Heeft u kennisgenomen van het interview met de Voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen in de Financial Times waarin zij spreekt over «pretty precise plans» voor de inzet van Europese troepen in Oekraïne?1
Ja.
Klopt het dat er op EU-niveau plannen worden uitgewerkt voor een multinationale troepenmacht in Oekraïne, met «backstop» van de Amerikanen?
Er is geen sprake van een EU-initiatief voor een multinationale troepenmacht in Oekraïne. Nederland neemt deel aan het militaire planningsproces van de multinationale Coalition of the Willing. President van de Europese Commissie Ursula Von der Leyen neemt eveneens deel aan de internationale gesprekken in het verband van deze coalitie. Ook de VS is betrokken bij deze gesprekken, evenals de NAVO.
Is Nederland betrokken bij deze gesprekken en zo ja, op welk niveau? En zo ja, wat is onze inbreng geweest?
Ja. Nederland neemt deel aan deze gesprekken op militair niveau, hoogambtelijk niveau, ministerieel niveau en het niveau van regeringsleiders. Nederland heeft deelgenomen aan het militaire planningsproces van de Coalition of the Willing en heeft, evenals vijfentwintig andere internationale partners, tijdens een regeringsleidersbijeenkomst op 4 september jl. gezegd een bereidwillige houding te hebben om in een later stadium een substantiële bijdrage te leveren. Een definitief besluit over inzet van Nederlandse militairen is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de condities van een beëindiging van vijandelijkheden, de uitwerking van de rules of engagement en modaliteiten omtrent bestandsmonitoring.
Erkent u dat het uitzenden van Nederlandse militairen een exclusieve bevoegdheid is van de Nederlandse regering, met voorafgaande parlementaire instemming?
Nederlandse besluitvorming over deelname aan militaire missies en operaties, inclusief een eventuele inzet in Oekraïne, verloopt via de artikel 100-procedure, waarbij de regering vooraf aan de Staten-Generaal inlichtingen geeft over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter bevordering van de internationale rechtsorde. Hoewel uw Kamer formeel geen instemmingsrecht heeft, streeft het kabinet naar zo breed mogelijke parlementaire steun voor een zo zwaarwegend besluit als militaire inzet. Het kabinet zal uw Kamer zo goed mogelijk meenemen in de ontwikkelingen in de planvorming van Coalition of the Willing. Op het moment dat er sprake is van overeenstemming tussen de partijen over beëindiging van vijandelijkheden en tenuitvoerlegging in zicht komt, zal uw Kamer conform artikel 100 van de Grondwet worden geïnformeerd.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Von der Leyen in het licht van de nationale soevereiniteit van lidstaten?
Zoals president van de Europese Commissie Von der Leyen benoemt in het interview in de Financial Times, is de inzet van militairen altijd een nationale bevoegdheid. Zie ook het antwoord op vraag 4 over Nederlandse besluitvorming over deelname aan militaire missies en operaties.
Onderschrijft u dat de NAVO de hoeksteen is van de Nederlandse en Europese veiligheid en dat veiligheidsgaranties primair via de NAVO verlopen?
De NAVO is de hoeksteen van ons Nederlandse en Europese veiligheidsbeleid. Militaire inzet, ook ter ondersteuning van mogelijke veiligheidsgaranties, kan via de NAVO verlopen of in een ander verband. De huidige militaire planning vindt plaats in het kader van een Coalition of the Willing.
Ziet u in de uitspraken van Von der Leyen een beweging richting een Europees leger of een parallelle veiligheidsstructuur naast de NAVO?
Nee, president van de Europese Commissie Von der Leyen refereert naar plannen van de multinationale Coalition of the Willing. Deze internationale coalitie bestaat uit een groep landen die zich inzet voor steun aan Oekraïne om zich tegen de Russische agressie te weren, ook via planning voor een eventuele internationale militaire presentie.
Welke gevolgen zou een EU-geleide missie in Oekraïne hebben voor de rol en de cohesie van de NAVO?
Er is op dit moment geen sprake van een EU-geleide militaire missie in Oekraïne. Daarbij zijn de EU en de NAVO verschillende organisaties, met een eigen profiel en instrumenten, maar met deels overlappende belangen en doelstellingen. De militaire steunverlening aan Oekraïne is bij uitstek een dossier waarbij de EU en de NAVO elkaar kunnen versterken. Dit geldt ook voor de inspanning van de Coalition of the Willing.
Zijn de beweringen van Von der Leyen afgestemd met de lidstaten, of spreekt zij op eigen gezag?
President van de Europese Commissie Von der Leyen spreekt hierover op eigen gezag.
Hoe waardeert u de rol van de Voorzitter van de Europese Commissie in dit dossier, aangezien defensie en troepeninzet buiten de verdragsmatige bevoegdheid van de Commissie vallen?
President Von der Leyen is betrokken bij gesprekken van de Coalition of the Willing. De betrokkenheid van de Unie en de inzet van President Von der Leyen voor de brede steun aan Oekraïne acht Nederland van belang. De EU kan binnen haar bevoegdheden op verschillende manieren bijdragen aan inspanningen van de Coalition of the Willing. Dit kan bijvoorbeeld via de EU-trainingsmissie EUMAM, waarmee Oekraïense militairen worden getraind op EU-grondgebied. Daarnaast bestaan verschillende EU-initiatieven die bijdragen aan het versterken van de Oekraïense defensie-industrie. Nederland spant zich ervoor in om EU-instrumenten en -initiatieven te laten aansluiten op de inspanningen van de Coalition of the Willing. Daarnaast levert de EU ook niet-militaire steun die essentieel is om Oekraïne sterk te positioneren, bijvoorbeeld begrotingssteun, en zijn de Europese sanctiemaatregelen een belangrijk middel om de druk op Rusland te vergroten om de agressieoorlog te beëindigen.
Heeft Nederland in EU-verband bezwaar gemaakt tegen het wekken van de indruk dat er Europese plannen bestaan voor troepeninzet in Oekraïne?
Nee. Nederland neemt actief deel aan het plannen van Europees geleide opties voor een militaire presentie in en nabij Oekraïne in het kader van de Coalition of the Willing. De EU is bij deze gesprekken betrokken.
Hoe verhouden de door Von der Leyen aangekondigde «nieuwe financieringsstromen» voor Oekraïense strijdkrachten zich tot de Nederlandse begroting en het budgetrecht van de Tweede Kamer?
Op dit moment liggen er geen concrete voorstellen voor nieuwe aanvullende EU-financiering voor Oekraïense strijdkrachten voor in Brussel. Indien de Commissie een dergelijk voorstel doet zal het kabinet dit serieus in overweging nemen en uw Kamer hierover informeren via de gebruikelijke procedures. Het kabinet onderstreept in EU-verband het belang van geïntensiveerde steun aan Oekraïne, waarbij ook de EU-lidstaten hun eerlijke bijdrage moeten leveren.
Bent u voornemens om extra middelen te reserveren voor EU-fondsen die (indirect) bijdragen aan de financiering van een Europese militaire aanwezigheid in Oekraïne?
Er zijn momenteel geen concrete voorstellen in EU-verband om middelen te reserveren voor de (indirecte) financiering van een Europese militaire aanwezigheid in Oekraïne. Wanneer de Commissie een concreet voorstel hiertoe doet zal het kabinet dit serieus in overweging nemen. In het algemeen hecht het kabinet aan onverminderde steun aan Oekraïne, ook in EU-verband.
Kunt u bevestigen dat bij eventuele troepeninzet van Nederland in of rond Oekraïne, de Kamer daarover tijdig geïnformeerd wordt langs de procedure zoals beschreven in artikel 100 van de Grondwet?
Ja. Indien tenuitvoerlegging van de militaire plannen aanstaande lijkt, zal uw Kamer conform artikel 100 van de Grondwet worden geïnformeerd.
Welke stappen zult u zetten om te voorkomen dat de Europese Commissie de indruk wekt dat zij namens de lidstaten spreekt over troepeninzet?
Het kabinet acht het niet noodzakelijk stappen te zetten.
Het bericht 'Aanpak illegale goksites faalt: Kansspelautoriteit zet deurwaarders in' |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Aanpak illegale goksites faalt: Kansspelautoriteit zet deurwaarders in»?1
Ja.
Kunt u reflecteren op noodkreet van de Kansspelautoriteit aan de politiek, omdat het nog steeds niet lukt om illegale goksites offline te krijgen?
Ik onderschrijf de wens van de Kansspelautoriteit (Ksa) voor een aanvullend instrumentarium waarmee websites van illegale aanbieders kunnen worden geblokkeerd of offline kunnen worden gehaald. Zoals de Staatssecretaris Rechtsbescherming in de brief van 14 februari jl. aan uw Kamer heeft uiteengezet, is het bestrijden van illegaal aanbod als expliciete doelstelling in het hernieuwde kansspelbeleid verankerd.2 Daarbij gaat het naast de handhaving van de geldende wet- en regelgeving, waar illegale aanbieders zich aan onttrekken, juist ook om de bescherming van spelers tegen gokgerelateerde schade. Er zijn geen waarborgen voor bescherming bij illegale aanbieders. Het is daarnaast aannemelijk dat probleemspelers relatief vaker gokken bij het illegale aanbod, terwijl juist zij extra bescherming behoeven.3
De Ksa en ik geven dan ook prioriteit aan het tegengaan van illegaal aanbod. In dat kader werk ik aan de uitbreiding van de bevoegdheden van de Ksa om illegale aanbieders aan te pakken, zoals geschetst in de brief van mijn ambtsvoorganger van 14 februari jl. Naast instrumenten voor het blokkeren van websites, kijk ik daarbij ook naar aanpassing van wet- en regelgeving zodat de Ksa effectiever derde partijen, zoals internetserviceproviders of betaaldienstverleners, kan aanspreken op het aanbieden van hun diensten aan illegale aanbieders.4
De Ksa ontwikkelt momenteel ook binnen het huidige wettelijke kader andere methoden om het aanbod van illegale aanbieders terug te dringen. Daarvoor zoekt de Ksa actief de samenwerking op met partijen zoals de financiële sector, gokspelleveranciers, internetbedrijven, sociale mediaplatforms, collega-toezichthouders, vertegenwoordigers van vergunninghouders en affiliates. Deze samenwerking, genaamd de Alliantie ter bestrijding van illegale kansspelen, richt zich met name op het frustreren van de infrastructuur die de illegale online aanbieders gebruiken om hun illegale diensten aan te bieden.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Kansspelautoriteit nu zelfs deurwaarders moet inschakelen om illegale online goksites aan te pakken?
De Ksa beschikt over een breed handhavingsinstrumentarium en kan in voorkomende gevallen kiezen voor het opleggen van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete. In de praktijk blijkt echter dat illegale aanbieders vaak geen gehoor geven aan hun betalingsverplichtingen. Het is daarom passend dat de Ksa in die gevallen deurwaarders inzet om inning alsnog te realiseren. Met deze aanpak probeert de Ksa alsnog onbetaalde boetes ingevorderd te krijgen. Tegelijkertijd leert de praktijk dat het opleggen van lasten onder dwangsom en bestuurlijke boetes tijdintensief zijn. Daarbij komt dat illegale aanbieders zich vestigen in jurisdicties waar zij lastig te bereiken zijn en verschuilen zij zich achter complexe bedrijfsstructuren. Dit onderstreept het belang van de in het antwoord op vraag 2 geschetste aanpak gericht op het ontoegankelijk maken van illegaal aanbod, in plaats van uitsluitend repressief optreden zoals het geval is bij de inning van boetes.
Wat vindt u ervan dat illegale goksites de opgelegde boetes vaak niet betalen en zich hiervan weinig aantrekken?
Het is onwenselijk dat illegale aanbieders hun betalingsverplichtingen met betrekking tot de door de Ksa opgelegde boetes niet nakomen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, is het in de praktijk lastig om met boetes de illegaliteit effectief te bestrijden.5 Deze boetes kunnen dan ook vaak niet worden geïnd. Daarom richt de Ksa zich zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 niet alleen op de aanbieders zelf, maar ook op de infrastructuur die de illegale online aanbieders gebruiken.
Wat zijn de gevolgen als illegale goksites nalaten om boetes te betalen die zijn opgelegd door de Kansspelautoriteit?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat, als boetes geen afschrikwekkend effect hebben, er zwaardere instrumenten nodig zijn om illegale goksites offline te halen en uit Nederland te weren? Zo ja, welke extra maatregelen gaat u nemen?
Ik deel deze mening. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, werk ik in dit kader aan instrumenten voor het blokkeren van websites en aanpassing van wet- en regelgeving zodat de Ksa effectiever derde partijen kan aanspreken.
Hoe wordt gewaarborgd dat Nederlandse gedupeerden die geld zijn verloren aan illegale online gokbedrijven, dit kunnen terugvorderen? Geldt dit ook voor illegale gokbedrijven die zijn gevestigd op Malta?
Spelers die financiële schade lijden als gevolg van deelname aan illegale online kansspelen kunnen zich tot de rechter wenden om hun vorderingen aanhangig te maken. Het uitgangspunt is dat de Staat zich niet mengt in geschillen over civielrechtelijke verhoudingen tussen een (illegale) kansspelaanbieder en de speler. De beoordeling en afwikkeling van dergelijke geschillen is voorbehouden aan de rechterlijke macht.
De Staatssecretaris Rechtsbescherming heeft eerder zijn zorgen geuit over de onverenigbaarheid van de Maltese Bill 55 met het Unierecht.6 Naar aanleiding hiervan is de Europese Commissie op 18 juni jl. een formele inbreukprocedure tegen Malta gestart. De termijn van twee maanden waarbinnen Malta op de aanmaning van de Europese Commissie diende te reageren, is inmiddels verstreken. Het is nu aan de Europese Commissie om te beoordelen of de reactie van Malta toereikend is. Zo niet, dan kan de Europese Commissie een met redenen omkleed advies uitbrengen. Indien er dan alsnog geen afdoende reactie volgt, kan de zaak worden verwezen naar het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Bent u het ermee eens dat een van de bedoelingen van de Wet kansspelen op afstand, namelijk het terugdringen van illegaal online gokaanbod, niet is gehaald, nu nog steeds 9% van de gokkers speelt op illegale sites en de helft van de uitgaven in de online gokwereld naar illegale sites gaan?
