De ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Paul van Meenen (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Natuurlijk gebruiken leerlingen ChatGPT. Het onderwijs kan maar beter anticiperen op de robots»1 (Volkskrant, 16 januari 2023) en «ChatGPT glipt langs docenten: «Ik gebruik het om snel huiswerk te maken»»2 (NOS, 16 januari 2023)? Zo ja, hoe beoordeelt u de desbetreffende berichten?
Ja, we zijn bekend met deze berichten. Wat deze ontwikkelingen uiteindelijk voor het onderwijs gaan betekenen weten we nu nog niet zeker. Wat we wel weten, is dat sommige docenten zich nu geconfronteerd zien met de risico’s van deze recente ontwikkelingen op het gebied van artificiële intelligentie (AI) en zich daarover zorgen maken. Die zorgen begrijpen wij. Ook zijn er docenten die kansen zien om met AI hun onderwijs te verbeteren. Er is veel behoefte aan een gesprek over de impact van AI op het onderwijs. Van onderwijsinstellingen vraagt dit om te doordenken hoe zij vanuit hun visie op goed onderwijs dit binnen hun instellingen willen vormgeven. Zij worden hierbij ondersteund door Kennisnet en SURF, die webinars en artikelen aanbieden.
Het is belangrijk om te vermelden dat het onderwijs niet stil staat. De inzet van AI en in bredere zin digitalisering is al langer een belangrijk thema in het onderwijs. Dit zien we terug in goede initiatieven zoals de programma’s Doorpakken op Digitalisering en het Versnellingsplan. Ook in de komende tijd blijft het onderwijs hier aandacht aan besteden. Vanuit OCW wordt in 2023 een expertisepunt voor digitale geletterdheid opgericht als centraal online informatiepunt, loket voor scholen en als ondersteuningsstructuur waar leraren, schoolleiders en bestuurders terecht kunnen voor hulp en informatie over digitale geletterdheid. Hierover zijn we op dit moment in gesprek.
AI is echter niet de eerste technologie die zijn intrede doet in het onderwijs die een impact achterlaat. Zo hadden de rekenmachine en computers bijvoorbeeld ook veel gevolgen, maar worden deze nu veelvuldig gebruikt in de klas. AI kan het onderwijs verbeteren door het leren motiverender te maken, het onderwijs beter af te stemmen op de behoefte van de lerende en docenten te ondersteunen.
Wat vindt u van de recente ontwikkelingen rondom kunstmatige intelligentie en in het bijzonder ChatGPT? Deelt u de zorgen van de vragenstellers over de gevolgen ervan op het onderwijs?
Zoals aangegeven bij vraag 1 geldt dat we nog niet weten wat AI uiteindelijk gaat betekenen voor het onderwijs. Wij begrijpen zowel de kansen als de risico’s die vanuit het onderwijs worden genoemd.
Het kabinet ziet aan de ene kant de positieve waarde van generatieve AI, waar ChatGPT een voorbeeld van is. Zo hebben deze systemen de potentie om efficiëntie en productiviteit te verbeteren. ChatGPT kan bijvoorbeeld teksten schrijven makkelijker maken, en kan zelfs bijdragen bij programmeren. Individuen zijn er ook relatief makkelijk mee in staat tekst te genereren voor doeleinden als vermaak of taalverwerving. Naast ChatGPT zijn afbeeldingen gegenereerd door AI, zoals wordt gedaan door DALL-E, daar een goed voorbeeld van.
Het kabinet ziet anderzijds ook diverse negatieve effecten van generatieve AI en deelt de zorgen van de vragenstellers. AI kan bijvoorbeeld leiden tot biases, waardoor groepen leerlingen en studenten om onterechte redenen benadeeld kunnen worden3, 4. Ook kunnen AI-toepassingen als ChatGPT ingezet worden door lerenden om fraude te plegen bij schrijfopdrachten. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3, vraagt dit van het onderwijs om goed te doordenken hoe zij het onderwijs organiseren. ChatGPT is weliswaar in staat om in een handomdraai een toelichtende tekst te genereren over een onderwerp, maar het kan geen betekenis of context afleiden uit deze tekst. Daarom zullen vaardigheden als kritisch lezen, het kritisch analyseren en in context plaatsen van teksten, en het toepassen van opgedane kennis nog belangrijker worden in de nabije toekomst.
ChatGPT kan ook op andere wijzen en in andere domeinen negatieve effecten hebben. Deze effecten kunnen voortkomen uit de werking van de tool, waar het ondanks ingebouwde waarborgen mogelijk is om bevooroordeelde of discriminerende antwoorden te krijgen. Generatieve AI zoals ChatGPT kan ook gebruikt worden voor schadelijke doeleinden. Zoals het makkelijker maken van desinformatie en phishing. Bovengenoemde effecten omvatten niet alle zorgen die er zijn, en niet alle gevolgen zijn op dit moment al goed te overzien, zoals ook de WRR in het algemeen over AI schrijft in het rapport ‘Opgave AI. De Nieuwe systeemtechnologie’5.
Naast de ontwikkelingen in het onderwijs houdt het kabinet de algemene ontwikkelingen rond ChatGPT en dit soort breed toepasbare AI nauwlettend in de gaten. Waar bestaande kaders en maatregelen onvoldoende blijken, zullen we kijken naar wat eventueel aanvullend nodig is.
Welke handvaten hebben leraren en scholen om om te gaan met kunstmatige intelligentie?
De ontwikkeling van AI vraagt van zowel docenten als leerlingen om op een doordachte manier met deze technologie in het onderwijs om te leren gaan. Daarbij is het belangrijk dat scholieren, leraren en de brede maatschappij in gesprek blijven over het gebruik van AI in de klas. Van docenten vraagt dit ook meer op het gebied van didactische en digitale vaardigheden. OCW draagt hieraan bij door het inrichten van een expertisepunt voor digitale geletterdheid in 2023 waar leraren, schoolleiders en bestuurders terecht kunnen voor hulp en informatie over digitale geletterdheid. Van onderwijsinstellingen vraagt dit om te doordenken hoe zij vanuit hun visie op goed onderwijs dit binnen hun instellingen willen vormgeven. Zij worden hierbij ondersteund door Kennisnet en SURF, die webinars en artikelen aanbieden.
Hoe voorkomen we negatieve effecten op de kwaliteit van het onderwijs?
Wij nemen hiervoor verschillende stappen. Wij zullen in de beleidsreactie op het rapport «Naar hoogwaardig digitaal onderwijs» van het Rathenau Instituut en de verkenning «Inzet van intelligente technologie» van de Onderwijsraad nader ingaan op onze visie op AI in het onderwijs en hoe we de kansen die AI biedt voor beter onderwijs op een veilige en verantwoorde manier kunnen benutten. Daarnaast heeft de Europese Commissie recent een handreiking gepubliceerd voor leerkrachten over hoe om te gaan met AI en data6.
Met behulp van het Nationaal Groeifonds investeren wij substantieel in het realiseren van digitale innovaties die het onderwijs verder helpen, met oog voor de risico’s. Er is € 80 miljoen beschikbaar voor het Nationaal Onderwijslab AI (NOLAI) tot 2035. In het NOLAI werken scholen, wetenschappers en bedrijven samen aan de ontwikkeling en evaluatie van verantwoorde en veilige digitale innovaties die tegemoet komen aan de behoeftes in het funderend onderwijs. In co-creatie projecten werken zij aan een goede inzet van AI in het onderwijs, vanuit een pedagogisch en didactisch verantwoorde basis, met oog voor risico’s als privacy en autonomie van leerlingen en leraren. Zoals blijkt uit de haalbaarheidsstudie van NOLAI kan AI onderwijs op maat ondersteunen, de competentie en autonomie van leerlingen bevorderen, hun digitale geletterdheid vergroten en de werkdruk van leraren verminderen.
Met behulp van het Groeifondsprogramma digitaliseringsimpuls investeren we ook substantieel in de digitalisering van het mbo en ho. Onderdeel van dit programma is de transformatiehub docentondersteuning. Het doel van deze transformatiehub is om docenten evidence-informed te ondersteunen en te professionaliseren, zodat zij over de juiste kennis en vaardigheden beschikken om de ontwikkelingen op het gebied van digitalisering (waaronder AI) bij te houden. Een ander belangrijk onderdeel van het programma zijn de Centers for Teaching and Learning (CTL). De CTL zorgen ervoor dat nationale ontwikkelingen – zoals wetenschappelijke kennis en de bouw van nationale ICT-infrastructuren – doorgeleid worden naar de instellingen. Daarnaast ondersteunen de CTL docenten bij digitaliseringsvraagstukken.
Uiteraard blijven wij in gesprek met het onderwijsveld over de impact van AI op het onderwijs en houden we de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. Zo hebben Kennisnet, de PO-Raad en de VO-raad een monitor ontwikkeld, MYRA, die scholen inzicht geeft in hoe zij ervoor staan op het gebied van technologie en digitalisering. Bewustwording over AI vormt daar één van de onderdelen van, waaronder het gebruik van chatbots in de klas en computational thinking.
Welke stappen gaat u zetten om negatieve effecten te voorkomen en scholen te ondersteunen? En welke positieve gevolgen en kansen voor het onderwijs ziet u?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met het bericht: «We gaan een interessant jaar rondom AI-ontwikkeling tegemoet»3 (Dutch IT Channel) van 7 januari? Zo ja, bent u het ermee eens dat 2023 een cruciaal jaar wordt voor kunstmatige intelligentie en het ethische gebruik daarvan door bedrijven?
Ja we zijn ben bekend met de berichten. De ontwikkelingen op het gebied van AI volgen elkaar snel op. Dit is ook door de WRR benadrukt in hun rapport «Opgave AI».
Gezien het toenemende mondiale gebruik van AI, is het ook voor het Nederlandse bedrijfsleven van groot belang dat zij inspeelt op nieuwe technologische mogelijkheden. Dit is niet alleen relevant voor onze concurrentiepositie en welvaart maar ook voor de aanpak van grote uitdagingen zoals de klimaattransitie, verduurzaming van de landbouw en personeelstekorten in de zorg en het onderwijs.
In het Nederlandse bedrijfsleven is al langer aandacht voor de mogelijkheden van AI. Gemiddeld 13% van het Nederlandse bedrijfsleven zet AI in, ten opzichte van gemiddeld 8% in het Europese bedrijfsleven.8 AI-toepassingen worden door snelle
ontwikkelingen op het gebied van analytics en machine learning steeds interessanter voor bedrijven.
Om ervoor te zorgen dat het gebruik van AI door bedrijven op een ethische manier plaatsvindt, is de aanpak van het kabinet gericht op de ontwikkeling van mensgerichte AI. Deze AI moet veilig zijn, transparant en met respect voor fundamentele rechten. Via het investeringsprogramma AiNed wordt er bijna 230 miljoen euro voor AI kennis, innovatie en talent vrijgemaakt. Onder andere de zogenaamde ELSA labs (ethical, legal, societal aspects)
verrichten onderzoek op het gebied van mensgerichte AI en helpen bedrijven bij de toepassing.
Welke nieuwe kansen en bedreigingen voorziet u voor bedrijven op het gebied van kunstmatige intelligentie naar aanleiding van de meest recente ontwikkelingen? Is de huidige inzet nog actueel in het ondersteunen van bedrijven in het gebruik van kunstmatige intelligentie voor innovatie, verduurzaming en diens productieprocessen?
Zie ook de beantwoording op vraag 6 met betrekking tot de kansen voor bedrijven. Nederland staat klaar om in te spelen op de kansen van AI. Aan de ene kant biedt AI kansen voor de aanpak van grote uitdagingen zoals de kilmaattransitie, verduurzaming van de landbouw en personeelstekorten in de zorg en het onderwijs. Daarnaast kan AI onze concurrentiepositie versterken en welvaart vergroten. AI kan voor een economische groei van 1,4 procent van het bbp per jaar zorgen als we de ontwikkeling en het gebruik van AI op grote schaal weten te adopteren.9
In de Strategie Digitale Economie10 zetten we uiteen hoe we het huidige fundament kunnen versterken en daarmee de kansen van AI zo goed mogelijk kunnen benutten. Het is belangrijk dat we blijven investeren in AI zelf en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling en het gebruik van deze systemen. Hiermee voorkomen we ook dat we als Nederland te afhankelijk worden van grote technologiebedrijven van buiten de Europese Unie.
Een eerste belangrijke randvoorwaarde waar Nederland al een goede uitgangspositie heeft, is een goed opgeleide beroepsbevolking en internationaal toonaangevende kennisinstellingen. Het kabinet zet zich ervoor in om deze positie te behouden en waar nodig te versterken.11 Het AiNed programma focust zich onder andere op de arbeidsmarkt en zet zich in om de capaciteit voor AI opleidingen en trainingen van werknemers te verhogen. Ook werkt de Nederlandse AI Coalitie (NL AIC) aan het (bij)scholen van werknemers via gratis AI-cursussen met certificering. Daarnaast investeert het kabinet in het versterken van digitale vaardigheden in het algemeen, onder andere via het Actieplan Groene en Digitale Banen.
Een andere belangrijke voorwaarde voor een tech-ecosysteem is de beschikbaarheid van een goede digitale infrastructuur. Nederland beschikt al over een betrouwbare, hoogwaardige digitale infrastructuur en het kabinet heeft dan ook de ambitie om deze positie te behouden en verder te versterken.
Daarnaast bestaat er in Nederland al een sterke Publiek-Private Samenwerking op AI. De NL AIC speelt een belangrijke rol als facilitator van Publiek-Private Samenwerking (PPS). Kennis wordt daar ontwikkeld en gedeeld, ook naar het MKB. Deze samenwerking vindt onder andere plaats met de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen. Onder de NL AIC vallen verschillende werkgroepen die ook sectorale kennis met elkaar delen. Om praktische oplossingen te ontwikkelen voor toepassing van mensgerichte AI door organisaties, zijn er door de NL AIC 22 ELSA labs georganiseerd. Dit stimuleert de mensgerichte toepassing van AI in sectoren als de zorg of bij de energietransitie.
Het kabinet heeft de ambitie om het gebruik van geavanceerde digitale technologieën (waaronder AI) binnen het MKB te verhogen tot tenminste 75% in 2030. Dit gebeurt onder andere via bredere programma’s, waaronder de Versnelling Digitalisering MKB en Smart Industry. Ook worden er Europese Digitale Innovatiehubs (EDIHs) opgericht die het MKB ondersteunen om digitale technologieën, waaronder AI, als gebruikers toe te passen.
Naast het stimuleren van het gebruik van AI, zet het kabinet zich ook in om de ontwikkeling van deze systemen in Nederland te bevorderen. Nederland neemt deel aan Europese Test- en experimenteerfaciliteiten waarin een goede infrastructuur wordt geboden voor het ontwikkelen en gebruik van AI voor specifieke sectoren. Ook gaat het kabinet ontwikkelaars ondersteunen in het voldoen aan regelgeving, zoals de aankomende AI-verordening, via regulatory sandboxes.
Het kabinet blijft zich ervoor inzetten dat de kansen van AI op een verantwoordelijke manier zo goed mogelijk benut kunnen worden, met name bij grote maatschappelijke opgaven zoals de energietransitie en in innovatieve sectoren zoals de maakindustrie.
Op welke wijze heeft u de impact van kunstmatige intelligentie op de arbeidsmarkt in kaart gebracht?
Zowel internationaal (o.a. OESO12, Eurofound13) als nationaal (o.a. CPB, TNO) doen meerdere partijen onderzoek naar de toepassingen van AI in het arbeidsdomein. Deze onderzoeken richten zich bijvoorbeeld op monitoring en surveillance op de werkvloer en op de effecten van de inzet van AI op gezond en veilig werken.
Zo heeft het CPB recent het rapport «Technologie, de arbeidsmarkt en de rol van beleid»14 uitgebracht. Hierin worden de technologische veranderingen voor de Nederlandse arbeidsmarkt geanalyseerd. In een samenwerking tussen TNO en RIVM wordt daarnaast gewerkt aan een beeldvormende toekomstverkenning op het gebied van gezond en veilig werken. AI komt daarin aan de orde. Daarnaast doet TNO op dit moment een ander onderzoek over wat de mogelijke impact kan zijn van AI op het gebied van gezond en veilig werken. Het College voor de Rechten van de Mens heeft tevens de risico’s en effecten van AI op het gebied van discriminatie bij werving en selectie onderzocht en heeft enkele aanbevelingen gedaan in hun onderzoek genaamd «Recruiter of computer?»15.
Als het gaat om de regulering van de toepassing van systemen voor AI wordt op EU-niveau ingezet op de AI-verordening. Specifiek in het arbeidsrecht wordt een belangrijke stap gezet met het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie gericht op een verbetering van arbeidsvoorwaarden in platformwerk. Het richtlijnvoorstel bevat, in aanvulling op de Algemene Verordening Gegevensbescherming, o.a. regels over de toepassing van algoritmes en zien op de transparantie over en het gebruik van geautomatiseerde monitoring- en besluitvorming en de verplichting van menselijke tussenkomst.
Conform de met Uw Kamer gemaakte informatieafspraken wordt Uw Kamer regelmatig geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen over dit richtlijnvoorstel.
De ontwikkelingen gaan snel. Het kabinet acht het van belang om deze ontwikkelingen goed te volgen. Het kabinet acht het van belang te bezien of de resultaten van onderzoeken gericht op het in kaart brengen van zowel de kansen als uitdagingen rondom AI kunnen worden meegenomen in de beleidsontwikkeling. Dit kan door nationale beleidsontwikkeling, Europese standpuntbepaling en of regulering, al dan niet op Europees niveau. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft als coördinerend toezichthouder op de toepassing van algoritmes ook een rol als het gaat om de toepassing van algoritmes in het arbeidsrecht.
Bent u bereid dat met de Kamer te delen?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u dieper ingaan op de kansen en bedreigingen die kunstmatige intelligentie en technologie zoals ChatGPT bieden voor de arbeidsmarkt?
ChatGPT geeft het volgende antwoord: «het effect van ChatGPT op de Nederlandse arbeidsmarkt is momenteel onbekend omdat het model nog relatief nieuw is en nog niet op grote schaal is toegepast. Het kan echter worden gebruikt in verschillende sectoren, zoals customer service, waardoor het potentieel heeft om de efficiëntie en productiviteit te verhogen en de kosten te verlagen. Dit kan leiden tot veranderingen in de arbeidsmarkt, zoals automatisering van bepaalde taken en een grotere vraag naar vaardigheden die gericht zijn op het werken met deze technologie.»
In het algemeen kan AI taken en processen optimaliseren, hierdoor kunnen bedrijven efficiënter werken. Door AI kunnen banen en taken verdwijnen maar kunnen ook nieuwe ontstaan. Daarvoor zijn nieuwe vaardigheden nodig. Digitale vaardigheden en gekwalificeerd ICT-personeel zijn een belangrijke randvoorwaarde voor een succesvolle digitale transitie en voor ons toekomstig verdienvermogen. Het is daarom belangrijk om technische, digitale en sociale vaardigheden te verbeteren bij werkenden en te blijven investeren in Leven Lang Ontwikkelen. Het kabinet heeft daarom, in samenwerking met sociale partners, het Actieplan Groene en Digitale banen met de Kamer gedeeld.
Het effect van AI op de Nederlandse arbeidsmarkt zien we bijvoorbeeld bij platformwerk. AI kan hierbij worden gebruikt om werkenden te matchen met klanten, tarieven te bepalen, maar ook om werkenden aan te sturen. AI kan bijdragen aan het efficiënter en «slimmer» maken van platformbedrijven. Bovendien liggen er kansen om de algoritmes, die platformen gebruiken nadrukkelijker in lijn te brengen met overheidsbeleid onder andere op het gebied van gezond en veilig werken. Op deze manier kunnen zowel de platforms, werkenden als klanten profiteren. Maar het levert ook vragen op over onder andere algoritmisch management, zoals of er wel of geen sprake is van gezagsuitoefening, en of werkenden voldoende inzicht en inspraak hebben in de werking van deze algoritmes. Deze vraagstukken zijn onderdeel van de het richtlijnvoorstel over platformwerk.
Het gebruik van AI bij o.a. werving en selectie kan discriminatie met zich meebrengen. Als werkgevers kiezen voor de inzet van een algoritme bij werving en selectie, dan dienen zij volgens het College voor de Rechten van de Mens te controleren of er nog steeds een inzichtelijke, controleerbare en systematische procedure wordt gebruikt.16 Deze aanbevelingen worden meegenomen in de verdere uitwerking van het wetsvoorstel toezicht gelijke kansen bij werving en selectie. Ook worden landelijke en Europese ontwikkelingen op AI (en het tegengaan van de risico’s ervan) nauw gevolgd.
