Kamerstuk 19637-1643

Verslag van een algemeen overleg

Vreemdelingenbeleid


Nr. 1643 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 april 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 14 februari 2013 overleg gevoerd met staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 12 december 2012 inzake overleggen van een antecedentenverklaring van het land van herkomst bij een eerste verblijfsaanvraag (19 637, nr. 1594);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 2 juli 2012 inzake Antecedentenverklaring bij eerste aanvraag van een verblijfsvergunning (19 637, nr. 1554);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 21 december 2012 over het ontwerpbesluit aanpassing vergoeding vervolgaanvragen vreemdelingen (31 753, nr. 55);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 21 december 2012 over maatregelen gezinsmigratie (32 175, nr. 47);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 8 januari 2013 over de stand van zaken met betrekking tot het gebruik van de discretionaire bevoegdheid (19 637, nr. 1598);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 16 januari 2013 over landgebonden asielbeleid Pakistan (19 637, nr. 1599);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 22 januari 2013 over procedurele waarborgen asielprocedure (19 637, nr. 1600);

  • de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 12-02-2013 met de reactie op het rapport over de verhuizingen van asielzoekerskinderen in Nederland (19 637, nr. 1605).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Arib, Azmani, Fritsma, Jadnanansing, Gesthuizen, Van Hijum, Van Ojik, Schouw en Voordewind,

en staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 10.00 uur

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie. Aan de orde is het vreemdelingen- en asielbeleid. We hebben zeven onderwerpen te behandelen. De heer Schouw heeft mij medegedeeld dat de Kamer gisteren een brief heeft ontvangen inzake agendapunt 7. Deze brief staat op de agenda van de procedurevergadering die direct na het krokusreces zal plaatsvinden, en wordt behandeld in een daaropvolgend algemeen overleg. Kan de heer Schouw toelichten welke brief het betreft? Mevrouw Arib heeft deze namelijk niet direct op het netvlies staan.

De heer Schouw (D66): We hebben een boeiende brief van de staatssecretaris ontvangen over het aantal verhuizingen van gezinnen met kinderen. Tot een kwartier geleden hebben wij hier echter nog reactie op gekregen van onder meer Defence for Children en Vluchtelingenwerk. Wij moeten recht doen aan hun inbreng. Ik zou de brief van de staatssecretaris derhalve graag op een ander moment willen behandelen om te voorkomen dat we er nu overheen scheren.

Mevrouw Arib (PvdA): Voorzitter. Het rapport is inderdaad twee weken geleden verschenen. De heer Voordewind en ik hebben hierover schriftelijke vragen gesteld. Gisteren of eergisteren is hierop een reactie gekomen. Een en ander maakt deel uit van mijn eigen inbreng. Ik vind het derhalve een beetje lastig om het nu te behandelen.

De voorzitter: Het mag hier absoluut ook aan de orde worden gesteld. Dit is geen enkel probleem. Teneinde recht te doen aan de inbreng van derden, plaatsen we de brief ook op de agenda van de procedurevergadering en van het eerstvolgende algemeen overleg.

We gaan nu verder met de mededelingen. Eerst heet ik alle aanwezigen van harte welkom. Door de commotie over de brief ben ik dit geheel vergeten, waarvoor mijn excuses.

De heer van Hijum verlaat de vergadering om 11.30 uur. Om 12.45 moet de heer Van Ojik de vergadering verlaten. Laatstgenoemde is formeel geen lid van deze vaste commissie. De overige Kamerleden moeten ermee instemmen dat hij hier het woord voert. Ik constateer dat niemand hiertegen bezwaar heeft.

De spreektijd bedraagt vijf minuten en alle woordvoerders hebben recht op twee interrupties.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Een van de belangrijkste onderwerpen op de agenda is de invoering van de misdaadvrijverklaring. Om ervoor te zorgen dat er geen verblijfsvergunningen worden verstrekt aan criminelen, is het niet meer dan logisch om als toelatingseis te stellen dat de betreffende vreemdeling aantoont dat hij geen misdrijf heeft gepleegd. Dit kan met een verklaring door de autoriteiten van het land van herkomst. De PVV heeft al eerder hierom gevraagd en het kabinet zou deze wens onderzoeken. Dit is inmiddels gebeurd. En wat blijkt? De staatssecretaris vindt het kennelijk niet belangrijk om criminelen te weren. Een simpele kans om moordenaars, verkrachters en overvallers niet tot Nederland toe te laten, wordt hiermee gewoon niet benut. In andere landen is de door de PVV gewenste verklaring al heel lang de normaalste zaak van de wereld. Denk aan Australië, maar ook aan Europese landen als Spanje en België. In ons land moet het dus ook kunnen. De staatssecretaris moet hierover niet moeilijk doen. Hij wijst er echter op dat de IND en de vreemdeling te veel belast zullen worden met zo'n toelatingseis. De staatssecretaris kan zich beter zorgen maken over het feit dat onze samenleving al te veel belast wordt door criminaliteit.

Mevrouw Arib (PvdA): Ik ben het deels eens met de heer Fritsma dat je ervoor moet waken dat misdadigers hier asiel aanvragen. Ons rechtssysteem verschilt echter van dat in andere landen. Wat hier strafbaar is, kan in andere landen juist niet strafbaar zijn. In bepaalde landen kan overspel of alcoholgebruik als een misdaad worden aangemerkt. Vindt de heer Fritsma het dan legitiem om een dergelijke verklaring te gebruiken?

De heer Fritsma (PVV): Dit is een terecht punt. Mevrouw Arib heeft gelijk. Hierin is reeds voorzien, ook door de landen die ik zojuist genoemd heb. Ook door de Nederlandse IND is hierin voorzien, als er bij toeval toch wordt ontdekt dat er een misdrijf is gepleegd in het land van herkomst. Het punt van mevrouw Arib wordt ondervangen door een systeem waarbij altijd wordt nagegaan of er ook volgens het Nederlands recht sprake is van een veroordeling. Op deze manier wordt hier al werkbaar mee omgegaan. Zo wordt ook voorkomen dat iemand krijgt tegengeworpen dat hij homoseksueel is. In een ander land kan dit inderdaad een misdrijf zijn. Ik ben het met mevrouw Arib eens. Hiermee moet rekening worden gehouden, hetgeen reeds gebeurt.

Voorzitter. Ik kan het me eigenlijk niet voorstellen dat deze staatssecretaris de kans laat lopen om criminele vreemdelingen op deze manier te weren. Ik wil hem een herkansing gunnen. Ik roep hem bij dezen op om toch tot invoering van de misdaadvrijverklaring over te gaan. Ten overvloede geef ik mee dat er echt geen genoegen genomen kan worden met de bezwaren die in de brief staan. Ik wijs in dit kader ook op het punt dat ik net met mevrouw Arib heb besproken.

Het tweede punt waarmee de PVV grote moeite heeft, is het feit dat dit kabinet de toelating van partners weer gemakkelijker maakt. Bijna leek het erop dat we alleen verblijfsvergunningen zouden verlenen aan partners die zijn gehuwd of een geregistreerd partnerschap hebben. De linkse partijen stonden na de verkiezingen echter te trappelen om deze maatregel meteen weer ongedaan te maken. Helaas ging de VVD hierin mee. Dit is onvoorstelbaar. Het is immers de enige effectieve maatregel om de partner- en gezinsmigratie te beperken zonder dat de Europese richtlijnen moeten worden omgegooid. Ook op dit punt gun ik de staatssecretaris graag een herkansing. Beperk de toelating van partners tot gehuwden en personen met een geregistreerd partnerschap. Zolang het regeerakkoord wordt opengebroken, houd ik hoop op verandering.

Ik kom op het derde punt, te weten de rol die burgemeesters krijgen in het toelatingsbeleid. We hebben eerder hierover gesproken. De PVV vindt dit een heel kwalijke ontwikkeling. Burgemeesters mogen vragenlijsten invullen c.q. adviseren om vreemdelingen vanwege persoonlijke omstandigheden een verblijfsvergunning te verlenen in het kader van de discretionaire bevoegdheid. Het feit dat de staatssecretaris dit toelaat, getuigt in wezen van heel grote naïviteit. Wat gebeurt er namelijk als je burgemeesters zaken als inburgering, die van invloed zijn op de kans op een verblijfsvergunning, laat beoordelen? Net als bij alle pardonregelingen moedig je vreemdelingen aan om na afwijzing van de verblijfsaanvraag toch in Nederland te blijven. Hoe langer je hier bent, des te meer je inburgert en des te groter de kans is dat je burgemeester om een verblijfsvergunning zal vragen. Linkse actiegroepen en vreemdelingenadvocaten zijn weer jarenlang zoet. Zij kunnen weer lekker aan het werk om zo veel mogelijk vreemdelingen in Nederland te laten blijven. Snapt de staatssecretaris niet dat hij problemen als het stapelen van procedures, illegaliteit en het tegenwerken van terugkeer alleen maar erger maakt? Graag ontvang ik hierop een reactie.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dit is nu de tiende of misschien wel de honderdste keer dat ik de heer Fritsma hoor spreken over linkse actiegroepen. Voorheen gebruikte hij ook nog enkele andere krachttermen. Is hij wel eens gaan kijken in bijvoorbeeld de Vluchtkerk of het Vluchthuis om zelf vast te kunnen stellen dat er niet enkel sprake is van «linksradicale actiegroepen», zoals ik deze in de ogen van de PVV zou moeten betitelen? Er is juist sprake van een heel brede maatschappelijke betrokkenheid van allerlei groepen mensen uit de samenleving.

De heer Fritsma (PVV): Die aanduiding «linkse actiegroepen» komt niet uit de lucht vallen. Ik meen dat we in deze Kamer vier of vijf keer hebben gesproken over tentenkampen. Deze tentenkampen zijn niet opgezet door asielzoekers. Deze zijn georganiseerd opgezet door linkse actiegroepen. De invloed van linkse actiegroepen is derhalve wel degelijk kwalijk. Het punt is ook dat datgene wat er gezegd wordt niet valt te controleren. Ik heb in dit kader echt honderdduizenden voorbeelden. Neem het project «26.000 gezichten», dat de VARA uitgebreid heeft belicht. Er zijn gewoon hele levens bij elkaar gelogen. De informatie die verstrekt wordt, is gewoon onbetrouwbaar. Als je het op deze manier gaat organiseren, dan is het hek van de dam. Hoe wil de staatssecretaris dit allemaal controleren? Dit is dus het bezwaar.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Deze voorzitter van de rechtse actiegroep PVV maakt zichzelf dusdanig belachelijk dat ik nog even doorvraag. Hij heeft hiermee gewoon te kennen gegeven dat hij niet op bezoek is geweest bij het Vluchthuis en evenmin bij de Vluchtkerk. Ik heb gisteren nog gesproken met een respectabele mevrouw, geenszins een linkse actievoerder, die weet hoe het tentenkamp in Ter Apel ooit is ontstaan. Dit is ontstaan doordat er iemand met een rolstoel een buskaartje had gekregen, maar vervolgens de bus niet in kon. Deze man stond daar dus. Zo is dit tentenkamp ontstaan. Ik wil de heer Fritsma meegeven dat deze tentenkampen uit nood zijn geboren. Hiervoor is geen linkse lobby of linkse actiegroep nodig.

De heer Fritsma (PVV): Hiermee ben ik het niet eens. Voor al deze mensen is herhaaldelijk vastgesteld, tot en met de hoogste rechter, dat er geen gevaar bestaat in het land van herkomst. De termen die mevrouw Gesthuizen gebruikt, zijn derhalve misleidend. Deze zijn wellicht enigszins in lijn met termen als «linkse actiegroepen». Als je immers over «vluchtkerken» spreekt, wek je de suggestie dat hier vluchtelingen logeren. Nogmaals, er is in zorgvuldige procedures herhaaldelijk vastgesteld, ook door de rechter, dat het hier geen vluchtelingen betreft. Deze mensen zijn afgewezen, ook in hoger beroep, en dienen terug te keren naar het land van herkomst. Dit staat voor de PVV als een paal boven water. Door dit idee voel ik mij niet geroepen om een bezoek te brengen aan dit soort locaties. Het staat immers als een paal boven water dat deze mensen hier niet mogen zijn, hun vertrekplicht negeren en gewoon terug moeten naar het land van herkomst.

Voorzitter. Ik blijf nog even bij die burgemeestersverklaringen. Beseft de staatssecretaris ook dat het toelatingsbeleid hiermee zo arbitrair wordt als de pest? Vergeef me mijn taalgebruik. Hoe harder je schreeuwt en hoe linkser je burgemeester is, des te groter wordt je kans op een verblijfsvergunning. Ook dit rare idee moet de staatssecretaris dus intrekken.

Ik denk dat ik de top drie van ergste versoepelingen van het toelatingsbeleid nu wel heb gehad. Ik kan het hierbij laten.

De heer Azmani (VVD): Hoe komt de heer Fritsma er eigenlijk bij dat een burgemeestersverklaring leidt tot een verblijfsaanvaarding?

De heer Fritsma (PVV): Ik heb de vraag niet goed verstaan.

De heer Azmani (VVD): Hoe komt de heer Fritsma erbij dat de burgemeestersverklaring leidt tot directe verblijfsaanvaarding?

De heer Fritsma (PVV): De burgemeestersverklaring leidt niet direct tot een verblijfsvergunning. Dan zou er echt sprake zijn van een hopeloze situatie. Het punt is dat deze wel meeweegt voor de gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid. Er is overigens sprake van een trendbreuk. Dit is echt de eerste keer dat we zaken als inburgering laten meespelen bij de vraag of al dan niet een verblijfsvergunning wordt verleend. Nogmaals, dit is een kwalijke zaak. Mensen gaan na afwijzing van hun verblijfsaanvragen immers niet weg als ze weten dat inburgering, in Nederland blijven, hun kansen op een verblijfsvergunning vergroot. Burgemeesters kunnen dan zeggen dat je door je persoonlijke omstandigheden en door je inburgering toch een bijzonder geval bent. Die vragenlijst wordt ingevuld en komt op het bureau van de minister te liggen. De minister betrekt deze bij zijn besluit of er gebruik moet worden gemaakt van die discretionaire bevoegdheid. Het enkele feit dat de vragenlijst een rol gaat spelen in het toelatingsbeleid is al heel slecht.

De heer Azmani (VVD): Wat de heer Fritsma stelt, is louter naïef, juist in het kader van het terugkeerbeleid. De heer Fritsma wijst terecht op enkele problemen. Ik deel zijn zorgen volledig, ook de zorg die hij aankaartte in zijn interruptiedebat met mevrouw Gesthuizen. Hierin verschillen wij niet van mening. Het knelpunt in het terugkeerbeleid is juist die maatschappelijke discussie. Dat is juist dat men denkt dat een deel geïntegreerd is. Waarom zou je juist dit facet niet meenemen bij de totale afweging of er sprake is schrijnendheid? Op die wijze neem je dit geluid, dat voor onrust zorgt en een knelpunt vormt in het terugkeerbeleid, mee in je totale afweging.

De heer Fritsma (PVV): Als je hieraan begint, is het hek natuurlijk van de dam. Dan blijven burgemeesters en gemeenten net zolang actie voeren totdat iedereen voor wie zij dit wensen een verblijfsvergunning heeft. Ik schrik eigenlijk een beetje van de houding van de VVD-fractie. We hebben dit punt immers eerder besproken en toen is het werkelijk helemaal afgekamd door de VVD-fractie, in de persoon van mevrouw Van Nieuwenhuizen. Als de VVD op dit punt draait en het toelatingsbeleid soepeler maakt, dan maak ik mij grote zorgen. De VVD-fractie hoeft dit volgens mij niet eens te doen, omdat het volgens mij niet in het regeerakkoord staat. Ik kan mij vergissen, want ik spreek uit mijn hoofd. Ik kan mij echter niet voorstellen dat de VVD-fractie op dit punt draait. Nogmaals, mevrouw Van Nieuwenhuizen had een heel goede inbreng. Zij vergeleek deze systematiek met het principe «so you think you can stay», waarbij het een soort wedstrijd wordt. Ik kan mij het debat nog goed herinneren. De VVD-fractie had hierin gelijk. Wij deelden onze zorg op dit punt. Ik hoop van harte dat de VVD hier geen bakzeil gaat halen.

De heer Azmani (VVD): Ik vind het werkelijk waar heel naïef om dit te veronderstellen. Het alternatief is namelijk dat er opvang wordt aangeboden. Daar wil mijn fractie vanaf. De PVV wil hier ook vanaf. Het is geen inwilligingsgrond. Het is alleen een enkel facet dat wordt meegenomen bij de volledige afweging of sprake is van schrijnendheid. Het leidt dus niet tot verblijfsaanvaarding op basis van schrijnendheid. De heer Fritsma tracht om in dit debat naar voren te brengen dat die burgemeestersverklaring leidt tot verblijfsaanvaarding, wat niet waar is. Dit is evenmin zichtbaar in de afwegingen die in dit kader worden gemaakt.

De heer Fritsma (PVV): Ik zeg niet dat deze burgemeestersverklaringen direct leiden tot verblijfsverlening, maar dat ze meespelen. Dit is al erg genoeg. Hierop gaan vreemdelingenadvocaten immers inspelen. De heer Azmani weet dit, want hij kent de praktijk ook. Die advocaten adviseren hun cliënten om in Nederland te blijven en toch maar in te burgeren. Na een jaar schakelen zij de burgemeester in en krijgen ze wellicht een verblijfsvergunning. De problemen die de heer Azmani probeert op te lossen, worden enkel maar erger. De naïviteit zou ik in dit licht graag willen terugkaatsen.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Je zou bijna terugverlangen naar het kabinet-Rutte I, toen de PVV en de VVD het altijd met elkaar eens waren. Ik heb een paar onderwerpen. Allereerst kom ik op het ontwerpbesluit aanpassing vergoeding vervolgaanvragen vreemdelingen. No cure less fee is een belangrijk onderdeel van een pakket met maatregelen voor verdere stroomlijning van de asielprocedure. Vlak voor de zomer hebben we in een eerdere samenstelling hierover gesproken. Het is eigenlijk nog de erfenis van oud-minister Leers. Ik heb eens nagekeken wat nu eigenlijk de kritiek was. Het is toch wel bijzonder dat de meest fundamentele kritiek afkomstig was van de woordvoerder van de Partij van de Arbeid, mevrouw Dijksma. Ten eerste maakt dit hele pakket met maatregelen de aanvragen voor asielzoekers lastiger. Ten tweede is bewezen dat de problemen met de langere procedures worden opgelost. Ten derde ligt de focus vooral op de vreemdelingen en te weinig op de instituties en de IND. Dit was de kritiek van de PvdA. De D66-fractie deelt deze nog steeds. De staatssecretaris heeft hiermee helemaal niets gedaan. Kan hij wat concreter ingaan op die fundamentele punten van kritiek over de invoering van no cure less fee?

Een ander punt van kritiek is dat advocaten alleen maar eenvoudiger zaken gaan aannemen. Dit willen we natuurlijk niet. De toegang tot een effectief rechtsmiddel wordt beperkt. Kan de staatssecretaris nog eens nagaan of het aantal vervolgaanvragen – hieraan heeft hij immers een hekel en dit moet worden verminderd – nu te wijten is aan het gedrag van advocaten of dat dit te wijten is aan het veranderende beleid van de regering?

