Kamerstuk 19637-1798

Verslag van een algemeen overleg

Vreemdelingenbeleid


Nr. 1798 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 31 maart 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 30 januari 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over het vreemdelingen- en asielbeleid.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Doorn

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Azmani, Fritsma, Gesthuizen, Jadnanansing, Maij, Schouw, Voordewind en Voortman,

en Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 10.07 uur.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie en heet alle aanwezigen van harte welkom. Aan de orde is het vreemdelingen- en asielbeleid. We hebben een volle agenda. Ik hanteer een spreektijd van zeven minuten per woordvoerder.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik begin met een steeds terugkerend onderwerp, te weten de toelating van Syrische asielzoekers. De PVV meent dat laatstgenoemden in de eigen regio moeten worden opgevangen. Deze Staatssecretaris geeft echter aan vrijwel iedere Syriër die zich in Nederland meldt een verblijfsvergunning. Herhaaldelijk zegt hij dat hij coulant en ruimhartig omgaat met verblijfsaanvragen van deze Syriërs, hetgeen natuurlijk niet aan dovemansoren is gericht. Vorig jaar kwamen vele Syriërs deze kant op. Kan de Staatssecretaris het exacte aantal over het gehele jaar 2013 aangeven? De balans kan nu worden opgemaakt. Ook verneem ik graag hoeveel Syriërs op basis van de Dublinverordening niet zijn toegelaten. Ik wil met name weten hoeveel Syriërs zijn aangemerkt als 1F'er. Met andere woorden, hoeveel oorlogsmisdadigers, terroristen en andere verkeerde lieden zijn tot nu toe vanuit Syrië naar Nederland gekomen om asiel aan te vragen?

Bijzonder zorgwekkend is ook de melding van Arabische media dat een van de sleutelfiguren in het Syrische conflict, Riad al-Asaad, in ons land asiel zou hebben aangevraagd. Mijn prangende vraag is of dit waar is. Ik hoop natuurlijk van niet. Het zou ook niet best zijn. Deze oprichter van het vrije Syrische leger is immers een verschrikkelijke terrorist, die verantwoordelijk is voor vele misdaden, waaronder aanslagen op onschuldige burgers, journalisten en VN-soldaten. Als het waar is dat deze oorlogsmisdadiger hier een asielaanvraag heeft ingediend, verneem ik graag van de Staatssecretaris of deze direct is afgewezen. Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer wordt deze man uit Nederland verwijderd? Wat is de kans dat hij en andere Syrische 1F'ers – ik vraag dit in zijn algemeenheid – onuitzetbaar zijn, bijvoorbeeld vanwege Europese regels om vreemdelingen niet uit te zetten naar landen waar zij gevaar lopen?

Naar aanleiding van de vraag hoe het staat met de heer Riad al-Asaad, ziet de PVV de bui rond de komst van Syrische oorlogsmisdadigers alweer hangen. Er zijn duidelijke overeenkomsten met Afghanen. Ook voor die groep is altijd een coulant toelatingsbeleid gevoerd, hetgeen heel verkeerde mensen aantrok. Tot op de dag van vandaag zitten we met Afghaanse oorlogsmisdadigers opgescheept die niet verwijderbaar zijn. Van alle oorlogsmisdadigers in de wereld heeft Nederland vaak de meest prominente exemplaren binnengekregen. Dit bleek ook deze week weer met die meneer uit Rwanda, dader nummer twee van de Rwandese genocide. Een en ander dreigt ook te gebeuren met Syriërs. Het is de pijnlijke rekening van een veel te soft Nederlands asielbeleid.

De voorzitter: Alvorens de heer Fritsma zijn betoog vervolgt, merk ik op dat er twee interrupties per woordvoerder zijn toegestaan.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik rond dit punt af met de simpele vraag hoe de Staatssecretaris ervoor zorgt dat Nederland geen vrijhaven is voor terroristen en oorlogsmisdadigers.

De agendapunten die nu en eigenlijk bij al dit soort overleggen op de agenda staan, bewijzen voortdurend dat de EU een rampzalige koers vaart inzake immigratie en asiel. Van de ongekozen Brusselse bureaucraten moeten de grenzen steeds verder open, waardoor het voeren van een streng toelatingsbeleid simpelweg onmogelijk wordt. Vers van de pers is bijvoorbeeld het punt dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) niet meer mogen worden overgedragen aan een andere lidstaat, indien zij daar eerder een asielverzoek hebben ingediend. De PVV is bang dat hierdoor het zogeheten asielshoppen, waarbij vreemdelingen die in het ene land zijn afgewezen het rustig in een ander land nogmaals kunnen proberen, weer zal toenemen.

Nogmaals, het uitgangspunt moet zijn dat asielzoekers in de eigen regio worden opgevangen. In de praktijk gebeurt echter precies het tegenovergestelde. Ook Brussel zorgt ervoor dat iedereen ter wereld die dat wil, toegang krijgt tot bijvoorbeeld de Nederlandse asielprocedure. Dit opengrenzenbeleid leidt tot een schrikbarende stijging van maar liefst 80% in vijf jaar tijd van het aantal asielaanvragen in de EU. Bedenk hierbij dat de Europese buitengrenzen zo lek zijn als een mandje en dat interne grenscontroles van Brussel niet eens meer mogen, tot grote vreugde van bijvoorbeeld Oost-Europese roversbendes. Bedenk hierbij ook dat de Europese gezinsmigratierichtlijn tegengaat dat er strengere eisen worden gesteld aan partner- en gezinsmigratie. Bedenk hierbij natuurlijk ook dat bijvoorbeeld Polen, Roemenen en Bulgaren van Brussel moeten worden toegelaten tot onze arbeidsmarkt, ten koste van bijvoorbeeld Nederlandse bouwvakkers en vrachtwagenchauffeurs. Dit is de in- en intrieste stand van zaken van dit moment. Degene die dit allemaal fantastisch vindt, mag 22 mei op de PvdA of VVD stemmen.

Maakt de Staatssecretaris zich echt geen zorgen over alle versoepelingen van het toelatingsbeleid die Brussel afdwingt en over de explosieve stijging van het aantal asielzoekers dat hiervan het gevolg is? Is de Staatssecretaris bereid om deze zorgen, die hij hopelijk wel heeft, om te zetten in een koers waarbij Nederland zich losmaakt van alle EU-bemoeienis op dit terrein? Graag ontvang ik hierop een reactie.

Het is moeilijk kiezen uit alle agendapunten, maar ik wil toch wederom aandacht vragen voor de opvang van uitgeprocedeerden door de gemeente Amsterdam en het rare feit dat de Staatssecretaris dit prima vindt. Ik las in de brief hierover dat de Staatssecretaris deze opvang zelfs niet in tegenspraak acht met het bestuursakkoord dat in 2007 met de gemeenten is gesloten. Dit is in een woord lachwekkend. In dat bestuursakkoord staat namelijk letterlijk dat gemeenten direct noch indirect mogen meewerken aan opvang van uitgeprocedeerden of aan de financiering hiervan. Het initiatief van de gemeente Amsterdam om uitgeprocedeerden op te vangen in een voormalige gevangenis en om dit te betalen, is hiermee toch in tegenspraak? Graag ontvang ik een reactie van de Staatssecretaris. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris het feit dat de Amsterdamse belastingbetaler zeven ton moet ophoesten voor opvang van mensen die hier niet eens mogen zijn? In dit kader verneem ik ten slotte graag hoeveel in die voormalige gevangenis opgevangen vreemdelingen inmiddels zijn vertrokken, al dan niet gedwongen, naar de landen van herkomst?

Voor de PVV maakt dit hele verhaal in ieder geval duidelijk dat het Nederlandse vreemdelingenbeleid in handen is van de PvdA-fractie en natuurlijk haar burgemeesters. Het saboteren van het terugkeerbeleid is helaas de norm geworden en de Staatssecretaris vindt dit prima. De PVV-fractie blijft daarentegen de enige juiste oplossing aandragen voor de illegale problematiek. Zij pleit voor de lijn van uitzetten en, ingeval dit nog niet kan, vastzetten. Nu weten illegalen dat zij steeds weer in vrijheid kunnen blijven rondlopen als ze hun terugkeer tegenwerken. Dit is de reden dat het probleem blijft bestaan en het wordt natuurlijk versterkt doordat gemeenten opvang blijven aanbieden.

Ik heb nog één punt, te weten de aanpak van criminele migranten of, beter gezegd, het gebrek hieraan. Migranten die naar Nederland komen, hoeven niet aan te tonen dat ze geen misdaden hebben gepleegd aan de hand van bijvoorbeeld een verklaring hierover van de autoriteiten in het land van herkomst. Aangezien de Staatssecretaris in zijn brief aangeeft dat alternatieven, zoals de koppeling van gegevensbestanden, niet mogelijk zijn, verzoekt de PVV hem toch om een dergelijk vereiste in te voeren. Ook op dit punt ontvang ik graag een reactie.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Het streven is of was een humaner asielbeleid. Deze Staatssecretaris heeft een paar goede stappen gezet. Hij deed dit onder druk van de Kamer, zeg ik er maar even fijntjes bij. Er moeten echter nog heel wat zaken verbeteren in ons asielbeleid, voordat we het echt met enig recht humaan kunnen noemen. In dit verband was ik nogal verbaasd om te lezen dat de VVD-fractie, een beetje met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen, vreemdelingen vaker wil vastzetten. Volgens mij hebben we naar aanleiding van het Dolmatovdebat iets anders met elkaar afgesproken. Dadelijk zal de VVD-woordvoerder nog spreken, maar ik ben oprecht een beetje verbaasd en vraag mij af wat die woorden over een humaan asielbeleid nu waard zijn bij deze coalitiepartner.

Ik heb een aantal punten. Ik begin met Geen Kind in de Cel, waarover we vorig najaar uitputtend hebben gesproken. De lijn van mijn fractie is helder. Kinderen horen niet in een cel en dit moet dus niet gebeuren. De Staatssecretaris heeft toegezegd om de Kamer te informeren over de uitkomsten van zijn gesprek met de Coalitie Geen Kind in de Cel. Op de valreep is er een brief gekomen met de boodschap dat er eigenlijk helemaal niets gaat veranderen. Mijn fractie vindt dit teleurstellend. Zij had namelijk goede hoop geput uit het gesprek dat de Staatssecretaris zou aangaan en dacht dat hij oprecht op zoek was naar oplossingen om geen kinderen in de cel te stoppen. De brief is eigenlijk een fopspeen en een herhaling van het beleid. Hierin worden evenmin gefundeerde veronderstellingen gebruikt om de huidige praktijk door te zetten.

De Staatssecretaris heeft informatie gekregen vanuit verschillende landen, maar in zijn brief zoomt hij slechts in op één land, namelijk België. Hoe zit het eigenlijk met die andere landen die de Staatssecretaris zou bekijken, zoals Duitsland, Nieuw-Zeeland, Zweden en Zwitserland? Hierover staat niets in de brief. De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat in België het aantal gezinnen dat op de luchthaven aankwam, sinds de afschaffing van grensdetentie is verdubbeld. Waaruit blijkt dat causale verband? Het is wetenschappelijk broddelwerk. Ik gebruik nu de woorden die de Staatssecretaris zelf een keer heeft gebruikt naar aanleiding van een rapport van de Kinderombudsman. Er is immers geen causaal verband gelegd. Er wordt iets gesuggereerd wat niet feitelijk is onderbouwd. Fluctueert de asielinstroom niet altijd? De Staatssecretaris zegt dat er in België ernstige vermoedens van mensensmokkel en mensenhandel zijn gerezen. Graag zie ik ook op dit punt eerst de feitelijke onderbouwing in plaats van vermoedens en suggesties. Mijn fractie maakt liever geen beleid op basis van vermoedens en veronderstellingen en ik hoop dat deze Staatssecretaris dat ook niet doet.

Kinderen horen niet in de cel. Ik verzoek de Staatssecretaris nogmaals nadrukkelijk om serieus na te gaan of er een wettelijk verbod kan komen. Indien de Staatssecretaris hiertoe niet bereid is, dan zie ik mij echt genoodzaakt om te komen met een initiatiefwetsvoorstel. Ik hoop de Partij van de Arbeid aan mijn zijde te vinden. Het moet immers gewoon een keer afgelopen zijn.

Mijn volgende punt betreft zieke vreemdelingen. Er is de afgelopen tijd al veel gesproken over medische zorg aan vreemdelingen. Sommige zieke vreemdelingen kunnen niet worden uitgezet vanwege bijvoorbeeld de reisvoorwaarden. Iemand met een nierdialyse mag niet vliegen en wordt zo, als je niet uitkijkt, illegaal in Nederland. Deze vreemdeling krijgt hierdoor in Nederland geen zorg meer, maar kan ook niet worden uitgezet. Dit is een groep vreemdelingen die tussen wal en schip valt. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe groot deze groep nu is? Ik heb hierover ook schriftelijke vragen gesteld, maar de Staatssecretaris slalomt om het antwoord heen. Ik wil dat het aantal mensen dat tussen wal en schip valt precies in kaart wordt gebracht. Ik wil harde cijfers en een plan van aanpak om hieraan wat te doen. Vindt de Staatssecretaris dat deze manier van omgaan met zieke onuitzetbare vreemdelingen past in een humaan asielbeleid? De regering koopt zorg in in het land van herkomst tot drie maanden na de uitzetting, opdat zij deze uitzetting juridisch kan realiseren. Datgene wat er na deze drie maanden gebeurt, valt buiten de verantwoordelijkheid van dit kabinet. Na mij de zondvloed! Tot op zekere hoogte begrijpt mijn fractie die redenering natuurlijk wel. De mogelijkheden van de overheid zijn niet eindeloos. Zij kan niet iedereen overal en altijd van zorg voorzien. Echter, de huidige gang van zaken is voor sommige kwetsbare groepen ronduit schrijnend te noemen. Wat betreft de beschikbaarheid van een behandeling wordt alleen gekeken naar de beschikbaarheid in medisch-technische zin en niet naar de feitelijke beschikbaarheid. Is de afstand om aan medicijnen te komen niet te groot en is het geld er wel? Voor bijvoorbeeld een groep van ongeveer 400 uitgeprocedeerde vreemdelingen met hiv is deze vraag cruciaal. Een hiv-behandeling vraagt om een strikte naleving. Wijziging in de behandeling kan leiden tot ernstige complicaties met overlijden als gevolg. Is de Staatssecretaris derhalve bereid om in de circulaire op te nemen dat er ook feitelijke toegang moet zijn tot de juiste medicatie en behandeling, in het bijzonder voor hiv-patiënten? Als het antwoord niet bevredigend is, zal ik de Kamer hierover om een uitspraak vragen.

Ik kom op de toelating van vermogende vreemdelingen. Hierover is reeds vorige week in de JBZ-Raad gesproken. De Staatssecretaris heeft hierover ook een brief gestuurd aan de Kamer. Mijn fractie vindt het een aardig idee, maar plaatst nog wel de nodige vraagtekens. Deze gaan vooral over het vermogen waarmee vermogende vreemdelingen hun toegang tot Nederland kopen. Mijn fractie zou graag zien dat er een accountantsverklaring komt uit het land van herkomst, om te voorkomen dat wij hier van mensen oneerlijk verkregen vermogens ontvangen. Een accountantsverklaring kan zekerheid geven. Als de Staatssecretaris dit niet wil, dan heb ik nog een tweede oplossing. Een vermogende vreemdeling moet het geld eerst storten bij de Nederlandsche Bank. Deze kan dan namelijk een screening laten uitvoeren, opdat we hier geen criminele vermogende vreemdelingen importeren.

Ik had nog een bijzondere vraag over de tien vingerafdrukken en het oude rapport uit 2002, maar deze laat ik even zitten. Ik ga ervan uit dat mijn collega's het landenbeleid en de kritiek hierop meenemen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Laat ik de heer Schouw een plezier doen en beginnen met het landenbeleid. Er staan heel wat landen op onze agenda vandaag, waaronder in ieder geval Somalië, Irak, Congo, Pakistan en Afghanistan. Daarnaast staat er ook nog het nodige over Rwanda op.

Ik kom op Congo. Voor de Tutsi’s is het in een aantal regio's onverminderd gevaarlijk. Het is een wijs besluit om Tutsi's hier niet terug te sturen. Wel heb ik vragen over het vestigingsalternatief. Hoe wordt dit getoetst en welke voorwaarden en belangen worden hierbij afgewogen?

In december 2013 gaven de ambtsberichten over Somalië en Irak aan dat de veiligheidssituatie in die twee landen sterk verslechterd was. In Somalië lopen personen die gelieerd zijn aan de overheid, de African Union Mission in Somalia en de Verenigde Naties nu nog meer gevaar. Zij worden dan ook terecht gezien als aandachtsgroepen binnen het landgebonden asielbeleid. Maar waarom geldt dit niet voor de personen die zijn teruggekeerd uit het buitenland? Waarom geldt dit ook niet voor de uitgeprocedeerde vluchtelingen uit bijvoorbeeld Nederland? Volgens het ambtsbericht lopen zij namelijk evengoed gevaar. Hierin staat letterlijk dat ook personen die terugkeren uit het buitenland, worden verdacht van spionagepraktijken. Toch beweert de Staatssecretaris dat, één, de situatie niet wetenschappelijk veranderd is en, twee, deze teruggekeerden niet per definitie gevaar lopen. Waarom wordt dit onderscheid gemaakt? De ene groep loopt gevaar wegens verdenking van spionage en de andere groep loopt niet per definitie gevaar. Hierop ontvang ik graag een reactie. Het feit dat er geen gedwongen uitzettingen zijn, is gelegen in het feit dat landen zoals bijvoorbeeld Irak en Somalië hieraan niet of niet zondermeer meewerken. Ik heb een heel simpele vraag. Wat betekent nu de verslechterde situatie voor álle uitgeprocedeerde asielzoekers uit Zuid en Centraal-Irak? Wat betekent het ambtsbericht over Somalië voor uitgeprocedeerde Somalische asielzoekers? In hoeverre gelden deze ambtsberichten als een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid?

Ik wijs de Staatssecretaris kortheidshalve ook nog op de brief van Amnesty International, die ons gisteren bereikte, naar aanleiding van het benoemen van Kabul als reëel vestigingsalternatief voor uitgeprocedeerde Afghanen. Amnesty International betwist dit ten zeerste en schrijft onder meer: «Over the past two winters there were over 100 confirmed IDP deaths in settlements in Kabul, mostly children, who reportedly died from the cold or illness.» Er is geen sprake van een reëel vestigingsalternatief als er iedere winter tientallen kinderen doodgaan, omdat zij daar geen opvang kunnen krijgen. Hierop ontvang ik graag een reactie van de Staatssecretaris.

Pakistan is een gevaarlijk land voor ahmadi's en christenen. Dit blijkt uit een ambtsbericht van eind 2012. Ik krijg berichten van ahmadi's die steeds meer vrezen voor hun leven bij terugkeer. Zij berichten over een steeds slechtere situatie in Pakistan. Wordt deze informatie meegenomen bij asielaanvragen en komt er een nieuw ambtsbericht?

Ik kom op Rwanda. Uiteraard moet terugkeer bevorderd worden naar landen waar het veilig genoeg is voor mensen om naar terug te keren. Nederland wil inderdaad geen veilige haven zijn voor oorlogsmisdadigers. Natuurlijk niet. De heer Fritsma heeft een punt. Ik neem aan dat deze mening Kamerbreed wordt gedeeld. Mijn fractie deelt deze met de Staatssecretaris. Ik maak mij echter wel zorgen inzake Rwanda. Kan de Staatssecretaris de inhoud van zijn afspraken met dit land over terugkeer aan de Kamer zenden? Ik maak mij grote zorgen over de rechtsgang waarmee teruggestuurde Rwandezen te maken krijgen. Wat is hierover afgesproken? Is hierover überhaupt gesproken? Ik ontvang ook graag een reactie op de bevindingen van Amnesty International dat in 2010 een Rwandese oppositieleider na een oneerlijke en partijdige rechtszaak veroordeeld is tot acht jaar cel. Wat is de reactie van het kabinet op de vermeende doodseskaders uit Rwanda in Nederland?

Wat de LHBT’s betreft, heeft het Europees Hof heeft datgene bevestigd waarover vorig jaar onder meer de SP, D66 en andere fracties vragen hebben gesteld. Van LHBT's mag niet worden verwacht dat zij in hun land van herkomst een bepaalde mate van terughoudendheid in acht nemen bij het uiten van hun seksuele gerichtheid. Die voorwaarde moet dus geheel verdwijnen. Als een homoseksuele asielzoeker een gevangenisstraf boven het hoofd hangt, wordt dit gezien als een daad van vervolging. Hoe gaat de Staatssecretaris dit goed toetsen en hoe gaat hij om met de nieuwe wet in Uganda die regelt dat homoseksuelen voortaan levenslang kunnen krijgen? Wacht hij af totdat dit daadwerkelijk gebeurt? Dit lijkt mij onmenselijk. Vanuit een cel is het namelijk bittermoeilijk vluchten.

Ook andere mensen elders in de wereld lukt het niet altijd om weg te komen. Neem de ontheemde Syriërs. Zij lopen ernstig gevaar, maar hebben niet altijd de mogelijkheid om te vluchten. Een traject via de United Nations High Commission for Refugees (UNHCR) is maar voor een beperkt aantal vluchtelingen weggelegd en kan jaren duren. Bovendien kan asiel alleen in Nederland zelf worden aangevraagd. De regering wil de asielinstroom beperken en tegelijkertijd mensensmokkel tegengaan, maar dit gaat op deze manier niet altijd samen. Mensen die terecht asiel willen aanvragen maar zelf niet kunnen vluchten, zijn nu immers aangewezen op mensensmokkelaars. Ik krijg vaak meldingen van mensen die iemand kennen die ernstig gevaar loopt, maar die niet kan vluchten en dus geen asiel kan aanvragen of bescherming kan krijgen in Nederland. Graag ontvang ik hierop een reactie.

Ik kom op het onderzoek van de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer (CITT) over Guinee. Nog steeds krijg ik wekelijks meldingen van advocaten en organisaties die waarschuwen voor onregelmatigheden in de afgifte van reisdocumenten aan uitgeprocedeerde Guineeërs. Er zou een onderzoek komen van de CITT naar de werkwijze van de Guineese delegaties die de ministeries helpen om vreemdelingen terug te sturen. Klopt het dat dit onderzoek er nog niet is? Staan er binnenkort nog bezoeken van taskforces gepland? Waarom worden uitzettingen met dergelijke titres de voyages niet opgeschort totdat het onderzoek van de CITT is afgerond? Zij heeft dit onderzoek niet voor niets aangekondigd en zal dus genoeg redenen hebben gezien om het heel kritisch te bekijken.

Mijn laatste punt betreft het belang van het kind. Eergisteren hebben wij het boekje «Papa, hebben wij iets ergs gedaan?» ontvangen van een groot aantal organisaties die allemaal opkomen voor de belangen van het kind. Ik bedank hen nogmaals hartelijk hiervoor. De Staatssecretaris heeft het boekje ongetwijfeld inmiddels ook ontvangen. Onder andere Defence for Children en UNICEF hebben aandacht gevraagd voor de manier waarop het belang van het kind wordt meegenomen in de asielprocedures. Zij stellen terecht dat volgens punt 37 van het veertiende General Comment van het VN-Kinderrechtencomité het belang van het kind niet gelijkgesteld mag worden aan andere belangen. Hoe geeft de Staatssecretaris invulling hieraan? Hoe wordt deze afweging gemotiveerd in beslissingen en motiveringen, zoals noodzakelijk is aldus het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK)?

Ik kom tot slot op de detentie, waarover dit boekje onder meer gaat. Grensdetentie, ook van kinderen, blijft volgens de Staatssecretaris nodig. Ter fine van uitzetting kunnen kinderen zelfs gescheiden worden van een van hun ouders. Het wetsvoorstel komt nog, maar berichten als deze zijn alarmerend. Hoe neemt de Staatssecretaris de door de verschillende organisaties aan de Kamer aangeboden petitie mee in zijn beleid?

Kloppen ten slotte de signalen dat er nog altijd niet wordt gehoord op een voor het kind gepaste wijze bij het onderzoek naar het al dan niet bestaan van een familieband?

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Vandaag staan er veel onderwerpen op de agenda. Een deel van de onderwerpen is ook besproken bij het AO van vorige week inzake de JBZ-Raad en tijdens AO's eind vorig jaar. Ik wil mij vandaag richten op een drietal thema's.

Het eerste thema betreft het landenbeleid. De Staatssecretaris heeft de Kamer brieven gestuurd over het landenbeleid betreffende de Democratische Republiek Congo (DRC), Irak, Afghanistan, Somalië en Iran. Het tweede thema betreft de ongedocumenteerden in de vluchthuizen. Het derde thema betreft de mening van de Staatssecretaris over kinderen in detentie.