AI kan op veel manieren effect hebben op gezond en veilig werken. Een eenduidig effect is daardoor niet te benoemen. Het gaat daarbij vaak om risico’s die al bestaan, maar door de innovatieve technologie op een andere manier versterkt worden. Daarnaast is nog niet alle beschikbare technologie ook daadwerkelijk wijdverbreid geïmplementeerd op de werkvloer. AI heeft zeker de potentie om werk veiliger te maken. Er moet wel aandacht komen voor mogelijke ongewenste effecten die zulke technologie kan hebben, zoals bijvoorbeeld psychosociale belasting.
Is het Strategisch Actieplan voor Artificiële Intelligentie bestendig genoeg gezien de recente ontwikkelingen? Bent u bereid om de Nederlandse inzet op kunstmatige intelligentie te herzien naar aanleiding van de snelle ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie?
In het Strategisch Actieplan voor Artificiële Intelligentie van 8 oktober 2019 is de basis gelegd voor de overkoepelende Nederlandse AI-inzet. In de voortgangsrapportages van de Nederlandse Digitalisering Strategie zijn de ontwikkelingen rondom deze inzet jaarlijks meegenomen.
Ook dit kabinet vindt het belangrijk goed zicht te houden op de ontwikkelingen rondom AI, en wat dit betekent voor haar inzet. De recente Kamerstukken de Strategie Digitale Economie17, Werkagenda Digitalisering18 en kabinetsreactie op het WRR-rapport AI19 beschrijven de actuele inzet op AI door dit kabinet. Om integraal zicht te houden op de ontwikkelingen rond AI, en bij te sturen waar nodig heeft dit kabinet daarnaast een Ambtelijke Commissie Digitalisering (ACD) ingesteld die de ontwikkelingen van deze technologie in context van de bredere digitaliseringsopgave beziet.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het Commissiedebat Kunstmatige Intelligentie van 25 januari?
Wij hebben geprobeerd de vragen te beantwoorden voor het commissiedebat, maar dit is helaas niet gelukt.
Bent u bekend met het bericht VS verbieden producten Huawei en andere Chinese bedrijven: «Onacceptabel risico voor nationale veiligheid»?1
Ja.
Bent u ook ook bekend met de op 13 december 2022 ingediende wetgeving in de Verenigde Staten om de toegang van Huawei tot banken te beperken?2
Ja.
Wat vindt de u van de ontwikkelingen in de Verenigde Staten om Huawei en andere Chinese bedrijven te beperken in het risico dat zij vormen ten aanzien van de nationale veiligheid? Acht u het ook wenselijk om in Nederland bedrijfsgebonden beleid te voeren gezien de geconstateerde veiligheidsrisico’s van het land van herkomst?
Het kabinet deelt de zorgen van de Verenigde Staten over veiligheidsrisico’s ten aanzien van China. Nederland is voortdurend over deze risico’s in contact met bondgenoten, waaronder de VS. De maatregelen die het kabinet treft om onze veiligheid te beschermen worden nationaal dan wel in Europees verband ingevoerd, via de daarvoor bestaande wettelijke kaders. Dit gebeurt altijd op een case-by-case benadering, voor zowel exportcontrole, investeringstoetsing als kennisveiligheidsmaatregelen. Dit is andere een aanvliegroute dan het bedrijfsgebonden beleid dat de VS voert, maar kent wel een eenzelfde doel: de bescherming van de nationale veiligheid tegen risico’s van (bedrijven uit) derde landen.
Huawei is geweerd uit het vitale kernnetwerk en tevens zijn bij ministeriële regeling nadere eisen opgelegd ten aanzien van te treffen technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen om de weerbaarheid van hun netwerk te verhogen. In de ministeriële regeling is opgenomen dat deze maatregelen op 1 oktober 2022 geïmplementeerd moeten zijn. Kunt u aangeven of deze maatregelen inmiddels geïmplementeerd zijn?
De ministeriële regeling veiligheid en integriteit telecommunicatie verplicht de mobiele netwerkaanbieders om op 1 oktober 2022 aan de in de regeling genoemde beheersmaatregelen te voldoen. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur is als aangewezen toezichthouder bezig met controle op het voldoen aan deze verplichting.
Kunt u inzichtelijk maken welke rol Huawei nu inneemt in de rest van het vaste en mobiele telecommunicatienetwerk? Is er bekend of daarbij nog gebruik gemaakt wordt van technologie van Huawei?
Telecomoperators hebben een diversiteit aan leveranciers in hun netwerken. Zij zijn daarbij gehouden de geldende maatregelen, zoals genomen onder de algemene maatregel van bestuur (AMvB) Veiligheid en Integriteit Telecommunicatie3, uit te voeren. De Rijksdienst voor de Digitale Infrastructuur houdt hier toezicht op.
Veiligheidsbeleid is maatwerk. Maatregelen moeten proportioneel zijn, passend bij de te beschermen belangen en de dreiging, en rekening houdend met de continuïteit van de dienstverlening. Op basis van een analyse van de Taskforce Economische Veiligheid naar de risico’s op telecommunicatienetwerken zijn eerder de benodigde maatregelen genomen om geïdentificeerde risico’s aan te pakken (Kamerstuk 26 643, nr.143).
De mobiele netwerk operators (MNO’s) zijn bij beschikking verplicht om in de kritieke onderdelen van hun netwerken uitsluitend gebruik te maken van producten en diensten van andere partijen dan de daarin genoemde leveranciers. Voor zover de MNO’s momenteel gebruik maken van producten of diensten van laatstbedoelde leveranciers in de kritieke onderdelen, is in deze beschikkingen met het oog op de continuïteit van dienstverlening een termijn opgenomen waarbinnen deze reeds in gebruik zijnde producten of diensten dienen te worden vervangen respectievelijk beëindigd. Gedetailleerde informatie over wie waar welke leverancier gebruikt, en welke uitfaseringstermijnen gelden wordt gezien als bedrijfsvertrouwelijke informatie. Deze informatie kan niet openbaar gemaakt worden in verband met toezeggingen die door de overheid zijn gedaan aan de telecomaanbieders omtrent de vertrouwelijkheid van de individuele beschikkingen en van de ten behoeve van die beschikkingen door hen aan de overheid verstrekte informatie.
Bent u bereid er bij telecomoperators op aan te dringen Huawei te weren uit het volledige telecommunicatienetwerk? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om ook de toegang van Huawei tot Nederlandse banken te beperken? Zo nee, waarom niet?
Nederland maakt een zelfstandige afweging ten aanzien van veiligheid. Als we informatie verkrijgen die erop zou kunnen wijzen dat aanvullende actie nodig is, zullen we daar naar handelen. Het kabinet houdt het beleid van andere landen daarin nauwlettend in de gaten.
Het artikel 'Nieuwe app Forum lek: privégegevens alle 92.000 (oud-)leden op straat' |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nieuwe app Forum lek: privégegevens alle 92.000 (oud-)leden op straat»?1
Ja
Deelt u de mening dat het lidmaatschap van een politieke partij een bijzonder soort persoonsgegeven is en dat politieke partijen hier extra zorgvuldig mee om moeten gaan?
Ja. Uit het lidmaatschap van een politieke partij kan in principe de politieke opvatting van een persoon blijken. Persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap zijn volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) «bijzondere categorieën van persoonsgegevens». Het verwerken daarvan is verboden, tenzij er een uitzonderingsgrond geldt. In paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet AVG zijn een aantal uitzonderingsgronden op het verwerkingsverbod opgenomen. Een ervan is artikel 22 lid 2 onder c van de Uitvoeringswet AVG (UAVG), op grond waarvan politieke partijen persoonsgegevens van hun leden mogen verwerken in het kader van haar gerechtvaardigde activiteiten en met passende waarborgen, mits de verwerking uitsluitend betrekking heeft op de leden of de voormalige leden van de instantie of op personen die in verband met haar doeleinden regelmatig contact met haar onderhouden, en de persoonsgegevens niet zonder de toestemming van de betrokkenen buiten die instantie worden verstrekt.
Daarnaast zijn alle overige vereisten uit de AVG voor een zorgvuldige verwerking onverkort van toepassing. Zo moet de verwerking gebonden zijn aan specifieke doelen en mogen er niet meer gegevens worden verwerkt dan noodzakelijk is (de zogeheten dataminimalisatie). Daarnaast moeten maatregelen zijn genomen om te zorgen dat de verzamelde gegevens juist zijn, mogen de gegevens niet langer worden bewaard dan nodig is en moeten organisatorische en technische maatregelen getroffen worden zodat gegevens goed beveiligd en vertrouwelijk blijven. Het niveau van de getroffen beveiligingsmaatregelen moet passend zijn in het licht van de aard van de te beschermen gegevens. Daarnaast dient de verwerkingsverantwoordelijke ook technische en organisatorische veiligheidsmaatregelen (artikel 32 AVG) te treffen die in verhouding staan tot de hoeveelheid en de aard van de gegevens die zij verwerken (hoe meer gegevens en hoe gevoeliger deze zijn, des te sterker deze maatregelen moeten zijn).
Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het feit dat aan politieke partijen geen bijzondere eisen worden gesteld als het gaat om de interne partijorganisatie, bijvoorbeeld het hebben van een secretaris die verantwoordelijk is voor de ledenadministratie?
Politieke partijen hebben een bijzondere positie in onze democratie. Dit is ook de reden dat het kabinet op 22 december 2022 het ontwerpwetsvoorstel voor een Wet op de politieke partijen in internetconsultatie heeft gebracht. Dit voorstel bevat transparantieregels inzake de interne organisatie van politieke partijen. Tegelijkertijd is het kabinet met het oog op de onafhankelijke positie van politieke partijen terughoudend in het opleggen van inhoudelijke eisen aan de interne organisatie van politieke partijen. Dit neemt niet weg dat politieke partijen, zoals elke andere organisatie, op grond van artikel 5, tweede lid van de AVG verplicht zijn zichzelf zo te organiseren dat zij persoonsgegevens zoals hierboven is geschetst zorgvuldig en correct verwerken en dat ook kunnen aantonen.
Vindt u dat het extra kwalijk is wanneer politieke partijen van gegevens van oud-leden bewaren?
Op grond van het genoemde artikel 22 UAVG mogen persoonsgegevens worden verwerkt van leden, voormalige leden of personen die in verband met de doelstellingen regelmatig contact onderhouden met de organisatie. Dit is soms ook noodzakelijk. Zo vereist artikel 20 van de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) van een politieke partij dat zij 10 jaar lang een administratie bewaart die een betrouwbaar beeld geeft van de financiële positie. Hieronder vallen ook ontvangen bijdragen – bijvoorbeeld giften of contributies – boven het wettelijke drempelbedrag, ook als deze van oud-leden zijn.2
Deze gegevens mogen echter niet buiten de organisatie worden verstrekt en in alle situaties dienen verwerkingen te zijn voorzien van passende waarborgen zoals genoemd onder antwoord 3. Daartoe behoort dat de gegevens niet langer mogen worden bewaard dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor ze verzameld zijn. De bewaartermijnen moeten onderbouwd zijn en worden vastgelegd in het verwerkingsregister. Omdat het lidmaatschap van een politieke partij sensitieve informatie is en behoort tot de bijzondere categorieën van persoonsgegevens, hebben politieke partijen ook een bijzondere verantwoordelijkheid om te voldoen aan het hierboven gestelde wettelijk kader. Het is uiteindelijk aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) om te bepalen of een organisatie wel of niet volgens de geldende privacy wetgeving handelt.
Hoe verhoudt het bewaren van persoonsgegevens van oud-leden zich tot de AVG?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft de Autoriteit Persoonsgegevens een onderzoek ingesteld naar het datalek en wanneer kunnen de resultaten daarvan verwacht worden?
Desgevraagd heeft de AP laten weten dat zij geen uitspraken wenst te doen over individuele meldingen en zaken in het kader van eventueel onderzoek.
Welke vorm van toezicht of controle vindt er momenteel plaats op de wijze van ledenadministratie, de wijze waarop politieke partijen met persoonsgegevens omgaan, en hoe kunnen claims over het aantal betalende leden geverifieerd worden in het kader van de Wet Financiering Politieke Partijen (WFPP)?
Vanuit de Wfpp is het van belang dat politieke partijen een goede ledenadministratie voeren zodat een onafhankelijk accountant kan vaststellen hoeveel betalende leden een politieke partij heeft.3 De Wfpp vereist niet dat politieke partijen gegevens van oud-leden bewaren, noch worden er eisen gesteld aan de inrichting van de ledenadministratie. Daar waar sprake is van verwerking van persoonsgegevens, is de AP de verantwoordelijke toezichthouder.
Jaarlijks dienen politieke partijen, welke vertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer of Eerste Kamer, voor 1 juli de verantwoording van de subsidie en overige inkomsten op basis van de Wfpp in. Deze verantwoording dient vergezeld te worden van een goedkeurende accountantsverklaring. Deze accountantsverklaring ziet ook op de juistheid van de opgegeven ledentallen.
In hoeverre valt het opbouwen en beheren van een app die onder andere een datingfunctie en een platform voor zakelijke contacten bevat onder de activiteiten waarvoor de subsidie die wordt verstrekt in het kader van de WFPP kan worden ingezet zoals beschreven in artikel 7 lid 2 van de WFPP?
In artikel 7, lid 2 van de Wfpp staat vermeld voor welke doelen een politieke partij de subsidie kan gebruiken. Daarbij is voorzien in een systematiek waarbij het subsidiebedrag door de partij naar eigen inzicht voor een veelheid aan activiteiten kan worden aangewend. Voorwaarde hierbij is dat deze activiteiten deel uitmaken van de limitatieve opsomming in het genoemde artikellid. Deze activiteiten zijn zo breed en divers geformuleerd dat in beginsel alle reguliere partijactiviteiten voor subsidie in aanmerking komen.
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 7 dienen politieke partijen welke vertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer of Eerste Kamer, voor 1 juli de verantwoording voor de subsidie en overige inkomsten in. Ook geldt dat politieke partijen een goedkeurende verklaring moeten aanleveren van een onafhankelijke accountant over onder andere de verenigbaarheid van het activiteitenverslag met het financieel verslag en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie.
Het online gebiedsverbod |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Almelo komt met online gebiedsverbod» van 1 december 2022?1
Ja.
Hoe oordeelt u over het feit dat de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Almelo is aangevuld met een verbod om via digitale middelen uitingen te doen die kunnen leiden tot een fysieke verstoring van de openbare orde binnen het grondgebied van de gemeente Almelo, dan wel voor het ontstaan van een ernstige vrees daarvoor?
Ik heb begrip voor de zoektocht van gemeenten naar manieren om de openbare orde te handhaven als de oorzaak is gelegen in online gedragingen. Ik constateer ook dat er nog juridische onduidelijkheden bestaan over het in te zetten instrumentarium. Een digitaal gebiedsverbod lijkt te impliceren dat iemand zich niet online mag begeven. De burgemeester van Almelo heeft mij laten weten dat de reikwijdte van artikel 2:1b van de APV van Almelo zich beperkt tot online uitingen die kunnen leiden tot fysieke verstoringen van de openbare orde binnen de gemeentegrenzen van Almelo.
De gemeenteraad van Almelo is primair verantwoordelijk voor het vaststellen van de APV. Dat betreft een lokale aangelegenheid. Mij past dus een mate van terughoudendheid om te oordelen over deze specifieke APV van de gemeente Almelo.
Bent u bekend met experimenten met online gebiedsverboden in Gemeentes Amsterdam en Den Haag?
Ja.
Verwacht u dat meer gemeentes een online gebiedsverbod zullen toevoegen aan de APV, naar voorbeeld van gemeente Almelo?
Met het handhaven van de openbare orde door de inzet van instrumenten in de online omgeving is nog beperkt ervaring opgedaan. Het is begrijpelijk dat gemeenteraden verkennen of de algemene plaatselijke verordening (APV) mogelijkheden biedt om de problematiek, voor zover zij die aanwezig achten, van fysieke verstoringen van de openbare orde in een gemeente die online beginnen
of online versterkt worden aan te pakken. Uiteraard dienen daarbij de (grond)wettelijke kaders in acht te worden genomen.
Hoe wordt precies toezicht gehouden op het online gebiedsverbod en hoe wordt deze gehandhaafd? Op basis van welke wettelijke bevoegdheden vindt dit toezicht en deze handhaving plaats? Acht u deze bevoegdheden geschikt? Hoe verhouden deze bevoegdheden zich tot de privacy van persoon die het verbod opgelegd heeft gekregen?
De gemeenteraad van Almelo heeft gekozen voor een verbodsbepaling waarvan overtreding in de APV strafbaar is gesteld en daarnaast met toepassing van artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet in samenhang met artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht met een last onder bestuursdwang kan worden gehandhaafd. Voorts is de handhaving van de openbare orde aan de burgemeester, die zich daarbij bedient van de onder zijn gezag staande politie (artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 11 van de Politiewet 2012). Op het moment dat de politie in het kader van de uitoefening van haar taak constateert dat een online uiting kan leiden tot een fysieke verstoring van de openbare orde – binnen de grenzen van de desbetreffende gemeente – dan volgt een bestuurlijke rapportage met feiten en bevindingen. Op grond van de Wet politiegegevens (artikel2 mag de politie informatie delen met de burgemeester ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. De burgemeester beoordeelt vervolgens of de feiten de conclusie kunnen dragen, dat een bepaalde oproep kan leiden tot fysieke verstoring van de openbare orde. Daarbij is het niet aan de burgemeester om een oordeel te vellen over de inhoud van de boodschap, maar richt het optreden op het voorkomen van wanordelijkheden.
Hoe verhoudt de nieuwe bevoegdheid voor de burgemeester van Almelo om een last onder dwangsom op te leggen naar aanleiding van een verbod om bepaalde online uitingen te doen, zich tot de territoriale ondergrens die kleeft aan de openbare orde bevoegdheden van de burgemeester (Arrest Wilnisser Visser)?
Op grond van artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de handhaving van de openbare orde. De regels die de burgemeester handhaaft, kunnen zijn vervat in een APV. Het is mede de taak en de bevoegdheid van de gemeenteraad, in dit geval van die van Almelo, om met inachtneming van hogere regels, het gewenste niveau van orde en rust – de openbare orde – te bepalen en te beïnvloeden door middel van normstelling. De gemeenteraad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt, zo bepaalt artikel 149 van de Gemeentewet, en ik stel me terughoudend op om daarover te oordelen. Over de vraag of een burgemeester bevoegd is een last onder dwangsom op te leggen ter handhaving van de APV, bestaat rechtspraak. Bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 september 2019 en 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2019:3274 en 2022:400. In deze uitspraken was de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom bij overtreding van de APV.
De gewijzigde APV van Almelo betreft een verbod om via digitale middelen – onder andere via internet, virtuele ruimtes en sociale media – uitingen te doen, te delen of in stand te laten die kunnen leiden tot een fysieke verstoring van de openbare orde binnen het grondgebied van de gemeente Almelo, dan wel tot het ontstaan van een ernstige vrees daarvoor. Er is daarmee pas aanleiding om op te treden wanneer er sprake is van een verstoring (of een ernstige vrees daarvoor) van de openbare orde binnen de gemeente Almelo. Overigens is het opleggen van bestuurlijke maatregelen wegens het verstoren van de openbare orde aan personen die niet woonachtig zijn in de betreffende gemeente niet ongebruikelijk. Dit gebeurt bijvoorbeeld ook in het geval van voetbalhooligans die een gebiedsverbod krijgen als gevolg waarvan zij in andere gemeente, bijvoorbeeld een speelstad, geen wedstrijden meer mogen bijwonen.
Hoe verhoudt het online gebiedsverbod, zoals toegevoegd aan de APV van Almelo, zich tot het censuurverbod van artikel 7 van de Grondwet? Zorgt deze maatregel ervoor dat al vooraf wordt beperkt in de vrijheid van meningsuiting, hetgeen in strijd is met dit artikel?
Op grond van artikel 7 van de Grondwet heeft eenieder het recht op vrijheid van meningsuiting. Het derde lid bepaalt dat voor het openbaren van gedachten of gevoelens niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Artikel 7 van de Grondwet staat geen delegatie toe. Een gemeente kan daarom geen voorschriften stellen waarmee de uitingsvrijheid wordt beperkt of strafbaar wordt gesteld.
In de toelichting op het raadsvoorstel dat burgemeester en wethouders aan de raad van de gemeente Almelo hebben gestuurd, staat dat de APV-bepaling strekt tot bescherming van de openbare orde, die door inzet van digitale middelen (internet en sociale media) wordt of ernstig dreigt te worden verstoord. Men benadrukt dat het hier niet gaat om de beperking van de vrijheid van meningsuiting en dat dit ook niet kan, gelet op artikel 7 van de Grondwet. Zo kan, aldus burgemeester en wethouders, eenieder zijn gedachten, gevoelens en zelfs zijn ongenoegen uiten over allerlei zaken, maar dit betekent niet dat er opgeroepen mag worden om bijvoorbeeld te gaan rellen of plunderen met schade voor derden tot gevolg. Handhavend optreden vereist volgens burgemeester en wethouders van Almelo een uiterste zorgvuldige beoordeling, waarbij oog is voor de vrijheid van meningsuiting in relatie tot oproepen tot online openbare ordeverstoringen en steeds maatwerk zal worden toegepast.