Ik zei reeds dat het de erfenis van Leers betreft. Het was een pakketje en nu wordt er eigenlijk een strootje uit gehaald. Hoe kijkt de staatssecretaris eigenlijk aan tegen de gehele besluitvorming over dit totale pakket aan verandering van regelgeving? Zou het niet veel netter zijn en getuigen van behoorlijk bestuur als we dit in samenhang met elkaar doen?

Wat bedoelt de staatssecretaris eigenlijk met «vervolgvraag»? Vallen hier ook de aanvragen voor een Dublinprocedure onder of herhaalde aanvragen op grond van artikel 4.6 van de Algemene wet bestuursrecht? De staatssecretaris denkt jaarlijks 1,5 miljoen euro te besparen met deze maatregelen. Hoe is dit nu onderbouwd? Is deze bezuiniging ook onderdeel van de structurele taakstelling van 50 miljoen op de gesubsidieerde rechtsbijstand in 2014?

Een ander belangrijk punt is de gezinsmigratie. Hierover heeft de Kamer de afgelopen jaren ook eindeloos gesproken. Ik heb eigenlijk twee punten. Bij het eerste punt moet ik wederom denken aan Leers en zijn missie om de gezinsherenigingsrichtlijnen in Europa te veranderen. Hij heeft bakzeil gehaald. Het is natuurlijk bijzonder dat dit kabinet heeft opgeschreven dat het opnieuw dezelfde missie gaat doen. De staatssecretaris heeft een aantal weken geleden voor de kerst gezegd dat hij eigenlijk nog niet weet op welke manier hij een en ander gaat aanpakken. We zijn nu een paar maanden verder en hebben de staatssecretaris leren kennen als een kordate man. Wanneer kan de Kamer dit actieplan van de staatssecretaris om die zegentocht in Europa tot een succes te maken en de gezinsherenigingsrichtlijnen aan te passen bespreken?

Er blijven nog enkele bezwaren over de aanpassingen die de staatssecretaris nu wil doen. Ik haal er twee bezwaren uit. De eerste betreft de beperking tot het kerngezin. De PvdA, de SP en D66 hebben zich altijd hiertegen verzet. Ik zou willen dat de minister deze maatregel niet neemt. De tweede maatregel waarvan ik wens dat de minister deze niet neemt, betreft het invoeren van de wachttijd van een jaar voor gezinshereniging. Naar mijn idee is er voor deze twee maatregelen inzake de gezinsherenigingsrichtlijnen geen politieke meerderheid. Desnoods zal ik de Kamer hierover om een uitspraak vragen.

Tot slot vind ik die burgemeestersverklaring een geweldig idee. De staatssecretaris is hiermee echter een beetje zuinig. Hij schrijft immers in zijn brief dat de IND de vragenlijst kán voorleggen aan de burgemeester. De IND móét deze vragenlijst voorleggen aan de burgemeester.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik wil beginnen met het laatste agendapunt van vandaag, te weten de brief van de staatssecretaris over de procedurele waarborg in de zaak Zivko Kosanovic. De staatssecretaris zei dat in deze zaak zorgvuldig is gehandeld. Kosanovic was de broer van een belangrijke getuige voor het Joegoslavië-tribunaal. Zijn dood in Servië, nadat hij eenmaal was teruggestuurd door Nederland, was echter te wijten aan een burenruzietje. Tot mijn grote verbazing worden er nu na de moord toch extra procedurele waarborgen gesteld voor de familie van dergelijke getuigen. Hiermee ben ik blij. Kan ik hieruit opmaken dat, indien deze waarborgen er reeds ten tijde van de asielprocedure van Kosanovic waren geweest, hij recht had gehad op asiel? Of was dan sprake geweest van in ieder geval een betere bestudering van zijn dossier, een navraag bij het tribunaal en mogelijk een verblijfsvergunning? Waarom vindt anders deze plotselinge beleidsaanpassing plaats? Waarom geschiedde dit niet eerder? Waarom gebeurt dit nu, na de aandacht voor de dood van deze Servische man? Ik vertrouw het al met al steeds minder.

Net als verschillende hoogleraren en de Nationale ombudsman wens ik nog steeds een grondig onderzoek. Ik heb mijn motie destijds aangehouden in afwachting van het antwoord van staatssecretaris Teeven. De antwoorden roepen bij mij tot dusver steeds meer vragen op. De Kamer is met de staatssecretaris overeengekomen dat zij nader vertrouwelijk wordt geïnformeerd. Ik wil graag weten wanneer dit gebeurt.

Voorzitter. De zaak van de Russische onderzoeker Dolmatov leeft ook in het buitenland. Het Witte Huis wordt middels een petitie van burgers opgeroepen om met een «Dolmatov list» te komen, waarop de Nederlandse officials komen te staan die verantwoordelijk zouden zijn voor Dolmatov's dood. Graag ontvang ik hierop een reactie van de staatssecretaris. Op dit moment doet de regering gelukkig wel onderzoek naar de zaak. Hoe breed is dit onderzoek? Worden hierbij ook betrokken de wijze waarop de asielprocedure is verlopen en de reden waarom de man in detentie zat?

Ik kom op de verhuizing van asielkinderen. Asielkinderen kunnen geen sociaal leven opbouwen. Als zij dit wel proberen, dan worden zij hiervoor gestraft. Ze verhuizen namelijk gemiddeld tien keer vaker dan Nederlandse kinderen. Volgens het VN-kinderrechtencomité worden zij hierdoor geschaad in hun sociaaleconomische en cognitieve ontwikkeling. Het feit dat hieraan fundamenteel nog niets is veranderd, is kwalijk. Volgens de staatssecretaris is het praktisch niet mogelijk om gezinnen van begin tot eind op één locatie te huisvesten. Tevens stelt de staatssecretaris dat het COA (Centraal Orgaan opvang asielzoekers) meer structurele locaties zal verwerven. Betekent dit dan ook dat de praktische belemmeringen zullen worden weggenomen? Zo nee, wat bedoelt de staatssecretaris dan hiermee?

De SP is verder van mening dat de registratie op dit moment niet deugt. Verhuisbewegingen van centrale ontvangstlocaties naar procesopvanglocaties en asielzoekerscentra worden immers niet afzonderlijk geregistreerd als verhuizing, omdat deze onderdeel zijn van de procedure. Wat verstaat de staatssecretaris dan wel onder een verhuizing? Een kind wordt toch geacht te verhuizen met zijn ouders of met zijn gezin? De cijfers zijn dan ook onvolledig. Waarom kunnen die voorgaande verhuisbewegingen niet worden meegenomen? Als in 2012 3.794 verhuisbewegingen hebben plaatsgevonden, weet ik nog steeds niet alles. Bovendien weet ik niet om hoeveel gezinnen het gaat. En hoe verhouden deze cijfers zich tot de cijfers van het rapport van de werkgroep Kind in azc waarover de Kamer deze ochtend nog werd geïnformeerd? Ik ben het met de heer Schouw eens dat dit nadere bespreking verdient. Het is ook goed dat we dit op de agenda van de procedurevergadering terugzien.

Ik kom op een ander punt dat ook reeds door D66 onder de aandacht is gebracht, te weten de bezuinigingen in de advocatuur. Het zijn asociale bezuinigingen op de vreemdelingenadvocaten. Deze beroepsgroep moet altijd binnen zeer korte tijd onder grote druk heel belangrijk werk leveren, dat van levensbelang voor mensen kan zijn. Als een asieladvocaat zijn werk niet goed doet, dan kan dit gevaarlijk zijn voor degene die op zijn deskundig advies en zijn begeleiding vertrouwt. Ik ontvang nog heel vaak signalen over hoge werkdruk en een inhoudelijk slechte behandeling van de zaak. Sommige advocaten geven aan dat zij het heel goed proberen te doen, maar dat enkele collega's het gewoon laten liggen. Dit heeft dus grote gevolgen. De staatssecretaris gaat niet na op welke wijze dit kan worden opgelost. Hij bezuinigt hard op vreemdelingenadvocaten. Deze krijgen nog minder kans om hun werk goed te doen. Het wordt bijna no cure no fee. De advocaat krijgt straks een vergoeding die overeenkomt met die voor een lichte adviesaanvraag. Het wordt eigenlijk vrijwilligerswerk.

Zaken moeten zorgvuldig worden behandeld en niet nog verder worden afgeraffeld of onterecht worden afgehouden. Is ook gekeken naar de rol van de uitvoerders en naar de reden waarom vervolgaanvragen ingediend moeten worden? Alsnog wordt maar liefst 22,5% van alle tweede en opvolgende aanvragen toegewezen door de IND. Kan ik hierop een reactie van de staatssecretaris ontvangen?

Tot slot kom ik op het punt van de gezinsmigratie. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Schouw. Ik begrijp niet waarom zo halsstarrig wordt vastgehouden aan dat kerngezin. Ik hoop dat een andere partij nog nader hierover begint. Ik ben het in ieder geval zeer eens met de ChristenUnie, die heeft laten weten dat het onverklaarbaar is dat Pakistaanse ahmadi-moslims wel en christenen niet als risicogroep worden gekwalificeerd.

De heer Van Hijum (CDA): Voorzitter. Ik zou graag op drie onderwerpen willen ingaan: no cure less fee, de gezinsmigratie en de rol van burgemeesters bij het gebruik van de discretionaire bevoegdheid.

Voorgaande sprekers hebben ook reeds gerefereerd aan no cure less fee. De CDA-fractie vindt dit een gezond beginsel, dat kan bijdragen aan het beperken van de stapeling van procedures. Ik wijs ook op het feit dat de Nederlandse Orde van Advocaten – ik heb het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) ook nog even bestudeerd – zijn ogen niet sluit voor de mogelijkheid dat vreemdelingenadvocaten hierbij een rol spelen. Kortom, het wordt onderkend als vraagstuk, zeker ingeval er bij de tweede aanvraag geen nieuwe feiten en omstandigheden ten opzichte van de eerste aanvraag worden aangevoerd. Er zijn enkele terechte vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. Er is bijvoorbeeld de vraag gesteld of het principe voor beide aanvragen geldt, ook als deze het gevolg zijn van een beleidswijziging van het kabinet zelf. Dit is een terecht punt. Geldt het principe ook als je een tweede aanvraag indient op uitnodiging van het kabinet? Is het recht om nieuwe feiten en omstandigheden volwaardig te laten meewegen op enigerlei wijze in het geding? Ik zou hierop een scherp antwoord van de staatssecretaris willen ontvangen. Uiteindelijk zul je wel moeten waarborgen dat terecht aangevoerde medische of andere gronden volwaardig kunnen meewegen. Ik ben ook benieuwd naar het inwilligingspercentage op dit moment. Klopt het dat dit 40 is? Hoe realistisch is dan die besparing van 1,5 miljoen euro die is opgevoerd?

Ten slotte wil ik de staatssecretaris vragen om in te gaan op de alternatieven voor het principe, namelijk dat je door middel van screening en selectie van advocatenkantoren een scherpere toets op het kwaliteitsgehalte van de advocatuur inbrengt. De Raad voor Rechtsbijstand schetst deze ook. Hierop ontvang ik graag een reactie van de staatssecretaris.

Ik kom op het tweede punt: de gezinsmigratie. Over het algemeen vindt mijn fractie het terecht dat de regels inzake de gezinsmigratie de afgelopen periode zijn aangescherpt, ook met het oog op de grootschalige instroom en de cumulatie van integratieproblemen in een aantal wijken. Maar ook hier geldt dat je altijd recht moet doen aan artikel 8 EVRM, het recht op gezinsleven. Dit mag natuurlijk niet overtreden worden. In dit kader ben ik benieuwd naar de discussie over het kerngezin. Hiervan heeft het kabinet altijd aangegeven dat de discretionaire bevoegdheid en de toetsing aan artikel 8 van het EVRM uitkomst zou bieden in de gevallen waarin grootouders, pleegkinderen et cetera gerechtvaardigd aanspraak zouden kunnen maken op verblijf. Hoe vaak wordt van deze bevoegdheid gebruikgemaakt? Biedt deze inderdaad een uitkomst voor de gevallen waarin we dit een redelijke claim vinden?

Ik heb ook een vraag over de gezinnen die niet zijn gevormd in het land van herkomst. Die gaat met name over de categorie vluchtelingen die niet op grond van het nareisbeleid maar op grond van een reguliere procedure gezinsleden kunnen laten overkomen. Ik heb geprobeerd om dit te achterhalen, maar ik kon het niet in de wetten en regels vinden. Waar staat deze eis eigenlijk en waarom bestaat deze? Wellicht kan de staatssecretaris dit toelichten. Hier wreekt zich wellicht dat ik nog niet heel lang woordvoerder ben op dit dossier. Ik ontvang hier graag een toelichting op. Ik zou ook graag een toelichting willen hebben op het feit dat vluchtelingen aannemelijk moeten maken dat er een gezinsband is, ook in de omstandigheid dat zij tijdelijk gescheiden zijn geweest door bijvoorbeeld oorlogsgeweld en vervolging. Bij mijn weten heeft het kabinet hierover altijd gezegd dat deze omstandigheid niet zou worden tegengeworpen. Er bereiken mij signalen dat dit in de praktijk wel gebeurt. Ik ontvang hierop graag een reactie.

Tot slot kom ik op het toelatingsbeleid van de burgemeesters. Ik ben het volstrekt eens met de opmerkingen van de heer Azmani hierover. Het gaat natuurlijk om toepassing van de discretionaire bevoegdheid, waarbij het maatschappelijk belang kan worden meegewogen en burgemeesters een rol kunnen spelen bij het inzichtelijk maken van dat maatschappelijk belang. Overigens is hiervan tot nu toe twee keer gebruikgemaakt. De gevreesde massa-immigratie blijft vooralsnog uit. Op basis van deze twee situaties kun je nog niet heel veel zeggen, maar ik ben erg benieuwd hoe dit zich verder ontwikkelt. Heeft in deze gevallen de IND of de burgemeester het initiatief genomen? De heer Schouw zegt namelijk dat de IND de vragenlijst moet gebruiken. De burgemeester kan de vragenlijst ook op eigen beweging invullen. Ik weet niet of dit nodig is. Graag ontvang ik hierop een reactie.

Mevrouw Arib (PvdA): Voorzitter. Er staan heel veel brieven op de agenda waardoor dit echt een verzamel-AO is. Je moet bekijken welke punten het meest belangrijk zijn om aan de orde te stellen. Ik begin met de gezinshereniging. Mijn fractie is heel blij dat in het regeerakkoord is opgenomen dat een duurzame relatie ook als een relatie wordt beschouwd. Als je een duurzame relatie hebt, is dit even gelijkwaardig als een huwelijk. Dit is met name ook belangrijk als het homostellen betreft. De PvdA is er derhalve verheugd over dat het niet beperkt is tot het huwelijk.

In mijn eerdere schriftelijke vragen heb ik aangegeven dat er naast de dingen die goed gaan, ook dingen zijn die minder goed gaan. Ik doel hiermee op het nareizen van familieleden, met name kinderen van hier rechtmatig verblijvende vluchtelingen. Het duurt ontzettend lang voordat kinderen in aanmerking komen voor een hereniging met hun ouders. Ik heb onlangs het verhaal gehoord van een Syrische vluchteling die bijna drie jaar heeft moeten wachten voordat zijn vrouw en kinderen hiernaartoe konden komen. Hierover maak ik mij ernstige zorgen. Als mensen hier eenmaal een vluchtelingenstatus hebben, hebben zij ook het recht om hun familie te laten overkomen. Ik begrijp heel goed dat dit fraudegevoelig kan zijn en dat dit zorgvuldig moet gebeuren. Een en ander slaat nu een beetje door naar de andere kant, waardoor het gezin ontwricht lijkt te worden door de lange procedures. Graag ontvang ik op dit punt een reactie van de staatssecretaris.

Ik wil ook ingaan op een opmerking van de heer Van Hijum. Het gaat, zoals ook in de brief staat, om het kerngezin. Hoe wordt er met pleegkinderen omgegaan? Er wordt verwezen naar artikel 8 van het EVRM, maar bij mijn weten gaat het om een kleine groep. Ik sluit mij wat dit betreft aan bij de vragen die de heer Van Hijum heeft gesteld. Wordt hiermee makkelijk omgegaan? Staat de huidige staatssecretaris hier wellicht anders in dan de vorige staatssecretaris?

In de praktijk blijkt dat er ontzettend streng wordt toegezien op familieleden die op vakantie naar Nederland willen komen en die hier niet willen verblijven. Het gaat hierbij ook om grootouders et cetera. Het is bijna onmogelijk voor mensen om voor een korte periode hun familie hier te bezoeken. Ook hierop ontvang ik graag een reactie van de staatssecretaris.

Ik kom op een ander belangrijk punt, het rapport van Defence for Children.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Mevrouw Arib stelt een aantal vragen aan de staatssecretaris over de regels voor gezinshereniging. In een artikel in Trouw heeft zij gezegd dat de regels voor gezinshereniging volledig zijn doorgeslagen. Wellicht kan zij dit bevestigen. Ik citeer: «Met dit beleid tarten we de fundamentele rechten van toch al getraumatiseerde mensen.» Mevrouw Arib heeft net een aantal punten genoemd en een aantal vragen gesteld aan de staatssecretaris. Zij heeft een kwalificatie gegeven van het beleid. Staat deze kwalificatie? Wat zou deze moeten betekenen voor datgene wat de staatssecretaris moet doen?

Mevrouw Arib (PvdA): Dat artikel heb ik ook gelezen. Ik heb hierin exact hetzelfde gezegd als wat ik hier heb gezegd. Mensen die hier de vluchtelingenstatus hebben, hebben recht op gezinshereniging. Bij het artikel is door dezelfde journalist een verhaal geschreven over een getraumatiseerde Syrische vluchteling. Het gezin voelde zich verraden omdat de man wel weg kon en zijn gezin niet. Ik heb gezegd dat dit niet mag. Met getraumatiseerde mensen moet op een humanitaire manier worden omgegaan. Zij moeten niet lijden onder strenge procedures. Dat herhaal ik hier.

Er zijn ook verhalen van mensen van wie 30 kinderen ineens een aanvraag hebben ingediend. Ik weet niet of het waar is, maar dit schijnt ook voor te komen. Dit wil je niet. Tegelijkertijd wil je niet dat mensen die recht hebben op een hereniging met hun familie, hiervan het slachtoffer worden. Dit is dus het evenwicht tussen enerzijds zorgvuldigheid en rechtvaardigheid, en anderzijds de voorkoming van fraude. Het is de taak van de staatssecretaris om dit evenwicht te vinden. Dit moet niet te lang duren. Het duurt nu te lang, waardoor een en ander inderdaad doorschiet.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Uiteindelijk is de vraag natuurlijk of de PvdA achter datgene staat wat in het regeerakkoord tussen de VVD en PvdA over gezinshereniging is afgesproken. Dit is in feite een continuering van het eerder aangescherpte beleid van oud-minister Leers. Als mevrouw Arib meent dat het beleid volledig is doorgeslagen, is het terecht om haar te vragen welke veranderingen in het beleid zij voorstelt.