Het voornaamste doel van de Wet kansspelen op afstand (Wet koa) was om spelers te beschermen door een betrouwbaar en vergund aanbod beschikbaar te stellen. Het volledig terugdringen van de illegale markt was daarbij geen doelstelling. De evaluatie van de Wet koa levert een zorgelijk beeld op van de beperkte bescherming tegen de risico’s van online gokken. Om de bescherming te realiseren en illegaliteit beter tegen te gaan zijn wijzigingen van wet- en regelgeving nodig, zoals aangekondigd in de brief van 14 februari jl. van de Staatssecretaris Rechtsbescherming. De systeemanalyse van TNO die mijn ambtsvoorganger toen aan uw Kamer heeft gezonden laat daarbij zien dat het volledig terugdringen van illegaal aanbod niet realistisch is.7
Hoe kijkt u naar de aanpak in landen als Frankrijk en Duitsland, waar jaarlijks honderden illegale goksites offline worden gehaald?
Bij de aanpak van het illegale aanbod, waaronder het ontoegankelijk maken van webpagina’s van illegale aanbieders, kijken de Ksa en ik ook naar ervaringen in andere landen, waaronder Frankrijk en Duitsland. De Franse toezichthouder, l'Autorité Nationale des Jeux (ANJ), beschikt bijvoorbeeld over de bevoegdheid om internetserviceproviders te verzoeken illegale goksites te blokkeren. Daartoe dient de ANJ eerst een «formal notice» te versturen, waarin zij vraagt de desbetreffende goksite vanuit Frankrijk ontoegankelijk te maken. Indien de illegale aanbieder niet binnen vijf dagen aan dit verzoek voldoet, kan de ANJ internetserviceproviders verplichten tot blokkering van de goksite. De Duitse toezichthouder, Gemeinsame Glücksspielbehörde der Länder (GGL), heeft de bevoegdheid om IP-adressen en betalingsverkeer van online casino’s zonder vergunning te blokkeren. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, werk ik aan aanvullend wettelijk instrumentarium voor het blokkeren van illegale goksites. Daarbij maak ik gebruik van de ervaringen uit deze landen.
In het kader van Europese samenwerking in het beschermen van mensen tegen gokschade en in de bestrijding van illegaal aanbod heeft de Ksa daarnaast op 8 en 9 september jl. de Player Protection Conference 2025 georganiseerd. De conferentie had kennisuitwisseling als doel en er werd gekeken naar hoe verschillende Europese toezichthouders kunnen samenwerken om spelers beter te beschermen en de infrastructuur van illegale aanbieders te frustreren. Om deze samenwerking verder te vorm te geven, heeft de Ksa met negen andere toezichthouders een werkgroep opgericht om gezamenlijk het illegale aanbod te bestrijden. Naast het uitwisselen van best practices wordt ook gewerkt aan concrete acties, bijvoorbeeld richting betaaldienstverleners of marketingpartijen. Dergelijke initiatieven steun ik van harte.
Welke maatregelen nemen deze Europese landen wel, die in Nederland niet worden toegepast?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid om, zoals de Kansspelautoriteit vraagt, maatregelen te nemen om goksites sneller offline te halen en zo ja, welke stappen gaat u zetten?
Zie antwoord op vraag 2.
Het bericht ‘Anna (14) blijft altijd als baby, toch krijgt ze plots veel minder zorg: vader Jonas vreest zijn baan te moeten opzeggen’ |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Nicki Pouw-Verweij (BBB) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Anna (14) blijft altijd als baby, toch krijgt ze plots veel minder zorg: vader Jonas vreest zijn baan te moeten opzeggen»?1
Dat de ouders van Anna, zoals beschreven in het krantenartikel, in de problemen komen met het organiseren van de zorg thuis betreur ik zeer. Ouders en andere gezinsleden van een zorgintensief kind hebben een zware zorglast. Zeker als zij deze zorg (grotendeels) thuis bieden aan hun kind (of jongvolwassene) heb ik daar veel bewondering voor. In het licht van het VN Verdrag Handicap wil ik dit ook zo goed mogelijk faciliteren. Het is niet aan mij om u meer informatie te verstrekken over deze specifieke situatie, maar ik heb me wel laten informeren of er contact is met het zorgkantoor en ik begrijp dat dit zo is. Ook bij het ministerie zijn signalen binnengekomen over onverwachte afwijzingen van meerzorg in de thuissituatie. Tevens kwamen bij het team Complexe Casuïstiek van het Ministerie van VWS de afgelopen periode meerdere casussen binnen waarbij dit speelt. Naar aanleiding van de signalen heeft mijn ambtsvoorganger aan Metgezel en Kenniscentrum ZEVMB gevraagd de problematiek te inventariseren. Hun verslag en de hiervoor verzamelde casuïstiek zijn van groot belang voor het traject dat ik met zorgkantoren ga doorlopen om maatwerkmogelijkheden voor zorg thuis te bezien. Voor een verdere toelichting hierop verwijs ik u naar de brief «Meerzorg thuis» die u recentelijk heeft ontvangen met kenmerk 4190840-1086889 LZ.
Waarom wordt momenteel 50% van de aanvragen voor verlenging van meerzorg geweigerd?
Het percentage van 50% dat het AD citeert is op basis van recente steekproef van Metgezel en ZEVMB-kenniscentrum. De steekproef bestaat voornamelijk uit een relatief kleine groep thuiswonende cliënten met complexe problematiek. Zij organiseren vaak zorg met een persoonsgebonden budget (pgb). Het overgrote deel van de meerzorg betreft echter aanvragen voor behandeling van gedragsproblemen van cliënten die zijn opgenomen met een indicatie VG7. Ook bij volledig pakket thuis (VPT) is meerzorg mogelijk. Er is derhalve een grotere groep die aanspraak kan maken op meerzorg dan waaraan wordt gerefereerd. Het genoemde percentage betreft daarmee niet het landelijke cijfer afwijzingen voor alle aanvragen voor meerzorg. De redenen waarom zorgkantoren aanvragen voor verlenging of verhoging van meerzorg thuis afwijzen kunnen verschillend zijn. Mijn beeld is dat momenteel zorgkantoren voornamelijk aanvragen voor meerzorg thuis afwijzen op grond van een oordeel dat er bij de thuiswonende cliënten geen sprake is van een «bijzondere zorgbehoefte» die de mogelijkheden van het zorgprofiel overstijgt. Over dit onderwerp heeft het Zorginstituut het rapport «Duiding en advies over toezicht in het kader van meerzorg bij mpt en pgb» gepubliceerd. Sommige zorgkantoren zijn, met inachtneming van hun zorgplicht, binnen de bevoegdheid die ze hiertoe hebben, aan de hand van dit rapport scherper gaan toetsen.
Wat betekent dit voor de zorg die deze mensen krijgen?
Een afwijzing van een hoge aanvraag voor meerzorg kan verstrekkende gevolgen hebben voor de cliënt en zijn gezin. Als het zorgkantoor de aanvraag voor meerzorg afwijst, is hieraan vaak wel een overgangsperiode gekoppeld. Uiteraard verschillen hierdoor de gevolgen per situatie. De cliënt kan bijvoorbeeld gebruik maken van de overige mogelijkheden die zorgkantoren hebben om maatwerkoplossingen voor zorg thuis te faciliteren. Het gaat om extra kosten thuis (EKT) en diverse toeslagen.
Gegeven dat per situatie de gevolgen verschillen ben ik voornemens de maatwerkmogelijkheden voor zorg thuis te bezien. Zorgkantoren hebben aangegeven maatwerkoplossingen te faciliteren binnen de mogelijkheden van de regelgeving. Voor een verdere toelichting hierop verwijs ik naar de brief «Meerzorg thuis».
Beseft u dat gezinnen in enorme problemen komen door deze besluiten? Wat is uw boodschap aan deze gezinnen? Wat moeten zij nu doen?
Ja, ik besef dat een afwijzing voor meerzorg verstrekkende gevolgen kan hebben voor de cliënt en zijn gezin. De situatie die is beschreven in het artikel van het AD is hiervan een treffend voorbeeld. Indien gezinnen het niet eens zijn met de beslissing van het zorgkantoor, kunnen zij in bezwaar en beroep gaan.
Om zoveel mogelijk te voorkomen dat cliënten (waaronder gezinnen in de thuissituatie) in de knel komen door het wegvallen van meerzorg hebben zorgkantoren aangegeven een coulante maatwerkbeoordeling toe te gaan passen bij cliënten met een complexe en/of intensieve zorgvraag waarvoor een verlenging wordt aangevraagd op een eerder door het zorgkantoor afgegeven beschikking voor meerzorg thuis. Zorgkantoren zullen zich per casus inzetten voor een passende overgang als een cliënt niet langer in aanmerking komt voor meerzorg en hierover in contact treden met de client.
Bij hoeveel mensen is de aanvraag voor meerzorg dit jaar afgewezen?
Momenteel beschik ik niet over landelijke cijfers over het percentage afwijzingen voor meerzorg-aanvragen in de thuissituatie. Met zorgkantoren is afgesproken dat zij gegevens gaan verzamelen zodat hier meer zicht op komt.
Klopt het dat er tussen regio’s verschillen zijn bij de afhandeling van een vergelijkbare (verlengings)aanvraag voor meerzorg? Hoe komt dit? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is?
Ik beschik niet over harde gegevens die dat bevestigen, maar het beeld dat naar voren komt uit de inventarisatie van Metgezel en het ZEVMB-kenniscentrum is inderdaad dat er verschillen zijn in de wijze waarop zorgkantoren tot een beoordeling komen. Zorgkantoren geven momenteel met inachtneming van hun zorgplicht invulling aan de beslissingsruimte die de regelgeving biedt. Zoals in mijn brief is toegelicht streef ik, samen met de zorgkantoren, naar een meer uniforme uitvoering van de meerzorgregeling.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat mensen wel de meerzorg krijgen toegekend die zij nodig hebben?
Mijn inzet is, om in overleg met de zorgkantoren en het Zorginstituut, in de regelgeving richting te geven aan de wijze waarop zorgkantoren de beoordeling dienen uit te voeren en dit zorgvuldig te doen. Dit draagt bij aan een meer uniforme uitvoering van de meerzorgregeling en biedt de duidelijkheid waarom in de Motie Krul/Van Dijk (TK, 25 657, nr. 365) wordt gevraagd.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat gehandicaptenbeleid van 9 september a.s.?
Ja.
Het bericht ‘Arbeidsmigrant heeft vaker ongeluk op de werkvloer. ‘Weinig aandacht voor arbeidsveiligheid’’ |
|
Ilse Saris (CDA) |
|
Nobel , Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Arbeidsmigrant heeft vaker ongeluk op de werkvloer. «Weinig aandacht voor arbeidsveiligheid»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat ruim 88 procent van de arbeidsmigranten in een kwetsbare positie een vorm van flexibele arbeidsrelatie heeft, terwijl het vaak om structureel werk gaat? Zo ja, hoe gaat het kabinet deze doorgeschoten flexibilisering terugdringen?
Ook als je in aanmerking neemt dat een deel van de arbeidsmigranten tijdelijk in Nederland komt werken, zie je dat te veel arbeidsmigranten in flexibele arbeidsrelaties zitten. Het kabinet zet erop in dat mensen in flexibele contracten meer zekerheid krijgen over hun inkomen en hun rooster en dat schijnzelfstandigheid wordt teruggedrongen. Het wetsvoorstel «Meer zekerheid flexwerkers» bevat maatregelen die de inkomens- en roosterzekerheid voor uitzendkrachten, oproepkrachten en tijdelijke contracten verbetert. Tegelijkertijd hebben werkgevers hier natuurlijk ook zelf een belangrijke rol om hun personeel juist te behandelen. Niet voor niets hebben ook sociale partners in het SER MLT-advies het uitgangspunt onderschreven dat bij structureel werk een vast contract hoort.
Hoe beoordeelt u de constatering van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) dat arbeidsmigranten volgens uiteenlopende schattingen 1,4 tot 5 keer zo vaak betrokken zijn bij arbeidsongevallen dan andere werknemers?
Er vinden onevenredig meer arbeidsongevallen met arbeidsmigranten plaats, ten opzichte van overige werknemers. Werkgevers hebben de verantwoordelijkheid om te zorgen voor het gezond en veilig werken van alle werkenden, inclusief arbeidsmigranten. Uitzendkrachten, waaronder veel arbeidsmigranten, werken vaker onregelmatig en hebben fysiek zwaar werk. Arbeidsmigranten hebben vaker ongevallen met machines en gereedschap2. Bij overige werknemers gaat het vaker om het vallen.
Het kabinet zet daarom onverminderd in op het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten om de positie van deze groep te verbeteren. Hierover is uw Kamer geïnformeerd via de jaarrapportage Arbeidsmigranten 20243. Eén van de aanbevelingen gaat over het invoeren van een meldplicht voor uitzendbureaus bij arbeidsongevallen. Dit wetsvoorstel is inmiddels aan uw Kamer gestuurd.
Erkent u dat het problematisch is dat gebrekkige communicatie een van de oorzaken van arbeidsonveiligheid is, omdat arbeidsmigranten de taal niet altijd (goed) spreken? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om dit fors te verbeteren?
Communicatie op de werkvloer is belangrijk voor de arbeidsveiligheid. Uit de bevindingen van de Arbeidsinspectie blijkt dat communicatie «in brede zin» een rol kan spelen bij ongevallen. Dan gaat het om onderlinge afstemming of onbekendheid met regels en veiligheidsinstructies als iemand voor het eerst op een locatie werkt.
Deze communicatieverschillen kunnen een risico zijn, daar moet de werkgever alert op zijn en zo nodig maatregelen nemen zodat het werk veilig kan worden uitgevoerd. De werkgever is verantwoordelijk om werknemers in te lichten over de risico’s op het werk en over de maatregelen om die risico’s te voorkomen.
Deze instructie is vormvrij. Voor een aantal gereglementeerde werkzaamheden en een aantal sectoren bestaat een taaleis, zoals bij kraanmachinisten en bij deskundige asbestverwijderaars. Aan die taaleis wordt overigens ook voldaan als duidelijk is dat werknemers kunnen communiceren in een voor hen begrijpelijke taal en de werkzaamheden op een verantwoorde wijze kunnen worden uitgevoerd.
De werkgever moet daar zo nodig maatregelen voor treffen, zoals het opstellen van een Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) dat dit adresseert, zodat het werk veilig uitgevoerd kan worden.
Alhoewel het dus gaat om meer dan het onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal is het belangrijk dat arbeidsmigranten ook de Nederlandse taal leren. De Nederlandse taal is immers vaak de sleutel om echt deel te kunnen nemen aan de Nederlandse samenleving. Daarom zet het kabinet in op het verbeteren van de taalvaardigheid van arbeidsmigranten. Uw Kamer is geïnformeerd over de aanpak hierop bij brief van 28 mei 2025.4
Herkent u het geschetste beeld dat er nu vaak een soort niemandsland is tussen de zorgplicht van het uitzendbureau en de zorgplicht van de werkgever, waarin de arbeidsmigrant verdwaald raakt?
Dit beeld is herkenbaar. Gezond en veilig werken gaat alle inleners en uitleners aan. De Arbeidsomstandighedenwet gaat met name in op wat de inlener als werkgever moet doen om risico’s op de arbeidsplaats te beperken. De uitlener, die werkgever in formele zin is, heeft ook een zorgplicht naar de ter beschikking gestelde werknemer. Deze zorgplicht is in mindere mate uitgewerkt in de Arbeidsomstandighedenwet. Mede daarom ligt er nu een wetsvoorstel meld- en vergewisplicht arbeidsongevallen bij uw Kamer. Met dit voorstel wordt de zorgplicht van het uitzendbureau nader ingevuld. Het uitzendbureau krijgt een plicht om ernstige en/of dodelijke ongevallen van uitzendkrachten te melden bij de Arbeidsinspectie. Daarnaast krijgt het uitzendbureau ook een vergewisplicht. Om hieraan te voldoen moeten het uitzendbureau en de inlenende werkgever regelmatig het gesprek voeren over de arbeidsomstandigheden, zeker na een arbeidsongeval. De inlenende werkgever moet zorgen dat er na een ongeval weer gezond en veilig gewerkt kan worden. Dit directe contact draagt bij aan het beperken van risico’s en betere arbeidsomstandigheden van kwetsbare arbeidsmigranten.
Naast dit wetsvoorstel is de Arbovisie 2040 relevant. Die richt zich op zowel preventie als op betere naleving van de arboregelgeving. Hiermee wil het kabinet bereiken dat het aantal arbeidsongevallen en zieken door en op het werk significant daalt. Onderdeel hiervan is het verder brengen van verantwoord opdrachtgeverschap in ketenverband, zoals bij uitzendkrachten. Dit door te kijken wat nodig is voor elke schakel in de keten om de daarbij behorende rol en verantwoordelijkheid te nemen voor goede arbeidsomstandigheden. Uw Kamer wordt hierover nader in het najaar geïnformeerd.
Op welke wijze kunnen arbeidsmigranten vooraf beter geïnformeerd worden over de weg naar passende zorg, financiële hulp of juridische bijstand als een ongeval heeft plaatsgevonden?
Een werkgever moet instructie, ofwel voorlichting en onderricht, geven aan alle werkenden over veilig werken en over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. De werkgever moet dit in begrijpelijke taal doen.
Om arbeidsmigranten verder te ondersteunen kunnen zij ook in contact treden met de Work in NL-punten, waar brede hulp en ondersteuning geboden kan worden.
Wat is uw boodschap aan de werkgeversorganisaties op basis van de uitkomsten van het rapport van de OVV?
De werkgever is vanuit zijn of haar zorgplicht verantwoordelijk voor een veilige en gezonde werkomgeving. Hij heeft deze zorg voor alle werknemers, waaronder ook uitzendkrachten en arbeidsmigranten. Zo moet de werkgever, ook als deze inlener is, ervoor zorgen dat er een RI&E opgesteld wordt waarin risico’s met betrekking tot werknemers (waaronder ook arbeidsmigranten) zijn opgenomen. Na een arbeidsongeval moet de werkgever de RI&E actualiseren.
Goed werkgeverschap en verantwoord opdrachtgeverschap zijn cruciaal. Sinds 2015 stimuleert het kabinet werkgevers, opdrachtgevers en uitvoerenden tot verantwoord opdrachtgeverschap. Dit betekent dat werkgevers en opdrachtgevers niet alleen moeten voldoen aan wettelijke eisen, maar (ook) actief moeten bijdragen aan het realiseren en bevorderen van een cultuur van veiligheid en gezondheid op de werkvloer.
Hoe gaat u de Arbeidsinspectie in staat stellen om harder op te treden tegen onveilige arbeidsomstandigheden voor arbeidsmigranten?
De Arbeidsinspectie gebruikt een brede mix aan interventies en instrumenten die is gericht op het behalen van maatschappelijk effect. Daarbij is de inzet van de Arbeidsinspectie vooral gericht op werkgevers waar de risico’s hoog zijn. De Arbeidsinspectie richt zich dus niet specifiek op arbeidsmigranten, maar door de correlatie met situaties waar veel arbeidsmigranten werken, komt de Arbeidsinspectie hen wel meer dan evenredig tegen bij de uitoefening van het toezicht op werkgevers.
De Arbeidsinspectie houdt dus vanwege het risicogerichte toezicht bij uitstek rekening met factoren waar kwetsbare werkenden zoals arbeidsmigranten mee te maken hebben. De Arbeidsinspectie komt in het actieve toezicht, bijvoorbeeld via de programma's arbeidsuitbuiting, uitzendbureaus en migratieregelingen, juist op die plekken waar arbeidsmigranten oververtegenwoordigd zijn. Ook onderzoekt de Arbeidsinspectie meldingsplichtige arbeidsongevallen waarbij uitzendkrachten (waaronder arbeidsmigranten) ook vaker slachtoffer zijn.
Op 9 juli jl. is de kabinetsreactie op het onderzoek naar de effectiviteit van het handhavingsinstrumentarium over de naleving van de arbeidswetten op het terrein van eerlijk werk aan uw Kamer gestuurd5. Het onderzoek doet verschillende aanbevelingen. Eén daarvan ligt op het terrein van het indexeren van de boetenormbedragen. Op dit moment wordt verkend of indexatie moet plaatsvinden voor Arbowet- en regelgeving en de Arbeidstijdenwet.
Bent u bereid om een integrale Kabinetsreactie te geven op de uitkomsten van het rapport «Veiligheid Arbeidsmigranten»?2
Zoals toegezegd bij het commissiedebat Arbeidsmigratie op 11 september jongstleden zal er voor het einde van het jaar een reactie komen op het rapport van de OVV over de veiligheid van arbeidsmigranten.
Omzeiling van sancties tegen Rusland via Centraal-Aziatische landen |
|
Tom van der Lee (GL), Kati Piri (PvdA) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich de in maart 2024 aangenomen motie Piri c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2027) die het kabinet verzoekt om sanctieomzeiling via landen uit de Euraziatische Economische Unie (EAEU), waaronder Kirgizië, steviger aan te pakken?
Ja.
Bent u bekend met het bericht van econoom Robin Brooks dat een aanzienlijke en aanhoudende stijging van Nederlandse goederenexport naar de bekende «ontwijkingshub» Kirgizië laat zien?1
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met een ander bericht van Robin Brooks, waaruit blijkt dat in landen met een vergelijkbare stijging van de export slechts een fractie van deze goederen terugkomt in de importcijfers van Kirgizië, wat erop duidt dat de goederen worden doorgevoerd naar de Russische Federatie?2
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat dergelijke doorvoer door Nederlandse bedrijven in strijd zou zijn met de uitbreiding van artikel 12 van sanctieverordening 2014/833 uit het 14e sanctiepakket van juni 2024?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u voornemens deze ogenschijnlijke omzeiling van sancties te onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u tevens voornemens de sanctiemaatregelen te handhaven door bedrijven schuldig aan deze omzeiling hierop aan te spreken?
Ja. Het tegengaan van sanctieomzeiling is een belangrijke prioriteit voor zowel het Ministerie van Buitenlandse Zaken als de Douane. Beide organisaties doen al sinds 2022 intensief onderzoek naar sanctieomzeiling, onder meer door het onderzoeken van handelsdata. Bijzondere nadruk ligt daarbij op landen met een verhoogd risico op omzeiling (zoals Kirgizië) en op de zogeheten «Common High Priority Items», goederen die de Russische oorlogsindustrie het hardst nodig heeft.
De handhaving van sanctiemaatregelen is een verantwoordelijkheid van de Douane. Daarbij wordt ook nadrukkelijk ingezet op het tegengaan van omzeiling. Bedrijven die worden verdacht zich bewust schuldig te maken aan omzeiling, worden ter vervolging voorgelegd aan het Openbaar Ministerie. De meeste Nederlandse bedrijven die betrokken raken bij sanctieomzeiling, zijn zich daarvan echter niet bewust. Daarom worden bedrijven, waarvan uit onderzoek blijkt dat zij mogelijk (onbewust) betrokken zijn bij omzeiling, dan ook actief benaderd en voorgelicht over de risico's van omzeiling.
Welke consequenties zijn er voor Nederlandse bedrijven die, dan wel zelf, dan wel via dochterondernemingen, sancties tegen Rusland omzeilen?
Het schenden van EU-sanctieverordeningen is strafbaar als een economisch delict. Signalen dat een bedrijf de sancties overtreedt worden altijd opgevolgd door onderzoek. Indien door een toezichthouder wordt vastgesteld dat een bedrijf of persoon bewust sancties omzeilt wordt in overleg met het Openbaar Ministerie overgegaan tot vervolging. Op het moedwillig overtreden van de sanctieverordening gelden stevige straffen, waaronder geldboetes met een maximum van ruim 1 miljoen euro of gevangenisstraffen tot zes jaar. Ook kan illegaal verkregen winst worden teruggevorderd. Met de komst van de nieuwe Wet internationale sanctiemaatregelen zal het ook mogelijk worden voor sommige toezichthouders om bestuursrechtelijk te handhaven op dergelijke schendingen, wat het handhavingsproces aanzienlijk zal versnellen.
Op welke manier bent u van plan om toekomstige sanctie-omzeiling middels doorvoer door «ontwijkingshubs» te voorkomen? Overweegt u te pleiten voor intensievere sancties tegen Euraziatische doorvoerlanden in toekomstige sanctiepakketten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, voor welke additionele sancties overweegt u te pleiten?
De aanpak van sanctieomzeiling is een prioriteit van dit kabinet. Dit behelst nationaal een combinatie van onderzoek, voorlichting en handhaving. Daarnaast wordt met derde landen samengewerkt om omzeiling via hun grondgebied tegen te gaan. EU Sanctiegezant David O’Sullivan speelt hierin een belangrijke rol en ook Nederland spreekt derde landen hier actief op aan. Binnen de EU zet Nederland zich consequent in voor meer inzet tegen omzeiling. In dat kader is de aanpak van sanctieomzeiling een van de Nederlandse speerpunten voor het negentiende sanctiepakket, waaraan thans wordt gewerkt. Waar diplomatieke inspanningen niet genoeg opleveren, verbindt de EU hieraan consequenties door passende en gerichte maatregelen in te stellen. De EU legde ook eerder al sancties op aan bedrijven, banken en schepen die betrokken zijn bij omzeiling, waaronder in Kirgizië en Kazachstan. Hierbij wordt samengewerkt met G7-partners en Nederland draagt hier actief aan bij.
Het bericht van RTV Noord waaruit blijkt dat tientallen raadsleden van Groninger gemeenten hebben te maken met agressie. |
|
Glimina Chakor (GL) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tientallen raadsleden van Groninger gemeenten hebben te maken met agressie: «Waar doe ik het nog voor?»»?1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Herkent u dat ook in Groningse gemeenten raadsleden steeds vaker te maken hebben met agressie en bedreiging? Krijgt u dergelijke berichten ook uit andere delen van het land? En zo ja, welke?
Ik herken helaas het beeld dat politieke ambtsdragers, onder wie raadsleden, steeds vaker te maken krijgen met agressie en intimidatie. Dit treft politieke ambtsdragers in Groningen, zoals het onderzoek van RTV Noord laat zien, maar ook ambtsdragers uit andere delen van het land. Zo blijkt ook uit de tweejaarlijkse monitor Integriteit en Veiligheid die in opdracht van mijn ministerie wordt uitgevoerd. Ik vind dit onacceptabel. Politieke ambtsdragers moeten ongestoord hun werk kunnen doen. Agressie hoort niet bij het politieke ambt.
In hoeverre komen de in het bericht genoemde ervaringen met agressie en intimidatie waar Groninger raadsleden mee te maken hebben overeen met het landelijk beeld zoals dat in de Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 wordt geschetst? In hoeverre wijkt het beeld in Groningen daarvan af?
De uitkomsten van het onderzoek van RTV Noord en de Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 komen nagenoeg overeen. Zo bericht RTV Noord dat 40% van de Groninger raadsleden te maken heeft gehad met agressie. De Monitor Integriteit en Veiligheid 2024 laat eveneens zien dat 40% van de raadsleden te maken heeft gehad met een vorm van agressie. Verder zijn ook de uitkomsten wat betreft soorten agressie waarmee raadsleden te maken krijgen en de negatieve gevolgen die zij daarvan ondervinden vergelijkbaar.
Deelt u de mening dat raadsleden die te maken krijgen met agressie of intimidatie dat moeten melden dan wel aangifte moeten doen? Zo ja, waarom en hoe komt het dan dat maar 6% van de decentrale politieke ambtsdragers daadwerkelijk aangifte doet?2 Wat gaat u doen om de aangiftebereidheid te vergroten?
Het is belangrijk dat raadsleden die te maken krijgen met agressie of intimidatie hiervan allereerst melding maken in de eigen organisatie. Uitgangpunt is om altijd te melden, zodat er registratie en eerste opvolging kan plaatsvinden. Die registratie blijft in veel gemeenten nog achter en dat vind ik zorgelijk. De vervolgstap is melding en aangifte bij de politie. Het belang hiervan wordt actief uitgedragen tijdens de Tour van het Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur langs alle gemeenten en kan vastgelegd worden in een agressie- of veiligheidsprotocol.
Om de drempel voor melding en aangifte bij de politie te verlagen is het belangrijk dat politieke ambtsdragers er niet alleen voor staan. Daarom stimuleer ik de invulling van een werkgeversrol om te ondersteunen bij het doen van aangifte. Denk hierbij aan de griffier, de (fractie)voorzitter of veiligheidsadviseur. Vanuit het Netwerk Weerbaar Bestuur krijgen zij handvatten om deze rol in te vullen.
Als het tot een aangifte komt, is adequate opvolging vanuit politie en OM een belangrijk sluitstuk. Wanneer het gevoel is dat een aangifte niet serieus wordt opgepakt, is dit vaak een reden om niet meer aangifte te doen. Signalen waar dit nog niet goed loopt deel ik met de Minister van Justitie en Veiligheid.
Acht u aanvullende afspraken over bescherming, preventie en nazorg voor bedreigde raadsleden nodig? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Samen met de betrokken partners zoals de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, Vereniging voor Griffiers, StatenlidNu en de Vereniging Nederlandse Gemeenten zet ik mij in alles te doen wat nodig is om raadsleden zo goed mogelijk te beschermen. Zo is de afgelopen tijd een veiligheidsscan voor volksvertegenwoordigers ontwikkeld. Hiermee krijgen zij kosteloos onafhankelijk advies over het verhogen van de veiligheid van hun woning, verplaatsingen en online gedrag.
Naar aanleiding van verstoringen en intimidaties tijdens recente raadsvergaderingen ben ik een traject gestart met gemeenten, provincies en waterschappen om te verkennen hoe we de veiligheid van raadzalen kunnen verhogen. In het najaar vindt hierover een eerste bijeenkomst plaats. Dit om er voor te zorgen dat raadsleden zich zonder druk van buitenaf kunnen blijven uitspreken.
Welke concrete maatregelen gaat u nemen om de sociale veiligheid van raadsleden structureel te versterken zodat zij zonder angst en druk hun werk kunnen doen?
Voor het versterken van de sociale veiligheid is het open gesprek als raad als collectief als raad een belangrijke eerste stap. Vervolgens moet helder zijn bij wie je terecht kunt in onveilige situaties. In de praktijk is dit naast de (fractie)voorzitter de griffier. De griffier speelt een steeds prominentere rol bij het versterken van de weerbaarheid binnen de raad. Om de griffier te helpen bij het invullen van deze rol werk ik momenteel aan het samenbrengen van alle benodigde informatie en handvatten in een weerbaarheidspakket voor griffiers. Dit pakket wordt ontwikkeld in nauwe samenwerking met de Vereniging van Griffiers en wordt begin oktober gelanceerd.
Welke rol spelen het Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur en vertrouwenslijnen zoals NL Confidential en hoe zorgt u dat raadsleden deze voorzieningen beter kennen en gebruiken?
Het Ondersteuningsteam biedt advies en steun aan alle politieke ambtsdragers binnen gemeenten, provincies en waterschappen die geconfronteerd worden met agressie, intimidatie en bedreiging. Het OTWB bestaat uit de beroepsverenigingen van politieke ambtsdragers, zoals de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden. Het team kan onder meer «peers» en ambassadeurs inzetten die snel en vertrouwelijk collegiale bijstand bieden na een heftig incident. Hierbij is ook aandacht voor de impact op gezinsleden. Bekendheid wordt gegenereerd via griffiers, burgemeesters en (lokale) politieke partijen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Versterking lokaal bestuur op woensdag 9 september a.s.?
Ja.
Het bericht ‘Nederland laat Russische schaduwvloot ongemoeid, terwijl zeven landen wel controleren’ |
|
Jan Paternotte (D66), Derk Boswijk (CDA) |
|
Tieman , Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland laat Russische schaduwvloot ongemoeid, terwijl zeven landen wel controleren»?1
Ja.
Bent u het eens met de vragenstellers dat Nederland, samen met bondgenoten, alles wat binnen onze macht ligt moet doen om Russische druk en dreiging, ook op internationale wateren, actief tegen te gaan?
Het kabinet neemt de Russische druk en dreiging zeer serieus en benadrukt de noodzaak van een krachtige, gecoördineerde aanpak binnen de internationale gemeenschap. Nederland zet zich, samen met haar bondgenoten, actief in om binnen de bestaande juridische en operationele kaders maatregelen te nemen om de Russische dreiging, ook op internationale wateren, effectief tegen te gaan.
Deelt u de mening van de vragenstellers dat Nederland minstens een gelijke bijdrage zou moeten leveren als de andere Oostzee- en Noordzeelanden aan het controleren van schepen uit de Russische schaduwvloot? Zo ja, bent u van mening dat Nederland dat momenteel ook doet?
Zoals aangegeven in de antwoorden op eerdere vragen van uw Kamer (Kamerstuk 21501-02-3021) varen er zeer veel schepen door de Nederlandse EEZ. Het is onmogelijk alle schepen uit de Russische schaduwvloot te controleren, temeer daar Nederland geen rechtsmacht heeft bij schepen die varen op open zee. Deze schepen hebben het recht van onschuldige doorvaart op grond van het VN-zeerechtverdrag (UNCLOS artikel 17). Andere Oostzee- en Noordzeelanden maken gebruik van in de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) aangewezen MRS-gebieden. MRS staat voor «Mandatory Reporting of Ships». Deze MRS-gebieden zijn nauwe zeestraten (de zogeheten choke points) waarbij er voor het bewaken van nautische veiligheid meer rechtsmacht is om schepen op zee te kunnen controleren op veiligheid. Nederland heeft geen MRS-gebieden want de Noordzee is een open zee en geen nauwe zeestraat. Nederland maakt voor controle van schepen uit de Russische schaduwvloot zoveel als mogelijk gebruik van de informaties uit de andere Oostzee- en Noordzeelanden die op grond van hun MRS-gebieden meer mogelijkheden hebben om in geval van onschuldige doorvaart toch te kunnen controleren. Daarnaast wordt actief gezocht naar aanvullende oplossingen om gezamenlijk in internationaal verband zo effectief mogelijk actie te kunnen ondernemen tegen dergelijke schepen. Zo heeft de Kustwacht recent, op 19/20 augustus en op 27/28 augustus jl., twee door de EU gesanctioneerde schaduwvlootschepen met een valse Arubaanse vlag begeleid en contact gelegd met de kapiteins. Hiervan zijn onder andere de scheepsdocumenten opgevraagd en gecontroleerd.
Bent u van mening dat alle ruimte die United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) in artikel 56, 192 en 211 biedt om het mariene milieu te beschermen, wordt benut?
Als verdragspartij moet Nederland uitvoering geven aan verplichtingen ter bescherming van het mariene milieu die voortvloeien uit het VN-Zeerechtverdrag en verplichtingen uit hoofde van andere relevante verdragen, zoals IMO-verdragen en het OSPAR-verdrag. Daarbij kan gedacht worden aan het MARPOL-verdrag waarin regels over verontreiniging van schepen staan of aan het OSPAR-verdrag ter bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan. Ook draagt EU-regelgeving bij aan de bescherming van het mariene milieu zoals de vogel- en habitatrichtlijn, de Kaderrichtlijn mariene strategie en recent de Natuurherstelverordening. Al deze verdragen en EU-regelgeving zijn of worden geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving ter bescherming en verbetering van het mariene milieu. Zo gelden onder de nationale Omgevingswet vergunningsplichten voor activiteiten op zee waarbij getoetst wordt op natuur- en milieueffecten.
Klopt het dat u eerst juridische belemmeringen noemde tegenover De Volkskrant, maar later vooral sprak van praktische belemmeringen die reden zouden zijn om niet te controleren? Kunt u dit toelichten?
Zoals eerder aangegeven, hangen de juridische mogelijkheden af van de omstandigheden. In geval van onschuldige doorvaart van schaduwvlootschepen heeft Nederland geen jurisdictie om schepen op open zee te controleren. In geval van schepen met een valse vlag zijn er meer mogelijkheden. Daarbij moet onder andere rekening worden gehouden met het zeegebied waarin wordt gevaren, buiten de territoriale wateren is de rechtsmacht beperkt. Voor controle op schepen op volle zee (onschuldige doorvaart) spelen ook praktische belemmeringen een rol.
Deze schepen zijn niet verplicht te reageren op een oproep van de Kustwacht om de scheepsdocumenten te overleggen. Andere EU landen gebruiken daar de in IMO aangewezen MRS-gebieden voor, waarbij in smalle zeestraten voor het bewaken van de nautische veiligheid wel jurisdictie is om overhandiging van scheepsdocumenten te vereisen.
Verder spelen operationele factoren een rol, zoals de beschikbaarheid van geschikte middelen en de veiligheidsomstandigheden bij ingrijpen op zee.
Welke stappen heeft u reeds gezet om de in het artikel genoemde juridische en technische belemmeringen weg te nemen?
Het kabinet heeft verschillende stappen gezet om de juridische en technische belemmeringen te verkleinen. Eerder bent u geïnformeerd over het internationaalrechtelijk kader voor overheidsoptreden op de Noordzee. Zoals hierboven genoemd wordt er gewerkt om het nationaalrechtelijke kader verder uit te werken. Daarnaast worden protocollen ontwikkeld om sneller informatie over verdachte schepen te delen met bondgenoten. Ook worden scenario-oefeningen voorbereid om de inzet van inspecteurs en schepen op zee en op ankervakken goed te coördineren en om risico’s bij inspecties te minimaliseren. Nederland onderzoekt samen met EU-partners hoe gezamenlijke monitoring en het delen van informatie het toezicht kunnen versterken.
Welke capaciteit is nodig om inspecties zo snel mogelijk te laten starten met het controleren van de Russische schaduwvloot?
Het controleren en inspecteren van de Russische schaduwvloot bestaat uit verschillende aspecten. In de regel komen deze schepen niet in Nederlandse havens en gaat het om het opvragen van documenten van voorbijvarende schepen (onschuldige doorvaart) waarbij deze schepen niet verplicht zijn hun scheepsdocumenten te overleggen maar dit wel op vrijwillige basis kunnen doen. De Kustwacht en Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) werken samen om verdachte schepen te monitoren. De Kustwacht vraagt de documenten en certificaten op die de ILT vervolgens controleert. Hiermee zijn beide diensten al begonnen en de eerste verdachte schepen zijn ook al op deze manier benaderd.
Daarnaast worden momenteel in samenwerking met de Kustwacht inspecteurs van de ILT opgeleid om controles uit te voeren op verdachte schepen. Zoals aangegeven voeren de ketenpartners nu al inspectieactiviteiten uit, uitbreiding van het type inspectie zal significant meer geld en capaciteit kosten bij de betrokken partijen. Over de dekking van deze kosten wordt nu gesproken. De voorbereiding gaat gewoon door.
Bent u bereid om prioriteit te geven aan het versterken van de maritieme handhavingscapaciteit in de Noordzee, zodat Nederland zo spoedig mogelijk wél controles gaat uitvoeren op de Russische schaduwvloot?
Ja, het kabinet geeft prioriteit aan het versterken van de maritieme handhavingscapaciteit. Er wordt gewerkt aan het uitbreiden van de middelen en het trainen van personeel om controles mogelijk te maken. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de Kustwacht, ILT en andere betrokken ketenpartners, met aandacht voor veiligheid, efficiëntie en juridische kaders.
Daarnaast onderzoekt het kabinet mogelijkheden om operationele en technische capaciteit op korte en middellange termijn uit te breiden, zodat Nederland actiever kan optreden tegen schepen van de Russische schaduwvloot, met name als ze vals gevlagd zijn, binnen de kaders van het internationale recht. Ook samenwerking met andere landen blijft een belangrijk instrument om de effectiviteit van controles te vergroten en de Noordzee veiliger te maken.
Gezien het feit dat u tot nog toe niet handhaaft in de Exclusieve Economische Zone, welke maatregelen neemt u of gaat u nemen om sabotage van onderzee-infrastructuur door Russische schepen tegen te gaan en te ontmoedigen?
In de Kamerbrief van 13 mei 2025 van de Minister van Defensie bent u geïnformeerd over mogelijkheden om in te grijpen op maritieme sabotageactiviteiten en de juridische basis daarvoor. Daarin is uiteengezet welke maatregelen het kabinet reeds uitvoert en dat mogelijke aanvullende maatregelen in specifieke situaties kunnen worden genomen. Dit betekent dat kwaadwillende actoren op de Noordzee niet mogen doen wat ze willen. Als dat nodig is, begeleidt de Koninklijke Marine Russische schepen door de Nederlandse EEZ. Daarnaast voert de Kustwacht in het kader van handhavingstaken patrouilles uit op en boven zee.
Het kabinet neemt verschillende maatregelen om de infrastructuur op de Noordzee weerbaar te maken. In het Actieplan Strategie ter bescherming Noordzee infrastructuur wordt samengewerkt met 6 departementen en verschillende uitvoeringsorganisaties om de bescherming van onderzeese infrastructuur te verbeteren. Zo is er onder andere geïnvesteerd in het verbeteren van zicht op en in de Noordzee, in het verhogen van de digitale en fysieke weerbaarheid, het verbeteren van de crisisbeheersing en is er geïnvesteerd in zowel nationale als internationale samenwerking.
Klopt het dat het Verenigd Koninkrijk meer schepen uit de schaduwvloot sanctioneert dan de Europese Unie (EU)? Zo ja, wat wilt u hieraan gaan doen?
Nederland blijft zich onverminderd inzetten om samen met onze partners, zowel binnen de EU als daarbuiten, de druk op Rusland op te voeren en de mogelijkheden om de schaduwvloot effectief aan te pakken te vergroten. Daarvoor is het sanctioneren van schepen die niet aan het olieprijsplafond voldoen van groot belang. Op dit moment heeft de Europese Unie, met toevoeging van 105 schepen in het 18e sanctiepakket tegen Rusland in juli 2025, 444 schepen van de Russische schaduwvloot gesanctioneerd. Het Verenigd Koninkrijk heeft op dit moment 424 schepen onder hun Rusland regime gesanctioneerd2. Daarmee heeft de Europese Unie een iets groter aantal schepen uit de schaduwvloot gesanctioneerd dan het Verenigd Koninkrijk. In nauwe samenwerking met onze partners, waaronder het Verenigd Koninkrijk, zullen wij onze gezamenlijke inspanningen voortzetten om de schaduwvloot krachtig en effectief aan te pakken.
De gevolgen van de storing bij het Openbaar Ministerie voor de aanvraag van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) |
|
Joost Sneller (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Kunt u aangeven wat de actuele status is van de problemen die zijn opgetreden n.a.v. de storing bij het Openbaar Ministerie (OM)? Zijn alle problemen die als gevolg van deze storing zijn opgetreden inmiddels verholpen?
Kunt u bevestigen dat de verstoring bij het OM ertoe heeft geleid dat het Justitiële Documentatie Systeem (JDS) sinds 17 juli 2025 geen actuele gegevens meer ontvangt? Zo ja, wanneer is dit bij u bekend geworden en wanneer heeft u de Kamer hierover geïnformeerd?