Ik begin met laatstgenoemd punt. Laat ik vooropstellen dat de PvdA positieve signalen ontvangt. Ik ben recentelijk op werkbezoek geweest bij de vreemdelingendetentie. Wat ik daar zag, was positief. Er zitten veel minder mensen in detentie, er wordt meer gebruikgemaakt van alternatieven, de duur van de detentie zou korter zijn en er verblijven al enige tijd geen kinderen meer in bewaring. Dit laatste punt blijft echter de aandacht van mijn fractie houden. Kinderen horen niet in detentie, noch in grensdetentie, noch in vreemdelingendetentie. De Staatssecretaris schreef in een brief aan de Kamer dat ook hij geen kinderen in detentie wil, maar dat hij dit in uitzonderlijke gevallen wel noodzakelijk acht. De PvdA begrijpt de risico's die de Staatssecretaris wil vermijden. Hij wil voorkomen dat kinderen verhandeld worden doordat zij met gezinnen meereizen waarvan zij geen deel uitmaken. Ook wil hij voorkomen dat kinderen verdwijnen in de illegaliteit, al dan niet met hun ouders. De PvdA-fractie deelt deze zorgen. Toch ziet zij grensdetentie niet als enige oplossing hiervoor. In aansluiting op de vragen van de heer Schouw verzoek ik de Staatssecretaris met klem om te zoeken naar alternatieven, waarbij gezinnen met kinderen in het zicht en onder toezicht blijven, maar in een minder belastende omgeving.

Hetzelfde geldt voor gezinnen die geen recht op verblijf meer hebben en moeten vertrekken. Ik heb zelf kunnen constateren dat er al enige tijd geen kinderen meer in de vreemdelingendetentie zitten ter fine van uitzetting. Wel is er gerede zorg over het feit dat gezinnen met kinderen die geen recht op verblijf meer hebben, vlak voor hun uitzetting met onbekende bestemming vertrekken. De PvdA is zeer bezorgd over deze groep. Kinderen gaan dan waarschijnlijk niet meer naar school en zitten in een onzekere en ongewenste situatie. Toch vindt de PvdA ook op dit punt dat detentie niet de oplossing kan zijn. Nogmaals, kinderen horen niet in detentie. Ook op dit punt wil ik nogmaals de Staatssecretaris met klem vragen om naar alternatieven te zoeken en deze ook echt uit te werken. Er moet alternatieve opvang worden geboden, waarbij gezinnen en kinderen wel onder toezicht staan en in zicht van de overheid blijven – ik heb begrip voor het feit dat de Staatssecretaris dit wil – maar waarbij zij niet in een detentiecentrum verblijven. Mevrouw Gesthuizen zei reeds dat de Kamer dinsdag een aangrijpende publicatie ontving van de Coalitie Geen Kind in de Cel, die schrijnende voorbeelden bevat. Als we gezinnen met kinderen niet meer willen opsluiten, maar wel gecontroleerd willen begeleiden naar terugkeer, dan moeten we een alternatief vinden dat zowel humaan als effectief is.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik wachtte nog even op de ontknoping, maar die kwam niet helemaal. In de Kamer is verschillende keren gesproken over kinderen in de cel. Hierover zijn moties ingediend en Kamervragen gesteld. De Partij van de Arbeid en de oppositie minus de VVD en de PVV trokken op dit punt eigenlijk gelijk op. Zij wensen namelijk geen kinderen in de cel en hebben dit ook voorgelegd aan de Staatssecretaris. De reactie van de Staatssecretaris luidt: we hebben naar België gekeken; het gaat niet goed werken, want er is enkel sprake van een aanzuigende werking. Wat gaat de PvdA nu concreet doen om dit echt in dat wetsvoorstel te krijgen? Waarschijnlijk volgt er immers een herhaling van zetten. Slaat de PvdA-fractie met de vuist op tafel of dient zij samen met de oppositie een nog steviger motie in?

Mevrouw Maij (PvdA): Ik bedank de heer Voordewind voor zijn vraag. Ik heb heel duidelijk aangegeven dat ik van de Staatssecretaris nog echt een reactie verwacht. Ik heb het uitgangspunt van de PvdA toegelicht. Kan de heer Voordewind deze vraag in tweede termijn nogmaals stellen? Ik wil graag eerst de reactie van de Staatssecretaris afwachten.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Deze uitnodiging neem ik graag aan. Ik hoop echt dat we in tweede termijn kunnen doorpakken. Mevrouw Maij heeft namelijk eerder verklaard dat zij dit echt wil. Ook op haar website staat dit heel nadrukkelijk. We hebben eerder ook het verschil tussen de vreemdelingendetentie te Schiphol en in Ter Apel aan de orde gesteld. Dit moet gelijkgetrokken worden.

De voorzitter: Wat is uw vraag?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Nou, ik ga die vraag nog een keer stellen.

De heer Schouw (D66): Het is natuurlijk prachtig als we met elkaar uitspreken dat kinderen niet in de cel horen. Daarna volgt echter een komma en een heel lange maar. Ik verwijt het de Staatssecretaris dat zijn maar eigenlijk een voortzetting is van het huidige beleid. Mevrouw Maij doet verwoede pogingen om hieraan wat te veranderen. Kan mevrouw Maij iets preciezer aangeven op welke wijze zij die maar invult? Anders houden we elkaar hier maanden bezig met het uitgangspunt dat kinderen niet in een cel horen, terwijl het bestaande beleid gewoon doordendert. Wat moet er nu precies gebeuren volgens de Partij van de Arbeid?

Mevrouw Maij (PvdA): De PvdA-fractie deelt de zorgen van de Staatssecretaris. Zij ziet echter graag een alternatief voor die opvang, waarbij gezinnen en kinderen wél onder toezicht staan en in zicht van de overheid blijven, maar niet in een detentiecentrum terechtkomen.

De heer Schouw (D66): Ja, hier moet ik even op kauwen. Het uitgangspunt wordt dan toch dat kinderen niet in detentie komen en dat de Staatssecretaris naar alternatieven moeten zoeken? Dat is toch de indringende boodschap die de PvdA meegeeft? Het is mevrouw Maij toch opgevallen dat de Staatssecretaris dit in zijn brief heel anders ziet? Wat moet de Staatssecretaris dadelijk zeggen richting de PvdA-fractie, zodat deze tevreden kan zijn?

Mevrouw Maij (PvdA): Ik kan niet in het hoofd van de Staatssecretaris kijken. Ik weet dus niet precies hoe hij het gaat formuleren. Wat mij betreft, moet de formulering zijn conform datgene wat ik zojuist al aangaf. Kinderen horen inderdaad niet in de cel. Mijn fractie deelt de zorgen van de Staatssecretaris over kinderen die terechtkomen in onzekere situaties, waarin zij wellicht slachtoffer worden van kinderhandel. Dit moeten we voorkomen. Er moet een alternatief komen, waarbij gezinnen en kinderen wel onder toezicht staan en in zicht van de overheid blijven, maar niet in detentie zitten.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Dan begint het toch met geen kind in de cel? Ik neem aan dat ook de PvdA meent dat er een wettelijk verbod moet komen op kinderen in vreemdelingendetentie. Dan is het toch een raar argument dat kinderen verhandeld kunnen worden? Dan moet je dát toch bestrijden? Dan begin je toch bij een verbod op kinderen in de cel en ga je daarna bekijken op welke wijze je kunt voorkomen dat kinderen in ongewenste situaties komen? Dat zou dan toch de reden moeten zijn? Anders geef je de ruimte om kinderen alsnog in de cel te zetten. Daarmee legitimeer je dat kinderen alsnog vastgezet kunnen worden.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik zie dat niet zo. Mijn argumentatie is andersom.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): De PvdA zegt dat zij geen kinderen in de cel wil, maar ik vraag mij af wat deze woorden waard zijn. Als je hen niet in de cel wilt, dan moet er een wettelijk verbod komen.

Mevrouw Maij (PvdA): Nu ga ik mijzelf herhalen. Mevrouw Voortman zal dit misschien niet prettig vinden. Ik heb heel duidelijk uitgesproken dat de PvdA geen kinderen in de cel wil. Ja, mijn fractie deelt de zorgen van de Staatssecretaris over het tegengaan van mensenhandel en kinderhandel. Zij deelt ook de zorgen van de Staatssecretaris over kinderen die verdwijnen op het moment dat het gezin ter fine van uitzetting aangezegd heeft gekregen dat het zich moet klaarmaken voor vertrek. Vervolgens verdwijnt het gezin en weten we niet meer waar die kinderen zijn. Dat is ook een ongewenste situatie. Er moet dus een alternatief komen, waarbij kinderen wel in zicht zijn maar niet in detentie zitten.

Voorzitter. Ik kom op het landenbeleid. De Staatssecretaris heeft het beleid voor een aantal landen aangepast naar aanleiding van de ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij heeft brieven gestuurd over de DRC, Irak, Somalië, Afghanistan en Iran. De PvdA heeft kennisgenomen van de aanpassingen en ook van een aantal verruimingen in het asielbeleid, bijvoorbeeld wat betreft Irak. Sommige kwetsbare groepen worden beter beschermd en onveilige gebieden zijn niet langer een vluchtalternatief. Ook stelt de Staatssecretaris dat vluchtelingen uit zeer onveilige gebieden in bijvoorbeeld Irak, die bescherming nodig hebben, niet hoeven aan te tonen dat zij die bescherming van hun eigen overheid hebben gevraagd. Volgens het ambtsbericht is dit simpelweg vanwege het feit dat de betreffende overheid deze bescherming onvoldoende kan bieden. Het is treurig, omdat dit voortkomt uit de verslechterde veiligheidssituatie in deze landen. Het is goed dat Nederland adequaat reageert op deze ontwikkelingen en dat het de mensen die asiel aanvragen en bescherming nodig hebben, recht hierop geeft. Graag verneem ik van de Staatssecretaris wat er gebeurt met asielzoekers uit een van deze landen, die nu in Nederland zijn en eerder zijn afgewezen onder een ander strenger beleid. Kunnen zij een herhaalde aanvraag indienen op basis van het huidige beleid? Geldt dit bijvoorbeeld voor de groep Iraki's die hier is?

Vandaag heeft VluchtelingenWerk nog een brief gestuurd met een aantal zorgpunten over het nieuwe beleid voor Somalië, Irak en Afghanistan. Het is kort dag en ik heb het zelf niet allemaal in het afgelopen halfuur kunnen lezen. Ik verzoek de Staatssecretaris schriftelijk te reageren op de vragen en zorgpunten die VluchtelingenWerk heeft geformuleerd.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ook ik ben wel blij met datgene wat de Staatssecretaris op een aantal punten schrijft in zijn brief betreffende Irak. Maar over een aantal punten maak ik mij erg grote zorgen. Zij die in Nederland zijn en uit gebieden komen waar de situatie slecht is en nog verder verslechtert, moeten volgens de PvdA gewoon hier kunnen blijven. Deze mensen moeten ook een verblijfsvergunning kunnen krijgen en niet enkel maar een vertrekmoratorium. Geeft mevrouw Maij dit inderdaad mee aan de Staatssecretaris?

Mevrouw Maij (PvdA): Ik zou graag zien dat de Staatssecretaris deze zaken opnieuw bekijkt, individueel beoordeelt en wellicht op basis van deze nieuwe analyse aangeeft of deze mensen wel of niet recht op verblijf hebben. Ja.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat begrijp ik. Het asielbeleid is natuurlijk altijd individueel, tenzij je categoriaal aangeeft dat je mensen helemaal niet kunt terugsturen naar bepaalde gebieden. Dat snap ik op zich. Als je echter meent dat mensen die afkomstig zijn uit bepaalde gebieden en eerder zijn afgewezen, hier moeten kunnen blijven met een verblijfsvergunning, lijkt het mij dat je deze boodschap meegeeft aan de Staatssecretaris. Is dat inderdaad zo?

Mevrouw Maij (PvdA): Op basis van het individuele verhaal van betrokkene moet een en ander opnieuw bekeken worden. Zo kent mevrouw Gesthuizen mij ook. Als onder dit landenbeleid blijkt dat betrokkene daar recht op heeft, dan ja, maar altijd op basis van het individuele verhaal.

Voorzitter. Ik kom op de tijdelijke bed-bad-broodregeling voor ongedocumenteerden in Amsterdam. Het is goed dat de Staatssecretaris samen met de gemeente en de ondersteunende organisaties een tijdelijke oplossing heeft gevonden. Zoals bekend, bevindt zich ook in Den Haag een groep mensen in de Sacramentskerk onder vergelijkbare omstandigheden. Lukt het om een vergelijkbare oplossing te vinden voor Den Haag? De PvdA is voorstander van een aanpak waarbij mensen in rust aan hun toekomst kunnen werken. Kan de Staatssecretaris met de gemeente Den Haag snel een vergelijkbare constructie afspreken, waarbij gedurende een aantal maanden opvang geboden wordt? In Amsterdam is sprake van vijf tot zes maanden. VluchtelingenWerk heeft inmiddels in beeld wie deze mensen hier in Den Haag zijn. Een volgende stap kan zijn dat er in rust aan de verdere identificatie en het dossier wordt gewerkt. Ik hoop dat een dergelijke oplossing ook in Den Haag kan worden gevonden.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Bij de JBZ-Raad is al even over Syrië gesproken. We spreken nu over het landenbeleid. Syrië staat er weliswaar niet in, maar de situatie daar is zeer schrijnend. De oorlog gaat nog door, hoewel er gelukkig wel gesprekken zijn in Montreux. De PvdA pleit nog steeds voor verruiming van de visa voor personen met familieleden in Nederland. Er zou een opening zijn geboden door de Staatssecretaris. Vindt mevrouw Maij deze voldoende? Geven de moties over die visa, die we gezamenlijk hebben ingediend, voldoende openheid om die families ook naar Nederland te laten komen?

Mevrouw Maij (PvdA): Dit hebben we vorige week besproken. Ik meen dat de heer Voordewind hierbij niet aanwezig kon zijn. Ik heb de Staatssecretaris toen een aantal individuele zaken aangeboden van mensen die mij brieven hebben gestuurd. Hierin hebben zij iets geschreven over familieleden die onder erbarmelijke omstandigheden leven en die zij graag zouden willen steunen. Inmiddels zijn medewerkers van de Staatssecretaris in gesprek met enkele mensen uit de Syrische gemeenschap om ook van hen te horen op welke wijze zij dit bezien. De Staatssecretaris heeft toegezegd om de Kamer hierover te informeren. Wat dat betreft ben ik zeker tevreden.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het gaat dan over individuele zaken, maar we hebben het natuurlijk over een grotere groep. Als er steeds individuele zaken behandeld moeten worden en elke keer bekeken moet worden of er sprake is van een schrijnende zaak of van iemand die hier familie heeft, dan is dat nogal veel werk voor de Staatssecretaris. In principe zou dit door de ambassade moeten worden bekeken. Vanuit daar ontvangen wij nog steeds geluiden dat veel van de visaverzoeken worden afgewezen. Enkele worden weliswaar doorgelaten, maar vele worden nog afgewezen. Is het niet verstandiger om hierop beleid te maken, zodat er echt een versoepeling komt van die visa-aanvragen?

Mevrouw Maij (PvdA): Vorige week hebben wij dit goed besproken. Ik was tevreden met het antwoord dat de Staatssecretaris toen gaf. Hij heeft ook toegezegd om de Kamer te informeren zodra hij de volgende stap heeft gezet. Ik wil dit graag afwachten.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik zal beginnen met een schrijnende situatie. Het betreft het onderwerp kinderen in de cel, waarover de Kamer vele malen heeft gesproken. Afgelopen dinsdag hebben we de publicatie «Papa, ik heb toch niets verkeerd gedaan?» ontvangen. Collega Segers van de ChristenUnie was hierbij aanwezig, omdat ikzelf op werkbezoek was in Egypte.

De Staatssecretaris geeft aan dat voor gezinnen met kinderen grensdetentie vereist is om de familieband vast te stellen. Hij geeft echter niet aan waarom dit in detentie moet gebeuren. Waarom zou dit bijvoorbeeld niet mogelijk zijn in Ter Apel? Dat gebeurt op dit moment ook. Als mensen Nederland over land binnenkomen en niet per vliegtuig, dan worden ze in Ter Apel opgevangen. Daar wordt ook de familieband vastgesteld. Waarom wordt een en ander niet gelijkgeschakeld?

De Staatssecretaris geeft ook aan dat de grensdetentie voor gezinnen met kinderen langer kan duren als de ouders onvoldoende meewerken. In hoeverre kunnen we kinderen verantwoordelijk houden voor het gedrag van hun ouders en hoe verhoudt zich dit tot het VN-Kinderrechtenverdrag? Kinderen worden in dat geval aangemerkt voor het feit dat hun ouders onvoldoende duidelijkheid geven et cetera, waardoor zij zelf langer in grensdetentie moeten zitten. Hoe verhoudt dit zich tot het VN-Kinderrechtenverdrag?

Het bestaansrecht van de grensdetentie berust volgens de Staatssecretaris op het voorkomen van illegaliteit en mensenhandel. Enkele andere collega's wezen hier ook al op. Ik verwijs wederom naar de situatie in Ter Apel, waar hetzelfde gebeurt. Ik sluit aan bij de vragen van de heer Schouw over de verwijzing naar België. In hoeverre kan er nu daadwerkelijk een causaal verband worden gelegd? De Staatssecretaris noemt in zijn brief de landen Australië, Duitsland, Nieuw-Zeeland, Zweden en Zwitserland, maar gaat enkel maar in op België. Dit doet vermoeden dat die mogelijke aanzuigende werking – de Staatssecretaris betitelt dit als «mogelijke negatieve effecten» – zich minder vaak voordoet in die andere landen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het in die andere landen dan wel werkt?

Er is een heel duidelijke Kameruitspraak geweest om kinderen niet langer op te vangen in de cel, in detentie. Ik verbaas me er dan ook over dat het wetsvoorstel inzake terugkeer en vreemdelingenbewaring, dat nu ter consultatie voorligt, met geen woord rept over het feit dat kinderen niet langer in die detentie gehouden moeten worden. Kan de Staatssecretaris al iets zeggen over datgene wat er nu in het wetsvoorstel staat? Waarom vertaalt het beleid waarop de Kamer heeft aangedrongen zich vooralsnog niet in dat wetsvoorstel?

Ik kom op het landenbeleid. De Staatssecretaris is in juli in Irak geweest. Hij heeft à la voormalig Minister Leers geprobeerd om de betreffende Minister over te halen om gedwongen uitzettingen naar Irak toch weer toe te laten. De Staatssecretaris heeft daar bot gevangen. Het is nog steeds niet mogelijk. Men zegt dat Irak dit op dit moment absoluut niet aankan. Het ambtsbericht ondersteunt dit ook. De veiligheidssituatie, met name in Centraal- en Zuid-Irak, is verslechterd. De Staatssecretaris gaat wel versoepelen. Wat brengen die versoepelingen dan nu teweeg, als de Staatssecretaris niet gedwongen kan uitzetten? Los hiervan ben ik blij met die versoepelingen. Die versoepelingen gelden niet voor Noord-Irak, terwijl de Staatssecretaris constateert dat er daar sprake is van een verslechtering van de positie van christenen en Yezidi's. Hoe kan de Staatssecretaris dit rijmen? Deze mensen zouden dan namelijk bij de overheid, in dit geval met name de Koerdische overheid, eerst bescherming moeten vragen, terwijl ze door diezelfde overheid gediscrimineerd worden. Graag ontvang ik hierop een reactie.

Ik breng wederom de positie van de Pakistaanse christenen onder de aandacht, omdat hun situatie weer verslechterd is. Open Doors publiceert jaarlijks een ranglijst en Pakistan stijgt van de veertiende naar de achtste plaats. Kerken worden aangevallen, christenen worden vermoord en aangeklaagd, de blasfemiewet wordt misbruikt. De vorige keer, toen er een nieuw ambtsbericht uitkwam, heeft de Staatssecretaris hierop positief gereageerd. Hij erkende een verslechtering van de positie van christenen. De positie van de ahmadi's was echter nog slechter. De Staatssecretaris heeft hen vervolgens aangemerkt als risicogroep. Hij heeft dit toen niet gedaan voor de christenen. Ziet hij, op basis van de nieuwste cijfers over die verslechterde positie van de christenen, hiertoe nu wel aanleiding? Mijn fractie krijgt deze cijfers ook bijna dagelijks door van betrokken mensenrechtenorganisaties die zich het lot van christenen aantrekken. Is de Staatssecretaris nu wel bereid om de christenen als risicogroep aan te merken?

Mijn fractie heeft regelmatig contact met mensenrechtenorganisatie CLAAS (Centre for Legal Aid, Assistance and Settlement), die subsidie krijgt van Buitenlandse Zaken. Indien deze organisatie informatie geeft over asielzoekers die zij kent en die gevlucht zijn naar Nederland, wordt deze informatie door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) terzijde gelegd. De Staatssecretaris heeft de vorige keer aangegeven dat hij bereid was om in gesprek te gaan met CLAAS. Wat is er uit dat gesprek van de Staatssecretaris gekomen? Het zou mijn fractie een lief ding waard zijn als die organisatie – ik ken deze ook persoonlijk, omdat ik er op bezoek ben geweest – serieus genomen zou worden wat betreft de verklaringen van mensen die bedreigd zijn geweest.

Ik kom op Somalië. Er moet een vestigingsalternatief zijn. De situatie in Centraal en Zuid-Somalië is verslechterd. Dan moet je toch door dat Al-Shabaabgebied reizen en loop je gevaar. En dan moet je naar andere gebieden, waar mogelijk geen clan- of familiebanden zijn. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat dit een schending kan inhouden van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) op het moment dat iemand zich moet verplaatsen, een vestigingsalternatief moet zoeken en hierdoor ontheemd raakt? Graag ontvang ik een reactie op dit punt.

Mijn een na laatste punt betreft de opvanggroep Wij Blijven Hier. Ik sluit mij aan bij mijn collega's die zich afvragen of er niet een soortgelijke regeling kan komen voor de mensen in de Vluchtkerk in Den Haag. Dezelfde vraag geldt ook voor de Vluchtgarage in Amsterdam, waar nog een lijst ligt met mensen die graag in de Vluchthaven opgevangen zouden willen worden. Enkelen staan zelfs op de lijst van voor april, maar worden toch niet toegelaten. Er zit een spanning. Is de Staatssecretaris bereid om met burgemeester Van der Laan te bezien of die mensen toch kunnen doorstromen naar de Vluchthaven?

Tot slot kom ik op de geloofwaardigheid van bekeringen. We ontvangen steeds weer reacties over het feit dat die geloofwaardigheid regelmatig in twijfel wordt getrokken. Hoe kunnen we met elkaar een systeem bedenken? Kunnen de verhoren bijvoorbeeld worden opgenomen, zodat advocaten die opnames kunnen gebruiken? Nu kan een rechter immers alleen maar procedureel toetsen. Ik verneem graag van de Staatssecretaris of er in samenwerking met bijvoorbeeld de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) een betere toetsing kan plaatsvinden dan op dit moment het geval is. We hebben dit eerder bekeken.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Zoals reeds door veel collega's is gezegd, staat er een hele serie punten op de agenda van dit algemeen overleg, in totaal 21. Ik beperk me tot een negental punten, maar niet alvorens ik gemeld heb dat de VVD voor een streng en rechtvaardig migratiebeleid staat. In dat licht moeten we voorkomen dat criminele vreemdelingen opgevangen worden in dit land. Ook de heer Fritsma heeft dat reeds in dit AO gezegd. Bij brief van 4 juni is de Kamer geïnformeerd over de toezeggingen die zijn gedaan tijdens een AO over andere instrumenten dan de eigen verklaring. Ikzelf heb ook enige suggesties aan de hand gedaan. Er kan in ieder geval worden geconstateerd dat de Europese informatiesystemen niet toereikend zijn ingeval je wilt kijken naar criminele feiten die gepleegd zijn in landen van herkomst buiten de EU. In de brief staat ook dat de immigratie liaison officers van de IND geen opsporingstaken, handhavingstaken en handhavingsbevoegdheden krijgen en kennen. Ook blijkt dat de politie liaisons gebonden zijn aan een opsporingsbevel. Dit werkt dus niet. Wat wél zou werken, staat eigenlijk in de laatste alinea van de brief. Hierin worden de liaisons van de Koninklijke Marechaussee (KMar) genoemd, die wel strafrechtelijke gegevens kunnen opvragen. In individuele gevallen wordt van hen ook gebruikgemaakt. Hoeveel gevallen betreft dit? Wat is in dezen de instructie voor de IND-ambtenaar om deze informatie via de KMar ook daadwerkelijk op te vragen?

Ook de brief over de toelatingsregeling voor vermogende vreemdelingen staat op de agenda. We hebben hier reeds eerder over gesproken. In het begrotingsdebat heb ik het punt wederom naar voren gebracht om te bezien of er andere mogelijkheden zijn, zoals het investeren in Nederlandse staatsobligaties, en om te leren van andere landen. Ook Australië werkt met staatsobligaties. De Staatssecretaris zou hier schriftelijk op terugkomen. Is hierover reeds meer bekend? We kunnen kritiek hebben op regelingen die in sommige landen gelden, maar we kunnen in dat kader ook van andere landen leren. Wat zijn de ervaringen op dit moment met deze regeling?