Mevrouw Arib (PvdA): Het klopt wat de heer Van Ojik zegt. Dit is niet het beleid van de huidige staatssecretaris. De aanscherping van de procedures is eerder door mijn oud-collega, mevrouw Albayrak, in gang gezet. Dit is niet voor niets gebeurd. Hiervoor is een reden. Je moet er echter voor waken dat het doorschiet. Dat is mijn verhaal nu. Hiermee zeg ik niet dat dat PvdA afstand neemt van het beleid. Je bekijkt gewoon hoe het in de praktijk uitpakt. Ik ken concrete gevallen waarin mensen te lang moeten wachten. Dan moet je wat scherper met die procedures omgaan. Mensen die het recht hebben om hier te verblijven, hebben ook het recht op gezinshereniging. Hierover moet niet te lang worden gedaan. Dit heb ik in de krant gezegd en herhaal ik nu ook.

De heer Schouw (D66): Ik val toch enigszins van mijn stoel. De een na grootste politieke partij in dit land heeft voor de zomer gezegd dat zij geen voorstander is van de aanscherpingen voor de gezinsmigratie. Dit stel ik vast. In de nieuwe situatie heeft de PvdA-woordvoerder voor asiel in de krant gezegd dat het beleid is doorgedraaid. Dit leidt bij mijn fractie tot slechts één conclusie, namelijk dat de aanscherpingen moeten worden teruggedraaid. Heb ik dit goed begrepen? Wil de Partij van de Arbeid deze aanscherpingen terugdraaien? Heeft zij nog dezelfde standpunten als in mei verleden jaar?

Mevrouw Arib (PvdA): Het is knap dat de heer Schouw het zo kan brengen dat het lijkt op een nieuwe vraag. Het is dezelfde vraag die de heer Van Ojik zojuist heeft gesteld.

De heer Schouw (D66): Waarom stelt hij deze? Omdat mevrouw Arib zichzelf in een dikke mistwolk hult.

Mevrouw Arib (PvdA): Helemaal niet. Ik ben heel helder. De heer Schouw wil er een soort mist omheen creëren, maar dit lukt niet. Er zijn regels en deze zijn er niet voor niets. Deze zijn destijds gemaakt, omdat het in de praktijk fraudegevoelig blijkt te zijn. Dat is prima. Je moet ervoor waken dat misbruik wordt gemaakt. Regels mogen echter niet zodanig streng worden toegepast, dat de mensen die recht hebben op gezinshereniging hiervan de dupe worden. Ik heb exact hetzelfde in mijn schriftelijke vragen aangegeven. Ik stel nu exact dezelfde vragen. Ik heb dit ook aan die journalist verteld. Graag ontvang ik vandaag hierop een reactie van de staatssecretaris.

De heer Schouw (D66): De PvdA schreeuwt wel, maar…

Mevrouw Arib (PvdA): Ik schreeuw niet.

De heer Schouw (D66): Mevrouw Arib schreeuwt wel. Zij wekt bovendien de indruk dat zij het beleid wil terugdraaien. Zij levert alleen niet. Mevrouw Arib weet net zo goed als ik dat je met voorstellen en moties moet komen als je het beleid wilt veranderen. Dan moet je geen schriftelijke vragen stellen. Ik zou nog een keer aan mevrouw Arib willen vragen wat zij nu concreet wil veranderen aan het huidige gezinsmigratiebeleid.

Mevrouw Arib (PvdA): Ik wil best wel herhalen wat ik zei. Ik heb al concreet benoemd waar het om gaat. Ik heb een voorbeeld genoemd van een Syrische vluchteling, maar misschien zijn er meer. Het is slechts een voorbeeld dat in de krant is verschenen. Misschien zijn er meer vluchtelingen die hier legaal verblijven en die heel lang moeten wachten op hun partner of hun kinderen. De opgestelde regels zijn heel streng, hetgeen rechtvaardig is. Voornoemde mensen mogen hiervan echter niet de dupe worden. Juist voor deze mensen moet je heel zorgvuldig nagaan of de procedures niet te lang zijn, of de kinderen niet overbelast worden met allerlei verhoren en testen enzovoorts. Er moet dus ook rekening worden gehouden met de rechten van in dit geval vluchtelingen. Concreter kan ik het niet maken. De heer Schouw wil iets anders horen, maar hieraan kan ik hem niet helpen. Dit is precies wat ik heb gezegd en waarover ik vragen heb gesteld. Dit is precies waarop ik nu in het debat een antwoord van de staatssecretaris wil hebben.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Mevrouw Arib wil aan het huidige beleid an sich niet zoveel veranderen. Zij wil heel goed kijken naar de schrijnende gevallen waarvan zij weet heeft en verwacht dat er nog meer zijn. Op zich begrijp ik haar standpunt wel dat we duidelijk beleid nodig hebben en dat we ruimte moeten hebben voor lastige gevallen. De vraag luidt echter welke criteria we moeten hanteren. Misschien kan de PvdA dit duidelijk maken om rechtsonzekerheid te voorkomen of om onduidelijkheid te voorkomen over de vraag welke mensen er nu wel of niet onder vallen. Aan welke criteria moet ik denken? Waarvan meent de PvdA, afgezien van dat ene voorbeeld, dat het te schrijnend is en dat er iets aan gedaan moet worden?

Mevrouw Arib (PvdA): Ik zeg niet dat bepaalde gevallen te schrijnend zijn en dat hier iets aan gedaan moet worden. Ik zeg dat mensen die hier legaal verblijven en de vluchtelingenstatus hebben gekregen, recht hebben op gezinshereniging. Natuurlijk blijf je zorgvuldig. Een en ander moet echter niet te lang duren. Er worden allerlei criteria gebruikt bij het toelaten van gezinsleden. Wellicht kan de staatssecretaris hierover iets zeggen. Ik wil hierover best nadenken. Mensen die hiermee veel meer ervaring hebben, moeten echter meedenken. Ik kan niet zomaar zeggen dat het zus of zo moet. Misschien hebben mijn collega's hierover ideeën, maar ik niet. Het gaat mij echter om het feit dat de huidige procedures zorgvuldig maar rechtvaardig moeten worden uitgevoerd.

Voorzitter. Ik heb ook schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van het rapport van Defence for Children over het aantal verhuizingen van kinderen. Hierover is heel veel geschreven in de media. Gisteren heeft de staatssecretaris ons een brief gestuurd waarin hij de cijfers relativeert. Hij zegt dat van de 3.794 verhuizingen 2.118 verhuizingen op eigen verzoek hebben plaatsgevonden. Dit is een ander beeld dan het beeld dat Defence for Children naar voren heeft gebracht. Vandaag heeft Defence for Children nog een brief doen toekomen. De heer Schouw en mevrouw Gesthuizen hebben voorgesteld om deze in de procedurevergadering aan de orde te stellen. Dit lijkt mij prima. Die cijfers vormen de feiten. Het is ook belangrijk om op basis van deze feiten het debat met elkaar aan te gaan. De kern van de kritiek van Defence for Children luidt dat kinderen eigenlijk niet vaak moeten verhuizen. Het kan best zijn dat het qua aantallen meevalt. Ik weet dit allemaal niet. Ik ben het echter wel met Defence for Children eens dat kinderen die naar Nederland zijn gekomen, het nodige hebben meegemaakt. Zij hebben er niet voor gekozen om hier te komen. Dit is een besluit van de ouders geweest. Als overheid moet je alles op alles zetten om te voorkomen dat die kinderen vaak verhuizen, ongeacht de vraag of het nu om tien of twintig kinderen gaat. Een verhuizing betekent namelijk dat die kinderen naar een andere school moeten en naar een nieuwe omgeving. Zij hebben al het nodige meegemaakt. Ik doe daarom een dringend beroep op de staatssecretaris, ongeacht de vraag of die cijfertjes wel of niet kloppen. Het uitgangspunt zou moeten zijn dat bij de opvang van gezinnen er ook gekeken wordt naar de belangen van de kinderen. Tevens moet worden voorkomen dat ze vaak moeten verhuizen binnen de locatie waar ze gehuisvest zijn. Die reactie op de cijfers komt wel. Graag wil ik nu een reactie van de staatssecretaris op de uitgangspunten bij het plaatsen van gezinnen en kinderen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Over dit punt hebben we al verschillende debatten gevoerd. Twee jaar geleden, toen het eerste rapport uitkwam, heeft de staatssecretaris ook gezegd dat hij een en ander tot een minimum wil beperken. Ik hoor de PvdA dit nu weer zeggen. Desondanks is er de afgelopen twee jaar niets veranderd. Met dit soort algemeenheden komen we er dus blijkbaar niet. Wat wil de PvdA-fractie nu precies? Wil zij bijvoorbeeld de stap om van de asielzoekerscentra naar de gezinslocaties te gaan eruit halen? Vindt de PvdA dat op het moment dat je uit de centrale ontvangstlocatie (COL) komt je niet meer naar de procesopvanglocatie (POL) hoeft? Moet er voor gezinnen sprake zijn van maximaal twee verhuizingen? Wat vraagt de Partij van de Arbeid nu concreet aan de staatssecretaris?

Mevrouw Arib (PvdA): De heer Voordewind heeft alle locaties op een rijtje. Het gaat mij om het streven dat kinderen eigenlijk zo min mogelijk moeten verhuizen. Het is belangrijk dat de staatssecretaris in overleg treedt met bijvoorbeeld de organisaties die met kinderen te maken hebben – in dit geval betrof het Defence for Children – om te bezien wat het meest praktisch en haalbaar is en wat het meest belangrijk is voor kinderen. Natuurlijk ben ik het met de heer Voordewind eens dat je dit zo min mogelijk moet doen. 2.100 verhuizingen vinden op eigen verzoek plaats, hetgeen ik heel raar vind. Er is kennelijk ook een aantal verhuizingen, hoe gering ook, dat niet op eigen verzoek geschiedt. Hoe kun je dit aantal toch proberen te voorkomen? Ik verneem graag de oplossingen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik vroeg mevrouw Arib wat de oplossing van de Partij van de Arbeid is. Deze partij zit samen met de VVD in de coalitie. Het zou voor de staatssecretaris ook handig zijn als de PvdA-fractie duidelijk maakt wat zij onder minder verhuisbewegingen verstaat. Als we het op deze termen houden, kan de staatssecretaris een en ander natuurlijk snel beamen. Alleen zitten we dan over twee jaar hier weer. Hoe ziet de Partij van de Arbeid concreet de vermindering van die verhuisbewegingen? Ik doe de suggestie om de mensen die na de COL in de POL zitten, te laten zitten in de azc's en niet meer te laten verhuizen naar de gezinslocaties.

Mevrouw Arib (PvdA): Ik neem deze suggestie mee. Ik wil van de staatssecretaris graag horen of dit mogelijk is. Volgens mij heeft de heer Voordewind hierover al een motie gereed. Maar goed, ik hoor graag wat de staatssecretaris hierop zegt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het gaat niet om mij. Het gaat erom wat mevrouw Arib ervan vindt. Ik begrijp dat zij in principe met deze gedachte meegaat en deze aan de staatssecretaris voorlegt. Dat is helder.

Mevrouw Arib (PvdA): Voorzitter. Mijn partij is blij met de uitbreiding van de criteria, zodat de staatssecretaris de mogelijkheid heeft om zorgvuldig zijn discretionaire bevoegdheid te gebruiken. Deze speelt een belangrijke rol – overigens niet de enige rol, zoals de heer Fritsma suggereert – bij de uiteindelijke afweging in welke mate een asielzoeker geworteld en ingeburgerd is.

De heer Schouw (D66): Op de agenda staat ook een voorstel voor stroomlijning van de asielprocedures. Op 3 juli 2012 was hierop fundamentele kritiek van de Partij van de Arbeid. Hierover hoor ik nu niets meer. Kan mevrouw Arib aangeven of deze kritiek als sneeuw voor de zon is verdwenen? Of staat deze kritiek nog recht overeind?

Mevrouw Arib (PvdA): Ik ben blij met deze interruptie. Ik had dit punt ook op mijn lijstje staan. De opeenstapeling van die procedures leidt tot problemen. In dit opzicht deel ik ook de mening van de heer Van Hijum, die hieraan belangrijke woorden heeft gewijd. Ik sluit mij graag hierbij aan. Tevens ben ik het eens met het standpunt dat deze maatregelen eigenlijk niet de asielzoeker moeten treffen. Indien een asielzoeker een procedure begint en deze niet wint, ga ik ervan uit dat hij niet voor de kosten opdraait. Dit wil ik ook graag aan de staatssecretaris voorleggen. Als de asielzoeker de procedure wel wint, leidt dit dan tot extra punten? Ik ben het eens met het feit dat er iets gedaan moet worden aan de opeenstapeling van procedures waarin zich geen nieuwe feiten voordoen. Dit geldt overigens ook voor mijn oud-collega, bij wie ik hiernaar heb geïnformeerd.

De heer Schouw (D66): Ik ben enigszins op zoek naar een antwoord op de vraag of de PvdA nog steeds tegenstander is van het pakket-Leers, dat hier circa negen maanden geleden is besproken en waar de PvdA destijds tegen was. Of vindt de PvdA dat we het in een nieuwe context opnieuw moeten agenderen? Ik merk namelijk dat de staatssecretaris er telkens een draadje uit haalt en daarmee aan de gang gaat. Op deze manier is het hele pakket over een jaar toch ingevoerd, terwijl de PvdA hier eigenlijk tegen was. Is mevrouw Arib het met mij eens dat we dit integraal opnieuw moeten bespreken?

Mevrouw Arib (PvdA): Dit is een onderdeel van het hele voorstel. Ik vind het lastig om hierover procedurele afspraken te maken. Ik heb mij beperkt tot datgene wat er op de agenda staat, namelijk die opeenstapeling van asielaanvragen waarin zich geen nieuwe feiten voordoen. Ook de Nederlandse Orde van Advocaten heeft hierop gewezen. Ik sluit mij hierbij aan. Een en ander moet echter niet tot gevolg hebben dat de asielzoekers moeten betalen. Het is goed om ook die andere punten in de procedurevergadering aan de orde te stellen. Er kan dan worden bepaald of het nodig is om hiervoor een apart AO in te plannen. Ik vind het lastig om nu ook voor mijn collega, de heer Recourt, te spreken. Praten kan echter altijd. Dat is geen probleem.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Mevrouw Arib heeft nu twee keer gezegd dat een en ander niet tot gevolg mag hebben dat de asielzoekers moeten opdraaien voor de kosten. De gevolgen van dit nieuwe systeem voor de asielzoekers zijn natuurlijk evident. De toegang tot de rechtsgang wordt immers beperkt, doordat advocaten door financiële sancties min of meer worden gedwongen om aan zelfselectie te doen en de moeilijkere gevallen terzijde te leggen. Hiervoor krijgen ze immers minder fee, oftewel less fee. Hoe beoordeelt mevrouw Arib dit effect van de maatregelen?

Mevrouw Arib (PvdA): Het is wel een beetje zwaar om te zeggen dat de toegang tot de advocatuur wordt belemmerd. Het is ook niet goed als een asielzoeker een procedure begint, deze verliest en ondanks het feit dat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn weer een nieuwe procedure start. Het gaat om het behoud van de regeling dat de asielzoeker niet zelf voor de kosten hoeft op te draaien. We zien dit ook bij zaken die de asielzoeker verliest, maar waarbij de rechter van mening is dat het terecht was om deze zaak aan te spannen. Hierdoor behoeft de asielzoeker niet voor de kosten op te draaien. Ik verwacht niet dat advocaten asielzoekers niet zullen helpen. Ik weet dat heel veel advocaten dit al jaren doen en ook blijven doen. Die belemmering van de toegang betwijfel ik ten zeerste. Wellicht is het wel goed om aan de staatssecretaris voor te leggen dat dit nooit de bedoeling mag zijn van zo'n maatregel. Het zijn immers kwetsbare groepen. Asielzoekers hebben niet de financiële middelen om zelf een advocaat te betalen. Om die reden mogen zij niet belemmerd worden in hun recht.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik wacht samen met mevrouw Arib graag het antwoord van de staatssecretaris af.

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. Allereerst wil ik de antecedentenverklaring aan de orde stellen. Ik heb de brief van de staatssecretaris gelezen. De argumentatie waarmee wordt aangegeven in hoeverre zo'n instrument effectief is, deel ik eigenlijk wel. Ik begrijp naar welke conclusie de staatssecretaris redeneert. Het gaat niet alleen maar over de kwalificatie van strafbare feiten in een ander land. Het gaat er ook om dat je vraagtekens kunt plaatsen bij de authenticiteit van een dergelijke verklaring en je kunt afvragen of hiermee niet wordt gesjoemeld. Toch is het te gemakkelijk om te concluderen dat dit het meest effectief is. Ik wil de staatssecretaris uitdagen om in ieder geval na te gaan of er geen andere instrumenten mogelijk zijn dan de eigen verklaring, waarop wij een en ander nu stoelen. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan systemen waarmee je vanuit andere landen gegevens over strafbare feiten kunt traceren. Je zou daarnaast gebruik kunnen maken van buitenlandse posten om te verifiëren of iemand al dan niet een strafblad heeft. Ik begrijp dat dit lastig is. Het is echter te gemakkelijk om dan maar helemaal niets te doen.

Het ontwerpbesluit aanpassing vergoeding vervolgaanvragen vreemdelingen is eigenlijk een onderdeel van het totale pakket in het kader van de stroomlijning en verkorting van de procedures en het bestrijden van de opstapeling van aanvragen. De VVD vindt het een goede zaak dat voor rechtsbijstand een lagere vergoeding wordt toegekend als vervolgaanvragen kansloos dan wel niet kansrijk zijn. De eerste aanvraag moet ook leidend zijn. Het is de bedoeling dat we meerdere componenten toetsen. Het lijkt mij een goede zaak dat het in een keer duidelijk is, ook om te voorkomen dat er kansloze aanvragen of vervolgaanvragen worden opgestart. In dit kader heb ik nog een vraag aan de staatssecretaris. Deze heeft ook te maken met het feit dat ik nog niet zo lang woordvoerder ben in dit dossier. Ik vroeg mij af waarom wij het beginsel «no cure no fee» hebben losgelaten, te meer als wordt vastgesteld dat je bij herhaalde aanvragen op grond van artikel 4.6 Awb zaken zou kunnen filteren op wat evident geen nova zijn. Ik stel deze vraag ook omdat er een enorme toename is van het aantal vervolgaanvragen, ondanks een daling van de asielaanvragen. In het eerste kwartaal van 2012 bedroeg de stijging 39% ten opzichte van het eerste kwartaal van 2011.

Bij de begrotingsbehandeling heb ik reeds aandacht gevraagd voor het feit dat de termijn bij de Raad van State oploopt naar 23 weken. Ik vraag een en ander dus niet voor niets.

Klopt het dat bij de toekenning van kansloze procedures de advocaat toch nog twee punten krijgt? Komt dit er, kort gezegd, op neer dat iemand tweemaal € 472, oftewel € 944, krijgt? Is dit de puntenwaardering? Ik ben een en ander nog even nagegaan. Dit haal ik eruit, maar klopt dit ook? € 944 is niet zomaar een bedrag.

Wat betreft de gezinsmigratie vraag ik de staatssecretaris naar de bewijslast. Ik weet dat we teruggaan naar het beleid van voor 30 september 2012. We hebben dit niet voor niets geïntroduceerd. Het is ook juist bedoeld om schijnrelaties tegen te gaan. Wat is de inzet van de staatssecretaris om ieder geval zo veel mogelijk schijnrelaties te voorkomen?

