Het artikel 'Problemen bij kinderzedenzaken: schrijnend tekort aan forensisch artsen' |
|
Jacqueline van den Hil (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Kuipers , Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Problemen bij kinderzedenzaken: schrijnend tekort aan forensisch artsen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat het tekort aan forensisch artsen in Nederland ten koste gaat van adequate hulpverlening aan minderjarige slachtoffers in zedenzaken? Is er volgens u sprake van een noodsituatie? Zo nee, waarom niet?
Het is zeer ernstig dat het sporenonderzoek bij minderjarige slachtoffers van zedendelicten onder druk staat door het tekort aan forensische artsen. Het is onacceptabel als het slachtoffer langer moet wachten om onderzocht te kunnen worden. Het gaat hier om een zeer kwetsbare groep en ernstige feiten, waardoor het des te meer van belang is dat er adequaat onderzoek wordt verricht. Een langere wachttijd is bovendien potentieel nadelig voor de bewijskracht van de te bemonsteren sporen. Het vinden van oplossingen voor capaciteitstekort verdient dus de hoogste prioriteit.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld was er in de maand maart gedurende enkele weken sprake van een acuut probleem2. Door inhuur door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van het landelijk onderzoeks- en expertisebureau FMO is de situatie voor de leeftijdsgroep 0–12 jaar, die het meest kwetsbaar is, op dit moment weer op orde. Dit is een tijdelijke oplossing. Voor de leeftijdsgroep 13–15 jaar wordt nog gewerkt aan een oplossing en zoekt de politie op dit moment ad-hoc oplossingen. Gelukkig is het tot nu toe steeds gelukt om een redelijke oplossing te vinden en zo de gevolgen van dit capaciteitstekort voor minderjarige slachtoffers in zedenzaken beperkt te houden. Ondertussen worden de mogelijkheden voor een structurele borging samen met de partners in de uitvoering onderzocht.
Wat is de inzet om op korte termijn het tekort aan forensisch artsen op te lossen? In hoeverre kunnen deze noodoplossingen structureel worden geïmplementeerd?
Door het NFI, het Forensisch Medisch Genootschap, de GGD‘en en samenwerkende organisaties als de Forensische Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR) en het landelijk onderzoeks- en expertisebureau FMO (LOEF) wordt alles op alles gezet om de dreigende tekorten aan te pakken.
Zo wordt steeds meer tussen de regio’s samengewerkt en heeft GGD-GHOR Nederland recent een meerjarige subsidie ontvangen voor de promotie van de forensische geneeskunde, waaronder het organiseren van een wervingscampagne.
Voor de regio’s waar de 24/7 beschikbaarheid van forensisch artsen voor de gemeentelijke lijkschouw en het forensisch medisch onderzoek niet meer op verantwoorde wijze kan worden ingevuld, is voor één jaar (tot maart 2023) een noodmaatregel toegepast. In die regio’s kunnen tijdelijk basisartsen, huisartsen, GGD-artsen en andere medisch-specialisten die de introductiemodule forensische geneeskunde volgen, worden ingezet voor de lijkschouw die wordt uitgevoerd onder supervisie van een forensisch arts. Om het acute capaciteitsprobleem op het terrein van zedenonderzoek minderjarigen te kunnen opvangen, huurt het NFI op dit moment het landelijk onderzoeks- en expertisebureau FMO in.
Bekeken wordt op welke wijze het forensisch medisch onderzoek – waaronder het zedenonderzoek minderjarigen – en lijkschouw voor de toekomst structureel en robuust kan worden georganiseerd. Daarvoor zijn uiteenlopende maatregelen nodig gericht op instroom en behoud van forensisch artsen, eventuele herschikking van het takenpakket en op de bovenregionale of landelijke organisatie van de dienstverlening. Bezien wordt ook of de noodmaatregelen die nu zijn ingezet een structurele oplossing kunnen zijn voor forensisch medische specialismen.
In hoeverre verwacht u dat de huidige problemen groter worden, aangezien het werven en opleiden van forensisch artsen een aantal jaren kost? Zo ja, hoe gaat u de effecten voor de slachtoffers dempen?
Gelet op de huidige te beperkte instroom van studenten in de profielopleiding voor forensisch arts gecombineerd met de uitstroom wordt voorzien dat het tekort in de komende jaren zal toenemen. Om het capaciteitstekort zo goed mogelijk op te kunnen vangen, wordt dit moment in pilots bij de GGD-en onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor taakherschikking in de forensische geneeskunde, waarbij met name wordt verkend of basisartsen en verpleegkundigen taken of taakcomponenten kunnen overnemen en wat er nodig is om de kwaliteit van de dienstverlening goed te kunnen borgen. De eerste resultaten worden deze zomer verwacht. Aan de hand van de resultaten uit de pilots worden de mogelijkheden voor implementatie in overleg met de uitvoerende partijen in kaart gebracht.
Bent u van mening dat taakherschikking kan bijdragen aan het oplossen van het tekort aan forensisch artsen? Zo nee, waarom niet?
In het algemeen is taakherschikking een belangrijk instrument dat bij kan dragen om in te spelen op de veranderende en stijgende zorgvraag. Door taakherschikking komt er tijd vrij bij professionals voor werkzaamheden die echt tot hun kerntaken en specialisme behoren. Taakherschikking past ook bij het idee dat iedere professional moet doen waar hij goed in is en de patiënt hierbij maximaal is geholpen.
Vanuit beroepsgroepen en instellingen in de langdurige zorg is de afgelopen jaren meermaals de vraag naar voren gekomen of de (niet complexe) lijkschouw zoals deze nu door behandelend artsen wordt uitgevoerd, ook door physician assistants en verpleegkundig specialisten zou kunnen worden uitgevoerd. Redenen die daarvoor worden aangedragen hebben te maken met de capaciteitsplanning, de inzetbaarheid van artsen in de ANW-uren (Avond, Nacht, Weekeinde) en de mogelijkheden die de physician assistants en de verpleegkundig specialisten hebben om een bijdrage aan de lijkschouw te kunnen leveren. Gezien de behoefte uit het veld en de potentie van dit plan wordt er momenteel een onderzoek uitgezet waarin de inzet van de physician assistants en verpleegkundig specialisten bij lijkschouw, zoals deze nu door de behandelend artsen wordt uitgevoerd, nader wordt verkend. Zoals in de beantwoording van vraag 4 aangegeven wordt in pilots bij de GGD-en daarnaast ook onderzocht of taakherschikking een oplossing voor het capaciteitsprobleem kan zijn. Hierbij wordt onder meer gedacht aan het uitvoeren van laag complexe handelingen, zoals het laten prikken van bloed door verpleegkundigen. Afhankelijk van de uitkomsten van de pilots wordt vervolgens binnen het onderzoeksprogramma forensische geneeskunde van ZonMW een tender uitgezet om de mogelijkheden voor taakherschikking binnen de forensische geneeskunde verder te onderzoeken. De ervaringen uit de pilots worden hierin meegenomen.
Hoe bent u van plan opvolging te geven aan de resultaten van een onderzoek naar taakherschikking dat in het tweede kwartaal van 2022 uit zal komen?
Het onderzoek aangaande de mogelijkheden van de inzet van physician assistants en verpleegkundig specialisten bij lijkschouw is inmiddels uitgezet. De opvolging is mede afhankelijk van de resultaten van de bovengenoemde onderzoeken. Zie antwoorden vragen 4 en 5.
Wanneer verwacht u effecten te zien van de maatregelen die zijn aangekondigd in de brief van 15 november 2021 om de personeelstekorten tegen te gaan?
In de brief van 15 november 2021 worden verschillende maatregelen aangekondigd die gericht zijn op vergroting van de instroom en het binden van forensisch artsen3. De afgelopen jaren is incidenteel geld beschikbaar gesteld om een begin te kunnen maken met de uitvoering van de maatregelen. Zo is er nu een driejarige profielopleiding, is er een wetenschappelijke agenda en ontvangt de GGDGHOR een subsidie voor een wervingscampagne. Er wordt ingezet op het aantrekkelijker maken van het beroep van forensisch arts, zodat de forensische geneeskunde de status krijgt die het verdient, de instroom wordt vergroot en forensische artsen dit belangrijke werk blijven doen en niet uitstromen naar andere (medische) beroepen. Het is moeilijk aan te geven wanneer deze maatregelen vruchten afwerpen. De arbeidsmarkt is schaars en de forensische geneeskunde concurreert met andere (medische) beroepen. Het capaciteitsorgaan zal naar verwachting eind 2022 een nieuwe raming voor de forensische geneeskunde opleveren.
Op welke manier wordt in dit maatregelenpakket rekening gehouden met de groei aan zedenzaken, door de actualiteit? Hoe wordt de inzet van forensisch personeel toekomstbestendig gemaakt?
Voor de instroom en dus opleiding van forensisch artsen geldt dat maar gedeeltelijk tegemoet kan worden gekomen aan de capaciteitsraming omdat er om allerlei redenen onvoldoende animo is voor het beroep van forensisch arts. De forensische geneeskunde concurreert met andere medische disciplines in de huidige krappe arbeidsmarkt. Voor de meer specifieke onderzoeksgebieden, zoals zeden, geldt eveneens dat er voldoende gekwalificeerde forensisch artsen moeten zijn voor de uitvoering van deze werkzaamheden. De uitvoering van de aangekondigde maatregelen om de forensische geneeskunde en daarmee ook de dienstverlening aan politie en OM te versterken, zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van financiële middelen. De Ministeries van VWS, BZK en JenV zoeken samen naar een oplossing.
Wat betekent het tekort aan forensisch artsen voor de doorlooptijden bij zedenzaken? Kunt u hierbij onderscheid maken in de doorlooptijd bij de politie en de doorlooptijd bij het Openbaar Ministerie?
Een tekort aan forensische artsen heeft effect op de duur van de doorlooptijd en de behandeling van zedenzaken bij en door de politie. Het kan voor het slachtoffer zeer onwenselijk en belastend zijn als de behandeling van een zedenzaak lang duurt, daarom wil de politie in ieder geval zo vroeg als mogelijk het eerste bewijsmateriaal veiligstellen. Er wordt dan ook gewerkt aan het terugdringen van het tekort aan forensisch artsen. Over de andere maatregelen die worden genomen om de doorlooptijden van zedenzaken verder te beperken is uw Kamer op 30 mei jl. geïnformeerd door de Minister van Justitie en Veiligheid.
Op welke manier is er in uw strategie met de betrokken partijen aandacht voor het behoud van personeel? Met andere woorden, hoe wordt voorkomen dat artsen die hun opleiding tot forensisch specialist hebben afgerond alsnog voor een andere baan kiezen?
In de strategie om te komen tot voldoende forensisch artsen is er naast de inzet om extra personeel te werven ook aandacht voor het behoud van personeel. Zo wordt gewerkt aan bovenregionale borging en een robuustere vormgeving van het vakgebied door samenwerking in de forensisch medische dienstverlening op de schaal van de 10 politie-eenheden. Op deze wijze is het ook beter mogelijk om forensisch artsen een volwaardig dienstverband aan te bieden. Daarnaast wordt er gekeken naar een kwaliteitsslag door middel van het opzetten en onderhouden van professionele richtlijnen, een kennisinfrastructuur en de versterking van de wetenschappelijke basis van het vak. Verder is er aandacht voor een marktconforme beloning voor de forensisch geneeskundige professionals met het oog op voldoende instroom van de opleiding voor forensisch artsen en de binding van artsen aan het vak. Zoals eerder bij de beantwoording van vraag 5 en 6 wordt er ook onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van taakherschikking.
Het bericht ‘Hooligans dreigen door georganiseerde vechtpartijen en training politie te overmannen’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hooligans dreigen door georganiseerde vechtpartijen en training politie te overmannen»?1
Ja.
Wat was de aanleiding van dit onderzoek door Bureau Beke? Is dit onderzoek op uw verzoek geïnitieerd? Zo nee, waarom niet?
Dit onderzoek – in opdracht van het Onderzoeksprogramma Politie & Wetenschap – betreft een update vervolg op eerder onderzoek dat Bureau Beke in 2017 heeft gedaan naar het fenomeen vechtafspraken binnen Europa, de reikwijdte daarvan en de implicaties voor de politieaanpak. In het eerdere onderzoek werd uiteengezet wat tot 2017 in de wetenschappelijke literatuur bekend was over dit fenomeen, om deze kennis vervolgens te kunnen vergelijken met de kennis anno 2021. De update van het onderzoek ziet op deze vergelijking. Op deze manier worden ook recente ontwikkelingen in kaart gebracht.
Klopt het dat hooligans steeds professioneler worden in het gebruiken van geweld? Is deze trend ook bekend bij de politie? Zo ja, welke stappen zijn tot op heden gezet om in te spelen op deze trend?
In het onderzoek wordt vermeld dat vechtgroepen sinds 2017 slimmer, professioneler en beter georganiseerd zijn geworden. Waar voorheen allianties werden gesloten met vooral Belgische vechtgroepen, zijn er nu ook allianties met vechtgroepen uit andere landen zoals Duitsland en Engeland. De vechtgroepen doen aan doorselecteren, waardoor vechtgroepen steeds sterker en gevaarlijker worden. Doorselecteren houdt in dat de leden die in de ogen van de vechtgroep minder goed kunnen vechten afvallen en worden vervangen door leden die wel de gewenste bijdrage kunnen leveren. De vechtgroepen trainen steeds professioneler op sportscholen. De wijze van communiceren is aangepast, zowel onderling binnen de vechtgroepen als naar buiten toe. Deze ontwikkelingen zijn bekend bij de politie. De politie is alert op signalen die kunnen duiden op een geplande vechtafspraak. Als de politie informatie heeft van ophanden zijnde vechtafspraken, dan probeert de politie deze te verhinderen of stelt zij een strafrechtelijk onderzoek in.
Hoe wordt er bij de politie getraind op het omgaan met dit soort professionele vechtgroepen? Is het vier keer per jaar trainen op deze confrontaties volgens u voldoende? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, wat zou volgens u wel voldoende zijn?
De verschillende vechtgroepen vechten met name onderling met elkaar. De politie-eenheden ervaren echter de meeste last van de Hit-and-Run acties. Deze komen volgens het onderzoek in toenemende mate voor. Het betreft aanvallen op andere vechtgroepen die van tevoren niet zijn afgesproken en waar geen spelregels gelden, waardoor er dus ook wapens gebruikt worden. Deze vinden plaats in de openbare ruimte waar de vechtgroepen niet zijn afgezonderd van onschuldige burgers en ondernemers die er zodoende bij betrokken raken en slachtoffer worden van het geweld. Ook durven deze goed getrainde vechters bijvoorbeeld steeds vaker het gevecht aan te gaan met de ME. De eerste tekenen daarvan waren zichtbaar tijdens de coronarellen en de demonstraties tegen corona. Dit betreft een zorgelijke ontwikkeling. In het belang van de veiligheid van burgers en ondernemers, maar ook van de politie en de ME dient hiertegen hard te worden opgetreden – wat waar mogelijk ook gebeurt.
De ME traint op verschillende type confrontaties en agressie door groepen is daar één van. De politie kijkt altijd naar actuele ontwikkelingen en past daar waar nodig de training op aan.
Op basis van de resultaten van het onderzoek zal ik de korpschef vragen te bezien of het trainingsprogramma aangepast moet worden.
Is er bij de politie een speciale aanpak voor dit soort groepen? Zo nee, bent u voornemens om hierover in gesprek te gaan met de politie?
De politie is alert op signalen van de groepen en signalen die kunnen duiden op een geplande vechtafspraak. Indien bij de politie bekend is dat een vechtafspraak zal plaatsvinden, probeert de politie deze te verhinderen of wordt een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Daarnaast zullen in lijn met de aanbeveling uit het onderzoek de resultaten op meerdere plekken in de politieorganisatie landen, zodat de kennis over dit fenomeen breder wordt gedeeld en de repressieve en preventieve aanpak hierop kan worden verbeterd.