Ik kom op het WODC-rapport Van bejegening tot vertrek. De Staatssecretaris ziet hierin een bevestiging van de ingezette beleidslijnen. Ook ik zie die eigenlijk wel terug in het rapport. De meest opvallende conclusie in dit wetenschappelijk rapport is echter het feit dat herhaaldelijke inbewaringstelling juist leidt tot bereidheid tot en toename van vertrek. Is de Staatssecretaris derhalve bereid om toe te zeggen dat hij bij het herinrichten van de bewaring deze wetenschappelijke conclusie nadrukkelijk betrekt? Ingeval mensen in eerste bewaring hun vertrek blijvend frustreren, zou dit wetenschappelijk gegeven al reden genoeg kunnen zijn om iemand in rechte opnieuw in bewaring te stellen, omdat er meer zicht is en meer bereidheid om tot uitzetting over te gaan. Ook daag ik de Staatssecretaris uit om de grenzen op te zoeken en de mogelijkheden te bekijken om vaker tot hernieuwde bewaring over te gaan. Kortom, de VVD pleit eigenlijk ook voor het vaker herhaaldelijk in detentie zetten van vreemdelingen die de processen frustreren.

De heer Fritsma (PVV): De heer Azmani pleit hier en ook in de media ervoor dat er meer vreemdelingenbewaring moet komen. Dit is echt bijzonder verbazingwekkend. Het beleid van de Staatssecretaris om vreemdelingenbewaring juist te beperken, is op alle fronten door de VVD geaccordeerd. Het verschil tussen de woorden nu en de daden in de plenaire zaal bij de stemmingen kan gewoon niet groter zijn. Mijn vraag aan de heer Azmani is derhalve simpel. Kan de VVD alsjeblieft ophouden met het misleiden van de kiezer door a te zeggen en b te doen? Dit is echt een verschrikkelijke manier van politiek bedrijven.

De heer Azmani (VVD): De heer Fritsma stelt een wat impertinente vraag. Kan de VVD ophouden met het misleiden van de kiezer? Ik verwoord hier een standpunt op basis van een wetenschappelijk onderzoek. De heer Fritsma weet ook wat het proces is voor vreemdelingenbewaring en de inrichting op dat punt. Dit betekent nog steeds dat mensen in bewaring worden gesteld en dat er een nog strenger regime komt voor bewaring. Mijn oproep is om mensen vaker herhaaldelijk in bewaring te stellen. Bij een eerste inbewaringstelling zijn mensen mogelijk nog niet bereid om te vertrekken. Bij de tweede, derde of vierde inbewaringstelling van vreemdelingen is die bereidheid een stuk groter. Dit standpunt is gebaseerd op een wetenschappelijk rapport dat vandaag op de agenda staat. Daarom neem ik dit standpunt ook in.

De heer Fritsma (PVV): De realiteit is dat de VVD nu zegt dat er meer vreemdelingenbewaring moet komen. Ondertussen beperkt de Staatssecretaris de vreemdelingenbewaring juist, met steun van de VVD. Dat is gewoon een enorme discrepantie. Het is echt kiezersbedrog. Mijn verzoek is om hiermee op te houden. Het is misschien leuk om in de media te roepen dat er meer mensen moeten worden vastgezet. Maar nogmaals, in de realiteit zorgt de VVD ervoor dat het tegenovergestelde gebeurt. Dit irriteert mij en mijn fractie. Ik verzoek de VVD nogmaals om hiermee op te houden.

De heer Azmani (VVD): Dit is een herhaling van zetten. Ik had gehoopt op de steun van de heer Fritsma en de PVV om vaker mensen herhaaldelijk in bewaring te stellen.

De heer Schouw (D66): Ik zou het woord «kiezersbedrog» natuurlijk nooit in de mond durven nemen, zeker niet jegens de VVD. Het heeft echter wel iets van politieke lafheid. De heer Fritsma heeft natuurlijk gelijk. Onder druk van het Dolmatovdebat hebben we gezegd dat we het beleid humaner gaan maken en vreemdelingendetentie gaan verminderen. Nu met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen roept de VVD iets anders. Over dat roepen gaat mijn vraag. De heer Azmani weet net zo goed als ik dat het juridisch hartstikke lastig is. Het is dus enigszins praten voor de bühne. Bovendien levert de heer Azmani niet. Hij verzoekt de Staatssecretaris immers heel gemakzuchtig om de grenzen eens op te zoeken. Maar wat moet er volgens de VVD nu precies gebeuren? Gewoon boter bij de vis. Is dit juridisch haalbaar en wie moeten er dan vaker achter de tralies worden gezet? En ik wil geen laffe verwijzing richting de Staatssecretaris over het opzoeken van grenzen.

De heer Azmani (VVD): Zij die niet meewerken aan het vertrek. Inbewaringstelling is in dat geval het laatste redmiddel. Het betreft de mensen die al eenmalig in bewaring zijn gesteld en voor wie de uitspraak luidt dat op een gegeven moment de termijnen zijn verstreken, waarna zij in vrijheid moeten worden gesteld. Ik verzoek de Staatssecretaris om hierin de grenzen op te zoeken, opdat je tot een hernieuwde inbewaringstelling kunt komen. Wetenschappelijke conclusies tonen aan dat men meer bereid is om mee te werken aan vertrek op het moment dat men voor de tweede, derde of vierde keer in bewaring is gesteld. Zo moeilijk is dat niet. Het klopt dat dit juridisch lastig is. Dit ziet men in die zin ook terug in de media. Dit ontken ik ook niet. Het is ook lastig. Maar dit is ook een element van het bewaringsbeleid dat deze Staatssecretaris voert. Het ingezette beleid van deze Staatssecretaris is gericht op het bevorderen van vertrek en terugkeer. Hieraan voeg ik nog een ingrediënt toe.

De heer Schouw (D66): De heer Azmani bewijst met zijn antwoord eigenlijk dat het echt een praatje voor de bühne is. Juridisch kan het eigenlijk niet en de VVD-fractie levert ook niet wat betreft het verruimen van de mogelijkheden, zoals zij het zelf ziet. Dit is gewoon jammer. Als je als woordvoerder actief de pers opzoekt en zegt dat vreemdelingen vaker moeten worden vastgezet, zonder dat je aangeeft welke vreemdelingen het betreft en hoe vaak een en ander moet geschieden, en als je bovendien het juridisch instrumentarium niet levert, dan is het echt voor de bühne. Waarom doet de VVD-fractie dit? Komt zij dadelijk ook met moties om dit verder af te dwingen of blijft het bij deze zachte fluwelen oproep?

De heer Azmani (VVD): Op het moment dat ik geen toezegging krijg dat een en ander wordt betrokken, zal ik zeker overwegen om hierover een motie in te dienen. Verder heb ik heel duidelijk aangegeven welke mensen het betreft. Dit staat ook heel duidelijk in de in te zetten beleidslijn. Wie stel je nu in bewaring? Zij die frustreren of tot overlast zijn en criminelen zet je in een strenger bewaringsregime. Ik pleit ervoor om bij mensen die niet meewerken aan vertrek en dit meermalen frustreren, over te gaan tot inbewaringstelling. Wat de juridische gronden betreft, weet de heer Schouw net als ik dat er nieuwe feiten, omstandigheden of elementen moeten zijn, waardoor er opnieuw zicht is op die uitzetting. Ik voeg hieraan een element toe. Als uit een wetenschappelijk onderzoek van het WODC blijkt dat er sprake is van een correlatie tussen het vaker in bewaring stellen en de bereidheid tot vertrek en de toename van vertrek, is het een overweging om dit ook juridisch hierin mee te nemen. Kan de Staatssecretaris ook nagaan op welke wijze je de grenzen hier verder in kunt opzoeken? Dit lijkt mij heel helder. De opmerking dat ik dit voor de bühne zou doen, werp ik ver van mij af.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Weet de heer Azmani dat het inzetten van detentie als pressiemiddel om mensen het land uit te jagen, in strijd is met onze wetten? Haalt hij hier niet een beetje een trucje uit à la de premier, die er ook een handje van had om in campagnetijd allerlei dingen te roepen die juridisch gezien niet door de beugel konden?

De heer Azmani (VVD): Dit is een herhaling van zetten. Ik heb geen behoefte om daarop nu te reageren. Volgens mij kan bewaring. Je kunt ook mensen herhaaldelijk in bewaring stellen. Dat gebeurt ook. Het is lastig. Ik voeg daar nu nieuwe elementen aan toe en geef aan dat deze zouden moeten passen in de beleidsplannen die deze Staatssecretaris heeft voor het bevorderen van vertrek en terugkeer als mensen niet mogen blijven in dit land.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Als ik geen antwoord op mijn vraag krijg, kan ik niet anders dan concluderen dat de VVD een gevaar is voor de rechtsstaat en bovendien een populistische partij met een afgrijselijk mensbeeld, die het humaniseren van detentie en dus het voorkomen van detentieschade, depressie, aandoeningen et cetera wegzet als knutselprojecten.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Dit is bizar.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Mag ik een punt van orde maken? Volgens mij heb ik niet op de persoon gespeeld. Ik heb gezegd dat ik de VVD een gevaarlijke populistische partij vind, met een verschrikkelijk mensbeeld. Mag dat?

De voorzitter: Ik vind dit echt wel op het randje. Maar goed, u hebt het gezegd.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dan maak ik nu graag een persoonlijk feit. Ik vind het niet kunnen dat u mij op zo'n manier terechtwijst.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): De VVD-fractie pleit ervoor dat mensen vaker herhaaldelijk vastgezet moeten worden. Dus eigenlijk bepleit zij dat je meer moet jojoën met mensen tussen de straat en de cel, omdat ze dan vanzelf wel oprotten. Maar uit dit WODC-onderzoek blijkt juist dat het vastzetten van mensen niet werkt. Pas na de vierde keer zou er een hogere terugkeerbereidheid ontstaan. Als je weet dat mensen door het vastzetten minder bereid zijn om mee te werken en als je een succesvol terugkeerbeleid wenst, dan moet je toch juist inzetten op alternatieven?

De heer Azmani (VVD): Dat is niet juist. Na de vierde keer is men juist minder bereid. Bij de vijfde keer daalt die bereidheid tot vertrek ineens weer. Dan wordt er uiteindelijk voor gekozen om maar in het jojogebeuren te blijven. In de bijlagen van het onderzoek zie je dat juist bij de tweede, derde en vierde keer er ook statistisch gezien meer bereidheid is om mee te werken aan vertrek. Volgens mij wil iedereen dit. Als mensen niet in dit land mogen blijven, niet bereid zijn om mee te werken aan vertrek, dit bewust frustreren en geen gehoor geven aan deze rechtsstaat, en als ik constateer dat een eerste inbewaringstelling minder effectief is dan een tweede, derde en vierde keer, zeg ik: vooral doen! Dan hoeft het hele bewaringsinstrument ook niet te worden gehanteerd en behoeft er ook niet naar alternatieven te worden gezocht.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Maar dan moet je mensen dus al vaker vastzetten, met alle gevolgen voor de mensen zelf en met alle gevolgen voor de kosten voor de Nederlandse Staat. Ook qua kostenperspectief is het heel dom om mensen meerdere keren vast te zetten. Het direct inzetten op alternatieven zou juist wel leiden tot meer terugkeer. De VVD-fractie leest dit rapport heel selectief. Het lijkt alsof zij helemaal niet wil komen tot een succesvol terugkeerbeleid, hetgeen me extra tegenvalt.

De heer Azmani (VVD): De conclusie is juist dat de bereidheid om mee te werken aan vertrek groter is. Daarom zet ik het ook in. Het zou verbazingwekkend zijn als de VVD een belang heeft om mensen hier vast te houden. Daarvoor is de VVD juist niet de partij. Zij wil er juist voor zorgen dat mensen die geen gehoor geven aan de rechtsstaat, zo snel mogelijk terugkeren naar het land van herkomst.

Voorzitter. Een ander onderwerp betreft de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 6 juni inzake amv's en Dublin. In een vorig AO heb ik al aangegeven dat uit die uitspraak ook blijkt, dat een asielverzoek in Nederland niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien reeds eerder een asielverzoek elders binnen de EU is ingediend. Uit de brief begrijp ik dat het nu betrokken wordt bij de procedurerichtlijn. Hiermee ben ik blij en content. In een laatste zin wordt echter wel aangegeven, dat in de uitvoering moet worden bezien of een dergelijke maatregel het gewenste effect heeft. Wat bedoelt de Staatssecretaris hiermee? Moet ik mij hier zorgen over maken?

Ik kom op een brief inzake de uitbreiding van de MTV-controles (Mobiel Toezicht Veiligheid) en het systeem @MIGO-BORAS. Uit deze brief blijkt eigenlijk niet heel veel – dit wordt ook aangegeven – omdat het aantal MTV-controles dat op basis van de profielen in @MIGO-BORAS is uitgevoerd, niet geregistreerd is. Logischerwijs luidt dan de vraag op welke termijn we dit wel kunnen verwachten, zodat de effecten en de resultaten van dit systeem inzichtelijk worden.

Op de agenda staat een brief van 2 december inzake de asielinstroom in de EU. Hierin staan enorme cijfers. Tussen 2008 en 2012 is de asielinstroom op Europees niveau met 88% gestegen. Gelet op de huidige situatie, verwacht ik dat dit percentage in 2013 nog verder is gestegen. Wordt dit onderwerp daadwerkelijk bespreekbaar gemaakt en worden de zorgen over dit punt binnen de EU gedeeld? Welke acties worden er vanuit de EU ondernomen om het tij te keren? Wordt er bijvoorbeeld meer ingezet op opvang in eigen regio?

De heer Fritsma (PVV): Het pleidooi van de heer Azmani nodigt mij uit om mijn tweede interruptie te plegen. De heer Azmani maakt zich zorgen over de asielinstroom in de EU. Ik moet helaas constateren dat deze mede mogelijk is gemaakt door de VVD. Ik heb een tijdje de collega van de heer Azmani in Brussel gevolgd, Europarlementariër Jan Mulder van de VVD. Deze heeft werkelijk waar alle versoepelingen van het asielbeleid gewoon gesteund. Hij zegt letterlijk in een interview in de Volkskrant, dat ik hier bij me heb, dat Europa de grenzen meer moet openzetten. Alle versoepelingen van het asielbeleid worden in Brussel, door de VVD, gesteund. Van Baalen geeft dit ook toe en heeft in de pers gezegd: ja, natuurlijk stemmen wij precies hetzelfde als D66, maar dat vertellen we de kiezer natuurlijk niet. Dit is een zoveelste voorbeeld van het feit dat de VVD a zegt en b doet, ook op Europees niveau. Kan de heer Azmani er misschien voor zorgen dat de VVD in Brussel en Straatsburg iets minder meestemt met versoepelingen van het asielbeleid?

De heer Azmani (VVD): Ik zou die krantenberichten graag willen zien. De heer Mulder kennende, heeft hij het in een heel andere context gezegd. Ik kan me voorstellen dat hij een pleidooi houdt om tot meer harmonisatie te komen wat betreft het asielbeleid in de EU, aangezien er sprake is van een waterbedeffect. In een land waar het wat ruimer wordt, stijgt de instroom. Tegelijkertijd zakt deze weer in een ander land.

Tegen de heer Fritsma zeg ik dat mijn fractie er ook belang bij heeft om tot meer harmonisatie te komen wat betreft het asielbeleid in de EU. Qua aantal instroomzaken hoort Nederland immers bij de top acht. Bovendien verleent Nederland veel vergunningen, afgezet tegen het gemiddelde in de EU. Het heeft derhalve voor Nederland enorm veel meerwaarde om hierin wat stappen te zetten. De heer Fritsma suggereert echter iets heel anders, namelijk dat de VVD ook in Europa de grenzen verder wil openstellen. Mijn constatering was nu juist dat in de periode van 2008 tot 2012 de totale instroom in Europa enorm is gestegen, terwijl de asielinstroom in Nederland is gedaald. Wordt dit onderwerp in Europa daadwerkelijk herkend, erkend en besproken? Wat is onze inzet in de desbetreffende landen om te voorkomen dat er onnodige vluchtelingenstromen naar Europa komen? Ik weet niet of er nog een vervolgvraag komt.

De heer Fritsma (PVV): Ja, die komt er zeker. Datgene wat de heer Azmani zegt, is gewoon niet waar. Zie de Volkskrant van 5 oktober 2013. De heer Jan Mulder, een collega van de heer Azmani in Brussel, pleit niet voor meer harmonisatie van asiel. Hij pleit er letterlijk voor om de grenzen meer open te zetten. Iedereen die het leuk vindt, raad ik aan om het stemgedrag van de VVD in het Europees Parlement eens te bekijken. De VVD doet precies hetzelfde als D66. Zij accordeert alle versoepelingen van het asielbeleid. Met andere woorden, de VVD-fractie misleidt de burger door hier en in de media te zeggen dat er een streng asielbeleid moet komen, terwijl zij er in de praktijk juist voor zorgt dat de zaak versoepeld wordt. Het zou goed zijn als de heer Azmani hierover gewoon eens eerlijk is.

De heer Azmani (VVD): Ik ben altijd eerlijk. In die zin voel ik me ook niet aangesproken. De VVD is heel duidelijk. Ik verwijs de heer Fritsma graag naar het nieuwe verkiezingsprogramma ten behoeve van de Europese verkiezingen, waarin staat hoe mijn partij denkt over het migratiebeleid in Europa. De VVD wil graag de bevoegdheden inzake reguliere migratie terugbrengen, zodat een lidstaat zelf kan bepalen hoeveel arbeidskrachten hij van buiten de EU toelaat. De heer Fritsma kent dondersgoed het standpunt van de VVD in de hele discussie over de gezinsherenigingsrichtlijnen en de eisen die hieraan vanuit Brussel worden gesteld. Laten we die discussie nu niet verder inhoudelijk voeren. Er wordt een karakter geschetst, waarin ik mij niet herken en dat ik verre van mij werp.

Voorzitter. Ik kom op de taskforce Middellandse Zeegebied waarmee een en ander natuurlijk ook te maken heeft. Afgelopen maandag was ik toevallig in Straatsburg, waar een presentatie werd gegeven over die taskforce. Deze kwam ook vorige week aan de orde. Het moet mij van het hart dat de opstelling van Turkije in de samenwerkingsrelaties heel opmerkelijk is. Het verbaast me dat de Europese Commissie heeft besloten om gesprekken aan te gaan over visumliberalisatie, maar dat Turkije niet bereid is om hierover agreements te sluiten. Misschien kan de Staatssecretaris hierover nog even zijn licht laten schijnen.

Ik wil ook de brief van 16 december inzake de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers in Amsterdam bespreken. Wat is hiervan de huidige stand van zaken? Zijn er bijvoorbeeld al mensen teruggekeerd vanuit die opvang en werken ze allemaal mee? Deze voorwaarde is in dat kader wel gesteld.

Tot slot kom ik op de alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Ik heb de reactie van de Staatssecretaris op de aanbevelingen gezien. Deze lijkt mij heel mooi en goed. Hoe staat het nu met de amv's in Nederland? We hebben heel lage aantallen gekend. Hoe is dit nu? Hoe staat het met de inzet op het creëren van opvangvoorzieningen in het land van herkomst, in navolging van Mulemba en Angola?

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Er staat veel geagendeerd voor zeven minuten spreektijd. In de beperking toont zich natuurlijk de meester, maar het gaat mijn fractie wel aan het hart. Staatssecretaris Teeven is oprecht begaan met het leed van vluchtelingen. De dood van Dolmatov liet hem niet onberoerd. De Staatssecretaris gruwelt net als iedereen dagelijks van de verschrikkelijke beelden die ons vanuit Syrië bereiken. Uit zijn beleidsdaden blijkt dit echter onvoldoende. Zo verscheen afgelopen week de brief met het nieuwe landenbeleid voor Irak. Ondanks het feit dat in dit land momenteel zo'n 900 burgerdoden per maand vallen en 3.000 mensen gewond raken, wil de Staatssecretaris niet weten van een situatie van uitzonderlijk geweld. Hij vermeldt enkel dat de situatie nog niet zo slecht is als in 2006 en 2007. Toen was van een dergelijke situatie ook nog geen sprake. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe groot de kans moet zijn dat iemand geraakt wordt door willekeurig geweld, alvorens hij het uitzonderlijk noemt? België biedt al bescherming. Wanneer volgt Nederland dit voorbeeld?

Hetzelfde geldt voor de Syrische vluchtelingen. Ik verwacht niet dat Nederland in Syrië een oplossing dichterbij kan brengen, maar Nederland kan wel meer bijdragen aan de opvang van vluchtelingen. Hierover hebben we al een uitgebreid debat gehad. Naar aanleiding van dit debat ligt er nu een brief, waarin aan mijn collega Maij wordt uitgelegd dat een tijdelijke verblijfsregeling voor Syrische familieleden van in Nederland verblijvende personen niet verantwoord is. De tijdelijkheid van het verblijf kan niet worden gewaarborgd. Syrische vluchtelingen hebben nagenoeg niets van Nederland te verwachten. Eerder heb ik er al voor gepleit dat in ieder geval de meest kwetsbaren onder de vluchtelingen worden opgevangen. Dit pleidooi is, met het oog op bijvoorbeeld de vrouwen en kinderen die het belegerde Homs mogen verlaten, actueler dan ooit. Ik herhaal het derhalve hier.

Te vaak prijs ik mij gelukkig met het feit dat we het Hof van Justitie van de Europese Unie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hebben. In een uitspraak van het Hof van Justitie is onlangs bepaald dat Nederland niet van homo's, lesbiennes of transgenders mag verwachten dat zij bij terugkeer terug in de kast gaan. Je seksuele gerichtheid moet je kunnen vieren. Als je hierdoor in de problemen komt, moet je in Nederland terechtkunnen. Feitelijk kwam het Nederlandse beleid juist op het omgekeerde neer. Dit is stuitend. In de brief van 16 december 2013 lijkt de Staatssecretaris die lijn nog niet helemaal te hebben opgegeven. Ik citeer: «Naar de mening van het kabinet brengt dit met zich mee dat niet altijd verwacht kan worden dat de seksuele gerichtheid in landen van herkomst op vergelijkbare wijze geuit kan worden als in Nederland of andere westerse landen.» Dit is nogal een wrange uitspraak. Het zou toch juist goed zijn als Nederland voor LHBT-asielzoekers een voortrekkersrol vervult in plaats van dat het wordt teruggefloten door de Europese hoven? Kan de Staatssecretaris, parallel aan de uitspraak van het Hof, wel van verwesterde Afghaanse vrouwen of van Somaliërs uit Al-Shabaabgebied vragen dat zij teruggaan in hun hok? Het lijkt mijn fractie meer dan logisch dat dit ook van deze mensen niet kan worden gevergd. Graag ontvang ik hierop een reactie.

Tot overmaat van ramp wordt het door de bezuinigingen op de asielrechtsbijstand steeds moeilijker om als vreemdeling in Nederland je recht te halen. Wie als advocaat kiest voor asielrecht, moet kiezen tussen rondkomen of goede rechtsbijstand leveren. Wat is hiervan het gevolg? Asielzoekers komen niet bij de rechter maar bij de Dienst Terugkeer & Vertrek, ook al hebben zij het gelijk aan hun zijde. Bij herhaalde aanvragen wordt sinds 1 januari het «no cure, less fee»-stelsel gehanteerd. Voor een advocaat wordt het in dit stelsel moeilijk om een complexe zaak na een eerste afwijzing op te pakken. De vergoeding bedraagt in het merendeel van de gevallen slechts € 220, terwijl er in de achtdaagse procedure veel kan misgaan. Een asielzoeker durft mogelijk niet over alles te verklaren. Hoe garandeert de Staatssecretaris voor deze groep asielzoekers de toegang tot rechtshulp? Hopelijk hebben al deze vluchtelingen een beetje gespaard. Wie immers als vreemdeling bereid is om 1,25 miljoen euro in de Nederlandse economie te investeren, wordt zonder gezeur over de rode loper van het dichtstbijzijnde IND-kantoor welkom geheten. Het is toch ronduit cynisch om verblijfsvergunningen te verkopen? Staatssecretaris Teeven zal hierover toch ook nadenken? Kun je als gedetineerde binnenkort dan ook proefverlof kopen? Als je echt vindt dat Nederland slechts toegankelijk is voor degenen die dat behoeven, dan moet je dat geobjectiveerd en met de menselijke maat beoordelen.

Onschuldigen horen niet in detentie. Door het onderzoek van het WODC weten we ook dat vreemdelingendetentie niet werkt. Het merendeel van de gedetineerden is minder bereid om mee te werken aan vertrek. Kortom, het paradoxale effect van detentie ter fine van uitzetting leidt tot een lagere vertrekbereidheid. De Staatssecretaris heeft beloofd om de toepassing van vreemdelingenbewaring te verbeteren. De maatregelen blijven echter bureaucratisch, zoals de uitwisseling van medische gegevens, het M118-formulier, beter getrainde ketenpartners en verdergaande digitalisering. Maar eerlijk gezegd zijn dit niet de eerste onderwerpen waaraan ik denk bij verbeteringen. Ik wil overigens geen afbreuk doen aan het belang en de goede achterliggende bedoelingen van die verbetermaatregelen. Uiteindelijk zit de beste garantie op menswaardige vreemdelingendetentie in het versterken van de bejegening van vreemdelingen. Mensen zijn meer dan hun dossier. Hierop moet de uitvoeringspraktijk worden afgestemd. Uit het eerder genoemde WODC-rapport blijkt dat die bejegening de perceptie van vreemdelingenbewaring in belangrijke mate bepaalt. Juist daarover blijft de Staatssecretaris nogal vaag. Graag verneem ik van hem op welke manier die bejegening verder verbeterd wordt. Ik roep op tot een versoepeling van het detentieregime, waarbij de bewegingsruimte maximaal is en traumatiserende veiligheidsmaatregelen, zoals het visiteren, helemaal worden afgeschaft. En kinderen horen al helemaal niet in de cel. Mijn fractie wil graag een wettelijk verbod op het opsluiten van kinderen in vreemdelingendetentie. Zij ziet geen causaal verband met kinderhandel. Opsluiten is immers geen bescherming.

