Stemming

Amendement van het lid Smaling dat regelt dat in gevallen waarin de Tcbb heeft vastgesteld dat de opgetreden zaakschade redelijkerwijs het gevolg is van (na-ijlende effecten van) mijnbouwactiviteiten door de Minister van Economische Zaken een schadevergoeding wordt toegekend

26,0 %
74,0 %


VVD

PVV

GrBvK

Van Vliet

CDA

Klein

GrKÖ

PvdA

GL

PvdD

SP

Houwers

50PLUS

CU

D66

SGP


Nr. 61 AMENDEMENT VAN HET LID SMALING

Ontvangen 5 juli 2016

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I worden na onderdeel X vier onderdelen ingevoegd, luidende:

Xa

In het opschrift van paragraaf 9.2 wordt «insolventie» vervangen door: zaakschade als gevolg van mijnbouwactiviteiten.

Xb

Artikel 137 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van de aanhef wordt de dubbele punt vervangen door: de commissie in een definitief advies als bedoeld in artikel 119, vierde lid, heeft vastgesteld dat de opgetreden zaakschade redelijkerwijs het gevolg is van mijnbouwactiviteiten en.

2. De onderdelen a en b alsmede de aanduiding «c.» voor onderdeel c vervallen.

Xc

Artikel 138 komt te luiden:

Artikel 138

Indien de persoon, bedoeld in artikel 137, ter zake van door hem geleden zaakschade als gevolg van mijnbouwactiviteiten vorderingen tot schadevergoeding op derden heeft, gaan die vorderingen bij wijze van subrogatie op het waarborgfonds over voor zover Onze Minister die schade vergoedt op grond van artikel 137. De persoon, bedoeld in artikel 137, onthoudt zich, nadat de schade is vergoed, van elke gedraging die aan het recht van het waarborgfonds tegen die derden afbreuk doet.

Xd

In artikel 139, eerste lid, wordt na «De persoon, bedoeld in artikel 137, dient» ingevoegd: een adviesaanvraag als bedoeld in artikel 114, tweede lid, onderdeel d, in binnen vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop hij zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. Hij dient vervolgens.

Toelichting

Indiener meent dat de rechtspositie van natuurlijke personen die worden geconfronteerd met schade als gevolg van mijnbouwactiviteiten moet worden versterkt.

In de huidige regeling dient een natuurlijke persoon die wordt geconfronteerd met schade als gevolg van mijnbouwactiviteiten en deze schade vergoed wenst te zien (behoudens een aantal in artikel 137 van de Mijnbouwwet genoemde uitzonderingen) op eigen kosten zelf een procedure te starten tegen de (rechtsopvolger van de) (voormalige) mijnbouwondernemer die verantwoordelijk is voor het ontstaan van die schade. Hoewel de positie van de burger op een aantal punten (onder meer door middel van de mogelijkheid om een advies in te winnen van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) en het onder omstandigheden kunnen verkrijgen van een voorschot) reeds in 2003 is versterkt, blijft de burger gehouden om zelf civielrechtelijk te procederen om de schade vergoed te krijgen. De burger dient daarbij de doorgaans zeer hoge kosten van een dergelijke procedure zelf te dragen en verkeert gedurende de looptijd van de procedure (welke procedures lang kunnen duren) in onzekerheid of hij in rechte in het gelijk wordt gesteld. Daar komt nog bij dat in rechte gelijk krijgen nog niet betekent dat hij zijn schade daadwerkelijk vergoed krijgt. Dit laatste speelt met name als de (rechtsopvolger van de) (voormalige) mijnbouwondernemer een «kale kip» blijkt te zijn die haar «gouden eieren» tijdig in veiligheid heeft gebracht.

De indiener acht het bovenstaande onwenselijk en stelt daarom voor dat in gevallen waarin de Tcbb heeft vastgesteld dat de opgetreden zaakschade redelijkerwijs het gevolg is van (na-ijlende effecten van) mijnbouwactiviteiten door de Minister van Economische Zaken een schadevergoeding wordt toegekend. Dit biedt de burger een relatief snelle en goedkope mogelijkheid om de opgetreden zaakschade vergoed te krijgen. De schadevergoeding zal worden toegekend ten laste van het Waarborgfonds mijnbouwschade (dat door de Minister wordt beheerd) om zodoende de aan mijnbouwactiviteiten verbonden risico’s niet ten laste van de belastingbetaler, maar ten laste van de (rechtsopvolgers van de) (voormalige) bedrijfstak te laten komen. Voorgesteld wordt eveneens om het waarborgfonds te laten subrogeren in de (eventuele) vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde op de (voormalige) mijnbouwondernemer die uiteindelijk verantwoordelijk is voor het ontstaan van de schade. Op die manier heeft het Waarborgfonds mijnbouwschade de mogelijkheid om de schade te verhalen op de veroorzaker daarvan en wordt het Waarborgfonds mijnbouwschade niet meer belast dan nodig is.

Voor de goede orde merkt de indiener nog op dat het bovenstaande – net als de thans reeds bestaande regeling van het Waarborgfonds mijnbouwschade niet beperkt is tot schadegevallen die onder het bereik van artikel 6:177 BW vallen. De thans bestaande artikelen 113 en verder van de wet bestrijken immers mijnbouwschade in het algemeen. De andersluidende opvatting van de Rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2015:4189) past dan ook niet in het stelsel van de wet en wordt ook door dit voorstel niet onderschreven.

Smaling


Amendement van het lid Smaling dat regelt dat in gevallen waarin de Tcbb heeft vastgesteld dat de opgetreden zaakschade redelijkerwijs het gevolg is van (na-ijlende effecten van) mijnbouwactiviteiten door de Minister van Economische Zaken een schadevergoeding wordt toegekend

2016-07-05
Dossier: 34348
Indiener(s): Eric Smaling
Onderwerpen: economie overige economische sectoren
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34348-61.html