Tot slot kom ik toch even op de brief over het aantal verhuizingen van gezinnen. Ik heb de brief van Defence for Children niet mogen ontvangen. Ik heb deze echter alsnog gekregen van mevrouw Gesthuizen. Desalniettemin is het goed dat we een en ander kunnen vaststellen op basis van de facts die ook door het COA worden verspreid. Ik schrok wel van het feit dat veel verhuisbewegingen op eigen verzoek geschieden. Ik begrijp dat de Kamer weer wil terugkomen op dit onderwerp, mede naar aanleiding van de brief van Defence for Children. Ik verzoek de staatssecretaris om, alvorens de Kamer hierover gaat debatteren, een brief te sturen waarin hij aangeeft wat de regels inzake vrijwillig verzoek zijn. Zijn deze regels eigenlijk niet te ruim opgesteld, waardoor mensen zelf kunnen kiezen naar welke COA-voorziening zij willen gaan? Graag ontvang ik antwoord op deze vraag, te meer vanwege de conclusies van het rapport Ontheemd: de verhuizingen van asielzoekerskinderen in Nederland. Ik wil hierover graag wat meer weten.

De heer Fritsma (PVV): De eis dat partners alleen een verblijfsvergunning krijgen in geval van een huwelijk of geregistreerd partnerschap is losgelaten. Dit is heel erg, mede gelet op het misbruik. Desondanks kies ik ervoor om een vraag over de burgemeestersverklaring te stellen. Ik was zojuist namelijk enigszins in verwarring. De heer Azmani leek deze verklaring een heel goed idee te vinden. Ik heb echter de Handelingen erop nagezocht. De VVD-fractie heeft bij monde van mevrouw Van Nieuwenhuizen in het eerdere debat hierover gezegd: «Die burgemeestersverklaring lijkt misschien sympathiek, maar is het wat ons betreft niet. Deze zal namelijk tot willekeur en rechtsongelijkheid leiden. Wat als de ene burgemeester wel fanatiek lobbyt en de andere niet? Dit is een soort «So you think you can stay» met in de voorronde bij de lokale verkiezingen de burgemeester als juryvoorzitter en in de finale de minister. Wat ons betreft mag dat nooit gebeuren.» Mijn vraag is simpel. Vindt de VVD-fractie dit nog steeds, ook als ik bijvoorbeeld een motie indien om een en ander tegen te houden?

De heer Azmani (VVD): Volgens mij ben ik duidelijk geweest in het interruptiedebatje met de heer Fritsma. Het gaat mij erom dat de burgemeester geen juryvoorzitter is. Ik ben het volledig met de heer Fritsma eens dat deze ontwikkeling ongewenst zou zijn. De enige juryvoorzitter in dit kader is de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft die discretionaire bevoegdheid. Als je een discretionaire bevoegdheid hebt, is het goed dat je een aantal componenten dat hiervoor van belang is, meeweegt in de totale beoordeling. Zo'n burgemeestersverklaring kent helemaal niet de waarde die de heer Fritsma hieraan wil toedichten. Dit punt wilde ik tijdens een interruptiedebatje met de heer Fritsma maken. Het is gewoon een van de facetten bij de totale afweging of een bepaalde situatie zo schrijnend is dat deze moet worden toegelaten.

De heer Fritsma (PVV): De omstandigheden die de heer Azmani schetst, waren al bekend ten tijde van dit debat. Toen was ook reeds bekend dat die verklaring nooit doorslaggevend is maar wel meeweegt. De VVD-fractie vond dit een heel slecht idee, maar nu niet meer. Het is jammer dat de VVD-fractie het nu plotseling toejuicht dat linkse burgemeesters invloed krijgen op toelatingsvraagstukken. Dit is gewoon een versoepeling van het toelatingsbeleid. Tegen de heer Van Hijum zeg ik dat hiervan twee keer gebruik is gemaakt. Dat is logisch als je iedereen die denkt ingeburgerd te zijn, trakteert op een generaal pardon. De noodzaak van die verklaringen is nu niet evident. Hopelijk is dit wel het geval als ooit eens wordt gestaakt met de generaalpardonregelingen. Dan gaan mensen het natuurlijk over een andere boeg gooien.

Ik kom nog even terug op de principiële vraag of het goed is om burgemeesters hierin een rol te laten spelen, ook al is deze niet doorslaggevend. Ik wil specifiek een reactie op het punt van rechtsongelijkheid, wat de collega van de heer Azmani eerder heeft genoemd. Wat gebeurt er als de ene burgemeester hard lobbyt en de andere burgemeester niet? Wat als de ene burgemeester links is en de andere burgemeester niet? Ik zou derhalve nog graag een reactie van de heer Azmani ontvangen inzake willekeur en rechtsongelijkheid.

De heer Azmani (VVD): Volgens mij is er geen willekeur en rechtsongelijkheid, omdat het juist een discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris betreft. Het maakt derhalve niet uit hoe hard een linkse burgemeester ervoor lobbyt. De staatssecretaris maakt uiteindelijk een totale afweging. Als ik deze staatssecretaris van VVD-huize enigszins ken, laat hij zich niet zo snel hierdoor leiden. Laat de heer Fritsma zich alsjeblieft geen zorgen maken. Laat hij het nu niet groter maken dan het is. Er is immers geen sprake van rechtsongelijkheid.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Ik wil mij concentreren op het onderwerp gezinshereniging. Als ik nog tijd heb, wil ik ook nog wat zeggen over de asielzoekerskinderen en het beginsel «no cure less fee». Het Kamerdebat over gezinshereniging heeft de laatste maanden trekken van een treurspel gekregen. Ondanks de uitlatingen van mevrouw Arib van de PvdA, die meent dat een en ander volledig is doorgeslagen, heb ik nog steeds hoop dat dit treurspel een happy end zal krijgen. Ik zal dit toelichten. Ik heb op 27 september 2012 met steun van heel veel fracties in de Kamer een motie ingediend. Deze motie is aangenomen met steun van de Partij van de Arbeid. Hierin werd toenmalig minister Leers gevraagd om de maatregelen voor de aanscherping van gezinshereniging op te schorten. De achtergrond hiervan was uiteraard dat op dat moment, in tegenstelling tot het moment voor de verkiezingen, een meerderheid in de Kamer de aanscherping van deze gezinsherenigingsmaatregelen ongewenst achtte. We hebben op verzoek van de heer Fritsma hierover hoofdelijk gestemd. Hij herinnert zich dit wellicht nog. De motie werd aangenomen. De oud-minister, de voorganger van de staatssecretaris, vond de motie moeilijk uit te voeren. Hij gaf min of meer wel te kennen dat hij met de kabinetsformatie voor de deur in ieder geval geen onomkeerbare besluiten zou nemen. Als in het regeerakkoord zou komen te staan dat een en ander teruggedraaid wordt, zouden er in de tussentijd in ieder geval geen mensen zijn geweigerd. Dit was eigenlijk de essentie. In het regeerakkoord is van het terugdraaien van die aanscherping uiteindelijk geen sprake geweest. Deze ging gewoon door en ging bijvoorbeeld over grootouders en meerderjarige kinderen. In het akkoord staat dat deze aanscherping gewoon moest doorgaan, ondanks het feit dat er op dat moment geen meerderheid van de Kamer bestond.

Bij de behandeling van de Justitiebegroting heeft mijn collega, mevrouw Van Tongeren, mede namens een aantal andere Kamerleden een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om de mogelijkheid voor gezinsmigratie niet in de weg te staan, als het gaat om afhankelijke grootouders en meerderjarige kinderen. Deze motie is aangehouden in afwachting van de inhoudelijke argumentatie van de staatssecretaris. Op 21 december heeft de Kamer van de staatssecretaris een brief ontvangen over de motie-Van Tongeren c.s. De staatssecretaris gaat eigenlijk niet inhoudelijk in op de motie. Hij zegt alleen maar dat er is besloten om niets te doen met de aanscherping van het vorige kabinet, die per 1 oktober is ingegaan. De inhoudelijke verwerping van wat in de motie-Van Tongeren c.s. wordt gevraagd, is eigenlijk niet gekomen. Ik zei al dat het een treurspel betreft met een klein kansje op een happy end. Mijn fractie zal deze motie, die zij heeft aangehouden in afwachting van de inhoudelijke argumentatie van de staatssecretaris, in stemming brengen. Ik hoop dat in ieder geval de Partij van de Arbeid, waarvan we weten dat deze eigenlijk tegenstander is van de aanscherping van het gezinsherenigingsbeleid, de motie zal ondersteunen.

Ik maak nog een inhoudelijk punt. De staatssecretaris wijst op het alternatief dat individuele aanvragers altijd een beroep kunnen doen op artikel 8 van het EVRM. Het feit dat de staatssecretaris straks gebruik kan maken van zijn discretionaire bevoegdheid is op geen enkele wijze een alternatief voor de door mijn fractie gevraagde en door velen in deze Kamer gewenste versoepeling van de regels voor gezinshereniging, al was het maar vanwege het feit dat het belang van de Staat in dit soort procedures altijd veel zwaarder weegt. Ik wilde dit toch even zeggen over de gezinshereniging.

Over de asielzoekerskinderen hebben veel van mijn collega's reeds gesproken. Asielzoekerskinderen verhuizen tien keer zo vaak als gewone kinderen, oftewel kinderen die geen asielzoekerskinderen zijn. Dit moet ons allemaal zorgen baren, meer dan het gesteggel over cijfers in de trant van wat je nu precies wel en niet meetelt. Ik wil de staatssecretaris vragen om de voorstellen uit het rapport van de werkgroep Kind in azc over bijvoorbeeld het loskoppelen van de opvang en de asielprocedure serieus in overweging te nemen. Ik vraag hem ook om hierop in te gaan tijdens dit algemeen overleg van vanochtend.

Mijn collega's hebben al veel gezegd over het beginsel «no cure less fee». Je kunt volgens mij niet allebei hebben. Je kunt niet voor de beperking van stapeling zijn en tegelijkertijd menen dat de rechten van asielzoekers niet mogen worden ingeperkt. Het ene heeft automatisch het andere als consequentie. Is de staatssecretaris dit met mij eens?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik kan aansluiten bij de woorden van de heer Van Ojik wat betreft de gezinshereniging. Mijn fractie heeft hierin altijd samen opgetrokken met de Partij van de Arbeid. Als de motie-Van Tongeren c.s., waarin wordt verzocht om het beleid inzake verruimde gezinssamenstelling ook na 1 oktober te hanteren, in stemming komt, ga ik ervan uit dat de PvdA deze ondersteunt. Meerderjarige kinderen die feitelijk deel uitmaken van het kerngezin blijven in dat geval onder de regeling vallen, evenals hun ouders. Dit verbaast mij enigszins, omdat wij juist déze regeling bij de kindregeling betrokken hebben. Meerderjarige kinderen vallen ook onder de kindregeling. Een en ander zou helemaal in lijn zijn met de kindregeling die de staatssecretaris zelf naar de Kamer heeft gestuurd. Ik hoop dat de staatssecretaris hierin een lijn wil trekken in het voordeel van de meerderjarige kinderen.

Ik kom op het asielbeleid inzake Pakistan. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn thematische ambtsbericht. Ik ben blij dat hij de positie van de minderheden daar erkent. Toen ik een aantal maanden geleden in Pakistan was, heb ik een en ander zelf mogen aanschouwen. Ik heb kunnen zien hoe vreselijk de minderheden het daar hebben, met name de ahmadi's die een afsplitsing vormen van een sjiitische beweging. Zij worden niet erkend als moslims. Hun gebedshuizen worden gemolesteerd, hun Koranteksten worden van de moskeeën verwijderd en zij worden vervolgd. Ik ben blij dat de staatssecretaris deze groep mensen terecht aanwijst als risicogroep. De andere groep in Pakistan die evenveel te lijden heeft, zijn de christenen. De staatssecretaris erkent in zijn ambtsbericht dat duizenden christelijke families het geweld ontvluchten. Een aantal van deze mensen komt naar Nederland. Als de staatssecretaris verwijst naar de specifieke wetgeving die wel gericht is op de ahmadi's maar niet op de christenen, moet ik de staatssecretaris wijzen op mijn rapport en de vele christenen die onder de blasfemiewet in de gevangenis komen. Het bekendste geval is natuurlijk Asia Bibi, die door een valse beschuldiging op grond van de blasfemiewet de doodstraf heeft gekregen. Graag verzoek ik de staatssecretaris om, in navolging van de ahmadi's, ook de christenen als risicogroep aan te merken.

Ik kom op de verhuisbewegingen, waarover we regelmatig hebben gedebatteerd. We kopen niet zoveel voor de toezegging van de staatssecretaris dat deze inderdaad moeten afnemen. Ik wil van de staatssecretaris concreet vernemen dat hij het aantal verhuisbewegingen daadwerkelijk gaat verkleinen. Hiervoor is ook een meerderheid in de Kamer. Bij één verhuisbeweging per kind per jaar en een gemiddeld verblijf van drie tot vier jaar, spreken we al over vier verhuizingen. Ik heb kinderen gesproken die te maken hadden met veertien of vijftien verhuizingen. Zij konden zich niet meer herinneren op welke basisschool zij hadden gezeten, omdat ze er acht verschillende hadden gehad. Dit moeten we echt tot het verleden laten behoren. Ik vraag de staatssecretaris tot concrete maatregelen over te gaan. Het is bijvoorbeeld mogelijk om de gezinslocaties niet langer als een aparte verhuizing aan te merken en de uitgeprocedeerde mensen en gezinnen in de azc's te houden. Dit scheelt weer een verhuisbeweging.

De heer Azmani (VVD): Wat vindt de heer Voordewind ervan, als je de registratie van het COA over het afgelopen bekijkt, dat twee derde van de verhuisbewegingen op eigen verzoek is geweest? Zou de heer Voordewind, kijkend naar de belangen van het kind, genegen zijn om na te gaan in hoeverre we die mogelijke vrijwilligheid minder vrijwillig kunnen maken?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik kan deze vraag heel snel met een tegenvraag beantwoorden, maar dit mag niet. Ik kan wel een retorische vraag stellen, te weten: hoe komt het dat mensen vragen om overplaatsing? Defence for Children heeft hierop ook de vinger gelegd. Het kan namelijk zijn dat mensen worden overgeplaatst naar een locatie die zij absoluut niet zien zitten, hiertegen protest aantekenen en vervolgens onder druk alsnog worden overgeplaatst. Je hebt het dan weer over twee verhuisbewegingen. We moeten dus veel verder kijken dan alleen naar de cijfers. Ik verzoek de staatssecretaris om met een reactie te komen op de cijfers van Defence for Children, Vluchtelingenwerk et cetera. We kunnen deze dan meenemen in de procedurevergadering en bepalen op welke manier we hier nu verder mee omgaan. Beide analyses kunnen immers niet waar zijn. De ene komt uit op 55% vrijwillige verhuizing en de ander op 12%. Dit is een heel groot gat. Ik verzoek de staatssecretaris om deze cijfers te bekijken en de Kamer aan te geven waar de grote verschillen nu in zitten. Gemeenschappelijk punt is dat die verhuisbewegingen moeten worden teruggebracht. Ik vraag de staatssecretaris hier concreet op in te gaan en geen algemene termen te gebruiken. Ik heb hem een voorstel gedaan wat betreft de gezinslocaties.

De heer Azmani (VVD): In een van de laatste zinnen beluister ik dat de heer Voordewind niet afwijzend tegenover een en ander staat. Hij denkt ook mee in hoeverre je een vrijwillig verzoek kunt indienen, hoe vaak je dit kunt doen en of dit niet ten koste gaat van het kind, omdat de ouder wellicht de wens heeft om aan de andere kant van Nederland te gaan wonen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dan heeft de heer Azmani mij niet begrepen. Ik heb hem gevraagd wat nu de achterliggende oorzaken kunnen zijn van het verzoek om te verhuizen. Je kunt beter eerst onderzoek hiernaar doen. Het kan heel goed zijn dat mensen tegen hun wil verplaatst zijn naar een locatie, dat zij hiertegen geprotesteerd hebben en uiteindelijk hun zin hebben gekregen om terug te verhuizen naar een locatie waar de kinderen wellicht al op school hebben gezeten. Dan heb je het inderdaad weer over twee verhuisbewegingen. Dit is echter speculatie. Ik vraag, mogelijk tezamen met de heer Azmani, aan de staatssecretaris om tot een verklaring te komen van die cijfers. We kunnen er dan specifieker op ingaan dan nu het geval is.

Op 13 maart spreken we over de «onuitzetbaren», een vreselijke term. Mijn fractie verschilt met de staatssecretaris nog steeds van mening over de vraag hoe we met deze mensen moeten omgaan. We krijgen een advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken. Ik heb vernomen dat dit advies pas in mei komt. Ik verzoek de staatssecretaris om alvast een tussenrapportage of de voorlopige conclusies aan de Kamer te doen toekomen, opdat zij deze kan betrekken bij het debat op 15 maart over terugkeer. Het lijkt mij een heel belangrijk rapport, ook in het licht van een mogelijke uitzetting van de mensen in de Vluchtkerk op 31 maart. Het zou mooi zijn als we het in voornoemd debat kunnen bespreken. Ik verneem graag de reactie van de staatssecretaris. We hebben hier immers te maken met een impasse van het asielbeleid. We hebben hier te maken met een groep uitgeprocedeerde asielzoekers, die in vreemdelingendetentie hebben gezeten en blijkbaar niet uitzetbaar zijn. Dit gaat maand in maand uit door. Sommigen gaan erin en eruit. Dit kan soms achttien maanden duren.

We hebben een en ander concreet onderzocht en bij de kop gehad in de kwestie Irak. De toenmalig minister heeft toen gezegd dat hij ze niet gedwongen zou uitzetten. We weten dat asielzoekers uit Somalië heel moeilijk uitzetbaar zijn vanwege de veiligheidssituatie. De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen heeft in de Kamer gezegd dat uitzettingen naar Mogadishu onverantwoord zijn. Staatssecretaris Knapen moest met een beschermvest en een helm op in Mogadishu landen. Het wat immers veel te gevaarlijk om dit zonder deze aankleding te doen. Ik verzoek de staatssecretaris vriendelijk om deze punten en het voorlopig adviesrapport te betrekken bij het debat van 13 maart.