Ik kom op de grensprocedure. Mijn fractie verzet zich tegen het automatisme waarmee asielzoekers worden gedetineerd. Eerder riep ik reeds ertoe op om alternatieven voor grensdetentie te onderzoeken, zoals opvang in asielzoekerscentra of een meldplicht. Het lijkt erop dat de procedurerichtlijn nu te hulp schiet en de Staatssecretaris kapittelt. Welke aanpassingen moet Nederland nu precies aanbrengen om de huidige praktijk van de grensprocedures in overeenstemming te brengen met de richtlijn?

Ik eindig met de mensen van de Vluchtschans, Wij Blijven Hier en de groep die in Den Haag verblijft. Deze mensen hebben inmiddels alle hoeken van Amsterdam gezien, van tent tot flat, kerk, gevangenis en nu zelfs een garage. De Staatssecretaris zoekt naar bestendige oplossingen, als ze maar worden uitgezet. Maar zo komen we niet verder. Niemand is gebaat bij deze impasse. Het terugkeerbeleid is niet sluitend. Dat is het probleem. Het wordt tijd dat de Staatssecretaris dit erkent en ernaar handelt.

De voorzitter: We zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer.

De vergadering wordt van 11.26 uur tot 11.45 uur geschorst.

De voorzitter: Ik heropen dit algemeen overleg. We zijn toegekomen aan de eerste termijn van de Staatssecretaris. We zijn met elkaar twee interrupties per woordvoerder overeengekomen.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik bedank de Kamerleden voor hun inbreng en voor het feit dat we vandaag over al deze onderwerpen kunnen spreken. De agenda is inderdaad zeer breed en is de laatste dagen nog breder geworden. Dit komt mede door datgene wat ikzelf af en toe aan de Kamer zend. Ik mag er dan eigenlijk niet over zeuren, wat ik dan ook niet doe.

Ik bied mijn excuses aan voor het feit dat de aanwezigen op mij moesten wachten. Dit is niet mijn gewoonte. Volgende keer zal ik weer op tijd zijn.

Laat ik direct beginnen met de onderwerpen die aan de orde zijn geweest. Ik wil een en ander per onderwerp behandelen, dus niet per commissielid. Ik begin met Syrië, waarover heer Fritsma, de heer Voordewind en ook anderen vragen hebben gesteld. Voor de kerst heb ik in het AO over de JBZ-Raad gezegd dat ik naar Jordanië zou gaan om zelf de situatie van de vier Syrische vluchtelingen te zien. Helaas kon ik om persoonlijke redenen niet meegaan op die reis. Er is echter wel een ambtelijke delegatie geweest, die onder anderen bestond uit het hoofd van de IND. De delegatieleden hebben uiteraard verslag uitgebracht van hun bevindingen in Jordanië van afgelopen weekend. Zij waren onder de indruk van de wijze waarop de Jordaanse autoriteiten en de bevolking de Syrische leden opvangen. Er gebeurt ook heel veel in huiselijke kring. De druk is hoog. Het is heel belangrijk dat we draagvlak houden in Jordanië. De UNHCR heeft de opvang goed op orde en de registratie van vluchtelingen wordt ook steeds beter. Dit kan nog beter, hetgeen de UNHCR zelf ook zegt. De UNHCR hoopt in 2014 3.000 hervestigingsvoordrachten vanuit Jordanië te doen. Meer zit er daar niet in. Mocht je andere hervestigingen willen, dan zou je die vanuit Libanon moeten laten plaatsvinden. De Jordaanse autoriteiten zijn daarnaast bang dat een grootschalige hervestiging als een poolfactor kan werken. Dit betekent dat voor die 597.000 vluchtelingen in Jordanië vooral geïnvesteerd moet worden in opvang en bescherming ter plekke. Er zit daar een enorme populatie. Ik heb al eerder in de Kamer verwoord dat het asielbeleid maar in beperkte mate een substantieel middel kan zijn voor het oplossen van de problemen van Syrische vluchtelingen, ongeacht de vraag of je het hervestigingsinstrument of een ander instrument wilt hanteren c.q. hanteert. In die zin is onze financiële bijdrage, die nu is opgelopen tot 74 miljoen, ook van wezenlijk belang. De afgelopen dagen heeft de delegatie dit ook weer gehoord in Jordanië. Hiermee wil ik niet zeggen dat hervestiging of een ander adequaat toelatingsbeleid in Nederland niet belangrijk is. Natuurlijk kunnen hervestigingen in individuele gevallen belangrijk zijn. Dit blijkt ook in Jordanië bij de missie die we op dit moment uitvoeren. We kunnen dan bepaalde mensen die bescherming nodig hebben, selecteren en hen toelaten tot Nederland. Dit doen we dus ook.

De Kamer heeft ook gevraagd naar de asielinstroom. Ik wijs erop dat deze in 2013 met ongeveer 30% is gestegen naar ruim 17.000 aanvragen. Hierover maakte de heer Fritsma ook een opmerking. Ten opzichte van de eerste asielaanvragen is de stijging op dit moment dus bijna 50%. Deze stijging is voor het grootste deel toe te schrijven aan een groeiend aantal Syriërs dat in Nederland bescherming zoekt. De heer Fritsma vroeg hiernaar. In 2013 hebben 2.670 Syriërs asiel aangevraagd in Nederland tegenover 450 in 2012. Datgene wat de heer Fritsma zegt, is waar. Op dit moment wijzen wij vrijwel geen Syriër af op inhoudelijke gronden.

Wat betreft die hervestigingen had ik de Kamer reeds toegezegd om 250 Syrische vluchtelingen uit te nodigen, van wie 50 in 2013 en 200 in 2014. We zijn nu bezig met de uitvoering hiervan. De missie die afgelopen twee weken in Jordanië heeft plaatsgevonden, was hiervan een onderdeel. Daarnaast zal ik bekijken of er aanleiding en ruimte is om aanvullende maatregelen te nemen. In de loop van het jaar, waarschijnlijk in mei en juni, zal er nog een hervestigingsmissie zijn naar Libanon, ook met betrekking tot Syrische vluchtelingen. Ik zal bezien of ik meekan met die missie. Tot die tijd zullen de medewerkers van mijn diensten doorgaan met het bekijken of vergaren van informatie en zullen zij bezien of er op beheersbare wijze gehoor kan worden gegeven aan de wens van een gedeelte van de Kamer om iets te doen voor familieleden. Hierbij zal ook de stapel brieven worden meegenomen die mevrouw Maij mij in het AO van een week geleden heeft overhandigd.

De heer Fritsma (PVV): Ik schrik hier behoorlijk van. Een stijging van 50% ten opzichte van het aantal eerste asielaanvragen is enorm. Hieronder bevinden zich 2.670 Syriërs. De PVV is natuurlijk niet blij met dit aantal. Bijna alle aanvragen zijn ook ingewilligd. Dit aantal staat natuurlijk in schril contrast tot het geringe aantal dat wordt opgevangen door bijvoorbeeld de rijke golfstaten. Die hebben slechts 46 Syriërs opgevangen, terwijl deze Staatssecretaris aan duizenden Syriërs een verblijfsvergunning geeft. Het beleid van opvang in de regio is dus totaal mislukt. Kan de Staatssecretaris uitleggen wat er nu precies is ondernomen om bijvoorbeeld de rijke golfstaten veel meer te laten doen? Het is echt onuitlegbaar dat wij met duizenden Syriërs zitten, terwijl de oliesjeiks niet eens de moeite nemen om meer dan 50 Syriërs op te vangen. Dat schrille contrast moet verdwijnen.

Staatssecretaris Teeven: Dit is een oud punt van de heer Fritsma, dat hij bij ongeveer elk algemeen overleg dat wij met elkaar voeren, herhaalt. Nog niet zo lang geleden in de plenaire zaal heeft de Minister van Buitenlandse Zaken ook gereageerd op de vragen van de heer Fritsma en gezegd dat hij overleg zou voeren met zijn ambtgenoten in de golfstaten. Voor een aantal landen is dit ook gebeurd. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft dit ook onder de aandacht gebracht van zijn collega's in de golfstaten. Hij heeft gezegd dat Nederland en ook andere West-Europese landen wat verwonderd kijken, net als de heer Fritsma en ook anderen in Nederland, naar de geringe inspanningen die de golfstaten zich getroosten. Dit doet overigens onveranderd niets af aan het feit dat de landen rondom Syrië – ik kijk naar Jordanië, Libanon, Irak en Turkije – zich zeer grote inspanningen getroosten. Mijn medewerkers hebben dit de afgelopen weken ook weer gezien toen ze in Jordanië waren. Er zijn enorme kampen verrezen. Ik moet wel zeggen dat de golfstaten grote financiële bijdragen leveren aan de landen grenzend aan Syrië. Een land als Jordanië ontvangt grote financiële bijdragen van de golfstaten om de kampen en faciliteiten ter plaatse in stand te houden. Er is wellicht geen grote fysieke opvang in die landen, maar er is wel een behoorlijke financiële bijdrage van die staten.

De heer Fritsma (PVV): Als er inspanningen zijn geweest vanuit het kabinet – het maakt mij niet uit of deze zijn verricht door de Minister van Buitenlandse Zaken of door de Staatssecretaris – vraag ik mij af waartoe deze concreet hebben geleid. Nogmaals, de laatste stand van zaken is dat er 46 Syriërs zijn opgevangen door alle rijke golfstaten. Dit zijn Qatar, Saudie-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en noem maar op. Die 46 zijn alleen in Qatar opgevangen. Wat is nu de stand van zaken?

De vorige keer wist de Minister van Buitenlandse Zaken niet eens te vertellen wat die landen nu precies deden en hoeveel mensen er zijn opgevangen. In plaats van steeds te zeggen dat elke Syriër die naar Nederland komt een verblijfsvergunning krijgt, moet het kabinet zich veel meer richten op opvang in de regio en moet het veel meer druk zetten op die landen. Dit gebeurt kennelijk gewoon te weinig, gelet op deze rare aantallen. Het zijn immers rare aantallen die de Staatssecretaris zojuist heeft genoemd.

Staatssecretaris Teeven: Ik ben het met de heer Fritsma eens dat het raar is dat slechts 46 Syriërs zijn opgevangen in de golfstaten. Dit standpunt delen wij. De inspanningen van het kabinet hebben in ieder geval de financiële bijdrage bestendigd van de golfstaten aan de landen rondom Syrië die Syriërs opvangen. Nederland heeft ook een substantiële financiële bijdrage geleverd voor die opvang in de regio. Het is dus niet juist dat het kabinetsbeleid geen zoden aan de dijk zet. Als je kijkt naar het aantal serieuze vluchtelingen dat daadwerkelijk in de landen rondom Syrië verblijft en naar de wijze waarop Nederland bijdraagt aan de opvang in de regio, dan is er sprake van een substantiële bijdrage. Dit laat onverlet dat de fysieke opvang in de golfstaten inderdaad gering is. Dit zal in de nabije toekomst ook niet veranderen, zelfs niet als West-Europese landen, waaronder Nederland, hierom zouden vragen. Dat is op dit moment de stand van zaken.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Bij het laatste vragenuurtje, waartoe de ChristenUnie het initiatief had genomen, heeft de Staatssecretaris toegezegd om met de UNHCR te spreken. Dat is hem deze keer niet direct gelukt, maar wel via zijn medewerkers wat Jordanië betreft. Er liggen nog twee vragen. Als de secretaris meer gaat doen, doet hij dit dan buiten het jaarlijkse quotum van 500 om? Hierover is eerder een motie ingediend. Toen heeft de Kamer de uitspraak gedaan dat dit bovenop die 500 zou moeten komen. Kan de Staatssecretaris dit hier nogmaals bevestigen?

Inmiddels heeft bisschop Polycarpus van de Syrisch-orthodoxe kerk aan het ministerie een lijst overhandigd met 600 namen van mensen die in de regio zitten en die familie in Nederland zouden hebben. Is de Staatssecretaris bereid om die lijst te bekijken en te bezien of deze mensen naar Nederland kunnen reizen teneinde hun familie te bezoeken?

Staatssecretaris Teeven: Ik heb inderdaad gesproken met de vertegenwoordiger van de UNHCR in de Benelux. Ik heb echter niet gesproken met de vertegenwoordigers van de UNHCR ter plaatse. Mijn medewerkers hebben dit afgelopen weekend wel gedaan. Dus die gesprekken zijn er geweest. Die terugkoppeling hebben we ook gekregen. Ik houd vast aan mijn standpunt dat een aparte regeling voor familieleden op dit moment niet aan de orde is. Ik heb uiteengezet waarom die tijdelijke regeling niet mogelijk is. De commissieleden hebben hier vandaag ook opmerkingen over gemaakt. De namen die door de vertegenwoordiger van de Syrisch-orthodoxe kerk in Nederland zijn genoemd, betreffen slechts een heel klein gedeelte van de totale populatie van Syrische vluchtelingen. Met die lijst sluit je in feite alle vluchtelingen met een islamitische achtergrond uit. Dat is anders bij de brieven die mevrouw Maij mij heeft overhandigd. Deze komen uit bredere kring. Momenteel bekijken we een en ander, maar ik heb de Kamer al uiteengezet wat de bezwaren zijn om het anders te doen dan via hervestiging.

De heer Voordewind vroeg hoe het zit met het quotum. Op dit moment zijn we bezig om het quotum van die 250 Syriërs binnen het totale quotum van 500 in te vullen. Dit raakt ook aan de hervestiging van vluchtelingen uit de rest van de wereld. Uiteraard ben ik bekend met de aangenomen motie-Voordewind c.s. De beslissing over de uitvoering van die motie zal in de loop van dit voorjaar vallen, op het moment dat het quotum van 250 is ingevuld. Met dit laatste zijn we momenteel bezig.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik constateer dat de motie vooralsnog niet wordt uitgevoerd, hetgeen een serieuze zaak is. De Kamer heeft immers een uitdrukkelijk verzoek bij de Staatssecretaris neergelegd betreffende de mensen die elders in de wereld normaal op die lijst zouden komen, die de UNHCR Nederland aanbiedt. Denk aan de Somaliërs, Irakezen et cetera. Deze worden nu in de wacht gesteld, omdat de Staatssecretaris voorrang geeft aan de 250 Syrische vluchtelingen. De Kamer betreurt dit en heeft hierover een uitspraak gedaan. Ik hoop derhalve dat de Staatssecretaris de 250 Syrische vluchtelingen bovenop het quotum van 500 accepteert.

De Staatssecretaris zegt dat er in juni of juli een nieuwe missie komt. Hopelijk neemt hij hier wel aan deel. Maar we gaan toch niet wachten totdat we weer drie tot vier maanden verder zijn, voordat we opnieuw gaan kijken naar een eventuele uitbreiding? Ik hoop dat de Staatssecretaris vandaag duidelijkheid kan geven. Dit kan prima een mix zijn tussen verschillende religies. Laten we echter duidelijkheid geven. Die mensen zitten in de omringende landen echt te wachten totdat zij uit die kampen kunnen.

Staatssecretaris Teeven: We moeten geen verwarring scheppen als deze er niet is. Ik ben nu bezig met de invulling van die 250 Syriërs binnen het quotum. Hierop ziet de missie die op dit moment plaatsvindt. Dat aantal van 250 is nog niet ingevuld. Hier zijn we met de UNHCR mee bezig. Vervolgens komt de vraag aan de orde op welke wijze we de motie-Voordewind c.s. uitvoeren. De vraag luidt niet of we de motie uitvoeren – die Kamermotie ligt er immers – maar wanneer we deze uitvoeren. Ik zeg niets anders dan datgene wat ik reeds drie maanden tegen de Kamer zeg. Dit is niet echt een heel ander signaal.

Binnen dat quotum van 500 zitten ook 250 vluchtelingen uit andere landen. Er zijn natuurlijk wel afspraken gemaakt met de UNHCR om ook missies naar andere landen te sturen om die 250 in te vullen. Ik kan niet zomaar zeggen: die 250 doen we niet en we gaan nu meteen 500 Syriërs doen. Zo werkt het systeem van de hervestigingen niet. Los daarvan hebben we natuurlijk een discussie over de vraag of je nog verder moet gaan met hervestigingen. Hierover zullen we dit voorjaar weer spreken.

De heer Fritsma heeft mij gevraagd hoeveel Syrische asielzoekers in 2013 zijn afgewezen op grond van de Dublinverordening. Wat hebben we met betrekking tot 1F kunnen constateren? In 2013 zijn er ongeveer 210 aanvragen van Syrische vreemdelingen afgewezen op grond van een Dublinclaim. Dat is dus heel concreet. In 2013 zijn er 90 onderzoeken uitgevoerd naar vreemdelingen bij wie er aanwijzingen waren dat zij in verband kunnen worden gebracht met 1F-gedragingen. Dus onder die groep van 2.670 heeft dit 90 onderzoeken inzake 1F opgeleverd. In ongeveer 30 gevallen heeft dit daadwerkelijk geleid tot het tegenwerpen van 1F. De 1F-unit heeft op dit moment ook een aantal zaken van Syriërs in onderzoek. Laat ik hier volstrekt duidelijk over zijn. Het is terecht dat de heer Fritsma en mevrouw Gesthuizen hiervoor aandacht vragen. Laatstgenoemde deed dit in een ander verband, namelijk met betrekking tot Rwanda. Het is volstrekt terecht dat hiervoor aandacht wordt gevraagd. Bij Afghanistan, Irak en Rwanda zijn we in het verleden tegen zaken aangelopen. We moeten voorkomen dat we diezelfde fouten nu ook maken met Syrië. De heer Fritsma heeft dus zeker een punt. Het is echter heel ingewikkeld om op dit moment, in dit vroege stadium, te onderkennen of mensen 1F kan worden tegengeworpen. Datgene wat we vroeger hebben meegemaakt met de Afghanen, Irakezen en Rwandezen, kan zich natuurlijk ook bij de Syriërs voordoen. Dat kun je niet uitsluiten. Laat ik hierover volstrekt helder zijn.

Mevrouw Gesthuizen heeft vragen gesteld over de complicaties met 1F met betrekking tot Rwanda. Ik zal ruim voor het algemeen overleg inzake 1F een brief sturen aan de Kamer om heel duidelijk aan te geven welke afspraken er met Rwanda zijn gemaakt over de vervolging en uitlevering van oorlogsmisdadigers en over het gedwongen uitzetten van vreemdelingen naar Rwanda. Ik probeer die brief voor dit weekend bij de Kamer te hebben. Ik heb de brief al gezien. Er moet nog een aantal zaken worden gewijzigd en dan is hij volledig onderbouwd. Het is een vrij uitgebreide brief. Mevrouw Gesthuizen heeft gelijk dat ik niet enkel een weekje in Rwanda en Burundi ben geweest om over uitzettingen en gedwongen terugkeer te spreken. Ik was daar juist ook om te spreken over de uitlevering van vermeende oorlogsmisdadigers en het vervolgen van mensen die inmiddels hier te lande de Nederlandse nationaliteit hebben gekregen. Kunnen mensen die hier vervolgd zijn hun straf in het buitenland uitzitten? En kunnen mensen die in het buitenland worden vervolgd een WOTS-garantie krijgen, zodat zij, als ze Nederlander zijn, hier hun straf kunnen uitzitten? Ik zal de Kamer uitgebreid informeren over de afspraken die we hierover hebben gemaakt.

Mevrouw Maij heeft gevraagd waarom ik de visumregels niet versoepel. In de brieven van 29 oktober en 29 november heb ik laten weten dat ik tot de conclusie ben gekomen dat die versoepeling geen soelaas biedt, omdat ik niet kan afwijken van de Europese visumregels wat betreft het criterium van vestiging. Het verblijf op grond van een visum mag in beginsel maximaal drie maanden duren. Gelet op de situatie in de regio is het in de meeste gevallen niet waarschijnlijk dat familieleden na afloop van de visumtermijn zullen terugkeren. En verlening van Schengen--visa is alleen mogelijk als de tijdige terugkeer gewaarborgd is.

Tegen de heer Voordewind zeg ik dat het overigens niet zo is dat er op dit moment helemaal geen visa worden verleend aan Syriërs. In de periode van 1 januari tot 31 oktober 2013 werden door de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen in Turkije, Jordanië, Egypte en Libanon wel degelijk visa verleend. Daar zijn in totaal 210 visa verleend, waarvan 60 voor familiebezoek.

De heer Fritsma (PVV): Ik heb een belangrijke onbeantwoorde vraag over Syrië. Arabische media hebben gemeld dat de oorlogsmisdadiger Riad al-Asaad in Nederland is en een asielverzoek heeft ingediend. Klopt dit? Dit zou een heel treurige zaak zijn. Ik hoop dat het niet waar is.

Staatssecretaris Teeven: Een asielverzoek van die naam is mij niet bekend op dit moment. Mocht de heer Fritsma nadere informatie hebben waarover ik de beschikking zou moeten hebben om 1F te kunnen tegenwerpen – zijn vraag doet dit vermoeden – dan ontvang ik die informatie graag van zijn fractie. Blijkbaar heeft de heer Fritsma andere informatie dan ik. Het is dan altijd handig om het er even bij te leggen.

Voorzitter. Ik kom op het onderwerp geen kind in de cel. Een groot aantal Kamerleden heeft hierover gesproken, onder wie mevrouw Maij, de heer Schouw, mevrouw Voortman en ook anderen. Ik onderschrijf het uitgangspunt dat kinderen niet in de cel horen. Laat hierover geen misverstand bestaan. Om die reden heb ik in mijn brief van 13 september jongstleden – ik verwijs ook even naar deze brief – een stap gezet die verder ging dan de stappen van voorgaande kabinetten. Bewaring van gezinnen met kinderen in het kader van vertrek vindt alleen nog plaats als een eerdere onttrekking heeft plaatsgevonden. Dit is de enige situatie waarin dit nog gebeurt. Als ik nog verder zou gaan, bijvoorbeeld bij grensdetentie, word het risico op illegaliteit en smokkel van kinderen groter. Ook mevrouw Maij heeft hierover iets gezegd. Het is geen kwestie van onwil aan mijn kant.

Ik verwijs ook naar een algemeen overleg dat ik ongeveer drie weken geleden met de vaste commissie voor VWS heb gehad over het onderwerp kinderhandel en kindersmokkel. Een meerderheid van de Kamer in die commissie heeft er toen op aangedrongen dat het kabinet kindersmokkel, kinderhandel en kinderarbeid zeer actief moet tegengaan. De situatie in Ter Apel, die door een aantal Kamerleden is genoemd, kun je niet vergelijken met de situatie aan de buitengrens, zoals op Schiphol. In Ter Apel hebben we te maken met een situatie waarin kinderen en ouders al toegang hebben tot Nederland. Daar komen mensen al met iemand die zegt dat het hun ouder is. In veel gevallen is dat ook zo. De situatie aan de buitengrens is anders. Daar komen mensen voor wie je op dat moment de beslissing moet nemen of je toegang verleent tot Nederland of niet. Op dat moment moet ook worden vastgesteld of een kind bij die ouder hoort of dat iemand toegang tot Nederland probeert te krijgen met behulp van een kind. Twee tot drie weken geleden heb ik ook tegen de vaste commissie voor VWS gezegd dat dit vraagt om een zorgvuldige afweging van belangen. Deze weegt zwaar, aangezien de Kamer er ook zwaar aan hecht dat het kabinet inzet op de bestrijding van kinderhandel, kinderarbeid en mensensmokkel.

Ik realiseer mij natuurlijk dat je die risico's verschillend kunt wegen. Ik realiseer mij ook dat enkele fracties in dit overleg die risico's anders wegen. Dat betekent niet per definitie dat mijn afweging niet humaan is, zoals sommige Kamerleden menen. Ik begrijp ook dat je geen kinderen in de cel moet hebben. Dit is buitengewoon onmenselijk. Dit heb ik ook gedeeld met de vertegenwoordigers van degenen die het rapport hebben opgesteld, waaraan mevrouw Gesthuizen refereerde. Ik heb met een vertegenwoordiging van die delegatie gesproken. Ik heb toen ook medegedeeld dat je een belangenafweging moet maken. Ik heb geprobeerd om dit in mijn brief van gisteren zo duidelijk mogelijk weer te geven. De heer Schouw zei: de Staatssecretaris kijkt alleen naar de situatie in België; hij zou eigenlijk moeten nagaan hoe het zit in de andere landen die hij wel in zijn brief noemt, maar waarvan hij geen duidelijke specificatie geeft. Dit was een terechte opmerking van de heer Schouw. Hoe doen andere landen het? Dat is wel interessant.

Mevrouw Maij gaf aan dat Australië weliswaar alternatieven voor bewaring heeft, maar dat deze niet gelden bij grensdetentie. In Australië worden gezinnen met kinderen dus gedetineerd. Duitsland weigert aan gezinnen met kinderen gedurende dertig dagen ook de toegang aan de buitengrens, dus op de luchthavens en aan de zeegrenzen. Opvang volgt in dat geval in Duitsland in een inrichting op de luchthaven. Deze faciliteit lijkt niet op een gevangenis. Of er vindt opvang plaats in een gevangenis op de luchthaven, die in Duitsland in een aantal gevallen ook aanwezig is.