Onderschrijft u dat het via strafrechtelijke weg opleggen van een gebiedsverbod of een contactverbod omkleed is met rechtsbeschermingswaarborgen en dat die route derhalve meer opportuun is om online opruiende uitingen tegen te gaan dan middels de bestuursrechtelijke bevoegdheden van de burgemeester?
Vooropstaat dat een strafrechtelijk gebieds- of contactverbod er niet toe strekt iemand van internet weg te houden. Het bestuursrecht kent daarnaast rechtsbeschermingswaarborgen. Wanneer een bestuurlijke maatregel, zoals een last onder dwangsom, wordt opgelegd kan een belanghebbende daartegen in bezwaar. De burgemeester is dan wettelijk verplicht om het eerder genomen besluit te heroverwegen. Ook heeft een belanghebbende de mogelijkheid het besluit voor te leggen aan een voorzieningenrechter en kan na de bezwaarfase beroep en hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Waarom is reeds nog geen handreiking voor gemeenten verschenen met een juridisch kader rond online-monitoring, zoals door u toegezegd in uw antwoorden op de schriftelijke vragen over het online gebiedsverbod opgelegd door de burgemeester in Utrecht, van 28 januari 2022?2
Er wordt gewerkt aan de handreiking sociale media monitoring door gemeenten die aan uw Kamer is toegezegd bij brief van 29 april 2022 (Kamerstuk 32 761, nr. 224). Het streven was om voor het eind van vorig jaar het juridisch kader voor sociale media monitoring door gemeenten te verhelderen en een handreiking hieromtrent op te stellen voor gemeenten in het kader van de Openbare Orde en Veiligheid (OOV). Dat is helaas niet gelukt, u bent daarover geïnformeerd bij brief van 23 december 2022 (Kamerstuk 26 643, nr. 957). De onderzoekers hebben namelijk laten weten dat verbreding van de oorspronkelijke reikwijdte van de handreiking nodig is, zodat deze betere aansluiting zal vinden bij de behoefte in de gemeentelijke praktijk. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mijn ministerie werken intensief samen met de onderzoekers en de VNG om het juridische kader en de praktische handreiking zo spoedig mogelijk gereed te hebben. Het kabinet zal u in het eerste kwartaal van 2023 nader informeren.
Acht u het wenselijk dat gemeenten bevoegdheden in Algemene Plaatselijke Verordeningen opnemen om online de openbare orde te handhaven, specifiek met het oog op mogelijke spanning met artikel 7 van de Grondwet?
Het is aan gemeenteraden om te verkennen of de toepassing van de gemeentelijke verordenende bevoegdheid mogelijkheden biedt om de problematiek van online georganiseerde, verspreide, aanzuigende of aanjagende verstoringen van de openbare orde het hoofd te bieden. De wetgever bepaalt de bovengrens van de autonome verordenende bevoegdheid, maar het zijn de 342 gemeenteraden van Nederland die deze ruimte naar eigen inzicht mogen invullen. De handhaving van de openbare orde is aan de burgemeester, die daarover verantwoording aflegt aan de gemeenteraad. Vervolgens is het aan de rechter om te oordelen over de inzet van een bevoegdheid door de burgemeester, indien er geprocedeerd wordt.
Het weerbaar maken van onze democratie tegen heimelijke (politieke) beïnvloeding |
|
Joost Sneller (D66), Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het concept van «dark money»? Deelt u de mening dat (financiële steun voor) lobby’s en acties met als doel politieke campagnes en/of wetgevingsprocessen te beïnvloeden zoveel mogelijk transparant dienen te worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw oordeel over het gegeven dat in aanloop naar wetgeving een onbekende organisatie financiële steun heeft gegeven aan een andere organisatie om (door middel van advertenties/reclames) een campagne te voeren om wetgeving te beïnvloeden?1 Acht u het bestaan van deze mogelijkheid onwenselijk?
Welke transparantieverplichtingen, met betrekking tot de herkomst van de financiering voor advertenties, stelt de Ster momenteel aan adverteerders?
Welke transparantieverplichtingen stellen decentrale overheden momenteel aan (de transparantie van) financiering van advertenties in de publieke ruimte zoals abri’s die deze overheden (tegen betaling) ter beschikking stellen?
Deelt u de mening dat alleen het openbaar maken van de opdrachtgever van de reclamespot op de publieke omroep onvoldoende is en dat burgers het recht hebben om te weten wie de reclames financieren op de publieke omroep dan wel in de publieke ruimte met als doel om democratische processen te beïnvloeden? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze kunt u, in navolging van de conclusies uit de Parlementaire ondervraging naar ongewenste beïnvloeding van maatschappelijke en religieuze organisaties in Nederland, de transparantieverplichtingen met betrekking tot de herkomst van de financiering van publiekscampagnes met een politieke boodschap op de publieke omroep en in de publieke ruimte beter waarborgen?
Wat is uw oordeel over de mogelijkheid voor staatsbedrijven van onvrije landen om te doneren aan Nederlandse ngo’s? Op welke wijze is geregeld dat deze donaties transparant worden gemaakt of is op andere wijze de controle geregeld?2
Bent u bekend met de recent opgerichte website «www.geefboerentoekomst.nl»? Kunt u toelichten welke transparantieverplichtingen gelden voor bedrijven, belangenorganisaties, stichtingen en overige rechtspersonen die publiekscampagnes met een politieke boodschap financieren tijdens verkiezingscampagnes?
Kunt u toelichten of het ook mogelijk is om vanuit het buitenland initiatieven te financieren die gericht zijn op beïnvloeding van de verkiezingen? Zo ja, op welke wijze wordt gecontroleerd of de financiële geldstromen niet direct of indirect afkomstig zijn uit onvrije landen? Op welke wijze wordt voorkomen dat buitenlandse beïnvloeding van de verkiezingen op deze manier plaatsvindt?
Acht u het huidige wettelijk kader van de Wet financiering politieke partijen toereikend om deze sluiproute voor financiële steun aan politieke campagnes zonder de bijbehorende limieten of transparantievereisten te blokkeren, en te voorkomen dat beïnvloeding vanuit (onvrije) andere landen op deze wijze plaatsvindt? Zo nee, op welke wijze bent u voornemens de mogelijkheid om op deze wijze indirect steun aan een partij te verlenen in de Wet op de Politieke Partijen te reguleren?
Deelt u de mening dat zolang de Wet op de Politieke Partijen nog niet van kracht is, het wenselijk is om de financiering van non-profit organisaties die publiekscampagnes met een politieke boodschap voeren, strenger te reguleren? Zo ja, kan de Minister aangeven hoe daar concreet invulling aan wordt gegeven?
Het bericht dat de overheid de gegevens van vliegpassagiers verzamelt |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Farid Azarkan (DENK) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht van de NOS van 21 februari 2023?1
Kunt u reflecteren op de zorgen van de Autoriteit Persoonsgegevens én de uitspraak van het Europese Hof van Justitie over dat de Nederlandse overheid veel meer data van vliegpassagiers verzamelt dan strikt noodzakelijk en toegestaan?
Kunt u beschrijven welke persoonsgegevens (zoals namen, vluchtdata, etc.) precies worden verzameld als Passenger Name Record (PNR)?
Klopt het dat al deze gegevens vijf jaar in een database worden bewaard door de Passagiersinformatie-eenheid Nederland (Pi-NL)?
Worden gegevens automatisch altijd gedeeld met zowel de hierboven genoemde Pi-NL, de Douane als de Koninklijke Marechaussee? Zo nee, op basis waarvan vindt deze afweging plaats?
Kunt u beschrijven welk proces wordt gevolgd wanneer gegevens uit de database van Pi-NL worden gedeeld met andere instanties in Nederland of buitenland?
Kunt u aangeven met welke Nederlandse en buitenlandse instanties de gegevens worden gedeeld?
In hoeverre vindt u het doelmatig om al deze gegevens voor langere tijd te bewaken, gelet op de doelstelling van Pi-NL?
Bent u van mening dat het noodzakelijk en evenredig is om de gegevens van alle passagiers op te slaan, terwijl dit systeem bedoeld is om reisbewegingen van een kleine groep terroristen en zware criminelen in beeld te krijgen?
Waarom heeft u de verwerking van PNR-gegevens niet in lijn gebracht met de wettelijke kaders en de Europese PNR-richtlijn, zoals door de Autoriteit Persoonsgegevens in 2022 werd geadviseerd?
Bent u van plan alsnog gehoor te geven aan het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens? Zo ja, op welke termijn zal de huidige verwerking worden beperkt?
Het bericht ‘Partners Code voor Kinderrechten teleurgesteld in aanpak ministerie’ |
|
Nico Drost (CU), Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Partners Code voor Kinderrechten teleurgesteld in aanpak ministerie»?1
Bent u met ons van mening dat er vanuit het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties een verplichting bestaat voor de overheid om verantwoording te nemen in de bescherming van kinderrechten online waarbij het belang van het kind voorop staat?
Bent u ervan op de hoogte dat het niet of niet voldoende waarborgen van online kinderrechten grote maatschappelijke risico’s en effecten kan hebben, denkend aan het geval van de toegang van de Chinese overheid in persoonsgegevens van TikTok-gebruikers? Zo ja, bent u met ons van mening dat wij dit soort praktijken moeten proberen te voorkomen?
Bent u met ons van mening dat online rechten voor kinderen een belangrijk maatschappelijk thema is dat voldoende aandacht en investeringen vanuit de overheid vereist, zeker met het oog op het feit dat kinderen een kwetsbare groep in de samenleving zijn en de online wereld een grote rol speelt in het leven van kinderen?
Bent u ervan op de hoogte dat de bescherming van kinderrechten niet alleen een juridische aanpak vereist, maar er ook gekeken moet worden naar de gehele ontwikkeling van digitale producten en diensten?
Kunt u aangeven waarom u heeft gekozen voor een marktgedreven aanpak van kleine, versnipperde aanbestedingen in plaats van een uitgebreid en integraal impactprogramma, zoals is ontwikkeld door een breed consortium en ondersteund door 28 partijen?
Hoe rijmt u de gekozen aanpak met de aangenomen motie van de leden Ceder en Dekker-Abdulaziz (Kamerstuk 36 200-VII, nr. 78) die vraagt om volledige uitwerking van de Code voor Kinderrechten?
Bent u met ons van mening dat de nu gekozen marktgedreven aanpak kan leiden tot een versplintering van bescherming van kinderrechten, waardoor het waarborgen van kinderrechten moeilijker wordt?
Kunt u aangeven hoeveel geld u beschikbaar heeft gesteld voor de uitwerking en uitvoering van de Code voor Kinderrechten?
Wat zegt het u dat de oorspronkelijke partners van de Code voor Kinderrechten de aanpak van het ministerie als een teleurstelling zien en dat een aantal van hen niet voornemens is mee te doen aan de aanbestedingen?
Bent u bereid om de door u gekozen aanpak te herzien en alsnog in te zetten op volledige uitwerking en uitvoering van de Code voor Kinderrechten?
Het bericht dat pasfoto’s van buitenlanders ten onrechte door de politie gebruikt worden |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Songül Mutluer (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht van RTL Nieuws?1
In het «mondelinge vragenuur» van 7 februari 2023 stelde lid Mutluer (PvdA) reeds vragen over dit bericht. U stelde dat de database «CATCH-Vreemdelingen» los staat van strafrechtelijk onderzoek/de politieketen. Echter, de politie heeft echter na toestemming van een rechter-commissaris wel degelijk toegang tot deze gegevens (waaronder foto’s). Kunt u toelichten hoe dit wettelijk geborgd is binnen de Vreemdelingenwet of elders en hoe dit moet worden gezien als «gescheiden»?
Kunt u verhelderen welke instanties er precies toegang hebben tot de betreffende database (CATCH-Vreemdelingen) en hoe vaak de database wordt geraadpleegd?
Kan u reflecteren op het feit dat in artikel 107 lid 6 van de Vreemdelingenwet nadrukkelijk staat vermeld dat uitsluitend de verstrekking van vingerafdrukken aan bestuursorganen mogelijk is, wanneer er sprake is van vervolging van strafbare feiten (of een redelijk vermoeden)?
Kan u toelichten hoe het kan dat in de huidige praktijk ook foto’s worden verstrekt aan de politie, wanneer de rechter-commissaris hier toestemming voor geeft?
Kunt u reflecteren op hetgeen deskundige op het gebied van technologie en mensenrechten, in het genoemde artikel stelt, namelijk dat gezichten niet hetzelfde zijn als vingerafdrukken en dat het problematisch is dat het ministerie dit wel zo ziet?
In hoeverre is de huidige wetgeving voldoende «duidelijk en nauwkeurig» voor deze uitleg van de Vreemdelingenwet?
Kunt u reflecteren of er volgens u wordt voldaan aan de voorwaarden die het Hof van Justitie van de Europese Unie stelt?
Kunt u deze vragen beantwoorden voordat het tweeminutendebat Inzet algoritmes en data-ethiek binnen de rijksoverheid plaatsvindt?
Het online gebiedsverbod |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «burgemeester van Utrecht mocht geen online gebiedsverbod opleggen» van 3 februari 2023?1
Hoe oordeelt u over het feit dat de rechter heeft geoordeeld dat het verbod op het tonen van bepaald gedrag op een openbare plaats uit de algemene plaatselijke verordening (APV) geen betrekking heeft op het online doen van een oproep tot verstoring van de openbare orde in Utrecht?
Hoe oordeelt u over het feit dat de rechter heeft geoordeeld dat het verbieden van online uitingen door de burgemeester een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van meningsuiting inhoudt en dus in strijd is met de Grondwet?
Onderschrijft u de conclusie van de rechter dat alleen de landelijke wetgever, onder voorwaarden, de vrijheid van meningsuiting mag beperken en dat die bevoegdheid niet via een lokale regeling aan de burgemeester kan worden toegekend?
Onderschrijft u de conclusie van Jon Schilder, hoogleraar staats- en bestuursrecht, dat de bevoegdheid om burgers online te volgen en om de uitlatingen die zij online doen inhoudelijk te beoordelen niet past bij de rol en taak van de burgemeester, die vooral is gericht op ordeverstoringen en het voorkomen daarvan?2
Wat zijn, naar uw oordeel, de consequenties van deze uitspraak voor lokale experimenten met online gebiedsverboden van burgemeesters in andere steden?
Bent u voornemens om uw rol als landelijk wetgever op te pakken en de Kamer een alternatief voorstel te sturen om online opruiing aan te pakken, zoals bijvoorbeeld een uitbreiding van de bevoegdheden van de Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal?
Welke andere alternatieve mogelijkheden ziet u om, op basis van de juiste wettelijke grondslag, online opruiing aan te pakken?
De mogelijkheid om de Chinese applicatie TikTok te weren van mobiele werkdevices van medewerkers van de Rijksoverheid |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat het onduidelijk is in hoeverre de gegevensbescherming van TikTok voldoet en dat de Chinese applicatie daarmee een potentieel hoog veiligheidsrisico heeft?
Hoe kijkt u naar de ontwikkeling in de Verenigde Staten waar het besloten is om publieke vertegenwoordigers te verbieden TikTok op hun mobiele werkdevice te hebben en zou u dit ook aan Nederlandse volksvertegenwoordigers adviseren?1
Bent u bereid medewerkers van de rijksoverheid en andere overheidsambtenaren te verbieden de applicatie TikTok op hun mobiele werkdevice te hebben, om op die manier potentiele risico’s te verkleinen?
Het bericht ‘Provincie Utrecht gebruikt als eerste overheid in Nederland een eerlijke CO2-prijs’ |
|
Raoul Boucke (D66), Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het besluit van Provincie Utrecht om de kosten van klimaatverandering mee te wegen in de beleidsafwegingen en -keuzes?1
In hoeverre neemt de rijksoverheid de kosten van (toekomstige) klimaatverandering mee in haar beleidskeuzes? Zit dit in de Algemene Leidraad voor maatschappelijke kosten-batenanalyses? Of in het integraal afwegingskader (IAK) voor beleid en regelgeving? Als dit nog niet gebeurt, bent u dan bereid om een methode te ontwikkelen om de kosten van (toekomstige) klimaatverandering mee te wegen in alle beleidskeuzes?
Op welke beleidsterreinen vindt u het opportuun om de kosten van (toekomstige) klimaatverandering mee te wegen in de beleidskeuzes? En voor welke dus niet? Graag een toelichting.
Wat vindt u een goede CO2-prijs wanneer het gaat om het meewegen van de kosten van klimaatverandering in rijksbeleid? Wat vindt u van de methode van het Planbureau voor de Leefomgeving om te rekenen met de efficiënte CO2-prijs? Wat is de huidige efficiënte CO2-prijs? Kunt u reflecteren op het verschil tussen de efficiënte CO2-prijs en de door Provincie Utrecht gehanteerde CO2-prijs?2
Bent u bereid om, zoals Provincie Utrecht graag wil, mee te werken aan het komen tot een landelijke CO2-prijs voor beleidskeuzes? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om minsters te verzoeken om in hun (duurzame) jaarverslagen te rapporteren over de kosten van (toekomstige) klimaatverandering als gevolg van de beleidskeuzes? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om Ministers te verzoeken om de klimaatkosten in de beslisnota’s op te nemen zodat de klimaatimpact van het gevoerde beleid voor iedereen inzichtelijk wordt? Zo nee, waarom niet?
De ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Paul van Meenen (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Natuurlijk gebruiken leerlingen ChatGPT. Het onderwijs kan maar beter anticiperen op de robots»1 (Volkskrant, 16 januari 2023) en «ChatGPT glipt langs docenten: «Ik gebruik het om snel huiswerk te maken»»2 (NOS, 16 januari 2023)? Zo ja, hoe beoordeelt u de desbetreffende berichten?
Ja, we zijn bekend met deze berichten. Wat deze ontwikkelingen uiteindelijk voor het onderwijs gaan betekenen weten we nu nog niet zeker. Wat we wel weten, is dat sommige docenten zich nu geconfronteerd zien met de risico’s van deze recente ontwikkelingen op het gebied van artificiële intelligentie (AI) en zich daarover zorgen maken. Die zorgen begrijpen wij. Ook zijn er docenten die kansen zien om met AI hun onderwijs te verbeteren. Er is veel behoefte aan een gesprek over de impact van AI op het onderwijs. Van onderwijsinstellingen vraagt dit om te doordenken hoe zij vanuit hun visie op goed onderwijs dit binnen hun instellingen willen vormgeven. Zij worden hierbij ondersteund door Kennisnet en SURF, die webinars en artikelen aanbieden.
Het is belangrijk om te vermelden dat het onderwijs niet stil staat. De inzet van AI en in bredere zin digitalisering is al langer een belangrijk thema in het onderwijs. Dit zien we terug in goede initiatieven zoals de programma’s Doorpakken op Digitalisering en het Versnellingsplan. Ook in de komende tijd blijft het onderwijs hier aandacht aan besteden. Vanuit OCW wordt in 2023 een expertisepunt voor digitale geletterdheid opgericht als centraal online informatiepunt, loket voor scholen en als ondersteuningsstructuur waar leraren, schoolleiders en bestuurders terecht kunnen voor hulp en informatie over digitale geletterdheid. Hierover zijn we op dit moment in gesprek.
AI is echter niet de eerste technologie die zijn intrede doet in het onderwijs die een impact achterlaat. Zo hadden de rekenmachine en computers bijvoorbeeld ook veel gevolgen, maar worden deze nu veelvuldig gebruikt in de klas. AI kan het onderwijs verbeteren door het leren motiverender te maken, het onderwijs beter af te stemmen op de behoefte van de lerende en docenten te ondersteunen.
Wat vindt u van de recente ontwikkelingen rondom kunstmatige intelligentie en in het bijzonder ChatGPT? Deelt u de zorgen van de vragenstellers over de gevolgen ervan op het onderwijs?
Zoals aangegeven bij vraag 1 geldt dat we nog niet weten wat AI uiteindelijk gaat betekenen voor het onderwijs. Wij begrijpen zowel de kansen als de risico’s die vanuit het onderwijs worden genoemd.
Het kabinet ziet aan de ene kant de positieve waarde van generatieve AI, waar ChatGPT een voorbeeld van is. Zo hebben deze systemen de potentie om efficiëntie en productiviteit te verbeteren. ChatGPT kan bijvoorbeeld teksten schrijven makkelijker maken, en kan zelfs bijdragen bij programmeren. Individuen zijn er ook relatief makkelijk mee in staat tekst te genereren voor doeleinden als vermaak of taalverwerving. Naast ChatGPT zijn afbeeldingen gegenereerd door AI, zoals wordt gedaan door DALL-E, daar een goed voorbeeld van.
