Een jager die een auto op de A15 raakt met een kogel |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Jager raakt per ongeluk auto op snelweg»?1
Ja.
Is het waar dat geen proces-verbaal van het voorval is opgemaakt en dat ter plaatse is geconcludeerd dat de jager vrij uit ging? Zo ja, wie heeft dit geconcludeerd, op basis waarvan is dat geconcludeerd en is dat geen voorbarige conclusie? Zo nee, is de zaak nog in onderzoek en bij wie?
Door de politie is een opsporingsonderzoek ingesteld, waarvan proces-verbaal wordt opgemaakt. Geweer en munitie zijn in beslag genomen en worden thans onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut. Het OM beslist op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken over eventuele vervolging.
Is de jachtakte van de jager inmiddels ingetrokken? Zo ja, per welke datum en tot welke datum? Zo nee, waarom niet?
De jager beschikte over een jachtakte die recent is verlengd. Het onderhavige incident kan leiden tot intrekking van de jachtakte. Ook dit wordt nog nader onderzocht.
Is het waar dat de politie een jachtopziener heeft geraadpleegd om te achterhalen welke jagers in het bezit waren van een dergelijk wapen? Zo ja, was die informatie niet bekend bij de politie of de korpschef die verantwoordelijk is voor het bijschrijven van jachtwapens op de jachtakte? Zo nee, in welk opzicht klopt deze berichtgeving niet?
Nee, uit de berichtgeving blijkt dat de politie een jachtopziener geraadpleegd heeft om te achterhalen welke jagers in dat gebied actief waren. Dit was naar het oordeel van de politie de snelste manier om de mogelijke schutter te traceren.
Hoeveel jagers in Nederland zijn in het bezit van een kogelgeweer? Zo ja, kunt u dit specificeren naar kaliber en aangeven wat de reikwijdte van deze wapens is? Zo nee, bent u bereid om dit te inventariseren?
Er is geen centrale databank waarin de wapens van jagers zijn geregistreerd. Elk korps heeft zijn eigen registratiesysteem. Ik zie geen nut van of noodzaak tot een nadere specificatie. In de Flora- en faunawet en in het jachtbesluit is voorgeschreven met welke geweren uitvoering gegeven kan worden aan het bepaalde in deze wet cq dit besluit en aan welke eisen deze geweren dienen te voldoen. Kogelgeweren met getrokken loop mogen worden gebruikt bij de uitoefening van de jacht, beheer en schadebestrijding.
Weet u hoe groot de afstand was tussen de jager en de auto op het moment dat hij op de gans schoot en de kogel door de voorruit van de auto ging? Zo nee, waarom niet?
In het belang van het onderzoek kunnen daarover geen mededelingen worden gedaan.
Welk type kogel (bijvoorbeeld rond, spits, «hollow-point», «round-nose» ) werd gebruikt door de ganzenjager langs de A15 en uit welke materialen bestond deze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wordt in de munitie waarmee gejaagd wordt nog steeds gebruik gemaakt van lood, bijvoorbeeld als loodkern of als «lead-round-nose»? Zo nee, waarom niet?
Er is geen totaalverbod op loodhoudende munitie in Nederland en ik overweeg dat ook niet. Naast jagers gebruiken o.a. militairen, politie en sportschutters genoemde munitie. Zij zijn allemaal gehouden aan de wettelijke bepalingen die gelden ten aanzien van gebruik en soort munitie.
Is er andere munitie, die in Nederland gebruikt wordt, waarin lood worden toegepast? Zo ja, hoeveel lood komt hierdoor in het milieu terecht? Bent u bereid een totaalverbod in te stellen op het gebruik en de verkoop van loodhoudende munitie in Nederland? Zo nee, is er een totaalverbod in Nederland voor het gebruik en de verkoop en gebruik van munitie die lood bevat?
Zie antwoord vraag 8.
Welke maatregelen dienen jagers te treffen om te voorkomen dat burgers ongewild doelwit worden van hun jachtactiviteiten? Vindt u de huidige voorzorgsmaatregelen en regels toereikend om de openbare veiligheid te waarborgen? Zo ja, waarom?
Jagers volgen een wettelijk verplichte opleiding die bijna een jaar duurt met theorie en praktijk. In deze opleiding wordt veel aandacht besteed aan de veiligheid en dit wordt tijdens een specifiek praktijkexamenonderdeel (Jachtpraktijk) ook getoetst. Uit het feit dat er zeer weinig incidenten gemeld worden met betrekking tot de veiligheid rond de jacht leid ik af dat voor die veiligheid over het algemeen goed zorg wordt gedragen en dat nieuwe maatregelen niet nodig zijn.
Deelt u de mening dat er sprake is van onzorgvuldig, onachtzaam en roekeloos handelen, wanneer in de nabijheid van openbare wegen in onoverzichtelijk terrein een kogelgeweer wordt afgevuurd met een reikwijdte die strekt tot aan die openbare weg of verder? Zo ja, bent u bereid om jagers en burgers hiertegen te beschermen door het jagen langs openbare wegen te verbieden? Op welke wijze en op welke termijn gaat u vorm geven aan een dergelijk verbod? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Is het waar dat de jager die in 2007 nabij de Bavelse berg bij Breda een wandelaar dodelijk verwondde met een vergelijkbaar kaliber kogelgeweer (.222, 7 mm) op duiven schoot? Zo nee, in welk opzicht klopt deze berichtgeving niet?
Uit tactisch onderzoek in genoemde zaak is gebleken dat verdachte een .222 Remington kogelgeweer heeft gebruikt. De verdachte beweerde op een duif te hebben gemikt, maar dat is niet vastgesteld.
Is het waar dat de jager die in 2007 bij Breda een wandelaar dodelijk verwondde toen hij met een kogelgeweer op duiven schoot door de rechtbank in Den Bosch veroordeeld is voor dood door schuld, omdat hij met een vuurwapen met een bereik van 1 500 meter in de richting van een onoverzichtelijk en openbaar terrein schoot? Zo ja, bent u bereid om het gebruik van kogelgeweren in een straal van ten minste 1 500 meter rond openbare wegen te verbieden?
Op 6 april 2010 wees het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch arrest in hoger beroep inzake het dodelijk schietincident op een jachtterrein bij Breda. De 73-jarige verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 337 dagen voorwaardelijk, voor dood door schuld. Het hof was van oordeel dat verdachte zich zeer onvoorzichtig heeft gedragen door te schieten met een vuurwapen met een groot bereik in de richting van een onoverzichtelijk terrein.
Verder verwijs ik naar het antwoord op vragen 10 en 11. Vaak wordt er afschot gepleegd juist omwille van de (verkeers)veiligheid. Dit vindt daarom soms plaats nabij openbare wegen.
Is het waar dat er ook kogelgeweren door jagers gebruikt worden die veel grotere kalibers hebben? Zo ja, wat is het maximum kaliber dat in Nederland is toegestaan? Met welk doel wordt er gebruik gemaakt van groot kaliber?
Zie het antwoord op vraag 5. De Flora- en faunawet kent normering ten aanzien van het gebruik van jachtwapens, waaronder kogelgeweren. In deze normering is een minimum benoemd van energie-afgifte (om dierenleed te voorkomen), maar geen maximum.
Is het waar dat tijdens jacht op grote hoefdieren openbare wegen, paden en terreinen langdurig worden afgesloten voor het publiek in verband met de onveilige situatie die door de jacht ontstaat? Zo ja, bent u bereid de jacht in de nabijheid van deze wegen te verbieden? Bent u in geval dit onverhoopt niet gerealiseerd kan worden, bereid afsluiting van alle openbare wegen, paden en terreinen verplicht stellen wanneer er met groot kaliber wapens op dieren geschoten wordt?
In het kader van beheer en schadebestrijding, bijvoorbeeld als het gaat om de afschot van wilde zwijnen, kan voorgesteld worden dat de openbare veiligheid vergt dat terreinen tijdelijk worden afgesloten voor het publiek. Dat is een afweging die provincies en grondgebruikers moeten maken per individueel geval.
Is het waar dat de jager afkomstig was uit de omgeving en derhalve goed op de hoogte was van de aanwezigheid van de drukke A15? Zo ja, wat zegt dat volgens u over het vermogen van de persoon in kwestie om de gevolgen van zijn handelen te beoordelen?
Hierover kan ik geen mededelingen doen zolang de zaak in onderzoek is. Het Openbaar Ministerie beslist over de vervolging.
Deelt u, gelet op voorgaande vraag, de mening dat hier sprake is van een persoon die willens en wetens de openbare veiligheid in gevaar brengt? Zo ja, deelt u de mening dat dit moet leiden tot intrekking van de jachtakte? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Deelt u de mening dat, waar de rechter in een soortgelijk voorval met dodelijke afloop heeft geoordeeld dat sprake is van dood door schuld, justitieel onderzoek nodig is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Kunt u bevestigen dat de gans is geraakt? Zo ja, heeft de kogel het dier doorboord en dodelijk verwond of is het dier slechts gewond geraakt bij het incident en moet worden aangenomen dat het crepeert in de natuur? Om wat voor gans ging het eigenlijk?
Ja, de gans is dodelijk geraakt. Het betrof een grauwe gans.
de contributiestijging bij patiëntenorganisaties als gevolg van de eisen van het Fonds PGO (Patiënten-, Gehandicapten- en Ouderenorganisaties) |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat het Fonds PGO eist dat de contributie voor een patiëntenorganisatie minimaal 25 euro moet zijn om in aanmerking te komen voor subsidie? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het beleidskader voor subsidiëring van patiënten- en gehandicapten-organisaties, dat ik op 1 juni 2011 heb vastgesteld (kamerstuk 29 214 nr. 60) is deze eis opgenomen. Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen patiënten- en gehandicaptenorganisaties (pg-organisaties) te beschikken over tenminste honderd unieke leden en/of donateurs1 die per kalenderjaar elk tenminste 25 euro bijdragen. Deze eisen worden gesteld voor instellingssubsidies vanaf het jaar 2014. Organisaties hebben tot 1 september 2013 de tijd om hieraan te voldoen.
Erkent u dat deze eis kan leiden tot forse contributieverhogingen, omdat eerder geen minimum vereist was? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik acht het niet uitgesloten dat een aantal pg-organisaties door deze eis de lidmaatschapsbijdrage zullen moeten verhogen. Bij het vaststellen van de hoogte van de minimale bijdrage in het nieuwe beleidskader heb ik overigens rekening gehouden met de hoogte van de bijdragen die organisaties nu al aan hun leden vragen en de hoogte van de vergoeding van dit soort kosten door zorgverzekeraars. Veel aanvullende verzekeringen vergoeden namelijk de lidmaatschapskosten van pg-organisaties geheel of gedeeltelijk.
Waarom is de eis voor een minimale contributie gesteld? Vindt u het nodig voor de subsidieverstrekking? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat pg-organisaties, om in aanmerking te komen voor een instellingssubsidie, een zekere omvang moeten hebben. Daarnaast dienen de leden/donateurs de activiteiten van de organisatie zodanig te waarderen dat zij bereid zijn hiervoor een bijdrage te betalen. Dat leden bereid zijn te betalen of te doneren versterkt de zeggingskracht en legitimiteit van pg-organisaties. Overigens staat er tegenover contributie ook vaak ledenvoordeel. Verschillende organisaties hebben bijvoorbeeld een eigen webwinkel waarin leden met korting hulpmiddelen kunnen aanschaffen (www.dvn.nl, www.alzheimernederland.nl, www.epilepsie.nl). Dit is ook conform de motie van het lid van der Staaij c.s. over het belang van maatschappelijke verankering van een organisatie, zie motie TK 2011–2012, 33 000, nr. 25.