Wat doet u om te voorkomen dat dit soort geweld zich uitbreidt naar woonwijken en winkelgebieden?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn agenten voldoende uitgerust tegen dit soort professioneel geweld? Geven dit soort ontwikkelingen volgens u aanleiding om te kijken of de uitrusting van agenten nog wel voldoende toereikend is?
Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de vraag of de ME voldoende middelen beschikbaar heeft. Recente grootschalige rellen en geweld tegen politie is hiervoor de aanleiding. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek wordt bekeken of andere uitrusting nodig is.
Het bericht ‘Dreiging uit extreemrechtse hoek neemt toe: ‘Aanslag is voorstelbaar’’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Dreiging uit extreemrechtse hoek neemt toe: «Aanslag is voorstelbaar»»?1
Ja.
Klopt het dat een aanslag uit extreemrechtse hoek «voorstelbaar» is? Bent u het eens dat dit een zeer zorgwekkende ontwikkeling is?
Zoals ook vermeld in eerdere en het meest recente Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 56 en in het jaarverslag 2021 van de AIVD, is een aanslag in Nederland vanuit rechts-extremisme voorstelbaar. Binnen het rechts-extremisme is het accelerationisme2 de stroming waar de meeste geweldsdreiging vanuit gaat3. Zoals ook beschreven in de Kamerbrief van 26 oktober 20214 is het accelerationisme een rechts-extremistische ideologie die via diverse – voornamelijk besloten – sociale media platformen wordt verspreid. Het kabinet is van mening dat de dreiging zorgwekkend is en de verdere aandacht verdient van alle veiligheidspartners.
Is het dreigingsbeeld uit het jaarverslag van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) identiek aan het dreigingsbeeld van de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)? Is er op dit moment sprake van een concrete dreiging uit extreemrechtse hoek?
Met het uitbrengen van het DTN informeert de NCTV over de ontwikkelingen op de dreigingen die worden waargenomen. Het DTN wordt opgesteld met input van meerdere partners, waaronder de AIVD. Het Openbaar Jaarverslag van de AIVD is het publieke verantwoordingsdocument van de dienst. De AIVD brengt met dit verslag in beeld welke dreigingen, ontwikkelingen en activiteiten de dienst heeft waargenomen en welke werkzaamheden zijn verricht.
In het Jaarverslag 2021 en DTN 56 wordt duidelijk geschetst waarom het rechts-extremistische gedachtegoed een bedreiging vormt voor Nederland. Zowel de AIVD als de NCTV houden de ontwikkelingen scherp in de gaten. Beiden beschrijven het accelerationisme als de stroming waar binnen het rechts-extremistisme de meeste geweldsdreiging vanuit gaat. In Nederland heeft het accelerationisme nog niet geleid tot terroristisch geweld, maar zijn er wel rechts-extremisten aangehouden voor onder meer opruiing, haatzaaien, dreiging en wapenbezit.
Het huidige dreigingsniveau voor alle terroristische dreigingen in Nederland samen is «aanzienlijk» (niveau 3 van 5). Dat betekent dat een terroristische aanslag in Nederland voorstelbaar is, maar dat er thans geen concrete aanwijzingen voor een aanslag zijn.
Hoeveel mensen in Nederland zijn, grosso modo, in het vizier die kunnen worden bestempeld als zijnde rechts-extremistisch? In hoeverre maakt deze groep deel uit van de professionele knokploegen zoals beschreven in het rapport «Het fenomeen Vechtafspraken: vier jaar later» door Bureau Beke?2
Het totaal aantal rechts-extremisten in Nederland is niet bekend. Het rechts-extremisme in Nederland bestaat uit meerdere stromingen en heeft verschillende uitingsvormen. Naast gekende rechts-extremistische organisaties of groeperingen begeven rechts-extremisten zich vooral online. De rechts-extremistische stroming waar op dit moment de grootste (terroristische) geweldsdreiging van uit gaat is het accelerationisme. Naar schatting zijn er in Nederland enkele honderden aanhangers van het accelerationisme. De aanhangers begeven zich veel op online communicatieplatforms waar accelerationistisch gedachtegoed wordt gepropageerd.6 De inschatting is dat van enkelen een dreiging kan uitgaan.
Het is niet bekend hoeveel rechts-extremisten deel uitmaken van professionele knokploegen.
Wat doet de NCTV op dit moment niet, in afwachting van de Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid? Kunt u illustreren wat de gevolgen zijn voor enerzijds de analysefunctie van de NCTV en anderzijds voor de coördinatiefunctie van de NCTV op de weerbaarheid?
In afwachting van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid heeft de NCTV enkele werkzaamheden gestaakt. Zoals ook vermeld in de Kamerbrief van 2 november 2021 heeft het opschorten van werkzaamheden van de NCTV de volgende consequenties:
Wat is de inzet van de politie op internet en sociale media, nu rechts-extremisten elkaar daar vinden? Heeft de inzet tot dusver tot concrete interventies geleid?
Binnen de juridische mogelijkheden, monitort de politie het internet op rechts-extremistische uitingen en strafbare gedragingen. In het verleden heeft dit onder meer geleid tot aanhoudingen en strafrechtelijke vervolging van personen en groepen.
De EU-verordening (Terroristische Online Inhoud, TOI) waarmee hostingbedrijven kunnen worden aangesproken op rechts-extremistische content is per juni 2022 van kracht, wanneer kan de Kamer deze wetgeving verwachten teneinde deze kunnen te implementeren? Waarom is deze wetgeving vertraagd? Wanneer is in Nederland op z’n vroegst deze regelgeving van kracht? Wat doet u in de tussentijd?»
De EU-verordening inzake het tegengaan van verspreiding van terroristische online-inhoud (TOI-verordening) wordt op 7 juni 2022 van toepassing. Dat betekent dat in Nederland de desbetreffende nationale uitvoeringswet7 in werking moet zijn getreden en dat de daarin aangewezen (nationale) autoriteit, genaamd de Autoriteit Terroristische en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM), operationeel moet zijn. Er geldt een uitvoeringstermijn van 1 jaar wat zeer krap is. Hier heeft Nederland destijds tijdens de onderhandelingen dan ook bezwaar tegen gemaakt.8 Het kabinet zet zich desalniettemin in om zo spoedig mogelijk met de nodige zorgvuldigheid de wetgeving gereed te krijgen. Het voorstel van de Uitvoeringswet is inmiddels gereed, door de Raad van State van advies voorzien en gereed voor verzending aan uw Kamer. Mede naar aanleiding van de vragen gesteld door het lid Bikker (ChristenUnie) over de voortgang omtrent de autoriteit terroristische content en kinderporno gesteld op 6 mei (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3063) informeer ik u voor het zomerreces nader over de uitvoering van de TOI-verordening.
Het bericht ‘Omstreden Chinese camera's hangen overal in Nederland, ook bij ministeries’. |
|
Ingrid Michon (VVD), Ruben Brekelmans (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Omstreden Chinese camera's hangen overal in Nederland, ook bij ministeries»?1
Ja
Klopt het dat het gaat om camera’s van de Chinese merken Hikvision en Dahua en dat zij onder andere overheidsgebouwen in beeld brengen? Zo ja, om hoeveel camera’s gaat het? Waar staan deze camera’s? Staan deze camera’s ook voor overheidsgebouwen waarbij anonimiteit belangrijk kan zijn zoals bij defensie en de inlichtingendiensten?
De Nederlandse overheid maakt gebruik van Chinese camera’s. Het is niet bekend om hoeveel camera’s het specifiek gaat. Zoals in het antwoord op vragen 4 en 5 wordt geschetst, gelden er overheidsbreed kaders en beleid voor aanschaf en gebruik van (digitale) producten en diensten, zoals camera’s, waarbij ook rekening gehouden moet worden met (eventuele) risico’s voor nationale veiligheid. Over welke beveiligingsmaatregelen al dan niet worden getroffen bij de gebouwen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en welke apparatuur daarvoor wordt gebruikt, worden in het openbaar geen uitspraken gedaan.
De politie heeft inmiddels bevestigd dat er vorig jaar bijna 700 camera’s van Dahua zijn aangeschaft2; klopt dit? Zo ja, was de politie zich al bewust van de veiligheidsrisico’s bij de aanschaf van deze camera’s? Zo ja, waarom zijn dan toch deze camera’s aangeschaft? Zo nee, kunt u een tijdlijn schetsen van de aanschaf van Chinese camera’s door de politie van de afgelopen jaren? Zo nee, waarom niet?
De politie heeft bevestigd dat het klopt dat zij circa 700 camera’s van Dahua heeft aangeschaft, die over een periode van 7 jaar zullen worden afgenomen. In de aanbesteding zijn eisen met betrekking tot informatiebeveiliging en privacy opgenomen en de inzet van de camera’s zijn voornamelijk gericht op verkeerstoezicht. De politie heeft bij de aanbesteding van de camera’s en bij de toepassing daarvan geen risico’s voor de nationale veiligheid voorzien. Voor de gehele overheid geldt onder meer voor de aanschaf van digitale producten en diensten de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). Mede gelet hierop worden hiervoor bij de inkoop en aanbesteding van digitale producten en diensten, waaronder genoemde camera’s, waarbij mogelijk veiligheidsrisico’s aan de orde zijn, eisen met betrekking tot informatiebeveiliging en privacy gesteld als voorwaarden aan de (mogelijke) opdrachtnemer. Alle merken en type camera’s die voldoen aan de gestelde eisen kunnen worden aangekocht. Op 8 juli 2020 is deze aanbesteding gepubliceerd op Tenderned. Op 27 november 2020 is deze opdracht gegund. In mei 2021 is gestart met de ingebruikneming van deze camera’s.
In hoeverre lagen bepaalde productspecificaties zoals de prijs en de veiligheid ten grondslag aan het besluit om camera’s van Hikvision en Dahua aan te schaffen en te plaatsen bij overheidsgebouwen?
In relatie tot nationale veiligheidsrisico’s bestaat er overheidsbeleid dat voorschrijft dat nationale veiligheidsoverwegingen worden meegewogen bij de inkoop en aanbesteding van producten en diensten. Bij de aanschaf en implementatie van gevoelige apparatuur of programmatuur wordt volgens dit beleid rekening gehouden met zowel risico’s in relatie tot een leverancier, als met het concrete gebruik van de systemen, bijvoorbeeld als het gaat om de toegang tot systemen door derden. Bij elke casus wordt door de overheidsorganisatie bezien of en hoe risico’s beheersbaar kunnen worden gemaakt en of daartoe te nemen maatregelen proportioneel zijn. Afwegingen rondom de aanschaf en ingebruikname van ICT- producten en diensten zijn de eigen verantwoordelijk van de organisaties die tot aanschaf overgaan. Dat betekent dat overheidsorganisaties zelf risicoafwegingen uitvoeren voordat (digitale) producten en diensten van een leverancier, zoals beveiligingscamera’s, worden afgenomen en bepalen aan welke (beveiligings)eisen een leverancier moet voldoen om voor verlening van een opdracht in aanmerking te komen. Daarnaast geldt voor de gehele overheid voor de aanschaf van digitale producten en diensten de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). De BIO kent een risicogebaseerde aanpak met een concrete set aan eisen als ondergrens. Uitgangspunt is onder meer ook de eigen verantwoordelijkheid van overheidsorganisaties.
Aan welke eisen, die betrekking hebben op cyberspionage, wordt getoetst bij de aanschaf van camera’s bij overheidsgebouwen? Voldoen de camera’s van Hikvision en Dahua aan deze eisen?
Zie antwoord vraag 4.
Was bij het moment van aankoop ook al bekend dat China eventueel een achterdeur in een camerasysteem van Hikvision of Dahua zou kunnen bouwen? Zo ja, welke maatregelen zijn hiertegen getroffen? Zo nee, op basis waarvan is de inschatting gemaakt dat het veilig was om deze camera’s aan te schaffen?
Het Ministerie van BZK zal in samenwerking met andere overheidspartijen onderzoek doen naar mogelijke nationale veiligheidsrisico’s bij het gebruik binnen de rijksoverheid van camera’s afkomstig van partijen uit landen met een offensief cyberprogramma richting Nederland. Doordat het onderzoek zich specifiek richt op het gebruik van camera’s binnen de rijksoverheid staat het los van de aanbesteding van de politie. De toepassing van de camera’s en bijvoorbeeld de manier waarop zij in de bredere infrastructuur zijn ingebed zal per geval verschillen. Zoals ook in het antwoord op vraag 4 en 5 wordt geschetst, bestaat er overheidsbeleid dat voorschrijft dat nationale veiligheidsoverwegingen worden meegewogen bij de inkoop en aanbesteding van producten en diensten. Of en hoe risico’s voor de nationale veiligheid beheersbaar zijn, zal dus per geval worden beoordeeld door de organisaties zelf, zoals de politie, die ook eventuele maatregelen zelf nemen.
Is het technisch mogelijk voor China om mee te kijken, live of achteraf? Zo ja, hoe dan? Zo nee, is die mogelijkheid er helemaal niet of is hij sofwarematig dichtgezet?
Het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren (DBSA)3 geeft een overzicht van de belangrijkste dreigingen vanuit China in relatie tot de vitale infrastructuur en de (rijks)overheid. Daarbij wordt ook ingegaan op het risico op digitale spionage- en sabotagemogelijkheden via technologische toeleveringen.
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 6 zal het Ministerie van BZK in samenwerking met andere overheidspartijen onderzoek doen naar mogelijke nationale veiligheidsrisico’s vanwege het gebruik binnen de rijksoverheid van camera’s afkomstig van partijen uit landen met een offensief cyberprogramma richting Nederland. Bovenstaande vragen zullen bij dit onderzoek worden betrokken.
In het debat met uw Kamer op 22 maart 2022, heeft de Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering verder toegezegd om onderzoek te doen naar inkoopeisen en -richtlijnen op het terrein van cyberveiligheid, in het bijzonder als het gaat om producten en diensten voornamelijk van partijen uit landen met een offensief cyberprogramma richting Nederland. Op 5 april 2022 is in aanvulling daarop door uw Kamer een motie aangenomen om bij dit onderzoek ook te kijken naar de vitale infrastructuur. Uw Kamer zal hierover na afronding van het onderzoek worden geïnformeerd. Op de uitkomsten van het onderzoek kan nu niet vooruit worden gelopen.
Hoe groot acht de Minister de kans dat China meekijkt of mee heeft gekeken via deze camera’s? Op basis waarvan maakt de Minister deze inschatting?
Zie antwoord vraag 7.
In de Verenigde Staten is de inzet van Hikvision- en Dahua-camera’s bij overheidsgebouwen verboden. Daarnaast heeft het Europees parlement eerder besloten om camera’s van Hikvision niet meer te gebruiken. Waarom heeft Nederland hier nog niet voor gekozen?
Elk land of internationale organisatie maakt hierin zijn eigen afweging. Voor Nederland geldt dat het staand beleid bij inkoop en aanbesteding is dat er per casus wordt bezien of er in relatie tot producten en diensten risico’s zijn voor de nationale veiligheid, en zo ja, of en hoe deze beheersbaar kunnen worden gemaakt. De mogelijke nationale veiligheidsrisico’s in verband met het gebruik van camera’s, die afkomstig zijn uit landen met een offensief cyberprogramma richting Nederland, binnen de rijksoverheid zullen, zoals hierboven aangegeven, worden onderzocht.
Deelt u de mening dat bedrijven uit staten die een offensief cyberprogramma tegen Nederland uitvoeren niet geschikt zijn om camera’s te leveren die zijn opgesteld bij organisaties die een aantrekkelijk doelwit van een dergelijk offensief programma vormen?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er Europese alternatieven in de markt? Zo, ja bent u het eens met het standpunt dat het verstandig kan zijn om die in te zetten? Zo nee, bent u het ermee eens dat het wenselijk is dat er Europese alternatieven zijn, ook op het gebied van technologie?
Voor Nederlandse organisaties is het wenselijk dat zij gebruik kunnen maken van kwalitatief hoogwaardige producten en diensten, ook van buitenlandse leveranciers. Nederlandse overheden blijven op verantwoorde wijze, met inachtneming van de nationale aanbestedingswetgeving, gebruik maken van de voordelen van de internationale markt voor veiligheidsapparatuur, door per situatie de risico’s voor de nationale veiligheid in kaart te brengen en dat te laten meewegen in de selectie van de betreffende aanbieder.