In Nieuw-Zeeland, dat ik ook genoemd heb in mijn brief, worden gezinnen waaraan de toegang is geweigerd, geplaatst in een beveiligde lounge totdat er een volgende vlucht naar het land van herkomst komt.

Zweden, dat ik ook in mijn brief genoemd heb, kent geen grensdetentie voor gezinnen. De luchthavenpolitie draagt het gezin over aan de Zweedse migratieorganisatie.

Tot slot kom ik op Zwitserland. Dit land weigert gezinnen ook de toegang. Grensdetentie in Zwitserland vindt echter plaats in een speciale gevangenis op de luchthaven zelf. Dit was mijn reactie op de vraag van heer Schouw over de wijze waarop het in andere landen eruitziet.

Mevrouw Maij heeft mij gevraagd om naar alternatieven voor grensdetentie te zoeken ten behoeve van gezinnen met kinderen. Ik ben hiermee bezig. Het College voor de Rechten van de Mens zal mij hier binnenkort over adviseren. Hoe kun je enerzijds aandacht hebben voor de kindersmokkel, de mensensmokkel en het misbruik van kinderen, en er anderzijds voor zorgen dat kinderen niet in een cel met tralies zitten? Het is een buitengewoon lastig onderwerp. Je kunt natuurlijk alles inrichten, maar bij grensweigering mag iemand het land niet in. Dan zul je alternatieven moeten bieden, waarbij er geen controle is en je feitelijk toegang tot Nederland geeft. Deze zijn voor mij niet bespreekbaar. We zullen moeten zoeken naar een modaliteit, waarbij gezinnen met kinderen aan de buitengrens geen toegang krijgen tot Nederland, maar waarbij kinderen niet in een cel zitten. Ik wil gezinnen met kinderen geen toegang tot Nederland geven, indien niet duidelijk is vastgesteld wat er aan de hand is en zij geen geldige papieren bezitten, anders dan in de brief die ik heb geschreven. Dat kan immers misbruik in de hand werken. Dat zou heel lastig zijn. Ik zal nog scherper moeten bekijken of er alternatieven zijn. Die vraag is nadrukkelijk gesteld door mevrouw Maij en ik heb ook goed gehoord wat de Kamer hierover zei. Elk alternatief is natuurlijk denkbaar, maar hier hangt ook een kostenplaatje aan. Dit moet je weer afzetten tegen de aantallen die het betreft. Niet elke oplossing is even makkelijk, zeg ik ook tegen de heer Schouw. Dit is echt een heel moeilijke, waarbij je verschillende belangen tegen elkaar moet afwegen. Ik ga er ook enigszins van uit, dat datgene waarover mevrouw Maij sprak ook bij andere Kamerleden nadrukkelijk leeft. Er zijn ook andere belangen die het niet mogelijk maken dat je kinderen makkelijk toegang tot Nederland geeft aan de buitengrens.

De heer Schouw (D66): Het punt van geen kinderen in de cel weegt voor mijn fractie zwaar. Dit geldt volgens mij voor een meerderheid van de Kamer. Het is derhalve goed dat de Staatssecretaris die alternatieven gaat onderzoeken. Ik beluister echter wel heel veel gemaar in zijn woorden. Kan de secretaris al die alternatieven sec op een rij zetten met als uitgangspunt geen kinderen in de cel? En kan hij op basis van die alternatieven met een conclusie komen? Hij moet niet op voorhand al bepaalde alternatieven uitsluiten, omdat ze te veel geld kosten of omdat ze dit of omdat ze dat. Dan blijven we immers in die «maar»-discussie hangen. Is de Staatssecretaris bereid om dit te doen? Zou hij zich willen inspannen om dit medio mei gereed te hebben? Dan kunnen we die discussie een keer afronden.

Staatssecretaris Teeven: Het op een rij zetten van alternatieven is natuurlijk mogelijk. Het is moeilijk om alternatieven te vinden, maar niet onmogelijk. Dat heb ik ook nadrukkelijk aangegeven. Het voorstel van de heer Schouw is constructief, maar ik zal het kostenplaatje er wel bij vermelden. Die maar moet er wel bij, opdat de hele Kamer weet welke invloed de alternatieven op de begroting hebben en waar het geld vandaan moet komen. Dat speelt wel mee. Ik doe dit niet alleen in het licht van de inhoud van dit lezenswaardige rapport van de Coalitie Geen Kind in de Cel. Ik doe dit ook in het licht van de bevindingen die ik drie weken geleden met de vaste commissie voor VWS heb gedeeld – ik nodig de leden van deze commissie ertoe uit om de Handelingen van dat Kameroverleg nog even na te lezen – over de wensen van de Kamer inzake het tegengaan van mensenhandel, kindersmokkel en kinderarbeid. Er wordt juist een actievere rol van het kabinet gevraagd om dit soort handel tegen te gaan. We zitten hier niet alleen van: we kijken even naar de alternatieven en we kijken naar de kosten. We zitten hier soms ook echt met tegengestelde belangen. Het belang van kinderen zou ook kunnen zijn dat zij niet met een of andere volwassene Nederland inreizen en vervolgens de illegaliteit in verdwijnen. Dat is de andere kant van het plaatje.

De heer Schouw (D66): Ook Kamerleden zijn volwassen mensen, die zelf die afweging kunnen maken. Ik wil met de Staatssecretaris afspreken dat we medio mei een volledig beeld krijgen van die alternatieven. Hierop heeft hij nog niet gereageerd. Natuurlijk dient dit te geschieden met inbegrip van de kosten, aangezien de Kamer dan zelf die afweging kan maken. Daarnaast zou ik de afspraak willen maken dat de Staatssecretaris sec kijkt naar de feitelijke gevolgen. Ik heb wat kritiek gehad op zijn brief over België, die op punten nogal speculatief en weinig feitelijk onderbouwd was. Zou de Staatssecretaris willen toezeggen dat hij wat die alternatieven betreft ook echt naar de feiten kijkt? Dan zijn we een stap verder gekomen.

Staatssecretaris Teeven: Ik kijk net even naar mijn medewerkers. Eind mei is een heel goed moment waarop ik duidelijkheid kan geven over de alternatieven, de bijbehorende kosten en de afwegingen die je moet maken. Kortom, ik geef dan het totale plaatje en zet daaronder uiteen wat een inschatting of aanname is en wat gewoon aantoonbaar is. Hiermee kom ik ook tegemoet aan de vragen van de heer Schouw over het Belgische verhaal. Is dit nu broddelwerk of niet? Wat ligt hieronder? Is dat causaal verband er wel of niet? Er zal heel concreet bij worden gezet wat inschatting en aanname is. Dit doen we uiteraard ook met het rapport van de Coalitie Geen Kind in de Cel. Wat zijn aannames en wat zijn feiten in dat rapport? Dit zetten we even netjes naast elkaar.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik bedank de Staatssecretaris voor de uitleg. Een deel van mijn vragen is reeds beantwoord door de vragen die de heer Schouw heeft gesteld. De Staatssecretaris heeft het College voor de Rechten van de Mens om advies gevraagd. Het uitgangspunt luidt: geen toegang tot Nederland en niet in de cel. Dit is geen «maar», maar een «en». Zou de Staatssecretaris die twee punten heel duidelijk willen meenemen? Hij noemde in zijn lijstje met voorbeelden kort twee landen, Duitsland en Zweden, waarbij het net iets anders eraan toe gaat. Kan de Kamer hierover wat meer informatie ontvangen? Een aantal vliegvelden in Duitsland heeft een faciliteit die niet op een gevangenis lijkt. Het lijkt me heel goed om hierover meer informatie te krijgen. Wat is die faciliteit precies?

Staatssecretaris Teeven: Dit is in lijn met de toezegging die ik reeds aan mevrouw Maij en de heer Schouw heb gedaan. Het is logisch dat ik de genoemde voorbeelden serieus zal bekijken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): De Staatssecretaris heeft meerdere keren verwezen naar een debat in de vaste commissie voor VWS over het tegengaan van kinderhandel en kindersmokkel. Natuurlijk vindt iedereen dat je dit moet aanpakken. De oplossing ligt echter niet in het opsluiten van kinderen. Wat is dan de volgende stap? Een meisje dreigt slachtoffer te worden van loverboys. Moeten we haar dan ook vastzetten? Indien er risico's zijn, moet je deze bestrijden. Het verband dat de Staatssecretaris noemt, is nadrukkelijk niet gelegd door de vaste commissie voor VWS. Het is derhalve heel raar, dat de Staatssecretaris dit hier wel doet.

Staatssecretaris Teeven: Mevrouw Voortman lokt mij enigszins uit. Ik ontkom er niet aan om een beetje college te geven, mede door het voorbeeld waarmee zij komt. Dat voorbeeld van die loverboys is nu precies het verkeerde voorbeeld. De feiten leren juist dat meisjes van jonge leeftijd op Schiphol aankomen met mensen die zeggen dat zij hun ouder zijn. Je moet dan vaststellen of er wel of geen relatie tussen die personen aanwezig is. Wat is nu het belang om zo'n meisje toegang tot Nederland te geven? Juist in het concrete geval dat mevrouw Voortman noemt, kan het in het belang van een meisje van veertien jaar zijn dat zij even in detentie zit – dan kunnen bepaalde zaken worden gecontroleerd – en niet meteen Nederland wordt binnengelaten en in de illegaliteit verdwijnt. Anders krijgt de regering van de vaste commissie voor VWS het verwijt dat zij te weinig doet aan de bestrijding van kinderprostitutie. Juist het voorbeeld van mevrouw Voortman is nu precies de aanleiding voor dit debat.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): In zo'n geval zou je zo'n meisje ook kunnen opvangen in een asielzoekerscentrum. Het is toch raar om het kind vast te zetten in een cel? Ik had het over kinderen die hier al zijn, hier al papieren hebben en ook risico's lopen. Hen zetten we toch ook niet in de gevangenis? Waarom zouden we dit wel doen met kinderen die hier asiel komen aanvragen?

Staatssecretaris Teeven: We doen dit in dit concrete geval. Ik probeer nader uit te leggen dat je nu precies bij het voorbeeld van mevrouw Voortman belangen moet afwegen. Je moet dus een afweging maken. Wat doe je nu? Wil je het risico lopen dat zo'n kind Nederland ingaat zonder dat het duidelijk is wat er met dat kind gaat gebeuren? Of zeg je: nee, we plaatsen zo'n kind even in grensdetentie en bekijken of Nidos een rol kan vervullen bij het beantwoorden van de vraag of dat kind inderdaad aan die ouder moet worden onttrokken en onder voogdij moet worden geplaatst? Dan kan dat kind na die paar dagen in detentie natuurlijk naar een faciliteit van Nidos. Dan kan het naar de beschermde opvang voor meisjes. Dan kan het naar allerlei faciliteiten toe. Het gaat echter nu juist over dat eerste moment. Het is aardig dat mevrouw Voortman hierover begint. Het is naar dat we over dit voorbeeld moeten spreken. Ik heb dit ook met de Coalitie Geen Kind in de Cel besproken. Zij had ook geen antwoord op mijn vraag. Wat moet je dan doen? Moet je dan zeggen: ja, we plaatsen dat kind voor een aantal dagen in detentie; we kijken hoe het zit en dan wordt iemand aan de zorgen van Nidos toevertrouwd? Of zeg je: nee hoor, ga Nederland maar in; als het fout gaat, dan gaat het maar fout? Dit is nu precies de discussie. Om die reden zit ik er zo geharnast in en ben ik blij met het voorstel van de heer Schouw en mevrouw Maij om dit nu eens met elkaar goed op een rijtje te zetten en de kosten voor die alternatieven te bekijken. Als ik het goed beluister, staan we eigenlijk niet zover van elkaar af.

Voorzitter. Ik ben reeds ingegaan op de opmerkingen van mevrouw Gesthuizen en haar vraag op welke wijze ik het belang van het kind weeg. Het belang van het kind is natuurlijk niet het enige belang, maar een van de belangen. Het wordt concreet aangegeven als een primary consideration, zeker als je het Kinderrechtenverdrag bekijkt. Er staan meerdere belangen tegenover elkaar. Als je artikel 3 van het Kinderrechtenverdrag en het voorbeeld van zojuist bekijkt, staan er wisselende belangen tegenover elkaar. Mevrouw Maij en de heer Schouw hebben een goed idee geopperd om die alternatieven scherp te bekijken en naast elkaar te zetten.

Mevrouw Voortman heeft gevraagd welke aanpassingen Nederland moet verrichten om te voldoen aan de nieuwe procedurerichtlijn voor de grensprocedure. Het wetsvoorstel voor implementatie ligt ter consultatie. Binnenkort zal het aan de orde zijn in de Tweede Kamer. Een eerste indicatie is op dit moment dat onder de nieuwe procedurerichtlijn afdoening aan de grens slechts mogelijk is bij kennelijk ongegronde of niet-ontvankelijke asielaanvragen. Die exacte invulling wordt nog nader onderzocht, maar dit is de eerste inschatting die we op dit moment met betrekking tot de procedurerichtlijn maken.

Ik meen op dit moment voldoende te zijn ingegaan op de vragen van mevrouw Gesthuizen over die afweging van het belang van het kind en het Kinderrechtenverdrag.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Mijn fractie is door een aantal organisaties heel uitvoerig geïnformeerd over de specifieke punten. Ik wil voorkomen dat alles op een hoop wordt gegooid. Uiteraard is grensdetentie heel belangrijk, maar er zijn natuurlijk ook andere zaken. Van de kinderrechtenorganisaties krijg ik mee dat het, zowel voor de helderheid als voor de snelheid van procedures, van grote toegevoegde waarde is als de IND de afweging van het belang van het kind – de Staatssecretaris zegt dat hij dit al specifiek meeneemt – expliciet motiveert in zijn beslissingen. Mag ik hierop een reactie?

Staatssecretaris Teeven: In tweede termijn kom ik hierop terug. Deze vraag is nieuw. Het antwoord hierop heb ik niet à la minute paraat.

Voorzitter. Mevrouw Gesthuizen heeft ook gevraagd of het klopt dat een kind niet gepast wordt gehoord. Dit herken ik niet. Wanneer kinderen samen met hun ouders asiel aanvragen, dan moeten kinderen van vijftien jaar en ouder zelfstandig hun asielaanvraag ondertekenen en kunnen ze zelfstandig worden gehoord. In die gevallen kan ook worden gevraagd naar de gezins- of familiebanden. Dit gebeurt op dit moment al tijdens het eerste gehoor.

Kinderdetentie is een belangrijk onderwerp tijdens dit algemeen overleg, zodat ik het nogmaals benadruk. De detentie van kinderen vraagt om een afweging, maar ook om internationale regelgeving, zoals de Terugkeerrichtlijn en de internationale jurisprudentie van het EVRM. Kinderdetentie moet worden toegestaan, mits er zorgvuldig wordt gehandeld. In de weinige gevallen waarin kinderdetentie nog plaatsvindt, zijn het beleid en de uitvoering op dit moment heel zorgvuldig. Er wordt aan alle voorwaarden voldaan. Dit doet niets af aan de onmenselijkheid ervan. Ik heb liever ook geen enkel kind in de cel, maar op zich is het niet zo dat internationale jurisprudentie en verdragen kinderdetentie niet toestaan. Dat is niet de feitelijke situatie.

Bij de terugkeer van amv's staat hereniging met de ouders en andere familieleden voorop. Indien opvang door ouders of familie niet adequaat is of mogelijk blijkt, dan wordt er naar andere mogelijkheden gezocht. Op dit moment zijn er opvanghuizen in Angola en Congo. Hieraan werd ook reeds door enkele commissieleden gerefereerd. Het Europese project ERPUM, de European Return Platform for Unaccompanied Minors, richt zich op het realiseren van meer opvangplekken voor terugkerende amv's. Het richt zich in eerste instantie op Afghanistan, omdat dit voor de meeste Europese landen verreweg het belangrijkste herkomstland van amv's is. Momenteel zijn er geen concrete plannen voor opvanghuizen in andere landen dan Congo en Angola.

De heer Azmani heeft gevraagd of ik iets kan zeggen over het aantal amv's. Momenteel loopt er binnen de bestanden een opschoningsactie. Ik heb geen exacte cijfers beschikbaar over het aantal amv's, maar naar schatting zijn er in 2013 ongeveer 270 amv's ingestroomd bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Dit betreft het totale aantal dat in 2013 bij het COA is ingestroomd en heeft geen betrekking op het Nidos en de beschermde opvang.

Ik kom op de hernieuwde inbewaringstelling, die reeds in de interruptiedebatjes tussen de Kamerleden aan de orde is geweest. De heer Azmani heeft hierover in de media iets gezegd. Ik weet niet meer precies of dit gisteren of vandaag was. Als bewaring is geëindigd omdat er onvoldoende zicht is op uitzetting of omdat er een kantelpunt was in de belangenafweging, is een hernieuwde inbewaringstelling enkel mogelijk als er relevante nova zijn. Een theoretisch kader uit het WODC-onderzoek, hoe belangrijk ook, kan niet zo'n novum vormen in een individuele zaak. Dit neemt niet weg dat de medewerkers van de diensten zich in die situaties natuurlijk ook zullen blijven inzetten voor vertrek. Dat is de situatie op dit moment. Mevrouw Gesthuizen heeft natuurlijk wel gelijk. Als je helemaal zeker weet dat een inbewaringstelling nooit kan leiden tot een gedwongen uitzetting, dan is dat eigenlijk een omstandigheid waarbij je mensen niet in bewaring stelt. Dit weet je natuurlijk niet altijd precies. Maar bij een hernieuwde inbewaringstelling is het beeld van het herkomstland waarheen je gedwongen wilt uitzetten natuurlijk wel duidelijker.

De heer Schouw (D66): Ik had het idee dat hiermee het initiatief van de heer Azmani onder tafel is gepraat door de VVD-Staatssecretaris. De heer Azmani pakt groot uit door te zeggen dat vreemdelingen vaker moeten worden vastgezet. Laat ik het wat hoffelijker formuleren. Begrijp ik het goed dat het kabinet helemaal niet de grenzen gaat opzoeken, zoals de VVD wil, en dat het fijntjes verwijst naar de juridische beperkingen?

Staatssecretaris Teeven: We hebben met elkaar de prioriteiten besproken voor het opsporingsbeleid betreffende illegaliteit. De heer Schouw weet dit als geen ander. We hebben de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen uitgebreid met elkaar besproken. We hebben ook gesproken over de wijze waarop we omgaan met mensen die zich onttrekken aan gering toezicht of lagere toezichtsmaatregelen en mensen die meldplichten aan hun laars lappen. Als de heer Azmani heeft bedoeld dat we consequent moeten toepassen als mensen zich niet houden aan toezichtsmaatregelen, de regels aan hun laars lappen en denken dat zij toch niet in bewaring komen, en als hij heeft bedoeld dat het kabinet op deze groep serieus moet sturen en hier serieus mee moet omgaan, dan kan ik zijn opmerkingen heel goed begrijpen. Ik ga ervan uit dat hij zijn opmerkingen ook op die manier heeft bedoeld.

De heer Schouw (D66): Laat ik nu zomaar het idee hebben dat de heer Azmani het niet zo bedoeld heeft. En laat ik nu ook zomaar het idee hebben, dat de Staatssecretaris heel goed weet dat de heer Azmani het ook niet zo bedoeld heeft. Laatstgenoemde heeft gezegd dat de VVD wil dat het kabinet de grenzen opzoekt om vreemdelingen langer in detentie te zetten. Dat is een politieke wens. De Staatssecretaris moet gewoon duidelijkheid geven over het feit dat het kabinet niet ingaat op die politieke wens van de VVD, met als argument dat het juridisch niet kan. Laat de Staatssecretaris dit gewoon zeggen, opdat we weten waar we aan toe zijn. De heer Azmani heeft dan zijn puntje gemaakt, maar we weten dan ook dat er helemaal niets gaat veranderen.

Staatssecretaris Teeven: De heer Schouw nodigt mij uit tot een wat bredere beschouwing van het bewaringsbeleid. We hebben dit uitgebreid met elkaar gedeeld. Het is belangrijk om vast te stellen – zo zie ik ook de wens van de VVD-fractie – dat het instrument bewaring aanwezig is. Laten we wel zijn dat ook in het WODC-rapport staat dat bewaring natuurlijk wel effectief is. De heer Azmani heeft in die zin wel een punt. Niet alleen bij de tweede, derde en vierde inbewaringstelling is de bereidheid groter om het land te verlaten. Het is een feit dat 69% van de mensen die in 2013 in bewaring zijn gesteld het land uiteindelijk heeft verlaten. De meesten deden dit via gedwongen vertrek en enkelen via vrijwillig vertrek. Het is niet zo dat bewaring niet effectief kan zijn. Dit zegt de heer Azmani ook niet. Bewaring kan heel effectief zijn, maar bij de vijfde en volgende keer vertrekken minder mensen. Dan verlaat nog maar 17% het land. Bij de tweede, derde en vierde keer kan het echter heel effectief zijn. 69% van de mensen die vorig jaar in bewaring zijn gesteld, heeft uiteindelijk het land verlaten.

De heer Schouw (D66): Gaat het kabinet nu wel of niet de grenzen opzoeken en ontvangt de Kamer hierover een brief? Dan weet ik feitelijk waar ik aan toe ben...

Staatssecretaris Teeven: Het kabinet is gewoon bezig met het uitvoeren van de wet en bekijkt welke middelen wij kunnen gebruiken om de Vreemdelingenwet effectief uit te voeren. Hierover wisselen we veelvuldig van gedachten. En bewaring is een middel om de wet uit te voeren.

De heer Azmani (VVD): Het is erg knap dat de heer Schouw zich zo druk maakt over een punt dat ik hier namens de VVD naar voren breng. Het gaat mij er inderdaad niet om dat de vreemdelingenbewaring langer duurt, zoals de heer Schouw zegt. We kennen immers allemaal de wettelijke eisen. In principe is er sprake van zes maanden plus een maximale verlenging van twaalf maanden. Maar het gaat natuurlijk om het nieuwe voorstel om de vreemdelingenbewaring uit de Penitentiaire beginselenwet te halen en naar het bestuursrechtelijke toezicht te brengen. Daarnaast moet er naar alternatieven worden gezocht. In de briefwisseling die naar de Kamer komt, wil ik echt ook graag het element terugzien waarop de wetenschappelijke conclusie van het WODC is gebaseerd, namelijk dat je vaker tot herhaaldelijke inbewaringstelling moet komen. Dat element wil ik graag terugzien in de stukken die de Kamer hierover ontvangt. Op dit punt ontvang ik graag een toezegging van de Staatssecretaris, opdat een en ander ook duidelijk is voor degenen die hier kennelijk twijfels over hebben.

Staatssecretaris Teeven: De bevindingen uit het WODC-rapport inzake de significante samenhang tussen het aantal malen bewaring en de terugkeerbereidheid zullen we uiteraard meenemen in het totale terugkeerbeleid. Als de tweede, derde en vierde keer effectief blijken te zijn, dan zullen we dat wel meenemen. We gaan bekijken op welke wijze we zo effectief mogelijk kunnen werken aan terugkeer. Terugkeer is immers een prioriteit van dit kabinet. In het wetsvoorstel inzake terugkeer en vreemdelingenbewaring zullen die terugkeeractiviteiten ook een prominente rol krijgen. Zo proberen we die terugkeerbereidheid van de vreemdeling in bewaring te vergroten. Dit is een van de redenen waarom we ook andere middelen inzetten. Dus ja, dat zit wel in het totale beleid, zeg ik tegen de heer Azmani.

De heer Azmani (VVD): Volgens mij gaat het daar dus om. Tot nu hebben we in deze Kamer vooral gekeken naar alternatieve maatregelen. De Staatssecretaris kent mijn appreciatie over het inzetten van meer activiteiten betreffende vreemdelingenbewaring. Hierover heb ik in het verleden ook nog iets mogen zeggen. Het gaat erom dat dit element in het totaalpakket nadrukkelijk aan de orde komt. Tot nu toe hebben we dit element niet gehad. We hebben het vraagstuk gehad of de bewaring wel voldoende effectief is et cetera, en of er niet een alternatieve maatregel moet komen. Maar er moet juist meer worden gekeken naar een manier om sneller over te gaan tot herhaaldelijke inbewaringstelling. Dit element moeten we laten terugkomen in de nieuwe stukken over de vreemdelingenbewaring. Ik begrijp de Staatssecretaris volgens mij goed, dat dat element ook daadwerkelijk te zijner tijd terugkomt naar de Kamer.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb die vraag al beantwoord. Ik kan hem tien keer beantwoorden, maar dat schiet niet op.

Voorzitter. Mevrouw Voortman heeft mij gevraagd op welke wijze ik de bejegening in detentie ga verbeteren. In mijn beleidsreactie op dat rapport heb ik aangegeven dat het WODC ook op dit terrein nuttige en interessante informatie heeft opgeleverd. De studie bevat twee delen. De Kamerleden hebben hier vandaag ook over gesproken. De eerste vraag gaat over de wijze waarop de vreemdelingen de detentieomstandigheden waarderen. De tweede vraag luidt wat de bijdrage van het personeel kan zijn. We zullen ook bekijken of er een verband bestaat tussen enerzijds de wijze waarop detentieomstandigheden door vreemdelingen worden ervaren, en anderzijds de vertrekbereidheid van vreemdelingen. Uit het WODC-rapport blijkt ook – het staat er gewoon in – dat de tevredenheid over het werk samenhangt met het toepassen van motiverende bejegening. Mevrouw Voortman heeft wat dat betreft wel een punt.