Hoeveel VOG-aanvragen zijn er sinds 17 juli 2025 ingediend waarvoor de beoordeling vertraging heeft opgelopen door het ontbreken van actuele gegevens in JDS?
Bent u bereid om op korte termijn een overzicht te geven van de aantallen vertraagde, onvolledig beoordeelde of opnieuw ingediende VOG-aanvragen sinds 17 juli 2025?
Hoe zijn werkgevers, werknemers en vrijwilligersorganisaties actief geïnformeerd over het feit dat VOG-aanvragen momenteel mogelijk op onvolledige informatie zijn gebaseerd?
In hoeveel gevallen is de screening van adoptieouders, pleeggezinnen en voogdijverzoeken door de Raad voor de Kinderbescherming mogelijk gebaseerd op onjuiste/verouderde informatie uit het JDS? In hoeveel gevallen is de screening vertraagd?
Wanneer verwacht de Minister dat het JDS weer volledig is bijgewerkt en VOG-aanvragen weer zonder vertraging én met de volledige informatie in behandeling worden genomen?
Klopt het dat Justis in sommige gevallen aan werkgevers en werknemers adviseert om een VOG-aanvraag opnieuw in te dienen zodra het JDS weer geactualiseerd is? En wat zijn de gevolgen als een werkgever geen nieuwe VOG laat aanvragen?
Wat betekent dit voor de rechtspositie van de aanvrager? Wordt de oorspronkelijke aanvraag in behandeling genomen zodra actuele informatie beschikbaar is, of moet de hele procedure opnieuw worden doorlopen? Wie draagt de kosten van de tweede aanvraag?
Bent u bereid te verkennen of het redelijk is om de kosten voor deze herhaalde aanvragen (die voortkomen uit een verstoring binnen de overheid) worden vergoed, dan wel via coulance worden kwijtgescholden?
Onnodig lang hogere verzekeringspremie na kankergenezing |
|
Julian Bushoff (PvdA) |
|
Tieman |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onnodig lang hogere verzekeringspremie na kankergenezing»1?
Ja.
Wat vindt u ervan dat jonge ex-kankerpatiënten bij de aanvraag van een verzekering tot tien jaar later worden geconfronteerd met hun medische verleden, terwijl hun overlevingskans vier jaar na de diagnose vaak hetzelfde is als die van leeftijdsgenoten die geen kanker hebben gehad?
Kanker is een zeer ingrijpende ziekte. Juist om onnodige beperkingen voor ex-patiënten bij het verkrijgen van een verzekering hierom is de schonelei-regeling geïntroduceerd. Deze regeling schrijft voor dat verzekeraars slechts gedurende een bepaalde termijn aan een aanvrager mogen vragen of in het verleden kanker is gediagnosticeerd. Daarbij is een belangrijke voorwaarde dat de doorgemaakte ziekte geen aanwijsbare gevolgen meer heeft. De termijn wordt bepaald door middel van algemeen aanvaarde medische inzichten en actuariële en statistische gegevens. Als de verzekeraar op een andere wijze over de informatie beschikt, bijvoorbeeld omdat de betrokkene de informatie al heeft verstrekt bij afsluiten van een eerdere verzekering bij dezelfde verzekeraar (nog binnen de termijn uit de schonelei-regeling), dan mag dit niet meer worden gebruikt bij de premiestelling of klantacceptatie.
Deelt u de mening dat deze jongeren niet onnodig moeten worden blijven geconfronteerd met deze nare periode in hun leven en dat hier mogelijk sprake is van onterechte stigmatisering en discriminatie van ex-kankerpatiënten?
Voor ex-patiënten, zowel jongeren als oudere personen, is dit inderdaad doorgaans een moeilijke periode uit hun leven en het is niet fijn daar opnieuw mee geconfronteerd te worden. De schone-lei regeling is een belangrijk instrument om te voorkomen dat zij hier onnodig aan herinnerd worden.
Heeft u inzicht in hoe vaak het voorkomt dat jongeren die genezen zijn van kanker fors hogere premies moeten betalen?
Nee, ik heb geen informatie beschikbaar over de premies die individuele verzekerden betalen.
Volstaat de schone-lei-regeling die sinds 2021 in Nederland is ingevoerd wat u betreft nog? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De schone-leiregeling is een belangrijk instrument. De termijnen die binnen deze regeling gelden worden gezamenlijk vastgesteld door de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK) en het Verbond van Verzekeraars.
De schone-leiregeling hanteert een standaardtermijn van maximaal tien jaar waarna doorgemaakte kanker sowieso geen rol meer speelt bij het aanvragen van een verzekering. Er is tevens ruimte gelaten voor het hanteren van kortere termijnen, die worden vastgesteld op basis van zowel algemeen aanvaarde medische inzichten als actuariële gegevens. Dit zorgt ervoor dat er balans is tussen enerzijds de toegankelijkheid van verzekeringen voor ex-kankerpatiënten en anderzijds de prudentiële verantwoordelijkheid van verzekeraars om passende premies te vragen. De laatste aanpassing van de termijntabel was op 1 januari 2025, waarbij de termijn voor enkele kankersoorten werd ingekort en er vijf kankersoorten zijn toegevoegd waarvoor nu een kortere termijn geldt.
Verder biedt de regeling een differentiatie die is gebaseerd op leeftijd. Er geldt een standaardtermijn van vijf jaar in plaats van tien jaar voor iedereen bij wie er voor het eenentwintigste levensjaar kanker wordt gediagnosticeerd.
Het is van groot belang dat de regeling actueel blijft en dat inzichten die aanleiding geven om termijnen te verkorten worden toegepast. Ik zal de komende tijd opnieuw in overleg treden met de patiëntenorganisaties, verzekeraars en eventuele andere betrokkenen om te bespreken of en welke nieuwe wetenschappelijke inzichten er zijn waardoor verdere differentiatie van de leeftijdstermijnen wenselijk en passend is.
Hoe kijkt u in het licht van de schone-lei-regeling naar de bevindingen uit het onderzoek van het Nederlands Kanker Instituut, het onderzoeksinstituut van het Antoni van Leeuwenhoek met het Erasmus Medisch Centrum waaruit blijkt dat de overlevingskans van jongvolwassenen die zijn genezen van kanker vier jaar na de diagnose vaak hetzelfde is als die van leeftijdsgenoten die geen kanker hebben gehad?
Deze onderzoeken leveren een waardevolle bijdrage in het beoordelen van de passendheid van de geldende termijnen. Deze onderzoeken en andere relevante bevindingen zullen ook betrokken worden bij het overleg waar in vraag 5 naar is verwezen.
Is het mogelijk om de regeling naar leeftijd te differentiëren, waarbij bijvoorbeeld een korte termijn voor jongeren tot een bepaalde leeftijd wordt gehanteerd? Is dit wenselijk volgens u? Welke voor- en nadelen zou dat kunnen hebben?
Ja, de regeling kent reeds differentiatie voor personen tot hun eenentwintigste levensjaar. Voor- en nadelen van dergelijke differentiatie zijn in de kern dezelfde als geldend voor de gehele regeling. Het is een balans tussen betere toegankelijkheid van verzekeringen en hogere prudentiële risico’s. Bij de vaststelling en eventuele aanpassing van termijnen is het daarom belangrijk om dit te baseren op objectieve wetenschappelijke inzichten.
Voor welke kankersoorten geldt inmiddels een kortere termijn dan tien jaar? Welke termijnen gelden bij deze kankersoorten?
De kortere termijnen zijn gebaseerd op zowel het type kanker als het stadium van de ziekte ten tijde van de diagnose. Zie hieronder de huidige termijntabel.2
Baarmoederhalskanker
FIGO-stadium 1A1
3 jaar
FIGO-stadium 1A2
3 jaar
FIGO-stadium 1B
6 jaar
Borstkanker
Stadium T1a/bNoMo
7 jaar
Stadium TicNoMo
9 jaar
Centraal Zenuwstelsel (CZS: meningeoom, mits volledig verwijderd)
Stadium G1
5 jaar
Kanker aan dikke darm en endeldarm (Adenocarcinoom)
T1NoMo en T2NoMo
9 jaar
Stadium 1A
5 jaar
Hodgkin
Stadium 1B
6 jaar
Stadium 2A
8 jaar
Maagkanker
Stadium 1A
8 jaar
Melanoom
Stadium 1
vervalt
Stadium 1A
5 jaar
Stadium 1B
6 jaar
Nierkanker
T1NoMoG1
8 jaar
Stadium 1, overig
9 jaar
Schildklierkanker
(Hürthle-celkanker, folliculaire kanker, papillaire kanker, inclusief mengvormen daarvan),
T1NoMo en
T2NoMo en
T3NoMo
3 jaar
Schildklierkanker
(Hürthle-celkanker, folliculaire kanker, papillaire kanker, inclusief mengvormen daarvan),
Waarbij leeftijd bij diagnose jonger dan 55 jaar
T1NoMo en
T2NoMo en
T3NoMo
6 jaar
Schildklierkanker (Medullaire tumoren)
TiNiMo
6 jaar
Vaginakanker
FIGO-stadium 1
8 jaar
Zaadbalkanker
(type seminoom en tumormarkers negatief)
stadium 1
5 jaar
stadium 2A en stadium 2B
6 jaar
stadium 2C
8 jaar
Zaadbalkanker non-seminoom
(type en tumormarkers negatief)
stadium 1 en stadium 2A
6 jaar
stadium 2B en stadium 2C
8 jaar
Wordt periodiek gemonitord of de schone-lei-regeling goed werkt en niet onterecht (jonge) ex-patiënten dupeert? Zo ja, op welke manier? Zo nee, bent u bereid dit alsnog in te voeren?
In 2022 en 2024 heeft overleg plaatsgevonden met betrokken partijen, waaronder vertegenwoordigers van patiënten. Zoals genoemd in antwoord 5 zal ik opnieuw met betrokkenen bespreken of en welke nieuwe wetenschappelijke inzichten er zijn waardoor verdere differentiatie van de leeftijdstermijnen wenselijk en passend is.
Bent u bereid met verzekeraars en ex-patiënten in gesprek te gaan om tot een toekomstbestendige en rechtvaardige regeling te komen en de termijn van tien jaar in de schone-lei-regeling in te korten, bijvoorbeeld naar vier of vijf jaar? Zo nee, waarom niet?
Zoals toegelicht in antwoord 5 zal ik met betrokken partijen bespreken of en welke nieuwe wetenschappelijke inzichten bestaan waardoor verdere differentiatie van de leeftijdstermijnen wenselijk en passend is.
Kunt u deze vraag los van elkaar beantwoorden?
Ja.
De Freedom Flotilla actie en de bescherming van Nederlandse burgers |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de Freedom Flotilla vloot zondag 31 augustus is uitgevaren richting Gaza met als doel het doorbreken van de illegale blokkade van Gaza door Israël?
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat er in ieder geval vier Nederlandse burgers aan boord zijn bij deze vloot?
Ja.
Deelt u de mening dat het doel van deze actie, namelijk het doorbreken van de illegale blokkade van Gaza en het brengen van humanitaire hulp naar de bevolking van Gaza, legitiem is en niet mag worden gehinderd? Zo ja, hoe gaat u hieraan bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de zorgen van de initiatiefnemers van de Global Sumud Flotilla over de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook. Humanitaire hulp moet onmiddellijk en aanzienlijk worden opgeschaald en moet alle mensen in nood kunnen bereiken in de hele Gazastrook. Professionele en gemandateerde hulporganisaties moeten voldoende humanitaire toegang krijgen over land, aangezien dit de enige manier is om humanitaire hulp te kunnen bieden op de schaal die nodig is. Nederland blijft dit benadrukken richting de Israëlische autoriteiten.
De crisis in de Gazastrook is zeer acuut en alle humanitaire hulp voor het gebied is welkom. Tegelijkertijd is de humanitaire hulp die de Sumud Flotilla hoopt af te leveren voornamelijk symbolisch van aard en niet voldoende om de extreme noden in de Gazastrook werkelijk te verlichten. Voor het werkelijk verlichten van de crisis moeten professionele, gemandateerde hulporganisaties structurele en ongehinderde toegang krijgen voor de invoer en distributie van hulpgoederen.
Deelt u de mening dat Israëls handelen tegen de vorige Flotilla actie, namelijk het enteren en gevangennemen van de opvarenden van de Madleen op internationale wateren, illegaal was? Zo ja, wat gaat u doen om dit deze keer te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is onvoldoende bekend over de onderschepping van het schip om tot een definitief oordeel te komen. Onderzoek door met name de vlaggenstaat, het Verenigd Koninkrijk, zou meer gegevens moeten opleveren.
Zie verder het antwoord op vraag 6.
Op welke manieren heeft u de vorige keer bij de Israëlische regering bezwaar gemaakt tegen het illegaal gevangennemen van Nederlandse staatsburgers en het blokkeren van boten met humanitaire hulp?
Tijdens de vorige actie van de Freedom Flotilla Coalition in juni jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Israëlische autoriteiten vooraf geïnformeerd over de aanwezigheid van een Nederlands staatsburger aan boord van de Madleen en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen het schip en zijn opvarenden.
Bent u van plan de Israëlische regering te waarschuwen geen Nederlandse staatsburgers gevangen te nemen bij het brengen van humanitaire hulp aan Gaza? Zo ja, op welke manieren? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Israëlische autoriteiten recent geïnformeerd over de aanwezigheid van Nederlandse staatsburgers aan boord van schepen van de Sumud Flotilla en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen de schepen en hun opvarenden.
Bent u van plan er bij de Israëlische regering op aan te dringen de schepen van Freedom Flotilla vrije doorgang te verlenen voor het verstrekken van humanitaire hulp aan Gaza? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Kritiek op de illegale Israëlische blokkade van humanitaire hulp is terecht en het is begrijpelijk dat burgers willen bijdragen aan de verbetering van de humanitaire situatie in de Gazastrook. Daarvoor zet het kabinet zich eveneens onverminderd in. Tegelijkertijd is de kleurcode van het reisadvies voor de Gazastrook rood. Dat betekent: wat uw situatie ook is, reis hier niet heen, het is er te gevaarlijk. Ook waarschuwt het ministerie in het reisadvies dat de Nederlandse overheid geen consulaire bijstand kan bieden in gebieden waar kleurcode rood geldt.
Zie verder het antwoord op vraag 3.
Op welke manieren levert u (consulaire) bijstand aan de Nederlandse opvarenden van de Freedom Flotilla?
Op dit moment heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen consulaire hulpverzoeken ontvangen van Nederlandse opvarenden van schepen van de Sumud Flotilla. Indien een consulair hulpverzoek wordt gedaan, kijkt het ministerie naargelang de mogelijkheden en specifieke omstandigheden of en hoe consulaire bijstand kan worden verleend.
Bent u in contact met andere landen waarvan de burgers opvarenden van de Freedom Flotilla zijn? Zo ja, bent u bereid gezamenlijk op te trekken tegen de Israëlische regering? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat in contact met andere landen van wie staatsburgers opvarenden zijn van schepen van de Sumud Flotilla. Waar opportuun, trekt Nederland gezamenlijk op in contacten met de Israëlische autoriteiten.
Bent u bereid deze vragen afzonderlijk en met spoed te beantwoorden, gezien urgentie van de situatie?
De vragen zijn zo snel mogelijk en binnen de gebruikelijke termijn beantwoord.
De stand van zaken van de uitvoering van de SP motie om te stoppen met de commerciële noodopvang |
|
Michiel van Nispen (SP), Jimmy Dijk (SP) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Herinnert u zich de aangenomen motie van het lid Dijk (Kamerstuk 19 637, nr. 3424) die verzoekt om nog voor eind 2025 te stoppen met de commerciële noodopvang?
Herinnert u zich de al eerder aangenomen motie van het lid Dijk (Kamerstuk 36 410, nr. 107) die verzoekt om de verdienmodellen van de commerciële noodopvang te stoppen?
Kunt u aangeven welke stappen ondertussen zijn gezet om de afhankelijkheid van de commerciële noodopvang te verminderen?
Hoe ver is deze commerciële noodopvang afgebouwd? Kun u een tussenstand geven? Zo nee, waarom niet?
Gaat het dit kabinet lukken deze naar nul af te bouwen voor het einde van het jaar? Zo ja, wat is de planning en voortgang? Zo nee, waarom niet?
Hoe is deze de afgelopen maanden afgebouwd? Kun u hier een overzicht en voortgang per maand van geven? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven met hoeveel commerciële partijen nog zaken wordt gedaan en hoeveel partijen dit begin dit jaar nog was?
Kunt u aangeven hoeveel plekken begin dit jaar beschikbaar werden gesteld door commerciële partijen en hoeveel dit nu is?
Wat kostte de commerciële noodopvang in 2024? Hoe hoog zijn de kosten tot nu toe in het jaar 2025?
Verwacht u dat de kosten zullen dalen dit jaar? Zo ja, op basis waarvan zijn deze verwachtingen? Zo nee, wat doet u eraan om deze daling van kosten voor commerciële noodopvang alsnog voor elkaar te krijgen?
Heeft het verminderen van de afhankelijkheid van de commerciële noodopvang prioriteit voor u?
Is het kabinet van mening dat het zeer onwenselijk is dat er veel geld wordt verdiend aan noodopvang door commerciële partijen terwijl de samenleving hier de rekening voor betaalt?
Welke stappen worden er de komende tijd gezet om de invloed van de commerciële noodopvang te beperken?
Het bericht ‘Communicatieplannen grote fondsen laten tegenvallers onbesproken’ |
|
Ilse Saris (CDA) |
|
Mona Keijzer (minister volkshuisvesting en ruimtelijke ordening) (BBB) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Communicatieplannen grote fondsen laten tegenvallers onbesproken»?1
Ja.
Wat is uw duiding van de constatering van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) dat veel communicatieplannen lacunes bevatten?
Met de AFM deel ik dat het belangrijk is deelnemers goed mee te nemen in de transitie naar de nieuwe pensioenregelingen. Tijdens de Kamerbehandeling van het wetsvoorstel verlenging pensioentransitie zijn er aanvullende maatregelen toegezegd.2 Onderdeel daarvan is een aanscherping van de regelgeving voor pensioenuitvoerders die er beter dan voorheen voor zorgt dat de getoonde transitie-informatie leidt tot realistische verwachtingen bij deelnemers. Het streven is om dit voor het eind van het jaar in regelgeving op te nemen.
Mondiale economische ontwikkelingen en fluctuaties op financiële markten kunnen van invloed zijn op de waarde van beleggingen die pensioenfondsen aanhouden en daarmee op de dekkingsgraad. In het transitieplan van het pensioenfonds moet beschreven staan welke procedure in werking treedt en welke alternatieve transitie-afspraken van toepassing worden als in aanloop naar de transitie de dekkingsgraad zakt onder een kritische grens.3 Het beeld is dat transitieplannen hieraan voldoen.
Onderschrijft u de aansporing van de AFM aan fondsen om na te denken over de communicatie bij het scenario dat de ambities voor de overgang niet worden gehaald en dit te verwerken in het communicatieplan? Zo ja, hoe bent u voornemens dat onder de aandacht te brengen bij pensioenfondsen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de recente turbulente ontwikkelingen in de wereld waar de AFM op wijst het belang onderstrepen van tijdige en realistische communicatie aan deelnemers over de voordelen en nadelen van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel?
Het is niet voorgeschreven om in het communicatieplan vast te leggen wat pensioenfondsen gaan doen bij tegenvallers; dat staat aangegeven in het transitieplan. Wat beschreven staat in de communicatieplannen hoeft geen uitputtende opsomming te zijn van de communicatie-uitingen en informatiedragers die pensioenuitvoerders bij de transitie (gaan) inzetten. In de Pensioenwet is voorgeschreven dat pensioenfondsen rond de transitiedatum hun deelnemers op een duidelijke, evenwichtige en correcte wijze informeren over hun te verwachten pensioen in de oude en in de nieuwe situatie; wat kon men verwachten in de oude regeling en hoeveel wordt het in de nieuwe regeling. Onderdeel van dit voorschrift is ook om te tonen wat het verwachte pensioenbedrag wordt als het heel erg tegen zit. AFM houdt hier toezicht op.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat diverse grote fondsen die per 1 januari 2026 overgaan naar het nieuwe stelsel in tegenspraak met de wens van de AFM niets hebben vastgelegd in hun communicatieplan over wat ze gaan doen bij tegenvallers?
Volgens de jaarverslagen over 2024 hebben de genoemde pensioenfondsen gezamenlijk in totaal meer dan 5,5 miljoen (gewezen) deelnemers.4
Hoeveel (gewezen) pensioendeelnemers vertegenwoordigen Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW), Pensioenfonds Metaal en Techniek (PMT) en Detailhandel gezamenlijk?
Alle deelnemers aan pensioenregelingen moeten in de communicatie van de pensioenuitvoerder ook gewezen worden op mogelijke tegenvallers die voor hun verwacht pensioen kunnen ontstaan. De wijze waarop tegenvallende pensioenuitkomsten getoond en berekend moeten worden, is wettelijk voorgeschreven in de Pensioenwet en in de regels van de uniforme rekenmethode.5
Deelt u de mening dat het hier gaat om een substantiële groep deelnemers, en dat deze groep in de communicatie ook gewezen moet worden op mogelijke tegenvallers? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven bij antwoord 2 en 3, is het streven voor het einde van het jaar de betreffende regelgeving aan te passen.
Ziet u aanleiding om de wettelijke vereisten voor pensioencommunicatie aan te scherpen op basis van de ervaringen met de koplopers en het recente transitiebulletin van de AFM? Zo nee, waarom niet?
De voorgedragen nieuwe demissionaire minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
|
Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA), Lisa Westerveld (GL) |
|
Dick Schoof (minister-president ) (INDEP) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met uitlatingen die zijn gedaan door de voorgedragen demissionaire Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) over het bekladden van een regenboogzebrapad te Appingedam?1, 2
Wat is uw oordeel over de uitlatingen van de voorgedragen demissionaire Minister van OCW?
Kunt u uitleggen hoe het samengaat dat een persoon die regenboogzebrapaden gelijkstelt aan hakenkruizen de verantwoordelijke bewindspersoon wordt voor het ministerie dat verantwoordelijk is voor emancipatie en de aanpak van discriminatie tegen lhbtqia+-personen?
Kunt u zich voorstellen dat lhbtqia+-personen zich niet gehoord en onveilig voelen met een Minister die dergelijke uitlatingen heeft gedaan?
Wat zegt u als Minister-President voor álle Nederlanders tegen mensen die zich onveilig voelen door mensen in uw ministersploeg?
Wat vindt u ervan dat de voorgedragen demissionaire Minister van OCW het aanbrengen van hakenkruizen bagatelliseert?
Vindt u dat de voorgedragen demissionaire Minister van OCW afstand moet nemen van zijn uitlatingen rondom regenboogzebrapaden en hakenkruizen voordat hij kan aantreden als Minister?
Kunt u zich voorstellen dat de gedane uitlatingen door de aankomend demissionaire Minister van OCW bijdragen aan het dalen van de acceptatie van lhbtqia+-personen in de samenleving? Hoe verhoudt dit zich tot het onderzoek naar de dalende acceptatie dat het ministerie momenteel zelf aan het doen is?
Wat is volgens uw kabinet de betekenis van het symbool van de regenboog(vlag)? Gaat de nieuwe demissionaire Minister van OCW dit uitdragen? Zo nee, waarom niet?
Vindt u het verstandig als de nieuwe demissionair Minister van OCW actief in gesprek gaat met vertegenwoordigers van lhbtqia+-personen om de ontstane zorgen en de gevoelens van onveiligheid naar aanleiding van zijn uitlatingen weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Wat gaat het demissionaire kabinet in de resterende periode nog actief doen om de acceptatie en de veiligheid van lhbtqia+-personen te vergroten? Kunt u dit nauwkeurig toelichten?
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar uiterlijk woensdag 3 september 2025 om 12.00 uur beantwoorden, gezien de actualiteit? Zo nee, waarom niet?
Het bericht dat er gedetailleerde plannen zijn voor militaire inzet in Oekraïne |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Europees commissievoorzitter Von der Leyen aangeeft dat er gedetailleerde plannen zijn voor militaire inzet in Oekraïne?1
Ja.
Kunt u deze berichtgeving bevestigen? Bent u ook op de hoogte van deze plannen?
Ja.
Is de Nederlandse regering betrokken bij het opstellen van deze plannen? Zo ja, wat was de Nederlandse inzet? Is deze verwezenlijkt? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland heeft deelgenomen aan het militaire planningsproces onder leiding van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.2 De Nederlandse betrokkenheid bij het militaire planningsproces van de Coalition of the Willing past binnen het Nederlandse beleid van onverminderde steun aan Oekraïne, conform o.a. moties Timmermans en Yesilgöz-Zegerius (motie 36 045, nr. 191, 18 februari jl.) en Paternotte en Van Campen (motie 21 501-02, nr. 3047, 18 februari jl.). Het is cruciaal dat Europa verantwoordelijkheid neemt voor de veiligheid van Oekraïne, die nauw verbonden is aan onze eigen veiligheid. Via een brief is uw Kamer over de ontwikkelingen van het planningsproces geïnformeerd (Kamerstuk 2025Z15788, 10 september jl.).
Wordt een dergelijke eventuele militaire inzet gedaan onder de vlag van de NAVO?
De NAVO is een defensief bondgenootschap, met drie hoofdtaken ten behoeve van de veiligheid van het NAVO-grondgebied: collectieve afschrikking en verdediging, crisispreventie en -beheersing en coöperatieve veiligheid. Eventuele militaire inzet onder NAVO-vlag is niet aan de orde. Momenteel vindt militaire planning plaats via de Coalition of the Willing. Deze internationale coalitie bestaat uit een groep landen die zich inzet voor het vormgeven van veiligheidsgaranties voor Oekraïne, zodat Oekraïne in staat kan worden gesteld om vanuit een zo sterk mogelijke positie te onderhandelen over een duurzaam einde van de oorlog.
Deelt u de mening dat de NAVO een defensief bondgenootschap dient te zijn, gericht op de verdediging van het grondgebied van de lidstaten? Zo ja, hoe verhoudt deze missie zich daartoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u het standpunt dat een militaire missie in Oekraïne buiten het mandaat van de NAVO valt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke voorwaarden stelt de Nederlandse regering aan deelname aan een militaire missie in Oekraïne?
De door Nederland eventuele uiteindelijke inzet van militairen is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de condities van een beëindiging van de vijandelijkheden, de uitwerking van de rules of engagement en modaliteiten omtrent bestandsmonitoring. Het eventueel inzetten van Nederlandse capaciteiten is onder uitdrukkelijk voorbehoud van nationale politieke besluitvorming. Op het moment dat er sprake is van overeenstemming tussen de partijen over een beëindiging van vijandelijkheden en tenuitvoerlegging in zicht komt, zal uw Kamer conform artikel 100 van de Grondwet worden geïnformeerd.
Deelt u het standpunt dat eventuele Nederlandse deelname aan een militaire missie in Oekraïne alleen kan plaatsvinden als dit onderdeel is van een vredesakkoord tussen Rusland en Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Om Oekraïne in staat te stellen vanuit een positie van kracht te onderhandelen over een duurzame vrede, zet de Coalition of the Willing zich in om na beëindiging van de vijandelijkheden met een militaire presentie de Oekraïense krijgsmacht te versterken en moderniseren, zodat het in de toekomst Russische agressie kan afschrikken. Oekraïne is een soeverein land dat zelf kan besluiten over de aanwezigheid van internationale militairen binnen eigen grenzen.
Deelt u het standpunt dat eventuele Nederlandse deelname aan een militaire missie in Oekraïne alleen kan plaatsvinden als daarvoor een duidelijk mandaat van de VN-veiligheidsraad onder ligt? Zo nee, waarom niet?
Nee. Oekraïne bepaalt zelf of het buitenlandse troepen op diens grondgebied uitnodigt. Een mandaat van de VN-Veiligheidsraad is hiertoe niet noodzakelijk.
Deelt u het standpunt dat eventuele Nederlandse deelname aan een militaire missie in Oekraïne alleen kan plaatsvinden als het mandaat van die militaire missie duidelijk is en de militairen voldoende capaciteit en uitrusting hebben om dat mandaat uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het kabinet deelt de mening dat elke inzet van Nederlandse troepen gepaard moet gaan met een helder mandaat en voldoende uitrusting.
Deelt u het standpunt dat eventuele Nederlandse deelname aan een militaire missie in Oekraïne alleen kan plaatsvinden als er een duidelijke exitstrategie is? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet hecht bij Nederlandse militaire inzet aan realistische doelstellingen inclusief een exit-strategie.
Deelt u het standpunt dat eventuele Nederlandse deelname aan een militaire missie in Oekraïne alleen kan plaatsvinden als daar vooraf toestemming vanuit de Kamer voor is gegeven? Zo nee, waarom niet?
Tot op het moment dat er sprake zou zijn van activatie van de gemaakte militaire plannen, blijven de plannen van de Coalition of the Willing in beweging en blijft Nederland betrokken bij het militaire planningsproces. Het kabinet hecht eraan uw Kamer daarbij in de tussentijd te blijven informeren, in zoverre mogelijk gegeven de afspraken binnen de Coalition of the Willing en zonder de onderhandelingspositie van Oekraïne te verzwakken. Zoals ook geantwoord op vraag 7 zal uw Kamer conform artikel 100 van de Grondwet worden geïnformeerd op het moment dat er sprake is van overeenstemming tussen de partijen over een beëindiging van vijandelijkheden en tenuitvoerlegging van het militair plan in zicht komt.
Deelt u het standpunt dat een demissionair kabinet, dat nog maar op de steun van 32 kamerzetels kan rekenen, zeer terughoudend moet zijn in het doen van toezeggingen aan andere landen betreffende de inzet van Nederlandse militairen? Zo nee, waarom niet?
In uw Kamer is een brede meerderheid voor het voortzetten van steun aan Oekraïne, alsook om een constructieve houding aan te nemen ten opzichte van een plan voor militaire inzet in Oekraïne, in lijn met moties Timmermans en Yesilgöz-Zegerius (Motie 36 045, nr. 191, 18 februari jl.) en Paternotte en Van Campen (Motie 21 501-02, nr. 3047, 18 februari jl.). Steun aan Oekraïne is niet-controversieel verklaard en de internationale ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op. Het kabinet dient zich hiertoe te verhouden.
Kunt u de vragen afzonderlijk en spoedig beantwoorden?
De vragen zijn spoedig beantwoord.
Het bericht 'Amsterdamse politie presenteert uitvinden tegen discriminatie: ‘De paal bepaalt’' |
|
Marieke Wijen-Nas (BBB) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Amsterdamse politie presenteert uitvinding tegen discriminatie: «De paal bepaalt»»?1
Kunt u aangeven hoe u kijkt naar de manier van werken bij de politie met een dergelijke selectiepaal zoals deze?
Erkent u dat goed getrainde agenten juist door hun vakmanschap en ervaring in staat zijn verdacht gedrag te herkennen dat niet door een willekeurig systeem kan worden vastgesteld?
Hoe wordt voorkomen dat de paal slechts symboolpolitiek is en in de praktijk leidt tot minder effectieve opsporing van strafbare feiten?
Kunt u garanderen dat het gebruik van de paal niet leidt tot een vermindering van het oplossingspercentage van misdrijven in Amsterdam?
Kunt u bevestigen dat de selectiepaal op dit moment uitsluitend in Amsterdam wordt ingezet?
Kunt u garanderen dat de paal niet wordt uitgerold als werkmethode door heel Nederland zonder voorafgaande instemming van de Tweede Kamer?
Bent u bereid om de selectiepaal af te schaffen en dit instrument definitief af te wijzen als werkmethode?
De belastingkwestie rond kerkelijke vastgoed in Jeruzalem |
|
Don Ceder (CU) |
|
Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten dat de gemeentelijke overheid van Jeruzalem opnieuw onroerendgoedbelastingaanslagen oplegt aan kerken en christelijke instellingen in Jeruzalem?1
Ja.
Klopt het dat de lokale autoriteiten van Jeruzalem sinds enige tijd pogingen ondernemen om eigendommen van kerken te belasten die niet expliciet als gebedshuis of klooster functioneren, zoals gasthuizen, scholen en culturele instellingen en inmiddels de bankrekening van de Grieks-Orthodoxe patriarchaat is geblokkeerd?
Er is sinds enige tijd onenigheid tussen de gemeente en de kerken in Jeruzalem over nieuw beleid rondom belastingen op kerkelijke eigendommen. Het klopt dat de bankrekening van het Grieks-Orthodoxe patriarchaat begin augustus is geblokkeerd. De bevriezing is op 22 augustus jl. opgeheven.
Klopt het dat er inmiddels een bericht is uitgestuurd om een executieverkoop te houden voor bezit van de Armeens-apostolische kerk? Hoe beoordeelt u deze situatie en bent u bereid het gesprek aan te gaan met Israëlische (lokale) autoriteiten ten aanzien van deze kwestie en te pleiten voor een bevriezing en het opnieuw overgaan tot overleg voor een definitieve oplossing?
Het kabinet heeft geen kennis van een bericht over een executieverkoop voor bezit van de Armeens-apostolische kerk. De Nederlandse ambassade in Israël heeft de gemeente Jeruzalem over de bevriezing van de bankrekening van de Grieks-Orthodoxe kerk gesproken, waarbij de ambassade opgeroepen heeft om door middel van onderhandelingen met de kerkelijke gemeenschap tot een oplossing te komen.
Deelt u de zorg van kerkelijke leiders dat deze stap het bestaan van kerken en bijbehorende sociale en pastorale activiteiten in Jeruzalem bedreigt? Wat is uw appreciatie van hun verklaring dat dit de status quo, die sinds de Ottomaanse tijd geldt, ernstig schaadt?
Het kabinet vindt het bevriezen van de bankrekening van het Patriarchaat zorgelijk. Dergelijke stappen zetten christelijke instituties en christenen in Jeruzalem onder druk. De bescherming van de christelijke gemeenschap als minderheid is belangrijk voor een pluriform Jeruzalem.
Acht u het terecht dat deze kwestie opnieuw oplaait, terwijl in 2018 na internationale druk en lokale protesten de belastingplannen van tafel zijn gehaald? Wat is er sindsdien veranderd aan de juridische of politieke context die de lokale autoriteiten hiertoe beweegt?
De afgelopen jaren neemt de druk op christenen in Oost-Jeruzalem en christelijke gemeenschappen in Israël toe. Dit geldt ook voor moslims. Beide groepen worden bijvoorbeeld als bezoekers beperkt bij het betreden van de Oude Stad van Jeruzalem, vooral tijdens religieuze feestdagen. Dit zijn zorgelijke ontwikkelingen.
Hoe beziet u deze berichten in het licht van het bevorderen van mensenrechten, waaronder het recht op vrijheid van godsdienst?
De druk op christelijke instituties en christenen in Jeruzalem is zorgelijk, gezien het recht op vrijheid van godsdienst en de speciale status die Jeruzalem zowel binnen het jodendom, het christendom en de islam inneemt. Nederland zet zich wereldwijd actief in voor de bescherming van de vrijheid van religie en levensovertuiging als een fundamenteel mensenrecht. Dit doet Nederland onder andere via het Mensenrechtenfonds, het werk van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging, bilaterale diplomatie en in multilaterale gremia en initiatieven. Daarbij komt Nederland op voor de rechten van alle religieuze groepen, met speciale aandacht voor kleine en kwetsbare geloofsgemeenschappen. Verder steunt Nederland verschillende projecten gericht op de bevordering van vrijheid van religie in Israël en de Palestijnse Gebieden.
In hoeverre is er contact geweest met lokale kerkleiders en/of Europese diplomatieke partners over deze belastingaanslagen en de impact op hun activiteiten en de christelijke aanwezigheid in Jeruzalem?
De Nederlandse vertegenwoordiging in de Palestijnse Gebieden heeft contact gehad met het Patriarchaat. De vertegenwoordiging en de Nederlandse ambassade in Israël hebben bovendien met vertegenwoordigingen van meerdere EU-lidstaten en de EU-vertegenwoordiging in Tel Aviv en Jeruzalem deze kwestie besproken.
Welke mogelijkheden ziet u om bilateraal de Israëlische (lokale) autoriteiten aan te spreken op het belang van het behoud van religieuze pluriformiteit en godsdienstvrijheid in Jeruzalem, inclusief het respecteren van bestaande vrijstellingen en afspraken?
De Nederlandse ambassade in Israël heeft de gemeente Jeruzalem over de bevriezing van de bankrekening van het Patriarchaat gesproken, waarbij de ambassade opgeroepen heeft om door middel van onderhandelingen met de kerkelijke gemeenschap tot een oplossing te komen. Vrijheid van religie en levensovertuiging is een fundamenteel mensenrecht dat voor iedereen geldt, ongeacht achtergrond of overtuiging. Nederland en de EU spreken Israël consequent aan op zijn verantwoordelijkheden onder internationaal recht en de mensenrechtenverdragen, waaronder op het gebied van godsdienstvrijheid.
Bent u bereid dit onderwerp onder de aandacht te brengen in gesprekken met Israëlische (lokale) autoriteiten en expliciet te pleiten voor het behoud van het religieus-culturele erfgoed van christelijke gemeenschappen in Jeruzalem?
Zie antwoord vraag 8.
Welke signalen ontvangt het kabinet verder over de ontwikkelingen op het gebied van veiligheid van christelijke gemeenschappen in Jeruzalem? Bent u bijvoorbeeld bereid om berichten over gespuug op christenen in Jeruzalem mee te nemen in overleggen met Israëlische autoriteiten en aan te dringen op passende maatregelen?
Zie het antwoord op vraag 5 en 9.
Welke inzet levert Nederland op dit moment voor de bescherming van christelijke minderheden en instellingen in Israël, mede gezien het bredere belang van geloofsvrijheid in de regio?
Zie het antwoord op vraag 6.
Het bericht dat justitiepersoneel bekneld raakt door de doorgeslagen verzuimaanpak van Detentiecentrum Rotterdam |
|
Willem Koops (NSC), Michiel van Nispen (SP), Joost Sneller (D66), Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Hoe hoog is momenteel het ziekteverzuim bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)? Is het ziekteverzuim in Detentiecentrum Rotterdam significant hoger dan in andere justitiële inrichtingen? Kunt u dit cijfermatig onderbouwen?
Wat zijn volgens u de oorzaken van het hoge ziekteverzuim bij de DJI? Zouden de hoge werkdruk, de personeelstekorten en de (soms onveilige) omstandigheden hierbij een rol kunnen spelen?
Zijn er volgens u specifieke verklaringen voor het ziekteverzuim in Detentiecentrum Rotterdam? Hoe beoordeelt u bijvoorbeeld de bewering dat er meer incidenten plaatsvinden richting het personeel omdat de dagprogramma’s de laatste jaren zijn afgeschaald, wat tot frustratie leidt die helaas ook op personeel wordt afgereageerd met oplopende werkdruk en onveiligheid als gevolg?
Erkent u dat er investeringen nodig zijn in het gevangeniswezen, om de oplopende druk op het personeel te verminderen, wat ook kan leiden tot lager ziekteverzuim? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw reactie op het artikel in de Volkskrant waaruit blijkt dat het Detentiecentrum Rotterdam een zeer harde aanpak heeft om het ziekteverzuim onder personeel te verlagen maar dit wel mensen in de problemen brengt?1
Wat vindt u van de werkwijze dat er brieven worden gestuurd waarin wordt meegedeeld dat nieuwe ziekmeldingen niet langer zullen worden geaccepteerd en bij nieuwe ziektegevallen loon niet meer wordt uitbetaald? Mag dit?
Hoe kan het dat er een werkwijze wordt gehanteerd waarin ziek personeel wordt gedwongen om naar hun werk te gaan, zoals ook blijkt uit meerdere casussen in het artikel? Gebeurt dit op meer plaatsen binnen de rijksoverheid?
Wat vindt u ervan dat de toegang tot de bedrijfsarts wordt bemoeilijkt en deze ook second opinions weigert, terwijl werknemers daar formeel recht op hebben, waardoor ook de beroepscode voor bedrijfsartsen lijkt te worden geschonden?
Wat vindt u van de conclusie van de bedrijfsarts die aan het woord komt dat er wordt gehandeld in strijd met de wettelijke regels met betrekking tot goed werkgeverschap?
Wat vindt u ervan dat de drie bedrijfsartsen in alle negen dossiers zaken tegenkwamen die in strijd zijn met de wet en het statuut van de beroepsvereniging voor bedrijfsartsen NVAB en mogelijk aanvechtbaar zijn bij het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg?
Ziet u ook het risico dat een doorgeschoten verzuimbeleid juist verder bij kan dragen aan het personeelstekort van de DJI omdat op deze wijze personeel zich niet meer veilig voelt hier te werken?
Bent u van plan om naar aanleiding van deze feiten in gesprek te gaan met het Detentiecentrum Rotterdam over deze werkwijze omtrent ziekteverzuim om deze werkwijze te veranderen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid te onderzoeken of (onderdelen van) de omstreden aanpak van het Detentiecentrum Rotterdam ook op andere plaatsen binnen DJI of de Rijksoverheid worden toegepast en hier eveneens actie op te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Nieuwe fossiele boringen op de Noordzee en het sectorakkoord gaswinning |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Sophie Hermans (minister klimaat en groene groei, minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Pompen of Verzuipen: wat te doen met het Noordzeegas?»1
Ja.
Klopt het dat u op 23 april 2025 samen met Energie Beheer Nederland (EBN) en de gassector het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie heeft gesloten en bent u het eens met de stelling van Advocates for the Future dat dit sectorakkoord in strijd is met verplichtingen uit het Klimaatakkoord van Parijs?
Het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie is op 23 april 2025 door de betrokken partijen gesloten. De Kamer is daarover dezelfde dag geïnformeerd2. Het kabinet is het niet eens met de stelling dat dit akkoord in strijd zou zijn met de verplichtingen uit het Klimaatakkoord van Parijs. Het kabinetsbeleid is gericht op een reductie van broeikasgasemissies van 55% in 2030 ten opzichte van 1990 en een netto nul uitstoot in 2050, passend binnen de afspraken van het Parijsakkoord.
In de overgang naar een klimaatneutraal energiesysteem blijft aardgas voorlopig nog nodig. Hierbij heeft het kabinet een voorkeur voor aardgas met zo min mogelijk klimaatimpact en zo min mogelijk afhankelijkheid van andere landen. Met het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie zet het kabinet in op opschaling van gaswinning uit gasvelden op de Noordzee. Voor gaswinning uit de kleine velden op land worden er aanvullende afspraken gemaakt die momenteel worden uitgewerkt. Deze aanvullende afspraken moeten bijdragen aan het vinden van een balans tussen enerzijds de zorgen van inwoners en regionale bestuurders, en anderzijds de belangrijke functie die gaswinning op land nog heeft.
Voor het nastreven van deze klimaatdoelen stuurt het kabinet op het verminderen van het gebruik van fossiele brandstoffen, niet op het verminderen van de productie ervan. Een afname van binnenlandse productie leidt niet automatisch tot een daling van het gebruik en daarmee tot een daling van de emissies. Een afname van binnenlandse productie zal immers vervangen worden door een toename van import, met name van LNG. Daar komt bij dat LNG, vanwege de wijze van productie en het transport naar Nederland, een hogere CO2-uitstoot kent dan gas gewonnen op de Noordzee.
Volgens de jaarlijkse prognose van TNO in het jaarverslag Delfstoffen en Aardwarmte past een opschaling van de gaswinning op de Noordzee, zoals beoogd met het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie, binnen het meest progressieve aardgasvraagreductiescenario, waarmee Nederland op koers blijft voor de klimaatdoelen voor 2030 en 2050. Met andere woorden: ook met een tijdelijk hogere gasproductie op de Noordzee blijft dit volume ruim onder wat er binnenlands wordt gebruikt aan aardgas.
Hoe beoordeelt u het sluiten van het Sectorakkoord in het licht van de Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof van 23 juli 2025, waarin wordt bevestigd dat staten private actoren moeten reguleren om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen?2
Uit de Advisory Opinion volgt dat staten passende maatregelen moeten treffen die redelijkerwijs in staat zijn om klimaatdoelen (NDC’s) te behalen. Deze verplichting omvat het inzetten van wetgevende en bestuurlijke instrumenten, waaronder een effectieve regulering van private actoren die grote emissies veroorzaken.
Nederland en de EU beschikken over een regelgevend kader dat is gericht op het realiseren van de klimaatdoelen voor 2030 en 2050. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 past de opschaling van de gaswinning binnen het meest progressieve aardgasvraagreductiescenario waarmee Nederland de klimaatdoelen voor 2030 en 2050 kan behalen.
Heeft u bij het ontwikkelen van het Sectorakkoord een analyse gemaakt van de juridische risico’s, bijvoorbeeld ten aanzien van mensenrechten, klimaatrecht en mogelijke aansprakelijkheidsclaims en zo ja, kunt u deze delen?
Nee, er is geen verdere analyse gemaakt op de juridische aspecten die u benoemt.
Bent u bekend met de conclusie van het Internationaal Energieagentschap (IEA) dat er in een 1,5°C-scenario geen ruimte meer is voor investeringen in nieuwe olie- en gasvelden en hoe weegt u deze conclusie in relatie tot nieuwe gasprojecten op de Noordzee?3
De scenario’s van het IEA schetsen terecht dat er mondiaal in principe geen verdere exploratie activiteiten van fossiele brandstoffen nodig zijn, omdat alle fossiele projecten die reeds zijn ontdekt en in (verschillende stadia van) ontwikkeling zijn al zouden voorzien in de mondiale vraag die past binnen een 1,5 graad scenario.
Dit veronderstelt wel dat deze voorkomens ook ontwikkeld zullen worden, wat niet altijd het geval zal zijn. Tevens wordt hierbij geen rekenschap genomen van enige mate van voorzieningszekerheid en de wens van dit kabinet om, zolang we nog gebruik maken van fossiele bronnen zoals aardgas, te kiezen voor gaswinning uit kleine velden boven de import van aardgas uit andere delen van de wereld. Dit omdat dergelijke binnenlandse productie bijdraagt aan een zo laag mogelijke emissie-voetafdruk (die veelal lager is dan geïmporteerd aardgas) en daarnaast bijdraagt aan de (West-Europese) importonafhankelijkheid.
Het onlangs gepubliceerde rapport door het IEA, dat gaat over de implicaties van de productiedaling van olie- en gasvelden5, geeft daarbij ook als aanbeveling aan om inzicht in de afnamesnelheden van olie- en gasvelden in de langetermijnplanning van energiesystemen te integreren. Dit heeft onder meer betrekking op de binnenlandse productie en energiezekerheid, de locatie van import- en exportmarkten en de juiste omvang en toekomstbestendigheid van nieuwe en bestaande olie- en gasinfrastructuur.
Erkent u dat investeringen in nieuwe gasprojecten leiden tot lock-in van fossiele infrastructuur, waardoor de transitie vertraagt en de Staat wordt blootgesteld aan extra juridische en financiële risico’s?
Het kabinet richt zich zowel op energiebesparing, de opschaling van duurzame energieproductie, alsmede de afbouw van de vraag naar fossiele brandstoffen en daarmee ook de noodzaak voor de productie daarvan. Bij de actualisatie van winningsplannen en de instemming met nieuwe winningsplannen verleen ik nu instemming tot en met 2045 met het oog op de door TNO gestelde prognoses van zowel de gasvraag als de binnenlandse gasproductie. Deze zullen in de meest progressieve scenario’s van daling van de vraag en nieuwe productie in 2047 met elkaar kruisen. Financiële risico’s in de ontmantelingsfase worden daarnaast middels de Decommissioning Security Agreement (DSA) systematiek zoveel mogelijk gemitigeerd door afspraken tussen alle vergunninghouders over te stellen financiële zekerheden met betrekking tot de ontmanteling van activa en herstel van productielocaties.
Daarnaast streeft het kabinet naar een volledig circulaire en fossielvrije economie. Daartoe worden richting 2050 het gebruik van fossiele brandstoffen zoveel mogelijk geminimaliseerd en is ook middels het Noordzeeakkoord door alle betrokkenen afgesproken dat het niveau van de binnenlandse gasproductie de binnenlandse gasvraag niet zal overstijgen. Er zal echter nog geruime tijd een zekere behoefte aan gas in de energievoorziening zijn. Zo lang we nog gas gebruiken, is het ook voor het klimaat gunstiger om binnenlands geproduceerd gas te gebruiken, omdat dit leidt tot minder broeikasgasemissies dan geïmporteerd gas.
Kunt u toelichten hoe de rol van EBN als mede-investeerder in nieuwe gasprojecten zich verhoudt tot de publieke verantwoordelijkheid van de Staat en acht u het risico op stranded assets en de mogelijke financiële gevolgen voor de belastingbetaler voldoende afgedekt?
Zoals ook uiteengezet in de beantwoording van de vragen 2, 5 en 6 past een tijdelijke opschaling van de gaswinning, zoals is beoogd met het Sectorakkoord Gaswinning in de Energietransitie, binnen het meest progressieve aardgasvraagreductiescenario waarmee Nederland de klimaatdoelen voor 2030 en 2050 kan behalen. Op grond van de Mijnbouwwet participeert EBN in olie- en gasprojecten en is daardoor een belangrijke partij bij de opschaling van de gaswinning.
Bij de actualisatie van winningsplannen en de instemming met nieuwe winningsplannen wordt instemming verleend tot en met 2045, waarbij naast de eerder aangegeven klimaatdoelstellingen en de gasleveringszekerheid ook de investeringszekerheid van dergelijke kapitaalintensieve projecten niet uit het oog moet worden verloren. Het kabinet wil wel ruimte houden voor maatwerk indien dat op een later moment nodig blijkt te zijn, bijvoorbeeld als blijkt dat er na 2045 toch nog gas nodig is voor de binnenlandse vraag én dat passend is binnen de klimaatdoelstellingen. Die afweging zal op dat moment gemaakt moeten worden. Hierdoor is het risico op stranded assets beperkt en mogelijk zelfs omgekeerd: bestaande infrastructuur kan wellicht langer gebruikt worden door aansluiting van nieuwe gaswinning locaties.
Heeft u vernomen dat EBN in jaarverslagen en strategie over haar publieke taak spreekt van maatschappelijke verantwoordelijkheid en bijdrage aan het versnellen van de energietransitie en dat ook in de evaluatie van EBN dit beeld wordt onderschreven? Hoe rijmt u deze duiding met het feit dat EBN als staatsdeelneming actief investeert in nieuwe gasprojecten, die de klimaatcrisis juist verergeren en de transitie vertragen?4
Ja, de bijdrage van EBN aan het versnellen van de energietransitie is bij ons bekend. Het kabinet verschilt met u van mening dat nieuwe investeringen in gasprojecten in Nederland de klimaatcrisis verergeren en de transitie vertragen. De investeringen zijn juist nodig om de transitie door te komen. Deze investeringen dienen daarnaast ook een ander publiek belang, namelijk het borgen van de energiezekerheid. Zie ook de beantwoording van vragen 2, 3 en 5.
Deelt u de opvatting dat het onjuist is dat EBN zichzelf presenteert als uitvoerder van een «publieke taak» en «maatschappelijke verantwoordelijkheid» rond de energietransitie, zolang de wettelijke taak zich beperkt tot opsporing en winning van olie en gas (art. 82 Mijnbouwwet)? Trekt u daaruit de conclusie dat EBN dan of zijn publieke taakomschrijving moet aanpassen, of moet ophouden met deze claims?
Deze opvatting deelt het kabinet niet. Op grond van artikel 82 lid 2 van de Mijnbouwwet richt EBN zich met een wettelijke taak ook op geothermie en op grond van artikel 82 lid 4 van de Mijnbouwwet is instemming verleend aan EBN om onder meer activiteiten te ontwikkelen ten aanzien van CCS en groen gas. Ook worden er door EBN voorbereidingen getroffen om mogelijk aan de slag te gaan als Nationale Deelneming Warmtenetten. Dit zijn activiteiten anders dan de opsporing en winning van olie en gas en ook ter borging van publieke belangen.
Bent u het ermee eens dat effectieve handhaving op de wettelijke energiebesparingsplicht en het kiezen voor een toekomstbestendige industrie op basis van een integrale industrievisie een effectievere bijdrage levert aan leveringszekerheid en economische veerkracht dan het openen van nieuwe gasvelden?
In het kader van zowel de leveringszekerheid als de economische veerkracht zullen zowel een verdere energiebesparing, toekomstperspectief voor de industrie als ook de exploratie van nieuwe gasvelden een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Op dit moment wordt reeds ingezet op versterking van toezicht en handhaving van de energiebesparingsplicht, waarvan nu de eerste effecten zichtbaar worden. Hier heeft het kabinet de Kamer met de brief van 25 juni jl. over geïnformeerd.7
Op 5 september jl. is de Kamer per brief geïnformeerd over het toekomstperspectief voor de energie-intensieve industrie.8 In de brief geeft het kabinet aan dat er ook op de lange termijn perspectief is voor de industrie in Nederland. Het kabinet zet daarbij in op drie lijnen: Europees gelijk speelveld, transitiepaden voor de lange termijn en benutting van comparatieve voordelen.
Kunt u deze vragen apart en voor het commissiedebat Klimaat en Energie van 3 september 2025 beantwoorden?
Het is helaas niet gelukt om deze vragen op de door u gewenste termijn te beantwoorden.
De beveiliging van de Israëlische delegatie door een voormalig legerofficier met illegale wapens |
|
Hanneke van der Werf (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) , Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland spreekt Israël aan op beveiliging Israëlische delegatie door voormalig legerofficier met illegale wapens»?1
Klopt het dat buitenlandse delegaties die beveiligers met wapens meenemen verplicht zijn dit vooraf te melden bij de Nederlandse autoriteiten, waaronder de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)? Kunt u uiteenzetten hoe deze procedure normaliter verloopt en welke diensten hierbij betrokken zijn?
Was bij het bezoek van de Israëlische delegatie in november 2024 tijdig melding gemaakt van de aanwezigheid van bewapende beveiliging? Zo ja, welke instanties zijn toen geïnformeerd en welke actie is daarop ondernomen? Zo nee, hoe is het mogelijk dat een dergelijke omissie heeft kunnen plaatsvinden?
Kunt u bevestigen dat een ingehuurde beveiliger, een voormalig Israëlisch legerofficier, bij aankomst op Schiphol werd betrapt met twee pistolen afkomstig uit het illegale circuit en dat bij hem thuis bovendien een AR-15 werd aangetroffen? Wat is uw oordeel over deze constatering?
Welke achtergrondcontroles en toezichtmechanismen bestaan er voor ingehuurde beveiligers die buitenlandse delegaties in Nederland beschermen? Hoe kon het gebeuren dat iemand met illegale wapens werd ingezet bij de beveiliging van een officiële delegatie?
Kunt u uitsluiten dat de betreffende beveiliger, ondanks het bezit van illegale wapens, trainingen heeft verzorgd voor Nederlandse politie- of veiligheidsdiensten? Indien dit niet kan worden uitgesloten, bent u bereid de Kamer hierover op korte termijn te informeren?
Zijn er signalen dat vergelijkbare incidenten (het gebruik van beveiligers met wapens uit het illegale circuit) vaker voorkomen bij buitenlandse delegaties in Nederland? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren en aangeven welke maatregelen worden genomen om dit in de toekomst te voorkomen?
Kunt u ingaan op de stelling van deze man in het NRC dat hij aanwijzingen had voor een aanslag? Kunt u aangeven of hij zulke informatie gedeeld heeft met de overheid?
Kunt u aangeven of de inzet van de Rijksoverheid momenteel voldoet voor de beveiliging van Joodse instellingen en objecten, mede gegeven de toename van het aantal antisemitische incidenten?
Bent u bereid de Kamer per brief te informeren over de lessen die uit deze zaak worden getrokken, en welke organisatorische en juridische maatregelen u zult nemen om herhaling te voorkomen?
De uitvoering van de motie Dobbe/Krul over zich ervoor inzetten om de onlineverkoop van vapes te stoppen |
|
Harmen Krul (CDA), Sarah Dobbe (SP) |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
![]() ![]() |
Waarom bent u in de brief over de uitvoering van de motie Dobbe/Krul, die de regering verzocht «om zich ervoor in te zetten om de onlineverkoop van vapes te stoppen en daarbij in ieder geval te kijken naar de handhaving van het verbod en het beperken van de betalings- en bezorgingsmogelijkheden,» niet ingegaan op het beperken van de betalings- en bezorgingsmogelijkheden?1, 2
Wat gaat u doen om specifiek ervoor te zorgen dat bedrijven die betalings- en bezorgingsmogelijkheden aanbieden voor de online verkoop van vapes hiermee stoppen?
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat Publieke gezondheidszorg op 10 september a.s.?