Desondanks kunnen er redenen zijn om bepaalde producten en technologieën in Nederland of in Europa te willen kunnen ontwikkelen en beschikbaar maken. Dit kan van belang zijn om de weerbaarheid van Nederland en de EU te vergroten, of om de EU het vereiste handelingsvermogen te geven om de eigen veiligheidsbelangen te beschermen. Dit kan via verschillende maatregelen: van handelsverdragen met gelijkgezinde landen, tot het direct stimuleren van de eigen industrie. Hierbij verwijzen wij dan ook graag naar de brief aan uw Kamer over onderzoek naar strategische afhankelijkheden en kwetsbaarheden in Nederland, waar dieper ingegaan wordt op de beleidsopties om onze weerbaarheid te versterken.4
Bent u het ermee eens dat we de cyberdreiging vanuit China serieus moeten nemen en daarom kritisch moeten kijken naar de aanschaf en inzet van niet Europese hardware en software voor gevoelige zaken zoals het filmen van overheidsgebouwen? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Ja, deze dreiging moet serieus worden genomen. De AIVD waarschuwt regelmatig voor de risico’s van het gebruik van hard- en software afkomstig uit landen met een offensief cyberprogramma gericht tegen Nederlandse belangen (zoals China) bij de uitwisseling van gevoelige informatie of in vitale infrastructuur. Het is van groot belang dat we ongewenste activiteiten van statelijke actoren tegengaan. Daarom werken we aan een aanpak om de weerbaarheid tegen statelijke dreigingen te verhogen. In het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren en de kabinetsreactie hierop wordt nader ingegaan op deze dreiging en de maatregelen die we hiertegen nemen5. Verder verwijzen wij u naar het antwoord op vraag 4 en 5, waarin wordt ingegaan op de relevante kaders en beleid binnen de rijksoverheid als het gaat om aanschaf en gebruik van (digitale) producten en diensten.
Hoe verhoudt het antwoord op de Kamervragen van het lid van Helvert (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2020–2021, nr 2310), die de Kamer zijn toegezonden op 13 april 2021 (waarin staat dat het kabinet de Europese Commissie, de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en het Europees parlement heeft gewezen op de kwetsbaarheid van het gebruik van Hikvision-camera’s) zich tot het gebruik van camera’s van dit bedrijf door Nederlandse ministeries zelf? Zou het kabinet deze waarschuwing niet ook aan zichzelf moeten richten?
In hoeverre er bij het gebruik van camera’s van bijvoorbeeld Hikvision en Dahua sprake is van nationale veiligheidsrisico’s die met concrete beheersmaatregelen gemitigeerd kunnen worden is onderwerp van het in het antwoord op vraag 6 genoemde onderzoek.
Kunt u uitsluiten dat deze camera’s een veiligheidsdreiging vormen voor de Oeigoerse diaspora in Nederland? Welke veiligheidsmaatregelen heeft u hiertoe genomen of bent u voornemens te nemen?
Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen van de leden Dekker-Abdulaziz en Van Ginneken, zijn voor zover ons bekend er momenteel geen aanwijzingen dat China deze camera’s gebruikt om bepaalde minderheidsgroepen in Nederland te monitoren. Mocht dit in de (nabije) toekomst wel het geval zijn, dan is er naar het oordeel van het kabinet sprake van ongewenste buitenlandse inmenging en heeft het kabinet verschillende instrumenten tot haar beschikking, zoals uiteengezet in de brief van 16 maart 2018 over de aanpak ongewenste buitenlandse inmenging6.
Bent u bekend met het feit dat de Amerikaanse overheid heeft verboden te investeren in Hikvision vanwege de banden van het bedrijf met het Chinese leger? Heeft u hierover contact gehad met Amerika, met name in het kader van mogelijke veiligheidsdreigingen? Zo nee, bent u alsnog bereid dit te doen?
Het kabinet is bekend met het besluit van 9 oktober 2019 om Hikvision op de zgn. Entity List te plaatsen omdat Hikvision volgens de VS het mogelijk maakt dat er mensenrechtenschendingen plaatsvinden in Xinjiang. Als gevolg van deze listing zijn Amerikaanse toeleveranciers verplicht om vergunningen aan te vragen voordat ze handelen met Hikvision. Europese en Nederlandse sanctiewetgeving voorzien niet in de mogelijkheid van een Entity List. Nederland erkent de risico’s van het gebruik van cybersurveillance items in relatie tot schendingen van mensenrechten en het internationaal humanitair recht, blijkens ons exportcontrolebeleid, en werkt hierop nauw samen met de VS, zowel bilateraal als in EU-verband.
Bent u bereid om met China in gesprek te treden over het belang van privacy- en veiligheidsstandaarden in technologie en dat toegang van de Chinese staat tot gevoelige data niet acceptabel is?
Nederland en de EU spreken in verschillende verbanden, waaronder binnen de VN, met China over dataveiligheid. Centraal hierbij staat de bescherming van privacy, zoals het voldoen aan eisen, zoals neergelegd in de AVG, bescherming van mensenrechten en het tegengaan van ongepaste toegang van overheden tot datagegevens. Zoals aangegeven in de Notitie «Nederland-China: Een nieuwe balans» (Kamerstuk 35 207, nr. 1) staat het kabinet achter striktere handhaving en sterker uitdragen van bestaande standaarden en normen, zoals de Europese regelgeving op het gebied van data, bescherming van persoonsgegevens en privacy en productveiligheid.
De aanpak van illegale boerenacties |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u het eens met de stelling dat (demonstrerende) boeren zich, net als ieder ander, aan de wet moeten houden?
Wat zijn de instructies binnen de politie voor hun handelingsperspectief bij demonstraties van boeren? Kunt u deze interne instructies openbaar maken?
Waarom leidt het rijden met een trekker op de snelweg en/of het rijden met een trekker zonder kenteken niet direct tot een bekeuring?
Klopt het dat, indien direct aanhouden of bekeuren niet lukt, de politie achteraf de daders opspoort? Hoe vaak is er achteraf aangehouden of bekeurd? Kunt u dit in ronde getallen uitdrukken?
Wat heeft de politie nodig om het aantal achteraf opgelegde bekeuringen c.q. aanhoudingen op te schroeven?
Het bericht ‘Grote zorgen om jihadisten die in Nederland blijven terwijl paspoort is afgepakt’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Grote zorgen om jihadisten die in Nederland blijven terwijl paspoort is afgepakt»?1
Klopt het dat veroordeelde IS-terroristen, van wie de Nederlandse nationaliteit is ingetrokken, Nederland niet verlaten? Kunnen of willen zij dat niet?
Klopt het dat het hier om 45 gevallen van het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit gaat? Kunt u aangeven in hoeveel van die 45 gevallen het niet gelukt is de betrokken persoon uit te zetten?
Weegt u bij afnemen van de Nederlandse nationaliteit mee of de terrorist daadwerkelijk kan worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Wat houdt het uitzetten van deze mensen tegen? Wat is nodig om deze veroordeelde terroristen, van wie het Nederlanderschap is ontnomen, wél uit te zetten?
Waarom verblijven veroordeelde terroristen, van wie de Nederlandse nationaliteit is ontnomen, niet standaard in vreemdelingendetentie tot zij uitgezet kunnen worden? Waarom kan geen concrete datum van vertrek aan die detentie verbonden worden?
Bestaat voor deze veroordeelde terroristen, van wie de nationaliteit is ontnomen, altijd een meldplicht? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid bij deze gevallen, een veroordeelde terrorist wiens Nederlandse nationaliteit is ontnomen, illegaliteit strafbaar te stellen? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) signaleert dat er een verhoogde dreiging voor de nationale veiligheid uitgaat van dit soort veroordeelde terroristen? Hoe beoordeelt u die dreiging?
Wordt door de veiligheidsdiensten of de NCTV toezicht gehouden op deze groep?
Hoe beoordeelt u de oproep tot landelijke regie vanuit de G4-gemeenten? Gaat u gehoor geven aan die oproep? Zo nee, waarom niet?
De brief ‘Aankondiging van maatregelen ter voorkoming identiteitsfraude’. |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel gevallen zijn bekend waarbij onrechtmatige identiteitsbewijzen zijn uitgegeven?1
Van hoeveel ambtenaren is bekend c.q. bestaat het vermoeden dat ze onrechtmatige identiteitsbewijzen hebben uitgegeven? Loopt er een strafrechtelijk onderzoek naar al deze ambtenaren?
Is bekend wat de beweegredenen zijn van ambtenaren die onrechtmatige identiteitsbewijzen hebben uitgegeven? Zo ja, wat zijn de beweegredenen?
Welk strafbaar feit wordt ten laste gelegd aan de ambtenaren die onrechtmatige identiteitsbewijzen hebben uitgegeven? Is dit (medeplichtigheid aan) deelname aan een criminele organisatie? Zo nee, waarom niet?
In welke gemeenten zijn deze onrechtmatige identiteitsbewijzen uitgegeven?
In hoeverre is bij de aanvraag en uitgifte van paspoorten, waarbij is afgeweken van de standaardprocedure, sprake van crimineel handelen, onwenselijk handelen of dienstverlenend handelen? Hoe wordt dit bepaald?
Is bekend wat de echte identiteit is van diegene die een onrechtmatig identiteitsbewijs hebben verkregen? Zo ja, is ook bekend of deze personen het land zijn ontvlucht door middel van de uitgegeven onrechtmatige identiteitsbewijzen? Gaat het hier om criminelen die actief zijn binnen de georganiseerde misdaad? Zo nee, kunt u hier een toelichting op geven?
Zijn de Nederlanders wier foto’s zijn gebruikt geïnformeerd over de gepleegde activiteiten? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Welke stappen zijn verder gezet om getroffen Nederlanders te ondersteunen?
Is het kabinet het ermee eens dat Nederlanders wier foto’s zijn gebruikt, bijgestaan moeten worden bij eventuele fraudegevallen? Zo ja, hoe wordt dit vormgegeven? Zo nee, waarom niet?
Is het kabinet het ermee eens dat ambtenaren die zich hier schuldig aan hebben gemaakt onder geen enkele omstandigheid aan de slag mogen gaan bij andere gemeentes? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiervoor om dit te voorkomen? Kunt u ook ingaan op het beroepsverbod? Zo nee, waarom niet?
Is het kabinet het ermee eens dat de «korte termijn» maatregelen die worden voorgesteld in de brief, zoals het vierogen principe, per direct moeten worden ingevoerd? Zo ja, wanneer zijn de werkprocessen aangepast? Zo nee, waarom niet?
Het bericht ’Te weinig rechters in Gelderland, 1500 rechtszaken geschrapt' |
|
Ingrid Michon (VVD), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over het seponeren van 1500 rechtszaken door een tekort aan rechters?1
Waarom heeft u geen antwoord gegeven op vraag 2? Bent u bereid de Kamer te voorzien van een overzicht van de 1500 zaken die zijn geseponeerd? Zo nee, waarom niet?
Waarom heeft u geen antwoord gegeven op vraag 3? Bent u bereid de Kamer vooraf te informeren, mocht dit in toekomst opnieuw voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat alle slachtofferzaken vallen onder de 10% van de sepotzaken die opnieuw bekeken worden? Zo ja c.q. zo nee, waarom?
Het bericht ‘Drugs per post neemt vlucht: 'Overal ter wereld meer dancefeesten'' |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Drugs per post neemt vlucht: «Overal ter wereld meer dancefeesten»»?1
Herkent u de trend dat het aantal postpakketjes met drugs fors toeneemt? Wat is de onderliggende oorzaak hiervan?
Wat is het juridisch kader voor het onderscheppen van drugs per post? Kunt u daarbij onderscheid maken tussen post en pakketten? Kunt u daarbij tevens onderscheid maken tussen de politie en een post- en pakketdienst?
Wat is de precieze taak van het Post Interventie Team van de politie en hoe verhoudt de taak van dit team zich tot de douane? Welke mogelijkheden dan wel bevoegdheden hebben het Post Interventie Team en de douane om drugspost aan te pakken? Waar zitten de knelpunten in deze aanpak?
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de inrichting van een multidisciplinair post team? Wat worden de taken en bevoegdheden van dit team en hoe voorkomt u dat er tijd verloren gaat aan discussie en onduidelijkheden over de aansturing bij interventies en operationele slagkracht van betrokken organisaties, zoals destijds is gebeurd bij het Multidisciplinair Interventieteam (MIT)?
Wat doen post- en pakketdiensten om drugs per post aan te pakken? Is er volgens u voldoende sprake van een gevoel van urgentie bij die postbedrijven? Zijn er volgens u mogelijkheden om meer verantwoordelijkheid bij deze diensten te beleggen?
Hoe is de samenwerking tussen de politie en post- en pakketdiensten? Worden postbedrijven ondersteund in het weerbaarder maken van hun bedrijfsprocessen tegen misbruik en beïnvloeding door criminele organisaties?
Bent u bekend met het project Weerbare Post & Koeriersdiensten van de Taskforce RIEC Brabant-Zeeland? Bent u tevens bekend met het samenwerkingsconvenant tussen postdienst DPD en de Taskforce RIEC Brabant-Zeeland? Ziet u kansen om dit soort initiatieven landelijk uit te rollen?
Klopt het dat er vanuit het European Network on the Administrative Approach (ENAA) en de European Crime Prevention Network (EUCPN) wordt gewerkt aan een barrièremodel waarin afgevaardigden uit Duitsland, België, Luxemburg en Nederland samenwerken? Wanneer worden hier resultaten van verwacht?
Is er samenwerking met landen als Australië en de Verenigde Staten om informatie uit te wisselen over dit soort drugspost? Hoe ziet die samenwerking eruit?
Het bericht ‘Drie doden en drie zwaargewonden bij schietpartij in Kopenhagen’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Drie doden en drie zwaargewonden bij schietpartij in Kopenhagen»?1
Kunt u schetsen wat er in Kopenhagen is gebeurd? Klopt het dat er voor de aanslag inmiddels een verdachte aangehouden is?
Is het motief van de dader bekend? Is er sprake van een terroristisch motief?
Klopt het dat er sprake was van een lone-wolf actie, waarbij de verdachte een lange geschiedenis van psychische problemen had?
Zijn dit soort aanslagen, door geradicaliseerde eenlingen, voorstelbaar in Nederland?
Hoe groot is de geweldsdreiging die uitgaat van dit soort eenlingen?
Klopt het dat het aantal potentieel geradicaliseerde individuen is toegenomen na corona? Zet die trend zich volgens u voort via nieuwe, andere uitingen van anti-overheidssentiment?
Hebben de diensten voldoende mensen, manieren en middelen om toezicht te houden op geradicaliseerde eenlingen?
Wordt dit incident besproken in EU-verband? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Welke verbeteringen zijn er nog mogelijk om effectievere samenwerking tussen landen te bevorderen bij het voorkomen van schietpartijen?
Wat doet de NCTV op dit moment niet meer in het kader van de coördinatie en analyse van dreigingen van radicale eenlingen sinds de opschorting van werkzaamheden in november 2021, in afwachting van de parlementaire behandeling van de Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid?
In hoeverre deelt u de mening dat de opschorting van werkzaamheden van de NCTV ertoe leidt dat nieuwe trends en andere uitingen van antidemocratische en antirechtsstatelijke groeperingen en eenlingen minder goed in kaart kunnen worden gebracht?
Heeft de opschorting van werkzaamheden gevolgen voor een zo snel en volledig mogelijke informatie-uitwisseling over trends en ontwikkelingen met betrekking tot geradicaliseerde eenlingen met EU-landen? Zo ja, welke?
Het bericht ’Politie: schietpartij gayclub Oslo was islamitische terreurdaad’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Politie: schietpartij gayclub Oslo was islamitische terreurdaad»1?
Kunt u schetsen wat er in Oslo is gebeurd?
Weet u of er inmiddels een dader is aangehouden? Is u bekend wat het motief voor deze aanslag was?