Dan kom ik op het verband tussen de bejegening en de waardering van de detentieomstandigheden. De wijze van omgang met vreemdelingen in die detentiecentra is wel degelijk van invloed op de terugkeerbereidheid. Er is wel degelijk een rechtstreeks verband tussen de wijze waarop de personeelsleden van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) omgaan met vreemdelingen en de bereidheid om terug te keren. De uitkomsten van het rapport zullen ook wat doen met het beleid van de DJI om te investeren in die positieve en motiverende bejegening van zowel gevangenen als vreemdelingen. De DJI bevestigt dit ook. We gaan dus door met dat beleid, zeker vanwege het feit dat het de terugkeerbereidheid van illegale vreemdelingen indirect beïnvloedt.

De heer Schouw heeft gevraagd of ik bereid ben om in de vreemdelingencirculaire op te nemen dat bij medische aanvragen de feitelijke toegang tot medische zorg ook wordt getoetst. De vraag of een vreemdeling toegang heeft tot medische zorg is afhankelijk van factoren als bereikbaarheid en betaalbaarheid van de zorg. Het Bureau Medische Advisering (BMA) en de IND kunnen echter niet objectief toetsen in hoeverre een vreemdeling, gelet op de afstand, een bepaald ziekenhuis kan bezoeken of in hoeverre een vreemdeling de behandeling kan betalen. Dit is immers ook afhankelijk van bijvoorbeeld de infrastructuur, het zorgverzekeringsstelsel in het betreffende land en de individuele omstandigheden van de vreemdeling. Kijk bijvoorbeeld naar Guinee. Het is geen goed idee om die extra toets in het beleid op te nemen. De waarheid is dat de Nederlandse overheid het gat tussen de zorg in Nederland en de zorg elders in de wereld niet zal dichten. We moeten zelfs niet de illusie hebben dat we dit kunnen. Dat lijkt me verkeerd.

Ik kom op de instroom in de Europese Unie. De heer Fritsma vroeg mij of ik geen zorgen heb over de soepele toelating door de EU en de hoge instroom. Hij had een heel exposé over het stemgedrag van VVD-Europarlementariër Mulder. Ik heb dit met interesse aangehoord, maar kan het niet verifiëren. Ik zal dit zeker nog eens doen. De instroom in de Europese Unie is allereerst een resultante van de situatie in de landen van herkomst. Dat is een belangrijk punt. De EU is niet de oorzaak van het probleem, maar moet bijdragen aan de oplossing. Dit is het uitgangspunt van het kabinet. Een gezamenlijk asielbeleid gaat asielshoppen tegen. De Dublinverordening zorgt ervoor dat asielzoekers kunnen worden teruggestuurd naar een EU-lidstaat waar zij het eerst werden aangetroffen, hetgeen ook belangrijk is.

De heer Azmani vroeg of we gaan inzetten op opvang in de regio. Vanuit de JBZ-kaders werken we op dit moment al samen met de regio's van herkomst op het terrein van beschermingscapaciteit en migratiemanagement. Veel relevanter in dit opzicht is datgene wat er gebeurt op het terrein van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp. Daarvandaan komt ook de ondersteuning van de UNHCR en de landen in de regio. Hierover heb ik reeds gesproken met betrekking tot Syrië.

De heer Azmani heeft gevraagd hoe het staat met het arrest van het Dublinhof. Het arrest biedt de IND de mogelijkheid om een asielverzoek niet-ontvankelijk te verklaren, indien de asielverzoeker reeds eerder een identiek asielverzoek heeft ingediend in een andere lidstaat. Wat is de stand van zaken? Het wetsvoorstel inzake de implementatie van de procedurerichtlijn creëert de mogelijkheid om een aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren wanneer er sprake is van een definitieve afwijzing in een andere lidstaat. Dit voorstel is afgelopen december ter internetconsultatie voorgelegd en hopen we binnenkort af te ronden.

Ik kom op de vermogende vreemdeling. Tot nu toe heeft slechts één vreemdeling daadwerkelijk een aanvraag ingediend. Over die individuele vreemdelingen zeggen we niets. De heer Azmani vroeg waarom het beleggen in bijvoorbeeld staatsobligaties niet voldoende is. Deze vraag is al eerder aan de orde geweest. Het kabinet is van mening dat het enkel kopen van staatsobligaties de samenleving niet veel oplevert. Er is internationaal voldoende belangstelling voor Nederlandse staatsobligaties. In overleg met het Ministerie van Economische Zaken is voor een andere regeling gekozen. Bedrijven kunnen moeilijker via financiële instanties aan geld komen. De regeling kan dus een additionele bron zijn. Ik heb al eerder met de Kamer gedeeld dat de toegevoegde waarde in werkgelegenheid zit of in extra innovatief vermogen. Het tegengaan van werkloosheid is altijd een belangrijk punt geweest van onder meer D66. Het kabinet wil tegemoetkomen aan die wensen van de D66-fractie. Om die reden moeten we bekijken op welke wijze we hier creatief mee kunnen omgaan.

Ik kom op de stand van zaken. Er is veel belangstelling voor de regeling, met name vanuit China en India. We ontvangen veel vragen over de regeling. Er is nu pas één concrete aanvraag ingediend. De oorzaak hiervan kan zijn dat de regeling nog maar relatief kort van kracht is.

Het accountantsonderzoek, waarover onder anderen de heer Schouw sprak, kost tijd. Er zijn op dit moment ook veel vragen over dat accountantsonderzoek. Om die reden is er regelmatig contact met de beroepsgroep van accountants. Binnenkort verschijnt er een handleiding voor accountantsonderzoek, die aansluit bij het toetsingskader dat voor accountants reeds bestaat.

Eind november is er op mijn ministerie voor Chinese entrepreneurs en andere geïnteresseerde mensen een seminar gehouden. Samen met de IND en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt er gewerkt aan een communicatiestrategie.

Zoals ik de Kamer reeds heb toegezegd, zullen we de regeling in het najaar van 2014 ook evalueren.

De accountantsverklaring uit het land van herkomst – dit was een concrete suggestie van de heer Schouw – lijkt mij niet nodig. Wij werken met die accountantsverklaringen. Het AgentschapNL doet ook onderzoek. We kijken ook naar de Wet melding ongebruikelijke transacties om te bezien of er sprake is van enige vorm van geld dat niet op juiste wijze is verkregen, waardoor je geen beroep kunt doen op de regeling. Uiteraard heeft de heer Schouw gelijk dat je investeringen met onrechtmatig verkregen geld moet voorkomen. Om die reden werken we ook met die verklaring van de Nederlandse accountant en wordt de aanvraag voorgelegd aan de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-Nederland).

De heer Azmani (VVD): Ik meen te hebben begrepen dat er eind 2014 een evaluatie van deze regeling plaatsvindt. De Staatssecretaris knikt. Eén aanvraag is natuurlijk erg teleurstellend. We hebben deze regeling niet in het leven geroepen omdat andere landen ook een dergelijke regeling kennen, maar vanwege het feit dat we mensen verblijfsrecht willen geven op het moment dat zij bereid zijn om te investeren in dit land, werkgelegenheid creëren et cetera, en dat zij bijdragen aan dit land. Mocht de regeling niet heel positief uitpakken, dan wil ik dat er in de evaluatie verbetermaatregelen zitten voor het creëren van meer mogelijkheden om vermogende vreemdelingen naar Nederland toe te halen. Vanzelfsprekend dienen hierbij alle restricties in acht te worden genomen, zoals geen fraude et cetera. Dit lijkt mij echter vanzelfsprekend.

Staatssecretaris Teeven: Ik ben het met de heer Azmani eens dat één aanvraag gering is, ondanks het feit dat de regeling nog maar korte tijd loopt. Dit is een van de redenen waarom we eind november dat seminar op het ministerie hebben georganiseerd. Dit was bedoeld om er meer bekendheid aan te geven. We zullen dat de komende tijd ook blijven doen in de communicatiestrategie. Dat is erg belangrijk. Eind 2014 zullen we de balans opmaken. In alle rust zeg ik tegen de heer Azmani, dat het nog iets te vroeg om nu al te zeggen dat het geen succes wordt. Ik denk hier anders over. Ik verwacht dat het wel een succes wordt. Bij het AO over de JBZ-Raad heb ik toegezegd dat ik de Kamer een overzichtje zal geven van de situatie in andere landen. Deze brief is al in de maak. Het betreft niet altijd het kopen van paspoorten, zoals door sommige woordvoerders werd gesuggereerd. Soms moet je ook investeren.

Voorzitter. De heer Fritsma heeft gevraagd waarom we een antecedentenverklaring uit het land van herkomst niet verplichtstellen. In de brief van 11 december 2012 ben ik uitgebreid ingegaan op deze vraag. Ik roep deze brief nog even in herinnering. Antecedentenverklaringen zijn niet altijd beschikbaar en ook lang niet altijd betrouwbaar. Er zijn ook geen uniforme internationale afspraken over de vraag wat een misdrijf is. Alcohol, overspel? De maatstaven die wij voor een eerlijk proces hanteren, brengen ook grote uitvoeringslasten met zich mee. Daarom heb ik besloten om niet over te gaan tot het verplicht stellen van een antecedentenverklaring uit het land van herkomst. Deze geeft namelijk wel een bak met werk, maar weinig zekerheid. Daar komt het eigenlijk op neer.

De heer Azmani heeft gevraagd hoe vaak KMar-liaisons in het buitenland het afgelopen jaar strafrechtelijke informatie over vreemdelingen hebben opgevraagd. Afgelopen jaar hebben de KMar-liaisons circa honderdmaal contact gehad met andere autoriteiten of zusterdiensten over strafrechtelijke informatie inzake vreemdelingen. De IND kan die veroordelingen van EU-burgers op dit moment opvragen uit het European Criminal Records Information System (ECRIS). Dit geldt voor steeds meer lidstaten, maar voor een paar nog niet. Duitsland is een belangrijke lidstaat die nog steeds niet in ECRIS zit, hetgeen heel irritant is. Onlangs heb ik hierover contact gehad met mijn Duitse ambtsgenoot. Duitsland is by far een van de belangrijkste lidstaten waarmee we zouden moeten kunnen uitwisselen, ook gezien het instroombeleid van de Duitse regering. Voor derdelanders kan de IND in individuele gevallen de KMar ook vragen om deze informatie te achterhalen.

De heer Azmani heeft gevraagd op welke termijn registratieopvolging zal plaatsvinden. De KMar is op dit moment begonnen met handmatige registratie. Hierbij wordt ook verwerkt welke inzet tot welk resultaat leidt. Er is meer tijd nodig om die managementinformatie automatisch te kunnen genereren, met name door aanpassingen in het automatiseringssysteem.

Een aantal Kamerleden heeft vragen gesteld over de Vluchtschans, de Vluchthaven, de Vluchtkerk en andere namen die hieraan zijn gegeven. Met name de heer Fritsma maakte zich zorgen over de vraag of de uitgangspunten van het bestuursakkoord nog steeds overeind staan. Deze staan nog steeds overeind. Het is niet de bedoeling dat gemeenten op structurele wijze in noodopvang voorzien. Naar die situatie moeten we niet terug. Dit heb ik ook eerder met de Kamer gedeeld. Het kan echter wel belangrijk zijn om ruimte te bieden aan lokaal initiatief, met name als een vreemdeling heel veel wantrouwen koestert jegens het Rijk. Misschien creëert dat dan ook gunstiger voorwaarden voor terugkeerbereidheid. Zonder acceptatie door de vreemdeling van het besluit dat hij niet in Nederland kan verblijven, is elke poging om een vreemdeling te helpen bij vrijwillige terugkeer in ieder geval kansloos. We moeten dus proberen om die bereidheid daar te vergroten. Dit gebeurt concreet in Amsterdam.

Enkele Kamerleden, onder wie mevrouw Maij, vroegen waarom het in Den Haag niet concreet gebeurt. Dat heeft een andere reden. In tegenstelling tot de gemeente Amsterdam ziet de gemeente Den Haag op dit moment geen enkele rol voor zichzelf weggelegd. Laatstgenoemde meent dat het Rijk zich de volledige inspanningen moet getroosten, terwijl de samenwerking tussen het Rijk en de gemeente Amsterdam er nu juist toe heeft geleid dat ook de gemeente Amsterdam zich inzet voor bijvoorbeeld die vrijwillige terugkeer. Ik ben nog met het gemeentebestuur van Den Haag in gesprek. Ingeval we tot een soortgelijke regeling komen als die in Amsterdam voor de Irakezen die in de kerk aldaar verblijven, is de vraag of er ook niet voor de gemeente Den Haag een rol moet zijn weggelegd om zich op dat punt in te spannen.

De heer Fritsma (PVV): De Staatssecretaris brengt die opvang in de gemeente Amsterdam in verband met de terugkeerbereidheid. Dan wil ik ook de resultaten weten. Hoeveel vreemdelingen die in die gevangenis zijn opgevangen, zijn inmiddels al dan niet gedwongen teruggekeerd naar de landen van herkomst?

Staatssecretaris Teeven: Over Amsterdam kan ik zeggen dat er een enkeling op dit moment is teruggekeerd. Wij hebben in eerste instantie ervoor gekozen om in Amsterdam in de Havenstraat deze mensen even tot rust te laten komen. Mevrouw Gesthuizen heeft dit ongeveer een maand geleden tijdens een wisseling met de Kamer gevraagd. Het is een wens van de Kamer om daar niet meteen bovenop te duiken met de Dienst Terugkeer en Vertrek, omdat dit niet leidt tot het optimale resultaat. Een enkeling is reeds vrijwillig teruggekeerd. De inspanningen van de Dienst Terugkeer en Vertrek zullen in de maand februari worden opgevoerd. Gaandeweg, in de richting van mei, zullen we dit steeds meer doen. Dat is op dit moment de stand van zaken.

De heer Fritsma (PVV): De stand van zaken is dat een enkeling is teruggekeerd naar het land van herkomst. Dit levert bij de PVV-fractie niet veel applaus op. Dit is gewoon een dikke vette mislukking, die de Amsterdamse belastingbetaler ook nog eens zeven ton kost. Kan de Staatssecretaris alsjeblieft dat bestuursakkoord met gemeenten recht doen door bij gemeenten erop aan te dringen om in geen enkel geval opvang te verlenen? Het houdt het probleem van illegaliteit klaarblijkelijk eerder in stand in plaats van dat het het oplost.

Staatssecretaris Teeven: Ik ken de dogmatische benadering van de heer Fritsma op dit punt. Het is sinds december 2012 de zevende keer dat we hierover met elkaar van gedachten wisselen. Ik hoor echter nooit een oplossing. Een aantal van deze vreemdelingen kan niet gedwongen worden uitgezet, omdat dit feitelijk niet mogelijk is. Vrijwillige terugkeer is in die gevallen de enige mogelijkheid. We hadden ook te maken met een zeer ongewenste situatie in de stad Amsterdam, waarbij mensen van kraakpand naar kraakpand werden gejaagd. Die situatie is beëindigd door een samenwerking tussen het Rijk en de gemeente Amsterdam. Het is niet de bedoeling dat gemeenten voorzien in opvang. Dat is ook mijn antwoord voor de heer Fritsma. Er was hier echter sprake van een uitzonderlijke situatie.

Mevrouw Maij vraagt terecht aandacht voor het feit dat zo'n zelfde situatie in Den Haag bestaat. Het Rijk en de gemeente moeten gezamenlijk een zeer actieve rol hebben om tot een oplossing van zo'n probleem te komen. In Amsterdam is dat op dit moment gelukt, in de zin dat de mensen even rust hebben en gedurende het hele jaar niet van kraakpand naar kraakpand vertrekken. Het is nu zaak dat de Dienst Terugkeer en Vertrek, de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) en de gemeente Amsterdam proberen om mensen te bewegen door hun te zeggen dat zij geen toekomst hebben in Nederland. Daarnaast moeten zij bekijken op welke manier zij de mensen kunnen enthousiasmeren om terug te keren naar het land van herkomst? Dat is de huidige stand van zaken. De heer Fritsma heeft geen andere oplossing aangereikt, die ook maar een begin van enige werking in zich heeft. Dan rest mij niet anders dan voor de zevende keer hetzelfde antwoord te geven op dezelfde vraag.

De heer Fritsma (PVV): Ik maak graag gebruik van de gelegenheid om de oplossing aan te dragen. De reden dat deze mensen in Nederland blijven, is gelegen in het feit dat ze steeds in vrijheid op straat kunnen blijven rondlopen. Soms worden ze in vreemdelingenbewaring gezet. Als men vanuit die positie terugkeer actief tegengaat, en uitzetting onmogelijk is, komen ze vanzelf weer op straat terecht. Gemeenten zoals Amsterdam verergeren het probleem door vervolgens ook nog opvang aan te bieden, wat de prikkel om te vertrekken nog verder vermindert. Het is mooi dat de Staatssecretaris aan de PVV vraagt om een oplossing. Die geef ik bij dezen heel graag. De oplossing is namelijk dat illegalen, voor zover uitzetting nog onmogelijk is, worden vastgezet. Alleen dat geeft de prikkel om te vertrekken. De enige keuze is dan om terug te gaan naar je land van herkomst. Dit moet ook. Er bestaat toch immers een vertrekplicht? En anders houden we je vast. Mensen weten dan dat ze nooit in vrijheid op straat terechtkomen. Dat is de oplossing. De VVD gaat daar soms in mee door in de media te zeggen dat er meer vreemdelingenbewaring moet komen. Zij slikt dit vervolgens weer in, hetgeen jammer is. Maar goed, nogmaals, de Staatssecretaris vraagt om de oplossing. Dit is de oplossing. Indien de Staatssecretaris dit niet erkent, dan houdt hij zelf het probleem van illegaliteit in stand. Het wordt tijd dat niet de burgemeester van Amsterdam het vreemdelingenbeleid bepaalt, maar deze Staatssecretaris zelf.

Staatssecretaris Teeven: Ik bedank de heer Fritsma voor de zogenaamde oplossing die hij aandraagt. Ik heb toch een aantal problemen. Ik moet als Staatssecretaris de wet uitvoeren en de Vreemdelingenwet biedt niet de mogelijkheid om mensen in detentie te plaatsen als er totaal geen zicht is op uitzetting. Dat is handelen in strijd met de wet en ook handelen in strijd met de geest van de wet. Ik hoor het allemaal rustig aan. Als de heer Fritsma dit een goede oplossing vindt, verbaas ik mij eigenlijk wel over het feit dat we tijdens het kabinet-Rutte I van de zijde van de PVV op dit punt geen enkel initiatief hebben mogen ontvangen. In die zin vraag ik mij weleens af waarom die oplossingen er zijn. Dan zou ik bijna willen zeggen: had dan niet het kabinet opgeblazen! Dan had de PVV die oplossing misschien dichterbij gehad. Het is natuurlijk altijd makkelijk praten op deze stoel en vanuit deze positie. Dit even terzijde.

Mevrouw Maij (PvdA): In een poging om wel tot een wat serieuzere maar met name ook menswaardiger en meer humane oplossing te komen, is het heel goed dat de Staatssecretaris het gesprek met de gemeente Den Haag wil aangaan. Uit de gemeente Den Haag en van een aantal mensen die rondom de Sacramentskerk proberen om een oplossing te vinden, ontvang ik signalen dat er wel degelijk stappen kunnen worden gezet. Er wordt contact gezocht met de Staatssecretaris om een vergelijkbare optie als die in Amsterdam te vinden. De Staatssecretaris geeft net aan dat dit vooralsnog niet gelukt is. De communicatie op dit punt lijkt langs elkaar heen te gaan. Ik heb de indruk dat wel degelijk de bereidheid bestaat, zowel bij de Staatssecretaris als bij de gemeente Den Haag, om de Amsterdamse optie ook hier tot stand te brengen.

Staatssecretaris Teeven: De gesprekken zijn wel gelukt. Er zijn wel gesprekken, maar we zijn er nog niet uit. Dat is op dit moment de stand van zaken. Maar mevrouw Maij heeft gelijk. De gesprekken zijn er wel, maar we hebben nog geen resultaat bereikt. We zijn er nog niet zo lang mee bezig. Het moet dus nog even tijd krijgen.

Voorzitter. Over de Vluchthaven heb ik gesproken. De heer Azmani is begonnen over de Task Force Mediterranean (TFM), de taskforce Middellandse Zee. In het algemeen overleg van vorige week heb ik dit ook gesproken. Nu Turkije de Terug- en Overnameovereenkomst heeft ondertekend, is de weg vrij voor onderhandelingen over visumliberalisatie. Dat wordt nog een lang traject. Turkije zal moeten voldoen aan een groot aantal voorwaarden inzake onder andere het migratiebeleid, het tegengaan van illegale migratie, documentveiligheid, rechtsbescherming en ga zo maar door. Die visumliberalisatie is dus nog lang niet van kracht. Het een gaat niet zonder het ander gebeuren, zeg ik tegen de heer Azmani.

Mevrouw Maij heeft mij gevraagd of asielzoekers een nieuwe aanvraag kunnen indienen op grond van nieuwe informatie, indien deze er is. Ja, dat kan. Dat is aan de vreemdeling zelf. Het stelsel is op dit moment natuurlijk wel dusdanig ingericht, dat hierop zo snel mogelijk moet worden gereageerd. Ik benadruk het feit dat mensen wel moeten bekijken of het nieuwe beleid voor hen ook daadwerkelijk tot nova leidt. Niemand heeft er wat aan als we weer procedures gaan stapelen, hetgeen enkel leidt tot een enorme verstopping in het apparaat dat het moet afdoen.

Mevrouw Gesthuizen heeft mij gevraagd of het onderzoek door de CITT naar de taskforces al is afgerond, waarom ik niet stop met uitzettingen naar Guinee en of er binnenkort nog een taskforce gepland staat. De CITT heeft mij laten weten dat zij hier aandacht aan zal besteden in het jaarverslag. Dit wacht ik af. Zoals ik al eerder heb gemeld, zie ik geen aanleiding om uitzettingen naar Guinee op dit moment te stoppen. De autoriteiten, ambassade en taskforce zijn bevoegd om die vervangende reisdocumenten af te geven. Dit hebben we al eerder met elkaar gewisseld. Op die documenten heeft terugkeer ook daadwerkelijk plaatsgevonden. Overigens staat er op dit moment geen concrete datum vast voor een taskforce Guinee.

Ik kom op de opmerkingen van mevrouw Voortman inzake no cure, less fee. Ook de PvdA heeft aandacht gevraagd voor dit onderwerp. De vraag luidt op welke wijze ik toegang tot rechtshulp garandeer, gegeven het per 1 januari jl. ingevoerde «no cure, less fee»-principe? Het uitgangspunt van no cure, less fee is dat procedures met een goede uitkomst voor de vreemdeling tot een volle vergoeding van de advocaat leiden. Als een advocaat zeker is van zijn zaak, dan staat hem dus niets in de weg om een vreemdeling bij te staan. Dit is heel concreet het verhaal. Deze opmerking geldt alleen voor tweede en volgende aanvragen. Het betreft alleen het voorbeeld dat mevrouw Voortman noemt. Er ligt dan al een volledig dossier, wat aanzienlijk zal schelen in de werklast. Alleen bij dat soort zaken speelt die discussie over die € 220.

Mevrouw Gesthuizen heeft mij gevraagd op welke wijze ik het vestigingsalternatief toets voor Tutsi's in de DRC. Een vreemdeling die behoort tot de bevolkingsgroep van de Tutsi's kan uiteraard in aanmerking komen voor individuele bescherming. Het wordt weer mogelijk om aan Tutsi's die afkomstig zijn uit artikel 15c-gebieden in de DRC een vestigingsalternatief tegen te werpen in andere delen van de DRC, bijvoorbeeld in Kinshasa, mits zij niet in aanmerking komen voor individuele bescherming. De Tutsi's die in Kinshasa waren tijdens de verslagperiode waarop het ambtsbericht betrekking had, waren niet betrokken bij geweldsincidenten. Zij wonen in de vaak relatief veilige villawijken van Kinshasa. Dit is ook feitelijk vastgesteld in de rapportage. Bij de beoordeling van het vestigingsalternatief zal dus goed worden gekeken naar de individuele situatie van de vreemdeling.

Mevrouw Gesthuizen heeft gevraagd wat dat nieuwe ambtsbericht over Somalië nu betekent. Het ambtsbericht over Somalië, dat in december 2013 is verschenen, laat zien dat de situatie in dat land de afgelopen periode is gewijzigd. Bepaalde groepen hebben specifieke aandacht van de groepering Al-Shabaab, die een substantieel deel van Zuid- en Centraal-Somalië in haar bezit heeft. In de hoofdstad worden nu ook gerichte aanslagen gepleegd op bepaalde groepen, zoals regeringsfunctionarissen. Daarom heb ik in het bijzonder de groepen die ook door mevrouw Gesthuizen werden genoemd als aandachtsgroepen aangemerkt. Dit betekent dat er nog steeds individueel wordt getoetst en dat personen uit die groepen en afkomstig uit die gebieden in aanmerking kunnen komen voor een asielvergunning, als zij aannemelijk maken dat zij in die hoedanigheid van Al-Shabaab iets te vrezen hebben. Mevrouw Gesthuizen had die groepen ook allemaal al genoemd.