De heer Van Hijum (CDA): De heer Voordewind herhaalt hier niet het voorstel dat hij in een aantal kranten heeft gedaan, te weten dat er een tijdelijke verblijfsvergunning moet komen voor mensen die buiten hun schuld niet kunnen terugkeren naar hun land van herkomst. Het gaat dan om de groep mensen in de vluchtkerken. Waarom vindt de heer Voordewind het gerechtvaardigd om voor deze specifieke groep mensen in de vluchtkerken een apart buitenschuldbeleid te voeren? Kan hij ingaan op de vraag of het een gezond uitgangspunt is dat mensen die uitgeprocedeerd zijn het maximale doen om zelf terug te keren? Als dit niet lukt, is er binnen het buitenschuldbeleid een procedure mogelijk waarbij je kunt vaststellen dat het niet lukt en dat er daadwerkelijk een grond is voor een buitenschuldverklaring.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik ben heel blij met deze vraag. Ik was namelijk van plan om dit toe te lichten. Het gaat om twee groepen. Enerzijds gaat het om vrijwillige terugkeer. Dit betreft 20% van de mensen in de Vluchtkerk. Ik kan de heer Van Hijum melden dat van de 290 ingediende aanvragen in 2011 30 buitenschuldverklaringen zijn toegekend. Op grond hiervan concludeer ik dat er enkele honderden mensen vrijwillig wilden terugkeren, maar niet in staat zijn geweest om dit bij de ambassades te realiseren. Er zit dus een lacune, oftewel een gat in het asielbeleid. Men is uitgeprocedeerd. Men wil zelfs terug en is het zat om in Nederland te blijven. Men kan echter niet worden uitgezet, omdat men geen laissez passer krijgt. Op dit moment zegt de staatssecretaris: dat is dan jammer, hieraan hebben we geen boodschap; dan had u maar beter uw best moeten doen om bij de ambassade een laissez passer te krijgen. De staatssecretaris schudt zijn hoofd en zegt: nee, als ze daadwerkelijk niet kunnen terugkeren…

De heer Azmani (VVD): Dit debat gaan we op 13 maart voeren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het ging dus om twee groepen. Het gaat mij niet specifiek om de Vluchtkerk. Deze staat wel symbool voor de groepen die niet kunnen terugkeren. De ene groep betreft dus de vrijwillige terugkeer. Hierbij is sprake van een gat. Deze valt niet onder de buitenschuld, hetgeen we beter gaan bekijken.

De tweede groep betreft de groep die in vreemdelingendetentie heeft gezeten en hier weer uitgezet is, omdat deze niet kan worden teruggestuurd. Hiervoor zou ik graag een regeling willen.

De heer Van Hijum (CDA): Ik begrijp de procedurele ongemakkelijkheid bij mijn collega's. De heer Voordewind zegt in een artikel dat er een tijdelijke verblijfsvergunning moet komen voor mensen die buiten hun schuld om niet terug kunnen naar hun land van herkomst. Hij verwijst hierin naar de gekraakte kerken in Amsterdam en Den Haag. Ik heb hier moeite mee, juist vanwege het feit dat we dit debat zorgvuldig met elkaar willen voeren. Er wordt nu een verwachting gewekt waarvan wij ons moeten afvragen of we deze kunnen en willen waarmaken en of deze zich verhoudt tot de zorgvuldigheid van het proces dat we in gang hebben gezet.

Mevrouw Arib (PvdA): Ik ben ook benaderd door de media met de vraag wat ik vind van het plan van de heer Voordewind. Ik heb geen plan gezien. Er wordt wel in de media van alles geroepen. Ik vind het ook heel lastig debatteren. De heer Voordewind heeft kennelijk iedereen gesproken en heeft een eigen oordeel gevormd over de vraag wie wel en wie niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Ik zou hem willen oproepen om dit debat zorgvuldig te voeren op het moment dat we alle informatie hebben. Al die dossiers waarover de heer Voordewind het heeft, zou ik ook graag willen hebben.

De voorzitter: Uw oproep is gehoord. Op 13 maart hebben we hierover een debat en komt het uitgebreid aan de orde.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De aanleiding was het feit dat het adviesrapport kennelijk pas in mei komt. Ik verzoek de staatssecretaris om de Kamer tussentijdse rapporten toe te zenden, juist ook in het licht van de Vluchtkerk en de mogelijke sluiting hiervan eind maart. Hieraan heb ik het voorstel gekoppeld voor het debat van 13 maart. Ik leg dit alvast in de week. We hoeven hier nu echter niet verder op in te gaan. Ik heb alvast wat schoten voor de boeg gedaan.

De voorzitter: We zijn aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Het woord is aan de staatssecretaris voor zijn beantwoording in eerste termijn. De Kamerleden krijgen de mogelijkheid tot twee korte interrupties.

Staatssecretaris Teeven: Ik bedank de Kamerleden voor hun deskundige inbreng. Zij hebben zich goed verdiept in al deze materie, hetgeen erg wordt gewaardeerd. Het wordt een scherp debat, hetgeen we precies nodig hebben in deze zaal. Mevrouw Arib zei dat we van de feiten moeten uitgaan. Dit is erg belangrijk. Als er feiten naar voren worden gebracht die – laat ik het maar in gewoon Nederlands zeggen – nergens op slaan, dan voel ik mij genoodzaakt hierover iets te zeggen.

Ik zal per onderwerp antwoorden. Eerst reageer ik op de opmerkingen van de laatste spreker van vandaag, de heer Voordewind, die spreekt van «vluchtkerken». Ik noem dit «uitgeprocedeerde asielzoekers die Nederland niet willen verlaten en verblijven op een plaats». Deze mensen hadden, toen ze in een tentenkamp aan de Notweg te Amsterdam zaten, op 8 en 9 oktober de gelegenheid om in contact te treden met medewerkers van mijn immigratiediensten om hun verhaal te vertellen. Zo konden zij ook vertellen of zij al dan niet bereid waren om Nederland vrijwillig te verlaten. Indien gewenst, zou er voor opvang worden gezorgd. Er hebben zich toen echter geen personen gemeld. Op enig later moment hebben medewerkers van de Immigratiedienst meerdere malen getracht om in contact te komen met de mensen die op die buitenlocaties in Amsterdam en Den Haag zitten. Op 13 maart spreken wij hierover verder, maar dan zijn de Kamerleden alvast op de hoogte van het standpunt van de regering inzake dit onderwerp. Er is geen sprake van een gat in het asielsysteem. Het gaat om de keuze of je Nederland al dan niet wilt verlaten. Mensen die Nederland willen verlaten, komen ter sprake in de discussie van 13 maart. Hierin komt ook het advies van de ACVZ boven water. Je krijgt dan de discussie over buitenschuld als mensen willen meewerken aan vrijwillige terugkeer. Als mensen Nederland niet willen verlaten, dan kom je aan deze hele discussie niet toe. Dan moet ik de heer Fritsma gelijk geven. Je komt dan in een discussie terecht over de vraag of de Nederlandse Staat de verantwoordelijkheid moet nemen voor mensen die Nederland vrijwillig moeten verlaten, dit niet willen doen en zich ook niet bekendmaken.

Het is heel belangrijk, ook voor het debat van 13 maart, dat mijn diensten er alle moeite voor doen om ervoor te zorgen dat die personen in die buitenlocaties in Amsterdam en Den Haag zich bekendmaken. Ik zal mijn diensten hiertoe ook opdracht geven. Op die wijze kunnen we de mensen onderscheiden die Nederland echt willen verlaten. We gaan er dan alles aan doen om hierin te bewilligen. We verkrijgen bovendien informatie over wat er in het verleden is gebeurd. Is een en ander wel of niet gelukt en valt dit onder buitenschuld of niet? Moeten we dit criterium wel of niet aanpassen? Daarnaast zijn er de mensen die al veertien jaar geleden door de politierechter in Amsterdam werden veroordeeld. Die kom je dan als staatssecretaris weer tegen tijdens een algemeen overleg eind december. De Kamer moet niet vreemd opkijken als ik enigszins verbaasd ben over het feit dat mij dit als staatssecretaris overkomt. Ik wou dit even kwijt in reactie op de opmerking van de heer Voordewind. Er is geen gat in het asielbeleid, maar er is sprake van een verschil tussen vrijwillige en gedwongen terugkeer. Ik verheug me op het debat van 13 maart, in die zin dat we komen tot constructieve oplossingen. Mevrouw Gesthuizen geeft dit ook aan.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik bedank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. We gaan hierover door. Dit is inderdaad de crux. We hopen tijdens het debat op 13 maart een stap verder te zetten wat betreft die buitenschuldregeling. Blijkbaar zitten er honderden mensen die wel bereid zijn om terug te keren, maar die niet onder de buitenschuldregeling vallen. Hierover wachten we het adviesrapport af. Ik hoop dat de staatssecretaris bereid is om dát gat, dat er blijkbaar zit, sympathiek te bekijken.

De tweede categorie betreft inderdaad de mensen die Nederland niet willen verlaten, omdat zij doodsbang zijn om terug te keren. Deze hebben in vreemdelingendetentie gezeten. Over hen zegt de staatssecretaris dat de overheidsbetrokkenheid compleet stopt. Blijkbaar verschillen we op dit punt van mening. Daarmee is het probleem echter niet weg. Ik hoop 13 maart met deze mensen te spreken. De staatssecretaris kan immers wel zeggen dat een en ander niet meer op zijn bordje ligt, maar die mensen zitten er wel en leven op straat. Geen van ons allen wil criminaliteit. We moeten het probleem, dat er nog steeds is, serieus bekijken.

Staatssecretaris Teeven: De Nederlandse regering zegt niet dat alle bemoeienis ophoudt. Je hebt in dat geval wel een andere discussie. Je kunt een discussie hebben over buitenschuld in relatie tot mensen die Nederland zelf willen verlaten. Dit zijn er naar mijn mening geen honderden, maar slechts enkelen. Dit is een verschil in opvatting. Een en ander wordt duidelijk op het moment dat de mensen zich bekendmaken. Zolang deze mensen zich niet bekendmaken aan de Nederlandse overheid, zullen we het ook niet weten.

Met de mensen die niet terug willen maar dit volgens de wet wel moeten, hebben gemeenten op dit moment een probleem. Als staatssecretaris kun je hiervoor niet je ogen sluiten. De vraag luidt of dit de verantwoordelijkheid is van de overheid of in eerste instantie van de mensen die na talloze procedures Nederland moeten verlaten. Deze discussie voeren we ook op 13 maart.

Ik zal geen algemene opmerkingen maken en direct overgaan tot de opmerkingen die door de Kamerleden zijn gemaakt. Ik doe dit per onderwerp.

De heer Voordewind (ChristenUnie): In het kopje heb ik gevraagd naar de mogelijkheid om de voorlopige conclusies van de adviescommissie te betrekken bij het debat van 13 maart over uitzetting.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb begrepen dat het advies van de ACVZ in mei komt. Ik spreek vanmiddag met de voorzitter van die commissie. Wellicht gaat zij mij meedelen dat zij in staat is om dit advies eerder uit te brengen. Ik zal er alles aan doen om dit te bewerkstelligen. Dit is ook in het belang van ons debat op 13 maart. Als er een mogelijkheid is om het advies van de ACVZ op een eerder tijdstip te ontvangen, het liefst voor 13 maart, dan heeft dit mijn voorkeur. Indien dit niet mogelijk is en het rapport ergens tussen 13 maart en mei komt, dan is het wellicht verstandig om het debat iets later te plannen. Hier gaat de Kamer echter over en niet ik. Ik hoor wel wanneer het debat zal plaatsvinden.

Voorzitter. Ik kom op de antecedentenverklaringen. Ik begrijp wat de heer Fritsma wil, maar die verklaring moet wel bruikbaar en nuttig zijn. Het is precies zoals de heer Azmani zei: die antecedentenverklaring moet een meerwaarde hebben. We hebben navraag gedaan in onder meer België en Australië, omdat deze landen reeds gebruikmaken van zo'n antecedentenverklaring. Zij merken dat in veel herkomstlanden de administratie niet op orde is. Hierdoor is het moeilijk om de juiste informatie te krijgen. Er zijn ook verschillen tussen strafrecht en strafprocesrecht. De heer Fritsma heeft gelijk dat je in Nederland nog zou kunnen beoordelen welke verschillen er zijn. Dit is echter lastig en zeer arbeidsintensief, terwijl de uitkomst van die vergelijking zeer discutabel is. Er zijn ook veel landen – ik wijs bijvoorbeeld op China en de Verenigde Staten – waar over antecedentenverklaringen in verschillende delen van deze landen een andere opvatting bestaat. In verschillende staten van de Verenigde Staten worden deze anders geïnterpreteerd. Als ik de landen bekijk die gebruikmaken van de antecedentenverklaring tezamen met de informatie die we hebben ingewonnen over de waarde hiervan, dan is de waarde van die antecedentenverklaringen gewoon niet groot. Dan moet je er niet aan beginnen. Moet je dan het hoofd in de schoot leggen of zijn er dan nog andere mogelijkheden om wat meer duidelijkheid te krijgen? We hebben IND-liaisons in een aantal herkomstlanden zitten of andere mensen die verantwoordelijk zijn voor een aantal herkomstlanden. Je zou kunnen bezien of je bij deze posten navraag moet doen over incidentele vreemdelingen. Ik zeg de heer Azmani toe dat ik me met het hoofd van de IND zal verstaan om te bekijken of dit een mogelijke werkwijze is.

Tegen de heer Fritsma zeg ik dat wij niet zomaar iets invoeren wat geen nut heeft. Ook het kabinet-Rutte I heeft dit niet gedaan. Ik ben sinds 5 november 2012 in dienst op dit dossier, maar ook mijn voorganger heeft dit niet gedaan. Blijkbaar zijn er goede aanleidingen geweest om niet tot invoering over te gaan.

De heer Fritsma (PVV): Ik vind dit antwoord bijzonder onbevredigend. Als je, om de woorden van de staatssecretaris maar te gebruiken, een streng maar rechtvaardig toelatingsbeleid wilt voeren, dan moet je natuurlijk beginnen met het weren van criminelen. Dit gebeurt nu niet. Wij hebben geen idee of de persoon die een verblijfsaanvraag indient misschien iemand om het leven heeft gebracht of iemand heeft verkracht. We weten het niet, we checken het niet. Ik kan niet leven met het idee dat de deur wijd openstaat voor criminelen. De staatssecretaris probeert het nu enigszins te downplayen met de mededeling dat het geen meerwaarde heeft. Als dit zo was, dan was Australië er ook mee opgehouden. Ik heb hier de Australische werkwijze uitgeprint. Hiermee worden wel degelijk criminelen weggefilterd. Ontkent de staatssecretaris dit? Zo nee, dan moeten wij het toch ook invoeren?

Staatssecretaris Teeven: Wij moeten vooral geen symboolwetgeving invoeren, maar enkel wetgeving waarmee we problemen oplossen. Dat is ook enigszins de insteek van dit kabinet: geen symboolwetgeving, maar wel wetgeving waarmee we iets oplossen. Dit is heel erg belangrijk. Hierover behoeven alle leden van deze commissie natuurlijk niet hetzelfde te denken. Iedereen kan verschillende opvattingen hierover hebben. Op sommige onderdelen zal de ene fractie het met de regering eens zijn en op andere onderdelen een andere fractie. Het is heel erg belangrijk om vast te stellen dat de Australische autoriteiten zelf zeggen dat, indien zij het opnieuw zouden moeten doen, zij dit niet weer doen. Ik ken de werkwijze, want de Belgen hebben deze ook. Deze is echter niet heel bevredigend.

De heer Azmani heeft mij verzocht om navraag te doen in individuele zaken, waarbij tijdens het instroomproces door de IND grote vraagtekens worden geplaatst bij een bepaalde vreemdeling. Dit is effectiever dan het invoeren van iets waarop we ons eigenlijk niet kunnen baseren en waarbij af en toe sprake is van een toevalstreffer. In dat geval gaan de kosten voor de baten uit, hetgeen we niet moeten doen.

De heer Fritsma (PVV): Kan de staatssecretaris hierover snel duidelijkheid geven? Er moet gewoon iets gebeuren om de antecedenten te checken, linksom of rechtsom, ongeacht de vraag of het nu via de misdaadvrijverklaring gaat of met de koppeling van systemen zoals de heer Azmani voorstelde. Zo simpel is het. Je kunt anders niet volhouden dat er sprake is van een streng vreemdelingenbeleid. Ik geef de staatssecretaris nog een kans om naar alternatieven te zoeken. Ik wil echter wel een toezegging dat dit op redelijk korte termijn gebeurt. We hebben immers al veel te lang gewacht op die brief over de misdaadvrijverklaring.

Staatssecretaris Teeven: Ik ben blij dat de heer Fritsma mij nog een kans geeft. Deze pak ik met twee handen aan. Ik ben ook blij dat ik hem overtuigd heb van het feit dat zo'n antecedentenverklaring geen nut heeft. Dan hebben we elkaar in dit debat ook weer eens overtuigd. Ik zeg de heer Fritsma en de overige commissieleden toe dat ik het koppelen van de systemen zal bekijken. Dan moeten onze systemen ook volledig operationeel zijn, maar dat is een ander onderwerp. De Kamerleden zijn hiervan op de hoogte. Tevens zal ik bekijken of in incidentele zaken via de IND-liaisons in de herkomstlanden nadere informatie kan worden ingewonnen.

De heer Schouw (D66): De staatssecretaris maakt een vluggertje met de heer Azmani door hem allerlei zaken toe te zeggen. In een bijzin zei de staatssecretaris min of meer dat als er een persoon binnenkomt die de IND niet bevalt, laatstgenoemde maar navraag moet doen. Dit leidt echter weer tot willekeur. Kan de staatssecretaris ook toezeggen dat hij aspecten als het verbod op discriminatie en zorgvuldigheid et cetera meeneemt? Want waar moet je als IND'er nu in hemelsnaam aan toetsen?

Staatssecretaris Teeven: Het zou kunnen dat de IND op enig moment bij een eerste instroom toch nadere informatie heeft over een bepaald persoon, bijvoorbeeld via de media. Dergelijke zaken zijn mij ook bekend. Als deze persoon hier asiel aanvraagt of een verblijfsvergunning aanvraagt, weten we dat er een geschiedenis aan vastzit. Het is dan niet vreemd dat je tegen de IND zegt: goh, je hebt medewerkers zitten in de herkomstlanden; vraag eens na of er nadere informatie bekend is. Dit doen we reeds. Dit is op zich een bestendige werkwijze. Als deze het proces en de tekortkomingen die we met ons allen signaleren kan ondervangen, dan is er sprake van een zinvolle bijdrage. Ik zeg dus niet even snel: dit hebben we weer gehad; de VVD-fractie heeft ook weer een toezegging ontvangen van de regering. Zo werkt het niet. In de antecedentenverklaringen van de heer Fritsma zie ik niets. Hiermee is de heer Schouw van D66 het eens. Dit betekent dat we naar andere wegen moeten zoeken. Hiermee ben ik bezig.

De heer Schouw (D66): Inclusief allerlei eisen inzake zorgvuldigheid. Anders blijf ik enigszins hangen bij het idee van een een-tweetje tussen de heer Azmani en de VVD.

Staatssecretaris Teeven: Nee, de regering hecht aan die voorzichtigheid. De D66-fractie heeft dit nadrukkelijk onder de aandacht gebracht. Ik zal dit ook zeker meenemen. Laat dit volstrekt helder zijn.

Voorzitter. Mevrouw Gesthuizen heeft aandacht gevraagd voor de zaak-Dolmatov. Zij is verheugd over het feit dat er een onafhankelijk onderzoek wordt ingesteld door de Inspectie Veiligheid en Justitie. Zij vraagt zich echter af wat hierin concreet wordt meegenomen. We nemen in dit onderzoek de medische behandeling mee. Hoe is de persoon behandeld op de plek waar hij gedetineerd was? Hoe verhoudt het moment waarop door de gemachtigde van betrokkene hoger beroep is ingesteld, zich tot de plaatsing in vreemdelingenbewaring? Met andere woorden: had dit wel gekund? Als het niet had gekund, hoe heeft het dan toch kunnen gebeuren? Hoe kunnen we dit in de toekomst voorkomen? Hiertoe zal het onderzoek zich nadrukkelijk uitstrekken. Hierover denken we op dit moment concreet na.