Het kabinet ziet anderzijds ook diverse negatieve effecten van generatieve AI en deelt de zorgen van de vragenstellers. AI kan bijvoorbeeld leiden tot biases, waardoor groepen leerlingen en studenten om onterechte redenen benadeeld kunnen worden3, 4. Ook kunnen AI-toepassingen als ChatGPT ingezet worden door lerenden om fraude te plegen bij schrijfopdrachten. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3, vraagt dit van het onderwijs om goed te doordenken hoe zij het onderwijs organiseren. ChatGPT is weliswaar in staat om in een handomdraai een toelichtende tekst te genereren over een onderwerp, maar het kan geen betekenis of context afleiden uit deze tekst. Daarom zullen vaardigheden als kritisch lezen, het kritisch analyseren en in context plaatsen van teksten, en het toepassen van opgedane kennis nog belangrijker worden in de nabije toekomst.
ChatGPT kan ook op andere wijzen en in andere domeinen negatieve effecten hebben. Deze effecten kunnen voortkomen uit de werking van de tool, waar het ondanks ingebouwde waarborgen mogelijk is om bevooroordeelde of discriminerende antwoorden te krijgen. Generatieve AI zoals ChatGPT kan ook gebruikt worden voor schadelijke doeleinden. Zoals het makkelijker maken van desinformatie en phishing. Bovengenoemde effecten omvatten niet alle zorgen die er zijn, en niet alle gevolgen zijn op dit moment al goed te overzien, zoals ook de WRR in het algemeen over AI schrijft in het rapport ‘Opgave AI. De Nieuwe systeemtechnologie’5.
Naast de ontwikkelingen in het onderwijs houdt het kabinet de algemene ontwikkelingen rond ChatGPT en dit soort breed toepasbare AI nauwlettend in de gaten. Waar bestaande kaders en maatregelen onvoldoende blijken, zullen we kijken naar wat eventueel aanvullend nodig is.
Welke handvaten hebben leraren en scholen om om te gaan met kunstmatige intelligentie?
De ontwikkeling van AI vraagt van zowel docenten als leerlingen om op een doordachte manier met deze technologie in het onderwijs om te leren gaan. Daarbij is het belangrijk dat scholieren, leraren en de brede maatschappij in gesprek blijven over het gebruik van AI in de klas. Van docenten vraagt dit ook meer op het gebied van didactische en digitale vaardigheden. OCW draagt hieraan bij door het inrichten van een expertisepunt voor digitale geletterdheid in 2023 waar leraren, schoolleiders en bestuurders terecht kunnen voor hulp en informatie over digitale geletterdheid. Van onderwijsinstellingen vraagt dit om te doordenken hoe zij vanuit hun visie op goed onderwijs dit binnen hun instellingen willen vormgeven. Zij worden hierbij ondersteund door Kennisnet en SURF, die webinars en artikelen aanbieden.
Hoe voorkomen we negatieve effecten op de kwaliteit van het onderwijs?
Wij nemen hiervoor verschillende stappen. Wij zullen in de beleidsreactie op het rapport «Naar hoogwaardig digitaal onderwijs» van het Rathenau Instituut en de verkenning «Inzet van intelligente technologie» van de Onderwijsraad nader ingaan op onze visie op AI in het onderwijs en hoe we de kansen die AI biedt voor beter onderwijs op een veilige en verantwoorde manier kunnen benutten. Daarnaast heeft de Europese Commissie recent een handreiking gepubliceerd voor leerkrachten over hoe om te gaan met AI en data6.
Met behulp van het Nationaal Groeifonds investeren wij substantieel in het realiseren van digitale innovaties die het onderwijs verder helpen, met oog voor de risico’s. Er is € 80 miljoen beschikbaar voor het Nationaal Onderwijslab AI (NOLAI) tot 2035. In het NOLAI werken scholen, wetenschappers en bedrijven samen aan de ontwikkeling en evaluatie van verantwoorde en veilige digitale innovaties die tegemoet komen aan de behoeftes in het funderend onderwijs. In co-creatie projecten werken zij aan een goede inzet van AI in het onderwijs, vanuit een pedagogisch en didactisch verantwoorde basis, met oog voor risico’s als privacy en autonomie van leerlingen en leraren. Zoals blijkt uit de haalbaarheidsstudie van NOLAI kan AI onderwijs op maat ondersteunen, de competentie en autonomie van leerlingen bevorderen, hun digitale geletterdheid vergroten en de werkdruk van leraren verminderen.
Met behulp van het Groeifondsprogramma digitaliseringsimpuls investeren we ook substantieel in de digitalisering van het mbo en ho. Onderdeel van dit programma is de transformatiehub docentondersteuning. Het doel van deze transformatiehub is om docenten evidence-informed te ondersteunen en te professionaliseren, zodat zij over de juiste kennis en vaardigheden beschikken om de ontwikkelingen op het gebied van digitalisering (waaronder AI) bij te houden. Een ander belangrijk onderdeel van het programma zijn de Centers for Teaching and Learning (CTL). De CTL zorgen ervoor dat nationale ontwikkelingen – zoals wetenschappelijke kennis en de bouw van nationale ICT-infrastructuren – doorgeleid worden naar de instellingen. Daarnaast ondersteunen de CTL docenten bij digitaliseringsvraagstukken.
Uiteraard blijven wij in gesprek met het onderwijsveld over de impact van AI op het onderwijs en houden we de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. Zo hebben Kennisnet, de PO-Raad en de VO-raad een monitor ontwikkeld, MYRA, die scholen inzicht geeft in hoe zij ervoor staan op het gebied van technologie en digitalisering. Bewustwording over AI vormt daar één van de onderdelen van, waaronder het gebruik van chatbots in de klas en computational thinking.
Welke stappen gaat u zetten om negatieve effecten te voorkomen en scholen te ondersteunen? En welke positieve gevolgen en kansen voor het onderwijs ziet u?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met het bericht: «We gaan een interessant jaar rondom AI-ontwikkeling tegemoet»3 (Dutch IT Channel) van 7 januari? Zo ja, bent u het ermee eens dat 2023 een cruciaal jaar wordt voor kunstmatige intelligentie en het ethische gebruik daarvan door bedrijven?
Ja we zijn ben bekend met de berichten. De ontwikkelingen op het gebied van AI volgen elkaar snel op. Dit is ook door de WRR benadrukt in hun rapport «Opgave AI».
Gezien het toenemende mondiale gebruik van AI, is het ook voor het Nederlandse bedrijfsleven van groot belang dat zij inspeelt op nieuwe technologische mogelijkheden. Dit is niet alleen relevant voor onze concurrentiepositie en welvaart maar ook voor de aanpak van grote uitdagingen zoals de klimaattransitie, verduurzaming van de landbouw en personeelstekorten in de zorg en het onderwijs.
In het Nederlandse bedrijfsleven is al langer aandacht voor de mogelijkheden van AI. Gemiddeld 13% van het Nederlandse bedrijfsleven zet AI in, ten opzichte van gemiddeld 8% in het Europese bedrijfsleven.8 AI-toepassingen worden door snelle
ontwikkelingen op het gebied van analytics en machine learning steeds interessanter voor bedrijven.
Om ervoor te zorgen dat het gebruik van AI door bedrijven op een ethische manier plaatsvindt, is de aanpak van het kabinet gericht op de ontwikkeling van mensgerichte AI. Deze AI moet veilig zijn, transparant en met respect voor fundamentele rechten. Via het investeringsprogramma AiNed wordt er bijna 230 miljoen euro voor AI kennis, innovatie en talent vrijgemaakt. Onder andere de zogenaamde ELSA labs (ethical, legal, societal aspects)
verrichten onderzoek op het gebied van mensgerichte AI en helpen bedrijven bij de toepassing.
Welke nieuwe kansen en bedreigingen voorziet u voor bedrijven op het gebied van kunstmatige intelligentie naar aanleiding van de meest recente ontwikkelingen? Is de huidige inzet nog actueel in het ondersteunen van bedrijven in het gebruik van kunstmatige intelligentie voor innovatie, verduurzaming en diens productieprocessen?
Zie ook de beantwoording op vraag 6 met betrekking tot de kansen voor bedrijven. Nederland staat klaar om in te spelen op de kansen van AI. Aan de ene kant biedt AI kansen voor de aanpak van grote uitdagingen zoals de kilmaattransitie, verduurzaming van de landbouw en personeelstekorten in de zorg en het onderwijs. Daarnaast kan AI onze concurrentiepositie versterken en welvaart vergroten. AI kan voor een economische groei van 1,4 procent van het bbp per jaar zorgen als we de ontwikkeling en het gebruik van AI op grote schaal weten te adopteren.9
In de Strategie Digitale Economie10 zetten we uiteen hoe we het huidige fundament kunnen versterken en daarmee de kansen van AI zo goed mogelijk kunnen benutten. Het is belangrijk dat we blijven investeren in AI zelf en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling en het gebruik van deze systemen. Hiermee voorkomen we ook dat we als Nederland te afhankelijk worden van grote technologiebedrijven van buiten de Europese Unie.
Een eerste belangrijke randvoorwaarde waar Nederland al een goede uitgangspositie heeft, is een goed opgeleide beroepsbevolking en internationaal toonaangevende kennisinstellingen. Het kabinet zet zich ervoor in om deze positie te behouden en waar nodig te versterken.11 Het AiNed programma focust zich onder andere op de arbeidsmarkt en zet zich in om de capaciteit voor AI opleidingen en trainingen van werknemers te verhogen. Ook werkt de Nederlandse AI Coalitie (NL AIC) aan het (bij)scholen van werknemers via gratis AI-cursussen met certificering. Daarnaast investeert het kabinet in het versterken van digitale vaardigheden in het algemeen, onder andere via het Actieplan Groene en Digitale Banen.
Een andere belangrijke voorwaarde voor een tech-ecosysteem is de beschikbaarheid van een goede digitale infrastructuur. Nederland beschikt al over een betrouwbare, hoogwaardige digitale infrastructuur en het kabinet heeft dan ook de ambitie om deze positie te behouden en verder te versterken.
Daarnaast bestaat er in Nederland al een sterke Publiek-Private Samenwerking op AI. De NL AIC speelt een belangrijke rol als facilitator van Publiek-Private Samenwerking (PPS). Kennis wordt daar ontwikkeld en gedeeld, ook naar het MKB. Deze samenwerking vindt onder andere plaats met de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen. Onder de NL AIC vallen verschillende werkgroepen die ook sectorale kennis met elkaar delen. Om praktische oplossingen te ontwikkelen voor toepassing van mensgerichte AI door organisaties, zijn er door de NL AIC 22 ELSA labs georganiseerd. Dit stimuleert de mensgerichte toepassing van AI in sectoren als de zorg of bij de energietransitie.
Het kabinet heeft de ambitie om het gebruik van geavanceerde digitale technologieën (waaronder AI) binnen het MKB te verhogen tot tenminste 75% in 2030. Dit gebeurt onder andere via bredere programma’s, waaronder de Versnelling Digitalisering MKB en Smart Industry. Ook worden er Europese Digitale Innovatiehubs (EDIHs) opgericht die het MKB ondersteunen om digitale technologieën, waaronder AI, als gebruikers toe te passen.
Naast het stimuleren van het gebruik van AI, zet het kabinet zich ook in om de ontwikkeling van deze systemen in Nederland te bevorderen. Nederland neemt deel aan Europese Test- en experimenteerfaciliteiten waarin een goede infrastructuur wordt geboden voor het ontwikkelen en gebruik van AI voor specifieke sectoren. Ook gaat het kabinet ontwikkelaars ondersteunen in het voldoen aan regelgeving, zoals de aankomende AI-verordening, via regulatory sandboxes.
Het kabinet blijft zich ervoor inzetten dat de kansen van AI op een verantwoordelijke manier zo goed mogelijk benut kunnen worden, met name bij grote maatschappelijke opgaven zoals de energietransitie en in innovatieve sectoren zoals de maakindustrie.
Op welke wijze heeft u de impact van kunstmatige intelligentie op de arbeidsmarkt in kaart gebracht?
Zowel internationaal (o.a. OESO12, Eurofound13) als nationaal (o.a. CPB, TNO) doen meerdere partijen onderzoek naar de toepassingen van AI in het arbeidsdomein. Deze onderzoeken richten zich bijvoorbeeld op monitoring en surveillance op de werkvloer en op de effecten van de inzet van AI op gezond en veilig werken.
Zo heeft het CPB recent het rapport «Technologie, de arbeidsmarkt en de rol van beleid»14 uitgebracht. Hierin worden de technologische veranderingen voor de Nederlandse arbeidsmarkt geanalyseerd. In een samenwerking tussen TNO en RIVM wordt daarnaast gewerkt aan een beeldvormende toekomstverkenning op het gebied van gezond en veilig werken. AI komt daarin aan de orde. Daarnaast doet TNO op dit moment een ander onderzoek over wat de mogelijke impact kan zijn van AI op het gebied van gezond en veilig werken. Het College voor de Rechten van de Mens heeft tevens de risico’s en effecten van AI op het gebied van discriminatie bij werving en selectie onderzocht en heeft enkele aanbevelingen gedaan in hun onderzoek genaamd «Recruiter of computer?»15.
Als het gaat om de regulering van de toepassing van systemen voor AI wordt op EU-niveau ingezet op de AI-verordening. Specifiek in het arbeidsrecht wordt een belangrijke stap gezet met het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie gericht op een verbetering van arbeidsvoorwaarden in platformwerk. Het richtlijnvoorstel bevat, in aanvulling op de Algemene Verordening Gegevensbescherming, o.a. regels over de toepassing van algoritmes en zien op de transparantie over en het gebruik van geautomatiseerde monitoring- en besluitvorming en de verplichting van menselijke tussenkomst.
Conform de met Uw Kamer gemaakte informatieafspraken wordt Uw Kamer regelmatig geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen over dit richtlijnvoorstel.
De ontwikkelingen gaan snel. Het kabinet acht het van belang om deze ontwikkelingen goed te volgen. Het kabinet acht het van belang te bezien of de resultaten van onderzoeken gericht op het in kaart brengen van zowel de kansen als uitdagingen rondom AI kunnen worden meegenomen in de beleidsontwikkeling. Dit kan door nationale beleidsontwikkeling, Europese standpuntbepaling en of regulering, al dan niet op Europees niveau. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft als coördinerend toezichthouder op de toepassing van algoritmes ook een rol als het gaat om de toepassing van algoritmes in het arbeidsrecht.
Bent u bereid dat met de Kamer te delen?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u dieper ingaan op de kansen en bedreigingen die kunstmatige intelligentie en technologie zoals ChatGPT bieden voor de arbeidsmarkt?
ChatGPT geeft het volgende antwoord: «het effect van ChatGPT op de Nederlandse arbeidsmarkt is momenteel onbekend omdat het model nog relatief nieuw is en nog niet op grote schaal is toegepast. Het kan echter worden gebruikt in verschillende sectoren, zoals customer service, waardoor het potentieel heeft om de efficiëntie en productiviteit te verhogen en de kosten te verlagen. Dit kan leiden tot veranderingen in de arbeidsmarkt, zoals automatisering van bepaalde taken en een grotere vraag naar vaardigheden die gericht zijn op het werken met deze technologie.»
In het algemeen kan AI taken en processen optimaliseren, hierdoor kunnen bedrijven efficiënter werken. Door AI kunnen banen en taken verdwijnen maar kunnen ook nieuwe ontstaan. Daarvoor zijn nieuwe vaardigheden nodig. Digitale vaardigheden en gekwalificeerd ICT-personeel zijn een belangrijke randvoorwaarde voor een succesvolle digitale transitie en voor ons toekomstig verdienvermogen. Het is daarom belangrijk om technische, digitale en sociale vaardigheden te verbeteren bij werkenden en te blijven investeren in Leven Lang Ontwikkelen. Het kabinet heeft daarom, in samenwerking met sociale partners, het Actieplan Groene en Digitale banen met de Kamer gedeeld.
Het effect van AI op de Nederlandse arbeidsmarkt zien we bijvoorbeeld bij platformwerk. AI kan hierbij worden gebruikt om werkenden te matchen met klanten, tarieven te bepalen, maar ook om werkenden aan te sturen. AI kan bijdragen aan het efficiënter en «slimmer» maken van platformbedrijven. Bovendien liggen er kansen om de algoritmes, die platformen gebruiken nadrukkelijker in lijn te brengen met overheidsbeleid onder andere op het gebied van gezond en veilig werken. Op deze manier kunnen zowel de platforms, werkenden als klanten profiteren. Maar het levert ook vragen op over onder andere algoritmisch management, zoals of er wel of geen sprake is van gezagsuitoefening, en of werkenden voldoende inzicht en inspraak hebben in de werking van deze algoritmes. Deze vraagstukken zijn onderdeel van de het richtlijnvoorstel over platformwerk.
Het gebruik van AI bij o.a. werving en selectie kan discriminatie met zich meebrengen. Als werkgevers kiezen voor de inzet van een algoritme bij werving en selectie, dan dienen zij volgens het College voor de Rechten van de Mens te controleren of er nog steeds een inzichtelijke, controleerbare en systematische procedure wordt gebruikt.16 Deze aanbevelingen worden meegenomen in de verdere uitwerking van het wetsvoorstel toezicht gelijke kansen bij werving en selectie. Ook worden landelijke en Europese ontwikkelingen op AI (en het tegengaan van de risico’s ervan) nauw gevolgd.
AI kan op veel manieren effect hebben op gezond en veilig werken. Een eenduidig effect is daardoor niet te benoemen. Het gaat daarbij vaak om risico’s die al bestaan, maar door de innovatieve technologie op een andere manier versterkt worden. Daarnaast is nog niet alle beschikbare technologie ook daadwerkelijk wijdverbreid geïmplementeerd op de werkvloer. AI heeft zeker de potentie om werk veiliger te maken. Er moet wel aandacht komen voor mogelijke ongewenste effecten die zulke technologie kan hebben, zoals bijvoorbeeld psychosociale belasting.
Is het Strategisch Actieplan voor Artificiële Intelligentie bestendig genoeg gezien de recente ontwikkelingen? Bent u bereid om de Nederlandse inzet op kunstmatige intelligentie te herzien naar aanleiding van de snelle ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie?
In het Strategisch Actieplan voor Artificiële Intelligentie van 8 oktober 2019 is de basis gelegd voor de overkoepelende Nederlandse AI-inzet. In de voortgangsrapportages van de Nederlandse Digitalisering Strategie zijn de ontwikkelingen rondom deze inzet jaarlijks meegenomen.
Ook dit kabinet vindt het belangrijk goed zicht te houden op de ontwikkelingen rondom AI, en wat dit betekent voor haar inzet. De recente Kamerstukken de Strategie Digitale Economie17, Werkagenda Digitalisering18 en kabinetsreactie op het WRR-rapport AI19 beschrijven de actuele inzet op AI door dit kabinet. Om integraal zicht te houden op de ontwikkelingen rond AI, en bij te sturen waar nodig heeft dit kabinet daarnaast een Ambtelijke Commissie Digitalisering (ACD) ingesteld die de ontwikkelingen van deze technologie in context van de bredere digitaliseringsopgave beziet.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het Commissiedebat Kunstmatige Intelligentie van 25 januari?
Wij hebben geprobeerd de vragen te beantwoorden voor het commissiedebat, maar dit is helaas niet gelukt.
Bent u bekend met het bericht VS verbieden producten Huawei en andere Chinese bedrijven: «Onacceptabel risico voor nationale veiligheid»?1
Ja.
Bent u ook ook bekend met de op 13 december 2022 ingediende wetgeving in de Verenigde Staten om de toegang van Huawei tot banken te beperken?2
Ja.
Wat vindt de u van de ontwikkelingen in de Verenigde Staten om Huawei en andere Chinese bedrijven te beperken in het risico dat zij vormen ten aanzien van de nationale veiligheid? Acht u het ook wenselijk om in Nederland bedrijfsgebonden beleid te voeren gezien de geconstateerde veiligheidsrisico’s van het land van herkomst?
Het kabinet deelt de zorgen van de Verenigde Staten over veiligheidsrisico’s ten aanzien van China. Nederland is voortdurend over deze risico’s in contact met bondgenoten, waaronder de VS. De maatregelen die het kabinet treft om onze veiligheid te beschermen worden nationaal dan wel in Europees verband ingevoerd, via de daarvoor bestaande wettelijke kaders. Dit gebeurt altijd op een case-by-case benadering, voor zowel exportcontrole, investeringstoetsing als kennisveiligheidsmaatregelen. Dit is andere een aanvliegroute dan het bedrijfsgebonden beleid dat de VS voert, maar kent wel een eenzelfde doel: de bescherming van de nationale veiligheid tegen risico’s van (bedrijven uit) derde landen.