Heeft u contact met de Nederlandse LHBTI-gemeenschap? Hoe loopt dat contact?
Heeft u concrete signalen dat deze gemeenschap ook in Nederland extra risico loopt? Zo ja, welke maatregelen zijn er tot dusver genomen?
Hoe groot schat u dat het aantal IS-sympathisanten in Nederland op dit moment is? Heeft de AIVD deze groep in beeld?
Kunt u schetsen wat de consequenties zijn van het feit dat de NCTV al geruime tijd niet meer deelneemt aan lokale casusoverleggen, de Taskforce Problematisch Gedrag en ongewenste buitenlandse financiering voor de mitigatie van veiligheidsrisico’s door geradicaliseerde eenlingen en groeperingen?
Wat kan er worden verbeterd aan de informatie-uitwisseling over mogelijke signalen over terreurdaden tussen landen door Europol en Eurojust?
Is een gerichte terrorismedreiging jegens de LHBTI-gemeenschap reeds een aandachtsgebied van de «European Counter Terrorism Centre» van Europol?
Het bericht ‘Te weinig rechters in Gelderland, 1500 rechtszaken geschrapt’ |
|
Ulysse Ellian (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Te weinig rechters in Gelderland, 1500 rechtszaken geschrapt»1?
Bent u bereid om de 1500 sepots nader te specificeren naar soorten strafzaken, in het bijzonder slachtofferzaken, zedenzaken, VPT-zaken en jeugdzaken? Zo nee, waarom niet?
Gaat dit ook in andere arrondissementen gebeuren? Zo ja, kunt u de Kamer daarover vooraf informeren?
Het bericht ‘’Nelson M. van verboden pedofielenclub Martijn met wapen en kinderporno opgepakt in Mexico’’ |
|
Ulysse Ellian (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nelson M. van verboden pedofielenclub Martijn met wapen en kinderporno opgepakt in Mexico»?1
Klopt het dat de uit Nederland gevluchte pedo-activist Nelson M. is gearresteerd in Mexico-Stad? Klopt het voorts dat hij in Mexico politiek asiel had aangevraagd?
Hoe kan het dat een verdachte, die al eerder naar het buitenland was gevlucht, gedurende een lopende strafzaak met verdenking van ernstige strafbare feiten, naar het buitenland kan afreizen?
Welke voorzieningen kunnen worden getroffen om het vluchtrisico van een verdachte te beperken bij het schorsen van de voorlopige hechtenis?
Waarom wordt er bij een schorsing van de voorlopige hechtenis niet gekozen om verdachten een enkelband te laten dragen en het paspoort in te nemen?
Kunt u bevestigen dat wanneer een verdachte vlucht naar het buitenland en als gevolg daarvan een strafproces in Nederland vertraging oploopt, dat nooit een reden kan zijn om te oordelen dat een schending van de redelijke termijn ertoe leidt dat een verdachte strafvermindering krijgt?
Wat heeft u eraan gedaan om ervoor te zorgen dat Nelson M. opgespoord werd? Was u ervan op de hoogte dat hij in het buitenland verbleef?
Het bericht dat wetgeving doorrijden na een aanrijding aanzienlijk aangescherpt dient te worden. |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «wetgeving doorrijden na een aanrijding dient aanzienlijk aangescherpt te worden»?1
Wat is uw reactie op dit bericht?
Klopt de bewering van de Vereniging Verkeersslachtoffers dat als een doorrijder zich binnen een bepaalde tijd na de aanrijding bij de politie meldt, dit geen consequenties heeft voor de strafmaat?
In hoeverre kan het rijden onder invloed hiermee worden verborgen, aangezien alcohol dan uit het bloed is verdwenen?
Kunt u een overzicht geven van het aantal keren dat het doorrijden na een aanrijding wordt geregistreerd door de politie in de afgelopen vijf jaren?
Hoe vaak is het Openbaar Ministerie in de afgelopen vijf jaren overgegaan tot vervolging voor het doorrijden na een aanrijding en wat was de gemiddelde strafeis?
Kunt u in gesprek gaan met het Openbaar Ministerie om de Richtlijn voor strafvordering verkeersongevallen en verlaten plaats ongeval aan te passen om de strafeisen te verhogen?2
In hoeverre wijken de straffen voor het doorrijden na een aanrijding in Nederland af van straffen in omringende landen?
Wat is uw reactie op de oplossing van de Vereniging Verkeersslachtoffers waarin wordt gepleit om de termijn waarin iemand zich moet melden in te korten met een verplichte bloedproef?
Wat is uw reactie op de oplossing van de Vereniging Verkeersslachtoffers waarin de doorrijder moet aantonen dat hij/zij op het moment van de aanrijding niet onder invloed was?
Wat is uw reactie op de oplossing van de Vereniging Verkeersslachtoffers dat, indien een doorrijder zich niet binnen drie uur meldt, terwijl er slachtoffers of gewonden te betreuren zijn, de wetgeving aanzienlijk aangescherpt dient te worden?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor het tweeminutendebat Verkeersveiligheid?
Het bericht ‘Steeds vaker zelfgeprinte 3D-vuurwapens in onderwereld: ’Op korte afstand dodelijk’’ |
|
Ingrid Michon (VVD), Ulysse Ellian (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Steeds vaker zelfgeprinte 3D-vuurwapens in onderwereld: «Op korte afstand dodelijk»»?1
Klopt het dat het aantal zelfgeprinte 3D-vuurwapens steeds meer in opkomst is? Hoe wordt hier tot dusver op geanticipeerd?
Klopt het voorts dat het publiceren en verspreiden van de ontwerpen van 3D-wapens nog niet expliciet verboden is?
Hoe staat u tegenover strafbaarstelling van het verspreiden en publiceren van 3D-geprinte vuurwapens?
Op welke termijn zou een dergelijke strafbaarstelling mogelijk zijn?
Hoe beoordeelt u de constatering dat deze wapens een nieuwe doelgroep bereiken, namelijk mensen met extremistisch gedachtegoed? Past dit in de trend van opkomende rechts-extremistische (accelerationistische) groepen?
Is er bij u bekend of ontwerpen voor 3D-vuurwapens rondgaan op rechts-extremistische fora of in chatgroepen? Weet u of er in die groepen ook instructies over het monteren van dergelijke wapens rondgaan?
Kunnen de afspraken en/of uitkomsten van het Interpol-congres over dit soort wapens, wat op dit moment plaatsvindt, met de Kamer gedeeld worden?
Het bericht 'FIOD schorst speciale eenheid ‘onaanvaardbaar lang' |
|
Ingrid Michon (VVD), Folkert Idsinga (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «FIOD schorst speciale eenheid «onaanvaardbaar lang»»?1
Ik ben bekend met dit bericht.
Klopt het dat het landelijk opererende Team Specialistische Operaties (TSO) nog steeds op non-actief is gesteld? Klopt het voorts dat er door een rechter is besloten dat deze schorsing «onaanvaardbaar lang» is?
Met de medewerkers van het TSO en betrokkenen van de FIOD vinden mediationgesprekken plaats met als doel te onderzoeken of het vertrouwen zodanig kan worden hersteld om tot werkhervatting in de eigen functie over te kunnen gaan. In zijn uitspraak heeft de rechter gewezen op een onaanvaardbare lange schorsing.
Klopt het dat werknemers alleen bij zwaarwegende omstandigheden en voor een beperkte periode op non-actief mogen worden gesteld? Is dat hier volgens u het geval?
Tot een non-actiefstelling wordt enkel overgegaan, indien sprake is van zwaarwegende omstandigheden. Er is sprake van zwaarwegende omstandigheden vanwege het ontbreken van een onbegrensd vertrouwen tussen het team en de leidinggevenden, die de bijzondere aard van de werkzaamheden vereist.
Klopt het dat de FIOD overweegt om het TSO op te heffen? Bent u het met eens met de stelling dat het belang van het werk van dit team te groot is om het op te heffen? Wat gaat u doen om opheffing te voorkomen?
De FIOD heeft op dit moment niet de intentie het TSO op te heffen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de FIOD er alles aan gaat doen om het TSO op een verantwoorde en veilige wijze de werkzaamheden te laten hervatten? Wanneer verwacht u de spoedige oplossing die door de directie van het FIOD is toegezegd?
Met de medewerkers van het TSO en betrokkenen van de FIOD vinden mediationgesprekken plaats met als doel te onderzoeken of het vertrouwen zodanig kan worden hersteld om tot werkhervatting in de eigen functie over te kunnen gaan.
Hoe wordt voorkomen dat dit soort situaties zich in de toekomst opnieuw voordoen? Is het u bekend of er door de FIOD-directie gekeken gaat worden naar de werksfeer en werkcultuur?
De ontstane problematiek rond het TSO betreft een unieke situatie. Om herhaling te voorkomen zal de FIOD nadere helderheid verschaffen over specifieke procedures en richtlijnen die in bijzondere werkprocessen van toepassing zijn. Daarnaast is er binnen de FIOD doorlopend aandacht voor onderwerpen als de werksfeer en cultuur. De FIOD volgt de reguliere cyclus van personeelsgesprekken en het medewerkersonderzoek en programma’s van de Belastingdienst zoals leiderschap en cultuur.
Klopt het dat, gedurende de schorsing van het team TSO, de werkzaamheden van dat team zijn overgenomen door ketenpartners, zoals de politie? Klopt het voorts dat de ketenpartners het afluisteren van verdachten niet hebben voortgezet, maar alleen de hoogstnodige plaatsingen hebben verricht? Is de voortgang van lopende onderzoeken op die manier niet gehinderd?
Er is geen sprake van de hindering van de voortgang van lopende onderzoeken. De werkzaamheden zijn doorgegaan en tijdelijk door anderen binnen en (met behulp van politie en Douane) buiten de FIOD overgenomen.
Het verdwijnen van sektesignaal |
|
Michiel van Nispen , Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Erkent u dat uw voorganger de discussie rondom georganiseerd ritueel misbruik onterecht heeft vermengd met het uitvoeren van een aangenomen motie van de leden Van Nispen (SP) en Van Wijngaarden (VVD)1 die oproept tot de instelling van een meldpunt voor sektesignalen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze punten weer uit elkaar te halen?
Bent u bereid om alsnog per direct uitvoering te geven aan de aangenomen motie en aldus niet langer te wachten om het meldpunt voor slachtoffers van sektes en hun familieleden op te richten, zeker nu het onderzoek naar georganiseerd ritueel misbruik vertraging heeft opgelopen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven hoe de politie op dit moment invulling geeft aan haar taak om als meldpunt voor sektesignalen te fungeren? Is er bijvoorbeeld voldoende kennis binnen de politie om meldingen over sektes adequaat op te pakken en slachtoffers de juiste hulp te bieden?
Weten slachtoffers en familieleden de politie voldoende te vinden om signalen over sektes te delen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Kunt u aangeven hoeveel signalen over sektes het meldpunt sektesignaal op jaarbasis binnenkreeg voordat het werd opgeheven en hoeveel signalen de politie op jaarbasis binnenkrijgt?
Het bericht ‘Dreiging uit extreemrechtse hoek neemt toe: ‘Aanslag is voorstelbaar’’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Dreiging uit extreemrechtse hoek neemt toe: «Aanslag is voorstelbaar»»?1
Ja.
Klopt het dat een aanslag uit extreemrechtse hoek «voorstelbaar» is? Bent u het eens dat dit een zeer zorgwekkende ontwikkeling is?
Zoals ook vermeld in eerdere en het meest recente Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 56 en in het jaarverslag 2021 van de AIVD, is een aanslag in Nederland vanuit rechts-extremisme voorstelbaar. Binnen het rechts-extremisme is het accelerationisme2 de stroming waar de meeste geweldsdreiging vanuit gaat3. Zoals ook beschreven in de Kamerbrief van 26 oktober 20214 is het accelerationisme een rechts-extremistische ideologie die via diverse – voornamelijk besloten – sociale media platformen wordt verspreid. Het kabinet is van mening dat de dreiging zorgwekkend is en de verdere aandacht verdient van alle veiligheidspartners.
Is het dreigingsbeeld uit het jaarverslag van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) identiek aan het dreigingsbeeld van de Nationaal Coordinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)? Is er op dit moment sprake van een concrete dreiging uit extreemrechtse hoek?
Met het uitbrengen van het DTN informeert de NCTV over de ontwikkelingen op de dreigingen die worden waargenomen. Het DTN wordt opgesteld met input van meerdere partners, waaronder de AIVD. Het Openbaar Jaarverslag van de AIVD is het publieke verantwoordingsdocument van de dienst. De AIVD brengt met dit verslag in beeld welke dreigingen, ontwikkelingen en activiteiten de dienst heeft waargenomen en welke werkzaamheden zijn verricht.
In het Jaarverslag 2021 en DTN 56 wordt duidelijk geschetst waarom het rechts-extremistische gedachtegoed een bedreiging vormt voor Nederland. Zowel de AIVD als de NCTV houden de ontwikkelingen scherp in de gaten. Beiden beschrijven het accelerationisme als de stroming waar binnen het rechts-extremistisme de meeste geweldsdreiging vanuit gaat. In Nederland heeft het accelerationisme nog niet geleid tot terroristisch geweld, maar zijn er wel rechts-extremisten aangehouden voor onder meer opruiing, haatzaaien, dreiging en wapenbezit.
Het huidige dreigingsniveau voor alle terroristische dreigingen in Nederland samen is «aanzienlijk» (niveau 3 van 5). Dat betekent dat een terroristische aanslag in Nederland voorstelbaar is, maar dat er thans geen concrete aanwijzingen voor een aanslag zijn.
Hoeveel mensen in Nederland zijn, grosso modo, in het vizier die kunnen worden bestempeld als zijnde rechts-extremistisch? In hoeverre maakt deze groep deel uit van de professionele knokploegen zoals beschreven in het rapport «Het fenomeen Vechtafspraken: vier jaar later» door Bureau Beke?2
Het totaal aantal rechts-extremisten in Nederland is niet bekend. Het rechts-extremisme in Nederland bestaat uit meerdere stromingen en heeft verschillende uitingsvormen. Naast gekende rechts-extremistische organisaties of groeperingen begeven rechts-extremisten zich vooral online. De rechts-extremistische stroming waar op dit moment de grootste (terroristische) geweldsdreiging van uit gaat is het accelerationisme. Naar schatting zijn er in Nederland enkele honderden aanhangers van het accelerationisme. De aanhangers begeven zich veel op online communicatieplatforms waar accelerationistisch gedachtegoed wordt gepropageerd.6 De inschatting is dat van enkelen een dreiging kan uitgaan.
Het is niet bekend hoeveel rechts-extremisten deel uitmaken van professionele knokploegen.
Wat doet de NCTV op dit moment niet, in afwachting van de Wet verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid? Kunt u illustreren wat de gevolgen zijn voor enerzijds de analysefunctie van de NCTV en anderzijds voor de coördinatiefunctie van de NCTV op de weerbaarheid?
In afwachting van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel verwerking persoonsgegevens coördinatie en analyse terrorismebestrijding en nationale veiligheid heeft de NCTV enkele werkzaamheden gestaakt. Zoals ook vermeld in de Kamerbrief van 2 november 2021 heeft het opschorten van werkzaamheden van de NCTV de volgende consequenties:
Wat is de inzet van de politie op internet en sociale media, nu rechts-extremisten elkaar daar vinden? Heeft de inzet tot dusver tot concrete interventies geleid?
Binnen de juridische mogelijkheden, monitort de politie het internet op rechts-extremistische uitingen en strafbare gedragingen. In het verleden heeft dit onder meer geleid tot aanhoudingen en strafrechtelijke vervolging van personen en groepen.
De EU-verordening (Terroristische Online Inhoud, TOI) waarmee hostingbedrijven kunnen worden aangesproken op rechts-extremistische content is per juni 2022 van kracht, wanneer kan de Kamer deze wetgeving verwachten teneinde deze kunnen te implementeren? Waarom is deze wetgeving vertraagd? Wanneer is in Nederland op z’n vroegst deze regelgeving van kracht? Wat doet u in de tussentijd?»