De Inspectie Veiligheid en Justitie zal niet de asielprocedure bekijken. Uiteraard heb ik deze zelf al bekeken. De inspectie bekijkt evenmin de feitelijke beoordeling van asiel, omdat deze nog niet was afgerond. Er was een voornemen geuit, een zienswijze gegeven en een beschikking uitgebracht. Tot hier was het proces gekomen en niet verder. Er bestaat op dit moment ook geen directe aanleiding om het werk van de IND over te doen in een individuele zaak. Hiertoe strekt het onderzoek van de inspectie zich niet uit. Dit laat onverlet dat het dossier natuurlijk wel opnieuw is bekeken.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik had nu juist graag gezien dat alles in zijn geheel zou worden bekeken. Ik snap wel dat je bepaalde delen van een onderzoek hebt: enerzijds het medische deel en anderzijds het asieldeel. Maar juist in deze kwestie lijkt het mij van het grootste belang dat we wel kijken naar de wijze waarop de asielprocedure is verlopen. De staatssecretaris zegt dat hij een en ander al zelf heeft bekeken.

Wanneer wordt de Kamer van de bevindingen van de staatssecretaris op de hoogte gesteld?

Staatssecretaris Teeven: Het is verstandig om eerst de inspectie haar werk te laten doen op die twee onderdelen waarnaar nadrukkelijk wordt gekeken. Op het moment dat dit onderzoek van de inspectie is afgerond, zal ik het naar de Kamer zenden tezamen met een beleidsreactie, waarin ook het verloop van de asielprocedure is meegenomen. Hierover krijgt de Kamer dan duidelijkheid. Ik zal een en ander nadrukkelijk erbij betrekken.

Mevrouw Arib (PvdA): Ik had hier ook schriftelijke vragen over gesteld. Ik ben erg benieuwd wanneer dit onderzoek wordt afgerond. Het speelt namelijk al twee of drie maanden.

Staatssecretaris Teeven: Dat is niet helemaal juist. Volgens de documenten is het hoger beroep ingesteld op 11 januari 2013. Het speelt nu dus circa vijf weken. In antwoord op de vraag van mevrouw Arib kan ik mededelen dat ik contact heb opgenomen met de Inspectie Veiligheid en Justitie. Het onderzoek zal zo snel mogelijk maar wel grondig worden gedaan. Ik heb een tijdpad gezien. We moeten echter nog beoordelen of dit haalbaar is.

Mevrouw Gesthuizen heeft een vraag gesteld over de zaak-Kosanovic. Op 3 december 2012 heb ik in reactie op de Kamervragen van mevrouw Arib laten weten dat ik niet bereid ben om onderzoek te laten doen naar de toedracht van de gebeurtenissen in Servië. Als reden heb ik aangegeven dat er een te groot tijdsverloop is. Het besluit van de IND is in 2007 genomen op basis van de toen voorliggende informatie. Daarna hebben we het verblijf van Kosanovic in Servië niet beoordeeld. Mevrouw Gesthuizen vindt dit vreemd. Ik heb zowel bij de begrotingsbehandeling als vandaag gezegd dat het allemaal goed is gegaan. Desondanks heb ik die procedure toch aangepast, zodat er een betere koppeling is ingeval iemand getuigenbescherming van de tribunalen geniet. Soms meen je als bestuurder dat de procedures op zich goed zijn gevolgd, maar dat deze niet voldoende zekerheid bieden. In dit opzicht deel ik het standpunt van mevrouw Gesthuizen en de rest van de Kamer. Juist als mensen in een getuigenbeschermingsprogramma zitten en de rol van de tribunalen in ogenschouw moet worden genomen, moet er een betere koppeling plaatsvinden tussen de migratiediensten, de verantwoordelijke tribunalen en de beveiligingsdiensten van deze tribunalen. Om deze reden heb ik die maatregelen genomen. Als iets goed gaat, hoeft het niet altijd zo te zijn dat het niet beter kan. Dit is typisch zo'n voorbeeld waarvan je denkt: het is wel goed genoeg, maar het kan beter. Ik vind dat we voor de toekomst maatregelen moeten nemen om een en ander te voorkomen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dit steekt mij. In heel specifieke gevallen die ons veel kunnen leren over de wijze waarop we in de toekomst met zaken moeten omgaan, moeten we precies van de hoed en de rand weten. Het ongeveer vaststellen is dan niet voldoende. Ik wil graag precies weten waarom de staatssecretaris op enig moment, ook al is het allemaal goed gegaan, toch heeft gemeend dat er gehoor moest worden gegeven aan de oproep om in zulke gevallen zelf contact op te nemen met bijvoorbeeld het tribunaal. Dit is in de zaak-Kosanovic niet gebeurd. Op welke manier heeft de staatssecretaris dit beoordeeld? Ik wacht ook nog steeds op het moment dat de staatssecretaris de Kamer al dan niet vertrouwelijk informeert over deze zaak.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb de Kamer een brief gestuurd met de mededeling dat ik de procedure heb aangepast. Blijkbaar was ik van oordeel dat een en ander beter kan. In deze zaak is in het tijdsverloop een en ander gebeurd. Het tijdsverloop in voormalig Joegoslavië tussen het moment van terugkeer en het moment van overlijden kun je met de beste wil van de wereld niet aan de Nederlandse overheid toerekenen. We moeten echter wel zorgvuldiger zijn. Om die reden heb ik heb deze procedure ingelast. Ik voel er niet veel voor om de Kamer over deze hele individuele procedure te informeren.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik kondig alvast aan dat ik zal trachten om de staatssecretaris via een VAO hiertoe te dwingen.

Staatssecretaris Teeven: Ik roep wel in herinnering dat ik vlak voor de kerst – toen hebben we dit onderwerp ook al besproken – heb gezegd dat ik zal bezien of het mogelijk is om de Kamer hierover vertrouwelijk te informeren. Dit heb ik bezien en nu zeg ik de Kamer dat ik dit niet wil doen.

Mevrouw Arib (PvdA): Mijn eerdere opmerking sloeg eigenlijk op deze zaak. Het klopt inderdaad dat het twee maanden geleden is. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat hij naar aanleiding van dit trieste geval de regels van de procedures min of meer heeft aangepast. Het lijkt mij echter vreemd als je niet weet op basis waarvan je dit doet. Het gaat niet om de vraag wie de schuldige is. Je moet je afvragen wat er fout is gegaan. Op basis van die uitkomsten pas je de procedures aan. Het zou toch logisch zijn om eerst te onderzoeken en dan pas de procedures aan te passen?

Staatssecretaris Teeven: De zaak is bekeken. Ik ben van mening dat er in deze zaak niets is fout gegaan. Een en ander kan echter beter en er moeten betere voorzorgsmaatregelen worden genomen. Het hoeft niet altijd fout te gaan in een zaak om te zien dat dingen beter kunnen. Deze zaak is hiervan een voorbeeld. We hebben de procedures nu aangepast. Mevrouw Arib stelt voor dat we een zaak uit 2007 met de wetenschap van 2013 gaan bekijken. Dat is prima. Terugkijkend naar hetgeen in 2007 en daarna is gebeurd, heb ik met de wetenschap van 2013 gemeend dat dit protocol scherper moet zijn. Om die reden heb ik het aangepast. Hierbij wil ik het laten. Dit is mijn standpunt op dit moment.

Voorzitter. Ik kom te spreken over Pakistan. De heer Voordewind geeft aan dat de christenen niet als risicogroep worden aangemerkt en de ahmadi's wel. De vrijheid van vereniging en vergadering van christenen wordt voor zover bekend door de autoriteiten niet beperkt. Christenen ondervinden wat betreft het recht op godsdienstvrijheid ook minder problemen dan ahmadi's. Volgens de wet is het religieuze minderheden in Pakistan toegestaan om hun geloof te verspreiden. Christenen konden dit in de verslagperiode van het ambtsbericht dat ik heb ontvangen ook doen, mits zij duidelijk maakten dat zij geen moslims zijn en zij niet tegen de islam prediken. Hoewel de christelijke gemeenschap probeert om niet te zeer de aandacht naar zich toe te trekken – dit leidt ook tot een zekere mate van zelfcensuur – is zij doorgaans wel vrij om boeken en tijdschriften uit te brengen. Dit is anders ten opzichte van de positie van de ahmadi's. Voor mij is dit de reden geweest om de christenen niet als risicogroep aan te merken en de ahmadi's wel.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik bedank de staatssecretaris voor zijn uitleg. Het feit dat je boeken kunt uitgeven en bij elkaar mag komen, is het punt niet. Ik ben bij deze kerkdiensten geweest en dat gaat allemaal prima. Op het moment dat een moslim zich echter bekeert tot het christendom, wordt hij vervolgd. De minister geeft aan dat er dan vestigingsalternatieven moeten zijn. Ik heb met mensen gesproken in veiligheidshuizen. Zij hadden 1.000 kilometer gereisd, maar nog steeds werden zij vervolgd door dorpsbewoners of familieleden die uit waren op hun dood. Het gaat dus juist om de bedreigingen. Ik heb een citaat uit het ambtsbericht voorgelezen dat de gemeenschap christenen geregeld bedreigd en aangevallen wordt door grote groepen radicale moslims. Duizenden families moeten permanent hun woongebied verlaten. Deze cijfers worden in het ambtsbericht aangehaald. Ik begrijp derhalve niet waarom de staatssecretaris een theoretisch verschil maakt, terwijl in de praktijk heel veel christenen slachtoffer zijn van zowel de cultuur als van de blasfemiewet, waardoor zij in de gevangenis komen.

Staatssecretaris Teeven: Hierover verschillen we niet van mening. Ik weerspreek ook niet dat dit het geval is. Daarom heb ik ook het beleid versoepeld. Je hoeft je niet meer tot de autoriteiten te wenden voor bescherming. Dit in tegenstelling tot het eerdere beleid. We hebben vastgesteld dat als je je tot die Pakistaanse autoriteiten moet wenden, je inderdaad een probleem hebt om die bescherming te krijgen. Een wezenlijk verschil is echter dat de christenen nog wel een zekere mate van vrijheid hebben en de ahmadi's niet. De dingen die de heer Voordewind noemt, zijn nu juist zaken die je individueel heel goed kunt toetsen in een asielprocedure. Dat is ook de reden waarom ik dat verschil tussen beide groepen heb gemaakt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Die ahmadi's worden aangewezen als risicogroep, omdat zij volgens de staatssecretaris theoretische bedreigingen oplopen. In de wetgeving is dit expliciet neergezet. Zij worden theoretisch beperkt in de beleving van hun geloof. Dit zou het onderscheid zijn met de situatie van de christenen. Uiteindelijk moet je feitelijk bekijken in hoeverre mensen van hier daarnaartoe teruggaan en in hoeverre dit als persoonlijke bedreiging wordt gezien. De groep kan echter wel grote bedreigingen ondervinden. Het is derhalve verstandiger om deze als een risicogroep aan te merken. Dit doen we ook bij Irak. Individueel kunnen we de bedreiging niet aantonen, maar we kunnen wel zeggen dat er sprake is van een risicogroep. De overheid zou derhalve heel terughoudend moeten zijn met het uitzetten van dit soort mensen.

Staatssecretaris Teeven: Ik begrijp dat de heer Voordewind blij is met de extra waarborgen en het feit dat het beleid op dit punt is aangepast en dat individueel wordt getoetst. Uit feitelijke gebeurtenissen blijkt ook waarom ik de ahmadi's wel als risicogroep heb aangemerkt. Ik zeg de heer Voordewind toe dat ik de positie van de christenen nog een keer zal bekijken en zal bezien of ik tot een andere constatering kom.

De voorzitter: En de Kamer wordt hierover geïnformeerd?

Staatssecretaris Teeven: Jazeker.

Voorzitter. Vele woordvoerders hebben in dit debat gesproken over de burgemeestersverklaringen. Oud-minister Leers heeft ook gezegd dat deze verklaringen een bron van informatie vormen voor het toepassen van de discretionaire bevoegdheid. Deze vertellen iets over het maatschappelijk belang van iemand. De inhoud is natuurlijk niet doorslaggevend. Ik zeg ook tegen de heer Fritsma dat zowel linkse, rechtse, als christendemocratische burgemeesters met burgemeestersverklaringen komen. Ik wist dit niet voordat ik op deze post zat. Burgemeesters van rechtse signatuur komen ook met burgemeestersverklaringen en vragen mij om mijn discretionaire bevoegdheid toe te passen. Vroeger was dit andersom overigens ook het geval bij de PvdA-staatssecretaris die gebruikmaakte van haar discretionaire bevoegdheid. Het is van belang om dit feitelijk vast te stellen. Dit laat onverlet dat dit geen enkele doorslaggevende betekenis heeft op het nemen van een uiteindelijk besluit. In de interruptiedebatten hebben de woordvoerders dit reeds uitvoerig met elkaar gewisseld. Het is één omstandigheid die meeweegt bij de besluitvorming om iemand al dan niet een verblijfsvergunning te verlenen. Als er een burgemeestersverklaring wordt overgelegd, gaat de staatssecretaris niet ogenblikkelijk over tot het afgeven van een verblijfsvergunning. Zo is het zeker niet. Dit wil ik nogmaals gezegd hebben.

De heer Fritsma (PVV): Ik geloof graag dat er ook VVD-burgemeesters lobbyen voor verblijfsvergunningen, mede gelet op de huidige wijze waarop de VVD met het toelatingsbeleid omgaat. Welke burgemeester het ook is, het blijft een principiële zaak voor de PVV-fractie dat burgemeesters helemaal buiten het toelatingsbeleid moeten worden gehouden. Er is immers altijd sprake van willekeur als je die rol toekent. Daarnaast zijn er nog enkele factoren van belang. Wie schreeuwt het hardst? Voor wie wordt het meeste actie gevoerd? Mensen spannen allerlei organisaties voor hun karretje. Mensen die wat minder mediageniek of verlegen zijn dan andere vreemdelingen, hebben hierdoor minder kans. Het punt van willekeur blijft dus bestaan. Graag ontvang ik hierop een reactie van de staatssecretaris. Wat nog belangrijker is, is het feit dat mensen nu gericht zijn op inburgering en inworteling in Nederland. Dit wordt nu immers een factor. Deze loopt weliswaar via een burgemeester en is niet doorslaggevend maar het wordt een factor in het toelatingsbeleid. Dit is in tegenspraak met het terugkeerbeleid dat deze staatssecretaris probeert te verdedigen. Hierin slaagt hij echter niet goed.

Staatssecretaris Teeven: Het is een feit van algemene bekendheid dat de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het vreemdelingenbeleid gedurende de afgelopen twintig jaar altijd te maken heeft gehad met burgemeesters die trachten burgers uit hun gemeenten bij hem onder de aandacht te brengen, ongeacht de vraag of er nu wel of geen burgemeestersverklaring is. Hiermee is ook helemaal niets mis. Burgemeesters mogen dit gewoon doen. Zij vragen aandacht voor iemand die in hun gemeente woont en binnen die gemeenschap functioneert. Het is echter een heel andere vraag in hoeverre dit invloed heeft op de uiteindelijk te nemen beslissing. Hiervoor zijn heel andere criteria. De heer Fritsma weet ook dat er met verstand gebruik wordt gemaakt van die discretionaire bevoegdheid. Er wordt dus ook gekeken naar de betrokkenheid. Natuurlijk mogen burgemeesters hiervoor aandacht vragen. Zij mogen er echter niet voor gaan liggen als iemand moet worden uitgezet. Dit weten de burgemeesters ook. Onlangs hebben de minister van BZK en ik dit nogmaals bij hen onder de aandacht gebracht. Stel dat er iemand in de gemeente beschikt over een 1F-status en de burgemeester heeft aandacht voor deze persoon gevraagd. Op een gegeven moment gaat de bewindspersoon over tot uitzetting. De burgemeester mag ook op dat moment aandacht vragen voor de situatie en de bewindspersoon verzoeken om af te zien van uitzetting. Er kan een moment komen dat de burgemeester zegt: ik ga over de politie. De bewindspersoon wijst hem er dan op dat een en ander niet onder de bevoegdheid van de burgemeester valt, maar rechtstreeks onder het vreemdelingenbeleid. In heel incidentele situaties moet je dit soms aan burgemeesters uitleggen. Dat doet het kabinet dan ook. Je moet burgemeesters, die verantwoordelijk zijn voor het doen en laten van het lokaal bestuur, natuurlijk niet beletten om aandacht te vragen voor inwoners van hun gemeente. Dit zou ik ook niet willen en past ook helemaal niet in de Nederlandse traditie. Het heeft echter niets te maken met een streng terugkeerbeleid. Dit is heel goed uit te voeren.

Ik hoop overigens dat ook de PVV in de toekomst burgemeesters voortbrengt. Dit is namelijk heel goed voor ons land. Dan kunnen we in de volle breedte zien hoe een en ander wordt toegepast.

De heer Fritsma (PVV): Ik heb in eerste termijn iets gezegd over de betrouwbaarheid van de informatie. We hebben genoeg voorbeelden gezien waarbij deze op zijn zachtst gezegd nog wat te wensen overlaat. Hoe wil de staatssecretaris de betrouwbaarheid controleerbaar houden? Er worden vragenlijsten ingevuld met teksten in de trant van: «Betrokkene spreekt heel goed Nederlands». Hoe wordt dit allemaal gecontroleerd?

Staatssecretaris Teeven: Soms klopt dit ook. Het is dan heel simpel te controleren, aangezien het ook kan worden geconstateerd. Ik constateer echter ook wel eens dat verklaringen van burgemeesters niet overeenkomen met de feitelijke situatie. Dit gebeurt niet bewust, maar is een gevolg van het feit dat de burgemeester niet alle informatie heeft. Je constateert dit ook op het moment dat zo'n verzoek op je bureau komt. Laat sowieso helder zijn dat er met de discretionaire bevoegdheid terughoudend wordt omgesprongen. Je moet altijd oppassen dat je geen nieuw beleid maakt. Ik heb de cijfers hier even niet paraat. Volgens mij doe ik het echter niet heel veel anders dan mijn voorgangers. Ik geloof dat ik op hetzelfde inwilligingspercentage zit als mijn voorgangers. Alleen mevrouw Verdonk valt er een beetje buiten. Volgens mij wijk ik niet heel veel af van de rest.

Ik kom op de verhuizingen van kinderen. Veel Kamerleden hebben terecht aandacht gevraagd voor dit onderwerp. Ik zoek even de cijfers op. Deze zal ik straks noemen. Laat het uitgangspunt zijn dat kinderen zo min mogelijk moeten verhuizen. Dit is belangrijk. Dit moet ook het uitgangspunt van beleid zijn. Het is wel zo dat het onderzoek door Defence for Children – hierop hebben de Kamerleden terecht de aandacht gevestigd – onder kinderen is gedaan. Er zijn kinderen bevraagd. Voor het onderzoek van het COA is er uiteraard contact geweest met ouders. De heer Voordewind vroeg hoe het mogelijk is dat er zo'n enorm verschil in de percentages zit. Ik weet een en ander niet zeker, maar een van de verklaringen zou kunnen zijn dat niet elk kind het met zijn ouders eens is. De ouders vragen bijvoorbeeld om een vrijwillige overplaatsing. Ik kan mij heel goed voorstellen dat de kinderen dit niet altijd willen. Zij voelen er bijvoorbeeld niet voor om te switchen van school. Dit zou een vertekening kunnen geven van de cijfers.

