048);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 april 2011 met de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van dinsdag 12 april 2011 (21 501-02, nr. 1051).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Pechtold

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Verburg

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

Voorzitter: Pechtold

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Kortenoeven, Hachchi, Timmermans, Pechtold, Peters, Knops en Nicolaï,

en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet iedereen van harte welkom bij dit overleg. Ik stel een spreektijd voor van vijf minuten per fractie.

De heer Kortenoeven (PVV): Voorzitter. Wat betreft de cycloon van ontwikkelingen in het Midden-Oosten loopt menigeen achter de feiten aan. Ik geef twee treffende voorbeelden. Enkele dagen geleden, terwijl Europese ambtenaren zich bogen over de vraag hoe de democratisering in Egypte te bevorderen, heeft in dat land de zeer populaire Moslimbroederschap opgeroepen tot het instellen van een islamitische zedenpolitie voor de openbare weg. Het gaat om geüniformeerde vrouwenmeppers, zoals die ook opereren in Iran en Saudi-Arabië. Dan heeft de PVV toch meer op met de dierenpolitie. In Syrië heeft dictator Assad een aantal seculariseringsmaatregelen teruggedraaid. De nikab mag weer op scholen. Assad vreest terecht de democratische islamisten. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Optimisten omschrijven de revolutionaire ontwikkelingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika als de «Arabische lente», maar dat idyllische beeld vertroebelt de werkelijkheid. Als er al sprake is van een Arabische lente dan zal deze onvermijdelijk eindigen, net als de Praagse lente van 1968. Die werd verpletterd door de tanks van de communistische ideologie. Als de Arabische lente al bestaat, wordt die nu onder vuur genomen door de verwoestende woorden en praktijken van de islamistische ideologie. Ik reken mezelf tot de realisten en die vragen aandacht voor onplezierige realiteiten. In dit geval zijn dat de tribale en islamistische wortels van de structurele onrust in de Arabische wereld. Men kan echter ook gewoon luisteren naar wat gezaghebbende stemmen uit die wereld er zelf van zeggen. Onlangs schreef Al Qaida-propagandist Anwar al-Awlaki in zijn essay The Tsunami of Change «I wonder whether the West is aware of the upsurge of mujaheddin activity in Egypt, Tunisia, Libya, Yemen, Arabia, Algeria and Morocco? Is the West aware of what is happening or are they asleep with drapes covering their eyes?» Als door optimisten wordt gesproken over de Arabische lente bekruipt mij het gevoel dat men geen weet heeft van de dozen van Pandora in de Arabische wereld. Zo'n doos lijkt zich ook te bevinden in Libië waarbij verschillende staten, waaronder Nederland, thans militair betrokken zijn. Kennen we de oppositie eigenlijk wel die door het Westen wordt gesteund? Welke rol wordt in die oppositie gespeeld door Al Qaida-adepten als Abdel-Hakim al-Hasidi? Kan de minister ons garanderen dat het Westen in Libië niet dezelfde fout maakt als met de mujahedin in Afghanistan tijdens de Russische bezetting van 1979 tot 1989? Hoe is het gesteld met onze inlichtingenpositie met betrekking tot de Libische oppositie? Is er een Nederlands rapport? Is er een Europees rapport? Is er een NAVO-rapport?

Er zijn meer aanwijzingen dat de Arabische lente met zorg moet worden bezien. De belangrijkste leider van de Egyptische lente heet Mohammed ElBaradei, maar hij is geen Egyptische Alexander Dubček. Het was Mohammed ElBaradei, voormalig directeur-generaal van het Internationaal Atoomenergieagentschap, die de wereld heeft misleid omtrent het illegale Iraanse kernwapenprogramma. Het was ElBaradei, Nobelprijswinnaar voor de vrede, die eerder deze week Israël op voorhand de oorlog verklaarde als het zichzelf zou verdedigen. We hebben het over de meest serieuze kandidaat voor het Egyptische presidentschap. Ziet de minister in deze ElBaradei een serieuze gesprekspartner over democratie, vrede en veiligheid?

Ik heb mij gestoord aan enkele passages op de agenda die gaan over het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). Zo wordt gesteld dat ook Israëlische vergeldingsacties het MOVP onder grote druk zetten. Het gaat niet om vergeldingsacties. Het gaat om rechtmatig en noodzakelijk Israëlisch verweer tegen niets en niemand ontziend terrorisme. Het geeft geen pas Israëlische verdedigingsacties op die manier met Palestijns terrorisme gelijk te stellen. Wil de minister dit corrigeren?

De PLO voert momenteel een diplomatiek offensief. Daarmee wordt beoogd in september via de Algemene Vergadering van de VN een tweede Palestijns-Arabische staat te laten erkennen in het gebied tussen de Jordaan en de Middellandse zee. Aan de andere kant hebben vooraanstaande PLO-leiders, waaronder Mahmoud Abbas, onlangs paspoorten aangevraagd en gekregen in de reeds bestaande Palestijns-Arabische staat, in Jordanië. Tegen dat laatste heeft de PVV-fractie geen bezwaar, want wij denken dat het Palestijns-Arabische zelfbeschikkingsrecht volledig tot zijn recht kan komen in Oost-Palestina en het Joods-Palestijnse zelfbeschikkingrecht in West-Palestina. Het alternatief is de balkanisering van de slechts enkele tientallen kilometers smalle landstrook tussen de Jordaan en de zee. De PVV-fractie is tegen zo'n balkanisering omdat die geen ruimte biedt aan een levensvatbare Joodse staat.

De minister lijkt in de agenda van de raad te verwijzen naar dat diplomatieke PLO-offensief. Hij spreekt over de noodzaak voor onmiddellijke hervatting van rechtstreekse onderhandelingen zonder voorwaarden vooraf, gericht op een raamwerkakkoord per september 2011. Meteen daarop volgt dat enkele lidstaten mogelijk zullen bepleiten dat de EU zich ervoor inzet dat het Kwartet in een Kwartetverklaring parameters op het gebied van grenzen, veiligheid, vluchtelingen en de status van Jeruzalem voor een akkoord noemt. Daarin lees ik het dreigement dat er een regeling kan worden opgelegd. Daarin lees ik in ieder geval iets anders dan «rechtstreekse onderhandelingen zonder voorwaarden vooraf». Daarin lees ik ook een verkapt dreigement aan de Israëlische regering in Jeruzalem. Dit verhoudt zich niet met de passage in het regeerakkoord waarin wordt gesproken over het investeren in de band met Israël. Ik vraag de minister om klare wijn wat betreft deze passages in de agenda. Ik wil volstrekte helderheid over de Nederlandse opstelling hierin. Ten slotte vraag ik de minister om een brief met daarin een analyse en een waardering van het diplomatieke offensief van de PLO om via de VN tot unilaterale uitroeping van een Palestijnse staat te komen en die te laten erkennen.

De heer Timmermans (PvdA): Ik moet bekennen dat ik dezelfde neiging heb als Nederland vorige week had na de obsessieve uitspraken van de voorman van de heer Kortenoeven in HP/De Tijd, namelijk de schouders ophalen en constateren dat we het allemaal wel weten. Ik wil echter toch proberen de heer Kortenoeven serieus te nemen wat betreft zijn eerste punt over wat er in de Arabische wereld gebeurt. Hij plaatst daar kanttekeningen bij en spreekt zijn zorgen uit. Aan een partij die zichzelf serieus wil nemen, is dan toch de vraag: wat had u dan gewild? Had Nederland troepen moeten inzetten om Mubarak in het zadel te houden? hadden we Kadhafi de mogelijkheid moeten laten om Benghazi te asfalteren met alle bewoners onder het asfalt? Wat wil de PVV-fractie? Moeten we tegen al die miljoenen mensen in de Arabische wereld die naar vrijheid hunkeren en daarnaar handelen, zeggen dat zij die vrijheid niet krijgen omdat er ook mensen onder hen zijn die wij wantrouwen? Wat wil de PVV dan?

De heer Kortenoeven (PVV): Het gaat er niet om of er een oplossingsmodel is, maar dat je signaleert dat er dingen fout gaan. De heer Timmermans is een van de mensen die ik bedoelde. Als hij het over de Arabische lente heeft en een idyllisch beeld schetst van een situatie die heel veel dreigingscomponenten kent, vraag ik me af wat hij wil. De PVV heeft de wijsheid niet in pacht, ik waarschuw echter voor de naïviteit waarmee er naar dingen wordt gekeken. Onze eigen belangen zijn er namelijk aan gekoppeld. Natuurlijk willen we vrijheid en blijheid voor alle mensen in de regio. De PVV is een mensenrechtenpartij. Wij willen van al die dictators af, maar we zijn wel bang voor de ongewenste bijeffecten van die revolutie in de Arabische wereld. Dat mag toch gezegd worden? Het zou toch raar zijn als we dat zonder enige kanttekening zouden laten passeren?

De heer Timmermans (PvdA): Dat is mijn punt niet. Vrijblijvend buitenlands beleid bestaat niet. Als je buitenlands beleid wil voeren, maak je een analyse van de situatie en daar verbind je consequenties aan voor je handelen. Alleen een analyse maken en het handelen aan anderen overlaten en vervolgens diegenen bekritiseren vanwege hun handelen, is geen serieuze politiek bedrijven. Serieus buitenlands beleid vraagt een analyse van de situatie en alle bedreigingen en risico's waaraan conclusies worden verbonden over hoe te handelen. Daar zegt de PVV niets over. Zij klopt liever het sentiment op dan dat zij verantwoordelijkheid draagt voor het handelen dat erop zou moeten volgen.

De heer Kortenoeven (PVV): Ik maak hier bezwaar tegen. Wij zijn voorstander van handelen in deze gecompliceerde situatie. Wij zijn met een serieus voorstel gekomen voor een oplossing van het Arabisch-Palestijns-Israëlisch conflict. Wij zien dat de regio dermate gecompliceerd in elkaar zit dat je naar paradigmaveranderingen moet. Je moet naar andere oplossingsmodellen gaan zoeken. Je moet eerst onderkennen wat er mis is in de regio. De heer Timmermans moet mij maar eens vertellen wat zijn analyse is van wat er in Jemen gebeurt. Wat zou hij daaraan doen? Jemen is on the way out, sowieso qua democratisering en ook wat betreft de instandhouding van het ancien régime. Hoe zou hij dat aanpakken, rekening houdend met deze variabelen?

De voorzitter: Als de heer Timmermans daaraan behoefte heeft, neemt hij Jemen straks mee in zijn eigen bijdrage.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik zal mijn vraag, die lijkt op de vraag van de heer Timmermans, anders insteken. De heer Kortenoeven uit terecht zorgen over welke kant het opgaat. Ook de D66-fractie is daarin realistisch. Erkent hij dat er een grote groep gematigde moslims is die pleit voor een seculiere democratie? Vindt hij dan ook dat wij die juist gezien zijn zorgen moeten steunen?

De heer Kortenoeven (PVV): Net als mevrouw Hachchi zijn wij verheugd over het feit dat er in de Arabische wereld ook sensible people rondlopen. Dat zijn vaak jonge mensen die het internet zien als bevrijding. Zij denken de informatie vrijelijk te kunnen vergaren en willen op seculiere wijze een verandering tot stand brengen. Mevrouw Hachchi ziet met mij ook dat juist deze mensen, net als in Iran in 1979, het onderspit dreigen te delven tegen de vernietigende kracht van de fundamentalisten. Dat is onze angst en dat is ook haar angst. Ik denk dat wij het wel met elkaar eens zijn. Ik vind het zo jammer dat ik wordt bekritiseerd omdat ik geen oplossing zou hebben. Misschien moeten we wel constateren dat hiervoor überhaupt geen oplossingen binnen ons bereik liggen.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik ben het ermee eens dat de oplossingen niet gemakkelijk zijn. Ik vind het wel belangrijk om een realistische blik te houden voor de benodigde steun voor de naar vrijheid snakkende mensen die een seculiere democratie willen. Het is niet alleen kommer en kwel en fundamentalisme wat er in de lucht hangt. Het is juist nu belangrijk om die steun uit te spreken en ons daarvoor in internationaal verband in te zetten. Dat mis ik in het verhaal van de PVV-fractie.

De heer Kortenoeven (PVV): Ik ben jaren geleden een van de onderliggende krachten geweest van de motie-Karimi/Van Baalen over het verbeteren van de vrije media in dat deel van de wereld. Ik wil verwijzen naar mijn intenties in het kader van die motie, die ik eigenlijk alsnog in een breder kader uitgevoerd zou willen zien.

De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. Uiteraard zal de raad zich buigen over de ontwikkelingen in de Arabische regio. Ik denk dat de Europese ministers van Buitenlandse Zaken de tijd en de moeite zouden moeten nemen om die stormachtige ontwikkelingen – die waarschijnlijk nog wel een generatie zullen doorgaan en waar inderdaad niet altijd een antwoord op is maar waarvan wel een analyse moet worden gemaakt – te voorzien van een duidelijk eenduidig Europees standpunt. De grootste kwetsbaarheid van de EU is toch dat de landen als het er weer op aankomt hun eigen gang gaan. Je ziet nu een onwenselijke concurrentiestrijd ontstaan tussen Frankrijk en Italië over wie nu eigenlijk vooroploopt wat betreft Libië. Sarkozy verraste iedereen met zijn erkenning van de overgangsraad. Vervolgens voelden de Italianen zich door de Fransen gepiepeld, want zij vinden van zichzelf dat zij een droit de regard hebben over Libië. Daarom gingen zij ook maar over tot erkenning van de overgangsraad, zonder daarbij een plan te hebben voor waar dat allemaal moet landen. Dat maakt het beeld van Europa er niet beter op. Bovendien zitten andere landen in die regio mee te kijken. Zij verwachten steeds meer van Europa omdat zij zien dat voor de Verenigde Staten ontwikkelingen in die landen niet altijd van strategisch belang zijn waardoor de Amerikanen zich er minder mee zullen bemoeien.

De heer Kortenoeven daagde mij uit iets over Jemen te zeggen. Ik denk dat het evident is dat een eerder in Libië gekozen benadering in Jemen nagenoeg onmogelijk is omdat daar het risico nog veel groter is dat de buitenwereld in een tribale oorlog wordt gezogen waarbij Afghanistan nog kinderspel is. Dat probleem heb je met landen als Jemen. Daar moet je realistisch over zijn. Dat ontslaat ons echter niet van de plicht om per land in de hele regio een Europese strategie te ontwikkelen die past in de meer globale strategie zoals ook door de Nederlandse regering wordt voorgestaan. Die strategie heeft in hoofdlijnen ook de steun van mijn fractie omdat die past binnen wat er in de motie-Pechtold/Timmermans is neergelegd. We zullen daar de discussie nog over voeren.

Daarmee kom ik op de mensenrechtenstrategie van de EU. Het is misschien een ongemakkelijke samenloop van omstandigheden dat de Nederlandse regering is gekomen met een brief over de mensenrechtenstrategie, de EU daar nu over praat en wij als Kamer dat graag in samenhang willen zien. Ik neem aan dat we de brief van de regering in het kader zullen plaatsen van wat Europa op dat vlak zal doen. Dan kan de Kamer zien hoe ze daarin een aantal lijnen kan uitzetten. Ik hoop dat dit binnenkort kan, maar dat ligt aan onszelf. Als je ziet hoe de wereld zich ontwikkelt, heeft het geen enkele zin om als Nederland iets heel eigens en aparts te ontwikkelen wat niet synchroon loopt met wat de Europese Unie wil. Op enkele punten zie ik toch wel wat spanning. Ik doel bijvoorbeeld op wat de minister gisteren zei in Leiden en op het punt waarop de EU dreigt af te koersen. Ik wil daar echter niet te veel op vooruitlopen. Dat moeten we maar bij een andere gelegenheid bespreken. Misschien is het echter wel nuttig als de minister zijn collega's informeert over zijn plannen en die onderdeel van het debat maakt.

Ik maak me zorgen over de consistentie van de positie van de Nederlandse regering wat betreft het Midden-Oosten Vredesproces. Ik wil daar niet al te hard over oordelen, maar de geloofwaardigheid van de Nederlandse regering in de Arabische wereld staat of valt met de vraag of zij met twee maten meet. Het gemak waarmee, ook door de Kamer, na het opiniestuk van Goldstone in The Washington Post het hele Goldstone-rapport wordt weggegooid, gaat mij echt te ver. Als Goldstone op enkele punten terugkomt op zijn conclusies vind ik het terecht dat daar een nieuwe discussie over ontstaat, ook in de VN. Ik vind het echter onterecht dat wij ons dan meteen scharen aan de kant van degenen in Israël die verantwoordelijk zijn geweest voor de operatie in de Gazastrook waarbij 1400 onschuldige burgers onder wie 300 kinderen om het leven kwamen. Het gaat me echt te ver om in één beweging Goldstone weg te vegen. Ik vind het ook voor de toekomst van de positie van Nederland in de Arabische wereld van groot belang dat wij met raad en daad evenwichtig handelen. Mensenrechtenschendingen moeten we analyseren. We moeten ook van Israël vragen dat te doen. De uitkomst kan best zijn dat er niet of beperkt sprake is geweest van mensenrechtenschendingen, maar de analyse zal gemaakt moeten worden. Er moet verantwoordelijkheid worden genomen, wil er niet constant sprake zijn van het beeld dat er met twee maten wordt gemeten.

De heer Kortenoeven (PVV): De heer Timmermans insinueerde op subtiele wijze dat de burgerslachtoffers die tijdens de operatie Cast Lead in Gaza zijn gevallen, met verwijtbare opzet zijn gevallen. Heeft de heer Timmermans de ingezonden brief van de heer Goldstone wel goed gelezen? Hij concludeert namelijk dat er geen sprake is geweest van geconstateerde opzet wat betreft burgerslachtoffers. Hij constateert dat het inderdaad collateral damage is geweest, hoe vreselijk dat woord ook is als het gaat om mensenlevens. Kan de heer Timmermans zijn uitspraken nuanceren of moet ik dat voor hem doen?

Hij stelt dat Israël moet worden gevraagd zelf een analyse uit te voeren. De Israëlische regering heeft het onderzocht, maar heeft geen oor gevonden voor haar eigen onderzoeksrapport. Ik vind het laakbaar dat de heer Timmermans dit zegt.

De voorzitter: Het lijkt mij goed om dit onderwerp beperkt te behandelen. Er zijn vragen over gesteld, onder andere in het mondelinge vragenuur. We komen daar later nog uitgebreid op terug.

De heer Timmermans (PvdA): Ik heb altijd het gevoel dat de heer Kortenoeven hier zit voor Israël en niet voor Nederland. Dat wordt mij een beetje te gortig. Bij alles wat er gebeurt, bij ieder woord van kritiek op Israël, is hij de spreekbuis van Lieberman en andere fanatici uit de Israëlische regering. Ik pas ervoor om daar iedere keer op in te gaan. Ik herhaal: volgens Goldstone is er bij nader inzicht geen intentie geweest om de burgers rechtstreeks re raken. Dat laat onverlet dat er bij de acties van de Israëlische regering 1400 onschuldige burgers onder wie 300 kinderen om het leven zijn gekomen. De internationale gemeenschap vraagt terecht dat te analyseren en daar een gesprek over te voeren. Een democratische rechtsstaat zou daarvoor open moeten staan, zeker als hij voortdurend andere terecht de maat neemt wat betreft mensenrechtenschendingen.

De voorzitter: Vragen anders dan over Goldstone sta ik doe, maar Goldstone doen we op een ander moment. U hebt beiden daarover uw hart mogen luchten.

De heer Kortenoeven (PVV): Ik vind het echt verontrustend dat de heer Timmermans een loopje met de waarheid neemt.

De voorzitter: Dat parkeert u dan beiden voor een later moment. Het is geadresseerd. We gaan verder met mevrouw Hachchi.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Vandaag spreken we weer over de Arabische regio en dat is niet zo gek gezien de uitzonderlijke ontwikkelingen. Dit onderwerp zal constant onze aandacht nodig hebben. Inzake Egypte en Tunesië zal de raad bekijken welke concrete stappen de EU kan nemen. Dat geldt in het bijzonder in aanloop naar de aangekondigde verkiezingen. Mijn fractie hoort graag van de minister aan welke concrete stappen we dan moeten denken. We krijgen natuurlijk nog een reactie op de aangenomen motie-Pechtold/Timmermans die vraagt om een nieuwe visie om de jonge democratische krachten te steunen. We vinden Egypte en Tunesië een goede testcase voor de praktische invulling van deze motie. Bij dezen wil ik het kabinet bedanken dat de aanvraag voor het AIV-advies in gang is gezet.

Dan ga ik in op Libië. Daar probeert de internationale gemeenschap de Libische burgers te beschermen tegen de aanvallen van Kadhafi. Nederland doet inmiddels mee aan de no-flyzone. De afgelopen dagen klonk echter steeds meer kritiek vanuit de Libische opstandelingen. De militaire leider van de Libische opstandelingen zei dinsdag dat de NAVO te weinig doet om burgers te beschermen. Volgens hem zou vooral bij Misrata harder moeten worden ingegrepen. De NAVO ontkent deze kritiek. Kan de minister hier verder op ingaan? Hoe gaat de NAVO om met deze kritiek? Klopt het dat 30% van de militaire capaciteit van Kadhafi's leger is uitgeschakeld? Klopt het dat de opstandelingen steeds meer terrein verliezen rond Ajdabiya en Brega?

Dan kom ik op Jemen: het armste Arabische land. Er zijn tientallen mensen om het leven gekomen bij betogingen en toch zijn gisteren tienduizenden mensen de straat op gegaan om te demonstreren tegen president Saleh. Mijn fractie zou deze mensen graag ondersteunen. De staatssecretaris heeft alle Nederlandse hulp aan de Jemenitische overheid opgeschort. Het gaat in totaal om ongeveer 15 mln. van de bijna 24 mln. die jaarlijks van Nederland richting Jemen gaat. Dit is een goed signaal om het gewelddadige handelen van het regime af te keuren. De overheid wordt gestraft, maar worden de betogers ook gesteund? Kan een deel van de opgeschorte hulp niet naar het maatschappelijk middenveld in Jemen? Kunnen budgetten voor ngo's naar voren worden gehaald? Saoedi-Arabië, Bahrein en enkele andere landen willen gaan bemiddelen in het conflict tussen de regering in de oppositie van Jemen. Hoe gaat dit verder?

In Syrië hebben veiligheidstroepen de afgelopen dagen tientallen mensen gearresteerd. Eind maart liet president Assad onder druk van Lady Ashton actievoerders vrij. Assad heeft ook na 48 jaar de noodtoestand opgeheven. Mijn fractie vraagt om extra politieke druk in VN- en EU-verband om de politieke gevangenen vrij te laten. De Verenigde Staten en Assad zijn nog altijd in dialoog. Ook deze route moet gevolgd worden om demonstranten vrij te laten. Kan de minister dit toezeggen? Kan hij aangeven welke recente inlichtingen hij heeft? Mijn fractie krijgt verschillende signalen dat de situatie er ernstiger is dan in de media naar voren komt.

Dan kom ik op het Midden-Oosten Vredesproces. Dit staat onder grote druk. Het oplopende geweld vanuit Gaza en van Israëlische zijde maken de kans op een doorbraak bij een Kwartetbijeenkomst van de VN, de VS, de EU en Rusland in april kleiner. Het kabinet zegt dat mogelijk enkele lidstaten zullen pleiten voor extra Europese inzet voor een akkoord. Zal Nederland ook een van deze lidstaten zijn? Zo nee, waarom niet?

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik begin bij Libië. We hebben daar de afgelopen tijd uitgebreid bij stilgestaan. De CDA-fractie juicht het mandaat van harte toe en is blij met de brede steun in de Kamer om bij te dragen aan stabiliteit in Libië, hoe beperkt dan ook. Het is goed dat de lidstaten van de EU hierin gezamenlijk optrekken. Het is helaas minder goed dat er verdeeldheid is binnen de EU en dat sommige landen voor de muziek uitlopen. Goede coördinatie is van groot belang om een effectieve aanpak te verwezenlijken. Het is goed dat tijdens de Londenconferentie is afgesproken dat de OCHA van de VN zal fungeren als coördinerend orgaan en dat de EU daarop wacht. De Londenconferentie is echter alweer een week geleden en het nieuws verandert van dag tot dag. Kan de minister aangeven wanneer een verzoek van de OCHA kan worden verwacht en welke middelen de EU precies beschikbaar stelt?

De CDA-fractie is van mening dat de EU haar toegevoegde waarde moet laten blijken in het diplomatieke proces om situaties zoals in Libië en andere landen in de regio te voorkomen. Je moet niet achter de feiten aanlopen, maar proactief bekijken wat er in de Arabische wereld gaat gebeuren. Waarom staat dat specifieke punt – de vooruitblik verder dan Libië – niet op de agenda? Welke gezamenlijke afspraken maken de lidstaten om erger te voorkomen in landen waarin de bevolking in opstand is gekomen tegen autoritaire leiders?

Dan kom ik op het Midden-Oosten Vredesproces. Dat staat onder grote druk; dat erkennen wij ook. Wij delen het gevoel van urgentie dat uit de brief spreekt. De minister heeft zich eerder uitgelaten over de actieve rol die de EU zou moeten spelen in het Kwartet om de vredesonderhandelingen vlot te trekken. De CDA-fractie vond dat een prikkelende stelling, maar ziet nog geen concrete beweging. Welke invulling wil de minister hieraan geven? Of moeten we ook op dit onderwerp constateren dat de hoge ambities stuiten op de verdeeldheid die we ook op andere onderdelen van het Europees buitenlands beleid hebben gezien?

Onze fractie heeft kennisgenomen van de ingezonden brief van de heer Goldstone in de krant. Die uitspraken tonen aan onder welke moeilijke omstandigheden hij deze opdracht aanvaard heeft. In het mondelinge vragenuur is er al door de minister over gesproken. De minister heeft gezegd dat hij zich zou willen inzetten voor een officiële herziening in EU- en VN-verband. Als dit niet klopt, hoor ik dat graag. Ik wil graag weten of dat zo is, want anders blijft het zo in de lucht hangen. Komt er een rapport-Goldstone 2.0 met bijbehorende status of blijft het bij een ingezonden brief? In reactie op de heer Timmermans zou ik willen zeggen dat dit onderwerp zich leent voor absolute nuance. Daarom is het goed te constateren dat niet de hele Kamer heeft gezegd dat we het rapport-Goldstone maar in de prullenbak moeten gooien.

De voorzitter: Mijnheer Knops, even voor de volledigheid. De minister is dinsdag hierop bevraagd. Er liggen ook schriftelijke vragen. Ik begreep dat er een misverstand is omtrent het woord «herziening». Ik stel voor dat de minister dat even corrigeert als hij daar behoefte aan heeft, maar dit onderwerp wil ik verder niet uitgebreid behandelen, mede omdat die schriftelijke vragen er liggen.

De heer Nicolaï (VVD): Ik heb er wel degelijk een vraag over, die ik ook graag wil stellen. De minister heeft in de beantwoording gezegd dat hij het in de EU aan de orde wil stellen. Dan vind ik het ook logisch dat we hier wel de gelegenheid hebben om die vragen aan de minister te stellen.

Minister Rosenthal: Ik zal het daar aankaarten. Ik zeg er echter nu al bij dat ik niet heb gesproken over een «herziening».

De voorzitter: Ik stel vast dat we het deels vandaag kunnen behandelen, maar dat we dat uitputtend doen als de antwoorden op de schriftelijke vragen zijn binnengekomen.

De heer Timmermans (PvdA): Ik wil even iets rechtzetten. Ik heb niet gezegd dat de hele Kamer het rapport wilde weggooien. In de Kamer is gezegd: gooi het maar in de prullenbak. Volgens mij heeft de PVV-fractie dat letterlijk zo gezegd. Uiteraard geldt het niet voor de hele Kamer. Dan zou ik het zelf ook gezegd moeten hebben en dat heb ik zeker niet gedaan.

De voorzitter: En dan doen we het altijd nog in de papierbak.

De heer Van Bommel (SP): Het ging overigens niet om «gooien» maar om «mieteren». Dan zijn we helemaal precies.

De voorzitter: Dank voor deze reconstructie. De heer Knops vervolgt zijn betoog.

De heer Knops (CDA): Het is heel goed dat deze interventies gepleegd zijn, want een debat is er ook om de zaak scherp te krijgen. Dat is door deze interrupties gebeurd. Dat pleit ook voor de nuance die omtrent Goldstone zou moeten gelden, maar dat is het laatste wat ik erover zeg.

Het is goed dat Wit-Rusland een agendapunt blijft bij de raad. Na de frauduleuze herverkiezing van Loekasjenko heeft onze fractie zich sterk gemaakt voor een stevig EU-standpunt over de president en zijn kliek. Hoe zet Nederland zich in voor de gevangengenomen dissidenten? Is de minister bereid andere EU-lidstaten te bewegen zich in te zetten voor de Wit-Russische dissidenten?

Het verraste de CDA-fractie dat Birma niet op de geannoteerde agenda van deze raad staat. In antwoord op eerdere vragen van mijn fractie over dit onderwerp gaf de minister aan dat het standpunt eind april zal worden herzien. Wordt Birma tijdens deze raad besproken? Zo nee, waarom niet? Sinds de verkiezingen is er geen of nauwelijks verbetering gekomen in de situatie in dat land. Deelt de minister deze constatering? Kan de minister precies aangeven wanneer van herziening van het standpunt sprake zal zijn? In antwoord op eerdergenoemde vragen van mijn fractie antwoordde de minister dat hij zich in EU-verband sterk zou maken voor de positie van de 2100 gevangenen in Birma. Kan de minister een overzicht geven van de gezette stappen? Hij heeft ook gezegd dat hij zich sterk zou maken voor een internationale onderzoekscommissie in VN-verband. Welke resultaten heeft hij geboekt en zal hij dit onderwerp nogmaals bespreken?

Tot slot nog een woord over de mensenrechtenstrategie. Mijn collega Ormel die helaas door ziekte geveld is, heeft tijdens de begrotingsbehandeling een pleidooi gehouden voor het handhaven van de mensenrechten als speerpunt van het Nederlands buitenlands beleid. De ambtsvoorganger van deze minister heeft dat ingezet en volgens mij heeft deze minister dezelfde ambitie. Gisteren stuurde de minister zijn mensenrechtennotitie naar de Tweede Kamer. In navolging van de heer Timmermans vraag ik hoe we deze notitie moeten zien ten opzichte van de Europese mensenrechtenstrategie die op de agenda staat. Ziet de minister een gidsfunctie voor Nederland op dit punt voor de hele EU omdat wij toch verder zijn? Volgt daar een soort harmonisatie uit?

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik wil graag beginnen met Libië. In het bijzonder wil ik ingaan op de discussie die is ontstaan naar aanleiding van uitspraken van de militaire leider van de opstandelingen. Hij heeft zich beklaagd over het uitblijven van voldoende luchtacties door de NAVO waardoor de opstandelingen hun strijd niet met succes kunnen voortzetten. Als daarover op de raad gesproken wordt – en daar ga ik van uit – denk ik dat het signaal moet worden afgegeven dat het niet de opzet en de inzet is van de NAVO om te dienen als militair instrument van de opstandelingen om hun strijd voort te zetten of te winnen. De inzet van de VN-resolutie 1973 is als eerste om te komen tot een einde aan het geweld, niet tot een verheviging van het geweld door de NAVO. Bescherming van Libische burgers is het doel. De inzet kan niet zijn dat de NAVO gaat optreden als de luchtmacht van de opstandelingen. Ik hoop dat de minister dat geluid wil meenemen naar de Raad Buitenlandse Zaken. Dat zou namens Europa het juiste signaal afgeven.

In de geannoteerde agenda staat een wonderlijke zin. Er wordt gesproken over de inzet van GVDB-middelen ter ondersteuning van de humanitaire hulp in Libië. Wat wordt daar nu precies mee bedoeld? Er wordt verwezen naar de VN-OCHA. Er moet een expliciet verzoek komen. Tegelijkertijd zou op 1 april aan de EU-lidstaten goedkeuring gevraagd zijn voor de inzet van een CSDP-missie om humanitaire hulp te geven aan Libië. Daarbij zou de inzet van de EU-Battlegroup aan de orde kunnen zijn. De procedure voorziet in de inzet van een missie tot het niveau van een battlegroup. Dat is ook al vermeld in eerdere documenten. Nederland neemt op dit moment deel aan de EU-Battlegroup. Is de regering iets bekend over de concrete en mogelijke inzet van de EU-Battlegroup voor de bescherming van de strategische sites in Libië? Zo hebben wij het in ieder geval kunnen teruglezen in Europe Diplomacy & Defence van 31 maart jl. Graag krijg ik hierop een reactie.

Verder wordt gesproken over een verbeterde toegang tot de EU-markt voor producten uit de Arabische regio. Aan welke producten wordt daarbij gedacht?

Dan kom ik op het Midden-Oosten Vredesproces. Ik deel de analyse van de regering dat er sprake is van een impasse. Het kabinet stelt dat de tijd en de ruimte om die impasse te ontbreken afnemen. Dat vereist een grotere inzet van de EU als speler in het Kwartet om tot een doorbraak in die impasse te komen. Wat gaat Nederland voorstellen dat de EU extra moet doen om die impasse te doorbreken? Haar constateren is één, maar dan moet je ook voorstellen doen om die impasse te doorbreken. Ook wordt er in de geannoteerde agenda geconstateerd dat de ontwikkelingen in de regio de context van het conflict hebben gewijzigd met mogelijke gevolgen voor de Israëlische en de Palestijnse opstelling. Wat wordt daar nu precies mee bedoeld? Ik deel die opvatting en volgens mij is het onontkoombaar om tot die conclusie te komen. Wat wordt ermee bedoeld? Er kan mee worden verwezen naar de constatering van de PVV over een mogelijk opnieuw oplaaien van het conflict tussen Egypte en Israël. Dat zou uitermate te betreuren en zeer gevaarlijk zijn. Er kan ook iets anders mee worden bedoeld. Ik vind de zin cryptisch, maar wel betekenisvol. Graag krijg ik een nadere toelichting van de minister.

Ik kom op het voortschrijdend inzicht van Goldstone. Ik denk dat de minister van Buitenlandse Zaken in reactie op de mondelinge vragen verstandige woorden heeft gesproken. Je moet niet zomaar een heel rapport in de prullenbak mieteren omdat er sprake is van voortschrijdend inzicht op basis van onderzoek door Israël waar door de VN om verzocht is. Israël heeft dat onderzoek zeer nauwgezet uitgevoerd en is tot een aantal constateringen gekomen die hebben geleid tot aanpassing van Israëlisch beleid, bijvoorbeeld voor toepassing van geweld in dichtbevolkte gebieden. Ik juich het zeer toe dat Israël dit onderzoek heeft gedaan en het beleid heeft gewijzigd. Goldstone schrijft ook iets over de inzet van witte fosfor. Dat is ook in het eerdere Goldstone-rapport geconstateerd, maar daarvan neemt hij geen afstand. Ik denk dat dat terecht is. Iedere stap voorwaarts in dit debat is belangrijk. Dit debat zou een universeel karakter moeten hebben want we praten over de inzet van geweld door staten in stedelijke gebieden met een groot risico op burgerslachtoffers. Het voortschrijdend inzicht van Goldstone is gebaseerd op het voortschrijdend inzicht van Israël. Dat is dus zeer toe te juichen. Zo'n groot verlies aan mensenlevens onder burgers moet niet weer geleden worden. Ik ben benieuwd naar de inzet van de minister in de EU op dit punt.

Dan kom ik op Nagorno-Karabach. De regering vreest een escalatie van het Nagorno-Karabachconflict. Ik deel die opvatting. Dat risico is er ten zeerste. Wat is de visie van de Nederlandse regering op dat conflict? Ik weet dat Nederland niet direct partij is en dat het vooral om de EU gaat, maar toch zou ik graag de visie op dit geheel vernemen. Het dreigt verder uit de hand te lopen. Ik zou erop willen aandringen dat Nederland ertoe oproept de 150 arrestanten in Azerbeidzjan, politieke gevangenen, vrij te laten. Zo'n oproep heeft de EU bij eerdere conflicten vaker gedaan. En dat zou nu weer moeten gebeuren.

Ik sluit af met Wit-Rusland. De handel met de EU en met Nederland gaat niet alleen om transito. Nederland is de belangrijkste handelspartner binnen de EU voor Wit-Rusland. Er ligt wel degelijk een rol voor Nederland om te komen tot verdere indamming van de positie van Loekasjenko als we die belangrijke tussenhandel beperken. Ik zou Nederland daarin gidsland willen laten zijn. Ik roep de minister daarom op die rol op zich te nemen.

De heer Nicolaï (VVD): Voorzitter. We spreken bijna wekelijks met de minister van Buitenlandse Zaken over de toestand in de wereld. Daar is ook reden voor. Om niet in herhaling te vallen, heb ik nu geen opmerkingen over de Arabische regio, waarover we een aparte brief hebben gekregen die we zullen bespreken. Ook zal ik niet ingaan op de mensenrechten, want ook daarover is een aparte brief. Ik hoop dat we de resultaten van de bespreking in de EU combineren met het bespreken van de brief van de Nederlandse regering over mensenrechten. Dat betekent overigens dat ik geen bezwaar heb tegen de manier waarop de regering nu haar inzet in de EU verwoordt.

Mijn opmerkingen hebben alleen betrekking op het Midden-Oosten Vredesproces, hoewel je het woord «proces» inmiddels beter zou kunnen vervangen door «wens». Ik geloof niet dat er op dit moment beweging in zit en daar maak ik me, net als de regering, grote zorgen over. De regering noemt de ontwikkelingen in de regio als reden voor meer urgentie om gebruik te maken van de kansen die er liggen en om de risico's die er zijn als het zich niet zo ontwikkelt zoals wij hopen, voor te zijn. Een andere reden vormen de stappen die van de Palestijnse kant gezet worden richting de VN om verdere erkenning van de Palestijnse staat in september aan de orde te hebben. We kunnen veel begrip hebben voor die wens, maar ik ben ervan overtuigd dat het voor het vredesproces averechts werkt. Dat is evenzeer reden om de urgentie tot iets te laten leiden. Dan kom ik – weliswaar vanuit een andere achtergrond – tot dezelfde vraag als de heer Van Bommel. Welke inzet zou de EU volgens de Nederlandse regering in het Kwartet moeten plegen? Alleen het Kwartet kan een oplossing bieden. Ik zie het heil niet van de partijen zelf komen, noch van de EU zelf, noch van de VS. Alleen in Kwartetverband waarin je partijen kunt overrulen – om het maar openhartig te zeggen – is een oplossing te bewerkstelligen. Wat hopen we dat het Kwartet gaat doen?

Mijn laatste punt betreft Goldstone omdat de minister in zijn antwoord op de mondelinge vraag aangaf dat in de EU aan de orde te willen stellen. Ik ben benieuwd hoe hij zich dat voorstelt en wat zijn oproep zal zijn. De Kamer heeft in de plenaire afronding van de bespreking van het Goldstone-rapport een door mij als eerste ondertekende motie breed gesteund. Hoe je ook precies over de conclusies van Goldstone denkt – daar kon ik me namelijk niet in vinden, want die vond ik niet gebaseerd op de bevindingen – de bevindingen van het rapport waren reden genoeg om te hopen dat Israël zijn hand in eigen boezem zou steken. In die motie werd de regering verzocht de Israëlische regering ertoe op te roepen het werk te doen dat je van een democratische staat mag verwachten in zo'n situatie. Ik vind het zeer verheugend dat dit is gebeurd. In feite is wat wij hoopten heel goed gedaan. Ik vind het ook verheugend dat de Palestijnse Autoriteit stappen heeft gezet. Daar werd in die motie ook toe opgeroepen. Tegelijkertijd zien we dat Hamas niets deed en dat dit voor de zoveelste keer bevestigt wat voor een afschuwelijke organisatie dat is. Er is dus duidelijkheid gekomen. Wat zou de minister nu nog geconcludeerd willen zien over dit rapport nadat Goldstone zelf de afstand heeft genomen die hij heeft genomen?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ik begin met de Arabische regio. Het is algemeen bekend dat Europa was verrast door de ontwikkelingen die zich daar voordeden. We moesten reactief reageren op de ontwikkelingen die daar plaatsvonden. We waren misschien hier en daar laat met reageren, maar Europa is nu opgeschrikt en wil alle zeilen bijzetten om de kant te kiezen van de mensen die daar om vrijheid en meer banen roepen. Het oude Europese beleid dat meer de kant van de verkeerde regimes had gekozen wordt nu verlaten. Dat is grote winst. Er breekt voor diplomaten een tijdperk aan van nieuwe diplomatie. Niet van regime tot regime, maar van de Europese mensenrechtenwaardengemeenschap tot de mensen daar die van diezelfde waarden willen genieten. Dat is een nieuw soort diplomatie waarvoor je nieuwe vrienden moet maken. De mensen daar zien Europa nog altijd als hun meest logische partner voor meer politieke vrijheid en voor meer respect voor de mensenrechten. Het is een groot goed dat Europa nog steeds wordt gezien als een zeer geloofwaardige partner op het gebied van mensenrechten. Graag krijg ik een reactie van de minister van Buitenlandse Zaken op een opinieartikel uit de Volkskrant van vanmorgen van de fractievoorzitter van de partij waaruit de minister zelf voortkomt. Hij bepleit dat de grootste drager van de mensenrechtencultuur in Europa, namelijk het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, maar eens aan banden gelegd moet worden en dat de discretionaire bevoegdheid van het Hof maar eens danig ingeperkt moet worden en onder politieke controle moet worden gesteld. Dat staat volgens mijn fractie haaks op het idee dat de mensenrechtenwaarden de politiek van alle dag moeten ontstijgen en bewaakt moeten worden door onafhankelijke en voor het leven benoemde rechters. Doordat we zo'n hof hebben, kunnen onze vrienden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten zo veel vertrouwen hebben in Europa als mensenrechtenpartner. Wordt die geloofwaardigheid van Europa nu door Nederland een beetje onderuitgehaald?

Er is een mooie mededeling verschenen van de Europese Commissie over hoe je op de ontwikkelingen in de Arabische regio kunt inspringen. De verstandigste conclusie van de Commissie is eigenlijk dat het Barcelonaproces en dat van de Mediterrane Unie eigenlijk niet zo effectief zijn gebleken. Die moeten we in een nieuw jasje steken en het nog eens echt proberen. Hoe doe je dat dan? Ten eerste: het Barcelonaproces en dat van de Mediterrane Unie zien niet op precies dezelfde regio. Het is voor mijn fractie ook belangrijk dat landen als Jemen en Bahrein nadrukkelijk worden meegenomen in dit herzieningsproces dat de EU doormaakt. Ten tweede: je moet oppassen dat je niet in dezelfde stroperige procedures belandt als waarmee die andere twee processen te maken hadden. Als ik Ashton hoor oproepen tot de oprichting van een nabuurschapsfonds, dan word ik daar niet heel vrolijk van. Dan zie ik onmiddellijk veel stroop. Ik word veel vrolijker van de oproep van de Poolse minister dat je moet toewerken naar een flexibel European fund for democracy waaruit de civil society zonder al te veel omslachtige procedures kan putten om nog dit jaar in te spelen op de ontwikkelingen in Tunesië, Egypte en verder. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Verder maakt mijn fractie zich zorgen over het feit dat de vereende militaire actie in Libië misschien te veel aandacht opslokt van de diplomaten, terwijl elders in de regio nog met diplomatie en dialoog het een en ander te bereiken is. Tot nu toe werden in het kader van de partnerschappen en de associatieakkoorden daar allerlei commissieambtenaren en ambassadesecretarissen op gezet, maar daarmee geef je dit soort belangrijke politieke dialogen niet de smoel die het nu nodig heeft. Als Europa er werkelijk aan hecht nieuwe vrienden te maken in die regio moet het daar zijn hoogste diplomatieke en politieke gezichten op zetten. Het hoogste wat we hebben is bijvoorbeeld Ashton. Waarom is zij nog niet in Syrië geweest? Syrië is misschien zo'n land waar nog dialoog mogelijk is. Als Assad politieke hervormingen belooft – ook al heeft hij geen goed trackrecord – moet je op z'n minst proberen hem daarop aan te spreken. Grijp zo'n moment aan. Moedig Ashton aan om naar Syrië te gaan en om het pakket hervormingseisen van het Syrische maatschappelijke middenveld, dat overigens een bijlage was bij de Midden-Oostennotitie van de minister, op het bord van de president te gooien.

Zowel de minister als de Europese Commissie meldt het belang van vrij internet en de beschikbaarheid van communicatietechnologie. Laten we eens boter bij de vis leveren. Als je te maken hebt met regimes waar toegang tot die informatietechnologie die nodig is voor de toegang tot internet niet vrijelijk, maar willekeurig beschikbaar is, als aan burgers deze toegang uit overwegingen van onderdrukking wordt onthouden en als je die beschikbaarheid toch wilt versterken; waar hebben we het dan over? Dan heb je het over een grijze zone van het langs creatieve wegen faciliteren om die technologie toch in handen te laten komen van journalisten, mensenrechtenverdedigers en burgers. Dan heb je het over het ter beschikking stellen van servercapaciteit of satellietmodems langs niet officiële wegen. Begrijpen de minister en de GroenLinks-fractie elkaar op dezelfde manier? Wil Nederland daaraan meewerken? In Jemen is dat nodig, in Bahrein en in Syrië ook.

Dan heb ik nog enkele losse opmerkingen. Waar gaat het geld naartoe dat wordt ingehouden op de Jemenitische overheid? Zorg dat Egypte niet van de kaart valt. Er komen berichten binnen dat de post-Mubarak-veiligheidstroepen net zo hard doorgaan met martelen in de gevangenissen en dat ze de vrouwelijke demonstranten van het Tahrirplein oppakken en een maagdelijkheidtest laten ondergaan. Het is mooi dat de EU een EUFOR-missie wil afvaardigen naar Libië om daar humanitaire hulp te verlenen. Waarom echter zo'n afwachtende houding? Waarom moet daarvoor eerst een expliciet verzoek van OCHA komen? Dat kun je toch gewoon actief aanbieden? Kan de EU, aangemoedigd door Nederland, de missie aanbieden en ervoor zorgen dat die missie snel kan vertrekken?

Minister Rosenthal: Voorzitter. Ik begin met de beantwoording van vragen die betrekking hebben op de Arabische regio. Ik zal daarbij ook de situatie in Libië betrekken. Ik zeg er meteen bij – dat heb ik gisteren en vorige week ook in een ander verband gezegd – dat wij moeten oppassen dat wij Libië voor we er erg in hebben helemaal apart zetten en net doen alsof het land niet tot de Arabische regio behoort. Uiteindelijk willen we echter dat Libië gaat meedelen in de ontwikkelingen in de Arabische regio, die hopelijk de goede kant opgaan. Dit punt zal ik eerst behandelen. Daarna zal ik het Midden-Oosten Vredesproces behandelen, ook al heeft dit ook een relatie met de ontwikkelingen in de Arabische regio. Hierna zal ik andere punten oppakken die ook aan de orde zijn gesteld.

Ten aanzien van de ontwikkelingen in de Arabische regio adresseer ik de vragen en diagnoses van de heer Kortenoeven, de heer Timmermans en eigenlijk alle andere woordvoerders. Voor de Nederlandse regering en de Europese Unie staat voortdurend de drieslag voorop van de noodzaak van maatschappelijke en economische hervormingen, democratisering en rechtsstatelijkheid.

Het eerste punt is dat je ervoor moet zorgen dat je de grote groepen jongeren in Tunesië met diploma maar zonder werk, en die in Egypte zonder diploma en zonder werk, via economische ontwikkeling perspectief kunt geven. De economische en maatschappelijke infrastructuur in veel van die landen is door het repressieve regime dermate verstatelijkt dat er van echte ontwikkeling van de economie geen sprake is geweest.

Het tweede punt is democratisering en vrije en eerlijke verkiezingen. Hier moet meteen een voorbehoud aan worden gekoppeld. We weten allemaal dat wanneer je alleen inzet op verkiezingen, deze kunnen leiden tot zaken die we eigenlijk helemaal niet willen, een heerschappij van de meerderheid die niet toekomt aan wat wij willen.

Dan kom ik bij het derde punt. Dat is het opbouwen van rechtsstatelijkheid en respect voor de mensenrechten op basis van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en daarmee ook het creëren van een menswaardig bestaan voor de mensen in de Arabische wereld. De Nederlandse regering en de Europese Unie willen niet naïef achter de zaken aanlopen, c.q. op de zaken vooruitlopen. Ook hebben zij geen romantisch beeld van wat zich in de Arabische wereld afspeelt. Ik voeg hieraan toe dat vergelijkingen tussen 1989 en 2011 niet opgaan. In 1989 wisten we immers waar de landen in Oost-Europa naartoe wilden en hebben we dit integraal kunnen steunen. In de Arabische wereld zijn de zaken veel onzekerder en moeten we op basis van de onderling verweven drieslag hervormingen, democratisering en rechtsstaat alles op alles zetten om die landen vanuit de EU en Nederland waar mogelijk te steunen.

De heer Kortenoeven (PVV): Ik dank de minister voor deze aanzet. Denkt de minister aan een bepaalde volgorde bij deze drieslag? Wij weten immers allemaal dat je democratische verkiezingen zo kunt organiseren. Dit gaat binnenkort ook gebeuren in Egypte. Maar het implementeren van de beginselen van rechtsstatelijkheid, «that takes a while». Hoe ziet de minister de volgorde? Ziet hij middelen die de input van rechtsstatelijkheid kunnen versnellen?

Minister Rosenthal: In het pakket van maatregelen en activiteiten die de Europese Unie wil ontplooien voor de Arabische wereld zit een «quick start»-pakket. Dit richt zich met name op ondersteuning van de gang naar vrije en eerlijke verkiezingen. Als landen ons daarom vragen en ons daartoe uitnodigen zullen wij ook assistentie verlenen bij het vormgeven van de constitutionele aspecten van de rechtsstaat. Aan deze «quick start» zijn twee kanten te zien van dezelfde medaille: in de eerste plaats democratisering, verkiezingen en ondersteuning vanuit onze ervaringen op dat gebied en in de tweede plaats de rechtsstaat. Het moet met elkaar verweven zijn. In sommige van die landen is er een moeilijke weg te gaan en staat de rechtsstatelijkheid op een nulpunt. Ik probeer me op dit punt zorgvuldig uit te drukken. Er zal ontzettend veel moeten gebeuren. Dat dit moeizaam zal gaan en er niet van de ene op de andere dag een rechtsstaat en een democratie zullen zijn, is duidelijk. De Europese Unie zet er in ieder geval in de eerste fase van haar activiteiten op in om via het zogeheten «quick start»-pakket waar mogelijk assistentie te bieden.

De heer Timmermans (PvdA): Een parallel met 1989 is dat het gaat om fundamentele maatschappelijke transformaties in die landen, waarbij de uitkomst niet voorspelbaar is. Het doel is dat misschien wel, maar de uitkomst is onvoorspelbaar. In Oost-Europa is het ook niet overal op dezelfde manier afgelopen. Ik wil ervoor pleiten voorzichtig te zijn met stemhokjesfetisjisme vanuit Europa, want daar hebben we wel een beetje last van. We gaan er nu weer erg op inzetten dat ze de verkiezingen goed moeten organiseren. Ik wil erop wijzen dat de verkiezingen in Kazachstan afgelopen week perfect waren georganiseerd en er niets misgegaan is in de stemhokjes of bij het tellen, maar dat de winnaar 95% van de stemmen had. Is dat dan de democratie die Europa wil? Natuurlijk niet. We moeten ervoor oppassen dat we de enorm complexe maatschappelijke transformatie die plaatsvindt, niet vernauwen en verengen tot ervoor zorgen dat men de zaken in het stemhokje goed geregeld heeft. Dit biedt namelijk geen enkele garantie op een democratische of rechtsstatelijke ontwikkeling.

Minister Rosenthal: De heer Timmermans drukt zich eloquenter uit dan ik. Ik heb geprobeerd ongeveer hetzelfde te zeggen. Ik deel het standpunt van de heer Timmermans. Ik sprak over twee kanten van dezelfde medaille. Om het in logische termen te zeggen: zelfs als de verkiezingen vrij en eerlijk zijn, wil dat niet zeggen dat we er zijn. Rechtsstatelijkheid en respect voor de mensenrechten zijn de basisbeginselen van waaruit we ook bij die landen moeten werken. We zijn het wat dat betreft volledig met elkaar eens.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb even een vraag ter verduidelijking. De minister heeft het over het «quick start»-pakket van de Europese Unie. Ik zou graag heel concreet willen horen wat Nederland daaraan bijdraagt.

Minister Rosenthal: Wij willen aan deze activiteiten een bijdrage leveren op het terrein waarop wij expertise hebben. Het is op dit ogenblik een kwestie van onderling overleg wat daar te bieden is. Vanuit de Europese Raad zijn voorstellen overgenomen van zowel de Hoge Vertegenwoordiger Lady Ashton als van Eurocommissaris Füle. Er wordt nu gewerkt aan ondersteuning van de verkiezingen in Egypte en Tunesië. De verkiezingen in Egypte zijn wat uitgesteld. We bekijken wat we bilateraal via ons mensenrechtenfonds concreet kunnen doen, maar ook wat we aan ondersteuning van EU-waarnemingsmissies kunnen doen. Zoals ik ook in mijn mensenrechtennotitie meld, wil ik de betrokkenheid van parlementariërs en ex-parlementariërs bij de waarnemingsmissies sterk vergroten.

Nederland levert ook in OVSE-verband een bijdrage. De OVSE heeft zeer veel ervaring in het begeleiden van verkiezingen. Het gaat er daarbij – dat zeg ik ook tegen de heer Timmermans – niet alleen om hoe je de techniek regelt, maar ook om het hele verkiezingsproces. We hebben het dan al gauw over waarneming die veel verder reikt dan alleen maar een paar weken rond de verkiezingen zelf. Ook daar zal Nederland bijdragen als het enigszins kan. Ik weet dat bijvoorbeeld Tunesië hier belangstelling voor heeft.

Wij zijn ons ervan bewust dat je allerlei zaken kunt aanbieden aan de landen in de Arabische regio, maar dat je er wel verzekerd van moet zijn dat die de goede kant opgaan. Dit speelt ook op het niveau van de EU en de Raad Buitenlandse Zaken. Ook volgende week zal dit het geval zijn. Daarom wordt er sterk de aandacht gevraagd voor wat in het Brusselse jargon «intelligente conditionaliteit» wordt genoemd. Dat wil zeggen dat we onze ondersteuning voorwaardelijk stellen aan wat wij vragen aan die landen ten aanzien van de genoemde drieslag. Dat wil zeggen dat we die conditionaliteit niet in een soort boekhouderachtige aanpak één op één stellen, maar dat we daar op een intelligente manier mee omgaan. Hier wordt met name door de zuidelijke lidstaten op aangedrongen.

Ik kom dan ook op de opmerking van mevrouw Peters dat er veel aandacht zou moeten zijn voor vrijheid van de media en internettoegang en -gebruik. Ook dit staat in de ondersteuningsmaatregelen van de Europese Unie. Wij nemen het faciliteren van toegang tot het internet voor dissidenten, journalisten enzovoort zeer serieus. De tegenhanger hiervan, namelijk de mogelijkheid van het introduceren van exportverboden op filters die internet kunnen blokkeren, wordt onderzocht. Het laatste woord is hierover nog niet gesproken vanwege de complexe technische details die erin zitten. Een ander punt is dat wij de noodzaak zien van de bescherming van religieuze minderheden in de Arabische regio, ook als we met het democratiseringsproces bezig zijn.

Ten slotte wordt er ten aanzien van de transitie in de Arabische wereld de nadruk op gelegd dat zo veel mogelijk moet worden gezocht naar ingangen bij de in sommige van die landen ontluikende civil society en met name bij jongeren. Wij doen daar het nodige aan. Een bilaterale faciliteit vergelijkbaar met Matra wordt opgezet voor de Arabische landen. Ik zal de Kamer daarover zo spoedig mogelijk informeren.

Dan kom ik op een vraag over de Arabische regio die betrekking had op een zeer wezenlijk punt; over boter bij de vis gesproken. Nederland zet voor de Arabische regio zwaar in op de opening van de markten. We hebben dit samen met de Denen en een paar andere lidstaten op de agenda gekregen van de Europese Unie. Als je iets wilt bewerkstelligen, moet het langs die kant gaan. Daar werd terecht naar gevraagd. Het gaat dan niet om industriële producten, want die zijn er nauwelijks, maar om landbouwproducten. We zullen daarbij de slag aan moeten gaan met de zuidelijke lidstaten, die hier natuurlijk weinig trek in hebben. We kunnen niet grote sommen geld vanuit Europa naar de Arabische regio sturen, terwijl we de bevolking daar veel beter en effectiever kunnen helpen met de opening van de markten voor agrarische producten vanuit de Arabische regio. Er zijn nog heel veel restricties op de landbouwproducten afkomstig uit Noord-Afrika. Ik noem hier – het wordt mij toegeschoven – olijven, olijfolie, wijn, tomaten, fruit en graan. Dat is toch een behoorlijk assortiment.

De voorzitter: U weet zeker dat u niet het boodschappenbriefje van huis hebt meegenomen?

Minister Rosenthal: Ik moet bekennen dat ik dit niet zeker weet.

Voorzitter. Ik kom bij Libië. Ik begin ermee dat het een probleem is als wij Libië zodanig een status aparte geven in het hele verhaal dat we vergeten dat het behoort tot de Arabische regio en dat we daar, in alle ellende waarin men daar nu zit, zo snel mogelijk dezelfde zaken willen opbouwen als in al die andere Arabische landen. Ik heb het dan dus over hervorming, democratisering en de totstandkoming van een rechtsstaat. Dat gaat niet van een leien dakje.

Er zijn veel vragen gesteld over de situatie in Libië op dit ogenblik. Deze is zonder meer zorgelijk. Al zou je het soms anders willen, ik houd mij vanuit de Nederlandse regering met de heer Van Bommel vast aan het kader van de VN-Veiligheidsraadresolutie 1973. Hoezeer dit ook pijn kan doen als je de beelden ziet, het blijft bij de bescherming van de burgerbevolking. That's it. Niet meer en niet minder. Dit betekent natuurlijk wel dat er zorgen kunnen zijn. Ik ga terug naar het AO van gisteren over de NAVO-bijeenkomst die we hebben: natuurlijk kunnen er op dit moment zorgen zijn over de effectiviteit van de missie Unified Protector. Wie is er niet bezorgd over de gewelddaden van Kadhafi's milities en strijdkrachten in de richting van Misrata? Ook wij zijn dat. Dit betekent dat we moeten bekijken of we de effectiviteit van Unified Protector binnen het mandaat van de Veiligheidsraadresolutie kunnen vergroten. Ik kan het op dit ogenblik echter niet mooier maken dan het is.

Ik voeg eraan toe dat je natuurlijk hoopt op volledige eensgezindheid in de Europese Unie en de internationale gemeenschap met betrekking tot de ontwikkelingen in Libië, ook op politiek niveau. Ik weet niet of het een echte bijdrage is – ik druk me nu maar diplomatiek uit – dat na Frankrijk ook Italië de Nationale Transitieraad heeft erkend. Ik heb het gisteren al gezegd en ik wil het niet zwaarder aanzetten dan nuttig is. Ik zal het hier ongetwijfeld nog over hebben met mijn collega Frattini. Er wordt gezegd dat Italië, in de prachtige formulering van de heer Timmermans, een «droit de regard» heeft voor Libië. Dit punt was van meet af aan, vanaf het begin van de opstand in Libië op 17 februari, aan de orde. Laten we op dat punt onze zegeningen tellen en vaststellen dat Unified Protector er in elk geval is.

De actieve rol van de Europese Unie behelst ten eerste de missie Unified Protector, ten tweede de scherpe uitvoering van de sancties en ten derde de politieke inspanningen die moeten worden geleverd. Volgende week komt in Doha de internationale contactgroep bij elkaar. Wij zijn vanuit onze contreien hard bezig om een bijdrage te leveren aan de eerste bijeenkomst van de internationale contactgroep in Doha. Op dit ogenblik kan ik geen sluitende opmerking maken over de vraag of dit zal lukken of niet.

De heer Kortenoeven (PVV): Ik heb helaas van de minister geen antwoord gekregen op mijn vraag. Het is een prangende vraag, gelet op de ontwikkelingen in Libië. Is er een inlichtingenpositie over de oppositie in Libië? Is er een Nederlands, Europees of een NAVO-rapport over de identiteit van de oppositie? Dit vraag ik de minister in verband met de mogelijk ongewenste neveneffecten van een overwinning van de oppositie op het regime.

Minister Rosenthal: Ik beperk mij tot twee opmerkingen naar aanleiding van de vraag van de heer Kortenoeven. Hij stelde ook een andere vraag voorafgaand aan het punt over de inlichtingenpositie. Ik ben hem op deze vraag het antwoord ook nog schuldig. Er is veel te doen over een toenemende invloed en betrokkenheid van Al Qaida bij wat er zich nu in Libië afspeelt. Hier zijn voor zover mij bekend geen indicaties voor. Er zijn wel zorgwekkende indicaties voor wapenverplaatsingen naar landen buiten Libië. In welke handen komen ze namelijk? Voor het overige kan ik alleen zeggen dat rond de Nationale Transitieraad vogels van divers pluimage cirkelen, mensen uit het Kadhafi-regime, ex-ministers van Kadhafi en ook heel anderen. Er is ook een aantal zeer gerespecteerde mensen in Benghazi bezig met het schrijven van een proto-grondwet voor het nieuwe Libië. Het is erg onduidelijk en erg onzeker. Sommige landen hebben een sterkere inlichtingenpositie in Libië dan anderen. Er werd hier al gewezen op het droit de regard van Italië met betrekking tot Libië. Het is nu eenmaal zo dat bijvoorbeeld de Italianen veel sterkere connecties in die gebieden hebben dan wij. Ik maak het niet mooier dan het is.

De heer Kortenoeven (PVV): Het is toch erg wonderlijk wat de minister zegt. Hij zegt dat er mogelijk een goede informatiepositie is bij collega-lidstaten en hij gaat nu in Europees verband vergaderen. Is het dan niet voor de hand liggend om op dat gebied om coördinatie en om het delen van informatie te vragen? De minister is immers dadelijk medeverantwoordelijk voor wat er dadelijk gebeurt.

Minister Rosenthal: Natuurlijk gebeurt dat.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik zou graag nog even met de minister teruggaan naar gisteren. Toen heb ik het punt ook al gemaakt, maar ik moest wachten tot vandaag. Libië komt tot een patstelling, zoals ik al aangaf. Gaan we dit politiek of militair doorbreken of gaan we afwachten? De minister schetste opnieuw een beeld van groepen in Libië van verschillend pluimage. Wat gaat de minister met zijn collega's bespreken? Gaat hij ook de politieke strategie bespreken en afstemmen of gaat hij wachten tot de internationale contactgroep in Doha een ei gaat leggen?

Minister Rosenthal: Ik denk dat het zwaartepunt voor de komende weken onherroepelijk ligt bij de internationale contactgroep. Zo moeten we dat zien. Deze internationale contactgroep is het gezelschap waar duchtig over de politieke kanten van een en ander zal worden gesproken. Hier is ook rechtstreeks een zeer zware betrokkenheid van de Arabische landen zelf. Dat maakt het ook zo'n goed forum. Deze betrokkenheid komt ook van Arabische landen die bijdragen aan Unified Protector en bestaat nu uit meer landen dan alleen Qatar. Hier ontmoeten de westerse en de Arabische landen elkaar. In dit verband zijn er natuurlijk ook veel informele contacten met allerlei personen en ontluikende groepen in Libië. Het wordt gaandeweg duidelijk dat het in Libië niet alleen gaat om de Nationale Transitieraad in Benghazi, maar ook om allerlei ontluikende groepen die we met een mooi woord «civil society» noemen. Dat maakt het ingewikkeld, maar ik kan het niet mooier maken dan het is. Er is nu bijvoorbeeld sprake van een groepering van jongeren die zich begint aan te melden voor gesprekken, contacten en wat dies meer zij. Dat wordt nu duchtig beproefd.

Ik voeg eraan toe dat de Libische minister van Buitenlandse Zaken Moussa Koussa nu in Londen zit en daar – zoals dat zo mooi heet – gedebriefd wordt. Dit draagt natuurlijk ook bij aan de informatie over al dit soort zaken en leidt ertoe dat er contacten worden gelegd met mensen in Libië die deel uit zouden kunnen maken van het politieke proces dat nu moet plaatshebben.

Ik voeg er ten slotte aan toe dat bij het politieke proces het grote doembeeld een opdeling van Libië is. Je moet dus gaan kijken naar mogelijkheden om tot pacificatie van de tegenstellingen tussen de verschillende tribale en politieke groeperingen en maatschappelijke stromingen te komen in Libië zelf. Dat is de koers waarop je moet inzetten.

Mevrouw Hachchi (D66): Zit Nederland tussen de westerse landen die in de internationale contactgroep opereren?

Minister Rosenthal: Daar kan ik op dit moment geen mededelingen over doen, maar we zijn hard bezig.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik deel de spijt die doorklinkt in de woorden van de minister als je moet constateren dat de effectiviteit van Unified Protector misschien te wensen overlaat. Misschien komt dit door gebrek aan eensgezindheid onder de deelnemende landen over de uitvoering van het mandaat. Binnen de EU is er wel eensgezindheid over dat er een humanitaire missie van EUFOR naar Libië zou moeten. Ik heb gevraagd waarom er zo afwachtend mee wordt omgegaan. Ik begrijp de inzet van de Nederlandse regering niet. Ik begrijp niet dat je moet blijven wachten op een verzoek van OCHA, voordat je EUFOR uit kan laten trekken.

Wat doen de Nederlandse diplomaten die in Libië zijn? Ze staan niet in contact met de transitieraad in Benghazi. Staan ze wel in contact met de ontluikende groepen waar de minister het over heeft?

Minister Rosenthal: Dat is een batterij aan vragen. Ik zal ze één voor één proberen te beantwoorden, maar houd daarbij mijn eigen, willekeurige volgorde aan. Unified Protector heeft niet de effectiviteit die wij zouden wensen. Dit heeft niet te maken met wat mevrouw Peters zegt, maar met de keuze van het regime in Tripoli om zo veel mogelijk zijn troepen, milities en militairen onder te brengen in contreien waar veel burgers rondlopen. Dit maakt het kortom bijna onmogelijk om zonder zware collateral damage effectief vanuit de lucht actie te ondernemen. Dit is de voornaamste oorzaak waardoor het zo moeizaam gaat.

Er zijn op dit ogenblik geen Nederlandse diplomaten in Libië. De Nederlandse ambassade is alweer een tijd gesloten en de ambassadeur is teruggekeerd naar Nederland.

Mevrouw Peters heeft ook een vraag gesteld over de hulpverlening. Dit heeft ook te maken met OCHA. We hebben nog altijd een beperkt zicht op de humanitaire noden. Dat hindert het verlenen van hulp. Dit zijn in elk geval de laatste berichten. Als OCHA vraagt om materiële steun van onze kant, zal onmiddellijk actie worden ondernomen. Nederland heeft donaties gedaan aan OCHA en aan andere internationale hulpverleningsorganisaties. Deze donaties lijken beperkt. Ik kan de getallen noemen, maar ik zou dit graag laten. Veel belangrijker is het dat Nederland een van de grote donoren is van UNHCR en van bijvoorbeeld het noodfonds van de Verenigde Naties en van de Europese Unie. Er worden kortom veel middelen in gestopt.

De Europese Commissie is momenteel bezig met alles wat te maken heeft met vluchtelingenstromen. Ik weet dat een eventuele toepassing van richtlijn 2001 met name de fractie van GroenLinks, in het bijzonder de heer El Fassed, zeer moveert. Daarmee kunnen speciale maatregelen worden getroffen als er sprake zou zijn van een massale toevloed van vluchtelingen vanuit Libië.

De heer Van Bommel (SP): Is daarmee wat de minister betreft het onderwerp Libië afgerond?

Minister Rosenthal: Nee, één vraag van de heer Van Bommel is nog onbeantwoord. Deze vraag gaat over de battlegroups. In de Raad Buitenlandse Zaken is vorige maand zwaar gediscussieerd over de inzet van de personele en materiële middelen van de Europese Unie, die bijvoorbeeld de evacuatieactiviteiten zou moeten ondersteunen. In dat verband is ook gesproken over complementaire steun aan de evacuatieoperaties. Daarbij speelt zwaar mee dat de Europese Unie in genen dele letterlijk in het vaarwater van de NAVO zou moeten komen. Dat is vorige maand heel scherp onder woorden gebracht. De inzet van de battlegroups zou kunnen worden overwogen, maar op dit ogenlik is dit volstrekt niet aan de orde. De Raad beslist unaniem over de inzet van de battlegroups. Ook daar is geen woord Spaans bij vanuit de zuidelijke lidstaten. Nederland is leading in een van de twee battlegroups. Nederland had de touwtjes over de inzet van de eigen middelen ook wat dat betreft in eigen handen. Ik ben in mijn inbreng in de Raad Buitenlandse Zaken heel terughoudend geweest, net als de Britten, over de vermenging van connotaties van militaire activiteiten van aan de ene kant de NAVO en aan de andere kant de Europese Unie.

De heer Van Bommel (SP): Heel concreet vraag ik de minister of de inzet van de EU-Battlegroup genoemd is als mogelijkheid. Ook vraag ik hem of hij van mening is dat, als dat aan de orde zou komen, voor Nederland gewoon de artikel 100-procedure moet gelden.

Minister Rosenthal: Als mijn herinnering mij niet in de steek laat, is het woord «battlegroup» in de gedachtewisseling binnen de Raad Buitenlandse Zaken niet gevallen. Ik wil echter niet uitsluiten dat dit woord bij sommigen in het hoofd zat. Want waar praat je over als je praat over militaire begeleiding of ondersteuning van evacuatieoperaties, overigens onder een volstrekt integer gesternte? Als je evacuatieoperaties onderneemt in een heel moeilijke situatie – wij hebben het over de situatie van een maand geleden – waar heb je het dan over? Moet je het dan niet hebben over het zeker stellen van mogelijke evacuatiestromen, over zee of over land? Die vragen doen zich dan voor. Als de besluitvorming over het inzetten van battlegroups moet gebeuren binnen het kader van de artikel 100-regelgeving, dan zal het betekenen dat de artikel 100-procedure gevolgd wordt.

De heer Van Bommel (SP): Dat is een cirkelredenering. De minister zegt dat als de besluitvorming in het kader valt, we eraan zullen voldoen. Mijn vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken is echter of de artikel 100-procedure van toepassing is als de inzet van EU-Battlegroups wordt overwogen.

Minister Rosenthal: Mag ik mij bescheiden opstellen en zeggen dat ik dit moet onderzoeken? Ik ga de heer Van Bommel antwoord geven op deze vraag, maar dit antwoord blijf ik hem nog even schuldig. Ik moet eerst even checken onder welk mandaat de EU-Battlegroup werkt. Dat kan ik op dit ogenblik nog niet bevroeden. Ik kan wel tegen de heer Van Bommel zeggen dat er een artikel 100-procedure volgt, maar mag ik even zeker stellen dat ik op dat punt het goede antwoord geef?

De voorzitter: We gaan hier op dit moment geen discussie over voeren. De minister heeft zojuist toegezegd dat hij hierop terugkomt. Ik verwacht dat dit schriftelijk gaat gebeuren.

Minister Rosenthal: Ik kan bekijken of ik op deze vraag in tweede termijn een gericht antwoord kan geven, als er tenminste een tweede termijn is.

De voorzitter: Wij zullen trachten om dit mogelijk te maken. Vervolgt de minister zijn betoog richting het Midden-Oosten? Vliegt hij door?

Minister Rosenthal: Ik vlieg door en kom te spreken over het Midden-Oosten Vredesproces. Ik ben het eens met de heer Nicolaï. Eind januari, begin februari werd van verschillende kanten opgemerkt dat het begrip «Midden-Oosten Vredesproces» een eufemisme dreigde te worden. Wij praatten almaar over het proces, terwijl het stilstond. We verkeren inderdaad in een heel moeizame situatie. De tijd dringt. Een duidelijk time frame ligt voor handen. We hebben een driedelige deadline tot aan september, namelijk de Kwartettermijn voor het raamwerkakkoord, de afloop van het plan-Fayad dat nogal eens wordt vergeten en waarschijnlijk ook – of sommigen het willen of niet; dat doet er niet toe – het debat in de Algemene Vergadering over een volledig Palestijns VN-lidmaatschap. Dit zijn feiten, voor sommigen misschien voldongen feiten.

De ontwikkelingen in de Arabische regio nopen wel degelijk tot beweging in het Midden-Oosten Vredesproces. Dat is al vanaf februari gezegd. Het is nu begin april en het is niet erg opgeschoten. Gaat het om de Europese inbreng en de Nederlandse inbreng, dan herhaal ik wat ik eerder heb gezegd: de Nederlandse regering is in de afgelopen maanden opgeschoven – ook dit is voor sommigen aardig en voor anderen onaardig – van de gedachte dat wij moeten wachten op stappen van de Amerikanen naar de gedachte dat wij vanuit de Europese Unie actie moeten ondernemen. Dit wordt ook algemeen onderkend. Ten behoeve van de effectiviteit kunnen de acties van de Europese Unie het beste worden ingebed in het Kwartet van Verenigde Naties, Verenigde Staten, Rusland en de Europese Unie. Daarbinnen moet het zich nu afspelen. Ik geef toe dat het een strategie is met risico. Als het niet werkt in de Kwartetbijeenkomsten in april, mei en juni en ook niet in de donorconferentie, dan zijn we nergens. Niet alleen ik, maar ook anderen zien een stap in de goede richting wat betreft de parameters van het Kwartet voor een raamwerkakkoord. Overigens zijn dit parameters die ook de Amerikanen wel onderkennen. Dit zijn de grenzen van vóór juli 1967 met land swaps. Een andere parameter is een veiligheidsarrangement dat recht doet aan zowel de Israëlische als de Palestijnse behoefte, waarbij onderkend moet worden dat de veiligheidszorgen van de Israëli's heel zwaar wegen. Het gaat ook om een eerlijke oplossing van het vluchtelingenvraagstuk. Daarbij kan ook nog altijd worden gekeken naar het plan van de Arabische Liga dat er nog ligt. De laatste parameter is de uit te onderhandelen uitkomst over de status van Jeruzalem.

Dat ik hiermee niet voldoe aan de wensen van de heer Kortenoeven moge duidelijk zijn. Daar hebben wij het eerder over gehad. De Nederlandse regering staat onverkort voor de tweestatenoplossing, maar dit is een totaal andere tweestatenoplossing dan de heer Kortenoeven in het hoofd heeft.

Ten slotte heb ik, binnen de parameters van de voorzitter van de Kamercommissie een opmerking over het rapport-Goldstone, in het kader van het Midden-Oosten Vredesproces.

De heer Kortenoeven (PVV): Voordat de minister Rosenthal met zijn opmerking begint, wijs ik hem erop dat ik hem een aantal heel concrete vragen heb gesteld over de terminologie in de agenda. Ik wil daar graag een verduidelijking van krijgen. Een andere vraag die ik heb gesteld is volgens mij de cruciale vraag van vandaag: hoe zit het met het Palestijnse initiatief? Hoeveel weet de minister daarvan? Wat doet hij ermee? Wat doet hij ertegen? Hoe gaat hij dit hier formuleren en krijgen wij daar een brief over?

Minister Rosenthal: De heer Kortenoeven refereert aan de terminologie, in het bijzonder aan het woord «vergeldingsacties». Het gaat in dit geval om totaal onoorbare raketbeschietingen vanuit Gaza in de richting van Zuid-Israël. Deze beschietingen worden gedaan door Hamas of door andere terroristische groeperingen aldaar. De Israëli's zien dat zelf als een retaliatie voor de acties die zij hebben verricht. «Vergeldingsacties» is dus niet slecht bedoeld. Het is simpelweg de terminologie van de actie en de reactie. Als er één ding is waar wij vanaf moeten, is het inderdaad de systematiek van actie-reactie-actie-reactie. Ik zeg er grif bij dat het in dit geval duidelijk is dat wij ineens geconfronteerd zijn met een groot aantal beschietingen met raketten vanuit Gaza. Dat kan gewoon niet. Laat daar geen misverstand over bestaan.

Hoe denkt de Nederlandse regering over de Palestijnse opstelling? Er moet natuurlijk alles aan gedaan worden – en dat gebeurt ook – om de Palestijnse autoriteit af te houden van unilaterale stappen, van unilaterale pogingen om tot erkenning van de Palestijnse staat te komen. Ik heb dit in Ramallah ook met president Abbas en premier Fayad doorgesproken. Beiden hebben mij gezegd dat op dat ogenblik geen unilaterale erkenning aan de orde was. Laten we elkaar niet naïef bejegenen; natuurlijk zet de Palestijnse Autoriteit druk op het vredesproces naarmate september dichterbij komt. We zitten er met elkaar bij. Ik wil graag een brief sturen, maar deze zal niet veel meer of minder bevatten dan wat ik nu heb gezegd.

De voorzitter: Misschien moeten we de heer Kortenoeven even vragen of hij behoefte heeft aan zo'n brief. De Kamer tracht het verkeer een beetje te beperken. De minister zegt dat in zijn brief niet veel meer zal staan dan wat hij nu zegt.

De heer Kortenoeven (PVV): Ik ben niet tevreden met deze reactie van de minister. In de agenda staat een impliciete verwijzing naar dit project, namelijk dat er in september iets dreigt te gebeuren en dat er mogelijk een in zekere zin opgelegde regeling komt. Ik denk dat de Israëli's de enigen zijn die last zullen hebben van een opgelegde regeling. Ik heb de minister gevraagd – en dat doe ik nogmaals – hoe dit precies zit.

Minister Rosenthal: Ik denk niet dat opgelegde regelingen het wenkende perspectief zijn van waaruit Nederland bijdraagt aan inspanningen van de EU en het Kwartet. Opgelegde regelingen zijn het minst denkbare. We weten allemaal in welke positie de Palestijnse Autoriteit aan de ene kant en Israël aan de andere kant zit. Om die reden wordt bij de parameters voor de komende Kwartetbijeenkomst heel nadrukkelijk een van de meest fundamentele punten van de Israëli's, namelijk de zorg voor de eigen veiligheid, zo centraal gesteld. Ik mag erop wijzen dat ten aanzien van de parameters voor de Kwartetbijeenkomst alle daarbij betrokken landen het erover eens zijn dat we langs die weg moeten werken. Ook de Verenigde Staten horen daarbij. Natuurlijk werken opgelegde regelingen niet. De partijen waarom het primair gaat, zijn hard nodig. Het zal er in de komende maanden om gaan dat we de twee kernpartijen, Israël en de Palestijnse Autoriteit, weer aan één tafel krijgen. Nu werken we nog met het Kwartet. Hopelijk komen Palestijnen en Israëli's ook steeds naar de plek waar het Kwartet bijeenkomt om en marge van deze bijeenkomsten een bijdrage te leveren. Dit moet in de komende tijd natuurlijk anders gaan. Het cruciale punt is dat de tijd dringt. Daar moeten alle partijen zich van bewust zijn.

De heer Kortenoeven (PVV): Ik wil graag een analyse en een waardering hebben van de minister. Ook al bevatten deze misschien niet veel meer dan wat de minister hier heeft gezegd, toch wil ik ze graag zwart op wit zien in een brief.

Minister Rosenthal: Ik zeg de heer Kortenoeven toe dat ik hierover een brief zal schrijven.

Ik kom te spreken over het rapport-Goldstone. Ik zal het heel kort houden. De kernconclusies van Goldstone zijn weg, althans op een zeer springend punt. Ik ga dat allemaal niet herhalen. In het vragenuurtje heb ik al gezegd dat dit niet betekent dat allerlei bevindingen van Goldstone niet meer overeind staan. Een aantal bevindingen staat overeind. Dat zegt de heer Goldstone en dat ontkent de Israëlische regering ook niet. Het is belangrijk om te weten dat in de fase waarin we zitten nog eens is onderstreept dat er veel onderzoek is gedaan door Israël en door de Palestijnse Autoriteit. Hamas is dus volledig tekortgeschoten.

Wat nu? Ik zie weinig in de heropening van allerlei langdurige discussies en het aannemen van resoluties en wat dies meer zij. Ik zie er wel iets in om zaken op een aantal punten scherper in beeld te krijgen en vooral ook om duidelijk te krijgen waar op dit punt lering kan worden getrokken uit wat zich tot nog toe heeft afgespeeld. Daarom heb ik ook toegezegd dat ik dit zal aankaarten in de internationale fora, voor zover andere landen dit al niet doen. Ik zeg het een paar woordvoerders na: ook in Israël zijn lessen getrokken uit een aantal punten die uit het rapport-Goldstone en uit het eigen onderzoek naar voren zijn gekomen. Om die reden heb ik er ook geen behoefte aan om te praten in termen van herziening van van alles en nog wat. Ik wil kort gezegd niet dat dit soort zaken weer tot eindeloze discussies gaat leiden. Op dit ogenblik is het veel belangrijker dat wij onze aandacht richten op het Midden-Oosten Vredesproces.

Ik kom ten slotte tot een paar concrete vragen. Er zijn vragen gesteld over de motie-Pechtold/Timmermans en het AIV-advies. Dit AIV-advies is nu inderdaad gevraagd. De AIV werkt er voortvarend aan, neem ik aan. Ik heb daar het volste vertrouwen in. Ik heb een vraag gekregen over Jemen en de opschorting van de ontwikkelingshulp, althans van het grootste deel daarvan. Een deel van de hulp gaat door, maar dit gaat naar ngo's. Ik moet mevrouw Hachchi zeggen dat ik demonstranten in Jemen graag ter wille zou zijn, maar dat ik niet weet hoe ik dit zou moeten realiseren. Laten we het daarom houden op dat deel van de gelden die collega Knapen aan de ngo's zal blijven sturen.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik begrijp dat we geld niet zomaar aan demonstranten kunnen geven. Mij gaat het erom dat dit juist via het maatschappelijk middenveld gebeurt. Geld dat opgeschort wordt, moet in ieder geval gebruikt worden ten behoeve van het maatschappelijk middenveld.

Minister Rosenthal: De opschorting betreft alleen die hulp die rechtstreeks naar de autoriteiten gaat. De activiteiten ten behoeve van de ngo's gaan onverminderd door.

De voorzitter: De vraag was volgens mij of opgeschorte hulp naar de ngo's kan gaan.

Minister Rosenthal: Mag ik dat met collega Knapen bespreken? Ik vind dit een heel zinnig voorstel, maar er zullen vragen zijn over hoe het met de projecten precies zal gaan et cetera. De intentie is echter duidelijk.

De voorzitter: We noteren de toezegging dat staatssecretaris Knapen ons daarover nader zal informeren.

Minister Rosenthal: Er is ook gevraagd naar de situatie in Syrië. De situatie in Syrië is zeer ernstig. Waar mogelijk wordt onverminderd zware druk uitgeoefend op Syrië, ook door de Hoge Vertegenwoordiger Ashton. Zij reist op dit ogenblik veel naar de Arabische landen. Ik ben er ook voorstander van dat zij naar Syrië gaat. Als ik dit bepleit, zal zij mij aankijken met een blik op haar agenda. Ik denk echter dat een bezoek aan Syrië hoge prioriteit moet hebben. Op die manier kunnen we door de confronterende houding van de Syrische president heen breken. Ik zeg er wel bij dat dit standpunt niet onomstreden is in de Raad Buitenlandse Zaken. Verschillende lidstaten hebben verschillende connecties met Syrië. Het is heel moeilijk om de Hoge Vertegenwoordiger met een eenduidige boodschap naar Syrië te sturen. Ik zou bijna zeggen dat dit voor de Nederlandse regering niets bijzonders is. Wij zijn zonder meer keihard jegens autoritaire regimes die geweld gebruiken tegen de eigen bevolking, zoals Syrië momenteel op allerlei plaatsen doet.

Er zijn vragen gesteld over Wit-Rusland. Wij proberen dissidenten zo veel mogelijk te steunen. Dat doen we aan de ene kant door middel van een reisban voor Loekasjenko cum suis. Aan de andere kant bevorderen we voor dissidenten de visumfacilitatie en wat dies meer zij. We proberen ze ook te steunen in allerlei van hun activiteiten. Daar zijn wij onverkort mee bezig.

De heer Knops heeft een vraag gesteld over Myanmar. Er zijn 2100 politieke gevangenen. Dit zijn er weer 100 meer dan eind vorig jaar. Dit wordt aangekaart. Ook bij deze zaak wordt de harde lijn van de Nederlandse regering niet door alle andere landen van de internationale gemeenschap gedeeld. Ik heb eerder gepleit voor een onderzoekscommissie van de VN, maar kreeg daarvoor toen al niet de handen op elkaar. Ik kan het niet mooier maken dan het is.

De heer Van Bommel heeft een vraag gesteld over Nagorno-Karabach. Dan ben ik wel door de wereld heen. Ik zal in Brussel vanzelfsprekend pleiten voor het vrijlaten van mensen die gearresteerd zijn op politieke gronden, zoals in Azerbeidzjan is gebeurd.

De voorzitter: Ik geef ieder Kamerlid de gelegenheid tot het stellen van één vraag. Dit kan een vraag zijn ter verheldering van wat in eerste termijn is besproken of een vraag die nog is blijven liggen. Ik vraag de minister om direct op iedere vraag te antwoorden. Dan houden we het tempo erin.

De heer Kortenoeven (PVV): Ik heb geen vragen meer.

De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. Terwijl ik naar de minister luisterde, heb ik van de gelegenheid gebruikgemaakt om het opinieartikel van de heer Blok te lezen. Ik hoop dat de Nederlandse regering meteen afstand neemt van diens voorstel om het EVRM te herzien. Voor mijn fractie is deze kwestie zo fundamenteel, dat als het kabinet deze kant opgaat, een constructieve samenwerking met de PvdA-fractie op buitenlands beleid zeer moeilijk, zo niet onmogelijk wordt. Ik ben erg geschrokken van de strekking van het artikel van de heer Blok. Hij bepleit herziening van het EVRM. Ik hoop dat de Nederlandse regering deze kant niet opgaat.

Minister Rosenthal: Over het EVRM en het Europese Hof kunt u in mijn notitie over de mensenrechtenstrategie bepaalde passages vinden. Daarin staat hopelijk een duidelijke lijn. Uit het artikel van de heer Blok en de heer Dijkhoff haal ik de vraag over de positie van het Comité van Ministers. Ik denk dat een discussie daarover heel wel mogelijk is. Op dit ogenblik kan ik geen directe uitspraken doen over de vraag waar de Nederlandse regering landt met betrekking tot de positie van het EVRM.

De voorzitter: Zal de minister zich hierover op een later moment wel uitspreken?

Minister Rosenthal: Op een later moment zal dit ongetwijfeld gebeuren.

De voorzitter: Wanneer kunnen wij dat verwachten?

Minister Rosenthal: Mag ik daar even overleg over voeren? Ik zal hier heel snel een reactie op geven.

De voorzitter: Wij proberen om deze reactie nog voor het einde van dit AO te krijgen. Anders maken we er een notitie van bij de toezeggingen.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Over mensenrechten gaan wij nog in debat met dit kabinet. Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Timmermans. Ik had dezelfde verbazing toen ik het opiniestuk las. Ik heb alleen nog een opmerking over de benadering van Syrië. Wij willen niet alleen dat er afkeurend wordt gesproken omdat het regime zijn eigen mensen afschiet, maar ook dat wij alle diplomatieke wegen benutten om de politieke gevangenen en de demonstranten die nu opgesloten zitten, zo snel mogelijk vrij te krijgen.

Minister Rosenthal: Ik kan alleen maar zeggen dat we ons volledig moeten verzetten als politieke gevangenen en demonstranten met geweld worden bejegend door de eigen regering. Wij moeten dit doen met alle mogelijkheden die wij hebben. Moeten we ons ook diplomatieke inspanningen getroosten? Jazeker. Ik zeg toe dat wij dat zullen doen.

Een aantal woordvoerders heeft gevraagd naar de relatie tussen mijn mensenrechtenstrategie en de EU-mensenrechtenstrategie. In goed Nederlands zou ik willen zeggen: «point taken». In de notitie die de Nederlandse regering heeft gestuurd naar de Kamer, zit een aantal heel duidelijke verbindingen. Ik pak dit op en zal er heel goed op letten dat we niet op twee sporen terechtkomen. Ik denk niet dat er twee sporen zijn, maar ik zal daar zeker alert op zijn.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Eén punt wil ik markeren, namelijk dat de minister zegt dat hij Libië niet geïsoleerd wil zien, maar het in het kader van de problematiek van het Midden-Oosten wil benaderen. Ik denk dat we zo moeten werken. Daarvoor krijgt de minister de steun van de Kamer, in ieder geval van onze fractie. Daarmee voorkomen we dat we dadelijk van het ene naar het andere incident rollen. Er ligt namelijk nog heel wat in het verschiet.

De voorzitter: Ik constateer dat de minister dit bevestigt.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik heb een vraag gesteld over Wit-Rusland. Ik heb ervoor gepleit om anders te kijken naar de transitostromen. Als economische sancties tegen Loekasjenko worden overwogen, zou Nederland het voorbeeld kunnen geven. Ik roep de minister op om niet af te wachten totdat de Europese Unie iets doet. Ik dank de minister voor zijn toezegging dat hij de kwestie van de arrestanten in Baku in de Raad Buitenlandse Zaken aan de orde wil stellen.

Minister Rosenthal: Wij zijn met een paar andere landen frontrunners binnen de Europese Unie met betrekking tot het sanctieregime jegens Wit-Rusland. Ik kan niet verhelen dat een aantal lidstaten er heel anders over denkt. Het was een aantal maanden geleden niet gemakkelijk om uit te komen op de verscherping van het sanctieregime. We houden daar onverkort aan vast. Ook tegenover de heer Van Bommel herhaal ik dat, los van de handelscontacten, de Nederlandse politieke contacten met de dissidenten veel sterker, inniger en steviger zijn dan die van menige andere lidstaat. Nederland doet daar meer aan.

De voorzitter: Ik constateer dat de heer Nicolaï geen behoefte heeft aan het stellen van een aanvullende vraag.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik heb gesproken over het opinieartikel van de heer Blok. De vraag van de minister om steun voor zijn pleidooi voor versterking van de constitutionele aspecten van de rechtsstaat in de Arabische regio ontbeert iedere geloofwaardigheid als de regering niet krachtig afstand neemt van het voorstel van de grootste partij van Nederland om het Europese Hof voor de Rechten van de Mens onder politiek toezicht te stellen. De minister heeft gezegd dat hij hierover een brief zal sturen. Ik wil deze toezegging graag concretiseren. Ik vraag hem om vóór de Raad Buitenlandse Zaken van 12 april een brief aan het parlement te sturen, waarin hij afstand neemt van het pleidooi van de VVD.

Minister Rosenthal: Ik heb vanmorgen kennisgenomen van het artikel van de heren Blok en Dijkhoff. Mag ik even de tijd krijgen om dit artikel nog eens goed te bekijken? Mag ik ook even de tijd krijgen om daarnaar ook in regeringsverband nog eens goed te kijken? Mag ik ten slotte mevrouw Peters toezeggen dat de Nederlandse regering de Kamer ongetwijfeld op een redelijk moment na nu een mededeling zal sturen over haar zienswijze op het EVRM en het Europese Hof van Justitie? Als mevrouw Peters daarom vraagt, krijgt zij die. Verder kom ik niet. Ik vrees dat ik mevrouw Peters teleur moet stellen als zij een reactie verlangt binnen twee of drie dagen. Ik zal dit onderwerp aankaarten in het kabinet.

De voorzitter: Ik denk dat dit een zuivere procedure is. De minister heeft al aangegeven dat hij een reactie zal geven op het opinieartikel. Het zijn echter onze collega's die dit artikel hebben geschreven. De minister zal een reactie geven volgens de toezegging van zojuist.

De heer Timmermans (PvdA): Eén heel korte en concrete vraag ben ik vergeten te stellen. Excuus daarvoor. We hebben de actie van de Chinese regering tegen Ai Weiwei gezien. Het lijkt mij goed als de minister met zijn collega's overleg voert over een Europese veroordeling van het Chinese optreden tegen de dissident Weiwei. Dit lijkt mij vrij actueel.

Minister Rosenthal: Ik kan de heer Timmermans zeggen dat de Hoge Vertegenwoordiger inmiddels al haar zorg heeft uitgesproken. Ik voeg daaraan toe dat de Nederlandse regering zich laat leiden door het feit dat een statement vanuit Brussel over dit soort zaken het beste is wat wij kunnen realiseren.

Ten slotte heb ik voor de commissie voor Buitenlandse Zaken het verlossende woord over de procedure van de inzet van Nederlandse militairen in de EU-Battlegroups. Is daarvoor een artikel 100-procedure aangewezen? Het antwoord luidt: ja.

De voorzitter: Ik dank de minister hartelijk voor zijn antwoorden. Ik noteer de volgende toezeggingen.

  • De Kamer wordt geïnformeerd over een Matra-achtig programma voor de Arabische regio.

  • De minister stuurt een brief aan de Kamer met een analyse en waardering van de inzet van de Europese Unie in het Kwartet.

De heer Kortenoeven (PVV): Als u mij toestaat, geef ik een correctie. Het gaat om de analyse en de waardering van de Europese Unie van een PLO-offensief om te komen tot een unilateraal uitroepen van de Palestijnse staat en de erkenning daarvan.

De voorzitter: Dat is een nog wat specifiekere uitleg. Ik denk dat wij met onze formulering de minister de ruimte geven om de opmerking van de heer Kortenoeven daarbij mee te nemen. De volgende toezeggingen zijn:

  • De vraag of opgeschorte hulpgelden voor Jemen besteed kunnen worden via het maatschappelijk middenveld zal schriftelijk beantwoord worden door de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken.

  • De Kamer ontvangt binnen redelijke termijn een reactie op het artikel van de Kamerleden Blok en Dijkhoff in de Volkskrant over het EVRM.

Minister Rosenthal: Ik stel voor om het iets anders te doen. Ik zal de Kamer een standpunt van de Nederlandse regering doen toekomen over het EVRM en het Europees Hof van Justitie. Dat is iets breder dan een reactie op het artikel van de heer Blok en de heer Dijkhoff.

De voorzitter: Ik zie dat veel commissieleden instemmend knikken. Wij noteren de toezegging daarom met de aanscherping van de minister.

Ik dank iedereen hartelijk voor de aandacht. Wij wensen de minister veel succes op 12 april. Ik sluit de vergadering.