De EU-verordening inzake het tegengaan van verspreiding van terroristische online-inhoud (TOI-verordening) wordt op 7 juni 2022 van toepassing. Dat betekent dat in Nederland de desbetreffende nationale uitvoeringswet7 in werking moet zijn getreden en dat de daarin aangewezen (nationale) autoriteit, genaamd de Autoriteit Terroristische en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM), operationeel moet zijn. Er geldt een uitvoeringstermijn van 1 jaar wat zeer krap is. Hier heeft Nederland destijds tijdens de onderhandelingen dan ook bezwaar tegen gemaakt.8 Het kabinet zet zich desalniettemin in om zo spoedig mogelijk met de nodige zorgvuldigheid de wetgeving gereed te krijgen. Het voorstel van de Uitvoeringswet is inmiddels gereed, door de Raad van State van advies voorzien en gereed voor verzending aan uw Kamer. Mede naar aanleiding van de vragen gesteld door het lid Bikker (ChristenUnie) over de voortgang omtrent de autoriteit terroristische content en kinderporno gesteld op 6 mei (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3063) informeer ik u voor het zomerreces nader over de uitvoering van de TOI-verordening.
Het bericht ‘Hooligans dreigen door georganiseerde vechtpartijen en training politie te overmannen’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hooligans dreigen door georganiseerde vechtpartijen en training politie te overmannen»?1
Ja.
Wat was de aanleiding van dit onderzoek door Bureau Beke? Is dit onderzoek op uw verzoek geïnitieerd? Zo nee, waarom niet?
Dit onderzoek – in opdracht van het Onderzoeksprogramma Politie & Wetenschap – betreft een update vervolg op eerder onderzoek dat Bureau Beke in 2017 heeft gedaan naar het fenomeen vechtafspraken binnen Europa, de reikwijdte daarvan en de implicaties voor de politieaanpak. In het eerdere onderzoek werd uiteengezet wat tot 2017 in de wetenschappelijke literatuur bekend was over dit fenomeen, om deze kennis vervolgens te kunnen vergelijken met de kennis anno 2021. De update van het onderzoek ziet op deze vergelijking. Op deze manier worden ook recente ontwikkelingen in kaart gebracht.
Klopt het dat hooligans steeds professioneler worden in het gebruiken van geweld? Is deze trend ook bekend bij de politie? Zo ja, welke stappen zijn tot op heden gezet om in te spelen op deze trend?
In het onderzoek wordt vermeld dat vechtgroepen sinds 2017 slimmer, professioneler en beter georganiseerd zijn geworden. Waar voorheen allianties werden gesloten met vooral Belgische vechtgroepen, zijn er nu ook allianties met vechtgroepen uit andere landen zoals Duitsland en Engeland. De vechtgroepen doen aan doorselecteren, waardoor vechtgroepen steeds sterker en gevaarlijker worden. Doorselecteren houdt in dat de leden die in de ogen van de vechtgroep minder goed kunnen vechten afvallen en worden vervangen door leden die wel de gewenste bijdrage kunnen leveren. De vechtgroepen trainen steeds professioneler op sportscholen. De wijze van communiceren is aangepast, zowel onderling binnen de vechtgroepen als naar buiten toe. Deze ontwikkelingen zijn bekend bij de politie. De politie is alert op signalen die kunnen duiden op een geplande vechtafspraak. Als de politie informatie heeft van ophanden zijnde vechtafspraken, dan probeert de politie deze te verhinderen of stelt zij een strafrechtelijk onderzoek in.
Hoe wordt er bij de politie getraind op het omgaan met dit soort professionele vechtgroepen? Is het vier keer per jaar trainen op deze confrontaties volgens u voldoende? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, wat zou volgens u wel voldoende zijn?
De verschillende vechtgroepen vechten met name onderling met elkaar. De politie-eenheden ervaren echter de meeste last van de Hit-and-Run acties. Deze komen volgens het onderzoek in toenemende mate voor. Het betreft aanvallen op andere vechtgroepen die van tevoren niet zijn afgesproken en waar geen spelregels gelden, waardoor er dus ook wapens gebruikt worden. Deze vinden plaats in de openbare ruimte waar de vechtgroepen niet zijn afgezonderd van onschuldige burgers en ondernemers die er zodoende bij betrokken raken en slachtoffer worden van het geweld. Ook durven deze goed getrainde vechters bijvoorbeeld steeds vaker het gevecht aan te gaan met de ME. De eerste tekenen daarvan waren zichtbaar tijdens de coronarellen en de demonstraties tegen corona. Dit betreft een zorgelijke ontwikkeling. In het belang van de veiligheid van burgers en ondernemers, maar ook van de politie en de ME dient hiertegen hard te worden opgetreden – wat waar mogelijk ook gebeurt.
De ME traint op verschillende type confrontaties en agressie door groepen is daar één van. De politie kijkt altijd naar actuele ontwikkelingen en past daar waar nodig de training op aan.
Op basis van de resultaten van het onderzoek zal ik de korpschef vragen te bezien of het trainingsprogramma aangepast moet worden.
Is er bij de politie een speciale aanpak voor dit soort groepen? Zo nee, bent u voornemens om hierover in gesprek te gaan met de politie?
De politie is alert op signalen van de groepen en signalen die kunnen duiden op een geplande vechtafspraak. Indien bij de politie bekend is dat een vechtafspraak zal plaatsvinden, probeert de politie deze te verhinderen of wordt een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Daarnaast zullen in lijn met de aanbeveling uit het onderzoek de resultaten op meerdere plekken in de politieorganisatie landen, zodat de kennis over dit fenomeen breder wordt gedeeld en de repressieve en preventieve aanpak hierop kan worden verbeterd.
Wat doet u om te voorkomen dat dit soort geweld zich uitbreidt naar woonwijken en winkelgebieden?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn agenten voldoende uitgerust tegen dit soort professioneel geweld? Geven dit soort ontwikkelingen volgens u aanleiding om te kijken of de uitrusting van agenten nog wel voldoende toereikend is?
Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de vraag of de ME voldoende middelen beschikbaar heeft. Recente grootschalige rellen en geweld tegen politie is hiervoor de aanleiding. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek wordt bekeken of andere uitrusting nodig is.
Het bericht 'Tinne (35) niet het eerste slachtoffer ‘ontgifting’' |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht over de gevaren van detoxfarms?1
Ja.
Klopt het dat de afgelopen jaren zowel het gebruik als het aantal aanbieders van detoxfarms is gestegen?
We hebben geen zicht op het aantal aanbieders en gebruikers van detoxfarms. Niet alle commerciële aanbieders staan geregistreerd bij de Kamer van Koophandel.
Klopt het dat het bezit, de verspreiding, de verkoop en de productie van ayahuasca verboden is op grond van de Opiumwet, maar het gebruik ervan niet?
Ja, dit klopt. De werkzame stof in ayahuasca is DMT, een hallucinogeen middel dat de waarneming beïnvloedt. DMT is een harddrugs en staat op lijst I van de Opiumwet. Bezit, verspreiding, verkoop en de productie ervan is verboden. Net zoals bij alle andere soorten harddrugs, is gebruik van de drugs niet verboden op grond van de Opiumwet.
Bent u bereid in gesprek te gaan met het Openbaar Ministerie, het Trimbos-instituut, Jellinek en de vereniging tegen kwakzalverij over de aanpak en vervolging van aanbieders van detoxfarms?
Aanbieders van diensten of producten dienen zich aan de wet te houden en mogen geen gevaarlijke of verboden producten of diensten aanbieden. De NVWA ziet er, wat betreft de producten die onder hun toezicht vallen, risico-gebaseerd op toe. Bij ayahuasca gaat het over een verboden middel dat op lijst I van de Opiumwet staat. Het Openbaar Ministerie kan, ook tegen aanbieders van detoxfarms, indien er sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit een onderzoek starten waarbij elke zaak op zijn eigen merites wordt beoordeeld. Ik acht het op dit moment niet noodzakelijk om specifieke gesprekken te voeren over de aanpak en vervolging van aanbieders van detoxfarms met de genoemde organisaties.
Bent u tevens bereid in gesprek te gaan met deze partijen om te bezien hoe Nederlanders kunnen worden gewezen op de gevaren en de strafbaarheid van verboden middelen bij detoxfarms, zoals ayahuasca?
Voor wat betreft verboden middelen die bij detox-farms worden gebruikt, zoals ayahuasca, wordt juist door de strafbaarstelling van de middelen aangegeven dat het gebruik daarvan veel gezondheidsrisico’s kent. In algemene zin wordt daarnaast ingezet op preventie van middelengebruik en verslaving. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport werkt momenteel een voorstel uit voor de preventieaanpak. Ik acht het op dit moment niet noodzakelijk om nadere gesprekken te voeren over de gevaren en strafbaarheid van deze specifieke middelen.
Hoeveel aanbieders van ayahuasca-sessies en soortgelijke gevaarlijke detoxrituelen zijn de afgelopen vijf jaren vervolgd?
Het OM heeft hierover geen cijfers beschikbaar, omdat deze kwalificatie niet als zodanig in de systemen zit. Het OM registreert het delict op basis van de wet en het wetsartikel.2
Bent u bereid de straffen op bezit, verspreiding, verkoop en productie van middelen zoals ayahuasca te verhogen? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse drugsbeleid is gericht op een gebalanceerde aanpak, waarbij oog is voor zowel veiligheid als gezondheid. Momenteel wordt onderzoek gedaan naar het vestigingsklimaat voor illegale drugshandel in Nederland. Hierbij wordt ook expliciet gekeken naar de strafmaat in Nederland. De uitkomsten van dit onderzoek komen binnenkort beschikbaar. Vervolgens zal ik in nauwe samenwerking met partners nader uitwerking geven aan de optie om de straffen van de grootschalige handel en grootschalig bezit van drugs te verzwaren. Ik zal uw Kamer hierover informeren voor het einde van het jaar.
Kunt u deze vragen vóór het aanstaande commissiedebat over drugsbeleid van 12 mei beantwoorden?
Ja.
Het artikel 'Problemen bij kinderzedenzaken: schrijnend tekort aan forensisch artsen' |
|
Jacqueline van den Hil (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Kuipers , Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Problemen bij kinderzedenzaken: schrijnend tekort aan forensisch artsen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat het tekort aan forensisch artsen in Nederland ten koste gaat van adequate hulpverlening aan minderjarige slachtoffers in zedenzaken? Is er volgens u sprake van een noodsituatie? Zo nee, waarom niet?
Het is zeer ernstig dat het sporenonderzoek bij minderjarige slachtoffers van zedendelicten onder druk staat door het tekort aan forensische artsen. Het is onacceptabel als het slachtoffer langer moet wachten om onderzocht te kunnen worden. Het gaat hier om een zeer kwetsbare groep en ernstige feiten, waardoor het des te meer van belang is dat er adequaat onderzoek wordt verricht. Een langere wachttijd is bovendien potentieel nadelig voor de bewijskracht van de te bemonsteren sporen. Het vinden van oplossingen voor capaciteitstekort verdient dus de hoogste prioriteit.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld was er in de maand maart gedurende enkele weken sprake van een acuut probleem2. Door inhuur door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van het landelijk onderzoeks- en expertisebureau FMO is de situatie voor de leeftijdsgroep 0–12 jaar, die het meest kwetsbaar is, op dit moment weer op orde. Dit is een tijdelijke oplossing. Voor de leeftijdsgroep 13–15 jaar wordt nog gewerkt aan een oplossing en zoekt de politie op dit moment ad-hoc oplossingen. Gelukkig is het tot nu toe steeds gelukt om een redelijke oplossing te vinden en zo de gevolgen van dit capaciteitstekort voor minderjarige slachtoffers in zedenzaken beperkt te houden. Ondertussen worden de mogelijkheden voor een structurele borging samen met de partners in de uitvoering onderzocht.
Wat is de inzet om op korte termijn het tekort aan forensisch artsen op te lossen? In hoeverre kunnen deze noodoplossingen structureel worden geïmplementeerd?
Door het NFI, het Forensisch Medisch Genootschap, de GGD‘en en samenwerkende organisaties als de Forensische Artsen Rotterdam Rijnmond (FARR) en het landelijk onderzoeks- en expertisebureau FMO (LOEF) wordt alles op alles gezet om de dreigende tekorten aan te pakken.
Zo wordt steeds meer tussen de regio’s samengewerkt en heeft GGD-GHOR Nederland recent een meerjarige subsidie ontvangen voor de promotie van de forensische geneeskunde, waaronder het organiseren van een wervingscampagne.
Voor de regio’s waar de 24/7 beschikbaarheid van forensisch artsen voor de gemeentelijke lijkschouw en het forensisch medisch onderzoek niet meer op verantwoorde wijze kan worden ingevuld, is voor één jaar (tot maart 2023) een noodmaatregel toegepast. In die regio’s kunnen tijdelijk basisartsen, huisartsen, GGD-artsen en andere medisch-specialisten die de introductiemodule forensische geneeskunde volgen, worden ingezet voor de lijkschouw die wordt uitgevoerd onder supervisie van een forensisch arts. Om het acute capaciteitsprobleem op het terrein van zedenonderzoek minderjarigen te kunnen opvangen, huurt het NFI op dit moment het landelijk onderzoeks- en expertisebureau FMO in.
Bekeken wordt op welke wijze het forensisch medisch onderzoek – waaronder het zedenonderzoek minderjarigen – en lijkschouw voor de toekomst structureel en robuust kan worden georganiseerd. Daarvoor zijn uiteenlopende maatregelen nodig gericht op instroom en behoud van forensisch artsen, eventuele herschikking van het takenpakket en op de bovenregionale of landelijke organisatie van de dienstverlening. Bezien wordt ook of de noodmaatregelen die nu zijn ingezet een structurele oplossing kunnen zijn voor forensisch medische specialismen.
In hoeverre verwacht u dat de huidige problemen groter worden, aangezien het werven en opleiden van forensisch artsen een aantal jaren kost? Zo ja, hoe gaat u de effecten voor de slachtoffers dempen?
Gelet op de huidige te beperkte instroom van studenten in de profielopleiding voor forensisch arts gecombineerd met de uitstroom wordt voorzien dat het tekort in de komende jaren zal toenemen. Om het capaciteitstekort zo goed mogelijk op te kunnen vangen, wordt dit moment in pilots bij de GGD-en onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor taakherschikking in de forensische geneeskunde, waarbij met name wordt verkend of basisartsen en verpleegkundigen taken of taakcomponenten kunnen overnemen en wat er nodig is om de kwaliteit van de dienstverlening goed te kunnen borgen. De eerste resultaten worden deze zomer verwacht. Aan de hand van de resultaten uit de pilots worden de mogelijkheden voor implementatie in overleg met de uitvoerende partijen in kaart gebracht.
Bent u van mening dat taakherschikking kan bijdragen aan het oplossen van het tekort aan forensisch artsen? Zo nee, waarom niet?
In het algemeen is taakherschikking een belangrijk instrument dat bij kan dragen om in te spelen op de veranderende en stijgende zorgvraag. Door taakherschikking komt er tijd vrij bij professionals voor werkzaamheden die echt tot hun kerntaken en specialisme behoren. Taakherschikking past ook bij het idee dat iedere professional moet doen waar hij goed in is en de patiënt hierbij maximaal is geholpen.
Vanuit beroepsgroepen en instellingen in de langdurige zorg is de afgelopen jaren meermaals de vraag naar voren gekomen of de (niet complexe) lijkschouw zoals deze nu door behandelend artsen wordt uitgevoerd, ook door physician assistants en verpleegkundig specialisten zou kunnen worden uitgevoerd. Redenen die daarvoor worden aangedragen hebben te maken met de capaciteitsplanning, de inzetbaarheid van artsen in de ANW-uren (Avond, Nacht, Weekeinde) en de mogelijkheden die de physician assistants en de verpleegkundig specialisten hebben om een bijdrage aan de lijkschouw te kunnen leveren. Gezien de behoefte uit het veld en de potentie van dit plan wordt er momenteel een onderzoek uitgezet waarin de inzet van de physician assistants en verpleegkundig specialisten bij lijkschouw, zoals deze nu door de behandelend artsen wordt uitgevoerd, nader wordt verkend. Zoals in de beantwoording van vraag 4 aangegeven wordt in pilots bij de GGD-en daarnaast ook onderzocht of taakherschikking een oplossing voor het capaciteitsprobleem kan zijn. Hierbij wordt onder meer gedacht aan het uitvoeren van laag complexe handelingen, zoals het laten prikken van bloed door verpleegkundigen. Afhankelijk van de uitkomsten van de pilots wordt vervolgens binnen het onderzoeksprogramma forensische geneeskunde van ZonMW een tender uitgezet om de mogelijkheden voor taakherschikking binnen de forensische geneeskunde verder te onderzoeken. De ervaringen uit de pilots worden hierin meegenomen.