Het COA-onderzoek is uitgevoerd onder de hele asielpopulatie in azc's in het jaar 2012. In het rapport Ontheemd, waarnaar een aantal Kamerleden verwijst, worden 132 kinderen in de leeftijd van 10 tot en met 18 jaar geïnterviewd. Los van de verschillende doelgroepen en de verschillende periodes, waarop de onderzoeken betrekking hebben, lijkt het mij niet zo handig dat we nu in deze cijfers blijven steken. Ik ben het met mevrouw Arib eens dat er zo weinig mogelijk verhuizingen moeten plaatsvinden. De werkgroep Kind in azc en ik achten het van belang dat het COA het aantal verhuizingen probeert te beperken. Dit was overigens altijd al COA-beleid en vormt dus geen nieuw beleid. We hebben in de brief nog een aantal maatregelen genoemd om het aantal verhuizingen te beperken. Ik wijs wel op het feit dat er altijd verhuizingen blijven plaatsvinden. Er zijn ook verhuizingen om procedurele redenen.

De heer Van Ojik heeft hierover een heel specifieke vraag gesteld. Kinderen in azc's zouden tien keer zo veel verhuizen als andere kinderen in Nederland. Het is belangrijk dat we de gezinslocaties in stand houden. Het recht op onderdak, zoals bepaald in het arrest van de Hoge Raad, moeten we koppelen om humanitaire noodsituaties te voorkomen. Het is heel belangrijk dat we die koppeling niet loslaten.

Die cijfers van het COA acht ik betrouwbaar. Het COA heeft niet de standaard verhuisbewegingen meegenomen die aan het begin van de procedure plaatsvinden. Hiermee worden de verhuizingen bedoeld van de centrale ontvangstlocatie naar de procesopvanglocatie en vanuit hier door naar het azc. Als je deze wel meerekent, kom je mogelijk ook op een hoger aantal. De heer Voordewind stelde hierover een vraag. Als je ervoor kiest om deze wel mee te rekenen, stijgt volgens het rapport Ontheemd het gemiddeld aantal verhuizingen van eenmaal per twee jaar naar eenmaal per jaar. Het aantal wordt dan gemiddeld wat hoger. Hiermee bevind je je echter al in de cijferdiscussie.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Mijn vraag ging niet zozeer over het feit dat asielzoekerskinderen tien keer zo vaak verhuizen als Nederlandse kinderen. We zijn het er allemaal over eens dat we dit verschil zo klein mogelijk moeten maken. Verhuizen is immers niet goed voor kinderen. Mijn vraag ging meer over de reactie van de staatssecretaris op de voorstellen die zijn gedaan in het rapport Ontheemd. Hierin wordt geadviseerd om het opvangbeleid los te koppelen van de asielprocedure en om alle aan de asielaanvraag gerelateerde gesprekken en handelingen vanuit de permanente opvanglocatie te laten plaatsvinden. Zo is er nog een aantal aanbevelingen gedaan in dit rapport. Ik wil niet te veel over de cijfers steggelen, maar juist de inhoudelijke voorstellen bekijken. Tevens wil ik de staatssecretaris vragen of hij op dit punt niet meer zou kunnen doen met de aanbevelingen.

Staatssecretaris Teeven: Ik heb dit in de brief ook aangegeven. Die verhuizingen die aan het begin van de procedure plaatsvinden, vormen een onmisbaar onderdeel van de asielprocedure. Er is ook echt een meerwaarde aan het verblijf in procesopvanglocaties. Deze bevinden zich vlakbij de aanmeldcentra in verband met de rust- en voorbereidingstijd. Het is belangrijk dat de gezinnen dan ook contact kunnen hebben met de mensen die hen voorlichten. In het belang van de asielzoeker is deze werkwijze destijds door de Kamer als positief beoordeeld. Ik denk niet dat we te gauw op basis van het bevragen van al die kinderen nu enorme veranderingsmaatregelen moeten nemen voor zaken die op zich goed lopen. Er zit veel vrijwilligheid in. Als je deze vrijwilligheid eruit haalt, houd je nog een derde van de gezinnen over.

De heer Van Ojik (GroenLinks): De opmerkingen van de staatssecretaris nodigen uit om opnieuw te spreken over die cijfers en over de vraag wat er precies wel en niet in zit. De vraag is meer wat die verschillende bewegingen, bijvoorbeeld naar die gezinslocatie, toevoegen voor in dit geval de kinderen. De staatssecretaris geeft aan dat we dit ooit zo hebben afgesproken. Als blijkt dat deze verhuisbewegingen niets toevoegen – en we zijn het er allemaal over eens dat er zo weinig mogelijk verhuisd moet worden – waarom zou je dan niet veel serieuzer naar die aanbevelingen kijken?

Staatssecretaris Teeven: Ik zeg niet dat ik het niet serieus wil bekijken. De heer Van Ojik hoort mij zeggen dat in het kader van voorlichting aan het hele gezin, niet alleen aan de kinderen maar ook aan de ouders, het heel belangrijk is dat er goede voorbereiding plaatsvindt. We hebben met ons allen ooit beoordeeld – je kunt hier later anders over denken – dat die reisbewegingen aan het begin op de koop toe moesten worden genomen. Nadien, als die voorbereidingsperiode is afgerond, moeten de verhuisbewegingen zo veel mogelijk worden geminimaliseerd. Dit gebeurt ook op dit moment.

De heer Schouw (D66): Ik heb een ordevoorstel. We hebben aan het begin van dit algemeen overleg afgesproken dat we hier apart op terugkomen, omdat een groot deel van de Kamer ontevreden is. We hebben dadelijk nog een half uur. Ik moet constateren dat de belangrijke punten, no cure less fee en gezinsmigratie, nog niet aan de orde zijn geweest. De staatssecretaris kletst de boel fijn vol, maar ik zou willen voorstellen om over voornoemde twee onderwerpen te spreken. Die staan op de agenda, beste vrienden. Mijn ordevoorstel zou zijn om nu de punten op de agenda te bespreken en het onderhavige punt apart te agenderen.

De voorzitter: Dit punt staat ook op de agenda. Ik ben het wel met de heer Van Ojik eens dat we een en ander wellicht wat sneller kunnen doen.

Staatssecretaris Teeven: Ik vind het toch enigszins irritant dat de heer Schouw zegt dat ik de boel volklets. Er worden serieuze vragen gesteld door mevrouw Gesthuizen over Dolmatov en Kosanovic. Er worden serieuze vragen gesteld door de heer Fritsma. Ik probeer deze serieus te beantwoorden. Ik ga nu proberen serieus te reageren op de twee onderwerpen die de heer Schouw heeft genoemd. De Kamer gaat inderdaad over haar eigen orde en ik ga over de antwoorden. Zo zit het ongeveer in elkaar.

De heer Schouw (D66): Ik voel me hierdoor aangesproken. Er zijn twee majeure agendapunten. Ik stel gewoon vast dat de staatssecretaris hierover nog niets gezegd heeft. Dit doet niks af aan de onderwerpen die anderen aan de orde hebben gesteld. We moeten deze punten wel vandaag behandelen. Na dit algemeen overleg wordt een en ander immers beleid.

De voorzitter: Oké. We gaan we nu deze twee punten behandelen.

Staatssecretaris Teeven: Ik kom op het principe «no cure, less fee». De heer Schouw vroeg of de lagere vergoeding de toegang tot de rechter belemmert. De vreemdeling kan altijd het oordeel van de rechter vragen. Van de advocaat van de vreemdeling mag worden verlangd dat hij geen nodeloze procedures voert. Dat is de essentie. Een goed handelend advocaat zal op grond van de gedragsregels en de Advocatenwet zijn cliënt adviseren geen procedure te voeren als hij weet dat deze kansloos is. De weg naar de rechter is dan gewoon niet aan de orde. Als er wel kansen zijn, dan is de gang naar de rechter een logische stap. Een advocaat die een goede inschatting maakt van zijn zaak, krijgt ook de volledige vergoeding toegekend. Een advocaat die geen goede inschatting maakt van die zaak, krijgt slechts enige vergoeding toegekend. De heer Azmani gaf reeds aan dat er op dat moment twee punten worden toegekend.

Mevrouw Gesthuizen heeft erop gewezen dat de advocaat wel goed zijn werk moet kunnen doen. Het kost veel tijd om een tweede of volgende aanvraag in te dienen of om in hoger beroep te gaan. Advocaten stellen dat zij vaak goede redenen hebben om een tweede of volgende aanvraag in te dienen. Dit vergt nauwgezet onderzoek van de advocaat en is derhalve een forse tijdsinvestering. Er kunnen goede redenen zijn om een tweede of volgende aanvraag in te dienen. Dit ontken ik niet. Een beleidswijziging kan zo'n reden zijn. De Kamer heeft dit ook opgemerkt. Als er echter sprake is van een beleidswijziging, vraag ik de advocatuur om een goede afweging te maken van de relevantie hiervan.

De Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken heeft in haar advies over dit onderwerp twee voorbeelden gegeven van situaties waarin tot het indienen van een tweede of volgende aanvraag kan worden besloten. De NOvA schrijft ook een soort gedragslijn voor om aan te geven wanneer je dit moet doen. Dit rijtje voorbeelden van de NOvA illustreert het feit dat het bij tweede en volgende aanvragen vaak gaat om de beoordeling van één element. Hoewel de advocaat dit moet onderzoeken, behoeft dit onderzoek niet dezelfde brede focus te hebben als bij een eerste asielaanvraag. Als een bepaald gebied bijvoorbeeld de 15c-status krijgt, is het voor de advocaat evident of zijn cliënt hiervoor in aanmerking komt. En als het beleid voor Afghaanse meisjes met een bepaalde leeftijd en een bepaalde verblijfsduur van toepassing is, dan hoeft de advocaat hiernaar niet veel onderzoek te doen. Als dit wel gebeurt, is dit prima. Dan ontstaat echter een discussie over de vraag of de overheid dit in ruime mate moet faciliteren. De conclusie is dat er wel degelijk tweede en volgende aanvragen zijn die werk kosten en ook kansen bieden. Er zullen echter ook zaken zijn die heel weinig werk vragen en toch tot een inwilliging leiden. Dan ontvangt de advocaat de volle vergoeding. Als er geen inwilliging plaatsvindt omdat er sprake is van een kansloze zaak, dan is de bedoeling van deze wijziging dat er minder tweede en volgende aanvragen worden ingediend.

Ja, het is een strootje, om het woord van de heer Schouw maar te gebruiken. Het is een stuk uit het pakket van mijn voorganger. Het is echter ook een substantieel onderdeel van de totale bezuiniging op de rechtsbijstand. Je kunt het dus niet zomaar eruit halen. Het is ook een onderdeel van het regeerakkoord, waarin is afgesproken dat we gaan bezuinigen op de rechtsbijstand. Deze taakstelling is ook ingeboekt.

De heer Van Ojik vroeg of mensen in de problemen komen met de rechtszekerheid. Staat de rechtszekerheid van betrokkenen op het spel? Het kan zijn dat advocaten zeggen: ik begin niet aan een kansloze procedure, vreemdeling! Op grond van artikel 13 van de Advocatenwet kan iedereen die geen advocaat kan vinden zich echter wenden tot de deken met het verzoek om een advocaat aan te wijzen. In beginsel zal de deken dan een advocaat toewijzen. Uit tuchtrechtelijke uitspraken kan echter worden opgemaakt dat een deken een aanwijzing kan weigeren indien de noodzaak voor het inzetten van een advocaat ontbreekt. In de gedragsregels van de NOvA wordt al een aantal voorbeeldsituaties gegeven waarin je eigenlijk niet moet gaan procederen omdat het volstrekt kansloos is. Dan zou het kunnen gebeuren dat de deken geen advocaat toevoegt. Het is niet mogelijk om altijd maar te procederen op kosten van de overheid als de kwestie geheel kansloos is. Dat is natuurlijk niet de bedoeling.

De heer Schouw vroeg of de aanvraag na een Dublinclaim altijd een tweede aanvraag betreft. Als een ander land verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag en de eerste aanvraag van de betrokken asielzoeker daarom op grond van artikel 30 wordt afgewezen, dan wordt de eerstvolgende asielaanvraag die de betrokkene hier te lande indient, gezien als een tweede aanvraag. Dit geldt niet alleen voor Dublinclaimanten maar ook voor gevallen waarbij de asielzoeker na afwijzing van de eerste aanvraag aantoonbaar is teruggekeerd naar het land van herkomst en vervolgens opnieuw een asielaanvraag indient.

De heren Schouw en Van Hijum en mevrouw Gesthuizen vroegen zich af of het ook een bezuinigingsmaatregel betreft. Het maakt ook rdeel uit van het bezuinigingspakket. Ik heb al gezegd dat de besparing zo'n 1,5 miljoen euro bedraagt.

De heer Schouw vroeg zich af wanneer we de maatregel over stroomlijning in samenhang gaan bespreken. Op 27 april 2011 en 17 mei 2011 zijn er overleggen geweest met de Kamer. Er is toen een brief gestuurd door mijn voorganger. In 2012 is er een nadere beleidsvisie gekomen. Die brief is op 3 juli 2012 besproken in een algemeen overleg. We hebben deze maatregel ook bij de begrotingsbehandeling aan de orde gehad. Ik heb die stukken nogmaals nagekeken. Een belangrijke meerderheid van de Kamer steunde toentertijd de voorstellen van mijn voorganger. Daarna heb ik eigenlijk nooit meer gehoord dat dit anders is. Ik ben derhalve een beetje verrast door de opmerking van de heer Schouw in dit algemeen overleg.

De heer Schouw (D66): Het is jammer dat de staatssecretaris verrast is. Hij zou moeten weten dat oud-minister Leers dit pakket heeft gemaakt als een soort ideevorming. Laatstgenoemde heeft dit ook met de Kamer besproken. Hij heeft echter nooit en te nimmer aan de vorige Kamer gevraagd of zij hiermee wilde instemmen. Het ging om ideevorming. Dit moeten we vaststellen.

Begrijp ik het daarnaast goed dat deze staatssecretaris zegt dat het kabinet die ideeën, dat hele pakketje van Leers, een-op-een heeft overgenomen? Als dit zo is, dan kunnen we in de procedurevergadering besluiten om dit hele pakket te bespreken.

Staatssecretaris Teeven: Als we het regeerakkoord bekijken, blijkt dat inderdaad grote delen van het pakket zijn overgenomen. De heer Schouw heeft dit in de eerste termijn van de Kamer ook al geconstateerd. Als er goede dingen zijn ontwikkeld die met de Kamer zijn besproken en waarover een gedachtewisseling heeft plaatsgevonden – mevrouw Arib zei hierover ook iets – moet je niet alles opnieuw doen. Je moet op een gegeven moment ook voorgenomen gedachten omzetten in uitvoering. Mijn antwoord op de vraag van de heer Schouw is dus bevestigend: grote delen van dit pakket worden inderdaad overgenomen door het huidige kabinet.

De heer Schouw (D66): Dat is natuurlijk precies datgene waar ik naartoe wil. Dit is het pikante hieraan. Toen we het pakket namelijk bespraken in de vorige samenstelling van de Kamer, vond de PvdA-fractie dit een slecht pakket. Laat de staatssecretaris de notulen erop nalezen. Ik moet nu vaststellen dat, vanwege het feit dat de regering het heeft overgenomen, de PvdA dit pakket omarmt. Dan is het ook helder. Daarom stel ik deze vraag.

Staatssecretaris Teeven: We moeten vaststellen dat er een regeerakkoord ligt. Hierin worden opmerkingen gemaakt over stroomlijning van procedures. De Kamer heeft een uitgebreide gedachtewisseling gehad met mijn voorganger over een groot gedeelte van dit pakket. Wellicht is het hele pakket zelfs besproken. Nu is het moment van uitvoering gekomen, want daar ben ik mee bezig. Op die weg zit ik. Laten we dus niet om elkaar heen praten, want dat heeft niet zoveel zin. We moeten gewoon helder zijn. We beginnen op dit moment met de uitvoering.

Er ligt nog een vraag van de heer Van Hijum. De Raad voor Rechtsbijstand heeft alternatieven aangedragen, zoals de screening van advocaten. De heer Van Hijum vroeg wat ik hiermee ga doen. Advocaten die aan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand willen deelnemen, moeten zich inschrijven bij de Raad voor Rechtsbijstand. Deze heeft een aantal toelatingsvoorwaarden gesteld. Aan de asieladvocaten worden expliciete voorwaarden gesteld. De raad toetst dus al op kwaliteit. Met deze gedifferentieerde vergoeding wordt ook een prikkel ingebouwd om onnodige procedures te voorkomen. Dit is de meerwaarde.

Mevrouw Arib en de woordvoerder van het CDA hebben gevraagd of ik het wel redelijk vind als tweede aanvragen nog worden meegenomen. We hadden even een discussie over die stijging. Je ziet dat er vanaf 2009 sprake is van een stijging van het aantal tweede en volgende aanvragen. Uit de rapportage Vreemdelingenketen over de tweede helft van 2011 blijkt ook dat er sprake was van een stijging van 76% ten opzichte van de tweede helft van 2010. In de eerste helft van 2012 ligt het aantal tweede en volgende aanvragen weer 39% hoger dan in de eerste helft van 2011. Ik ben van mening dat de toename van het aantal tweede en volgende aanvragen reden genoeg is om deze groep nog eens goed onder de loep te nemen. Weliswaar is deze toename gedeeltelijk te verklaren door bijzondere ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld de kwestie Dublin-Griekenland in 2011, de invoering van nieuw asielbeleid inzake Somalië en een groeiende groep Afghaanse asielzoekers in West-Europa. Gelet op de cijfers uit de rapportage Vreemdelingenketen tweede helft 2011 vormen die groepen zeker niet het grootste deel van het totale aantal tweede en volgende aanvragen. Als je het totale aantal bekijkt, dan bedraagt het aandeel van Somalië en Afghanistan samen 38%. Er zal waarschijnlijk altijd sprake blijven van bijzondere ontwikkelingen waardoor het beleid van een land kan wijzigen.

Ik kom op het onderwerp gezinsmigratie, waarover alle Kamerleden opmerkingen hebben gemaakt. Hierover lijkt wat misverstand te bestaan in de commissie. Het vorige kabinet heeft de eisen aan gezinsmigranten aangescherpt om met name fraude en misbruik te voorkomen en integratie te bevorderen. Het huidige kabinet blijft deze twee doelstellingen centraal stellen. Ik verwijs ook naar het regeerakkoord. We zullen uiteraard wel eigen accenten leggen. Zoals ik ook heb gemeld in mijn brief van 21 december, betekent dit dat ik alleen wat betreft de toelating van ongehuwde partners een wijziging aanbreng. Er wordt op dit moment hard gewerkt om die wijziging in april te kunnen invoeren. Tot die tijd kunnen aanvragen voor ongehuwden worden ingewilligd met gebruikmaking van het Vreemdelingenbesluit, mits ze voldoen aan alle overige vormen voor gezinshereniging en gezinsvorming. Dit artikel maakt het mogelijk om tijdelijk van de voorwaarde van het gehuwd zijn af te wijken nu het beleid van voor 1 oktober 2012 op dit punt opnieuw zal worden ingevoerd. Ik heb even een noodverband gelegd totdat we een en ander hebben ingevoerd.