Huawei is geweerd uit het vitale kernnetwerk en tevens zijn bij ministeriële regeling nadere eisen opgelegd ten aanzien van te treffen technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen om de weerbaarheid van hun netwerk te verhogen. In de ministeriële regeling is opgenomen dat deze maatregelen op 1 oktober 2022 geïmplementeerd moeten zijn. Kunt u aangeven of deze maatregelen inmiddels geïmplementeerd zijn?
De ministeriële regeling veiligheid en integriteit telecommunicatie verplicht de mobiele netwerkaanbieders om op 1 oktober 2022 aan de in de regeling genoemde beheersmaatregelen te voldoen. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur is als aangewezen toezichthouder bezig met controle op het voldoen aan deze verplichting.
Kunt u inzichtelijk maken welke rol Huawei nu inneemt in de rest van het vaste en mobiele telecommunicatienetwerk? Is er bekend of daarbij nog gebruik gemaakt wordt van technologie van Huawei?
Telecomoperators hebben een diversiteit aan leveranciers in hun netwerken. Zij zijn daarbij gehouden de geldende maatregelen, zoals genomen onder de algemene maatregel van bestuur (AMvB) Veiligheid en Integriteit Telecommunicatie3, uit te voeren. De Rijksdienst voor de Digitale Infrastructuur houdt hier toezicht op.
Veiligheidsbeleid is maatwerk. Maatregelen moeten proportioneel zijn, passend bij de te beschermen belangen en de dreiging, en rekening houdend met de continuïteit van de dienstverlening. Op basis van een analyse van de Taskforce Economische Veiligheid naar de risico’s op telecommunicatienetwerken zijn eerder de benodigde maatregelen genomen om geïdentificeerde risico’s aan te pakken (Kamerstuk 26 643, nr.143).
De mobiele netwerk operators (MNO’s) zijn bij beschikking verplicht om in de kritieke onderdelen van hun netwerken uitsluitend gebruik te maken van producten en diensten van andere partijen dan de daarin genoemde leveranciers. Voor zover de MNO’s momenteel gebruik maken van producten of diensten van laatstbedoelde leveranciers in de kritieke onderdelen, is in deze beschikkingen met het oog op de continuïteit van dienstverlening een termijn opgenomen waarbinnen deze reeds in gebruik zijnde producten of diensten dienen te worden vervangen respectievelijk beëindigd. Gedetailleerde informatie over wie waar welke leverancier gebruikt, en welke uitfaseringstermijnen gelden wordt gezien als bedrijfsvertrouwelijke informatie. Deze informatie kan niet openbaar gemaakt worden in verband met toezeggingen die door de overheid zijn gedaan aan de telecomaanbieders omtrent de vertrouwelijkheid van de individuele beschikkingen en van de ten behoeve van die beschikkingen door hen aan de overheid verstrekte informatie.
Bent u bereid er bij telecomoperators op aan te dringen Huawei te weren uit het volledige telecommunicatienetwerk? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om ook de toegang van Huawei tot Nederlandse banken te beperken? Zo nee, waarom niet?
Nederland maakt een zelfstandige afweging ten aanzien van veiligheid. Als we informatie verkrijgen die erop zou kunnen wijzen dat aanvullende actie nodig is, zullen we daar naar handelen. Het kabinet houdt het beleid van andere landen daarin nauwlettend in de gaten.
Het bericht 'Elon Musk daalt op zijn Twitter steeds dieper af in het konijnenhol' |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Elon Musk daalt op zijn Twitter steeds dieper af in het konijnenhol»1?
Ja
Bent u ook bekend met het feit dat Elon Musk de helft van het medewerkersbestand, waaronder veel moderatoren en technische medewerkers, heeft ontslagen?
Ja
Bent u bereid om na te gaan hoeveel er geadverteerd wordt door de rijksoverheid op verschillende sociale media, en hoeveel dit jaarlijks kost?
Ja. De dienst publiek en communicatie (DPC) voert de inkoop namens de rijksoverheid uit. Het totale budget voor 2022 was ca 13,5 mln. euro.
Is er een verandering geweest voor de rijksoverheid in de dienstverlening van Twitter en het bereik en de effectiviteit van advertenties op Twitter sinds de overname door Elon Musk? Zo ja, hoe verstandig is het dan om nog op Twitter te adverteren?
Nee, dit heeft geen effect gehad op de dienstverlening. Ook niet op het bereik en de effectiviteit van advertenties. Zoals gebruikelijk bij het adverteren in algemene zin, wordt ook bij Twitter op basis van effectief bereik geadverteerd en afgerekend.
Bent u bekend met berichten over toegenomen haatzaaien, homofobie, racisme en antisemitisme2 op Twitter na de overname door Elon Musk en afgenomen moderatie3?
Ja, ik ken deze berichten.
Acht u het wenselijk dat de rijksoverheid adverteert op een platform waarop haatzaaien, homofobie, racisme en antisemitisme sterk zijn toegenomen en buiten schot blijven door gebrekkige moderatie? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid te stoppen met het adverteren op Twitter?
Individuele departementen en andere overheidsorganisaties wegen zelf af of zij adverteren op social media en zo ja, welke. Er bestaat hiervoor geen rijksbreed beleid. DPC voert momenteel een verkenning uit bij departementen of aanvullende regelgeving t.a.v. het adverteren op sociale media gewenst is en op welke wijze deze dan gestalte kan krijgen.
Het is van belang dat mensenrechten en democratische waarden door online platforms worden gewaarborgd, en dat platforms als Twitter hierover verantwoording afleggen. Onder artikel 34 en 35 van de nieuwe Digitale Dienstenverordening die dit jaar voor online platforms in werking treedt zullen platforms met meer dan 45 miljoen gebruikers in de EU de impact van hun dienstverlening op fundamentele rechten, waaronder vrijheid van de pers, het publieke debat en non-discriminatie in kaart moeten brengen en passende maatregelen moeten nemen om deze te beschermen. Met 61,9 miljoen gebruikers in de EU eind 2022 ziet het er naar uit dat Twitter aan deze wettelijke verplichting moet gaan voldoen en anders boetes moet betalen. De Europese Commissie houdt hier toezicht op. Het is heel goed dat alle zeer grote online platforms nog dit jaar aan deze regels zullen moeten voldoen.
Het artikel 'Nieuwe app Forum lek: privégegevens alle 92.000 (oud-)leden op straat' |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nieuwe app Forum lek: privégegevens alle 92.000 (oud-)leden op straat»?1
Ja
Deelt u de mening dat het lidmaatschap van een politieke partij een bijzonder soort persoonsgegeven is en dat politieke partijen hier extra zorgvuldig mee om moeten gaan?
Ja. Uit het lidmaatschap van een politieke partij kan in principe de politieke opvatting van een persoon blijken. Persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap zijn volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) «bijzondere categorieën van persoonsgegevens». Het verwerken daarvan is verboden, tenzij er een uitzonderingsgrond geldt. In paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet AVG zijn een aantal uitzonderingsgronden op het verwerkingsverbod opgenomen. Een ervan is artikel 22 lid 2 onder c van de Uitvoeringswet AVG (UAVG), op grond waarvan politieke partijen persoonsgegevens van hun leden mogen verwerken in het kader van haar gerechtvaardigde activiteiten en met passende waarborgen, mits de verwerking uitsluitend betrekking heeft op de leden of de voormalige leden van de instantie of op personen die in verband met haar doeleinden regelmatig contact met haar onderhouden, en de persoonsgegevens niet zonder de toestemming van de betrokkenen buiten die instantie worden verstrekt.
Daarnaast zijn alle overige vereisten uit de AVG voor een zorgvuldige verwerking onverkort van toepassing. Zo moet de verwerking gebonden zijn aan specifieke doelen en mogen er niet meer gegevens worden verwerkt dan noodzakelijk is (de zogeheten dataminimalisatie). Daarnaast moeten maatregelen zijn genomen om te zorgen dat de verzamelde gegevens juist zijn, mogen de gegevens niet langer worden bewaard dan nodig is en moeten organisatorische en technische maatregelen getroffen worden zodat gegevens goed beveiligd en vertrouwelijk blijven. Het niveau van de getroffen beveiligingsmaatregelen moet passend zijn in het licht van de aard van de te beschermen gegevens. Daarnaast dient de verwerkingsverantwoordelijke ook technische en organisatorische veiligheidsmaatregelen (artikel 32 AVG) te treffen die in verhouding staan tot de hoeveelheid en de aard van de gegevens die zij verwerken (hoe meer gegevens en hoe gevoeliger deze zijn, des te sterker deze maatregelen moeten zijn).
Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het feit dat aan politieke partijen geen bijzondere eisen worden gesteld als het gaat om de interne partijorganisatie, bijvoorbeeld het hebben van een secretaris die verantwoordelijk is voor de ledenadministratie?
Politieke partijen hebben een bijzondere positie in onze democratie. Dit is ook de reden dat het kabinet op 22 december 2022 het ontwerpwetsvoorstel voor een Wet op de politieke partijen in internetconsultatie heeft gebracht. Dit voorstel bevat transparantieregels inzake de interne organisatie van politieke partijen. Tegelijkertijd is het kabinet met het oog op de onafhankelijke positie van politieke partijen terughoudend in het opleggen van inhoudelijke eisen aan de interne organisatie van politieke partijen. Dit neemt niet weg dat politieke partijen, zoals elke andere organisatie, op grond van artikel 5, tweede lid van de AVG verplicht zijn zichzelf zo te organiseren dat zij persoonsgegevens zoals hierboven is geschetst zorgvuldig en correct verwerken en dat ook kunnen aantonen.
Vindt u dat het extra kwalijk is wanneer politieke partijen van gegevens van oud-leden bewaren?
Op grond van het genoemde artikel 22 UAVG mogen persoonsgegevens worden verwerkt van leden, voormalige leden of personen die in verband met de doelstellingen regelmatig contact onderhouden met de organisatie. Dit is soms ook noodzakelijk. Zo vereist artikel 20 van de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) van een politieke partij dat zij 10 jaar lang een administratie bewaart die een betrouwbaar beeld geeft van de financiële positie. Hieronder vallen ook ontvangen bijdragen – bijvoorbeeld giften of contributies – boven het wettelijke drempelbedrag, ook als deze van oud-leden zijn.2
Deze gegevens mogen echter niet buiten de organisatie worden verstrekt en in alle situaties dienen verwerkingen te zijn voorzien van passende waarborgen zoals genoemd onder antwoord 3. Daartoe behoort dat de gegevens niet langer mogen worden bewaard dan noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor ze verzameld zijn. De bewaartermijnen moeten onderbouwd zijn en worden vastgelegd in het verwerkingsregister. Omdat het lidmaatschap van een politieke partij sensitieve informatie is en behoort tot de bijzondere categorieën van persoonsgegevens, hebben politieke partijen ook een bijzondere verantwoordelijkheid om te voldoen aan het hierboven gestelde wettelijk kader. Het is uiteindelijk aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) om te bepalen of een organisatie wel of niet volgens de geldende privacy wetgeving handelt.
Hoe verhoudt het bewaren van persoonsgegevens van oud-leden zich tot de AVG?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft de Autoriteit Persoonsgegevens een onderzoek ingesteld naar het datalek en wanneer kunnen de resultaten daarvan verwacht worden?
Desgevraagd heeft de AP laten weten dat zij geen uitspraken wenst te doen over individuele meldingen en zaken in het kader van eventueel onderzoek.
Welke vorm van toezicht of controle vindt er momenteel plaats op de wijze van ledenadministratie, de wijze waarop politieke partijen met persoonsgegevens omgaan, en hoe kunnen claims over het aantal betalende leden geverifieerd worden in het kader van de Wet Financiering Politieke Partijen (WFPP)?
Vanuit de Wfpp is het van belang dat politieke partijen een goede ledenadministratie voeren zodat een onafhankelijk accountant kan vaststellen hoeveel betalende leden een politieke partij heeft.3 De Wfpp vereist niet dat politieke partijen gegevens van oud-leden bewaren, noch worden er eisen gesteld aan de inrichting van de ledenadministratie. Daar waar sprake is van verwerking van persoonsgegevens, is de AP de verantwoordelijke toezichthouder.
Jaarlijks dienen politieke partijen, welke vertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer of Eerste Kamer, voor 1 juli de verantwoording van de subsidie en overige inkomsten op basis van de Wfpp in. Deze verantwoording dient vergezeld te worden van een goedkeurende accountantsverklaring. Deze accountantsverklaring ziet ook op de juistheid van de opgegeven ledentallen.
In hoeverre valt het opbouwen en beheren van een app die onder andere een datingfunctie en een platform voor zakelijke contacten bevat onder de activiteiten waarvoor de subsidie die wordt verstrekt in het kader van de WFPP kan worden ingezet zoals beschreven in artikel 7 lid 2 van de WFPP?
In artikel 7, lid 2 van de Wfpp staat vermeld voor welke doelen een politieke partij de subsidie kan gebruiken. Daarbij is voorzien in een systematiek waarbij het subsidiebedrag door de partij naar eigen inzicht voor een veelheid aan activiteiten kan worden aangewend. Voorwaarde hierbij is dat deze activiteiten deel uitmaken van de limitatieve opsomming in het genoemde artikellid. Deze activiteiten zijn zo breed en divers geformuleerd dat in beginsel alle reguliere partijactiviteiten voor subsidie in aanmerking komen.
Zoals gemeld in het antwoord op vraag 7 dienen politieke partijen welke vertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer of Eerste Kamer, voor 1 juli de verantwoording voor de subsidie en overige inkomsten in. Ook geldt dat politieke partijen een goedkeurende verklaring moeten aanleveren van een onafhankelijke accountant over onder andere de verenigbaarheid van het activiteitenverslag met het financieel verslag en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie.
Het online gebiedsverbod |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Almelo komt met online gebiedsverbod» van 1 december 2022?1
Ja.
Hoe oordeelt u over het feit dat de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Almelo is aangevuld met een verbod om via digitale middelen uitingen te doen die kunnen leiden tot een fysieke verstoring van de openbare orde binnen het grondgebied van de gemeente Almelo, dan wel voor het ontstaan van een ernstige vrees daarvoor?
Ik heb begrip voor de zoektocht van gemeenten naar manieren om de openbare orde te handhaven als de oorzaak is gelegen in online gedragingen. Ik constateer ook dat er nog juridische onduidelijkheden bestaan over het in te zetten instrumentarium. Een digitaal gebiedsverbod lijkt te impliceren dat iemand zich niet online mag begeven. De burgemeester van Almelo heeft mij laten weten dat de reikwijdte van artikel 2:1b van de APV van Almelo zich beperkt tot online uitingen die kunnen leiden tot fysieke verstoringen van de openbare orde binnen de gemeentegrenzen van Almelo.
De gemeenteraad van Almelo is primair verantwoordelijk voor het vaststellen van de APV. Dat betreft een lokale aangelegenheid. Mij past dus een mate van terughoudendheid om te oordelen over deze specifieke APV van de gemeente Almelo.
Bent u bekend met experimenten met online gebiedsverboden in Gemeentes Amsterdam en Den Haag?
Ja.
Verwacht u dat meer gemeentes een online gebiedsverbod zullen toevoegen aan de APV, naar voorbeeld van gemeente Almelo?
Met het handhaven van de openbare orde door de inzet van instrumenten in de online omgeving is nog beperkt ervaring opgedaan. Het is begrijpelijk dat gemeenteraden verkennen of de algemene plaatselijke verordening (APV) mogelijkheden biedt om de problematiek, voor zover zij die aanwezig achten, van fysieke verstoringen van de openbare orde in een gemeente die online beginnen
of online versterkt worden aan te pakken. Uiteraard dienen daarbij de (grond)wettelijke kaders in acht te worden genomen.
Hoe wordt precies toezicht gehouden op het online gebiedsverbod en hoe wordt deze gehandhaafd? Op basis van welke wettelijke bevoegdheden vindt dit toezicht en deze handhaving plaats? Acht u deze bevoegdheden geschikt? Hoe verhouden deze bevoegdheden zich tot de privacy van persoon die het verbod opgelegd heeft gekregen?
De gemeenteraad van Almelo heeft gekozen voor een verbodsbepaling waarvan overtreding in de APV strafbaar is gesteld en daarnaast met toepassing van artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet in samenhang met artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht met een last onder bestuursdwang kan worden gehandhaafd. Voorts is de handhaving van de openbare orde aan de burgemeester, die zich daarbij bedient van de onder zijn gezag staande politie (artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 11 van de Politiewet 2012). Op het moment dat de politie in het kader van de uitoefening van haar taak constateert dat een online uiting kan leiden tot een fysieke verstoring van de openbare orde – binnen de grenzen van de desbetreffende gemeente – dan volgt een bestuurlijke rapportage met feiten en bevindingen. Op grond van de Wet politiegegevens (artikel2 mag de politie informatie delen met de burgemeester ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. De burgemeester beoordeelt vervolgens of de feiten de conclusie kunnen dragen, dat een bepaalde oproep kan leiden tot fysieke verstoring van de openbare orde. Daarbij is het niet aan de burgemeester om een oordeel te vellen over de inhoud van de boodschap, maar richt het optreden op het voorkomen van wanordelijkheden.
Hoe verhoudt de nieuwe bevoegdheid voor de burgemeester van Almelo om een last onder dwangsom op te leggen naar aanleiding van een verbod om bepaalde online uitingen te doen, zich tot de territoriale ondergrens die kleeft aan de openbare orde bevoegdheden van de burgemeester (Arrest Wilnisser Visser)?
Op grond van artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de handhaving van de openbare orde. De regels die de burgemeester handhaaft, kunnen zijn vervat in een APV. Het is mede de taak en de bevoegdheid van de gemeenteraad, in dit geval van die van Almelo, om met inachtneming van hogere regels, het gewenste niveau van orde en rust – de openbare orde – te bepalen en te beïnvloeden door middel van normstelling. De gemeenteraad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt, zo bepaalt artikel 149 van de Gemeentewet, en ik stel me terughoudend op om daarover te oordelen. Over de vraag of een burgemeester bevoegd is een last onder dwangsom op te leggen ter handhaving van de APV, bestaat rechtspraak. Bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 september 2019 en 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2019:3274 en 2022:400. In deze uitspraken was de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom bij overtreding van de APV.
De gewijzigde APV van Almelo betreft een verbod om via digitale middelen – onder andere via internet, virtuele ruimtes en sociale media – uitingen te doen, te delen of in stand te laten die kunnen leiden tot een fysieke verstoring van de openbare orde binnen het grondgebied van de gemeente Almelo, dan wel tot het ontstaan van een ernstige vrees daarvoor. Er is daarmee pas aanleiding om op te treden wanneer er sprake is van een verstoring (of een ernstige vrees daarvoor) van de openbare orde binnen de gemeente Almelo. Overigens is het opleggen van bestuurlijke maatregelen wegens het verstoren van de openbare orde aan personen die niet woonachtig zijn in de betreffende gemeente niet ongebruikelijk. Dit gebeurt bijvoorbeeld ook in het geval van voetbalhooligans die een gebiedsverbod krijgen als gevolg waarvan zij in andere gemeente, bijvoorbeeld een speelstad, geen wedstrijden meer mogen bijwonen.
Hoe verhoudt het online gebiedsverbod, zoals toegevoegd aan de APV van Almelo, zich tot het censuurverbod van artikel 7 van de Grondwet? Zorgt deze maatregel ervoor dat al vooraf wordt beperkt in de vrijheid van meningsuiting, hetgeen in strijd is met dit artikel?
Op grond van artikel 7 van de Grondwet heeft eenieder het recht op vrijheid van meningsuiting. Het derde lid bepaalt dat voor het openbaren van gedachten of gevoelens niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Artikel 7 van de Grondwet staat geen delegatie toe. Een gemeente kan daarom geen voorschriften stellen waarmee de uitingsvrijheid wordt beperkt of strafbaar wordt gesteld.
In de toelichting op het raadsvoorstel dat burgemeester en wethouders aan de raad van de gemeente Almelo hebben gestuurd, staat dat de APV-bepaling strekt tot bescherming van de openbare orde, die door inzet van digitale middelen (internet en sociale media) wordt of ernstig dreigt te worden verstoord. Men benadrukt dat het hier niet gaat om de beperking van de vrijheid van meningsuiting en dat dit ook niet kan, gelet op artikel 7 van de Grondwet. Zo kan, aldus burgemeester en wethouders, eenieder zijn gedachten, gevoelens en zelfs zijn ongenoegen uiten over allerlei zaken, maar dit betekent niet dat er opgeroepen mag worden om bijvoorbeeld te gaan rellen of plunderen met schade voor derden tot gevolg. Handhavend optreden vereist volgens burgemeester en wethouders van Almelo een uiterste zorgvuldige beoordeling, waarbij oog is voor de vrijheid van meningsuiting in relatie tot oproepen tot online openbare ordeverstoringen en steeds maatwerk zal worden toegepast.
Onderschrijft u dat het via strafrechtelijke weg opleggen van een gebiedsverbod of een contactverbod omkleed is met rechtsbeschermingswaarborgen en dat die route derhalve meer opportuun is om online opruiende uitingen tegen te gaan dan middels de bestuursrechtelijke bevoegdheden van de burgemeester?
Vooropstaat dat een strafrechtelijk gebieds- of contactverbod er niet toe strekt iemand van internet weg te houden. Het bestuursrecht kent daarnaast rechtsbeschermingswaarborgen. Wanneer een bestuurlijke maatregel, zoals een last onder dwangsom, wordt opgelegd kan een belanghebbende daartegen in bezwaar. De burgemeester is dan wettelijk verplicht om het eerder genomen besluit te heroverwegen. Ook heeft een belanghebbende de mogelijkheid het besluit voor te leggen aan een voorzieningenrechter en kan na de bezwaarfase beroep en hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Waarom is reeds nog geen handreiking voor gemeenten verschenen met een juridisch kader rond online-monitoring, zoals door u toegezegd in uw antwoorden op de schriftelijke vragen over het online gebiedsverbod opgelegd door de burgemeester in Utrecht, van 28 januari 2022?2
Er wordt gewerkt aan de handreiking sociale media monitoring door gemeenten die aan uw Kamer is toegezegd bij brief van 29 april 2022 (Kamerstuk 32 761, nr. 224). Het streven was om voor het eind van vorig jaar het juridisch kader voor sociale media monitoring door gemeenten te verhelderen en een handreiking hieromtrent op te stellen voor gemeenten in het kader van de Openbare Orde en Veiligheid (OOV). Dat is helaas niet gelukt, u bent daarover geïnformeerd bij brief van 23 december 2022 (Kamerstuk 26 643, nr. 957). De onderzoekers hebben namelijk laten weten dat verbreding van de oorspronkelijke reikwijdte van de handreiking nodig is, zodat deze betere aansluiting zal vinden bij de behoefte in de gemeentelijke praktijk. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mijn ministerie werken intensief samen met de onderzoekers en de VNG om het juridische kader en de praktische handreiking zo spoedig mogelijk gereed te hebben. Het kabinet zal u in het eerste kwartaal van 2023 nader informeren.
Acht u het wenselijk dat gemeenten bevoegdheden in Algemene Plaatselijke Verordeningen opnemen om online de openbare orde te handhaven, specifiek met het oog op mogelijke spanning met artikel 7 van de Grondwet?
Het is aan gemeenteraden om te verkennen of de toepassing van de gemeentelijke verordenende bevoegdheid mogelijkheden biedt om de problematiek van online georganiseerde, verspreide, aanzuigende of aanjagende verstoringen van de openbare orde het hoofd te bieden. De wetgever bepaalt de bovengrens van de autonome verordenende bevoegdheid, maar het zijn de 342 gemeenteraden van Nederland die deze ruimte naar eigen inzicht mogen invullen. De handhaving van de openbare orde is aan de burgemeester, die daarover verantwoording aflegt aan de gemeenteraad. Vervolgens is het aan de rechter om te oordelen over de inzet van een bevoegdheid door de burgemeester, indien er geprocedeerd wordt.
Nederlanders in het buitenland die mogen stemmen op het Kiescollege niet-ingezetenen. |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u het ermee eens dat het belangrijk is dat zo veel mogelijk Nederlanders gebruik maken van hun recht om te stemmen?
Ja, ik vind het van belang dat alle Nederlanders in staat zijn om hun stem uit te brengen. Dat geldt zowel voor Nederlanders die in Nederland wonen, als de Nederlanders die in het buitenland wonen. Het kabinet zet daarom op allerlei manieren in op het informeren van alle Nederlanders over hun stemrecht en over de manier waarop zij hun stem kunnen uitbrengen. Voor Nederlanders in het buitenland geldt daarbij dat er wel een actueel adres van hen bekend moet zijn om de briefstembescheiden naartoe te sturen. Nederlanders die in het buitenland wonen dienen zich daarom eerst eenmalig en laagdrempelig te registreren in de permanente registratie om te kunnen deelnemen aan een verkiezing. Vervolgens ontvangen ook zij voor alle verkiezingen waarvoor ze geregistreerd staan telkens hun stembescheiden zonder dat ze daarvoor zelf handelingen hoeven te verrichten.
Kunt u aangegeven hoeveel Nederlanders zich tot dusver hebben geregistreerd om te mogen stemmen voor het Kiescollege niet-ingezetenen?
Op 22 december jl. stonden 23.427 Nederlanders geregistreerd om te mogen stemmen voor de verkiezing van de leden van het kiescollege op 15 maart 2023. Registratie voor de aankomende kiescollegeverkiezing is nog mogelijk tot 1 februari 2023.
Kunt u aangeven hoeveel Nederlanders vanuit het buitenland hebben gestemd voor de Europese verkiezingen in 2019 en voor de Tweede Kamerverkiezingen in 2021?
Bij de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement in 2019 hebben 35.657 kiezers buiten Nederland een briefstem uitgebracht. Daarnaast zijn er nog 729 kiezerspassen en 508 volmachten aangevraagd door kiezers buiten Nederland. Daarmee kon een stem worden uitgebracht bij alle stembureaus in Nederland. In de stembureaus worden deze kiezerspassen en volmachten op dezelfde wijze behandeld als die van Nederlanders die in Nederland wonen. Het is daarom niet te achterhalen of deze kiezers daadwerkelijk hun stem hebben uitgebracht.1
Bij de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is door 63.549 kiezers in het buitenland een briefstem uitgebracht. Deze kiezers hebben dus in ieder geval een stem uitgebracht bij deze verkiezing. Daarnaast zijn er door kiezers buiten Nederland nog 1.123 kiezerspassen en 2.582 volmachten aangevraagd. Hiermee kon worden gestemd in elk stemlokaal in Nederland. Het is dus niet precies bekend hoeveel van deze kiezers daadwerkelijk hun stem hebben uitgebracht.2
Kloppen de signalen dat het aantal registraties voor de aankomende verkiezingen achter loopt bij voorgaande verkiezingen? Zo ja, hoe verklaart u dit?
Op dit moment staan er voor de verkiezing van de leden van het kiescollege minder kiezers geregistreerd dan voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer en de verkiezing van de leden van het Europees parlement. Het is voor kiezers nog mogelijk om zich tot 1 februari 2023 te registreren.
Er is geen onderzoek gedaan naar beweegredenen van kiezers om zich (nog) niet te registreren voor de kiescollegeverkiezing. In het kader van de evaluatie van de kiescollegeverkiezing zal dit wel worden gedaan onder kiezers in de permante registratie die zich niet voor de kiescollegeverkiezing hebben geregistreerd. Dan zal moeten blijken of en zo ja welke redenen kiesgerechtigden hebben om zich wel voor de Tweede Kamer- en/of Europees Parlementsverkiezingen te registreren maar niet voor de kiescollegeverkiezing. De ervaring na de invoering van de permanente registratie in 2017 is dat registraties (ook voor Tweede Kamer en Europees Parlementsverkiezingen) geleidelijk toenemen. Op basis daarvan is het aannemelijk dat er ook tijd nodig is om het aantal registraties voor de kiescollegeverkiezing te vermeerderen. Dat neemt niet weg dat Nederlanders in het buitenland goed worden geïnformeerd over deze nieuwe verkiezing en de mogelijkheden om zich daarvoor als kiezer te registreren en dat mijn inzet en die van de gemeente Den Haag en het Ministerie van Buitenlandse Zaken daar ook op is gericht.
Is het kabinet bereid om extra stappen te nemen, zoals een publiekscampagne, om mensen die in aanmerking komen om te stemmen voor het Kiescollege vanuit het buitenland tijdig op de registratiedeadline en hun stemrecht te wijzen? Zo nee, waarom niet?
De communicatiecampagne om Nederlanders buiten Nederland te informeren over de kiescollegeverkiezing en hen te wijzen op de registratie is momenteel in volle gang. De gemeente Den Haag, die verantwoordelijk is voor de organisatie van de kiescollegeverkiezing, voert deze uit in nauwe afstemming met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarbij wordt ook gekeken welke kanalen vanuit de rijksoverheid kunnen worden ingezet om Nederlanders buiten Nederland zo goed mogelijk te informeren.
Kunt u aangeven via welke nog geplande publieksacties of andere manieren Nederlanders in het buitenland en CAS-landen op de hoogte worden gesteld over de wijze waaop zij gebruik kunnen maken van hun stemrecht voor het Kiescollege aankomend jaar en op welke wijze zij zich daarvoor apart moeten registreren?
Nederlanders die in het buitenland of op de CAS-landen wonen kunnen zich (eenmalig) registreren voor de kiescollegeverkiezing via www.stemmenvanuithetbuitenland.nl. Indien zij dat nog niet hebben gedaan, kunnen zij zich ook registreren voor de Tweede Kamer- en Europees Parlementsverkiezing op die wijze. Via de website kan een registratieformulier worden ingevuld, waarmee een kiezer een aanvraag kan doen tot registratie. Na het invullen dient de kiezer het formulier te ondertekenen en samen met een kopie van een geldig identiteitsbewijs digitaal of per post aan te leveren bij de gemeente Den Haag. Op de website vinden kiezers, maar ook politieke partijen, daarnaast ook de benodigde informatie over deze nieuwe verkiezing.
Nederlanders die in het buitenland en op de CAS-landen wonen worden op verschillende manieren geïnformeerd over de nieuwe verkiezing van de leden van het kiescollege niet-ingezetenen voor de Eerste Kamer.
In de eerste plaats hebben alle personen die zich al hebben geregistreerd in de permanente registratie voor een andere verkiezing vanaf 1 september een bericht ontvangen van de gemeente Den Haag met daarin meer informatie over de kiescollegeverkiezing. In deze mailing werd de kiezer ook uitgenodigd om een aanvraag te doen tot registratie voor de kiescollegeverkiezing. Vanaf de inwerkingtreding van de Wet kiescollege niet-ingezetenen op 1 november jl. zijn deze aanvragen omgezet in registraties. Aan de personen die in de permanente registratie staan geregistreerd voor de Tweede Kamer- en/of de Europees Parlementsverkiezingen, maar zich nog niet voor de kiescollegeverkiezing hebben geregistreerd, is in november een herinneringsmail gestuurd. Ook is voorzien dat deze personen in januari opnieuw een herinneringsmail zullen ontvangen.
Nederlanders die naar het buitenland emigreren ontvangen daarnaast, zoals al langer gebruikelijk is, informatie van de gemeente Den Haag over de mogelijkheid om zich te registreren. Uiteraard is daarin ook aandacht voor de kiescollegeverkiezing.
Ook besteedt Nederland Wereldwijd op zijn sociale media kanalen aandacht aan de verkiezingen en verspreidt Nederland Wereldwijd campagnecontent van de gemeente Den Haag actief onder de diplomatieke posten met het verzoek deze ook via hun kanalen te verspreiden. De content bestaat uit bijvoorbeeld animatiefilmpjes met uitleg over de verkiezing en de registratie.3 Dit materiaal wordt ook verspreid onder verenigingen van Nederlanders in het buitenland met het verzoek dat onder hun achterban te verspreiden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft al enige jaren informatie over verkiezingen via www.nederlandwereldwijd.nl. In de aanloop naar de komende verkiezingen is deze informatievoorziening richting Nederlanders in het buitenland verder uitgebreid en verbeterd, onder andere vanwege de nieuwe mogelijkheid om via het kiescollege niet-ingezetenen ook invloed te kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer. Tot slot wordt er door de gemeente Den Haag nog aandacht gevraagd voor de nieuwe verkiezing door middel van advertenties op websites die veelvuldig worden bezocht door kiezers buiten Nederland en worden er advertenties geplaatst op YouTube en BVN.
Ziet u ook een rol voor (uitvoerings)organisaties die regelmatig informatie verspreiden voor specifieke doelgroepen van Nederlanders die vaak buiten Nederland wonen, zoals gepensioneerden, ondernemers of studenten, om ook hen te wijzen op de registratieplicht en het recht om te stemmen bij de aankomende verkiezingen? Kan het 24/7 BZ contactcenter, waar Nederlanders in het buitenland terecht kunnen voor vragen, hier ook op wijzen in gesprekken tot aan de registratiedeadline?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft via Nederland Wereldwijd (voormalig 24/7 BZ Contactcenter) en de website Nederlandwereldwijd.nl veelvuldig contact met Nederlanders in het buitenland over dienstverlening van de overheid. Via deze weg zal Nederland Wereldwijd in aanloop naar deze (en volgende) verkiezing(en) actief informatie meegeven over de mogelijkheid om te stemmen vanuit het buitenland en de registratie die daarvoor nodig is. Bijvoorbeeld door een standaard ondertekening in al het mailcontact en in gerelateerde telefonische gesprekken met het Nederland Wereldwijd – contactcenter tot aan de registratiedeadline. Hierbij gaat het met name over reguliere informatieverzoeken, voor telefonische gesprekken over nood- of crisissituaties is informatie over verkiezingen minder gepast.
Het bericht ‘Don’t download Qatar World Cup apps, EU data authorities warn’ |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Don’t download Qatar World Cup apps, EU data authorities warn»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat deze twee applicaties zonder enige privacy- of veiligheidswaarschuwing downloadbaar zijn in de gangbare appstores, terwijl Europese data-autoriteiten waarschuwen voor de gevaren?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 4.
Tech-experts betitelen de apps al als «spyware», ziet u daarom kans spoedig met Google en Apple in gesprek te gaan over de wenselijkheid dat zij deze applicaties vrijelijk in hun appstores aanbieden?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 4.
Duitse, Franse en Noorse overheden hebben zich al op waarschuwende toon uitgesproken over de app, bent u daar ook toe bereid?
Ja, op het moment dat een app risico’s oplevert voor de privacy en veiligheid ben ik er zeker toe bereid om daarvoor te waarschuwen. Ik adviseer burgers dan ook om het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) op te volgen.
Het is goed dat de AP en vier van haar Europese collega’s (de Duitse, Franse, Noorse en Deense toezichthouders) waarschuwen voor de risico’s van het downloaden van de «WK-apps». Zij wijzen erop dat de apps waarschijnlijk informatie over gebruikers verzamelen zonder dat gebruikers hiervan op de hoogte zijn. Dat is ook de rol van een toezichthouder.
Ik zie geen aanleiding om in aanvulling op de boodschap van de toezichthouders als kabinet hierover in gesprek te gaan met Google en Apple. Ook gezien het feit dat het WK voor Nederland inmiddels voorbij is. Waar het vooral om gaat is dat iedereen zich bewust is van de risico’s van het gebruik van die apps. Dat is een keuze die iedereen voor zichzelf moet maken en ik vind het zinvol dat de toezichthouders daarover voorlichting geven.
Het artikel 'Hoe Thierry Baudet de winst opstrijkt van een uitgeverij die met overheidssubsidie is opgezet' |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het stuk «Hoe Thierry Baudet de winst opstrijkt van een uitgeverij die met overheidssubsidie is opgezet»1?
Ja
Klopt het dat de politieke partij Forum voor Democratie, via Forum voor Democratie BV, in 2020 een uitgeverij onder de handelsnaam «Amsterdam Books» heeft opgericht?
Politieke partijen zijn verenigingen en daarmee gebonden aan alle wetten die voor verenigingen en andere rechtspersonen gelden. Op politieke partijen met een zetel in de Eerste- en/of Tweede Kamer is daarnaast Wet financiering politieke partijen (Wfpp) van toepassing. De Wfpp bepaalt in artikel 5 dat, indien een rechtspersoon uitsluitend of in hoofdzaak erop is gericht stelselmatig of structureel ten bate van een politieke partij activiteiten of werkzaamheden te verrichten en de partij daar kennelijk voordeel bij heeft, de partij deze rechtspersoon als neveninstelling moet aanwijzen. Neveninstellingen zijn, net als de politieke partij, verplicht een door de accountant gecontroleerd overzicht van giften en schulden aan te leveren. De Wfpp stelt geen nadere regels aan de interne organisatie of structuur van een politieke partij of haar neveninstelling.
Forum voor democratie heeft in dat kader de rechtspersoon Forum voor Democratie B.V. aangewezen als neveninstelling. Uit openbare informatie van de Kamer van Koophandel blijkt dat de neveninstelling Forum voor Democratie B.V. tussen 18 maart 2020 en 1 januari 2022 de handelsnaam Amsterdam Books droeg.
Wat is uw mening op het gegeven dat een BV onderdeel kan zijn van de structuur van een politieke partij?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat dezelfde uitgeverij momenteel in naam wordt beheerd door «Amsterdam Media Group BV», een bedrijf dat in handen is van (oud-)FVD-bestuurders en politici, zoals ook valt op te maken uit de rapportage van het College van onderzoek integriteit Tweede Kamer?
Uit openbare informatie van de Kamer van Koophandel, die ook terugkomt in de rapportage van het College van onderzoek integriteit Tweede Kamer, blijkt dat Amsterdam Media Group B.V. op 4 november 2021 is opgericht door verschillende natuurlijke personen, waaronder Kamerleden van Forum voor Democratie. Ook blijkt dat Amsterdam Media Group B.V. op dit moment de handelsnaam Amsterdam Books hanteert. De rechtspersoon Forum voor Democratie B.V. gebruikt deze handelsnaam niet meer. Op dit moment is Amsterdam Media Group B.V. niet aangemerkt als neveninstelling van Forum voor Democratie.
Deelt u de mening dat het oprichten van een BV als onderdeel van een politieke partij, waarbij het bestuur van die BV overlapt met het partijbestuur aangezien de partijbestuursleden als privépersonen onderdelen van de BV van de partij overdragen, meer dan de schijn van belangenverstrengeling wekt en in strijd is met de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) en de Wet schadeloosstelling als de politici deze nevenfuncties en neveninkomsten niet melden?
Op grond van de Wfpp ben ik als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties belast met het toezicht op de naleving van de voorschriften van de Wfpp. De Wfpp stelt echter geen regels over de interne organisatie of structuur van een politieke partij, met uitzondering van de verplichtingen voor het aanwijzen van neveninstellingen en een ledeneis voor zover een politieke partij voor subsidie in aanmerking wil komen. Daarnaast stelt de Wfpp geen regels over de eventuele nevenactiviteiten van politici of bestuurders van politieke partijen. De reden daarvoor is dat de Wfpp zich uitsluitend richt op de financiering van politieke partijen. Het overige handelen van een politieke partij is een aangelegenheid van het Burgerlijk Wetboek.
In de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer is in artikel 5 bepaald dat Kamerleden hun nevenfuncties en de inkomsten uit hun nevenfuncties openbaar maken door het ter inzage leggen van een opgave bij de griffie van de Tweede Kamer. In artikel 4 van deze wet wordt tevens bepaald dat dat zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar het Kamerlid aan de inspecteur van de Belastingdienst:
Indien de inspecteur van de Belastingdienst constateert dat er sprake is van te verrekenen neveninkomsten, vordert de griffier het teveel aan ontvangen schadeloosstelling terug van het Kamerlid. In het geval dat is gemeld dat een opgave achterwege zal blijven of het Kamerlid binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar geen opgave of verklaring heeft ingezonden, stelt de griffier, conform Artikel 4 zesde lid van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de schadeloosstelling over het afgelopen jaar vast op 65% van de schadeloosstelling op jaarbasis.
Ook in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer is in artikel 15.19 bepaald dat leden van de Tweede Kamer nevenactiviteiten en inkomsten uit die nevenactiviteiten vermelden in het register nevenactiviteiten en belangen.
Handhaving door de Kamer zelf is mogelijk op grond van de Gedragscode leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Regeling handhaving en toezicht Gedragscode leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Deelt u de mening dat FVD financiële jaarverslagen van Amsterdam Media Group BV moet openbaren omdat deze BV wel degelijk gelieerd is aan de partij en dat de Wet financiering politieke partijen de partij verplicht om dit te openbaren?
De vraag veronderstelt dat neveninstellingen van een politieke partij wettelijk verplicht zijn een financieel jaarverslag openbaar te maken. Dit is echter incorrect. Indien een rechtspersoon door een politieke partij is aangewezen als neveninstelling, dan is deze rechtspersoon volgens de Wfpp verplicht jaarlijks een door een onafhankelijke accountant goedgekeurd overzicht van giften en schulden aan te leveren bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Alleen voor neveninstellingen die vanuit de Wfpp subsidie ontvangen, geldt dat zij een door een onafhankelijke accountant goedgekeurd financieel verslag en een activiteitenverslag dienen aan te leveren2.
Een relatie tussen de politieke partij Forum voor Democratie en de rechtspersoon Amsterdam Media Group B.V. kan in de Wfpp dus ook niet leiden tot een verplichting een financieel jaarverslag openbaar te maken. Dit neemt niet weg dat in Nederland geldt dat elke B.V. verplicht is jaarlijks een jaarrekening aan te leveren bij de Kamer van Koophandel.
Klopt het dat hiermee niet valt uit te sluiten dat de uitgeverij Amsterdam Books is opgericht met geld dat Forum voor Democratie heeft ontvangen als subsidie onder de Wet financiering politieke partijen (Wfpp)?
In de Wfpp staat dat de subsidie aan politieke partijen wordt verstrekt voor uitgaven die direct samenhangen met de volgende activiteiten (Artikel 7, lid 2):
Aangezien, zoals vermeld in het antwoord op vraag 4, Amsterdam Media Group B.V. niet is opgericht door de politieke partij Forum voor Democratie maar door verschillende natuurlijke personen, zou het oprichten van zo een B.V. niet vallen onder subsidiabele activiteiten onder de Wfpp.
Politieke partijen moeten jaarlijks verantwoording afleggen over de uitgaven van hun subsidie uit de Wfpp. Deze verantwoording wordt gecontroleerd door een onafhankelijke accountant, die hierover een goedkeurende accountantsverklaring moet afgeven. Het oordeel van de accountant per politieke partij wordt, gezamenlijk met het jaarverslag, jaarlijks openbaar gemaakt op de website van de rijksoverheid.3 De ADR heeft daarnaast bij de accountants van meerdere partijen, waaronder de accountant van Forum voor Democratie, de controle op de verantwoording over het jaar 2020 gereviewd. De verslagen van deze reviews zijn op 4 oktober 2022 aan uw Kamer toegezonden.4 Daarnaast is op 23 december 2022 het advies van de Commissie toezicht financiën politieke partijen (Ctfpp) over het verantwoordingsjaar 2021 aan uw Kamer toegezonden.5 Indien op basis van het hierboven genoemde proces blijkt dat een politieke partij subsidie op onrechtmatige wijze heeft besteed, dan kan dat leiden tot het terugvorderen van de subsidie. In dergelijke gevallen zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd.
In hoeverre is hier sprake van een onrechtmatige besteding van overheidssubsidie?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid om dit nader te onderzoeken en eventueel subsidie stop te zetten en/of terug te draaien als blijkt dat deze via de uitgeverij bij individuele FVD-politici en bestuurders terecht komt?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Chinese TikTok-medewerkers krijgen toegang tot data Europese gebruikers’ |
|
Marieke Koekkoek (D66), Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Don Ceder (CU), Queeny Rajkowski (VVD), Farid Azarkan (DENK), Danai van Weerdenburg (PVV), Henri Bontenbal (CDA), Renske Leijten (SP), Barbara Kathmann (PvdA), Bouchallikh , Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Chinese TikTok-medewerkers krijgen toegang tot data Europese gebruikers»?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Kunt u een schatting geven hoeveel Nederlanders momenteel gebruik maken van TikTok? Hoeveel van deze gebruikers zijn kinderen?
In januari 2022 waren er ongeveer drie miljoen Nederlandse gebruikers van TikTok.2 De minimumleeftijd voor het gebruik van TikTok, volgens het beleid van TikTok, is 13 jaar. Bij TikTok is nagevraagd hoeveel van de gebruikers in Nederland minderjarig zijn. Hierbij heeft TikTok aangegeven dat zij deze informatie niet openbaar kunnen maken, omdat het voor TikTok bedrijfsgevoelige informatie betreft. Het is moeilijk met zekerheid vast te stellen hoeveel van de Nederlandse gebruikers minderjarig zijn. Hierbij speelt een rol dat de juistheid van de door gebruikers opgegeven leeftijd door TikTok niet wordt geverifieerd. Minderjarigen kunnen zich daarom als meerderjarigen voordoen. Uit onderzoek van de Britse (telecom) toezichthouder Office of Communications (Ofcom) bleek vorige maand dat één op de drie Britse kinderen een sociale media-account voor volwassenen heeft.3 Naar alle verwachting zijn er ook in Nederland kinderen die een account voor een volwassene hebben.
Welke medewerkers hebben toegang tot de verzamelde informatie? Klopt het dat een deel van de medewerkers van TikTok een dubbelrol hebben bij de Chinese Communistische Partij en dat dus de Chinese overheid toegang krijgt tot al deze persoonlijke informatie?
Op dit moment weten we niet welke medewerkers van TikTok toegang hebben tot welke gegevens. TikTok is benaderd om hier meer informatie over te geven, maar TikTok heeft aangegeven hier geen antwoord op te kunnen geven. Uiteraard zou ik het absoluut onacceptabel vinden als persoonsgegevens in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) worden doorgegeven aan de Chinese overheid.
De voorwaarden waaronder persoonsgegevens vanuit de EU naar derde landen kunnen worden doorgegeven liggen vast in de AVG. Doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen, waaronder China, dient plaats te vinden volgens hoofdstuk V van de AVG. Of er bij TikTok sprake is van een onrechtmatige doorgifte, is niet aan mij of dit kabinet om vast te stellen, maar aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) of diens collega in de lidstaat waar TikTok haar hoofdzetel heeft.
Momenteel doet de Ierse toezichthouder (DPC) als leidende autoriteit van de EU onderzoek naar de wijze waarop TikTok persoonsgegevens verwerkt. Het betreft een tweetal onderzoeken. Het eerste onderzoek richt zich op de verwerking van persoonsgegevens van minderjarige gebruikers in de context van de platforminstellingen van het TikTok-platform met betrekking tot accounts van gebruikers jonger dan 18 jaar en leeftijdsverificatiemaatregelen. Het onderzoek gaat ook na of TikTok heeft voldaan aan de transparantieverplichtingen van de AVG in het kader van de verwerking van persoonsgegevens van gebruikers jonger dan 18 jaar. Het tweede onderzoek richt zich op de overdracht door TikTok van persoonsgegevens naar derde landen waaronder China en de naleving van de vereisten van de AVG voor deze overdrachten.
De DPC is beide onderzoeken gestart in september 2021. De DPC heeft haar ontwerpbesluit in het eerste onderzoek begin september 2022 voorgelegd aan de toezichthouders – waaronder de AP – in de andere lidstaten. Dit maakt deel uit van het proces op grond van artikel 60 van de AVG. Voor het tweede onderzoek waar het gaat om de doorgifte naar derde landen heeft de Minister voor Rechtsbescherming de AP gevraagd om bij haar Ierse collega te vragen naar de stand van zaken van dit onderzoek.
Kunt u toelichten om wat voor een data het hier gaat? Gaat het hier om persoonsgegevens, persoonlijke voorkeuren of psychologische profielen?
Het is mij niet bekend welke gegevens op welke manier verwerkt worden en welke TikTok-medewerkers toegang hebben tot welke gegevens. TikTok geeft in zijn privacybeleid aan welke gegevens worden verzameld. In zijn beleid schrijft TikTok dat gegevens onder drie categorieën wordt verzameld: (1) informatie die de gebruiker verstrekt, (2) automatisch verzamelde informatie en (3) informatie uit andere bronnen.
Het gaat hier o.a. om profielinformatie, gebruikerscontent en informatie uit directe berichten van gebruikers, maar ook om locatiegegevens van de gebruikers, technische gegevens met betrekking tot het apparaat van de gebruiker, gebruikers informatie en cookies. Ook wordt in gevallen door adverteerders op TikTok informatie over gebruikers gedeeld met TikTok.4
Acht u het wenselijk dat de Chinese overheid toegang heeft tot dit soort informatie, met name ook over kinderen?
Zoals ik in antwoord op vraag 3 schreef, zou ik het absoluut onacceptabel vinden als persoonsgegevens in strijd met de AVG worden doorgegeven aan de Chinese overheid. Binnenkort ga ik met TikTok in gesprek in het kader van een serie gesprekken met verschillende grote tech-bedrijven. In dat gesprek zullen de hierboven genoemde uitgangspunten bij TikTok onder de aandacht worden gebracht.
Bent u bereid om TikTok per direct op te roepen geen gegevens van Europese gebruikers opgeslagen binnen de Europese Unie met China te delen?
Zoals gemeld in antwoord op vraag 3 kan doorgifte van persoonsgegevens in derde landen rechtmatig plaatsvinden, mits voldaan aan de voorwaarden van hoofdstuk V van de AVG. Op 18 juni 2021 heeft het Europees Comité voor Gegevensbescherming (EDPB) richtsnoeren vastgesteld die beogen bedrijven en organisaties handvatten te bieden bij de beoordeling welke aanvullende maatregelen zij kunnen treffen bij de verwerking – waaronder doorgifte – van persoonsgegevens met derde landen om te voldoen aan de voorwaarden van de AVG.
Ik vind het onacceptabel indien gegevens van Nederlandse burgers onrechtmatig worden gedeeld met de Chinese overheid. Binnenkort spreek ik met TikTok in het kader van een serie gesprekken met verschillende grote tech-bedrijven. De hierboven genoemde uitgangspunten zullen bij TikTok onder de aandacht worden gebracht, mede naar aanleiding van de berichtgeving hierover. Het blijft aan de onafhankelijke toezichthouder om de rechtmatigheid van gegevensverwerkingen te onderzoeken en daar op te handhaven.
Welke stappen acht u noodzakelijk richting TikTok in Nederland en de Europese Unie zolang persoonlijke gegevens terecht komen in handen van de Chinese overheid?
Het is in de eerste plaats aan de onafhankelijke toezichthouder om onderzoek te doen naar rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens, en om daar vervolgens tegen op te treden. In het stelsel van de AVG zijn geen bevoegdheden toegekend aan het kabinet. Daarbij wil ik graag opmerken dat de toezichthouder binnen de AVG een breed scala aan bevoegdheden heeft tot het nemen van corrigerende maatregelen mocht zij dat nodig achten. De toezichthouder kan bijvoorbeeld de verwerkingsverantwoordelijke of verwerker waarschuwen, berispen of gelasten een verzoek van betrokkene voor de uitoefening van zijn of haar rechten in te willigen. Ook kan er ook een geldboete worden opgelegd en de toezichthouder kan ook een tijdelijk of definitief verwerkingsverbod opleggen of gelasten de gegevensstromen naar een ontvanger in een derde land op te schorten.
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 3, voert de DPC momenteel onderzoek uit naar of de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen – waaronder China – voldoet aan de AVG-vereisten voor deze doorgifte. Daarnaast heeft de AP vorig jaar een boete van 750.000 euro aan TikTok opgelegd wegens het schenden van de privacy van jonge kinderen. De informatie die de Nederlandse gebruikers van TikTok kregen bij het installeren en gebruiken van de app was in het Engels en daardoor niet goed te begrijpen door jonge kinderen. Door de privacyverklaring niet in het Nederlands aan te bieden, legde TikTok onvoldoende uit hoe de app persoonsgegevens verzamelt, verwerkt en gebruikt. Tijdens het onderzoek door de AP heeft TikTok zich gevestigd in Ierland en de AP was vanaf dat moment alleen nog bevoegd om te oordelen over de privacyverklaring van TikTok, omdat de overtreding was beëindigd.
Wat betreft de inzet van TikTok voor overheidscommunicatie kan ik u melden dat de Dienst Publiek en Communicatie (DPC) van het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) sinds september adviseert om de inzet van TikTok voor de rijksoverheid op te schorten vanwege zorgen over gegevensbescherming.
Welke stappen worden er op dit moment binnen de Europese Unie gezet om de juridische kaders ten aanzien van adequate beveiliging van data-transfers wereldwijd te verduidelijken en uit te breiden om te voorkomen dat buitenlandse inlichtingendiensten toegang krijgen tot persoonsgegevens van Europese gebruikers?
Binnen de EU zijn bepalingen uit de AVG t.a.v. adequate beveiliging van data-transfer verduidelijkt via richtsnoeren van de EDPB (zie ook antwoord op vraag 6).5 Deze richtsnoeren beogen organisaties handvatten te bieden voor veiligheidsmaatregelen bij de verwerking – waaronder doorgifte – van persoonsgegevens met derde landen om te voldoen aan de voorwaarden van de AVG. Zo worden in deze richtsnoeren praktische voorbeelden gegeven van hoe veiligheidsmaatregelen getroffen kunnen worden. In deze richtlijnen staat bijvoorbeeld hoe gegevens gepseudonimiseerd kunnen worden doorgegeven en hoe gegevens versleuteld kunnen worden om deze te beschermen tegen toegang voor overheidsinstanties van het derde land.
Welke stappen zet u richting de Europese Commissie om hier aandacht voor te vragen en actie op te ondernemen?
Zie het antwoord op vraag 10.
Hoe geeft u uitvoering aan de afspraak uit het coalitieakkoord dat we kinderen beschermen door ze het recht te geven niet gevolgd te worden en geen dataprofielen te krijgen?
Wat betreft het recht van kinderen om niet gevolgd te worden en geen dataprofiel te krijgen is Europese wetgeving van belang. In het gegevensbeschermingsrecht hebben kinderen het recht op specifieke bescherming, met name bij het gebruik van hun persoonsgegevens voor marketingdoeleinden of voor het opstellen van persoonlijkheids- of gebruikersprofielen (overweging 38 AVG). Deze bescherming zal versterkt worden door de Digital Services Act (DSA) die in 2024 in werking treedt. Het wordt dan voor zeer grote platforms zoals TikTok verboden om data van minderjarigen te verzamelen voor het profileren voor marketingdoeleinden
De Europese Commissie heeft in de geactualiseerde Better Internet For Kids (BIK+) strategie aangekondigd een EU gedragscode voor leeftijdsgeschikt ontwerpen te gaan publiceren. Deze gedragscode moet er aan bijdragen dat de verplichtingen neergelegd in de DSA en AVG worden nageleefd om zo te voorkomen dat kinderen gevolgd worden en dataprofielen krijgen. Wij zijn nauw betrokken bij deze Europese ontwikkelingen en maken ons er hard voor om de bescherming van kinderen in de digitale wereld verder te versterken.
Kunt u deze vragen nog voor het begrotingsdebat Digitale Zaken op 14 november 2022 afzonderlijk beantwoorden?2
Ja.
Het bericht ‘DPG Media lanceert Seamless ads’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «DPG Media lanceert Seamless ads»1?
Ja.
Wat vindt u ervan dat DPG Media advertenties er straks laat uitzien als nieuwsberichten?
De advertentiemarkt innoveert; de lancering van seamless ads is hier een voorbeeld van. De wijze waarop advertenties worden getoond, kan vragen oproepen als het gaat om onderscheid tussen nieuwsberichten en advertenties.
Er bestaan (wettelijke) kaders waarbinnen mediabedrijven advertenties kunnen tonen; uitgangspunt hierbij is om misleiding van de consument te voorkomen. Zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek (o.a. art. 6:193f, 6:193g sub k en 3:15e lid2 en zoals opgenomen in de Nederlandse Reclame Code (o.a. artikel 7, 8 en3 moet reclame duidelijk als zodanig herkenbaar zijn. Misleiding door het gebruik van redactionele inhoud in de media, waarvoor de adverteerder heeft betaald, om reclame te maken voor een product, zonder dat dit duidelijk uit de inhoud of uit duidelijk door de consument identificeerbare beelden of geluiden blijkt is niet toegestaan. Hierop wordt toezicht gehouden door respectievelijk de ACM en de Reclame Code Commissie.
Bijkomend schrijft ook de CAO Uitgeverijbedrijf voor dat het uitgangspunt van de redactieformule van een nieuwsblad moet zijn dat er «een voor lezers herkenbare scheiding wordt aangebracht tussen nieuws enerzijds en advertenties, im'ers en «advertorials» anderzijds».
Het is aan nieuwsorganisaties zelf om te bepalen op welke wijze zij hun advertenties aan de consument tonen, waarbij zij zich moeten verhouden tot de (wettelijke) kaders. Een risico voor de consument om eventueel het onderscheid tussen nieuwsberichten en advertenties te duiden is, ondanks regelgeving en toezicht, mogelijk aanwezig.
Vindt u dat wanneer lezers moeilijk onderscheid kunnen maken tussen advertenties en nieuws dit ten koste gaat van het vertrouwen in de journalistiek?
Het is van fundamenteel belang dat de consument advertenties van journalistieke inhoud weet te onderscheiden. De introductie van seamless ads zou voor mogelijke vervaging kunnen zorgen. Regelgeving, vanuit het Burgerlijk Wetboek en de Nederlandse Reclame Code, en toezicht vanuit de ACM en Reclame Code Commissie dienen als waarborgen tot een duidelijk onderscheid tussen inhoud en advertentie.
Acht u een verplichting wenselijk voor media om advertenties als zodoende te laten markeren en om het onmogelijk te maken om advertenties te vermommen als nieuwsartikelen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, bestaan er (wettelijke) kaders waarbinnen nieuwsbedrijven advertenties aan de consument kunnen tonen. De ACM en de Reclame Code Commissie houden hier toezicht op. Seamless ads zijn een nieuw verschijnsel; we volgen de ontwikkeling ervan. Op dit moment is er nog geen aanleiding tot aanvullende regelgeving.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de Raad voor de Journalistiek over «Seamless ads»?
De Raad voor de Journalistiek heeft een Leidraad vastgesteld aan de hand waarvan zij klachten beoordelen. Deze Leidraad ziet op het werk van journalisten en redacties en strekt zich niet uit tot het advertentiebeleid van nieuwsorganisaties. De Raad heeft dan ook geen rol in het beoordelen van de wijze waarop nieuwsorganisaties omgaan met «seamless ads». Deze rol ligt, zoals aangegeven bij vraag 2, bij de Reclame Code Commissie en bij de ACM. Ik zal aan de Reclame Code Commissie vragen wat zij mogelijk kunnen betekenen in relatie tot seamless ads. Dat zou kunnen in de vorm van signaleren (zij kunnen melden als er klachten hierover binnenkomen) en mogelijk actief handelen bij ongewenste praktijken met seamless ads.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en afzonderlijk beantwoorden?
Vanwege het herstreces en uitzoekwerk, heeft de beantwoording langer op zich genomen. De vragen zijn afzonderlijk beantwoord.
De Europese Parlementsverkiezingen van 2024 naar aanleiding van het kabinetsstandpunt over het initiatiefvoorstel van het Europees Parlement over de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen (Europese Kiesakte) d.d. 17 juni 2022 |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) toelichten hoeveel niet-Nederlandse EU-ingezetenen tijdens de Europese Parlementsverkiezingen (EP-verkiezingen)in 2019 stemgerechtigd waren en wat uiteindelijk de opkomst was onder deze kiezersgroep?
Anders dan bij de verkiezingen voor gemeenteraden en waterschapsbesturen dienen niet-Nederlandse EU-burgers die bij de Europees Parlementsverkiezingen (hierna: EP-verkiezing) in Nederland willen stemmen voor een Nederlandse kandidaat zich te registreren bij de gemeente waar zij als ingezetene staan ingeschreven. Deze registratie is nodig omdat Europese regelgeving burgers van Europese lidstaten de mogelijkheid geeft om bij de EP-verkiezing te stemmen voor een kandidaat uit de lidstaat van verblijf of de lidstaat van nationaliteit.
Het aantal stemgerechtigden binnen deze groep is daarmee het aantal niet-Nederlandse EU-ingezetenen dat zich heeft geregistreerd om in Nederland te kunnen stemmen voor een Nederlandse kandidaat. Voor de EP-verkiezing in 2019 waren dit 56.637 personen. Voor de EP-verkiezing in 2014 ging het om 48.169 personen.1 Nederland houdt niet bij hoeveel van deze personen daadwerkelijk zijn gaan stemmen.
Kan de Minister van BZK toelichten op welke wijze deze kiezersgroep is geïnformeerd over de registratie voor de EP-verkiezingen?
Niet-Nederlandse EU-burgers die in Nederland verblijven (ook wel mobiele EU-burgers genoemd) worden op verschillende wijzen geïnformeerd over de uitoefening van het kiesrecht in Nederland bij de gemeenteraads-, waterschaps- en EP-verkiezingen. Het kabinet doet dit onder meer door op rijksoverheid.nl relevante informatie over actief en passief kiesrecht bij deze verkiezingen beschikbaar te stellen in zowel het Nederlands als het Engels.