Hoe bent u van plan opvolging te geven aan de resultaten van een onderzoek naar taakherschikking dat in het tweede kwartaal van 2022 uit zal komen?
Het onderzoek aangaande de mogelijkheden van de inzet van physician assistants en verpleegkundig specialisten bij lijkschouw is inmiddels uitgezet. De opvolging is mede afhankelijk van de resultaten van de bovengenoemde onderzoeken. Zie antwoorden vragen 4 en 5.
Wanneer verwacht u effecten te zien van de maatregelen die zijn aangekondigd in de brief van 15 november 2021 om de personeelstekorten tegen te gaan?
In de brief van 15 november 2021 worden verschillende maatregelen aangekondigd die gericht zijn op vergroting van de instroom en het binden van forensisch artsen3. De afgelopen jaren is incidenteel geld beschikbaar gesteld om een begin te kunnen maken met de uitvoering van de maatregelen. Zo is er nu een driejarige profielopleiding, is er een wetenschappelijke agenda en ontvangt de GGDGHOR een subsidie voor een wervingscampagne. Er wordt ingezet op het aantrekkelijker maken van het beroep van forensisch arts, zodat de forensische geneeskunde de status krijgt die het verdient, de instroom wordt vergroot en forensische artsen dit belangrijke werk blijven doen en niet uitstromen naar andere (medische) beroepen. Het is moeilijk aan te geven wanneer deze maatregelen vruchten afwerpen. De arbeidsmarkt is schaars en de forensische geneeskunde concurreert met andere (medische) beroepen. Het capaciteitsorgaan zal naar verwachting eind 2022 een nieuwe raming voor de forensische geneeskunde opleveren.
Op welke manier wordt in dit maatregelenpakket rekening gehouden met de groei aan zedenzaken, door de actualiteit? Hoe wordt de inzet van forensisch personeel toekomstbestendig gemaakt?
Voor de instroom en dus opleiding van forensisch artsen geldt dat maar gedeeltelijk tegemoet kan worden gekomen aan de capaciteitsraming omdat er om allerlei redenen onvoldoende animo is voor het beroep van forensisch arts. De forensische geneeskunde concurreert met andere medische disciplines in de huidige krappe arbeidsmarkt. Voor de meer specifieke onderzoeksgebieden, zoals zeden, geldt eveneens dat er voldoende gekwalificeerde forensisch artsen moeten zijn voor de uitvoering van deze werkzaamheden. De uitvoering van de aangekondigde maatregelen om de forensische geneeskunde en daarmee ook de dienstverlening aan politie en OM te versterken, zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van financiële middelen. De Ministeries van VWS, BZK en JenV zoeken samen naar een oplossing.
Wat betekent het tekort aan forensisch artsen voor de doorlooptijden bij zedenzaken? Kunt u hierbij onderscheid maken in de doorlooptijd bij de politie en de doorlooptijd bij het Openbaar Ministerie?
Een tekort aan forensische artsen heeft effect op de duur van de doorlooptijd en de behandeling van zedenzaken bij en door de politie. Het kan voor het slachtoffer zeer onwenselijk en belastend zijn als de behandeling van een zedenzaak lang duurt, daarom wil de politie in ieder geval zo vroeg als mogelijk het eerste bewijsmateriaal veiligstellen. Er wordt dan ook gewerkt aan het terugdringen van het tekort aan forensisch artsen. Over de andere maatregelen die worden genomen om de doorlooptijden van zedenzaken verder te beperken is uw Kamer op 30 mei jl. geïnformeerd door de Minister van Justitie en Veiligheid.
Op welke manier is er in uw strategie met de betrokken partijen aandacht voor het behoud van personeel? Met andere woorden, hoe wordt voorkomen dat artsen die hun opleiding tot forensisch specialist hebben afgerond alsnog voor een andere baan kiezen?
In de strategie om te komen tot voldoende forensisch artsen is er naast de inzet om extra personeel te werven ook aandacht voor het behoud van personeel. Zo wordt gewerkt aan bovenregionale borging en een robuustere vormgeving van het vakgebied door samenwerking in de forensisch medische dienstverlening op de schaal van de 10 politie-eenheden. Op deze wijze is het ook beter mogelijk om forensisch artsen een volwaardig dienstverband aan te bieden. Daarnaast wordt er gekeken naar een kwaliteitsslag door middel van het opzetten en onderhouden van professionele richtlijnen, een kennisinfrastructuur en de versterking van de wetenschappelijke basis van het vak. Verder is er aandacht voor een marktconforme beloning voor de forensisch geneeskundige professionals met het oog op voldoende instroom van de opleiding voor forensisch artsen en de binding van artsen aan het vak. Zoals eerder bij de beantwoording van vraag 5 en 6 wordt er ook onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van taakherschikking.
Het bericht ‘’Ambulanceverpleegkundige Laura (39): ’Hij greep me bij mijn nek’’. |
|
Ingrid Michon (VVD), Jacqueline van den Hil (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ambulanceverpleegkundige Laura (39): «Hij greep me bij mijn nek»»?1
Ja.
Klopt het dat de politie aanvankelijk niets met de aangifte van het slachtoffer wilde doen, omdat de dader in een andere regio woonde? Hoe verklaart u dit?
Zoals bekend kan ik niet ingaan op individuele zaken. In algemene zin hecht de politie eraan dat iedereen die dat wil altijd en overal aangifte kan doen en daarbij indien nodig geholpen wordt. Zo ken ik de politie ook. De woonplaats van een verdachte heeft geen enkele invloed op het opnemen en opvolgen van een aangifte.
Kunt u toelichten of in deze zaak alle afspraken over de aanpak van geweld tegen functionarissen met een publieke taak zoals die zijn opgenomen in de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) tussen de politie en het Openbaar Ministerie (OM) zijn nageleefd?
Het verhaal van Laura is aangrijpend, ze heeft iets heel heftigs meegemaakt. Ik ben blij te lezen dat ze haar werk nog altijd met passie uitoefent, maar kan op deze plek helaas niet nader ingaan op het verloop van haar zaak.
Iedere vorm van agressie en geweld moet waar mogelijk worden voorkomen, maar in het geval van hulpverleners ligt daar een extra prioriteit. Ik vind het belangrijk dat mensen met een publieke taak veilig hun werk kunnen doen en dat wie agressie en geweld tegen hen gebruikt met voorrang wordt vervolgd en streng wordt bestraft. Ik ben dan ook blij met de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) die de politie en het OM in 2013 hebben gemaakt over opsporing en vervolging van agressie en geweld tegen mensen met een publieke taak, zoals ambulancepersoneel. Een van de afspraken is bijvoorbeeld dat hoge prioriteit wordt gegeven aan opsporing en vervolging bij dit soort zaken. Uit onderzoek met de titel «Afspraak is afspraak» blijkt dat de uitgangspunten uit de ELA goed worden toegepast. Mijn ambtsvoorganger heeft Uw Kamer in 2020 over dit onderzoek geïnformeerd. Uit cijfers van het OM blijkt onder meer dat dit soort zaken sneller wordt behandeld dan vergelijkbare zaken van slachtoffers die geen publieke taak hebben en dat de opgelegde straffen in het algemeen ook hoger zijn.
Herinnert u zich dat uw ambtsvoorganger heeft toegezegd dat de politie en het OM de toepassing van de ELA blijven monitoren? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de toepassing van de ELA?
Ja, daar ben ik van op de hoogte. De laatste evaluatie van de ELA heeft in 2019 plaatsgevonden en hierover is uw Kamer begin 2020 geïnformeerd. Een volgende evaluatie zal vijf jaar nadien plaatsvinden, dus in 2024. Uw Kamer wordt daar te zijner tijd over geïnformeerd. Mij is herbevestigd dat in de tussentijd politie en OM de toepassing van de ELA blijven monitoren en onder de aandacht brengen binnen hun organisaties. Zo heeft de landelijk portefeuillehouder Veilige Publieke Taak (VPT) bij het OM recent alle parketten geïnformeerd over de landelijke stand van zaken en ontwikkelingen op VPT-terrein. Op die manier zijn de ELA weer extra onder de aandacht gebracht binnen het OM. De politie brengt met een interne voorlichtingscampagne de afspraken uit de ELA regelmatig onder de aandacht bij baliemedewerkers en rechercheurs die met VPT-delicten te maken krijgen.
Deelt u de opvatting dat het nooit zo mag zijn dat geweld en agressie van patiënten in de ambulancezorg richting hulpverleners wordt gezien als «iets wat erbij hoort», en dat optreden dus noodzakelijk is?
Ja, deze opvatting deel ik.
Klopt het dat twee derde van de ambulancemedewerkers in 2021 te maken had met agressie? Klopt het voorts dat het aantal jaarlijks gemelde incidenten tegen ambulance-medewerkers in dat jaar verdubbeld is van 365 naar 762?
Ambulance Zorg Nederland (AZN) registreert en publiceert op landelijk niveau het aantal agressie-incidenten voor de ambulancesector. Alle regionale ambulancevoorzieningen leveren daarvoor elk jaar het regionale aantal incidenten aan. De sectorcijfers over 2021 worden in de zomer van 2022 gepubliceerd. Uit het voorlopige cijfermateriaal dat AZN over 2021 heeft ontvangen, blijkt dat er sprake is van een totale toename van ca. 9% van het aantal gemelde incidenten, waarbij met name de categorie «verbale agressie» is toegenomen. In 2020 was sprake van in totaal 762 incidenten, in 2021 gaat het om ca. 830 incidenten, op basis van 1,3 miljoen ambulanceritten (2020, precieze aantal ritten in 2021 is nog niet bekend). Er is dus geen sprake van een verdubbeling.
Op basis van de landelijk door regionale ambulancevoorzieningen geregistreerde incidentcijfers is niet te concluderen dat twee derde van de professionals te maken had met agressie. Het Ministerie van VWS heeft in samenwerking met PGGM&CO in februari 2021 een onderzoek laten uitvoeren naar de ervaring van agressie en ongewenst gedrag onder medewerkers in zorg en welzijn. De resultaten van het onderzoek zijn op 13 april 2021 gedeeld met uw Kamer2, 3. Uit de brancherapportage ambulancezorg blijkt dat 82% van de medewerkers de afgelopen 12 maanden minimaal één keer te maken heeft gehad met een vorm van agressie door patiënten en 76% door familie/vrienden van patiënten of omstanders.
Wat doet de taskforce «Onze hulpverleners veilig» voor zorgpersoneel dat met geweldsincidenten te maken heeft?
Bij de Taskforce zijn de brandweer, politie en BOA’s domein I aangesloten en deze richt zich derhalve primair op deze beroepsgroepen. Wel heeft de Taskforce de ambitie om producten te maken en activiteiten te ontplooien die ook andere beroepsgroepen kunnen gebruiken bij het tegengaan van agressie en geweld en het bieden van nazorg.
Hoe verklaart u het feit dat ambulancemedewerkers en andere hulpverleners afzien van het doen van aangifte?
De meldings- en aangiftebereidheid wordt door meerdere factoren beïnvloed. Willen politie en OM zich in kunnen zetten om de daders te vervolgen, dan is het essentieel dat slachtoffers aangifte doen en hierin geen belemmeringen ervaren. Iedere hulpverlener maakt uiteindelijk een eigen afweging aan de hand van de situatie, ernst en impact van het incident en weegt dit af tegen de stappen die daarvoor moeten worden genomen en de verwachting die men heeft over het nut van het doen van aangifte. Het al dan niet hebben van een heldere norm over onacceptabele agressie en geweld, en aangiftebeleid waarin ondersteuning vanuit de werkgever is opgenomen, kan deze keuze beïnvloeden. Daarnaast speelt voor sommige hulpverleners ook het gebrek aan volledige anonimiteit in het strafproces dat mogelijk volgt op een aangifte mee bij hun keuze om al dan niet aangifte te doen. Hierbij ligt er ook een belangrijke rol voor de werkgever om de werknemer hierin te ondersteunen. Ook politie en OM zetten zich in om de drempels om aangifte te doen te verlagen. Ik verwijs u voor een nadere toelichting naar de antwoorden op de vragen 9 en 10.
Kan de werkgever van een hulpverlener die slachtoffer is geworden ook aangifte doen namens het slachtoffer? Zo ja, waarom gebeurt dit niet automatisch?
Ja, de werkgever kan namens de werknemer aangifte doen. Werkgevers van werknemers met een publieke taak kunnen hierover meer informatie vinden op de website veiligepubliekedienstverlening.nl. Op deze website staat onder andere een stappenplan hoe te handelen na agressie of geweld tegen medewerkers. Werkgevers kunnen hun medewerkers begeleiden bij het aangifteproces, maar het is ook mogelijk om via de werkgever aangifte te doen, anoniem aangifte te doen onder nummer en domicilie te kiezen op het adres van de werkgever in plaats van op het woonadres van het slachtoffer. Op de website is ook te lezen dat werkgevers bij voorkeur aangifte doen om zo de medewerker te ontzorgen. De werkgever geeft hiermee bovendien het signaal af dat agressie en geweld tegen medewerkers niet worden getolereerd. Ik onderstreep dan ook het belang van deze werkwijze. Desalniettemin blijft het de keuze van de medewerker om – al dan niet met ondersteuning van de werkgever – aangifte te doen. Ik moedig het doen van aangifte aan, maar dit blijft een individuele afweging. De huidige kaders acht ik dan ook afdoende.
Welke mogelijkheden ziet u om de aangiftebereidheid onder zorgverleners, waaronder ambulancepersoneel, verder te vergroten?
In het licht van de ELA is het van groot belang dat bij een vermoeden van een strafbaar feit ook echt aangifte wordt gedaan, zodat de veroorzaker een passende straf krijgt voor diens agressieve gedrag. Tegelijkertijd weten we dat aangifte doen in zorg en welzijn niet altijd vanzelfsprekend is (zie ook antwoord op vraag 8). De Minister voor Langdurige Zorg en Sport en de sector zorg en welzijn gaan daarom met de politie en het OM in gesprek om te bezien hoe de drempels in de uitvoering van de ELA rond afhandeling van aangiftes in zorg en welzijn kunnen worden weggenomen. Dat vraagt om inzet aan de kant van politie en OM, maar nadrukkelijk ook bij de sector en in de verbetering van de samenwerking tussen de verschillende partijen. De Minister voor Langdurige Zorg en Sport heeft uw Kamer hier nader over geïnformeerd in haar brief van 6 april jl.4
Is er bij de politie een contactpersoon en/of loket voor degene die aangifte heeft gedaan?
Een aangever kan altijd contact opnemen met degene die de aangifte heeft opgenomen of in behandeling heeft als er vragen zijn. Dit kan via het landelijke telefoonnummer 0900-8844. Daarnaast is er voor de aangever de mogelijkheid om de voortgang van de aangifte te monitoren via internet door in te loggen op mijnpolitie.nl.
Heeft de politie tot taak om een hulpverlener die aangifte doet van een geweldsincident op de hoogte te houden van het verloop van de zaak? Zo nee, waarom niet?
Ongeacht wie er aangifte doet heeft de politie de taak om de aangever op de hoogte te houden van de voortgang van zijn of haar aangifte. De aangever krijgt schriftelijk bericht of de zaak in behandeling wordt genomen of wordt afgewezen voor dat moment. In het geval er een aanhouding is verricht en de vervolging is aangevangen, ligt de verantwoordelijkheid om de aangever over het verloop van de zaak op de hoogte te houden bij het OM.