Het is belangrijk dat een referent een stabiele positie heeft op de arbeidsmarkt, zodat hij daadwerkelijk de verantwoordelijkheid voor een gezin kan dragen. Hiermee kom ik op de beantwoording van de vraag van de heer Schouw. Ik zal niet opzoeken wat hij precies hierover zei. Hij vroeg of ik de, zoals hij het noemt, «zegentocht» door Europa van mijn voorganger wil voortzetten. Ik hoop andere lidstaten te kunnen overtuigen van het belang om een leeftijdseis te stellen. Om die reden zal ik er in Europa wel aandacht voor blijven vragen. Als de Kamer mij vraagt of ik verwacht dat dit succesvol zal zijn, moet ik antwoorden dat ik niet hoopvol ben. Laat ik hierover aan het begin van deze regeerperiode meteen duidelijk zijn. Ik heb bij de begrotingsbehandeling letterlijk op een interruptievraag van de heer Schouw geantwoord dat het trekken aan een dood paard nooit de inzet moet zijn van kabinetsbeleid. Ik ga een en ander dus doen. De heer Schouw heeft ook gevraagd om een plan van aanpak. Ik ben nog bezig om dit uit te werken. Op het moment dat ik dit heb, zal ik de Kamer hierover informeren.

De heer Fritsma (PVV): Ik heb geen interrupties meer, maar ik heb wel behoefte aan een tweede termijn. De voorzitter heeft aangegeven dat we tot 12.45 uur de tijd hebben.

De voorzitter: We hebben tot 13.00 uur de tijd.

De heer Fritsma (PVV): Dan wacht ik op de tweede termijn.

Staatssecretaris Teeven: Voorzitter. Ik zal nog snel enkele vragen beantwoorden. De heer Van Hijum heeft gevraagd hoe vaak er gebruik wordt gemaakt van artikel 8 EVRM. Dit was ook een vraag van mevrouw Arib bij de verruimde gezinsherenigingszaken. Het antwoord hierop kan op dit moment niet worden gegeven. Er wordt bij verzoeken op basis van artikel 8 EVRM niet geregistreerd wat de aard van zo'n verzoek is. Er wordt wel geregistreerd dat de verblijfsaanvraag op grond van artikel 8 EVRM geschiedt. De reden voor de aanvraag wordt niet vermeld. Dat antwoord kan ik om deze reden niet geven.

Hoe wordt omgegaan met pleegkinderen? Deze vraag is ook vandaag gesteld. Het woord «biologisch» kan worden opgevat in die zin dat adoptiekinderen nu worden uitgesloten. Dit is vanzelfsprekend niet de bedoeling. Ook voor pleegkinderen wijzigen de toelatingsvoorwaarden in het beleid niet. Het is echter van groot belang om te voorkomen dat voor kinderen die niet daadwerkelijk tot het kerngezin behoren, op oneigenlijke gronden toelating wordt verkregen.

De heer Van Ojik heeft nog gevraagd naar de motie van zijn fractiegenoot, mevrouw Van Tongeren. In die motie wordt gevraagd om de mogelijkheid tot gezinsmigratie niet in de weg te staan, ingeval grootouders en meerderjarige kinderen moeten achterblijven, en het beleid nu niet in te voeren. Deze motie gaat ervan uit dat het beleid over die gezinshereniging nog moet worden ingevoerd. Dit is natuurlijk niet het geval. Dit is het inconsequente aan deze motie, om het maar heel concreet te zeggen.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Dit heeft de staatssecretaris inderdaad ook in zijn brief geschreven. Formeel is dit inderdaad juist. Ik zou hem toch willen vragen om ook inhoudelijk in te gaan op datgene wat er in de motie wordt gevraagd. Het gaat om een groep mensen die numeriek heel klein is. Het aantal aanvragen in die beide categorieën, grootouders en meerderjarige kinderen, zit in de buurt van de 100 tot 150. Daarnaast heeft de adviescommissie van de staatssecretaris gezegd dat het vanuit humanitair oogpunt heel belangrijk kan zijn om deze groepen wel toe te laten.

Uit het antwoord van de staatssecretaris begrijp ik dat er door deze motie de misvatting kan zijn ontstaan dat die maatregelen nog moeten ingaan. Dit is juist, want deze zijn op 1 oktober ingegaan. De vraag blijft echter relevant of de staatssecretaris bereid is om op dit punt het beleid te versoepelen.

Staatssecretaris Teeven: Als er sprake is van schrijnendheid – mevrouw Arib heeft hiervoor ook bij herhaling aandacht gevraagd – dan biedt artikel 8 EVRM mogelijkheden om hiermee op een andere wijze om te gaan. Dat is dan ook het criterium waarover we spreken. Zo luidt mijn antwoord.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Mag ik de staatssecretaris nogmaals vragen om een reactie op datgene wat ik hierover in eerste termijn heb gezegd. Artikel 8 EVRM geeft een andere weging aan het verzoek, omdat hierin de belangen van de Staat anders worden gewogen dan het belang van de aanvrager. Dat is de staatssecretaris met mij eens, neem ik aan?

Staatssecretaris Teeven: Jazeker, maar er is ook nog zoiets als schrijnendheid. Ik heb gezegd dat ik een en ander op die manier kan uitvoeren, maar er moet dan wel sprake zijn van schrijnendheid. Mevrouw Arib heeft in haar inbreng hier ook op gewezen. Het was ook een aangelegen punt bij de uitleg van het regeerakkoord.

Voorzitter. Meerdere leden hebben gevraagd wat ik ga doen om schijnrelaties tegen te gaan. De heer Azmani heeft hierover vragen gesteld, evenals mevrouw Arib. Ik denk dat het kabinet reeds enkele zaken doet om schijnrelaties tegen te gaan. Er liggen ook enkele wetsvoorstellen bij de Kamer om zaken aan te pakken, zowel op het terrein van civiel recht als op het terrein van strafrecht. Ik zet mij ook in Europees verband in om die schijnhuwelijken en schijnrelaties tegen te gaan. De Europese Commissie komt binnenkort met richtsnoeren. Hierop zal ik mij beraden. Nederland is ook actief in twee Europese expertgroepen die zich bezighouden met onderzoek inzake het tegengaan van schijnrelaties.

Mevrouw Arib heeft gevraagd hoe het staat met de nareis en de nationaliteitseis bij gezinsvorming in een derde land. Ik beantwoord deze vraag even procedureel. Naar aanleiding van vragen van de Eerste Kamer waarin deze zaken ook aan de orde zijn, ben ik dit momenteel aan het bekijken. De Kamer ontvangt binnenkort een brief over het nareisbeleid. Er is op dit moment ook een pre-infractieprocedure aanhangig gemaakt. Dit onderdeel zal ik ook meenemen in de brief aan de Kamer.

Tot slot is er gevraagd naar de criteria voor de toelating van gezinsleden. Er zijn enkele criteria. Ik zal deze nogmaals in een brief plaatsen.

De voorzitter: Ik bedank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. We zijn hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn. Ik heb begrepen dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik stel voor het heel kort te houden en elkaar niet te interrumperen.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik heb met verbazing kennisgenomen van het feit dat de staatssecretaris de punten van het regeerakkoord, in concreto de leeftijdseisen, niet eens wil verdedigen. Hij noemt het letterlijk «trekken aan een dood paard». Als je hem vraagt of het succesvol is, dan zegt hij nee. Ik vind dit onbegrijpelijk. De staatssecretaris legt zich hiermee neer bij de Brusselse richtlijnen. Hij buigt voor Eurocommissaris Malmström, terwijl hij zich juist tegen haar moet verzetten. De PVV-fractie hecht belang aan een opt-out. Als de EU geen ruimte geeft om normale eisen te stellen, dan moeten wij hierop inzetten. Deelt de staatssecretaris deze mening? Brussel houdt heel veel tegen. De enige eis die je nog wel kunt stellen, is het weren van ongehuwde partners. En juist deze houdt het kabinet niet vol. Kan het kabinet hierop terugkomen?

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik vind het bijzonder en onthullend dat dit kabinet het hele stroomlijningsverhaal van het vorige kabinet heeft overgenomen. Ik ga in de procedurevergadering een apart AO hierover aanvragen.

Wat betreft de discretionaire bevoegdheden en de burgemeesters heb ik in eerste termijn gevraagd waarom er een kan-bepaling staat. Zou aan de burgemeester niet altijd moeten worden gevraagd hoe het met de omstandigheden zit, als de staatssecretaris een dergelijk dossier op zijn bureau krijgt?

Begrijp ik het goed dat de minister inzake het beginsel «no cure, less fee» zegt: ja, het is een bezuinigingsmaatregel; deze kan ertoe leiden dat advocaten alleen kansrijke zaken oppakken en andere zaken niet? Begrijp ik het ook goed dat de minister niet weet of die vervolgaanvragen de oorzaak zijn van het veranderend beleid van het ministerie of dat er andere oorzaken zijn?

Ik zou graag een datum willen vernemen waarop de staatssecretaris komt met zijn aanvalsplan voor Europa. Ik zie er enorm naar uit.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik heb een paar korte punten wat betreft de zaak-Kosanovic. Ik wil precies weten wat er is gebeurd. Mogelijk weet de staatssecretaris dit wel, maar wil hij die informatie niet delen. Óf hij weet het zelf niet en wil dit zo houden. Beide gevallen vind ik niet wenselijk. Ik houd mij derhalve aan mijn woord en vraag de voorzitter om het verslag van dit algemeen overleg op de plenaire agenda te laten plaatsen.

Ik kom op de procedures. De staatssecretaris heeft vandaag een karikatuur gemaakt van de manier waarop geprocedeerd wordt in asielland. Eigenlijk zouden we op dit terrein een heel apart debat moeten voeren. Ik sluit mij in grote lijnen aan bij de kritiek die D66 hierop heeft geuit.

Het punt van de verhuizingen bespreken we gelukkig later nog eens uitgebreid. Daarom houd ik het hierbij in de tweede termijn.

Mevrouw Arib (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor zijn antwoorden op de door ons gestelde vragen. Gelukkig zijn er burgemeesters die als burgervaders hun verantwoordelijkheid nemen en heeft dit niet met een bepaalde politieke kleur te maken. Mochten er burgemeesters van PVV-huize komen – wellicht dat de heer Fritsma deze ambitie heeft – dan hoop ik dat zij zich ook als burgervader zullen gedragen en het niet alleen zullen opnemen voor mensen die in de media komen, maar ook voor anderen die niet in de media komen.

Ik heb begrepen dat de staatssecretaris met een brief komt over de nareis. Hier kijk ik vol verwachting naar uit. Er blijft een punt liggen, te weten de verhuizing van kinderen. Ik verzoek de staatssecretaris om goed te bekijken of de huidige gang van zaken echt noodzakelijk is, zeker gezien het belang van de kinderen. Ik begrijp dat zij zich ergens centraal moeten aanmelden. Vervolgens moeten zij verhuizen naar een andere opvang, dan naar een asielzoekerscentrum en tot slot naar een gezinslocatie. Kan dit niet anders? Het zijn tot nu toe vooral proceduregerelateerde verhuizingen. De heer Van Ojik heeft dit ook opgemerkt. Het is belangrijk dat een en ander wordt bekeken vanuit de belangen van de kinderen. Ik doe derhalve een dringend beroep op de staatssecretaris om hier heel goed naar te kijken. In aansluiting op het verzoek van de heer Schouw, vraag ik hem om de Kamer te informeren over de uitkomst, zodat zij deze ook bij een eventuele discussie kan betrekken.

De heer Azmani (VVD): In aansluiting op dit laatste punt, verzoek ik de staatssecretaris om ook de mogelijkheden voor vrijwillig verzoek tot overplaatsing aan te geven. Hierover hebben we dan nog een separaat debat met elkaar.

Ik kom op de toevoegingen. Advocaten krijgen twee punten toegekend. Ik heb ook in mijn eerste termijn aangegeven dat dit niet niets is. Twee punten is nog best behoorlijk, zeker als je met standaardblokken werkt en alleen de personalia behoeft te wijzigen. Je zou hier nog een differentiatie in kunnen aanbrengen. Het zou mij niet verbazen als het vraagstuk hoe je omgaat met rechtsbijstand en vreemdelingenrechtelijke procedures te zijner tijd nog een keer terugkomt.

Over de gezinsherenigingsrichtlijn en de eisen die hieraan worden gesteld hebben we goede afspraken gemaakt in het regeerakkoord. Ik wil de staatssecretaris meegeven dat oud-minister Leers niet zo lang minister is geweest. Ik wil de hoop derhalve nog niet opgeven. Ik hoop ook dat deze staatssecretaris, die toch een andere persoonlijkheid heeft, zich hiervoor zal inzetten. Meer landen zijn hier kritisch over, zoals Duitsland, Finland, Roemenië en Oostenrijk. Deze hebben er toch andere gedachten bij. Ik weet dat er op dit moment geen meerderheid is. Desondanks wil ik van deze staatssecretaris horen dat hij zich blijft inzetten. Enerzijds beluisterde ik dit ook wel in zijn betoog. Anderzijds wil hij aan de Kamer laten blijken dat het toch wel heel erg lastig is. Ik kan mij voorstellen dat het een heel lastig issue is, ook bij deze Eurocommissaris Malmström. De heer Fritsma had het er al over. Je kunt twee dingen doen. We kunnen vanuit hier gaan roepen, maar we kunnen ook druk uitoefenen in Europa op dit punt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor het feit dat hij is ingegaan op mijn vragen. Ik bedank hem ook voor het feit dat hij de situatie van de christelijke asielzoekers uit Pakistan opnieuw wil bekijken. Ik stel staatssecretaris voor om een gesprek aan te gaan met de Pakistaanse gemeenschap, zodat deze de situatie vanuit haar oogpunt nog eens bij hem onder de aandacht kan brengen. Ik hoop dat de staatssecretaris hierop wil ingaan. Enkele mensen zouden de staatssecretaris graag hierover willen informeren.

Ik kom op de maatregel van verruimde gezinshereniging. Ik heb begrepen dat er elf aanvragen lagen voor die verruimde gezinshereniging. Voor deze geringe aantallen hoeft de staatssecretaris niet bang te zijn. Als de staatssecretaris niet wil bewegen op die elf aanvragen, hoop ik in ieder geval dat de PvdA binnenkort voor die motie-Van Tongeren c.s. wil stemmen.

De staatssecretaris zegt dat de schrijnendheid moet worden aangetoond aan de hand van artikel 8 EVRM. Er is altijd sprake van een schrijnende situatie als een gezin uit elkaar wordt getrokken, ook al gaat het om meerderjarige kinderen. Mijn zoon is negentien. Ondanks het feit dat hij meerderjarig is, moet ik er niet aan denken dat we uit elkaar worden getrokken. Ik vraag de staatssecretaris om hier opnieuw naar te kijken, met name naar de meerderjarige kinderen die deel uitmaakten van het kerngezin.

Over die verhuizingen krijgen we nog een debat. Wat is de toegevoegde waarde van die gezinslocaties? Waarom moet uitgeprocedeerde mensen die in de azc's zitten nog een keer verhuizen naar een gezinslocatie? Ik acht deze vraag van belang, te meer vanwege het feit dat er daar een extra vrijheidsbeperkend regime geldt voor kinderen. Waarom zijn die extra last voor die kinderen en die extra verhuizing nodig, terwijl ze gewoon in het azc hun uitzetting zouden kunnen afwachten? Ik wil dit nogmaals onder de aandacht brengen van de staatssecretaris.

De voorzitter: We zijn gekomen aan het einde van de tweede termijn van de kant van de Kamer.

Staatssecretaris Teeven: Ik dank de Kamerleden voor de constructieve inbreng van de Kamerleden in tweede termijn.

Ik wil eerst een opmerking maken over het verhuizen van de kinderen. We gaan hierover nog nader met elkaar spreken. Ik zal eerst de informatie aan de Kamer leveren. Ik zal mezelf oriënteren en de Kamer goed informeren en dan gaan we er nogmaals over spreken. Ik denk dat dit de beste afspraak is.

Ik kom op de leeftijdgrens van 24 jaar en de opmerkingen van de heer Fritsma en de heer Azmani over de Brusselse richtlijn. Inzetten op een opt-out zal het kabinet niet doen. De heer Fritsma weet dit. Kan de heer Azmani bevestigen dat ik nog steeds een beetje enthousiast ben over die passage in het regeerakkoord? Ik zal mij hier ook voor inzetten. Er moet echter ook een bepaalde vorm van realisme bij bewindspersonen aanwezig zijn. Ik zet mijn energie er volledig op in, maar ik kijk ook naar andere onderwerpen waarop de energie nog beter kan worden gericht.

Ik kom op de opmerkingen van de heer Schouw. Het is maar wat je wilt horen over dat «no cure, less fee»-beginsel. Het is niet waar dat vreemdelingen alle rechtsbijstand wordt ontzegd, dat we advocaten het brood uit de mond stoten en er helemaal niet meer gewerkt kan worden. Als je advocaat bent, moet je je cliënt niet adviseren om een kansloze procedure te beginnen. Is dit de essentie van het kabinetsbeleid? We moeten zuinig zijn met de centjes. Dat vindt de D66-fractie ook belangrijk. Dat geldt ook voor dit onderwerp. Het mes snijdt aan twee kanten. Het is goed om onzinnige procedures te beperken. Als we daarmee kunnen bezuinigen, is dat ook goed. In reactie op de opmerking van de heer Schouw bevestig ik dat we nog in breder verband over de rechtsbijstand zullen spreken. Een en ander maakt ook deel uit van de totale bezuinigingen op de rechtsbijstand die dit kabinet zich heeft voorgenomen.

Mevrouw Gesthuizen en ik zijn het niet eens over de zaak-Kosanovic, hetgeen jammer is. Ik heb namelijk wel maatregelen genomen om een en ander in de toekomst beter te laten verlopen. Zij wil echter blijven hangen in de oude zaak. Dat is haar goed recht. De regering gaat hier echter niet in mee. Ik denk dat ik de maatregel heb genomen die genomen moet worden. Hier wilde ik het bij laten.

Ik heb de opmerking van mevrouw Arib over de kinderen goed gehoord. Ik ga dit nader verduidelijken en we gaan er nog met elkaar over debatteren.

De brief over nareizen komt eraan.

De opmerkingen van de heer Azmani heb ik allemaal besproken. Zijn aanmoediging heb ik ook goed gehoord.

Ik kom op de inbreng van de heer Voordewind. Ik heb al in eerste termijn gezegd dat ik mij nog zal beraden op de christenen in Pakistan. Ik zal de Kamer hierover per brief berichten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb de staatssecretaris ook gevraagd of hij bereid is om met de Pakistaanse gemeenschap over dit punt te spreken.

Staatssecretaris Teeven: Ik zal mij eerst beraden en bezien of zo'n gesprek zinvol is. Ik wil eerst met mijn ambtenaren overleggen.

De voorzitter: Dan zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn. Er is een groot aantal toezeggingen gedaan, dat wordt opgenomen in de toezeggingenregistratie.Er is bovendien een VAO aangekondigd met mevrouw Gesthuizen als eerste spreker.

Ik dank alle aanwezigen voor hun inbreng en sluit dit algemeen overleg.

Sluiting 13.00 uur.