Gemeenten hebben daarnaast voor de registratie voor de EP-verkiezingen een wettelijke verplichting om iedere niet-Nederlandse EU-burger die zich van buiten Nederland in de gemeente vestigt het formulier toe te sturen waarmee deze persoon zich kan registreren om bij de EP-verkiezingen in Nederland te stemmen voor een Nederlandse kandidaat. De begeleidende brief bij dit zgn. Y32-formulier is vertaald in het Engels, Duits en Frans. Ook zijn gemeenten verplicht om ten minste zes weken voor de dag van de kandidaatstelling de mogelijkheid van registratie opnieuw onder de aandacht te brengen.2
In aanloop naar de afgelopen EP-verkiezingen zijn gemeenten middels verschillende nieuwsbrieven van het Ministerie van BZK gewezen op de verplichting tot het informeren van niet-Nederlandse EU-burgers. Ook het registratieformulier en de tekst voor de aanschrijfbrief (vertaald in het Engels, Duits en Frans) zijn daarbij met gemeenten gedeeld.3 In aanloop naar de EP-verkiezingen van 2024 zal ik gemeenten opnieuw wijzen op het belang van het informeren van de niet-Nederlandse EU-burgers in hun gemeente.
Zoals gebruikelijk heeft het Ministerie van BZK de afgelopen EP-verkiezing ook geëvalueerd. Daarbij zijn via een enquête vragen gesteld aan gemeenten over het informeren van de groep niet-Nederlandse EU-burgers. Uit deze enquête kwam naar voren dat 98% van de gemeenten die hebben deelgenomen aan de enquête niet-Nederlandse EU-burgers tenminste zes weken voor de dag van de kandidaatstelling actief gewezen heeft op de mogelijkheid om zich in Nederland te registreren voor de EP-verkiezingen. 62% van de gemeenten gaf aan niet-Nederlandse EU-burgers die voor die tijd buiten Nederland woonachtig waren bij vestiging in de gemeente het Y-32 formulier te hebben gestuurd.4 Dit blijft dus een belangrijk aandachtspunt in de aanloop naar de eerstvolgende Europees Parlementsverkiezingen.
In 2022 heb ik ook met uw Kamer gesproken over het voorstel van de Europese Commissie (hierna: EC) ter herziening van de richtlijn voor kiesrecht van mobiele EU-burgers bij gemeenteraadsverkiezingen (94/80/EG)5 en de verkiezingen van het Europees Parlement (93/109/EG).6 Het hoofddoel van beide wijzigingen is het verbeteren van de informatieverstrekking aan mobiele EU-burgers.
Het BNC-fiche dat is opgesteld naar aanleiding van dit voorstel van de EC geeft het standpunt van het kabinet weer.7 Kortheidshalve verwijs ik daar naar, waarbij ik er uit licht dat het kabinet veel waarde hecht aan het informeren van mobiele EU-burgers over hun actief en passief kiesrecht en dit is dan ook onderdeel van het bestaande beleid.
Het kabinet is daarbij van mening dat Nederland momenteel al voldoet aan de informatieplicht om mobiele EU-burgers tijdig en eenvoudig in ten minste twee talen te informeren over regels voor registratie. Wel zal het kabinet in aanloop naar de EP-verkiezingen van 2024 inzetten op verdere uitbreiding van de informatieverstrekking aan niet-Nederlandse EU-burgers. Zo zal het kabinet o.a. met de Kiesraad in gesprek gaan over het uitbreiden van de Engelstalige informatie op hun website, naast de informatievoorziening op rijksoverheid.nl. Het kabinet zal daarnaast gemeenten vragen om ook op hun eigen website en/of in de begeleidende brief aan kiezers informatie over de verkiezing beknopt in het Engels beschikbaar te stellen.8 Ter ondersteuning van gemeenten zal ik hiervoor teksten en andere relevante communicatiemiddelen in in elk geval het Engels beschikbaar stellen. Informatiematerialen zullen waar mogelijk ook actief worden verspreid onder organisaties die niet-Nederlandse EU-burgers vertegenwoordigen.
Kan de Minister van BZK toelichten of op basis van de opkomst een evaluatie, landelijk dan wel op gemeentelijk niveau, heeft plaatsgevonden onder deze groep? Zo ja, kan de Minister toelichten wat de belangrijkste conclusies en aanbevelingen waren van deze evaluatie? Zo nee, waarom niet?
Nederland houdt niet bij wat het opkomstpercentage is onder deze specifieke groep kiezers. Naar aanleiding van de lage opkomst bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen heeft het kabinet wel onderzoek laten doen naar de niet-stemmer. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van het Lokaal Kiezersonderzoek (LKO), alsmede aanvullend kwalitatief onderzoek. Binnen (Nederlandstalige) panels zijn mensen met een andere nationaliteit (zoals niet-Nederlandse EU-burgers) vaak minder goed vertegenwoordigd, wat het lastig maakt om conclusies over deze afzonderlijke groep te trekken. In het onderzoek is daarom ook een aantal experts gevraagd om extra aandacht te schenken aan mogelijke redenen voor het niet-stemmen onder bepaalde groepen. Hierbij wordt ook specifiek aandacht besteed aan niet-Nederlanders met lokaal kiesrecht. Alhoewel deze groep niet geheel overlapt met de groep niet-Nederlandse EU-burgers, biedt het onderzoek wel enkele inzichten over deze groep(en). De resultaten van het onderzoek zijn met de Kamer gedeeld.9 Ook zijn in de evaluatie van de GR-verkiezingen gemeenten, net zoals voorheen bij de EP-verkiezingen, gevraagd of zij hun communicatie gericht hebben op specifieke groepen kiezers, waaronder niet-Nederlandse EU-burgers. Deze evaluatie is op 30 september jl. aan uw Kamer verzonden.
Kan de Minister van BZK specifiek toelichten wat de regeldruk was en of de financiële compensatie voor gemeenten om deze kiezersgroep te informeren toereikend was?
Uit de in antwoord op vraag 2 genoemde enquête blijkt dat 98% van de gemeenten deze kiezersgroep actief informeert in aanloop naar de EP-verkiezingen. Ik heb niet de indruk dat de verplichtingen daartoe te belastend zijn voor gemeenten, ook gezien het belang dat moet worden toegekend aan het informeren van niet-Nederlandse EU-burgers over de uitoefening van hun kiesrecht. Het is aan de gemeenten zelf om een inschatting te maken van de middelen die zij nodig hebben voor het informeren van niet-Nederlandse EU-burgers. Gemeenten kunnen hiervoor gebruik maken van het geld dat zij ontvangen uit het Gemeentefonds.
In hoeverre is de Minister van BZK het ermee eens dat alle gemeenten dezelfde procedure zouden moeten hanteren als het gaat om de organisatie en informatievoorziening voor deze kiezersgroep en hoeveel regie kan het Ministerie van BZK nemen in dit proces?
Lokaal maatwerk staat voorop bij het informeren van de groep niet-Nederlandse EU-burgers. Gemeenten maken dus zelf een inschatting van de meest effectieve manier om in hun gemeente de groep niet-Nederlandse EU-burgers te bereiken. De gemeenten dienen hierbij wel te voldoen aan de wettelijke verplichting. In het verleden hebben Nederlandse gemeenten niet-Nederlandse EU-burgers geïnformeerd door middel van een persoonlijke brief, informatie op de gemeentelijke website, huis-aan-huisbladen, social media, advertenties in de (plaatselijke) krant.10 Het Ministerie van BZK zal het belang van deze informatieverstrekking blijven benadrukken en ondersteuning bieden aan gemeenten met kant-en-klare communicatiemiddelen in zowel het Nederlands als in elk geval het Engels.
Klopt het dat gemeenten eerder verplicht waren om niet-Nederlandse EU-ingezetenen in hun gemeenten te informeren over hoe zij gebruik kunnen maken van hun stemrecht en het daarvoor benodigde formulier naar hen op te sturen? Is dat nog steeds het geval? Zo nee, waarom is die verplichting vervallen?
Het klopt dat gemeenten verplicht zijn om niet-Nederlandse EU-burgers die in Nederland verblijven te informeren over hoe zij gebruik kunnen maken van hun stemrecht. Zoals aangegeven in het antwoord bij vraag 2 hebben gemeenten een wettelijke verplichting om iedere niet-Nederlandse EU-burger die zich van buiten Nederland in de gemeente vestigt het formulier toe te sturen waarmee deze persoon zich kan registreren om bij de EP-verkiezingen in Nederland te stemmen voor een Nederlandse kandidaat. Ook zijn gemeenten verplicht om ten minste zes weken voor de dag van de kandidaatstelling de mogelijkheid van registratie opnieuw onder de aandacht te brengen.11
Is de Minister van BZK het ermee eens dat het van groot belang is dat gemeenten verplicht worden gesteld niet-Nederlandse EU-ingezetenen proactief, tijdig en correct te informeren over hun Europees stemrecht?
Ik vind het van belang dat niet-Nederlandse EU-ingezetenen proactief, tijdig en correct worden geïnformeerd over hun recht om zich te registreren om in Nederland te stemmen voor een kandidaat op een Nederlandse lijst. Om deze reden is er ook een wettelijke verplichting voor gemeenten om deze groep te informeren op de wijzen zoals in antwoord op vraag 2 is weergegeven.
Kan de Minister van BZK het tijdspad voor de organisatie en voorlichting van de EP-verkiezingen 2024 voor deze specifieke kiezersgroep schetsen?
Net zoals bij voorgaande verkiezingen zal ik ruim voor de EP-verkiezingen op verschillende manieren aandacht besteden aan voorlichting. Zo zal ik in contacten met gemeenten middels verschillende nieuwsbrieven en circulaire opnieuw wijzen op de verplichting niet-Nederlandse EU-burgers te informeren. Zoals aangegeven zal ik hierbij doorgaan met de huidige inspanningen en waar mogelijk en opportuun extra aandacht besteden aan het informeren van deze specifieke doelgroep.
Kan de Minister van BZK toelichten wanneer zij een definitief besluit verwacht met betrekking tot de wijzigingen van de Europese Kiesakte en deelt de Minister de mening dat alle burgers in Nederland, en in het bijzonder niet-Nederlandse EU-ingezetenen, tijdig en correct geïnformeerd moeten worden over eventuele wijzigingen in de Europese Kiesakte en dat dit van groot belang kan zijn voor de opkomst?
Onlangs zijn in Raadsverband de eerste gesprekken gestart over het initiatiefvoorstel van het Europees Parlement aangaande de Europese Kiesakte.12Meerdere lidstaten gaven aan bezwaren te hebben ten aanzien van verschillende elementen uit het initiatiefvoorstel, waaronder de transnationale kieslijsten (EU-breed kiesdistrict), briefstemmen, regels ten aanzien van verkiezingscampagnes en de vaste verkiezingsdag. Nederland neemt conform het kabinetsstandpunt13, de aangenomen motie van het lid Strolenberg c.s.,14 en de overgenomen motie van het lid Bisschop15 aan deze discussies deel.
Het is onduidelijk wanneer een definitief besluit over dit initiatiefvoorstel verwacht kan worden binnen de Raad. Uw Kamer zal conform de vastgestelde afspraken geïnformeerd worden over het verloop van de onderhandelingen van de Europese Kiesakte.16
Ik deel met de leden Dekker-Abdulaziz en Sjoerdsma het belang van het tijdig en correct informeren van alle burgers in Nederland over eventuele wijzigingen in de Europese Kiesakte en het mogelijke belang daarvan voor de opkomst.
Voor de in antwoord op vraag 2 gememoreerde voorgestelde herzieningen van de richtlijn voor kiesrecht van mobiele EU-burgers bij gemeenteraadsverkiezingen (94/80/EG) en de verkiezingen van het Europees Parlement (93/109/EG) geldt dat er nog geen onderhandelingen in Raadsverband geweest zijn. Uw Kamer wordt conform de daarvoor geldende informatieafspraken geïnformeerd over het verloop van de onderhandelingen zodra deze starten.
Het vervallen van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u nader toelichten waarom de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba op 1 juli jongstleden is komen te vervallen, terwijl corona nog bestaat en het aantal besmettingen toeneemt?
Bij brief van 31 mei jl. heb ik de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koning van de Eerste Kamer gevraagd om een reactie te geven op mijn overwegingen met betrekking tot de twaalfde verlenging van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming (hierna: Tijdelijke wet) na 1 juli.1 Dit gezien het gegeven dat het enerzijds onwenselijk is een tijdelijke wet langer in werking te houden dan noodzakelijk en anderzijds vanwege de wensen van de VNG, het IPO, de UvW en de Kring van commissarissen van de Koning om het digitaal beraadslagen en besluiten te behouden. De vaste commissie heeft bij brief van 10 juni jl. aangegeven geen aanleiding te zien voor een twaalfde verlenging en daarmee de regering opgeroepen hiervan af te zien.2 Aan deze oproep heb ik gevolg gegeven waarmee de Tijdelijke wet per 1 juli jl. is komen te vervallen.
Kunt u nader toelichten of, met het komen te vervallen van de tijdelijk wet, problemen zijn ontstaan ten aanzien van de besluitvormingsprocedures bij lokale besturen en bent u bereid om navraag te doen bij onder andere de VNG, om na te gaan tegen welke problemen lokale besturen aan lopen?
Uit contacten met de Vereniging van Griffiers en de VNG zijn thans geen grote problemen als gevolg van het vervallen van de Tijdelijke wet gebleken. In enkele gevallen hebben volksvertegenwoordigers niet aan vergaderingen kunnen deelnemen als gevolg van thuisquarantaine. In het zomerreces wordt er in principe niet vergaderd. Wanneer dat wel het geval mocht zijn, dan zal een fysieke vergadering moeten plaatsvinden.
Kunt u toelichten op welke wijze lokale besturen, de huidige besluitvormingsproblemen die zich voordoen door coronabesmetting van leden, momenteel oplossen?
Van de enkele gevallen die mij gemeld zijn, hebben de lokale besturen oplossingen gezocht binnen het huidige wettelijke kader. Naast het fysiek niet deelnemen aan een vergadering en besluitvorming door een zieke volksvertegenwoordiger zijn er binnen het huidige wettelijke kader twee mogelijkheden om besluiten te kunnen nemen zonder met al te veel mensen bijeen te hoeven komen. Deze mogelijkheden zijn bij het uitbreken van de Covid-pandemie, toen de Tijdelijke wet werd voorbereid, aan het decentraal bestuur gecommuniceerd om continuïteit van beraadslaging en besluitvorming te bieden.
Een eerste mogelijkheid is wanneer er in een eerste vergadering wordt vastgesteld dat het quorum niet gehaald wordt, er in een tweede vergadering geen quorum meer geldt. Dit kan alleen voor de onderwerpen die al op de agenda van de eerste vergadering stonden. Een tweede mogelijkheid is als tijdens of na een digitale beraadslaging over een voorstel geen stemming wordt gevraagd. In dat geval is het voorstel op grond van artikel 32, derde lid, Gemeentewet respectievelijk artikel 32, derde lid, Provinciewet aangenomen. Het voorgaande is overigens niet geregeld in de Waterschapswet, waardoor algemene besturen van waterschappen deze mogelijkheid niet hebben.
Welke opties in de enkele gevallen die zich hebben voorgedaan zijn gebruikt, is mij niet bekend. Wel merk ik op dat de provisorische opties die voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet konden worden gebruikt vooral bedoeld waren voor de situatie waarin het niet kunnen deelnemen aan vergaderingen en besluitvorming de gehele volksvertegenwoordiging betrof en niet, zoals nu, enkele leden.
U werkt aan een mogelijke permanente regeling dat nu ter consultatie ligt, maar wanneer verwacht u dat de nieuwe wet naar de Kamer komt en hoe ziet de planning er verder uit?1
De permanente regeling (Wet digitaal vergaderen decentrale overheden) creëert een structurele wettelijke voorziening om digitaal vergaderen als mogelijkheid te behouden buiten de situatie dat fysieke samenkomst wegens COVID-19 of soortgelijke situaties worden afgeraden. De permanente regeling kent een eigenstandig doel waardoor het niet verbonden is aan het traject van de eerste tranche van wijziging van de Wet publieke gezondheid.
De Wet digitaal vergaderen decentrale overheden ligt nu ter consultatie.4 Na advisering door de Raad van State, zal het wetsvoorstel voor de permanente regeling aan het parlement worden aangeboden. Ik streef er naar het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2023 aan uw Kamer aan te bieden.
Indien de coronacijfers weer stijgen, welke juridische mogelijkheden hebben lokale overheden tot hun beschikking om aanstaande herfst en winter digitaal besluiten te nemen?
Met het vervallen van de Tijdelijke wet hebben decentrale volksvertegenwoordigingen geen juridische mogelijkheden meer om digitaal te beraadslagen en besluiten, met uitzondering van de twee in het antwoord op vraag 3 benoemde opties. Indien de gezondheidssituatie daarom vraagt, zal een nieuwe Tijdelijke wet in procedure worden gebracht, zodat decentrale volksvertegenwoordigingen op een veilige wijze digitaal kunnen vergaderen.
Deelt u de zorgen dat aankomende herfst en winter het aantal besmettingen dusdanig hoog kunnen zijn, dat lokale overheden niet meer goed kunnen vergaderen en besluiten kunnen nemen?
De beroeps- en belangenverenigingen benadrukken, met het oog op de huidige besmettingsontwikkelingen, het belang van beschikbaarheid van een voorziening voor digitaal vergaderen als dit najaar de besmettingscijfers weer zouden toenemen. Ik begrijp hun zorgen. Ingeval van opleving van het COVID-19-virus waarbij de besmettingen dusdanig hoog zijn dat dit beperkingen met zich meebrengt die invloed hebben op het houden van vergaderingen, vind ik het belangrijk om de continuïteit van het bestuur en de rechtmatigheid en democratische legitimiteit van besluitvorming te waarborgen. Ik zal in dat geval opnieuw een spoedwet in procedure brengen die tijdelijk voorziet in de mogelijkheid om digitaal besluiten te nemen door decentrale volksvertegenwoordigende organen.5
Bent u bereid om opnieuw een tijdelijke wet in te dienen, zodat deze wet aanstaande herfst/winter al van kracht kan zijn indien het nodig blijkt? Zo nee, waarom niet?
Mocht in het najaar de COVID-19-situatie nopen tot het bieden van de mogelijkheid aan decentrale volksvertegenwoordigingen om digitaal te vergaderen, dan zal de Tijdelijke wet opnieuw in procedure worden gebracht.
De gele kaart procedure met betrekking tot de Europese kiesakte |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Laurens Dassen (Volt) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat een parlement acht weken de tijd heeft om een gele-kaart-procedure te starten, nadat het Europees Parlement of de Europese Commissie een voorstel aan de Kamer heeft toegezonden?1
Dat klopt. Dit volgt uit het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid (hierna: Protocol). Op grond van artikel 4 van het Protocol zenden de Europese Commissie en het Europees Parlement ontwerpen van wetgevingshandelingen toe aan de nationale parlementen. Artikel 6 van het Protocol bepaalt dat ieder nationaal parlement en iedere kamer van één van die parlementen aan de voorzitters van het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie een gemotiveerd advies kan toezenden waarin uiteengezet wordt waarom het ontwerp niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel (ook wel de «gelekaartprocedure» genoemd). Dergelijke gemotiveerde adviezen kunnen binnen acht weken na de hierboven genoemde toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen worden ingediend.
Klopt het dat het daarbij specifiek gaat om het moment waarop het Europees Parlement of de Europese Commissie een voorstel bekend maakt, en niet het moment wanneer het kabinet het voorstel aan de Kamer voorlegt?
De in het Protocol genoemde termijn van acht weken begint te lopen vanaf de datum van toezending door het Europees Parlement of de Europese Commissie van een ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen. En dus niet vanaf het moment van bekendmaking van het ontwerp door het Europees Parlement of de Europese Commissie. Ook de datum waarop het kabinet de Kamer over het ontwerp informeert, is in dit verband niet relevant.
Klopt het dat het voorstel over de Europese kiesakte op 3 mei 2022 bekend is gemaakt en dat daarmee de termijn om de gele kaart te trekken op 28 juni 2022 verlopen is, twee dagen voor de op 30 juni 2022 ingediende motie-Leijten c.s. over het starten van de gele kaart procedure waarover op 5 juli aanstaande gestemd wordt?2
Het klopt dat het ontwerp voor de Europese Kiesakte op 3 mei 2022 bekend is gemaakt. Zoals aangegeven in het antwoord op de vorige vraag, begint de termijn waarbinnen de gele kaart getrokken kan worden te lopen vanaf de datum van toezending van het ontwerp aan de nationale parlementen.
Ik heb nagevraagd bij de griffie van uw vaste commissie voor Binnenlandse Zaken wanneer het ontwerp aan uw Kamer is toegezonden. De griffie geeft aan dat het ontwerp op 19 mei 2022 is toegezonden aan uw Kamer, met als briefdatum 18 mei 2022. Dit betekent dat de termijn waarbinnen elk van de Kamers een gele kaart zou kunnen trekken op 14 juli 2022 zal verlopen en dus niet reeds op 28 juni is verlopen.
Kunt u deze vragen individueel beantwoorden voorafgaand aan de stemmingen van 5 juli 2022?
Ja.