Hoe verklaart u voorts dat als hulpverleners wel aangifte doen, de zaak vaak wordt geseponeerd?
Het doen van aangifte leidt niet altijd tot een vervolging. Bijvoorbeeld wanneer er onvoldoende bewijs is van strafbare feiten of wanneer de identiteit van de verdachte onbekend is, kan het OM besluiten af te zien van vervolging. Ik kan me goed voorstellen dat een dergelijke uitkomst voor een slachtoffer onbevredigend en pijnlijk is. Zoals ik al eerder aangaf heeft aangifte doen echter wel degelijk zin. De cijfers geven geen aanleiding om te constateren dat dit soort zaken «vaak» worden geseponeerd. Geweld wordt niet getolereerd. Iets anders is het wanneer het bewijs ontoereikend is.
Hoe ziet de nazorg van hulpverleners die te maken hebben gehad met (seksueel) geweld eruit? Waar kunnen zij terecht?
Zorgverleners kunnen na een incident op verschillende plekken terecht voor opvang en nazorg, zowel binnen als buiten de eigen organisatie. Zo werken de ambulancediensten al geruime tijd met collegiale opvang in de vorm van bedrijfsopvangteams (BOT) en kunnen zorgverleners na een incident terecht bij bedrijfsmaatschappelijk werkers, de vertrouwenspersoon of een bedrijfsarts. Daarnaast is het mogelijk om buiten de eigen organisatie (emotionele) ondersteuning in te schakelen van Slachtofferhulp Nederland. Wanneer sprake is van een ongewenste seksuele ervaring kan men voor professionele hulp terecht bij het Centrum Seksueel Geweld.
Het bericht ‘Omstreden Chinese camera's hangen overal in Nederland, ook bij ministeries’. |
|
Ingrid Michon (VVD), Ruben Brekelmans (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Omstreden Chinese camera's hangen overal in Nederland, ook bij ministeries»?1
Ja
Klopt het dat het gaat om camera’s van de Chinese merken Hikvision en Dahua en dat zij onder andere overheidsgebouwen in beeld brengen? Zo ja, om hoeveel camera’s gaat het? Waar staan deze camera’s? Staan deze camera’s ook voor overheidsgebouwen waarbij anonimiteit belangrijk kan zijn zoals bij defensie en de inlichtingendiensten?
De Nederlandse overheid maakt gebruik van Chinese camera’s. Het is niet bekend om hoeveel camera’s het specifiek gaat. Zoals in het antwoord op vragen 4 en 5 wordt geschetst, gelden er overheidsbreed kaders en beleid voor aanschaf en gebruik van (digitale) producten en diensten, zoals camera’s, waarbij ook rekening gehouden moet worden met (eventuele) risico’s voor nationale veiligheid. Over welke beveiligingsmaatregelen al dan niet worden getroffen bij de gebouwen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en welke apparatuur daarvoor wordt gebruikt, worden in het openbaar geen uitspraken gedaan.
De politie heeft inmiddels bevestigd dat er vorig jaar bijna 700 camera’s van Dahua zijn aangeschaft2; klopt dit? Zo ja, was de politie zich al bewust van de veiligheidsrisico’s bij de aanschaf van deze camera’s? Zo ja, waarom zijn dan toch deze camera’s aangeschaft? Zo nee, kunt u een tijdlijn schetsen van de aanschaf van Chinese camera’s door de politie van de afgelopen jaren? Zo nee, waarom niet?
De politie heeft bevestigd dat het klopt dat zij circa 700 camera’s van Dahua heeft aangeschaft, die over een periode van 7 jaar zullen worden afgenomen. In de aanbesteding zijn eisen met betrekking tot informatiebeveiliging en privacy opgenomen en de inzet van de camera’s zijn voornamelijk gericht op verkeerstoezicht. De politie heeft bij de aanbesteding van de camera’s en bij de toepassing daarvan geen risico’s voor de nationale veiligheid voorzien. Voor de gehele overheid geldt onder meer voor de aanschaf van digitale producten en diensten de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). Mede gelet hierop worden hiervoor bij de inkoop en aanbesteding van digitale producten en diensten, waaronder genoemde camera’s, waarbij mogelijk veiligheidsrisico’s aan de orde zijn, eisen met betrekking tot informatiebeveiliging en privacy gesteld als voorwaarden aan de (mogelijke) opdrachtnemer. Alle merken en type camera’s die voldoen aan de gestelde eisen kunnen worden aangekocht. Op 8 juli 2020 is deze aanbesteding gepubliceerd op Tenderned. Op 27 november 2020 is deze opdracht gegund. In mei 2021 is gestart met de ingebruikneming van deze camera’s.
In hoeverre lagen bepaalde productspecificaties zoals de prijs en de veiligheid ten grondslag aan het besluit om camera’s van Hikvision en Dahua aan te schaffen en te plaatsen bij overheidsgebouwen?
In relatie tot nationale veiligheidsrisico’s bestaat er overheidsbeleid dat voorschrijft dat nationale veiligheidsoverwegingen worden meegewogen bij de inkoop en aanbesteding van producten en diensten. Bij de aanschaf en implementatie van gevoelige apparatuur of programmatuur wordt volgens dit beleid rekening gehouden met zowel risico’s in relatie tot een leverancier, als met het concrete gebruik van de systemen, bijvoorbeeld als het gaat om de toegang tot systemen door derden. Bij elke casus wordt door de overheidsorganisatie bezien of en hoe risico’s beheersbaar kunnen worden gemaakt en of daartoe te nemen maatregelen proportioneel zijn. Afwegingen rondom de aanschaf en ingebruikname van ICT- producten en diensten zijn de eigen verantwoordelijk van de organisaties die tot aanschaf overgaan. Dat betekent dat overheidsorganisaties zelf risicoafwegingen uitvoeren voordat (digitale) producten en diensten van een leverancier, zoals beveiligingscamera’s, worden afgenomen en bepalen aan welke (beveiligings)eisen een leverancier moet voldoen om voor verlening van een opdracht in aanmerking te komen. Daarnaast geldt voor de gehele overheid voor de aanschaf van digitale producten en diensten de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). De BIO kent een risicogebaseerde aanpak met een concrete set aan eisen als ondergrens. Uitgangspunt is onder meer ook de eigen verantwoordelijkheid van overheidsorganisaties.
Aan welke eisen, die betrekking hebben op cyberspionage, wordt getoetst bij de aanschaf van camera’s bij overheidsgebouwen? Voldoen de camera’s van Hikvision en Dahua aan deze eisen?
Zie antwoord vraag 4.
Was bij het moment van aankoop ook al bekend dat China eventueel een achterdeur in een camerasysteem van Hikvision of Dahua zou kunnen bouwen? Zo ja, welke maatregelen zijn hiertegen getroffen? Zo nee, op basis waarvan is de inschatting gemaakt dat het veilig was om deze camera’s aan te schaffen?
Het Ministerie van BZK zal in samenwerking met andere overheidspartijen onderzoek doen naar mogelijke nationale veiligheidsrisico’s bij het gebruik binnen de rijksoverheid van camera’s afkomstig van partijen uit landen met een offensief cyberprogramma richting Nederland. Doordat het onderzoek zich specifiek richt op het gebruik van camera’s binnen de rijksoverheid staat het los van de aanbesteding van de politie. De toepassing van de camera’s en bijvoorbeeld de manier waarop zij in de bredere infrastructuur zijn ingebed zal per geval verschillen. Zoals ook in het antwoord op vraag 4 en 5 wordt geschetst, bestaat er overheidsbeleid dat voorschrijft dat nationale veiligheidsoverwegingen worden meegewogen bij de inkoop en aanbesteding van producten en diensten. Of en hoe risico’s voor de nationale veiligheid beheersbaar zijn, zal dus per geval worden beoordeeld door de organisaties zelf, zoals de politie, die ook eventuele maatregelen zelf nemen.
Is het technisch mogelijk voor China om mee te kijken, live of achteraf? Zo ja, hoe dan? Zo nee, is die mogelijkheid er helemaal niet of is hij sofwarematig dichtgezet?
Het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren (DBSA)3 geeft een overzicht van de belangrijkste dreigingen vanuit China in relatie tot de vitale infrastructuur en de (rijks)overheid. Daarbij wordt ook ingegaan op het risico op digitale spionage- en sabotagemogelijkheden via technologische toeleveringen.
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 6 zal het Ministerie van BZK in samenwerking met andere overheidspartijen onderzoek doen naar mogelijke nationale veiligheidsrisico’s vanwege het gebruik binnen de rijksoverheid van camera’s afkomstig van partijen uit landen met een offensief cyberprogramma richting Nederland. Bovenstaande vragen zullen bij dit onderzoek worden betrokken.
In het debat met uw Kamer op 22 maart 2022, heeft de Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties en Digitalisering verder toegezegd om onderzoek te doen naar inkoopeisen en -richtlijnen op het terrein van cyberveiligheid, in het bijzonder als het gaat om producten en diensten voornamelijk van partijen uit landen met een offensief cyberprogramma richting Nederland. Op 5 april 2022 is in aanvulling daarop door uw Kamer een motie aangenomen om bij dit onderzoek ook te kijken naar de vitale infrastructuur. Uw Kamer zal hierover na afronding van het onderzoek worden geïnformeerd. Op de uitkomsten van het onderzoek kan nu niet vooruit worden gelopen.
Hoe groot acht de Minister de kans dat China meekijkt of mee heeft gekeken via deze camera’s? Op basis waarvan maakt de Minister deze inschatting?
Zie antwoord vraag 7.
In de Verenigde Staten is de inzet van Hikvision- en Dahua-camera’s bij overheidsgebouwen verboden. Daarnaast heeft het Europees parlement eerder besloten om camera’s van Hikvision niet meer te gebruiken. Waarom heeft Nederland hier nog niet voor gekozen?
Elk land of internationale organisatie maakt hierin zijn eigen afweging. Voor Nederland geldt dat het staand beleid bij inkoop en aanbesteding is dat er per casus wordt bezien of er in relatie tot producten en diensten risico’s zijn voor de nationale veiligheid, en zo ja, of en hoe deze beheersbaar kunnen worden gemaakt. De mogelijke nationale veiligheidsrisico’s in verband met het gebruik van camera’s, die afkomstig zijn uit landen met een offensief cyberprogramma richting Nederland, binnen de rijksoverheid zullen, zoals hierboven aangegeven, worden onderzocht.
Deelt u de mening dat bedrijven uit staten die een offensief cyberprogramma tegen Nederland uitvoeren niet geschikt zijn om camera’s te leveren die zijn opgesteld bij organisaties die een aantrekkelijk doelwit van een dergelijk offensief programma vormen?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er Europese alternatieven in de markt? Zo, ja bent u het eens met het standpunt dat het verstandig kan zijn om die in te zetten? Zo nee, bent u het ermee eens dat het wenselijk is dat er Europese alternatieven zijn, ook op het gebied van technologie?
Voor Nederlandse organisaties is het wenselijk dat zij gebruik kunnen maken van kwalitatief hoogwaardige producten en diensten, ook van buitenlandse leveranciers. Nederlandse overheden blijven op verantwoorde wijze, met inachtneming van de nationale aanbestedingswetgeving, gebruik maken van de voordelen van de internationale markt voor veiligheidsapparatuur, door per situatie de risico’s voor de nationale veiligheid in kaart te brengen en dat te laten meewegen in de selectie van de betreffende aanbieder.
Desondanks kunnen er redenen zijn om bepaalde producten en technologieën in Nederland of in Europa te willen kunnen ontwikkelen en beschikbaar maken. Dit kan van belang zijn om de weerbaarheid van Nederland en de EU te vergroten, of om de EU het vereiste handelingsvermogen te geven om de eigen veiligheidsbelangen te beschermen. Dit kan via verschillende maatregelen: van handelsverdragen met gelijkgezinde landen, tot het direct stimuleren van de eigen industrie. Hierbij verwijzen wij dan ook graag naar de brief aan uw Kamer over onderzoek naar strategische afhankelijkheden en kwetsbaarheden in Nederland, waar dieper ingegaan wordt op de beleidsopties om onze weerbaarheid te versterken.4
Bent u het ermee eens dat we de cyberdreiging vanuit China serieus moeten nemen en daarom kritisch moeten kijken naar de aanschaf en inzet van niet Europese hardware en software voor gevoelige zaken zoals het filmen van overheidsgebouwen? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Ja, deze dreiging moet serieus worden genomen. De AIVD waarschuwt regelmatig voor de risico’s van het gebruik van hard- en software afkomstig uit landen met een offensief cyberprogramma gericht tegen Nederlandse belangen (zoals China) bij de uitwisseling van gevoelige informatie of in vitale infrastructuur. Het is van groot belang dat we ongewenste activiteiten van statelijke actoren tegengaan. Daarom werken we aan een aanpak om de weerbaarheid tegen statelijke dreigingen te verhogen. In het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren en de kabinetsreactie hierop wordt nader ingegaan op deze dreiging en de maatregelen die we hiertegen nemen5. Verder verwijzen wij u naar het antwoord op vraag 4 en 5, waarin wordt ingegaan op de relevante kaders en beleid binnen de rijksoverheid als het gaat om aanschaf en gebruik van (digitale) producten en diensten.
Hoe verhoudt het antwoord op de Kamervragen van het lid van Helvert (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2020–2021, nr 2310), die de Kamer zijn toegezonden op 13 april 2021 (waarin staat dat het kabinet de Europese Commissie, de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en het Europees parlement heeft gewezen op de kwetsbaarheid van het gebruik van Hikvision-camera’s) zich tot het gebruik van camera’s van dit bedrijf door Nederlandse ministeries zelf? Zou het kabinet deze waarschuwing niet ook aan zichzelf moeten richten?
In hoeverre er bij het gebruik van camera’s van bijvoorbeeld Hikvision en Dahua sprake is van nationale veiligheidsrisico’s die met concrete beheersmaatregelen gemitigeerd kunnen worden is onderwerp van het in het antwoord op vraag 6 genoemde onderzoek.
Kunt u uitsluiten dat deze camera’s een veiligheidsdreiging vormen voor de Oeigoerse diaspora in Nederland? Welke veiligheidsmaatregelen heeft u hiertoe genomen of bent u voornemens te nemen?
Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen van de leden Dekker-Abdulaziz en Van Ginneken, zijn voor zover ons bekend er momenteel geen aanwijzingen dat China deze camera’s gebruikt om bepaalde minderheidsgroepen in Nederland te monitoren. Mocht dit in de (nabije) toekomst wel het geval zijn, dan is er naar het oordeel van het kabinet sprake van ongewenste buitenlandse inmenging en heeft het kabinet verschillende instrumenten tot haar beschikking, zoals uiteengezet in de brief van 16 maart 2018 over de aanpak ongewenste buitenlandse inmenging6.
Bent u bekend met het feit dat de Amerikaanse overheid heeft verboden te investeren in Hikvision vanwege de banden van het bedrijf met het Chinese leger? Heeft u hierover contact gehad met Amerika, met name in het kader van mogelijke veiligheidsdreigingen? Zo nee, bent u alsnog bereid dit te doen?
Het kabinet is bekend met het besluit van 9 oktober 2019 om Hikvision op de zgn. Entity List te plaatsen omdat Hikvision volgens de VS het mogelijk maakt dat er mensenrechtenschendingen plaatsvinden in Xinjiang. Als gevolg van deze listing zijn Amerikaanse toeleveranciers verplicht om vergunningen aan te vragen voordat ze handelen met Hikvision. Europese en Nederlandse sanctiewetgeving voorzien niet in de mogelijkheid van een Entity List. Nederland erkent de risico’s van het gebruik van cybersurveillance items in relatie tot schendingen van mensenrechten en het internationaal humanitair recht, blijkens ons exportcontrolebeleid, en werkt hierop nauw samen met de VS, zowel bilateraal als in EU-verband.
Bent u bereid om met China in gesprek te treden over het belang van privacy- en veiligheidsstandaarden in technologie en dat toegang van de Chinese staat tot gevoelige data niet acceptabel is?