De situatie in Somalië is zorgwekkend en complex. In de beslispraktijk van de IND moet je in dit opzicht echt maatwerk verrichten. Er wordt goed gekeken naar de beschrijving van de situatie in het ambtsbericht en ook naar overige objectieve bronnen. De situatie op de overige punten is op dit moment niet echt gewijzigd, zodat ik het landenbeleid op dat punt in stand laat. De uitwerking van het beleid zullen we zo spoedig mogelijk publiceren in het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2000.

Mevrouw Gesthuizen heeft ook nog gevraagd naar de risico's bij terugkeer. Ik kan haar verzekeren dat dit onderdeel is van een individuele asieltoets. Maar er is geen generieke grond. Risico's bij terugkeer vormen geen generieke grond voor een verder verblijf. Als afgewezen asielzoekers menen dat nieuw beleid de reden is voor een nieuwe aanvraag – dat raakt ook dit onderwerp – dan kunnen zij die nieuwe aanvraag doen. Omdat het beleid slechts beperkt is aangepast, ben ik bang dat dit voor veel afgewezen asielzoekers niet veel betekenis zal hebben.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik wijd hieraan mijn laatste interruptie, hoewel ik waarschijnlijk ook nog iets zou willen vragen over Irak. Wat ik absoluut niet begrijp – ik heb geprobeerd om dit ook in mijn eerste termijn zo helder mogelijk aan te geven – is het feit dat medewerkers van bepaalde internationale organisaties per definitie worden aangeduid als kwetsbare groepen die concreet gevaar lopen. In het ambtsbericht staat echter letterlijk dat bepaalde bronnen aangeven dat teruggekeerde vreemdelingen per definitie gevaar lopen. Zij worden namelijk gezien als mogelijke spionnen van Al-Shabaab. Waarom vallen deze mensen niet per definitie direct onder die kwetsbare groepen?

Staatssecretaris Teeven: We hebben mensen aangemerkt als kwetsbare groepen, omdat we daar dan individueel nog scherper naar kijken. Hiervan is in voornoemd geval sprake. De informatie die we ontvangen vormt echter geen aanleiding om ook mensen die terugkeren als kwetsbare groep aan te wijzen. Op dit moment is de situatie niet zo.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Hoe moet ik dan de zin uit het ambtsbericht opvatten, waarin staat dat teruggekeerde inwoners – dit zijn dus mensen die een tijd in het westen zijn verbleven – per definitie worden gezien als mogelijke spionnen?

Staatssecretaris Teeven: Niet elk gevaar dat in het ambtsbericht wordt beschreven, leidt ogenblikkelijk tot een artikel 3-risico en tot het besluit dat iemand deel uitmaakt van een kwetsbare groep.

Voorzitter. De heer Voordewind heeft mij gevraagd waarom ik toch weer dat vestigingsalternatief in Somalië invoer. Nou ja, in beginsel is er geen vlucht- of vestigingsalternatief in Somalië. Dit verandert niet. De aandachtsgroepen die ik op dit moment aanwijs, lopen vooral risico van de zijde van Al-Shabaab. In beginsel hebben ze dus niets te vrezen in gebieden waar Al-Shabaab geen macht heeft. Dit is helder. Hierbij geldt dat niet iedereen zich overal kan vestigen in Somalië. Voor bijvoorbeeld etnische minderheden of alleenstaande vrouwen kan dit heel moeilijk zijn, vooral als er geen banden zijn met een bepaalde regio en er ook geen familieleden aanwezig zijn. In de beslispraktijk wordt hiermee rekening gehouden. Er wordt individueel heel goed bekeken of er voor de persoon in kwestie wel een vestigingsalternatief is. Ook wordt bekeken of de persoon nu wel of niet door een Al-Shabaabgebied moet reizen. Zo ja, dan is er geen vestigingsalternatief.

Ik kom op Pakistan, waarover de heer Voordewind en mevrouw Gesthuizen veel opmerkingen hebben gemaakt. Wanneer komt er een nieuw ambtsbericht over Pakistan? De planning is dat er omstreeks juni van dit jaar een thematisch ambtsbericht komt over de situatie van christenen en ahmadi's. Dit zal door de Minister van Buitenlandse Zaken worden uitgebracht. Op dat moment zal ik mijn afweging zoals altijd maken, maar hierop kan ik nu niet vooruitlopen.

De heer Voordewind heeft gevraagd of de IND de recente informatie over de situatie van christenen in Pakistan betrekt bij de beoordeling van asielvragen. Vormt deze aanleiding om christenen aan te merken als een risicogroep? Enige tijd geleden hebben we dit uitgebreid besproken. Bij de beoordeling van asielaanvragen wordt uiteraard de actuele informatie betrokken over de situatie in het land van herkomst. Ik zou me kunnen voorstellen dat de Minister van Buitenlandse Zaken deze informatie ook betrekt bij het ambtsbericht dat rond juni van dit jaar wordt verwacht. Ik zal dit in ieder geval ook overbrengen aan mijn collega van Buitenlandse Zaken. Daarnaast zal ik ook bezien of de informatie in het ambtsbericht aanleiding geeft om het beleid voor Pakistaanse christenen aan te passen, bijvoorbeeld door hen aan te wijzen als een risicogroep.

De heer Voordewind heeft nog gevraagd naar de uitkomst van het gesprek van de IND met CLAAS. Dit gesprek moet nog plaatsvinden, waardoor ik de heer Voordewind op dit punt geen terugkoppeling kan geven. De IND zal zich inspannen – ik heb dat net ook verzocht – om op zeer korte termijn met de organisatie een geschikt tijdstip te vinden voor overleg. Binnen twee weken vanaf nu zal de IND dat ook doen.

Ik kom op Rwanda. Hierover heb ik reeds iets gezegd. Ik zal de Kamer uitgebreid per brief informeren. Ik kan me echter niet altijd aan de indruk onttrekken, dat datgene wat we hier in de Nederlandse media lezen ook in belangrijke mate wordt ingegeven door de meningen van bepaalde groepen van Rwandese zijde die hier in Nederland wonen. Ik vraag me niet eens af of dit altijd de meest objectieve informatie is. Deze vraag beantwoord ik ogenblikkelijk negatief. De informatie die wordt verstrekt, is niet objectief. In de brief die ik aan de Kamer stuur, zal ik ook uitgebreid ingaan op de informatievoorziening en op de wijze waarop wij de beleidsvorming inzake Rwanda wegen.

Ik verheug me op een gedachtewisseling met de leden van deze vaste commissie over het 1F-beleid. Het is heel belangrijk dat er een heel stringent 1F-beleid wordt gevoerd.

Dan kom ik op Irak. Mevrouw Gesthuizen besprak het nieuwe ambtsbericht. Het individualiseringsvereiste is natuurlijk erg belangrijk. Dit betekent, kort gezegd, dat op basis van persoonlijke asielrelaties van de asielzoeker door de IND wordt beoordeeld of er aanleiding is om die status te geven. Is het nu zo dat elke uitzetting naar Irak een schending van artikel 3 EVRM oplevert? Als je de veiligheidssituatie bekijkt, moet je op grond van artikel 3 vaststellen dat er van een dergelijke uitzonderlijke geweldssituatie in Irak op dit moment geen sprake is. Ik heb er wel een ander element bij betrokken, namelijk het feit dat er in Irak nog overheidsgezag aanwezig is. Je zou ook een verschil kunnen maken in het karakter van geweld, als je bijvoorbeeld een vergelijking maakt tussen de situatie destijds in Mogadishu, Somalië, en de situatie nu in Noord en Zuid-Kivu te Oost-Congo. Dat geweld in Irak is wel gericht, zij het dat de methoden ertoe leiden dat er ook heel veel burgerslachtoffers vallen. Een belangrijk referentiepunt wat betreft Irak, dat ik ook in mijn brief heb vermeld, is het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak F.H. tegen Zweden van januari 2009. Op het moment van de uitspraak was er volgens het Hof in Irak geen sprake van een uitzonderlijke geweldssituatie. Als je het ambtsbericht van december 2013 bekijkt, blijkt dat de huidige geweldssituatie in Irak in de verslagperiode is verslechterd en weer op het niveau zit van de situatie in 2008, begin 2009. In de zaak die ik zojuist noemde over die persoon tegen Zweden, heeft het Hof echter geoordeeld dat er in die situatie geen sprake was van een uitzonderlijke geweldssituatie. Ik probeer met mijn brief en standpunt inzake Irak ook aansluiting te vinden bij datgene wat het EHRM over Irak in een soortgelijke situatie heeft geoordeeld. Ik wijs ook nog op een aantal andere zeer recente uitspraken van 19 december 2013, waarin het Europees Hof opnieuw heeft geoordeeld dat in Irak geen sprake is van een situatie, waarbij iedereen die terugkeert naar Irak risico loopt in de zin van artikel 3 EVRM.

Mevrouw Maij heeft gevraagd om een schriftelijke reactie op de brief van Vluchtelingenwerk. Ik ben hier nu al enigszins op ingegaan. Eigenlijk valt hierover nog meer te vertellen, maar dan moet je ook al die jurisprudentie even achter elkaar plaatsen en de motiveringen van het Europees Hof meenemen. Ik zeg mevrouw Maij toe dat ik deze brief zal sturen. Als je de situatie van nu bekijkt en vergelijkt met de situatie van 2009, en gelet op de jurisprudentie uit 2009, is er alle aanleiding om hetzelfde standpunt over Irak in te nemen als de regering nu doet.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik weet dat ik al twee interrupties heb gehad, maar ik heb een feitelijke vraag. De brief van Vluchtelingenwerk ging over de andere landenbeleidvoorstellen die nu voorleggen. Kan de Staatssecretaris hier ook op ingaan?

Staatssecretaris Teeven: In de brieven die ik verstuurd heb, heb ik hierop al enigszins voorgesorteerd. We zullen deze even terugpakken en alles in één brief samenvoegen. Hierin zullen we specifiek en puntig ingaan op de opmerkingen van Vluchtelingenwerk, al dan niet met een verwijzing naar de eerdere brieven die ik heb gestuurd. In een aantal opzichten ben ik hierop namelijk al ingegaan. Dit geldt niet wat betreft Irak, maar wel voor andere landen.

De heer Voordewind heeft gevraagd waarom het beleidsuitgangspunt is, dat autoriteiten in Irak toch nog steeds bescherming kunnen bieden. Hij stelt terecht dat in het ambtsbericht is opgenomen dat er sprake is van enkele beschuldigingen van discriminatie van religieuze minderheidsgroepen door de autoriteiten in de autonome Koerdische regio. Het ambtsbericht meldt echter ook dat de veiligheidsdiensten in de Koerdische autonome regio over het algemeen in staat zijn om bescherming te bieden aan burgers. Dit is ook mijn persoonlijke waarneming. Ook uit het contact dat ik met de Ministers van de deelregering in Noord-Irak heb gehad, blijkt dat deze vermelding in het ambtsbericht een feitelijk juiste vaststelling is.

Uitgangspunt van het beleid is ook dat in beginsel wordt aangenomen dat de Koerdische autoriteiten bescherming kunnen bieden aan hun burgers. Uiteraard wordt in iedere individuele zaak de asielzoeker in de gelegenheid gesteld om aannemelijk te maken dat in zijn specifieke geval die bescherming niet kan worden geboden. Er kan echter niet standaard worden aangenomen dat die bescherming in de Koerdische autonome regio niet geboden wordt. Mijn waarneming is evenmin dat dit niet gebeurt, ook niet wat christenen in Noord-Irak betreft.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik weet niet hoe de Staatssecretaris aan zijn waarnemingen komt. De laatste keer dat ik echter met een aantal christenen door het gebied reisde, werden we wel degelijk beschoten door extremistische groepen. Gelukkig is het allemaal goed gegaan, maar die berichten bereiken mij nog steeds. De christenen durven niet te vertrouwen op de veiligheidsdiensten. Inmiddels kunnen ze zichzelf integreren in het Iraakse leger, waardoor ze in staat zijn om zichzelf te beschermen. Ze worden echter niet beschermd door de veiligheidsdiensten van Koerdistan.

Een ander punt dat hieraan raakt, is natuurlijk de discriminatie van christenen en Yezidi's in dat Koerdische gebied. Ze worden wel degelijk als tweederangsburgers behandeld bij het kopen van grond, het kopen van huizen et cetera et cetera. Dit maakt ook dat deze twee groepen eigenlijk nog steeds slecht uit de voeten kunnen, zelfs in het noorden.

Staatssecretaris Teeven: Ik ben blij dat de heer Voordewind dit onder mijn aandacht brengt. Ik doe de toezegging dat ik de vertegenwoordiger in Brussel van de Koerdische deelregering zal uitnodigen op het departement om over deze concrete situatie te spreken. Aansluitend zal ik de Kamer berichten over de uitkomst hiervan.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik bedank de Staatssecretaris voor zijn toezegging. Het zou misschien constructief zijn als de Staatssecretaris bij dat gesprek ook de vertegenwoordigingen uitnodigt van de christelijke minderheden in het noorden. Ik denk aan de Assyrische en Aramese gemeenschap. Dan heb je daadwerkelijk een gesprek met de Koerdische overheid om te bekijken wat er nu waar is van de signalen die de Staatssecretaris ontvangt en de signalen die ik krijg.

Staatssecretaris Teeven: Ik zal dit niet tegelijkertijd doen, maar ik ontvang wel graag van de heer Voordewind de signalen die hij krijgt en enkele duidelijke voorbeelden. Deze zal ik ook met de vertegenwoordigers, al dan niet later, bespreken. Tevens zal ik contact opnemen met de vertegenwoordiger van de Koerdische deelregering in Brussel.

Ik ben aan het eind gekomen van mijn beantwoording. Ik kom nog even op de situatie, waarvoor mevrouw Gesthuizen en mevrouw Voortman aandacht hebben gevraagd. Mevrouw Gesthuizen sprak over de invoering van de antihomowet in Uganda. Die wet is op vrijdag 20 december jl. aangenomen door het Ugandese parlement. Recent is bekend geworden dat de wet niet door de president is getekend. Deze is teruggestuurd naar het parlement voor herziening. Indien het parlement de wet opnieuw aanneemt en de president opnieuw niet tekent, kan het parlement de wet voor de derde keer met een tweederdemeerderheid aannemen en treedt deze alsnog in werking. Het parlement zal de wet telkens opnieuw moeten agenderen. Op dit moment is niet in te schatten welke termijnen hiermee gemoeid zijn. Dit is de feitelijke situatie wat betreft die antihomowet en brengt mij op de vraag welk beleid we voeren ten aanzien van Uganda. Asielverzoeken van Ugandezen van wie de homoseksualiteit geloofwaardig wordt geacht, worden aangehouden totdat het nieuwe beleid op basis van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is gepubliceerd. Daarna zal er opnieuw worden beslist, met inachtneming van het nieuwe beleid. De asielverzoeken van Ugandese homoseksuelen worden individueel beoordeeld, waarbij rekening wordt gehouden met hun positie in de Ugandese samenleving. In veel gevallen zal dit leiden tot een verblijfsvergunning. Dat is de feitelijke situatie.

Ik kom op de laatste vraag van mevrouw Voortman. Je kunt natuurlijk niet altijd verwachten dat LHBT’s hun geaardheid in het land van herkomst op dezelfde wijze als in Nederland kunnen tonen. Een passage in de brief is niet gewenst. Mevrouw Voortman meent dat je mensen dan dwingt tot terughoudendheid. Ik verwacht dat zij hiermee doelt op een heel specifieke situatie. Soms zijn in het land van herkomst bepaalde uitingen verboden of leiden deze tot problemen, zowel voor hetero's als homo's. Het gaat dus nadrukkelijk niet om situaties, waarbij er sprake is van discriminatie van homo's. Ik verwijs ook naar de brief en de laatste alinea die hierover is geschreven. Dit betreft situaties waarin van iedereen terughoudendheid wordt verwacht, dus niet alleen van LHBT's, maar ook van hetero's. Ik wijs hier even specifiek op.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik haakte al aan op het eerdere citaat dat de Staatssecretaris net aanhaalde over de vergelijking van de positie van LHBT's in het land van herkomst. Het lijkt erop dat de Staatssecretaris toch verwacht dat mensen zich bij terugkeer terughoudend opstellen en terug in de kast gaan. Dit lijkt mij haaks te staan op de uitspraak van het Europees Hof van Justitie, dat onlangs juist heeft bepaald dat dit niet verwacht kan worden. Kan de Staatssecretaris wat preciezer aangeven wat je in geval van terugkeer redelijkerwijs van LHBT's mag verwachten?

Staatssecretaris Teeven: Ik zal datgene doen wat ik net al heb gezegd. Dat lijkt mij het meest helder en dan staat het ook precies op papier. We zullen dat nieuwe beleid op basis van een uitspraak van de Afdeling opnieuw publiceren. We zullen opnieuw beslissen, met inachtneming van het nieuwe beleid. Ik kan het niet genoeg herhalen, maar dan zullen we die verzoeken dus beoordelen tegen de achtergrond van de positie van de LHBT's in de Ugandese samenleving. Bij die individuele beoordeling zullen we ook rekening houden met de positie in Uganda. Het is verstandig om dit heel scherp op te schrijven en dit niet even uit de losse pols te schudden tijdens een algemeen overleg. De wijze waarop je hiermee omgaat, vraagt om heel veel zorgvuldigheid. Iedereen is ook gebaat bij de uitkomst van dit debat. We moeten altijd zorgvuldig zijn, maar op dit punt nog eens extra. Ik zet dit graag precies op papier. Dat is de beste gang van zaken.

De voorzitter: Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Staatssecretaris. Er is behoefte aan een tweede termijn.

De vergadering wordt van 13.24 uur tot 13.30 uur geschorst.

De voorzitter: Ik heropen dit algemeen overleg en verzoek iedereen weer plaats te nemen. We zijn toe aan de tweede termijn. De spreektijd bedraagt twee minuten.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik heb een vraag gesteld over het horen van kinderen. Het ging mij juist om de nareizende kinderen. De Staatssecretaris herinnert zich ongetwijfeld het rapport van de Kinderombudsman van afgelopen zomer. Ik ontvang dus graag alsnog een antwoord op mijn vraag.

Dan kom ik op de kinderen in detentie. De Staatssecretaris zegt dat een deel van de Kamer de risico's van mensenhandel anders weegt. Dat is volgens mij niet zo. Ik zou willen pleiten voor andersoortige locaties waar ouders en kinderen wel veilig zijn. Dit geldt volgens mij voor meer collega's. Maar goed, de Staatssecretaris heeft aangegeven dat hij de alternatieven op een rij zal zetten. Dit zie ik graag tegemoet, maar ik weeg de risico's van kinderhandel dus absoluut niet anders.

De Staatssecretaris geeft aan dat in het jaarverslag van de CITT een soort reactie komt op die taskforces. Ik neem aan dat hij het jaarverslag 2013 bedoelt en dat de Kamer dit snel ontvangt.

Wat betreft Congo zegt de Staatssecretaris dat asielverzoeken van Tutsi’s individueel getoetst worden voor de hervestigingsmogelijkheden aldaar. Dat snap ik, maar ik had gevraagd naar de specifieke voorwaarden waaronder dat gebeurt.

Het ambtsbericht van Somalië leest echt als een horrorverhaal. Echt. Er is sprake van honderden doden bij aanslagen en van executies van teruggekeerde vluchtelingen. En wij nemen maar het risico dat er wellicht geen sprake is van schending van artikel 3 EVRM en sturen mensen derhalve ook terug. Hiermee kan ik niks. Als de Staatssecretaris in tweede termijn niet de nadere toezegging doet om dit toch aan te passen, wil ik hierover bij een VAO een motie indienen.

Ik kom op het individualiseringsvereiste wat betreft Irak. Op pagina 17 van het ambtsbericht staat letterlijk dat er sprake is van een willekeurig geweldseffect. Toch zegt de Staatssecretaris dat dit niet het geval is. Hij zegt dat het gericht is. Hoe kan dit nu?

Ik had nog een oproep gedaan. Het is immers zo raar dat we tegen mensensmokkelaars zijn, maar dat we tegelijkertijd asielzoekers niet de mogelijkheid geven om bescherming te vragen in Nederland, tenzij zij hierheen komen. Hoe is dit nu met elkaar te rijmen?

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik bedank de Staatssecretaris voor zijn antwoorden, al wordt de PVV-fractie daar niet vrolijk van. De Staatssecretaris heeft vastgesteld dat het aantal eerste asielverzoeken vorig jaar met maar liefst 50% is gestegen. Dat is heel fors. Dit komt natuurlijk deels door de Syriërs. De stand van zaken is door de Staatssecretaris vastgesteld op 2.670 in 2013. Deze hebben vrijwel allemaal een verblijfsvergunning gekregen. Dit komt ook door het feit, dat de Staatssecretaris zelf voortdurend zegt dat Nederland een ruimhartig asielbeleid voert richting de Syriërs en dat bijna iedereen een verblijfsvergunning krijgt. Als Nederland steeds met dit soort open uitnodigingen komt, hoeven bijvoorbeeld de rijke Golfstaten echt niets te doen, hè? Dat gebeurt nu dus ook niet. Bij die Syriërs valt het punt van 1F op. De Staatssecretaris zegt terecht dat het belangrijk is om hierbij streng op te treden. Dat klopt. Er zijn 90 1F-onderzoeken, waarvan 30 afwijzingen. Natuurlijk moeten die afgewezen mensen ook uit Nederland vertrekken. Hoeveel van die 30 zijn aantoonbaar uit Nederland vertrokken? Voor de duidelijkheid, het gaat hier natuurlijk om Syriërs over wie sterke aanwijzingen bestaan dat ze oorlogsmisdaden hebben gepleegd of terreurdaden hebben begaan. Die mensen moeten dus weg. Ik ben in dat kader ook bang dat de situatie met de Afghanen zich herhaalt. Want wat hebben we bij die Afghanen gezien? Deze hebben weliswaar geen verblijfsvergunning gekregen, maar zijn hier gewoon nog steeds omdat ze onuitzetbaar zijn. Dit moet niet gebeuren met die Syriërs.

Ik kom op de opvang door de gemeente Amsterdam van uitgeprocedeerde vreemdelingen. De Staatssecretaris heeft deze in verband gebracht met de terugkeerbereidheid. Maar goed, slechts een enkeling is weg. Dat verband is er dus in ieder geval niet. Als het er al is, dan is het negatief. Het kost de Amsterdamse belastingbetaler ook nog eens zeven ton. Dit gaat dus helemaal de verkeerde kant op.

Tot slot kom ik op de vreemdelingenbewaring. Natuurlijk vormt deze de oplossing. De VVD en de PVV zijn het hierover met elkaar eens. Het jammere is echter dat de PVV pas tevreden is als een en ander gerealiseerd wordt, terwijl de VVD reeds tevreden is – ik heb het ergens opgeschreven – als het betreffende element van vreemdelingenbewaring in een brief aan de orde komt. Nou ja, daar kan de Staatssecretaris zich nog wel mee redden. Hierbij kan ik het laten. En ook ik wil een VAO.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik bedank de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. In zo'n tweede termijn vraag je je altijd af wat zo'n drie-en-een-half uur praten heeft opgeleverd. Het heeft opgeleverd dat we klip-en-klaar de alternatieven op een rijtje krijgen wat betreft geen kinderen in de cel. Hier is mijn fractie blij mee. Het was even trekken en duwen, maar uiteindelijk is het kabinet toch overstag gegaan, waarvoor dank.

Ik bedank de Staatssecretaris ook voor het feit dat hij zijn rug recht heeft gehouden, door tegen de wens van de VVD om vreemdelingen juist langer in een cel te laten, te zeggen: hieraan ga ik verder geen papier wijden. Dat is hartstikke goed, maar brengt mij wel op de volgende vraag. Komt deze Staatssecretaris nog voor de gemeenteraadsverkiezingen met de memorie van antwoord over het strafbaar stellen van illegaliteit? Hij broedt hier nu al maanden op. Laat ik het maar huiselijk zeggen. Het heeft er alle schijn van dat deze over de verkiezingen heen getild moet worden. Is dit juist of niet?

Ik heb gevraagd hoe groot de groep is van uitgeprocedeerde asielzoekers die tussen wal en schip vallen wat ziekte betreft. Hierover heb ik ook schriftelijke vragen gesteld. Hierop krijg ik geen antwoord. Dit verplicht mij om hier weer nieuwe schriftelijke vragen over te stellen, maar dat vindt de politiek leider van de VVD weer onnodig. Maar als de Staatssecretaris gewoon antwoord geeft, hoef ik die vragen niet te stellen.

Tot slot kom ik op de vermogende vreemdelingen. Hoe gaat de Staatssecretaris die regeling evalueren? Als je met veel bombarie een maatregel aankondigt en bij wijze van spreken folders in het Chinees gaat uitbrengen, omdat je die vermogende Chinezen wilt hebben, is het natuurlijk wel bijzonder dat je na een jaar gaat evalueren. Dan heb je eigenlijk weinig vertrouwen in je aanpak. Ik wil precies weten op welke onderdelen het kabinet die zaak gaat evalueren.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vele en ook diverse vragen die de Kamerleden hem gesteld hebben. Ik wil toch even markeren dat mensen die asiel aanvragen in Nederland dit vooral doen omdat hun land in brand staat. Het is belangrijk om dit als uitgangspunt te nemen. Ik heb collega's andere dingen horen zeggen. De asielinstroom heeft met name te maken met de situatie in het land van herkomst.