Erkent u dat het voor (chronische) patiënten wederom een financiële verhoging betekent? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij het vaststellen van de hoogte van de minimale bijdrage in het nieuwe beleidskader heb ik rekening gehouden met de hoogte van de bijdragen die cliëntenorganisaties nu al aan hun leden vragen en de hoogte van de vergoeding van dit soort kosten door zorgverzekeraars. Voor de meeste patiënten zal deze eis dan ook weinig of geen gevolgen hebben.
Erkent u dat een contributieverhoging ertoe kan leiden dat een patiëntenorganisatie leden verliest, met als gevolg dat ze niet voldoende leden hebben voor subsidie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik acht het niet uitgesloten dat er een enkele organisatie is die niet in staat blijkt om honderd leden of donateurs te vinden die bereid zijn om voor de activiteiten van die vereniging jaarlijks 25 euro te betalen. Gezien de beperkte omvang van deze organisaties en het gebleken onvermogen zich goed te organiseren acht ik een instellingssubsidie voor een dergelijke cliëntenorganisatie niet op zijn plaats. Organisaties van deze beperkte omvang kunnen beter geholpen worden met praktische ondersteuning. PGOsupport biedt deze ondersteuning.
Is het mogelijk de contributie-eis te laten vervallen om patiëntenorganisaties de ruimte te geven om zelf te beslissen over de hoogte van de contributie? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wilt u deze wijziging zo snel mogelijk laten weten aan de patiëntenorganisaties?
Ik vind het niet wenselijk en ben niet van plan om de contributie-eis te laten vervallen. Het aantal mensen dat bereid is om daadwerkelijk bij te dragen aan een organisatie zegt iets over de legitimiteit van een organisatie. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijdrage heb ik rekening gehouden met de bijdragen die nu al in de praktijk worden gevraagd, de vergoedingen van verzekeraars en de motie van der Staaij.
De vervanging van de Inspecteur-generaal voor de Gezondheidszorg |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Waarom is ervoor gekozen een interimmer de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) te laten leiden voor de tijd dat er nog geen nieuwe Inspecteur-generaal is gevonden?1
De Inspecteur-generaal, de heer Van der Wal, bereikt deze zomer de pensioengerechtigde leeftijd. Aanvankelijk zou de heer Van der Wal op mijn verzoek aanblijven tot in zijn opvolging was voorzien. Daar ziet de IG van af.
Is er niemand in de organisatie die deze taak (tijdelijk) op zich kan nemen? Waarom is dit niet overwogen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gelet op de zwaarte van de betrokken takenpakketten van de Inspecteur-generaal heb ik ervoor gekozen om de heer Weck te vragen om de taak van waarnemend Inspecteur-generaal op zich te nemen.
Is de interimmer in het verleden werkzaam geweest op het ministerie van VWS of een andere departement? Zo ja, welke en hoe lang?
De heer Weck werkt sinds 1972 bij de rijksoverheid: van 1972 tot 1991 bij het ministerie van Economische Zaken, laatstelijk als plaatsvervangend Secretaris Generaal, van 1991 tot 2001 als Directeur Generaal bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat en sindsdien als Directeur Generaal bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Vanaf 2011 is de heer Weck werkzaam bij ABDTOPConsult.
Heeft de interimmer een medische achtergrond? Zo neen, waarom is dat niet vereist?
De heer Weck heeft geen medische achtergrond. Gezien het feit dat binnen de IGZ voldoende medische deskundigheid aanwezig is, acht ik dit verantwoord.
Wat is de bezoldiging voor deze interimmer en is dit in lijn met de Wet normering topinkomens?
De heer Weck is in ambtelijke dienst bij het ministerie van BZK. Hij is aangesloten bij ABDTOPConsult, onderdeel van de Algemene Bestuursdienst. De bezoldiging van de heer Weck bevindt zich onder de gestelde niveaus in de wet normering topinkomens.
Wat zijn de kosten voor deze interimmer per dag? Vindt u dit aanvaardbaar?
ABDTOPConsult is binnen de rijksdienst een onderdeel van de Algemene Bestuursdienst van het ministerie van BZK. TOP staat voor tijdelijke opdrachten en projecten. Dit interne consultancybureau is opgericht om de kennis en kunde van de ambtelijke top flexibel in te zetten en om op die manier ook de kosten van externe inhuur op zware advies-, consultancy- en interimopdrachten te verminderen. Voor het verrichten van opdrachten bij departementen wordt geen dagtarief in rekening gebracht.
Heeft de interimmer een reorganisatietaak meegekregen? Zo ja, welke?
De heer Weck neemt tijdelijk de functie van de Inspecteur-generaal waar. Daarbij hoort ook het voortzetten van de lopende omvorming van de IGZ naar een moderne toezichthouder langs de lijnen van mijn toezichtvisie IGZ. De aanbevelingen uit de twee onderzoeken naar de IGZ die ik eerder heb aangekondigd zullen hier ook aan bijdragen.
De vraag wie de handhaving van de wietpas voor zijn rekening neemt |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Handhaving wietpas Limburg nog onduidelijk»?1 Zo ja, klopt dit bericht?
Ja.
Waarom bestaat anderhalve week voor de invoering van de wietpas nog onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid voor de handhaving daarvan? Welke afspraken heeft u gemaakt met de gemeenten, het Openbaar Ministerie, politie en ondernemers over de handhaving van de wietpas? Bent u bereid deze afspraken naar de Tweede Kamer toe te zenden? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van onduidelijkheid. Het aangescherpte coffeeshopbeleid brengt geen wijzigingen in de bestaande verantwoordelijkheden in de handhaving. De handhaving van de gedoogcriteria is primair een taak van de burgemeester. De burgemeester draagt zorg voor het realiseren van adequaat toezicht op de naleving van de gedoogcriteria. Het toezicht omvat het controleren of de gedoogcriteria, die zijn opgenomen in de Aanwijzing Opiumwet, worden nageleefd. Hierbij kan worden gedacht aan controle van en inzage in de ledenlijst, naleving van handels- en verkoopquota etc., al dan niet in het kader van een integraal toezicht (samenwerking gemeenten, politie, belastingdienst etc.).
Als vermeld in de Aanwijzing Opiumwet is de coffeeshophouder gehouden, het op de naleving van de criteria uit te oefenen toezicht te dulden en daaraan medewerking te verlenen. Het toezicht kan worden uitgeoefend door de politie. De aanwezigheid van een coffeeshop wordt namelijk gedoogd, hetgeen wil zeggen dat geldende strafbepalingen (artikel 2 en 3 van de Opiumwet) niet worden gehandhaafd, zolang aan de gestelde gedoogcriteria wordt voldaan. Indien een coffeeshop zich begeeft buiten deze criteria, dan zal er sprake zijn van een redelijk vermoeden van schuld, hetgeen politieambtenaren in beginsel bevoegd maakt (uit hoofde van artikel 141 strafvordering) om opsporingshandelingen te verrichten, bijvoorbeeld ter controle van de gedoogcriteria als opgenomen in de Aanwijzing Opiumwet. De strafrechtelijke handhaving komt pas aan de orde na de bestuurlijke handhaving.
Bij brief van 20 april 2012 zijn de coffeeshopgemeenten van Limburg, Noord-Brabant en Zeeland ter verheldering nog eens extra geïnformeerd over de handhaving.
Wanneer verschijnt het advies van het College bescherming persoonsgegevens over de privacyaspecten van de wietpas?
Op 18 april 2012 heeft het CBP hierover advies uitgebracht. Voor dit rapport en mijn reactie daarop wil ik graag verwijzen naar de brief van 27 april 2012, toegezonden aan de Tweede Kamer, betreffende het coffeeshopbeleid.
Bent u bereid invoering van de wereldvreemde wietpas op zijn minst uit te stellen tot er duidelijkheid bestaat over de handhaving en privacyaspecten? Zo nee, waarom niet?
Er is geen onduidelijkheid. Uitstel is dus niet noodzakelijk.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de invoering van de wietpas die gepland staat voor 1 mei 2012? Zo nee, waarom niet?
Ik wil graag naar de brief verwijzen die 27 april reeds naar de Tweede Kamer is toegezonden betreffende het coffeeshopbeleid waarin de antwoorden reeds zijn opgenomen.
Het bericht dat ABN Amro kwijtschelding van leningen aan openbaar vervoerbedrijven in Griekenland weigert |
|
Ronald Plasterk (PvdA) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Kent u het bericht dat ABN Amro kwijtschelding op leningen aan openbaar vervoerbedrijven in Griekenland weigert?1
Ja.
Was de geschetste situatie u bekend ten tijde van de afspraken over de Griekse schuldafschrijvingen?
Er is op verschillende momenten in het afgelopen jaar in Europees verband gesproken over Griekse schuldafschrijvingen door private partijen. Sinds de zomer van 2011 is er tussen het ministerie van Financiën en ABN Amro ook regelmatig contact geweest hierover. De Griekse regering heeft op 25 augustus 2011 een informatieverzoek gedaan met daarin een voorstelde lijst obligaties die voor vrijwillige afschrijving in aanmerking zouden komen. Dit informatieverzoek is via het ministerie van Financiën aan de financiële instellingen verstuurd. Obligaties van de Griekse spoorwegmaatschappij (OSE) in het bezit van ABN Amro stonden op die lijst. Ten tijde van de Eurotop van 26 oktober 2011 waren er dan ook sterke indicaties dat de betreffende obligaties zouden worden meegenomen in de herstructurering en dat de ABN Amro niet genegen was om hierin te participeren. Wel moet benadrukt worden dat de definitieve lijst voor de obligatieomruil naar aanleiding van de Eurotop van 26 oktober 2011 pas op 24 februari 2012 bekend is geworden.
De Griekse staat onderhandelde met het Institute of International Finance (IIF) over de vrijwillige private schuldafschrijving, onderhandelde het IIF daar ook namens ABN Amro?
ABN Amro is lid van het IIF, maar heeft niet zoals sommige andere leden geparticipeerd in het onderhandelingsproces over de vrijwillige private schuldafschrijving met Griekenland. Ik kan echter geen uitspraken doen over het mandaat van het IIF om namens zijn leden te onderhandelen. Wel wijs ik op de publieke communicatie van het IIF dat uiteindelijk iedere obligatiehouder van Griekenland voor zichzelf moet besluiten om al dan niet aan de herstructurering deel te nemen.2
Waren u en het IIF op de hoogte van de mening van ABN Amro over de schuldafschrijvingen op leningen aan deze overheidsdeelnemingen? Zo ja, hoe is het dan mogelijk dat er maanden na het akkoord tussen Griekenland en het IIF onduidelijkheid is ontstaan over het wel of niet afschrijven op deze leningen?
Mede op aandringen van Nederland is op de Eurotop van 26 oktober 2011 er bewust voor gekozen om de verantwoordelijkheid voor de herstructurering bij Griekenland zelf te leggen. Dit betekent dat het aan Griekenland zelf was om met haar private crediteuren tot overeenstemming te komen over hoe de herstructurering zou worden vormgegeven binnen de randvoorwaarden die de regeringsleiders en staatshoofden daarvoor hadden gesteld. Dit is conform de gebruikelijke internationale praktijk waarbij een wijziging van de betalingscondities tot stand komt tussen contractspartijen onderling.
Alhoewel de mening van ABN Amro mij bekend was, is het niet aan mij om hier een oordeel over te hebben, aangezien het aan instellingen zelf is om te beslissen of zij aan vrijwillige schuldafschrijving meedoen. Ik heb van ABN Amro begrepen dat zij in de periode tussen 26 oktober 2011 en 24 februari 2012 slechts incidenteel contact heeft gehad met de Griekse regering. Ik heb ook begrepen dat er geen contact is geweest tussen ABN Amro en het IIF over de vrijwillige schuldafschrijving in die periode. Gevolg hiervan is dat ABN Amro voor 24 februari 2012 geen definitief uitsluitsel had verkregen over de vraag of «haar» OSE-obligaties op de lijst zouden voorkomen van obligaties die voor vrijwillige schuldafschrijving in aanmerking kwamen.
Is het waar dat andere leningen aan Griekse overheidsdeelnemingen geen onderdeel van de «haircut» zijn?
Ja. Griekenland telt een zeer grote hoeveelheid overheidsbedrijven, terwijl obligaties van drie overheidsbedrijven in de lijsten van de vrijwillige schuldafschrijving zijn meegenomen. Het is mij niet bekend in welke mate de andere Griekse overheidsbedrijven obligaties uitgeven danwel gebruik maken van andere vormen van leningen.
Ziekenhuisverplaatste zorg voor kinderen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op het bericht over overheveling van ziekenhuisverplaatste zorg voor kinderen vanuit de AWBZ naar zorgverzekeraars?1
Het bericht klopt niet.
Er bestaat op grond van de Zvw aanspraak op ziekenhuisverplaatste zorg aan ernstig zieke kinderen (0–18 jr). Het gaat hierbij om zorg waarvoor de verantwoordelijkheid bij de medisch specialist uit het ziekenhuis ligt, terwijl de uitvoering van de zorg door een (kinder)verpleegkundige plaatsvindt.
Na het advies van de commissie Bekostiging Intensieve Kindzorg (BIKZ), waarover de minister van VWS uw Kamer op 29 april 2010 heeft geïnformeerd2, wordt de bekostiging in de Zvw thans vormgegeven. Dat zal niet eerder zijn dan 1 januari 2014 . In het najaar zal de minister van VWS u berichten over de positionering van de ziekenhuisverplaatste zorg en de bekostiging daarvan, het tijdpad en de te ondernemen stappen. De bekostiging van de ziekenhuisverplaatste zorg aan ernstig zieke kinderen blijft tot die tijd nog via de AWBZ lopen.
Een groot aantal kinderen ontvangt zorg voor de functie begeleiding (al of niet in kinderhospices/verpleegkundige dagverblijven). Het is belangrijk dat dit type zorg voor deze kinderen beschikbaar blijft. De meeste zorg aan deze kinderen wordt op dit moment bekostigd vanuit pgb’s. Voor deze groep mensen met een persoonsgebonden budget blijft de budgetgarantie bestaan, in ieder geval totdat de reguliere bekostiging via de Zvw is vormgegeven (dus in ieder geval tot 1 januari 2014).
Is over de overheveling van ziekenhuisverplaatste zorg voor kinderen al een definitief besluit genomen? Zo ja, wanneer is dit besluit genomen en hoe is de Kamer daarover geïnformeerd? Zo nee, wanneer denkt u hierover een besluit te gaan nemen, en bent u bereid hierover de Kamer te informeren alvorens u dit besluit door gaat zetten?
Zie antwoord vraag 1.
Is u bekend hoeveel kinderen gebruik maken van ziekenhuisverplaatste zorg? Hoeveel van deze kinderen maken daarvoor gebruik van een persoonsgebonden budget?
Naar schatting van de in 2009 door de Minister van VWS ingestelde adviescommissie «Bekostiging Intensieve Kindzorg» (BIKZ) gaat het in Nederland om circa 1 000 kinderen. De meeste zorg aan deze kinderen wordt op dit moment bekostigd vanuit pgb’s.
Wat is uw reactie op de stelling in het bericht dat deze kinderen en hun ouders de regie over deze zorg verliezen, mede doordat zij na overheveling geen gebruik meer kunnen maken van een persoonsgebonden budget? Was u zich van deze gevolgen van overheveling bewust? Zo ja, welke maatregelen heeft u genomen of wilt u nemen om ervoor te zorgen dat deze kinderen en hun ouders regie over hun zorg kunnen behouden?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, zal de bekostiging van de intensieve kindzorg niet per 1 januari 2013 overgaan naar de Zvw. Thans wordt de positionering van de zorg in de Zvw en de bijbehorende bekostiging vormgegeven. Daarbij zal nadrukkelijk ook worden bezien op welke manier kan worden geborgd dat de zorg aan het kind zo goed mogelijk tot stand komt en het gezin adequaat wordt ondersteund.
Op welke manier is maatwerk na eventuele overheveling van ziekenhuisverplaatste zorg voor kinderen gewaarborgd?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt deze overheveling of het voornemen daartoe zich tot de budgetgarantie tot 2014 voor mensen die op dit moment een persoonsgebonden budget voor AWBZ-zorg hebben? Blijft die budgetgarantie, ook na eventuele overheveling, nog gegarandeerd tot 2014?
De budgetgarantie blijft in ieder geval bestaan, totdat de reguliere bekostiging via de Zvw is vormgegeven.
Bent u voornemens om de overheveling van ziekenhuisverplaatste zorg te monitoren?
Nadat de bekostiging via de Zvw tot stand is gekomen, zal ik deze zorg tezamen en in overleg met ZN, de NZa, het CIZ, het CVZ en veldpartijen gaan monitoren.
Kwaliteitsproblemen in verpleeghuizen |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat vindt u van het bericht dat ongeschoolde medewerkers medicijnen zouden uitdelen in verpleeghuizen?1
Uit het in september 2010 uitgebrachte rapport over de medicatieveiligheid binnen de langdurige zorg, heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) geconstateerd dat er binnen de langdurige zorg over de hele linie hoog tot zeer hoog risico werd gelopen. Uw Kamer is na het verschijnen van dit rapport over deze uitkomsten geïnformeerd2. De IGZ heeft na een jaar een vervolgrapport uitgebracht en geconstateerd dat de zorginstellingen veel in gang hebben gezet om de medicatieveiligheid te verhogen. In een jaar tijd hebben de zorginstellingen een enorme verbeterslag gemaakt. Ook over deze verbetering is uw Kamer geïnformeerd3. Na de uitkomst van het IGZ rapport in 2010, hebben de betrokken veldpartijen met elkaar de veilige principes ontwikkeld, waarin ieders rol en verantwoordelijkheid rondom medicatieveiligheid wordt beschreven. Deze principes worden ingezet om een structurele verbetering rondom medicatieveiligheid door te voeren. Binnen deze kaders dient de zorg te worden uitgevoerd.
Was u daarvan op de hoogte? Was de Inspectie ervan op de hoogte?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar wat de beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) stelt, namelijk dat er amper nog verpleegkundigen op HBO- niveau in verpleeghuizen werken?
Kijkend naar de cijfers over het aantal HBO verpleegkundigen in de verpleging, verzorging en thuiszorg, kan over de afgelopen jaren een stijgende lijn worden geconstateerd. Ik benadruk dat dat een gunstige ontwikkeling is. Tegelijk is een groot deel van de zorg in verpleeghuizen het domein van andere professionals met name ziekenverzorgenden, die 24 uur per dag rond de cliënten aanwezig zijn. Waar het uiteindelijk om gaat, is de kwaliteit van zorg. Die moet goed zijn evenals de tevredenheid van de cliënten en medewerkers.
Wat vindt u van het verhaal van de medewerker die in dezelfde krant vertelt dat de bewoners in het verpleeghuis in het westen van Nederland geen activiteiten krijgen aangeboden? Is dat eigenlijk verplicht? Moet dat alleen groepsgewijs of ook individueel als mensen niet aan groepsactiviteiten kunnen meedoen?
Ik lees in het betreffend artikel niet dat bewoners in een verpleeghuis in het westen van Nederland geen activiteiten krijgen aangeboden. Als medewerkers signalen geven in de krant die zorgelijk zijn vraag ik de krant, indien nodig, altijd om het signaal bij de IGZ te melden.
Het aanbieden van activiteiten/dagbesteding is een integraal onderdeel van de zorgzwaartepakketten. De zorgkantoren contracteren de zorginstellingen en hebben primair de plicht om goede kwaliteit van zorg in te kopen. Daarbij hebben de zorgkantoren de mogelijkheid om te controleren of de activiteiten die geleverd worden voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Voor de levering van dagbesteding is de zorginstelling zelf verantwoordelijk. Activiteiten/dagbesteding kunnen in groepsverband of individueel worden aangeboden. Dit is afhankelijk van de behoefte van en de gemaakte afspraken met de cliënt.
Denkt u dat de Beginselenwet Zorg iets zal veranderen aan deze wantoestanden of is er in dergelijke verpleeghuizen iets anders aan de hand, bijvoorbeeld gebrek aan goede leidinggevende capaciteit?
Mensen die in een zorginstelling wonen, moeten het recht hebben om hun leven zoveel mogelijk te kunnen inrichten zoals ze dat zelf willen. Om dat te bereiken, geeft de Beginselenwet Zorg de cliënt een stem. De relatie tussen de cliënt en de zorgaanbieder kan er één zijn van grote afstand en grote afhankelijkheid, waardoor cliënten al gauw concessies doen. Het wetsvoorstel biedt cliënten een steun in de rug, als zij bijvoorbeeld willen aankaarten dat zij vaker willen douchen of willen zorgen dat de afspraken over douchen worden nageleefd. Cliënten staan daarmee sterker ten opzichte van de zorgaanbieder. Zorgmedewerkers op hun beurt staan met het wetsvoorstel sterker binnen hun organisatie. Dit wetsvoorstel steunt verzorgenden om het gesprek met hun leidinggevenden aan te gaan als zij geen tijd hebben om de door of namens de zorgaanbieder met de cliënt gemaakte afspraken over bijvoorbeeld douchen na te komen. Ook bij de door u vermelde managementproblemen is het dus een goed instrument.
Heeft u er kennis van genomen dat in bet artikel wederom melding wordt gemaakt van incontinentiemateriaal dat niet verwisseld zou mogen worden? Kan een bewoner straks zonder bij te hoeven betalen via de Beginselenwet Zorg afdwingen zo vaak verschoond te willen worden als menselijkerwijs gezien gewenst is (dus vaker dan 2 keer per etmaal bijvoorbeeld)?
In de tweede nota van wijziging van het voorstel Beginselenwet AWBZ-zorg (Kamerstukken II, 33 109, nr. 8), zoals uw Kamer die op 18 april 2012 heeft ontvangen, wordt gesteld dat incontinentiemateriaal tijdig verwisseld moet worden. Met «tijdig» wordt bedoeld, tijdig voor de individuele cliënt in zijn specifieke situatie. Als het verwisselen van incontinentiemateriaal vaker dan 2 keer per etmaal gewenst is, dan zou dit dus vaker dan 2 keer per etmaal moeten gebeuren.
Hoe kan het gebeuren dat medicatiefouten zo weinig worden gemeld? Is dat ook een gevolg van gebrek aan kennis?
De melding moet geborgd zijn in het systeem van zorgverlening. Daarbinnen dienen medicatiefouten gemeld te worden in de eigen zorgorganisatie. Hiervoor zijn de zogenaamde MIC (Melding Incident Cliënt) commissies ingesteld. Dit is een verantwoordelijkheid van de zorginstelling. De IGZ toetst bij een bezoek of de zorginstelling een dergelijke commissie heeft. En controleert hierbij ook de meldingen en de acties die hierop genomen zijn.
Zelfverrijking door fondsenwerving kankeronderzoek |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Argos over het Wereld Kanker Onderzoek Fonds?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het verwijt dat de oprichters van het Wereld Kanker Onderzoek Fonds zich schuldig maken aan zelfverrijking? Was u bekend met dit verwijt? Acht u het verwijt terecht?
De in Nederland gevestigde stichting Wereld Kanker Onderzoek Fonds is onderdeel van het internationaal samenwerkingsverband World Cancer Research Fund dat in Engeland is gevestigd. Het American Institute for Cancer Research maakt deel uit van dit samenwerkingsverband. Er zijn ook vestigingen in Engeland, Hongkong en Frankrijk.
Ik heb geen kennis kunnen nemen van feiten die wijzen op zelfverrijking van de in Nederland gevestigde stichting Wereld Kanker Onderzoek Fonds of diens bestuursleden. Ik beschik niet over informatie met betrekking tot de oprichters
Heeft u aanwijzingen dat een groot deel van de donaties opgaat aan fondsenwerving die wordt uitbesteed aan bedrijven waar medewerkers van het fonds dan weer eigenaar van blijken te zijn? Wat is uw oordeel daarover?
Nee.
Is het waar dat het stichtingsbestuur voor een deel bestaat uit bestuursleden die door het Amerikaanse Wereld Kanker Onderzoek Fonds zijn benoemd? Is het tevens waar dat deze bestuursleden fors betaald krijgen? Zo ja, deelt u de mening dat dit in strijd is met de Nederlandse regelgeving van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF)? Zo nee, waarom niet? Hoe wordt het bestuur dan samengesteld en wat zijn de inkomsten van deze bestuursleden?
Het bestuur van de Nederlandse stichting Wereld Kanker Onderzoek Fonds bestaat uit zes leden, waarvan twee worden voorgedragen door het World Cancer Research Fund International. Deze bestuursleden ontvangen geen salaris voor hun werkzaamheden. Zij krijgen hun redelijk gemaakte onkosten vergoed welke in de jaarrekening worden verantwoord.
Ziet u in de Argos-uitzending aanleiding om kritisch naar het Wereld Kanker Onderzoek Fonds te kijken en eventueel te overwegen het CBF-keurmerk in te trekken als daartoe redenen bestaan? Zo nee, waarom niet?
Het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) houdt als onafhankelijk toezichthouder toezicht op goede doeleninstellingen. Het CBF heeft op 25 mei 2012 besloten het keurmerk van het Wereld Kanker Onderzoek Fonds niet te verlengen, omdat de stichting niet langer keurmerkwaardig is.
Het forensisch psychiatrisch centrum De Oostvaarderskliniek |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht over de angstcultuur in De Oostvaarderskliniek in Almere ?1
Ja.
Is het waar dat er een gebrekkig alarmsysteem is in De Oostvaarderskliniek? Zo ja, hoe lang al? Is ooit overwogen om deze te vervangen? Zijn er andere tbs-instellingen, justitiële jeugdinrichtingen en penitentiaire inrichtingen met een gebrekkig alarmsysteem?
Er is geen sprake van een gebrekkig alarmsysteem in FPC De Oostvaarderskliniek. Het betreft een gecertificeerd systeem dat betrouwbaar is. Vorig jaar hebben zich enkele storingen voorgedaan, die zijn verholpen. Er zijn mij op dit moment geen tbs-inrichtingen met een gebrekkig alarmsysteem bekend.
Hoe moet worden voorkomen dat personeelsleden uit angst voor de reactie van de directie problemen die op de afdelingen spelen niet melden?
In verschillende lagen van de forensisch psychiatrische centra (FPC’s) zijn mechanismen ingebouwd om een open communicatie te faciliteren. Zo hebben klinieken een vertrouwenspersoon voor medewerkers en bespreken collega’s en leidinggevenden tijdens intervisie en supervisie onder andere onregelmatigheden of fouten. Tevens vindt regelmatig overleg plaats tussen de ondernemingsraad en de bestuurders over dit soort aangelegenheden.
Is het denkbaar dat een kliniek conform het protocol handelt bij incidenten, maar dat het geen garantie is voor de positie van het personeel?
De FPC’s hebben een systeem voor het registeren van incidenten. Na de melding worden de incidenten geëvalueerd ter lering en ter voorkoming van toekomstige incidenten. In de evaluatie worden altijd de specifieke omstandigheden van het incident betrokken. Het handelen van het personeel, zoals de vraag of de relevante protocollen zijn gevolgd, maakt daar deel van uit. De evaluatie van de specifieke omstandigheden is bepalend voor verdere afhandeling en beoordeling van het incident.
Hoe beoordeelt u het verwijt dat gebrek aan transparantie kenmerkend is voor de hele sector? Welke gevolgen kunnen kleven aan het slecht of niet oppakken van een melding van incidenten?
Het niet melden van incidenten doet afbreuk aan de inspanningen gericht op verdere verbeteringen binnen de FPC’s. Door middel van doorlichtingen controleert de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) onder andere hoe de FPC’s presteren op het aspect interne communicatie. Uit het overall beeld van deze doorlichtingen ontstaat geen beeld van een kenmerkend probleem voor de gehele sector. Waar de ISt wel aanbevelingen deed gericht op de interne communicatie, zijn die door de betreffende FPC’s opgepakt.
Wist u dat cliënten incidenten niet durven te melden? Zo nee, bent u bereid onderzoek te doen onder cliënten en personeelsleden om te kijken of er een probleem is en hoe groot dat probleem is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wie zal dan het beste dat onderzoek kunnen verrichten, zodat zowel patiënten als personeelsleden zich vrij voelen om mee te werken aan dat onderzoek?
Tbs-gestelden in een FPC hebben de mogelijkheid om meldingen van diverse aard te doen bij de maandcommissaris. Deze persoon is lid van de commissie van toezicht en dus onafhankelijk ten opzichte van de directie. Voor het personeel zijn diverse mogelijkheden beschikbaar om werkgerelateerde zaken te bespreken met collega’s of leidinggevenden, zoals hierboven ook is aangegeven bij antwoord 3. Bovendien heeft recent een medewerkerstevredenheidsonderzoek in FPC de Oostvaarderskliniek plaatsgevonden en heeft de Arbeidsinspectie in 2011 een toezichtbezoek uitgevoerd. Hieruit is niet gebleken van problemen rond de communicatie van incidenten. Ik zie geen aanleiding voor nader onderzoek naar het melden van incidenten.
Het bericht 'Ongeschoold personeel deelt medicijnen uit in verpleeghuizen' |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Bent u bekend met het bericht «Ongeschoold personeel deelt medicijnen uit in verpleeghuizen»?1
Ja.
Is het waar dat de cursus medicatieverstrekking, gegeven door het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik, slechts een paar uur duurt? Deelt u de mening dat dit onvoldoende is om veilige medicatieverstrekking te waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Allereerst wil ik aangeven dat het veilig verstrekken van geneesmiddelen onderdeel is van een aantal initiële opleidingen in de zorg, bijvoorbeeld de opleiding tot verzorgende individuele gezondheidszorg en verpleegkundige. Wat betreft de bij- en nascholing van beroepsbeoefenaren geldt dat de beroepsgroep zelf aan zet is. Zij bepalen de inhoud en de daarop afgestemde duur van de opleidingen. Dit wordt afgestemd met de vragen en wensen van de werkgevers. Op de vraag of een cursus medicatieverstrekking en een jaarlijkse opfriscursus voldoende is, dienen in eerste instantie de beroepsgroep en de werkgever een antwoord te geven vanuit hun verantwoordelijkheid voor het leveren van verantwoorde zorg.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg ziet toe op de kwaliteit van de zorg op het gebied van de ouderenzorg in het algemeen en de medicatieveiligheid in het bijzonder. De inspectie trof in 2009 bij bijna 200 instellingen in de langdurige zorg en zorg thuis hoge tot zeer hoge risico’s bij medicatie aan. Een vervolgonderzoek in 2011 van de inspectie toont aan dat de bezochte instellingen binnen één jaar tijd forse verbeteringen hebben bereikt. De inspectie heeft na haar bevindingen uit 2011 het veld opgeroepen om het voorbeeld van deze zorgaanbieders te volgen. De komende jaren zal de inspectie in haar regulier toezicht de vorderingen op dit gebied volgen. De risico’s rond medicatieveiligheid zijn in het veld bekend en cliënten-, beroeps- en brancheorganisaties hebben in oktober 2010 de taskforce medicatieveiligheid opgericht om de randvoorwaarden te creëren die de risico’s in de caresector verder kunnen doen afnemen. Onlangs heeft de taskforce de veilige principes uitgebracht. Dit is een compacte handleiding (A3-tje) waarin op eenvoudige en overzichtelijke wijze stap voor stap duidelijk wordt gemaakt wie waar verantwoordelijk voor is in het medicatieproces en waar elke partij op moet letten. Dat is goed voor een patiënt of zijn wettelijke vertegenwoordiger. Zo weten zij precies wanneer ze waar op moeten letten en welke vragen zij moeten stellen als zij medicatie krijgen. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor de medewerkers in de zorg.
Deelt u de mening dat verzorgenden jaarlijks een opfriscursus medicatieverstrekking zouden moeten krijgen? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend dat hetInstituut voor Verantwoord Medicijngebruik beweert dat de kans op fouten enorm is, terwijl Actiz beweert dat medicijnen vaak zo geprepareerd worden dat er bijna geen fouten meer mee gemaakt kunnen worden? Is Actiz met deze stellingname niet medeverantwoordelijk voor gemaakte fouten met medicatie?
Het is mij bekend dat het Instituut voor Verantwoord medicijngebruik beweert dat fouten op de loer liggen als personeel dat geen medicijnen mag uitdelen, dat toch doet. Ook is mij bekend dat Actiz aangeeft dat de medicijnen vaak zo geprepareerd worden dat er bijna geen fouten meer mee gemaakt kunnen worden. Zij geven hierbij tevens aan dat mensen die geneesmiddelen uitdelen goed opgeleid dienen te worden.
Het is vreselijk indien er fouten worden gemaakt en er moet ook altijd getracht worden fouten te voorkomen. Partijen dienen ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid hiervoor acties te treffen. Ik zie niet in waarom Actiz met deze stellingname medeverantwoordelijk is voor gemaakte fouten. De inspectie ziet zoals hierboven gemeld toe op medicatieveiligheid, en zal hier op blijven toezien.
Bent u bereid koepelorganisatie Actiz aan te spreken over deze misstand, en te verzoeken hierop actie te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht 'Krakers blij in gemeentepand' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «Krakers blij in gemeentepand»?1
Ik ben op de hoogte van het bericht.
Uit de recent ontvangen informatie van de gemeente Amsterdam daterend van eind 2011 die mij ter beschikking staat, blijkt dat er door de stadsdelen gekozen is om in 3 van de 6 gevallen aangifte te doen.
Het is aan de eigenaar om te bepalen wat deze met zijn pand doet, mits het gebruik geen overlast geeft of de openbare orde verstoort. Het is daarom ook aan de eigenaar om te beslissen of deze aangifte wil doen of niet. Indien de eigenaar vindt dat de krakers eruit moeten dan is het zaak aangifte te doen. Indien de eigenaar kan instemmen met bewoning met het oog op leegstandsbeheer, dan is ook dat diens recht.
De verantwoordelijkheid voor het beheer van vastgoed is in Amsterdam verdeeld tussen de centrale stad en de diverse stadsdelen. Voor de panden die eigendom zijn van de stadsdelen van Amsterdam is het zodoende de verantwoordelijkheid van deze stadsdelen om de keuze te maken of zij wel of geen aangifte doen. Zij leggen daarover verantwoording af aan de stadsdeelraden en niet aan de centrale
Is het waar dat de gemeente Amsterdam niet in alle gevallen van een gekraakt pand aangifte heeft gedaan bij de politie? Zo ja, waarom niet? Deelt u de mening dat deze gemeente daarmee een door de volksvertegenwoordiging aangenomen wet, namelijk de Wet kraken en leegstand, niet serieus neemt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer gaat u een einde maken aan deze ongehoorzaamheid?
Zie antwoord vraag 1.
Hebt u kennisgenomen van de opvatting van de burgemeester van Amsterdam Van der Laan dat de diensten en stadsdelen, die eigenaar zijn van de gekraakte panden, zelf maar aangifte moeten doen? Wat vindt u van een door de koning benoemde bestuurder die zo gemakkelijk bezig is met het afschuiven van verantwoordelijkheid? Deelt u de mening dat er van een burgemeester meer ambitie mag worden verwacht om wetten na te leven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat alsnog per direct aangifte wordt gedaan bij de politie door de burgemeester dan wel de gemeentelijke diensten of stadsdelen?
Zie antwoord vraag 1.
Een eventuele verhoging van de kilometervergoeding |
|
Ed Groot (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten over een eventuele verhoging van de kilometervergoeding?1 2
Ja.
Kunt u aangeven welk effect een stijging van de kilometervergoeding van 19 naar 24 cent per kilometer heeft op de schatkist?
Een stijging van de onbelaste kilometervergoeding met 5 cent heeft een budgettaire derving van circa 500 miljoen als gevolg.
Bent u bekend met het alternatief van de ANWB voor een slim reisbudget?3 Kunt u aangeven hoe u tegenover deze plannen staat en of u bereid bent deze plannen als serieus alternatief voor de huidige systematiek van kilometervergoeding te beschouwen en als zodanig te onderzoeken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, ik ben bekend met het alternatief van de ANWB voor een slim reisbudget. Eerder heb ik al aangegeven dat ik positief aankijk tegen de plannen van de B50, ik verwijs hiervoor naar de antwoorden op de Kamervragen van de leden Koolmees en Verhoeven (beiden D66) met het kenmerk Handelingen II 2011/12, 1533. De discussie over de plannen van de B50 komt evenwel in een ander daglicht te staan, gezien het begrotingsakkoord waarbij de nadruk ligt op het op orde brengen van de overheidsfinanciën.
De zorgen van jonge huisartsen over de toekomst van het vak |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het interview met de oprichters van actiegroep Jonge Huisartsen? Trekt u het zich aan dat uw beleid wordt gezien als schadelijk voor de fundamenten van de huisartsgeneeskunde? Wat zijn volgens u de fundamenten van de huisartsenzorg?1
Ik heb van het interview in het ledenblad van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) kennisgenomen. Hoewel ik het niet eens ben met suggesties in het artikel, vind ik het een goede zaak dat ook jonge artsen betrokken zijn bij het beleid en zich actief mengen in de discussie over de houdbaarheid van ons zorgstelsel. Mede om die reden zal een vertegenwoordiging van de actiegroep Jonge Huisartsen ook worden ontvangen op het ministerie om in gesprek te gaan over hun ideeën.
Ik ben van mening dat de Nederlandse zorg is gebaat bij een sterke eerste lijn en dat binnen deze eerste lijn de huisarts een belangrijke positie inneemt. Zie ook mijn beleidsbrief «Zorg en ondersteuning in de buurt» (d.d. 14 oktober 2011).
Wat is uw reactie op de uitspraak dat veel jonge huisartsen overwegen te stoppen als zij in de toekomst vooral bezig zullen zijn om als slimme ondernemer de financiën rond te krijgen? Bent u bereid uw beleid te heroverwegen of mogen deze huisartsen wat u betreft vertrekken? Wilt u uw antwoord toelichten?
De suggestie dat de huisarts bezig zou moeten zijn als slimme ondernemer om de financiën rond te krijgen, is niet gestoeld op mijn beleid. De huisarts wordt grotendeels gefinancierd via het abonnementstarief en heeft patiënten die op naam staan ingeschreven in zijn praktijk.
Kunt u zich voorstellen dat uw uitvoeringsverzoek aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) wordt gezien als een gebrek aan vertrouwen, op basis van zowel de toon als de suggestie om de inschrijving op naam af te schaffen? Bent u bereid dit verzoek in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet bereid om dit verzoek in te trekken. Ik heb de NZa om advies gevraagd omdat ik, naast goede zaken, knelpunten zie in de huidige bekostiging. Dit zijn knelpunten die ook worden herkend door het veld. Als voorbeeld noem ik de complexiteit van het systeem en de administratieve lasten die het systeem met zich meebrengt. Daarnaast werpt het huidige systeem barrières op voor substitutie van zorg en wordt er niet betaald voor gezondheidsuitkomsten en/of resultaten.
Wat betreft de inschrijving op naam kan ik kort zijn. Ik heb nooit gesuggereerd deze af te schaffen en ik ben dat ook niet van plan.
Wat is uw reactie op de kritiek dat het afschaffen van de inschrijving op naam zal leiden tot het in verschillende diagnoses opknippen van de patiënt om deze bij de goedkoopste zorgverlener onder te brengen? Bent u bereid te stoppen met het opknippen van de zorg in te vermarkten producten, zoals eerder is gebeurd met de thuiszorg, zorgzwaartepakketten en diagnose behandel combinaties (DBC's)? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 3. Ik herken het door u geschetste beeld niet.
Deelt u de mening dat de vertrouwensrelatie en poortwachtersfunctie kernwaarden zijn voor goede huisartsenzorg en het beperken van overbodige zorgkosten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom voert u een beleid dat deze kernwaarden ondermijnt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie tevens mijn eerdere antwoorden. Mijn beleid richt zich juist op het versterken van de eerste lijn om daarmee ook te zorgen dat generalistische basiszorg weer meer in de buurt wordt aangeboden. Een onderdeel daarvan is dat ziekenhuizen sinds dit jaar weer verplicht zijn om te registreren wie de verwijzer van de patiënt is. Wanneer er geen verwijzer bekend is (met uitzondering van acute zorg), zal de zorgverzekeraar de rekening voor de zorg niet ten laste mogen brengen van het zorgverzekeringsfonds. Dit beleid ondersteunt en verstevigt de poortwachtersfunctie van de huisarts. De vertrouwensrelatie is daarnaast geborgd door het behouden van de inschrijving op naam. Mijn beleid versterkt derhalve deze kernwaarden.
Wilt u ingaan op de parallel met het opknippen van de wijkverpleegkundige in de jaren tachtig, waardoor patiënten veel meer verschillende hulpverleners moesten zien? Maakt u in de huisartsenzorg nu niet dezelfde fout? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik zie geen parallel met het afschaffen van de wijkverpleegkundige in de jaren tachtig en mijn beleid ten opzichte van de huisartsenzorg. In mijn brief aan de NZa benoem ik expliciet ook de functie van de wijkverpleegkundige als belangrijk onderdeel van integrale zorgverlening en vraag ik naar advies over de bekostiging, opdat de wijkverpleegkundigen een structurele financiering krijgen. Mijn beleid is gericht op samenwerking en integraliteit en staat dus haaks op het opknippen van zorg.
Bent u bereid productieprikkels in de zorg af te schaffen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, hoe geloofwaardig bent u nog als u zegt de zorgkosten te willen indammen?
De huisartsenzorg wordt voor het grootste deel bekostigd door het abonnementstarief. Dit is geen productiefinanciering. Ik heb de NZa de vraag voorgelegd om te adviseren over een juiste mix tussen het belonen van extra inspanning en preventie, het gezond houden en/of maken van de patiënt en ook het niet behandelen als dat onnodig is.
Waarom mag de tweede lijn groeien, terwijl de eerste lijn wordt gekort? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoorden op de vragen van Kamerlid Kuiken (PVDA) over de korting op het huisartsenbudget na overschrijding bij de geïntegreerde eerstelijnszorg (2011Z16037, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3591).
Deelt u de mening dat met het versterken van de eerste lijn bezuinigd kan worden op overbodige zorguitgaven, zoals snotterpoli’s en SOS-artsen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het zeer eens met de jonge huisartsen dat er goed gekeken moet worden naar de doelmatigheid van zorg. Zorgaanbieders zijn daarvoor als eerste aan zet. Zorgaanbieders hebben de verantwoordelijkheid om gepaste zorg, die zinnig en zuinig is, aan te bieden. Hierover zijn in het Bestuurlijk hoofdlijnenakkoord ook afspraken gemaakt. Ook zorgverzekeraars hebben een belangrijke taak: zinnige en zuinige zorg inkopen en daarover harde afspraken maken in de contracten die worden gesloten met de zorgaanbieders.
Ik denk echter dat nieuwe initiatieven de zorg ook doelmatiger, toegankelijker en service gerichter kunnen maken. Daarom wil ik zorgen dat de toetredingsdrempel voor nieuwe initiatieven zo laag mogelijk is. Dat wil overigens niet zeggen dat ik van mening ben dat deze initiatieven per definitie gecontracteerd moeten worden door de zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars hebben daarin een zelfstandige bevoegdheid.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de Jonge Huisartsen en de Kamer te informeren over de uitkomsten? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
De plezierjacht op beschermde dieren door hoogwaardigheidsbekleders |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Jagende Juan Carlos in opspraak»?1
Ja.
Bent u bereid om aan het Spaanse koningshuis over te brengen dat in Nederland met afkeuring kennis genomen is van de deelname van Juan Carlos aan de jacht op olifanten? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
De Spaanse koning heeft een publieke verklaring afgelegd over zijn deelname aan de jacht op olifanten. Deze spreekt voor zich.
Deelt u de mening dat het verpachten van het afschot van beschermde dieren aan kapitaalkrachtige amateurjagers, die -zoals in het geval van Juan Carlos- bij verschillende jachtincidenten en jachtongevallen2 3 betrokken zijn geweest, met kracht zou moeten worden afgewezen? Zo ja, bent u bereid om maatregelen te treffen die dit kunnen voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De zogenaamde trophy huntingis voor landen met gezonde, grote populaties olifanten een legale manier om middelen te genereren voor natuurbescherming. Het CITES-verdrag, op grond waarvan regels gesteld zijn aan de internationale handel in beschermde diersoorten en producten daarvan, geldt niet voor nationale maatregelen.
Voor een jachtvergunning voor het doden van een olifant worden verschillende bedragen gevraagd door de overheden van de betreffende landen. De inkomsten die op deze wijze worden gegenereerd kunnen besteed worden aan de bescherming en het beheer van de populatie olifanten.
Zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief aan u van 25 april 2012, Kamerstuk 31 379, nr. 14, is mijn inzet bij de jacht op olifanten, trophy hunting en handel in ivoor, gericht op het uitsluitend toestaan van jacht wanneer het gaat om beheer van populaties. De inkomsten uit dit type jacht moeten ingezet worden voor een betere bescherming en beheersmaatregelen voor de betreffende soorten. Daarnaast zal ik aandringen op internationaal onderzoek naar het een beter toezicht op het besteden van deze inkomsten en op hoe het gaat met de populaties. Het zou zo moeten zijn dat regimes die geen greep hebben op of onvoldoende inzet plegen tegen de illegale jacht, worden uitgesloten van hulp die gericht is op duurzaamheid en natuurlijke hulpbronnen.
Is het waar dat Juan Carlos ook met regelmaat jaagt met leden van de Nederlandse Koninklijke familie, onder meer op Kroondomein Het Loo?4 Zo ja, acht u het een correcte gang van zaken dat er kennelijk mogelijkheden tot plezierjacht geboden worden aan buitenlandse gasten in de Nederlandse Kroondomeinen? Zo nee, waarop baseert u dit antwoord?
Verstrekking van gegevens over deelname aan de jacht en aanwezigheid van jachttrofeën in paleizen en woningen is niet verenigbaar met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het Koninklijk Huis. Ten aanzien van beschermde diersoorten en het doden van dieren gelden voor iedereen dezelfde regels.
Kunt u uiteenzetten of leden van het Koninklijk Huis deelnemen aan de jacht in het buitenland op beschermde diersoorten? Zo nee, waarom kunt u geen antwoord op deze vraag geven en realiseert u zich dat het onbeantwoord laten van de vraag het imago van het Koninklijk Huis zou kunnen schaden? Zo ja, hoe beoordeelt u het door leden van het Koninklijk huis schieten van beschermde dieren?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid leden van de Nederlandse Koninklijke familie te verzoeken op geen enkele wijze deel te nemen aan het afschieten van beschermde diersoorten in binnen- en buitenland? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn in de Nederlandse paleizen en woningen van leden van het Koninklijk Huis jachttrofeeën aanwezig van beschermde diersoorten? Zo ja, is hiervoor speciale toestemming verleend? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid en is daar ooit onderzoek naar verricht?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat van het jagen op beschermde diersoorten door hoogwaardigheidsbekleders en ambtsdragers een verkeerde voorbeeldwerking uitgaat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat voor het mogen doden van een olifant tot € 30 000 betaald wordt? Deelt u de mening dat het onwaarschijnlijk is dat jachttoeristen dergelijke bedragen betalen «in het algemeen belang»?5 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat lokale toestemming om beschermde dieren te mogen schieten geen legitimatie zou mogen vormen voor het aanbieden van jachtreizen naar landen waar deze dieren nog in het wild leven, nu veel van de betreffende landen gevoelig zijn voor corruptie en omkoping? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid een algemeen verbod in te stellen voor Nederlandse ambtsdragers om gunsten te accepteren die verband houden met het door hen doden van dieren? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid zolang er geen algemeen verbod als bedoeld in voorgaande vraag geldt, een openbaar register in te stellen waarin dergelijke aanbiedingen aan ambtsdragers worden opgenomen, nu duidelijk is welke grote bedragen gemoeid zijn met dergelijke gunsten die zouden kunnen leiden tot afhankelijkheid van ambtsdragers? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat door Nederlandse jachtreisbureaus via Nederlandse advertenties het afschot wordt aangeboden van dieren zoals impala, blesbok, koedoe, grijze duiker, zebra, gnoe, knobbelzwijn, bosvarken, steenbok, eland, klipspringer, bosbok, gemsbok, hartebeest, waterbok, lynx, jakhals, oryx, buffel, leeuw, krokodil, olifant, nijlpaard, luipaard en neushoorn en het in drijfjacht bejagen van springbokken? Zo ja, deelt u de mening dat het in Nederland aanbieden van het tegen betaling afschieten van beschermde diersoorten in het buitenland verboden zou moeten worden? Zo nee, waarop baseert u dit antwoord?
Voorzover er in de betreffende landen sprake is van legale jacht op de genoemde soorten is niet te voorkomen dat er in Nederland of via internet reizen worden aangeboden aan mensen die hierin geïnteresseerd zijn en bereid zijn de gevraagde bedragen neer te tellen voor een vergunning.
Kunt u aangeven hoe vaak in de afgelopen 5 jaar door de Nederlandse douane jachttrofeeën in beslag zijn genomen van jachttoeristen? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw beantwoording? Zo nee, waarom niet?
Jaar
Soort trofee
2007
1 geprepareerde rode lynx (Lynx rufus)
2 geprepareerde huiden van de Kaapse bergzebra
2008
1 geprepareerde huid van een wolf (Lupus lupus)
2 huiden van een katachtige
1 schedel van een katachtige
2009
Ca. 90 kg ivoor van de Afrikaanse olifant (Loxodonta africana)
1 geprepareerde huid met kop van een zwarte beer
2010
1 schedel zwarte beer + 1 schedel bruine beer
2 hoorns van neushoorn
1 stuk huid van luipaard
1 huid van luipaard met schedel
2 huiden van luipaard + 1 stuk bewerkt ivoor
1 huid van een wolf + 1 huid van een zwarte beer
1 huid van luipaard met schedel
2011
1 geprepareerde huid van een leeuw
1 geprepareerde huid van een luipaard met kop
1 dode caracal (katachtige)
(gegevens van het team Inbeslaggenomen Goederen van Dienst Regelingen/EL&I)
N.B. Soms worden inbeslaggenomen goederen door de Douane direct vernietigd uit volksgezondheidsoverwegingen, met name als er nog vleesresten aan zitten.
Kunt u aangeven hoe vaak in de afgelopen 5 jaar vergunningen zijn afgegeven voor het transport van jachtwapens door Nederlandse jagers naar het buitenland? Zo ja, kunt u specifiek zijn in uw antwoord?Zo nee, waarom niet?
Sinds 2008 zijn er 23 vergunningen afgegeven voor het transport van jachtwapens naar landen buiten de Europese Unie.
Bent u bereid u in te zetten voor een Europees verbod van het aanbod van jachtreizen waarbij het afschieten van beschermde diersoorten wordt aangeboden? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Het aanbieden van dergelijke reizen is legaal. Ik zie geen noodzaak tot het verbieden van dergelijke activiteiten.
Bent u bereid de richtlijnen van de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR), die stellen dat promotie en verkoop van verboden souvenirs van dieren, planten en natuur conform de CITES lijst (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora) en Red List van de International Union for the Conservation of Nature (IUCN) en het aanbieden van reizen en excursies waarbij op bedreigde dieren wordt gejaagd, niet is toegestaan, een wettelijke basis te geven in de vorm van een advertentieverbod voor dergelijke reizen? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
In het kader van de EU-CITES-basisverordening is specifieke regelgeving van kracht voor het binnenbrengen van legale jachttrofeeën in de Europese Unie. Het is een goede zaak dat de ANVR binnen de eigen sector beperkingen stelt aan de promotie van jachtreizen en de verkoop van illegale souvenirs ontmoedigt. Als toeristen in Nederland terugkomen met illegale souvenirs kunnen zij bij controle door de Douane tegen de lamp lopen. De spullen kunnen dan in beslag genomen worden en er kan een boete opgelegd worden. Dit wordt ook actief gecommuniceerd door de Douane, met name in de vakantieperiodes.
Dat is wat mij betreft toereikend.
Het bericht dat mensen die lid worden van een coffeeshop twee familieleden mogen meenemen |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat mensen die lid worden van een coffeeshop twee familieleden mogen meenemen?1
Ja. De informatie in het artikel is echter onjuist. Tijdens de vergadering van de Raadscommissie Bestuur van de gemeente Breda is een verzoek aan de orde gekomen van de Bredase coffeeshophouders om per coffeeshop twee bezoekerspassen te mogen hebben voor familieleden van de coffeeshophouder om even de zaak in te mogen. Van een voorstel tot verstrekking van bezoekerspassen voor familie van de leden van de coffeeshop is geen sprake. De burgemeester van Breda heeft tijdens de vergadering van de raadscommissie overigens aangegeven het verzoek om bezoekerspassen voor familieleden van de coffeeshophouder in overweging te nemen en hierover eerst met de lokale driehoek te willen spreken.
Kunt u bevestigen dat dit in strijd is met het (aangescherpte) coffeeshopbeleid?
Het verstrekken van bezoekerspassen aan familieleden van clubleden is in strijd met het (aangescherpte) coffeeshopbeleid. Het besloten-clubcriterium schrijft immers voor dat uitsluitend toegang kan worden verleend en verkocht mag worden aan leden van de coffeeshop.
Wat gaat u er aan doen om dit tegen te gaan?
Gezien mijn antwoord op vragen 1 en 2 acht ik maatregelen op dit moment niet noodzakelijk.
Het tegenhouden van reizigers naar Israël |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Israel security forces gear up to deflect pro-Palestinian «fly-in» protest»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het verzoek van Israël aan Europese en Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen om de reizigers die in het kader van de «Welcome to Palestine» actie naar Bethlehem willen niet toe te laten tot het vliegtuig? Kunt u uw antwoord toelichten?
Elk land heeft het recht personen de toegang tot zijn grondgebied te ontzeggen.
Staan er op de lijst met individuen die Israël de toegang tot het land wil ontzeggen ook Nederlanders? Zo ja, hoeveel? Kunt u, desnoods vertrouwelijk, inzage geven in deze lijst?
Ik beschik niet over de lijst waar u naar verwijst.
Deelt u de opvatting van de Israëlische minister Aharonovitch dat de «flytilla» een provocatie is en de deelnemers hieraan provocateurs zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
De opvatting van minister Aharonovitch is voor zijn rekening.
Deelt u de opvatting van minister Aharonovitch dat de activisten die in het kader van de «Welcome to Palestine» actie naar Bethlehem willen «vijandige elementen» zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 4.
Hoe identificeert Israël in de landen van vertrek de reizigers die in het kader van de «Welcome to Palestine» actie naar Palestina willen? Werkt Nederland hier op enigerlei wijze aan mee? Indien ja, hoe? Is door Israël op enigerlei wijze contact opgenomen met Nederland om reizigers te identificeren? Indien ja, wat is hierover besproken en welke afspraken zijn gemaakt?
Het is mij onbekend welke werkwijze de Israëlische overheid hierbij hanteert.
De Nederlandse overheid speelt hier geen rol in.
Op basis van welke criteria wordt een reiziger die in het kader van de «Welcome to Palestine» actie naar Palestina wil door Israël de toegang tot het land ontzegd? Op basis van welke criteria heeft Israël de lijst van reizigers die het de toegang tot het land ontzegt, samengesteld?
Eventuele criteria zijn niet openbaar.
Is het waar dat Israël vertegenwoordigers en veiligheidspersoneel heeft gestationeerd op luchthavens waarvandaan reizigers naar Israël willen vertrekken? Indien ja, wat zijn precies hun taken? Zijn zij ook aanwezig op Nederlandse luchthavens? Is hiervoor toestemming verleend? Indien ja, door wie is hier toestemming voor verleend op basis van welke wetgeving?
Zoals alle luchtvaartmaatschappijen die van en naar Nederland vliegen, heeft ook El Al een aanspreekpunt op Schiphol voor de luchthaven en de Nederlandse autoriteiten. In verband met de verhoogde dreiging gericht tegen Israëlische vluchten, zijn er medewerkers van El Al aangewezen om aanvullende beveiligingstaken uit te voeren, bovenop het reguliere beveiligingsproces. Zij zijn daartoe bevoegd op grond van een vergunning die is verleend op basis van de «Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus» (WPBR).
Is het waar dat Israëlische autoriteiten beweren dat de activisten van plan zijn «illegaal» naar Israël te reizen? Indien ja, deelt u deze mening? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Dit is mij niet bekend.
Is het waar dat meerdere passagiers die met Air France zouden vliegen toegang tot het vliegtuig zijn geweigerd? Zijn er activisten door (deels) Nederlandse luchtvaartmaatschappijen toegang tot vluchten geweigerd?
Door de Nederlandse overheid wordt niet bijgehouden of en zo ja op welke gronden passagiers op basis van buitenlandse wet- en regelgeving de toegang tot vliegtuigen en, daarmee de respectieve landen, wordt geweigerd.
Werken de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen en luchthavens mee aan het Israëlische verzoek om activisten de toegang tot vliegtuigen te ontzeggen? Indien ja, hebben Nederlandse autoriteiten toestemming gegeven voor het weigeren van activisten aan boord van vliegtuigen?
Zie het antwoord op vraag 10.
Het bericht 'Twee miljoen voor ondernemende scholieren' |
|
Jack Biskop (CDA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Twee miljoen voor ondernemende scholieren»?1
Ja.
Kunt u aangeven wat voor soort projecten hiermee worden gesubsideerd?
Eén van de actielijnen van het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemerschap (2008–2011) van het ministerie van OCW en het ministerie van EL&I is de regeling Onderwijs Netwerk Ondernemen (ONO). In 2009 is de eerste ronde van deze regeling van start gegaan met als doel de samenwerking van onderwijsinstellingen en ondernemingen op het gebied van ondernemerschap in het onderwijs te versterken. In oktober 2011 is de subsidieregeling ONO 2012 Uitrol Best Practices, de derde en tevens laatste ronde van de ONO-regeling, opengesteld. Met deze ronde is nog nadrukkelijker ingezet op verankering van ondernemerschapsonderwijs. De belangrijkste voorwaarden om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie waren (1) bewezen succes van het project en (2) uitrol van het project naar andere onderwijsinstellingen zodat verankering zal plaatsvinden.
Het gaat hier dus om succesvolle projecten, zgn. best practices, op het gebied van ondernemerschapsonderwijs in het funderend onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs die worden uitgerold en doorontwikkeld naar andere scholen c.q. onderwijsinstellingen.
Voor alle gehonoreerde projecten geldt dat het succes bewezen is en dat ze bijdragen aan de bredere verankering van ondernemerschapsonderwijs. Overigens is cofinanciering een belangrijke vereiste. De hoogte van de cofinanciering is gelijk aan die van de te ontvangen subsidie.
Waarom hebt u ervoor gekozen om op deze wijze uitvoering te geven aan de desbetreffende passage in het regeerakkoord over meer ondernemerschap? Had het niet ingepast kunnen worden in de bestaande lesonderdelen en met name door rolmodellen in de klas te halen op het gebied van ondernemerschap? Veel ouders zijn immers zelf ondernemer en zijn meestal gaarne bereid om niet een verhaal in de klas te houden?
Om een aantal redenen heb ik gekozen voor deze wijze van uitvoering. Ten eerste, zoals ik in de beantwoording van vraag 2 al heb aangegeven, maakt deze subsidieregeling deel uit van het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen. Het betreft hier een vervolg op de tweede ONO-regeling van 2010. Ten tweede wil ik met deze regeling ondernemerschap en ondernemendheid in het onderwijs verankeren. De afgelopen jaren is onder andere met het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen geïnvesteerd in ondernemerschap in het onderwijs. Het is nu tijd om deze investeringen te verduurzamen. Daar zet het kabinet sterk op in door ondernemerschapsonderwijs in alle onderwijssectoren te verankeren. In het funderend onderwijs door deze regeling, in het middelbaar beroepsonderwijs door de Certificeerbare Eenheid (CE) Ondernemerschap op te nemen in de kwalificatiestructuur en in het hoger onderwijs onder meer door het ontwikkelen van de pilot bijzondere kenmerk «Ondernemendheid» en door het opnemen van onderwijs-ondernemerschap/ondernemendheid in de prestatieafspraken die de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met de hogeronderwijsinstellingen zal afsluiten.
Voor de gehonoreerde projecten geldt dat in de meeste gevallen een relatie wordt gelegd met andere lesonderdelen. Zo wordt in het primair onderwijs ondernemerschapsonderwijs gekoppeld aan techniekonderwijs en rekenen, in het voortgezet onderwijs met excellente scholen en in het middelbaar beroepsonderwijs onder meer met het personeelsbeleid van instellingen. Voor de verankering is juist van belang dat dit onderwerp niet afzonderlijk wordt behandeld, maar dat juist relaties worden gelegd met andere belangrijke thema’s c.q. onderwerpen.
Uiteraard is de betrokkenheid van ouders bij ondernemerschapsonderwijs van belang. De ouders worden dan ook hierbij betrokken. Dat is echter niet voldoende om daadwerkelijk resultaten te kunnen boeken op het gebied van ondernemerschapsonderwijs. Daarvoor zijn ook andere actoren noodzakelijk, zoals regionale ondernemers(netwerken), maatschappelijke instellingen en regionale overheden.
Deelt u de mening dat het effect van dergelijke subsidies moeilijk te meten is, mede vanwege het kortlopende karakter van subsidies?
Nee, ik deel deze mening niet. Zoals eerder aangegeven, gaat het hier om succesvolle projecten binnen de eigen school c.q. instelling die nu worden uitgerold naar andere scholen en instellingen. Het succes van de projecten is dus al bewezen. Voor deze projecten geldt dat uit onderzoek is gebleken dat studenten en docenten enthousiast zijn geworden over ondernemerschap en dat de samenwerking met het bedrijfsleven is verbeterd.
De projecten worden gemonitord. De voortgang en de resultaten van de projecten worden door AgentschapNL, de uitvoerder van het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen, bewaakt. AgentschapNL voert onder andere gesprekken met onderwijsinstellingen over de voortgang van de diverse projecten.
Deelt u de mening dat er al heel veel projecten op het onderwijs afkomen en het wiel voor de zoveelste keer opnieuw wordt uitgevonden, nu door docenten, terwijl er goede bestaande voorbeelden zijn als BizWorld? Zo nee, waarom niet?
Ik ben met u eens dat er verschillende goede voorbeelden van ondernemerschapsonderwijs zijn, maar deel de mening niet dat het wiel constant opnieuw uitgevonden moet worden. Zoals ik al eerder heb aangegeven, gaat het in de ONO 2012 juist om bewezen succesvolle projecten die worden uitgerold en doorontwikkeld. Ook geldt voor het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen in den brede en voor deze regeling in het bijzonder, dat sterk wordt ingezet op samenwerking en onderlinge kennisuitwisseling tussen onderwijsinstellingen opdat men van elkaar kan leren.
Er vinden verschillende activiteiten plaats die als doel hebben kennis uit te wisselen en van elkaar te leren.
De berichtgeving over de NOvA en het toezicht op de advocatuur |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht in Mr. over het toezicht op de advocatuur en de constatering over een dreigend conflict tussen u en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA)?1
Op dit moment ligt voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State een ontwerp van een tweede nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot aanpassing van de Advocatenwet, de Wet op de rechtsbijstand en de Wet tarieven in burgerlijke zaken in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde (32 382). Deze nota van wijziging regelt onder meer de herziening van het toezicht op de advocatuur. Een eerder concept is in juli 2011 ter consultatie toegezonden aan verschillende organisaties, waaronder de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), en is gelijktijdig in internetconsultatie gebracht2. Aan de totstandkoming van deze nota van wijziging is een langdurig en zorgvuldig traject vooraf gegaan, waarbij op meerdere momenten op ambtelijk en bestuurlijk niveau overleg met de NOvA is gevoerd3. Er is daarbij rekening gehouden met de wensen en belangen van de advocatuur, zonder daarbij andere, publieke belangen uit het oog te verliezen. Daarbij moet met name worden gedacht aan het algemeen belang bij toezicht dat onafhankelijk, uniform, integraal en effectief is. Het is niet mogelijk gebleken om in het consultatiedocument een model neer te leggen dat ook de steun van de NOvA heeft. De NOvA heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te reageren op het consultatiedocument. Om de NOvA in de gelegenheid te stellen om in alle zorgvuldigheid tot een reactie te komen, is de consultatietermijn – op verzoek van de NOvA – verlengd. De NOvA heeft vervolgens aangegeven grote bezwaren te hebben tegen de in het consultatiedocument opgenomen nieuwe regeling van het toezicht. Naar aanleiding van de reacties op het consultatiedocument, onder meer van de zijde van de NOvA, is de regeling op onderdelen aangepast. Hiervan hebben de NOvA en anderen nog geen kennis kunnen nemen, gelet op het vertrouwelijke karakter van het voorstel in de fase waarin het ter advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State ligt.
Is het waar dat u afwijzend hebt gereageerd op een voorstel van de NOvA om de zaak voor beide partijen goed te regelen? Zo ja, waarom bent u niet bereid om met de NOvA om tafel te gaan? Zo nee, gaat u alsnog in op hun voorstel om samen te zoeken naar een oplossing?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat u van de NOvA heeft geëist dat zij geen onomkeerbare stappen nemen? Zo ja, waar doelt u precies op en waarom bent u van mening dat deze eis legitiem is? Zo nee, welke reactie heeft u dan wel gegeven?
In algemene zin geldt dat zolang een wetsvoorstel nog niet door het parlement is aanvaard en de tekst van de wet derhalve nog niet vaststaat, door instanties die uiteindelijk uitvoering moeten geven aan de wet alleen voorbereidende handelingen kunnen worden getroffen. De NOvA heeft mij aangegeven dat de professionalisering en harmonisering van het huidige (dekenale) toezicht binnen de advocatuur als urgent en noodzakelijk wordt ervaren en dat hiertoe verschillende acties in gang gezet zijn. In reactie daarop heb ik de NOvA bericht dat, zolang de reeds in gang gezette professionalisering en harmonisering van het dekenale toezicht (binnen de bestaande wettelijke kaders) in de pas loopt met het consultatiedocument, ik een dergelijke versterking van het toezicht van harte ondersteun. Mede met het oog op het nog te volgen parlementaire proces, paste het om in het kader van het gevoerde overleg met de NOvA erop te wijzen dat het in onze politiek-bestuurlijke verhoudingen niet vrij staat om te trachten een onomkeerbare situatie te bereiken. Het kan immers een situatie betreffen die niet strookt met de inrichting van een toezicht dat voldoet aan de eerdergenoemde eisen, en waarover zowel uw Kamer als de Eerste Kamer zich nog moeten uitspreken.
Hebt u een reactie gegeven op het rapport «Het bestaande is geen alternatief»?2 Zo ja, kunt u hiervan een afschrift naar de Kamer sturen? Zo nee, bent u bereid om deze reactie alsnog te geven en de Kamer hierover te informeren?
In de toelichting op de nota van wijziging waarmee het nieuwe toezicht wordt vormgegeven, zal worden ingegaan op het rapport «Het bestaande is geen alternatief», alsmede op het alternatieve wetsvoorstel dat de NOvA mij eind 2011 heeft toegezonden. Overigens wordt ook in het concept van de toelichting op het hierboven bedoelde consultatiedocument al ingegaan op het bedoelde rapport. In die toelichting kon nog geen reactie worden gegeven op het alternatieve wetsvoorstel, aangezien dat document op het moment van aanvang van de consultatie nog niet bekend was. De NOvA heeft een concept voor een verordening op de centrale organisatie van lokaal (dekenaal) toezicht in voorbereiding. Voor zover mij bekend, heeft het college van afgevaardigden van de NOvA nog geen verordening op dit punt definitief vastgesteld. Zolang verordeningen nog niet zijn vastgesteld, en conform het huidige artikel 28, derde lid, van de Advocatenwet aan mij zijn medegedeeld, onthoud ik mij van een oordeel hierover.
Wat is uw reactie op het voorstel voor een nieuwe Advocatenwet dat de NOvA per brief d.d. 29 december 2011 aan u heeft verzonden? Wat is uw reactie op de conceptverordening op de centrale organisatie centraal toezicht dat de NOvA per brief d.d. 22 maart 2012 aan u heeft verzonden?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat voldoende draagvlak onder de NOvA, en daarmee de advocatuur, van essentieel belang is om uiteindelijk goed toezicht in te stellen en te effectueren?
Het goede functioneren van toezicht op advocaten is gediend met voldoende draagvlak voor dat toezicht binnen de advocatuur en de NOvA. Bij de keuze omtrent de inrichting van het nieuwe toezicht dient echter niet alleen acht te worden geslagen op de belangen en wensen vanuit de advocatuur, doch ook op publieke belangen. Het publieke belang is gediend met toezicht op de advocatuur dat onafhankelijkelijk, uniform, integraal en effectief is. Voorop staat dat de advocatuur binnen onze rechtsorde een bijzondere positie inneemt, welke zich onder meer kenmerkt door bepaalde privileges (zoals een beperkt procesmonopolie). Ten behoeve van hun cliënten beschikken advocaten over een geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht. Voor deze bijzondere positie en het vertrouwen dat in de advocatuur wordt gesteld, dient maatschappelijk draagvlak te bestaan. Voor dit draagvlak en vertrouwen is van belang dat het toezicht voldoet aan de eerder genoemde kenmerken.
Bent u voornemens om het dreigende conflict of in ieder geval de dreigende patstelling af te wenden door in gesprek te gaan met de NOvA? Zo ja, wanneer gaat u dit gesprek aan en met welke insteek? Zo nee, waarom niet?
Met de NOvA wordt periodiek overleg gevoerd op ambtelijk en bestuurlijk niveau over zowel dit onderwerp als andere onderwerpen die de advocatuur aangaan. Dit reguliere overleg zal onverminderd worden voortgezet. Zoals eerder al is opgemerkt, ligt een ontwerp voor de regeling van het nieuwe toezicht thans ter advisering bij de Raad van State voor. Nadat de Afdeling advisering van de Raad van State advies heeft uitgebracht, zal ik bezien of en in hoeverre nader overleg met de NOvA in de rede ligt.
Het bericht 'Verkopers schoonmaakmiddel verdienen fors aan partydrug GHB' |
|
Coşkun Çörüz (CDA), Cisca Joldersma (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Verkopers schoonmaakmiddel verdienen fors aan partydrug GHB» en «Interview met een GBL-handelaar uit het Oosten van het land – «Ik ben een legale drugsdealer»?1
Ja.
Klopt het bericht dat 1 200 mensen in 2011 op de eerste hulp zijn beland na het gebruiken van GHB? Welke acties heeft u of gaat u ondernemen om de gevaren van GHB onder de aandacht te brengen?
Volgens de Stichting Consument en Veiligheid, die behandelingen bij de afdelingen spoedeisende hulp van ziekenhuizen registreert, zijn in 2010 in totaal 1 200 personen behandeld voor een incident met GHB. Het cijfer over 2011 is op dit moment nog niet bekend.
Zeer binnenkort zal GHB van lijst II naar lijst I van de Opiumwet worden verplaatst. Met deze verzwaring van het wettelijk regime wordt een duidelijk signaal afgegeven aan (potentiële) gebruikers dat GHB beschouwd moet worden als een middel waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid met zich meebrengt.
Wat vindt u van het feit dat Nederland fungeert als distributieland, terwijl Nederland ook al distributieland is voor qat, wietteelt en xtc? Wat gaat u eraan doen om dit negatieve imago van Nederland te keren?
Aangezien GHB nu nog een middel is dat op lijst II van de Opiumwet staat is er onvoldoende zicht op zowel de legale als de illegale handel en is het daarom moeilijk te beoordelen of Nederland een distributieland is of dat Nederland zich op dit punt niet onderscheidt van andere landen. Het vervaardigen van GHB is weliswaar strafbaar, maar de handel in GBL is dat nog niet. Wanneer GHB binnenkort op lijst I zal worden geplaatst, worden ook de voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet strafbaar, waaronder begrepen het (zonder legaal doel) voorhanden hebben en/of verhandelen van GBL.
Wat is uw reactie op het aangehaalde rapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) waarin staat dat alle websites die GBL verkopen verdacht zijn, omdat de aangeboden GBL 99% zuiver is terwijl voor schoonmaakdoeleinden 80% al genoeg is en GBL bij een zuiverheid van meer dan 90% gebruikt kan worden als bestanddeel voor de gevaarlijke drug GHB?
Vermoedelijk wordt hiermee het rapport «Risicoschatting gamma-hydroxyboterzuur 2011» van het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) bedoeld. Het rapport van het CAM geeft aan dat een zuiverheid van 70–80% van GBL voldoende is voor het vervaardigen van schoonmaakproducten. Een hogere zuiverheidsgraad is voor dat doel onnodig duur. Vermoedelijk geven recreatieve gebruikers de voorkeur aan een hogere zuiverheidsgraad van GBL, omdat zij vermoeden dat de bijproducten van minder zuivere GBL schadelijk zijn voor de gezondheid. Het drinken van GBL, zowel van een lagere als van een hogere zuiverheidsgraad, kan de ingewanden (mondholte, slokdarm) aantasten. Websites die GBL te koop aanbieden zijn evenwel niet verdacht in de strafrechtelijke zin van het woord, omdat de handel in GBL thans niet strafbaar is.
Is het waar dat GLB, dat minder dan 90% zuiver is, niet geschikt of minder schadelijk is als grondstof voor GHB?
Nee, dat is niet het geval, zie het antwoord bij vraag 4. Het gebruik van GBL moet in verband met het risico op gezondheidsschade te allen tijde worden ontraden.
Deelt u de mening dat ook Nederland moet overgaan op een verbod van meer dan 80% zuivere GBL, zoals in Australië en de Verenigde Staten?
Een verbod op meer dan 80% zuivere GBL vind ik niet gewenst, omdat deze maatregel nauwelijks effectief zal zijn. Ook GBL in verdunningen lager dan 80% kan toegepast worden bij GHB-productie. Als GHB op lijst I van de Opiumwet komt te staan, worden ook de voorbereidingshandelingen voor het maken van GHB strafbaar. Dan kan ook strafrechtelijk worden ingegrepen als duidelijk is dat GBL wordt verhandeld met het oog op een toepassing als drug.
GBL staat op de vrijwillige monitoringlijst van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (Wvmc) maar dat houdt geen beperking in voor de handel in deze stof. Plaatsing van GBL op één van de lijsten, behorende bij de Europese Verordeningen die betrekking hebben op drugsprecursoren, zou betekenen dat GBL als geregistreerde stof wordt aangemerkt. Op grond van de Wvmc kan de handel in GBL dan beter worden gecontroleerd en aan vergunningen worden gebonden. Dit traject is inmiddels gestart.
Deelt u de mening dat het verbod slechts een eerste stap is op weg naar een totaalaanpak? Deelt u de mening dat preventie in de totaalaanpak een belangrijke rol heeft? Zijn er internationaal al voorbeelden van preventie die in het bijzonder is gericht op GHB?
Wij verwachten dat de plaatsing van GHB op lijst I van de Opiumwet een belangrijke bijdrage zal kunnen leveren aan het terugdringen van de problematiek rond GHB. Politie en justitie kunnen straks ingrijpen als duidelijk is dat iemand bezig is met voorbereidingen voor de productie van GHB.
Ook (gezondheids)preventie is uiteraard belangrijk. Gebleken is dat problemen met het gebruik van GHB voorkomen in uiteenlopende groepen. Daarom is het van belang dat de preventiemaatregelen worden toegesneden op verschillende doelgroepen gebruikers.
Het project Uitgaan en Drugs van het Trimbos-instituut heeft een factsheet opgesteld waarin verschillende preventieve aanpakken rond het gebruik van GHB zijn opgenomen, die zijn toegesneden op diverse doelgroepen. Voor zover bekend zijn geen internationale voorbeelden van doelgroepspecifieke preventie beschikbaar.
Daarnaast maak ik, conform mijn toezegging tijdens het drugsdebat met uw kamer van 28 maart jl., een analyse van de knelpunten in vijf regio’s waar veel problemen zijn rond het gebruik van GHB. Vóór de zomer zal ik u over mijn bevindingen informeren.
Hoe beziet u de mogelijkheid om het verkopen van GBL via een vergunningensysteem te laten verlopen, zoals dat in EU-landen Bulgarije, Slowakije en Zweden het geval is?
Vooralsnog acht ik de in antwoord 6 genoemde maatregelen voldoende.
Hoe beziet u de denaturatie van GBL, zodat deze niet meer voor menselijke consumptie kan worden gebruikt, zoals eerder is gebeurd met spiritus?
Denaturatie van GBL heeft alleen effect als daarover internationale afspraken worden gemaakt.
Hoeveel meldingen zijn er precies bij het meldpunt verdachte transacties chemicaliën van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) binnengekomen? Bent u het met de FIOD eens dat het meldpunt niet goed onder de aandacht is gebracht? Wat gaat u doen om deze achterstand goed te maken?
In 2011 zijn 9 meldingen gedaan bij het meldpunt die te relateren zijn aan GBL. De FIOD tekent daarbij aan dat er voor GBL geen plicht tot melden bestaat, omdat het een niet geregistreerde stof betreft in het kader van de precursorenregelgeving.
De FIOD is van mening dat er voldoende aandacht wordt besteed aan de bekendheid van het meldpunt. Bij de binnenlandse toezichtcontroles bij het bedrijfsleven door de Douane wordt nadrukkelijk gewezen op het bestaan van het meldpunt. De medewerkers van het meldpunt hebben ook zelf regelmatig contact met het bedrijfsleven en de relevante brancheverenigingen en brengen daar het belang van de meldingen onder de aandacht. Daarbij wordt ook aangedrongen op vrijwillige melding van ongebruikelijke transacties met bepaalde niet geregistreerde chemicaliën (waaronder GBL). Ik ben derhalve van mening dat er geen sprake is van achterstand ter zake.
Het artikel 'Hoe bedrijven sollicitanten misleiden met spookvacatures |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Hoe bedrijven sollicitanten misleiden met spookvacatures»?1
Ja.
Bent u bekend met het fenomeen dat bedrijven en uitzendbureaus spookvacatures plaatsen om een lege winkelruit of vacaturesite te voorkomen? Zo ja, wat vindt u van deze «spookvacatures»?
Ik ben bekend met het fenomeen «nepvacatures» of «spookvacatures». Zoals ook mijn ambtsvoorganger heeft gemeld, is dit ongewenst indien de werkgever de intentie heeft om de werkzoekende op een verkeerd spoor te zetten. Echter, het komt ook veelvuldig voor dat werkgevers vacatures bekend maken die niet altijd alleen zijn bedoeld voor de invulling van een concrete personeelsbehoefte op dat moment, maar gericht op hun personeelsbehoefte op de langere termijn. Dit fenomeen wordt ook wel «permanente vacature» genoemd, omdat de werkgever door de tijd heen sollicitanten wil genereren.
De begrippen «nepvacatures» en «spookvacatures» dienen dan ook genuanceerd te worden gebruikt. Er wordt in veel gevallen wel degelijk perspectief op de langere termijn geboden. In het bijzonder bedrijven met een groot personeelsverloop (vaak grote bedrijven) en uitzendorganisaties hebben een permanente personeelsbehoefte, waardoor het bekendmaken of opnemen van een cv bij deze organisaties een effectieve vorm van solliciteren is.
Minister Donner heeft destijds in beantwoording op mijn Kamervragen aangegeven dat brancheorganisaties als de ABU (Algemene Branche Uitzendbureaus) een oplossing voor dit probleem zouden moeten vinden. De brancheorganisaties hebben hier vervolgens geen gehoor aan gegeven. Vindt u het wenselijk dat door dit wijzen naar elkaar niemand de verantwoordelijkheid oppakt en het probleem blijft liggen? Bij wie ligt nu de verantwoordelijkheid om dit probleem aan te pakken?
Het proces van werving en selectie is een private aangelegenheid. De verantwoordelijkheid ligt dan ook bij de onderneming.
Bent u bereid om met de verschillende belangenorganisaties om tafel te gaan zitten om hier afspraken over te maken en tot een oplossing te komen?
De branche geeft zelf ook aan dat zij het de verantwoordelijkheid vindt van de ondernemingen zelf. Ik zie dan ook geen toegevoegde waarde in een gesprek met de betrokken organisaties.
Zo ja, wilt u in dit gesprek aankaarten dat de branche in ieder geval onderzoek naar het fenomeen «spookvacatures» gaat doen, aangezien omvang en aard van de problematiek nog niet exact bekend is?
Zoals hiervoor gemeld, zie ik niet de toegevoegde waarde in van een gesprek hierover.
Ziet u het als een mogelijkheid dat bedrijven en uitzendbureaus bij vacatures expliciet een waarschuwing in de vacaturetekst plaatsen wanneer de desbetreffende baan er op dit moment nog niet is?
Het is aan de ondernemingen zelf om dit op te pakken. De sector zelf heeft ook al initiatieven genomen om het sollicitatieproces inzichtelijker te maken. Zo bestaat er een sollicitatiecode waarin normen zijn opgenomen voor een transparante en eerlijke werving en selectieprocedure. Deze code is ontwikkeld door de Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement & Organisatieontwikkeling (NVP) in overleg met de Stichting van de Arbeid. De code is ook te vinden op de site van de Kamer van Koophandel. Naleving is niet verplicht.
In deze code zijn basisregels opgenomen die arbeidsorganisaties en sollicitanten in acht behoren te nemen bij de werving en selectie ter vervulling van vacatures.
Hoe kijkt u aan tegen een informatieplicht voor uitzendbureaus zodat een sollicitant altijd weet wat de uitkomst van zijn sollicitatie is ook al is deze online gedaan?
Dit vind ik niet nodig, omdat er al initiatieven uit de sector zijn genomen, zoals de genoemde sollicitatiecode. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen dat de arbeidsorganisatie de sollicitant zo spoedig mogelijk (binnen enkele weken) na de sluitingsdatum bericht of hij wordt afgewezen, wordt uitgenodigd of dat zijn sollicitatie wordt aangehouden (onder vermelding van de termijn waarbinnen nader bericht volgt).