Nederland en de EU spreken in verschillende verbanden, waaronder binnen de VN, met China over dataveiligheid. Centraal hierbij staat de bescherming van privacy, zoals het voldoen aan eisen, zoals neergelegd in de AVG, bescherming van mensenrechten en het tegengaan van ongepaste toegang van overheden tot datagegevens. Zoals aangegeven in de Notitie «Nederland-China: Een nieuwe balans» (Kamerstuk 35 207, nr. 1) staat het kabinet achter striktere handhaving en sterker uitdragen van bestaande standaarden en normen, zoals de Europese regelgeving op het gebied van data, bescherming van persoonsgegevens en privacy en productveiligheid.
Het bericht ‘Alarm om agressie op spoor en station’ |
|
Ingrid Michon (VVD), Fahid Minhas (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Alarm om agressie op spoor en station»?1
Ja daar ben ik bekend mee.
Klopt het dat NS-personeel steeds vaker te maken krijgt met gewelddadige incidenten bij het uitoefenen van het werk? Geldt dit ook voor andere vervoerders?
Iedere melding is er één teveel. De NS meldt een stijging van het aantal meldingen van agressie (zogenaamde A-incidenten) door personeel: van 660 in 2020 naar 744 in 2021. Ook in het streekvervoer is het aantal meldingen van agressie toegenomen: van 787 in 2020 naar 977 in 2021. In het stadsvervoer nemen de meldingen iets af van 636 in 2020 naar 606 in 2021.
In hoeverre is de toename van agressie-incidenten toe te schrijven aan de coronacrisis?
Om de twee jaar wordt via de Personeelsmonitor de sociale veiligheid van het ov-personeel door middel van enquêtes in kaart gebracht. Om de ervaringen van het ov-personeel in relatie tot de coronacrisis te kunnen interpreteren, zijn in de Personeelsmonitor van 2020 ook vragen over corona opgenomen. Daaruit blijkt dat een groot deel van het ov-personeel (49%) zich onveiliger voelt vanwege corona. Vrijwel ieder personeelslid (94%) heeft in 2020 meegemaakt dat reizigers de corona-regels niet hebben nageleefd en dat reizigers geen mondkapje dragen. Daarbij komt 72% van het ov-personeel in 2020 minimaal één keer in de situatie terecht dat reizigers agressief gedrag vertonen vanwege de mondkapjesplicht. Vooral toezichthouders krijgen te maken met agressief gedrag. Vervoerders verklaren het agressieve gedrag in het ov door de algehele onrust en vermoeidheid die is opgetreden in de maatschappij, met een patroon van pieken na iedere verandering van de coronamaatregelen. Door minder reizigers was er ook sprake van minder sociale controle op verlaten stations en lege treinen, in combinatie met minder zichtbaar personeel.
Heeft elke conducteur de status van buitengewoon opsporingsambtenaar (boa)? Welke bevoegdheden heeft op dit moment de boa, tevens conducteur? Wat is op dit moment de uitrusting van de boa, tevens conducteur?
De NS heeft thans medewerkers in verschillende functies in dienst die beschikken over de boa bevoegdheid en dus boa zijn. Zo zijn er 700 medewerkers Veiligheid en Service, die beschikken over de boa bevoegdheid en tevens de geweldsbevoegdheid voor het dragen/gebruik van handboeien.
Daarnaast heeft de NS ongeveer 2.800 conducteurs in dienst. Elke hoofdconducteur bij de NS is nu een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa), zonder geweldsbevoegdheid. Vanuit de boa-bevoegdheid kan de hoofdconducteur een zogenaamde strafbeschikking opmaken voor overtredingen zoals bijvoorbeeld overlast (roken waar het niet is toegestaan) of het niet tonen of bij zich hebben van een geldig legitimatiebewijs. De hoofdconducteur kan ook een ontwerp proces-verbaal uitschrijven als de reiziger geen vervoersbewijs kan tonen en kan reizigers aanhouden die een strafbaar feit plegen om over te dragen aan de politie. De hoofdconducteur bij de NS draagt qua uitrusting een portofoon.
In de toekomst zal de boa-bevoegdheid voor de hoofdconducteur mogelijk komen te vervallen. NS heeft hiertoe op 22 maart 2022 een ondernemingsbesluit genomen. De ondernemingsraad heeft nog een maand om te reageren, daarna kan het besluit pas onherroepelijk worden vastgesteld. NS neemt dit besluit omdat in de praktijk door de hoofdconducteurs weinig gebruik wordt gemaakt van de boa-bevoegdheid. De huidige taken van de hoofdconducteurs zullen met dit besluit niet veranderen, echter alleen de bevoegdheid. De hoofdconducteur zal blijven controleren op geldige vervoersbewijzen en bij het ontbreken daarvan een Uitgestelde Betaling opmaken. Daarbij kan ook naar een geldig legitimatiebewijs worden gevraagd. Bij lastige situaties die dreigen te escaleren of bij agressie wordt door de hoofdconducteur de assistentie Veiligheid & Service opgeroepen, zoals dat nu ook het geval is.
Op hoeveel plaatsen worden boa’s/conducteurs standaard uitgerust met bodycams?
De medewerkers Veiligheid & Service (V&S, ruim 700 medewerkers) die boa-bevoegd zijn en tevens de geweldbevoegdheid hebben zijn standaard uitgerust met een bodycam. Tevens zijn de door NS ingehuurde beveiligers voor toezicht op sociale veiligheid op diverse stations ook door de NS voorzien van bodycams.
Hoeveel zou het kosten om iedere boa/conducteur uit te rusten met een bodycam?
Afhankelijk van de markt kost een bodycam, met basisstation, ondersteuning en verwerking van beeldmateriaal rond de € 1.000 per medewerker. Om alle 2800 hoofdconducteurs van NS te voorzien van een bodycam zijn de kosten 2.800.000 euro. Naast de bodycam heeft NS op ruim 80 stations camera’s hangen en zijn alle nieuwe treinen voorzien van camera’s en worden oudere type treinen die verbouwd worden voorzien van camera’s.
Klopt het dat één werkgever uit de OV-sector, te weten de NS, heeft gevraagd om een verruiming van de bevoegdheden van haar personeel? Waar ziet het verzoek precies op toe?
Het is belangrijk te benadrukken dat het niet gaat om het verruimen van boa-bevoegdheden, maar het mogelijk maken dat boa’s kunnen beschikken over informatie waarmee zij onafhankelijker hun taak kunnen uitvoeren. Hiertoe is bijvoorbeeld nodig dat Veiligheid & Service (V&S) medewerkers van de NS de identiteit kunnen vaststellen van een persoon die is staande gehouden. Daarom heeft de NS gevraagd om de V&S medewerker toegang te geven tot justitiële informatiesystemen. Vergelijkbaar of gelijk aan de informatiesystemen waarover de politie beschikt als zij ter assistentie worden gevraagd bij een persoon die zich niet kan legitimeren. Daarmee hoopt NS de kans op escalatie tijdens de wachttijd bij aanrijden van de politie te voorkomen en tegelijkertijd de politie in de noodhulp te ontlasten.
Bent u bereid om met de NS in gesprek te gaan? Bent u bereid om na te gaan of deze behoefte ook bestaat bij andere werkgevers uit de OV-sector?
Om de informatiepositie van boa’s te verbeteren bij het vaststellen van de identiteit is het belangrijk hen betere toegang te geven tot informatie voor een zelfstandige taakuitvoering.
In de Kamerbrief van november 2021 over de herijking van de boa-functie en het boa-bestel is aangekondigd dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid de boa meer onafhankelijk wil laten werken en wil inzetten op betere toegang tot systemen. In dit kader vinden gesprekken plaats vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de NS om te verkennen hoe de vaststelling van de identiteit door boa’s mogelijk kan worden gemaakt.
De Ministeries van Justitie en Veiligheid en Infrastructuur en Waterstaat voeren de dialoog met de NS en andere vervoerders over hoe we samen de overlast in het openbaar vervoer beter kunnen aanpakken.
Kunt u de uitrusting van OV-personeel betrekken bij de gesprekken over uitbreiding van bevoegdheden?
In aanvulling op het antwoord dat is gegeven bij vraag 7 het volgende. Het gaat in deze om de informatiepositie van boa’s om hun taken zelfstandiger te kunnen uitvoeren en daar waar nodig om het maken van operationele samenwerkingsafspraken met de politie. Dat vergt geen aanpassing van de uitrusting en is ook geen onderwerp van gesprek dat door de NS is ingebracht.
Heeft u een indicatie hoe lang een conducteur gemiddeld moet wachten op politie-assistentie? Zo ja, kunt u een overzicht geven van de gemiddelde duur van de afgelopen vijf jaar?
De aanrijdtijden variëren sterk in stedelijke-en regionale omgeving en de urgentie van het incident. Bij geprioriteerde meldingen is de aanrijtijd in de steden gemiddeld 3 minuten. Vanwege de afstanden kunnen de aanrijdtijden in de meer perifere regio’s langer duren. Voor het vaststellen van de identiteit zijn de wachttijden gemiddeld langer. Het vraagstuk van de aanrijdtijden is een permanent aandachtspunt, met name in de perifere gebieden.
Heeft u een indicatie hoe vaak de politie wordt opgeroepen door een conducteur/boa? Zo ja, kunt u een overzicht geven van het aantal keren dat de politie is opgeroepen door een boa/conducteur de afgelopen vijf jaar? In hoeveel gevallen ging het hier om een verzoek om de identiteit van een persoon vast te stellen die zich niet zelf kon of wilde legitimeren?
In de jaren 2017–2020 ging het gemiddeld over 30–40% assistentieverzoeken die betrekking hadden op een reiziger zonder identiteitsbewijs of waarbij de identiteit moest worden vastgesteld. In 2021 is dat percentage gestegen naar 50%.
Wat is het verschil in inzet tussen de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid, waarin de spoorwegpolitie is opgegaan, en de inzet uit het team basispolitiezorg?
Er is sprake van een integrale aanpak voor het politietoezicht op het spoor. De regionale eenheden en de Landelijke Eenheid voeren dat toezicht uit met behoud van ieders verantwoordelijkheid. De regionale eenheden zijn verantwoordelijk voor het verlenen van noodhulp en kunnen daarbij de assistentie inroepen van de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid.
Hoeveel politieposten op stations zijn de afgelopen jaren gesloten en welk effect hebben deze sluitingen gehad op de aanrijdtijden van de politie bij agressie-incidenten?
Het opheffen van politieposten houdt in dat het specialistische openbaar vervoer politieteam wordt overgezet naar basisteams van de politie. Uitgangspunt is dat de samenwerking tussen politie, gemeentelijke boa’s en vervoerders ook zonder politiepost onverminderd kan worden voortgezet door het maken van goede samenwerkingsafspraken. Op lokaal niveau hebben de betrokken partijen dan ook de inzet van politie verschillend geborgd.
In zijn algemeenheid zijn aanrijdtijden afhankelijk van waar agenten en politievoertuigen zich bevinden op het moment van de melding. De Dienst Spoorwegen van het voormalige Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) verzorgde de basispolitiezorg op de vier grote stations Amsterdam CS, Rotterdam CS, Utrechts CS en Den Haag CS. De locatie op Utrecht CS is reeds in 2011 gesloten door de KLPD, de overige locaties zijn bij de vorming van de Nationale Politie overgegaan naar de desbetreffende regionale eenheden en zijn sindsdien alle op enig moment gesloten. Sinds 2013 zijn ook op of bij zeven andere stations locaties van de voormalige KLPD gesloten.
Is bij u bekend hoe de politie denkt over het verruimen van de bevoegdheden van de boa/conducteur, opdat zij meer zelfstandig kunnen handelen? Bent u bereid om hierover met de politie in gesprek te gaan?
Voor de belangrijke en onmisbare inzet van boa’s, als partner in het veiligheidsdomein, moeten boa’s hun taken veilig kunnen uitvoeren en binnen hun bevoegdheden meer zelfstandig kunnen optreden. JenV zet daarom o.a. in op betere toegang tot systemen, bijvoorbeeld voor het vaststellen van de identiteit op straat en in het openbaar vervoer. Hierover worden de gesprekken gevoerd tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, politie en de NS.
Heeft u een indicatie wat een verruiming van de bevoegdheden van de boa/conducteur betekent voor het ontlasten van de politie?
De taken en bevoegdheden van boa’s respectievelijk politie zijn verschillend. Dat zal ook zo blijven, want boa’s hebben een bijzondere (specifieke) opsporingsbevoegdheid en de politie een algemene opsporingsbevoegdheid. Voor de gevallen waarin ondersteuning van de politie nodig is, in de vorm van backup bijvoorbeeld, wordt deze ook geleverd.
Zijn bekende risicotrajecten en risicostations bij u in beeld? Wat is de inzet van de politie, in samenwerking met de NS en het lokaal bestuur, om deze veiliger te maken?
Over het algemeen kan worden gesteld dat op stations gelegen in de Randstad en treintrajecten die hierop rijden verhoudingsgewijs (in relatie tot het aantal passanten en reizigers) meer meldingen worden gedaan dan op stations en treintrajecten daarbuiten gelegen. De NS zet daar samen met politie, gemeenten en andere vervoerders doelgerichte acties in om de overlast en incidenten terug te dringen en waar mogelijk te voorkomen.
Is er een vast aantal boa’s/conducteurs per lijn en wordt dat aantal uitgebreid, gezien de toename van de agressie op het spoor?
Op dit moment is elke trein van de NS voorzien van een hoofdconducteur. Op basis van informatie gestuurd optreden, worden daar Veiligheid & Service-medewerkers extra ingezet voor toezicht op orde, rust, veiligheid. Daarnaast voorziet NS al haar nieuw materieel (of revisie materieel) van camera’s of brengt open zichtlijnen in de trein aan zodat er meer sociale controle is. Ook door het analyseren van incidenten en daar preventief Veiligheid & Service-medewerkers met extra boa- bevoegdheden in te zetten, probeert NS incidenten zoveel mogelijk te voorkomen.
Bent u bereid om te kijken naar een verruiming voor het uitwisselen van gegevens tussen vervoerders en politie zodat overlast- en geweldplegers niet bij één vervoerder maar in het gehele OV kunnen worden geweerd?
Zie antwoord bij vraag 8.
Bent u bereid om de duur van het OV-verbod uit te breiden en een permanent OV-verbod in te stellen voor reizigers die zich ernstig hebben misdragen in het openbaar vervoer?
Overlast door reizigers in het openbaar vervoer is onacceptabel en wordt niet getolereerd. Een verbod wordt in een concrete casus voor een bepaalde duur opgelegd. Deze duur hangt af van de aard van de onderliggende overtredingen. Hiertoe is een leidraad opgesteld door het Openbaar Ministerie in samenwerking met vervoerders en de politie waarin delicten met bijbehorende strafmaten staan beschreven. Bij het bepalen van de omvang van het verbod, zoals een permanent OV-verbod, is het belangrijk om de proportionaliteit niet uit het oog te verliezen.
Kunt u de laatste stand van zaken geven van de uitvoering van de motie van de leden Amhaouch en Minhas (Kamerstuk 35 925-XII, nr. 43) over het lik-op-stukbeleid voor veelplegers in het openbaar vervoer?
Voor het gedrag van veelplegers is in het openbaar vervoer geen ruimte en wordt afgestraft. Afhandeling van strafzaken via de ZSM-werkwijze (Zorgvuldig, Snel op Maat) is een goede manier om in strafzaken die zich daarvoor lenen op een snelle en adequate manier tot bestraffing te komen. Deze mogelijkheid wordt al zo veel als mogelijk toegepast op alle eenvoudige misdrijven, ook als die zich hebben voorgedaan in het openbaar vervoer. Voor de in de motie gevraagde evaluatie zijn onderzoeksvragen opgesteld naar de aard en omvang van geweldsdelicten in het openbaar vervoer die volgens de ZSM-werkwijze zijn opgepakt. De betrokken organisaties is gevraagd onderzoek te doen om de desbetreffende vragen te beantwoorden. Naar verwachting kan de Kamer dit najaar worden geïnformeerd over de uitkomsten van deze evaluatie.