We spraken over kinderen in de cel. We hebben hierover een heldere afspraak gemaakt. Ik bedank de Staatssecretaris voor het feit dat hij die gaat uitwerken. De voorstellen die hij heeft gedaan, hoop ik rond mei tegemoet te zien. Daarna kunnen we de volgende stap zetten, nog steeds met het uitgangspunt dat kinderen niet in de cel horen. Mogelijke kinderhandel moeten we inderdaad wel tegengaan. Ook moeten we kinderen in het zicht van de overheid houden, op het moment dat dat noodzakelijk is. Ik begrijp dat dit het uitgangspunt is. Dit is geen «maar», maar «en».

Ik bedank de Staatssecretaris ook voor zijn antwoorden over het landenbeleid. Er volgt nog een brief met extra informatie over de enigszins juridische vragen die Vluchtelingenwerk heeft neergelegd. Ik zou het in ieder geval prettig vinden om dit nog eens goed op een rijtje te zien. Dat geeft ook wat meer ruimte om daar wat dieper op in te gaan.

Tot slot bedank ik de Staatssecretaris ook voor het feit dat hij met de gemeente Den Haag in overleg gaat om te bezien of de Amsterdamse oplossing, om het maar zo te zeggen, ook voor Den Haag in het verschiet ligt. Ik kijk ernaar uit dat dat ook spoedig gaat gebeuren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Net als collega Schouw kijk ik even terug en moet ik eigenlijk constateren dat we het debat over geen kinderen in de cel al een paar keer hebben gevoerd. Elke keer ontvangt de Kamer de reactie dat het kabinet er nog eens naar zal kijken en de alternatieven op een rijtje zal zetten. Er wordt gezegd: laten we nog eens bekijken hoe Zwitserland en een paar andere landen het doen. Vervolgens gaat de Staatssecretaris dat weer eens op een rijtje zetten. Ik kan niet anders dan constateren dat het overkomt als een slappe hap. De parameters van de meerderheid in deze Kamer zijn heel duidelijk. Zij is het eens met de Staatssecretaris over het feit dat die kinderhandel moet worden bestreden. Dat betekent dat je de kinderen onder toezicht van de overheid moet houden. Ik hoop dat de Staatssecretaris ook meeluistert. Ja. Een meerderheid geeft aan dat dit kan en moet, maar niet in de cel. Als we die parameters met de Staatssecretaris hebben afgesproken, dan kunnen we voor het krokusreces toch een voorstel van de Staatssecretaris tegemoetzien dat aan deze twee voorwaarden voldoet? Dan kunnen we binnen drie tot vier weken echt overgaan tot het uit de cel halen van deze kinderen en toch de mogelijkheden binnen die twee voorwaarden bekijken. Duitsland, Zwitserland en andere landen hebben ook al dergelijke tussenoplossingen bedacht. Het hoeft dus niet heel ingewikkeld te zijn. Ik vraag de Staatssecretaris heel concreet om voor het krokusreces met een voorstel te komen dat aan deze twee voorwaarden voldoet. Zo niet, dan zullen we echt moeten overgaan tot een motie waarin deze voorwaarden zijn samengevat.

Mijn tweede opmerking betreft Syrië. Ik bedank de Staatssecretaris voor de toezegging om de lijst met 600 namen te bekijken van de Syrisch-orthodoxe Kerk. Ik verneem graag de uitkomsten hiervan. Kan de Staatssecretaris de Kamer hierover informeren, vanwege zijn nog altijd geringe beweging betreffende de totale instroom in Nederland?

Ik bedank de Staatssecretaris wat betreft Irak en het ambtsbericht. Hij gaat in gesprek met de Koerdische beweging. Ik zal de Assyrische en Arameense gemeenschap vragen om hier input voor te leveren.

Ik heb nog een laatste vraag gesteld over de geloofwaardigheid van bekeerlingen. Deze is nog niet beantwoord. Ik heb voorgesteld om iets constructiever om de tafel te zitten met bijvoorbeeld de PKN, om te bekijken op welke wijze we dit beter in beeld kunnen krijgen, gelet op de vele negatieve beschikkingen die tot nu toe hebben plaatsgevonden.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Ik bedank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording. Ik begrijp de verbazing over criminele vreemdelingen. Ik ben ook blij met de inzet van de Staatssecretaris om Duitsland te laten aansluiten bij ECRIS. Ik heb nog wel behoefte aan een antwoord op de vraag in hoeveel van die honderden individuele gevallen de IND een beroep doet op de KMar bij het beoordelen van de toelatingsaanvragen. Dit hoeft niet in tweede termijn, maar kan ook op een andere manier. Dan hebben we een beeld bij de instructies en de afweging van de desbetreffende IND-ambtenaar om al dan niet de KMar in te roepen bij de beoordeling of er sprake is van een crimineel feit.

Wat betreft de vermogende vreemdeling sluit ik mij ook wel aan bij de opmerking die de heer Schouw in dit licht maakt. Een en ander is vrij voorzichtig ingezet. Hierin kunnen nog wel wat stappen worden gemaakt. Gelet op het feit dat de regeling nog maar recent in werking is getreden, is het redelijk dat er pas eind dit jaar een evaluatie zal plaatsvinden. Ik hoop echter dat de Staatssecretaris ook mijn pleidooi aanhoort. Er mogen nog wel wat stapjes worden gezet om de bekendmaking van deze regeling te intensiveren, zodat hierop ook daadwerkelijk aanspraak kan worden gemaakt. Hierdoor zullen er investeringen in Nederland plaatsvinden, hetgeen ons allen ten goede komt.

Ik kom op het WODC-rapport Van Bejegening tot vertrek. Ik heb de wetenschappelijke conclusie aangehaald dat er vaker tot herhaaldelijke inbewaringstelling moet worden overgegaan. De Staatssecretaris heeft in ieder geval toegezegd dat hij deze wetenschappelijke conclusie nadrukkelijk zal betrekken bij de herinrichting van de bewaring, waarmee hij momenteel druk bezig is. Hier ben ik blij om.

Mede in het licht van de uitspraak van het Europees Hof over de amv's, kom ik op de niet-ontvankelijkheidsverklaring van asielverzoeken. Ik ben heel erg blij dat deze inmiddels is meegenomen in het voorstel dat ter consultatie ligt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Ook voor de Staatssecretaris is het uitgangspunt dat er geen kind in de cel mag komen. Tegelijkertijd wil hij wel de mogelijkheid openhouden voor bepaalde situaties waarbij detentie volgens hem wel nodig is. Dan gaat de Staatssecretaris voorbij aan het feit dat die «paar dagen in een cel», zoals hij het noemt, onherstelbare schade bij jonge kinderen kan opleveren, terwijl er alternatieven zijn. In het voorbeeld dat wij bespraken, kun je ook kiezen voor beschermde opvang. Ook daarmee, zeg ik tegen mevrouw Maij, zorg je ervoor dat kinderen in het zicht van de overheid blijven. Dus die mogelijkheden om kinderen in een cel te zetten, zijn gewoon niet nodig. De Staatssecretaris wil daarnaast ook het kostenaspect meewegen. Maar het kan natuurlijk niet zo zijn dat het kostenaspect zwaarder weegt dan het belang van het kind. Als hij de kosten toch bekijkt, neem ik aan dat hij hierin ook de kosten voor opvang in detentie meeneemt.

Ik kom op de timing. Ik ben het volledig eens met de heer Voordewind dat een en ander toch echt binnen drie tot vier weken moet kunnen. De Staatssecretaris heeft al naar heel veel landen gekeken. Ik zou het helemaal prima vinden als die strafbaarstelling illegaliteit dan nog een stukje verder op de lange baan wordt geschoven.

Wat betreft Syrië gaf de Staatssecretaris aan dat hij eventueel in het voorjaar wil bekijken of er toch meer moet gebeuren. Maar hiermee schieten de Syrische vluchtelingen nu niets op. GroenLinks wil eerder bekijken of Nederland meer kan doen. De aanpak tot nu toe is echt veel te mager.

De Staatssecretaris komt met een nadere brief over LHBT's, waarin hij precies uiteenzet hoe het zit met de positie van LHBT's in individuele samenlevingen. Op zich ben ik hier blij mee. De Staatssecretaris sprak ook over uitingen. Kan hij hierover wat concreter zijn? Wat bedoelt hij hier precies mee? Wat kunnen de gevolgen van die uitingen zijn? Dan weten we heel precies wat het kabinet hiermee bedoelt.

Wat betreft de rechtsbijstand geeft de Staatssecretaris aan dat er geen probleem is op het moment dat de advocaat zeker is van zijn zaak. Het punt is nu juist dat het om complexe zaken gaat. Je moet deze eerst goed kunnen bekijken. We willen niet naar een situatie waarin de advocatuur ontmoedigd wordt en waarin asielzoekers de toegang tot het recht nog verder wordt ontzegd.

Tot slot kom ik op de detentie. Ik had een punt gemaakt over de bejegening. De Staatssecretaris gaf aan dat dit inderdaad een belangrijk punt was. Hij zei ook dat we datgene blijven doen wat we al deden. Volgens mij bedoelt het WODC nu juist dat er méér stappen moeten worden gezet. Wat wil Staatssecretaris concreet ondernemen op dit punt?

De voorzitter: Om stipt 14.00 uur vindt hier een ander algemeen overleg plaats. Ik stel voor dat de Staatssecretaris overgaat tot zijn beantwoording, zonder interrupties van de zijde van de Kamer.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik bedank de Kamerleden voor de opmerkingen die in tweede termijn zijn gemaakt. Ik sta even stil bij de opmerkingen van mevrouw Gesthuizen. Zij sprak over het jaarverslag van de CITT. De verwachting is dat dit in maart of april hier zal zijn.

Wat betreft het horrorverhaal in Somalië heb ik een en ander duidelijk in mijn brief uiteengezet. Ik denk niet dat ik hierop in tweede termijn nog hoef in te gaan. Mevrouw Gesthuizen had nog wel een antwoord van mij tegoed over het op zichtbare wijze motiveren van de afweging van het belang van het kind in de besluiten van de IND. Als er in een zaak bijzondere individuele omstandigheden zijn met betrekking tot een kind, benoemt de IND dit concreet in het besluit, bijvoorbeeld als er een beroep zou worden gedaan op een besnijdenis of omstandigheden van verwesterde Afghaanse meisjes. De afwegingen die hebben geleid tot een bepaald beleid zijn niet in elke individuele beschikking zichtbaar. Die weging staat bijvoorbeeld in brieven aan de Kamer of in de beleidsregels die in de vreemdelingencirculaire zijn opgenomen. Ik zie ook niet de meerwaarde in van het standaard opnemen van die algemene passages in een individuele beschikking. De conclusie is dat in elke beschikking wordt ingegaan op alle individuele aangevoerde gronden, ook wat kinderen betreft. Die komen dus altijd terug. De meer algemene belangenafweging, die ten grondslag ligt aan het beleid, staat in Kamerstukken en beleidsagenda's. Op die wijze zou ik het willen doen.

Wat Somalië betreft, zou het een herhaling zijn als ik weer datgene zou zeggen wat ik hierover in eerste termijn heb gezegd.

Mevrouw Gesthuizen heeft nog gevraagd op welke voorwaarden er wordt getoetst om te bepalen of Kinshasa veilig is en of er een alternatief is. Kun je bijvoorbeeld veilig reizen naar Kinshasa? Kun je jezelf ook handhaven in die stad? Dit zijn voorbeelden van feitelijke omstandigheden die je dan toetst.

Ik kom terug op de vraag van de heer Fritsma hoeveel Syrische asielzoekers 1F tegengeworpen hebben gekregen. Ik moet even helder zijn om te voorkomen dat er verkeerde dingen in de media komen of dat ik de Kamer verkeerd informeer. In 2013 zijn er in totaal 90 onderzoeken gedaan inzake 1F'ers. Deze hadden niet alleen betrekking op de Syriërs, maar ook op alle anderen. In ongeveer 30 gevallen heeft dit in 2013 geleid tot het concreet tegenwerpen van 1F. Op dit moment heeft de IND een aantal zaken van Syriërs, minder dan tien, in onderzoek met betrekking tot 1F. Hierin is nog geen beslissing genomen. Dit is de feitelijke situatie. Ik denk dat ik dit verkeerd heb gezegd in eerste termijn. Het is derhalve goed om dit op dit moment te corrigeren. Ik ben blij dat ook de heer Fritsma het belangrijk vindt dat we goed en serieus bekijken wat er in 1F binnenkomt. Alle andere opmerkingen van de heer Fritsma waren herhalingen uit de eerste termijn. Over de vreemdelingenbewaring hebben wij reeds van gedachten gewisseld.

De heer Schouw had het over de memorie van antwoord. Ik ga ervan uit dat hij de nota bedoelde naar aanleiding van het verslag van het wetsvoorstel. Hierover heb ik al eens wat gezegd. Maar ik heb inmiddels geconstateerd dat ook een evaluatie van de Europese Unie inzake de handhaafbaarheid van strafbaarstelling van illegaliteit belangrijk is. In februari 2013 heb ik de Kamer geïnformeerd dat er een nationale evaluatie zal plaatsvinden, maar dat we deze laten aansluiten bij de Europese evaluatie. Ik heb onlangs begrepen dat de Europese evaluatie van de handhaafbaarheid wordt uitgesteld. Ik zal de Kamer dus ook een uitstelbriefje sturen over het antwoord met betrekking tot die nationale evaluatie, die we op die Europese evaluatie zouden laten aansluiten. Ik zeg de heer Schouw heel eerlijk – dit is tegelijkertijd ook het nieuwtje in dit opzicht – dat het goed is dat je die nationale evaluatie, die moet aansluiten op die Europese evaluatie, meeneemt in de nota naar aanleiding van het verslag. Het is natuurlijk heel erg belangrijk om aan te tonen hoe handhaafbaar het wetsvoorstel is als je dingen gaat doen. Ik heb die evaluatie ook nodig. De Kamer was dit in het verleden ook van mening. Wat betreft dit wetsvoorstel moet ik wachten op de Europese evaluatie en de daaraan gekoppelde nationale evaluatie.

De heer Schouw (D66): ... minstens een jaar.

Staatssecretaris Teeven: Nee, nee, nee. Dat is niet juist. Ik heb in februari 2013 toegezegd dat ik de nationale evaluatie binnen een jaar aan de Kamer zou doen toekomen. Deze kan niet worden afgerond, omdat deze gekoppeld is aan de Europese evaluatie. Hierop heb ik geen invloed. Deze wordt echter verwacht in april. Een en ander zal ik daarna verwerken in een nota naar aanleiding van het verslag. Dit is ook heel belangrijk, omdat over het wetsvoorstel inzake strafbaarstelling illegaliteit juist veel vragen zijn gesteld door de Kamer. Ik verwijs ook naar de stukkenwisseling die we met elkaar hebben gehad over de handhaafbaarheid van dit wetsvoorstel. Als je dat allemaal ingewikkeld vindt, moet je een Europese evaluatie wel serieus nemen. Dat wil ik ook. Om die reden heeft die nota naar aanleiding van het verslag de Kamer nog niet bereikt. Dit heeft dus helemaal niets te maken met maart of zo. Nee, helemaal niks.

Dan kom ik op de vraag waarom we bij zieke asielzoekers niet kijken naar de feitelijke toegankelijkheid van medische zorg. Ik deel de opvatting van de heer Schouw niet dat zieke vreemdelingen tussen wal en schip vallen. Ten eerste wordt er op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet ook vaak uitstel van vertrek gegeven. Als uitzetting wel aan de orde is, dan kunnen er in dit kader medische reisvoorwaarden worden gesteld. In een aantal gevallen hebben we dat het afgelopen jaar tijdens mijn bewindsperiode ook meegemaakt. De Dienst Terugkeer en Vertrek zal hieraan moeten voldoen.

De heer Schouw heeft nog gevraagd naar de evaluatie van vermogende vreemdelingen. Ook de heer Azmani heeft hierover opmerkingen gemaakt. Waarnaar zou je moeten kijken? Je moet bekijken hoeveel mensen ermee bezig zijn geweest. Hoeveel werkgelegenheid is ermee gecreëerd? In welke mate is de innovatie bevorderd? Wat waren nu de belemmeringen van de regeling en hoeveel weigeringen hebben er plaatsgevonden op basis van een accountantsverklaring en/of een advies van de Financial Intelligence Unit, die nagaat of er sprake is van zwart geld. Dat soort zaken zou je moeten meenemen in een concrete evaluatie.

Ik kom op de opmerkingen die mevrouw Maij heeft gemaakt in tweede termijn. Inzake het landenbeleid heb ik toegezegd dat ik terugkom op de opmerkingen die door Vluchtelingenwerk Nederland zijn gemaakt. We zullen kijken naar de brieven die we hebben geschreven en de reacties hierop van Vluchtelingenwerk Nederland. Vervolgens zullen we bekijken in hoeverre we dit moeten verwerken.

Ik heb de heer Schouw en mevrouw Maij toegezegd dat rond mei de brief komt over de alternatieven voor geen kind in de cel. Dit is ook gelijk een reactie op de suggestie van mevrouw Voortman en de heer Voordewind om dit al voor het krokusreces te doen. Ik zie geen mogelijkheden om het zo snel voor elkaar te krijgen. Ik wil die alternatieven goed op een rij hebben, ik wil weten wat het kost en ik wil ook weten op welke wijze dat in andere landen is geïmplementeerd. Dat gaat niet in vier weken lukken. Dat is een onmogelijkheid, zeg ik naar aanleiding van de wensen van GroenLinks en de ChristenUnie op dat punt.

Ik ben met Den Haag in overleg, zeg ik tegen mevrouw Maij. Als je daar tot een oplossing wilt komen, moet Den Haag dezelfde inspanningen leveren die de gemeente Amsterdam zich ook heeft getroost. Het is wel een combinatie. Alleen een combinatie van inspanningen door het Rijk en gemeenten kan daadwerkelijk tot een oplossing leiden.

Ik heb kennisgenomen van de opmerkingen van de heer Voordewind. Over de lijst van 600 heb ik gesproken. De heer Voordewind heeft nog geen antwoord gekregen op zijn vraag over de toetsing door de IND van bekeerlingen. Binnen de IND bestaat veel aandacht voor de zorgvuldige toetsing van asielaanvragen van vreemdelingen die aangeven dat zij zijn bekeerd. Hiertoe is enige tijd terug een masterclass georganiseerd. Het onderwerp komt regelmatig terug tijdens werkoverleggen en is een concreet punt op de werkvloer. Concreet ziet die toets er als volgt uit. Tijdens gehoren worden vragen gesteld over het proces van bekering. Hoe is iemand ertoe gekomen om zich te bekeren? Verder wordt er ook gevraagd naar het effect van de bekering, oftewel de betekenis van de nieuwe religie voor de persoon in kwestie. Ook wordt de kennis van het geloof door de IND getoetst en de wijze waarop betrokkene het geloof praktiseert. Er wordt op zorgvuldige wijze bekeken of een bekering geloofwaardig is en in hoeverre de vrees voor vervolging of voor een behandeling in de zin van artikel 3 gegrond is. Suggesties van de PKN zijn overigens verwerkt in de vraagstelling die IND-medewerkers hanteren als zij bekeerlingen moeten toetsen op de vraag of er daadwerkelijk sprake is van bekering. Dit is mijn antwoord op de vraag van de heer Voordewind in eerste termijn.

De heer Azmani heeft mij nog gevraagd in hoeverre de IND de KMar bevraagt. Ik zal hiervoor aandacht vragen bij de leiding van de IND, opdat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Het is goed om dit nog eens nadrukkelijk onder de aandacht te brengen van de leiding van de IND, opdat het ook in de werkwijze van de IND wordt opgenomen.

Over de vermogende vreemdeling heb ik gesproken.

Tot slot kom ik op de vragen van mevrouw Voortman van GroenLinks over de LHBT's. Ik heb reeds toegezegd dat ik een en ander zal samenvatten in een brief. En over een paar dagen in de cel hebben we gesproken. Ik heb alle vragen in tweede termijn beantwoord.

De voorzitter: Ik bedank de Staatssecretaris voor zijn beantwoording. Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd.

  • De Staatssecretaris zal voor dit weekend een brief aan de Kamer sturen inzake de afspraken met Rwanda ten behoeve van het algemeen overleg over 1F dat de Kamer volgende week heeft.

  • De Staatssecretaris zal eind mei 2014 de Kamer een totaalplaatje geven van de alternatieven voor «geen kind in de cel» met een kostenplaatje, een overzicht van de faciliteiten in andere landen en een reactie op de visie van het College voor de Rechten van de Mens.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer schriftelijk informeren over de brief van Vluchtelingenwerk met de relevante jurisprudentie.

  • De Staatssecretaris zal de Koerdische deelregering uit Brussel uitnodigen voor een gesprek. Over de uitkomsten hiervan zal de Kamer worden geïnformeerd.

  • Er komt een brief van de Staatssecretaris over de LHBT’s.

Staatssecretaris Teeven: Wat Vluchtelingenwerk betreft zal ik kijken naar de brieven die ik over het landenbeleid heb verzonden en naar de opmerkingen die door Vluchtelingenwerk Nederland zijn gemaakt. Ik zal nagaan welke punten aanleiding geven tot welke reactie, al dan niet met verwijzingen naar eerdere stukken, dan wel via een nieuwe reactie op dit punt van de zijde van het kabinet.

De voorzitter: Ik bedank de Staatssecretaris voor deze aanvulling. Ik sluit dit algemeen overleg en bedank alle aanwezigen voor hun inbreng.

Sluiting 13.58 uur.

Volledige Agenda

1. Landgebonden asielbeleid Democratische Republiek Congo (DRC)

Kamerstuk 19 637-1674 – brief regering d.d. 4 juni 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

2. Het koppelen van informatiesystemen en de inzet van Immigration Liaison Officers (ILO’s)

Kamerstuk 19 637-1676 – brief regering d.d. 4 juni 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

3. Toelating vermogende vreemdelingen

Kamerstuk 30 573-120 – brief regering d.d. 20 september 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

4. Beleidsreactie WODC-rapport Van Bejegening tot vertrek

Kamerstuk 19 637-1739 – brief regering d.d.14 oktober 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

5. Het gebruik van tien vingerafdrukken van vreemdelingen

Kamerstuk 33 440-(R1990)-12 – brief regering d.d. 28 oktober 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

6. Afschrift van de reactie op de brief van de Nationale ombudsman over vreemdelingenbewaring

Kamerstuk 19 637-1746 – brief regering d.d. 7 november 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

7. Voortgang verbetermaatregelen vreemdelingenketen

Kamerstuk 19 637-1748 – brief regering d.d. 14 november 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

8. Aanvulling op de brief over voortgang verbetermaatregelen vreemdelingenketen

Kamerstuk 19 637-1752 – brief regering d.d. 18 november 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

9. Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 6 juni 2013 in de zaak C-648/11

Kamerstuk 19 637-1759 – brief regering d.d. 28 november 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

10. Nadere onderbouwing standpunt verblijfsregeling Syrische familieleden

Kamerstuk 19 637-1762 – brief regering d.d. 29 november 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

11. Toezegging over de uitbreiding Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV)

Kamerstuk 19 637-1760 – brief regering d.d. 2 december 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

12. Asielinstroom Europese Unie

Kamerstuk 32 317-201 – brief regering d.d. 2 december 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

13. Reactie op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie op prejudiciële vragen over de asielbescherming LHBT’s

Kamerstuk 19 637-1767 – brief regering d.d. 16 december 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

14. Zevende en laatste voortgangsrapportage INDiGO

Kamerstuk 30 573-122 – brief regering d.d. 16 december 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

15. Uitkomst van de gesprekken met de burgemeester van Amsterdam over oplossingsrichtingen voor de situatie van de groep uitgeprocedeerde vreemdelingen die verbleven in een gekraakt pand aan de Weteringschans (Vluchtschans)

Kamerstuk 19 637-1765 – brief regering d.d. 16 december 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

16. Afschrift van een brief aan de Eerste Kamer over de taskforce voor het Middellandse Zeegebied

– brief regering d.d. 12 december 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

17. Reactie op aanbevelingen met betrekking tot alleenstaande minderjarige vreemdelingen

Kamerstuk 27 062-91 – brief regering d.d. 19 december 2013

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

18. Landenbeleid Somalië

Kamerstuk 19 637-1770 – brief regering d.d. 23 januari 2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

19. Landgebonden asielbeleid inzake Irak

Kamerstuk 19 637-1771 – brief regering d.d. 23 januari 2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

20. Landgebonden asielbeleid Afghanistan

Kamerstuk 19 637-1772 – brief regering d.d. 27 januari 2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

21. Vreemdelingen met een tbs-maatregel

Kamerstuk 29 452-167 – brief regering d.d. 28 januari 2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

22. Landgebonden asielbeleid Iran

Kamerstuk 19 637-1774 – Brief regering d.d. 29 januari 2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

23. Gezinnen met kinderen in de asielprocedure in grensdetentie en gezinnen met kinderen in vreemdelingenbewaring

Kamerstuk 19 637-1773 – brief regering d.d. 29 januari 2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

24. Landenbeleid Democratische Republiek Congo (DRC)

Kamerstuk 19 637-1769 – brief regering d.d. 22 januari 2014

Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven