Het bericht dat de politie ongeoorloofd ‘stealth’ sms’jes naar mobiele telefoons stuurt om verdachten te kunnen volgen |
|
Gerard Schouw (D66), Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met klachten van advocaten en kritische uitspraken van rechters dat de politie veelal ongeoorloofd gebruik maakt van zogenaamde stealth sms?1
Ja.
Klopt het bericht dat de politie al ruim acht jaar gebruik maakt van onzichtbare sms-berichten die naar mobiele telefoons worden verzonden om personen te kunnen volgen?
Ja. De zogenoemde stille sms wordt ingezet bij de opsporing van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en bij het opsporen van voortvluchtigen. Daarnaast kan dit middel ook worden ingezet in het kader van hulpverlening, bijvoorbeeld bij de vermissing van personen. Een stille sms is het verzenden van een voor de gebruiker van de telefoon niet waarneembaar sms-bericht; de aflevering van het bericht wordt echter geregistreerd in de verkeersgegevens van het netwerk doordat de telefoon een bepaalde zendmast aanstraalt. Aan de hand hiervan is het mogelijk om de gebruiker van de telefoon binnen het (zendmast-)gebied, doch niet exact, te traceren.
Wat is uw reactie op de recente uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch dat dit middel willekeurig wordt ingezet, betekenisvolle inbreuk kan maken op de privacy van de gsm-drager, de integriteit van de opsporing onvoldoende waarborgt en dat een bijzondere wettelijke grondslag voor het gebruik van deze opsporingsmethode noodzakelijk is?2
De uitspraak van 20 juni 2013 van het Hof Den Bosch wijkt op belangrijke punten af van zowel eerdere uitspraken als ook een aantal latere uitspraken over het gebruik van de stille sms. Zo oordeelt het Hof Den Bosch in een recent arrest3 uitdrukkelijk dat het gebruik van stille sms geen afzonderlijke wettelijke regeling behoeft om rechtmatig te kunnen zijn en evenmin bijzondere risico’s oproept voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing, zodat «ook om die reden geen bijzondere wettelijke grondslag voor deze opsporingsmethode is vereist». Het Hof oordeelt in deze zaak dat door het versturen van stille sms-berichten slechts globaal is vastgesteld waar het betreffende toestel zich bevond, waardoor een zo beperkt beeld is verkregen van de bewegingen van de persoon die de telefoon droeg, dat van een betekenende inbreuk op diens privacy geen sprake was. In een eveneens recent arrest4 oordeelt het Hof Arnhem-Leeuwarden dat het gebruik van de stille sms in de onderhavig zaak gerechtvaardigd is op grond van art. 2 Politiewet (oud).
In deze en eerdere arresten uitten de rechters, vanuit het oogpunt van de transparantie en de toetsbaarheid van het strafproces, ook punten van zorg met betrekking tot de procedurele zorgvuldigheid van het gebruik van dit middel. Politie en OM hebben mij laten weten deze kritische punten ter harte te nemen en de procedure voor de inzet van de stille sms te zullen aanscherpen.
Herkennen de politie, het Openbaar Ministerie en u de kritiek dat rechercheurs de interne regels voor toepassing van stealth sms negeren? Zo ja, wat is uw reactie daarop en wat heeft verzaking van de interne toepassingsregels mogelijk gemaakt? Zo nee, op grond waarvan meent u dat dit beeld onjuist is?
Nee. Het beeld dat ik krijg van Politie en OM is dat de interne regels worden nageleefd. Op punten lieten die regels echter ruimte toe, zoals de keuze om de inzet van het middel niet aan het dossier toe te voegen of niet uitgebreid de inzet duur en frequentie te verbaliseren. Zoals ook vermeld in antwoord op vraag 3 worden deze interne procedures door politie en OM herzien.
Welke voorwaarden voor toepassing van stealth sms’jes zijn precies vastgelegd in de interne richtlijn en op welke wijze wordt in de praktijk toegezien op integere toepassing van dit opsporingsmiddel?
De stille sms mag alleen met toestemming van de officier van justitie worden ingezet. De officier van justitie toetst aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en neemt daarbij in overweging dat de wijze waarop het middel wordt ingezet niet in betekenende mate inbreuk mag maken op grondrechten, zoals de privacy van betrokkenen. Bij de inzet van een stille sms is onder andere vereist dat er een spoedeisend en zwaarwegend onderzoeksbelang is en er geen andere, minder ingrijpende methoden voorhanden zijn waarmee een (globale) geografische positie van de telefoon kan worden vastgesteld. Zoals in het antwoord op vraag 1 is opgemerkt, wordt de aflevering van een stil sms-bericht geregistreerd in de verkeersgegevens van de gebruiker van de mobiele telefoon. Deze verkeersgegevens worden door de officier van justitie met een afzonderlijk bevel gevorderd bij de aanbieder van het mobiele telefonienetwerk.
Wordt bijgehouden hoe vaak dit middel sinds 2005 is toegepast en in hoeverre is in die gedocumenteerde gevallen sprake geweest van een als verdachte aangemerkt persoon, waarbij een proces-verbaal is opgesteld en schriftelijk en gemotiveerd toestemming verleend is door een Officier van Justitie? Zo ja, door wie wordt toepassing bijgehouden en hoe vaak was dit het geval? Zo nee, waarom is geen sprake van documentatie over de inzet van dit opsporingsmiddel?
Politie en OM hebben mij laten weten dat het belang van de opsporing en vervolging zich ertegen verzet om publiekelijk informatie te verstrekken over het aantal keer dat de stille sms is ingezet.
In hoeveel gevallen is dit opsporingsmiddel aangevoerd als bewijs in een strafzaak en heeft het middel bijgedragen aan een veroordeling?
Hiervan wordt geen afzonderlijke registratie bijgehouden.
Bent u voornemens om op korte termijn de wenselijkheid en het toepassingskader van de zogenaamde stealth sms te herzien en de Kamer voor 1 oktober 2013 per brief te informeren over te nemen maatregelen in het belang van de integriteit van de opsporing?
Zoals blijkt uit mijn antwoord op de voorgaande vragen is de integriteit van de opsporing niet in het geding. Ik zie dan ook geen aanleiding om het toepassingskader van de stealth sms te herzien, afgezien van de procedurele aanscherpingen zoals genoemd in antwoord op vragen 3 en 4.
Een voorstel van de politiebond om niet te bezuinigen op de politie en het OM, maar te investeren in fraudeaanpak |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent het bericht: «ACP: investeren in fraudeaanpak»?1
Ja
Hoe beoordeelt u het voorstel van politiebond ACP om niet te bezuinigen op de politie en het Openbaar Ministerie (OM), maar om extra te investeren in fraudebestrijding?
Het voorkómen en bestrijden van fraude heeft topprioriteit voor dit kabinet, evenals het terughalen en afpakken van onrechtmatig of anderszins ten onrechte ontvangen overheidsgelden en langs criminele weg verkregen vermogen. Omdat de bestrijding van fraude een departementale aanpak overstijgt, zet het kabinet in op een rijksbrede en programmatische aanpak van fraude. Zoals ik in mijn brief van 3 juli jl. heb aangekondigd, zal het kabinet voor het einde van dit jaar een actieplan presenteren.2 Ik kan op dit moment niet vooruitlopen op de maatregelen die daarin zullen worden aangekondigd.
Klopt het dat extra investeren in fraudebestrijding zoveel opleveren dat de aangekondigde bezuinigingen overbodig worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u met dit voorstel doen nu zowel de politie als het OM hier positief over zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om net als Groot-Brittannië statistische gegevens over fraude bij te houden zodat er een goed beeld ontstaat van de omvang van fraude in ons land? Zo nee, waarom niet?
De ervaring leert dat het zeer ingewikkeld is om een betrouwbare schatting te maken van de omvang van fraude. Ook zonder een precies beeld van de omvang staat voor het kabinet vast dat een verstevigde aanpak van fraude noodzakelijk is en dat er beter zicht moet komen op de resultaten daarvan. Het bijhouden van statistieken om een goed beeld te krijgen van de totale omvang van fraude is daarbij geen doel op zich.
Uitbetaling van overuren bij de politie |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat er bij de politie regionale eenheden zijn waar men geen overuren meer krijgt uitbetaald? Zo ja, kunt u aangeven om welke regio’s het gaat?
Ja. De korpsleiding heeft binnen de politieorganisatie gecommuniceerd dat met ingang van 1 juli 2013 de afspraak is dat indien het budget bij een eenheid is uitgeput, de vergoeding voor de rest van het jaar van overuren in principe plaatsvindt in «tijd voor tijd», tenzij hier met de medewerker andere afspraken over zijn gemaakt.
Klopt het dat dit beleid niet geldt voor alle regionale eenheden in het land? Zo ja, kunt u uitleggen hoe dit strookt met het begrip Nationale Politie en uw streven om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden zoveel mogelijk gelijk te trekken voor iedereen werkzaam bij de politie?
Nee, dat klopt niet. De hierboven genoemde afspraak geldt voor de gehele nationale politie.
Hoe komt het dat bij sommige eenheden overuren niet meer uitbetaald (kunnen) worden?
Bij die eenheden waar het budget voor overuren (bijna) is uitgeput, worden overuren zo veel mogelijk vergoed in tijd.
Klopt het dat de gelden hiervoor halverwege het jaar al op waren?
Bij enkele eenheden is het budget voor overuren voor 2013 uitgeput. Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 5.
Indien het antwoord op de voorgaande vraag bevestigend is, is er dan sprake van te weinig beschikbare middelen waardoor het budget al is uitgeput, of is er sprake van te weinig mankracht voor de hoeveelheid werk die gedaan moet worden, waardoor een beroep moet worden gedaan op het maken van overuren door het zittende personeel?
Zoals ik ook in de beantwoording op de vragen van het Kamerlid Segers (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 229) heb aangegeven, is de politie een organisatie die 7x24 uur moet kunnen inspelen op elke denkbare situatie. Dit vraagt van medewerkers en leidinggevenden een zekere flexibiliteit. In het arbeidsvoorwaardenakkoord Sector Politie 2012–2014 is opgenomen dat van de organisatie wordt verwacht dat het zo veel mogelijk vooruit kijkt naar de te verrichten werkzaamheden, om tijdig de inzet van het personeel af te stemmen op de vraag naar politiediensten.
Per eenheid is er budget voor de uitbetaling van overuren. Door de korpsleiding is aangegeven dat, indien dit budget bij een eenheid is uitgeput, vanaf 1 juli jl. de vergoeding van overuren in principe plaatsvindt in «tijd voor tijd», tenzij hier met de medewerker andere afspraken over zijn gemaakt.
Binnen de begroting van de nationale politie zal voor eventuele overschrijdingen elders budget worden gevonden. Zoals aangegeven, stuurt de nationale politie op een sluitend jaarresultaat voor het korps.
Deelt u de zorg dat bij deze eenheden de werkdruk straks nog hoger wordt als agenten hun overuren in tijd op moeten nemen en dus vaker afwezig zullen zijn? Zo nee, waarom niet?
Die zorg deel ik niet. Planning en operationele sturing zijn instrumenten om politiezorg te bieden waar dat nodig is. Daarbij is het een gegeven dat de korpsleiding rekening dient te houden met de beschikbaarheid en inzetbaarheid van medewerkers. In het arbeidsvoorwaardenakkoord Sector Politie 2012–2014 zijn bovendien in het kader van de omgang met werktijden en vergoedingen, uitgangspunten opgenomen. Zo wordt de werklast afgestemd op de beschikbare capaciteit en vindt er prioriteitstelling door de lijn plaats binnen de opgedragen werklast versus de beschikbare capaciteit. Indien overuren desondanks niet zijn te voorkomen, worden deze uren als afgesproken vergoed in geld of in tijd.
Wat gaat u doen met dit signaal? Bent u bereid om deze rem op het uitbetalen van overuren weer terug te draaien, zodat agenten die overuren maken deze weer gewoon krijgen uitbetaald, conform uw toezegging aan de Nederlandse Politiebond tijdens het maandelijks overleg?1 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wat gaat u doen om te zorgen dat er binnen de Nationale Politie daadwerkelijk geen verschillen meer zijn in arbeidsvoorwaarden, of je nu in Groningen, Amsterdam of Maastricht werkt?
Voor iedere politiemedewerker gelden dezelfde arbeidsvoorwaarden. Met de komst van de nationale politie is er sprake van één landelijk bevoegd gezag (de korpschef) en daarmee ook één interpretatie van de arbeidsvoorwaarden.
Deelt u de analyse dat het gewijzigde beleid rond overuren is ingegeven door de wens om te bezuinigen op personeelskosten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke bezuinigingen vinden er op dit moment nog meer plaats binnen de Nationale Politie die gevolgen hebben voor arbeidsomstandigheden en inkomens van agenten?
Nee. Uitgangspunt is om de politieorganisatie zo snel, efficiënt en effectief mogelijk in te zetten. Om die reden zijn afspraken gemaakt met de vakorganisaties over het beter sturen op arbeidstijden.
Klopt het dat er eenheden zijn waar agenten met een nachtdienst van negen uur niet meer van 22.00 uur tot 7.00 uur worden ingepland maar van 23.00 uur tot 8.00 uur, omdat de uren tussen 21.00 uur en 7.00 uur een nachttoeslag kennen en men op deze manier een uur kan besparen op die toeslag? Wat vindt u van deze ontwikkeling? Kent u de praktijk van de werkvloer en dus de aanslag op de energie van agenten die een nachtdienst moeten draaien? Bent u op de hoogte van de gevaren voor de verkeersveiligheid wanneer agenten ‘s ochtends na zo’n nieuwe nachtdienst een uur langer wakker moeten blijven, waarna zij vaak nog naar huis moeten rijden met hun auto?
Nachtdiensten zijn een onlosmakelijk deel van het politiewerk. Het verbeteren van de arbeidsomstandigheden in bredere zin, waaronder ook de nachtdienst, hebben de voortdurende aandacht van mij en van de korpsleiding.
Deelt u de mening dat het bezuinigingsvoordeel van een uurtje op de nachttoeslag niet opweegt tegen de risico’s? Zo ja, bent u bereid hierover duidelijke afspraken te maken met de regionale eenheden en kunt u de Kamer op de hoogte houden van de uitkomsten hiervan? Zo nee, waarom niet?
De inzet van politiemedewerkers wordt niet ingegeven door een mogelijk bezuinigingsvoordeel. De politie is een organisatie die kiest voor een efficiënte inzet van capaciteit in combinatie met een gezonde balans tussen werk en privé voor betrokken medewerkers.
Agenten met een trauma |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het feit dat agenten met een Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS) nog steeds niet de zorg en ondersteuning lijken te krijgen die ze nodig hebben?1
Ik betreur de berichten in de media. De politie en ik willen op een goede manier invulling geven aan het werkgeverschap. Daar hoort bij dat zorg geboden wordt aan diegenen die het nodig hebben, en dat gebeurt ook. Hierbij is het van ondergeschikt belang of de problematiek werkgebonden is. Ik merk wel op, dat de inrichting van het HRM-domein en de zorglijn binnen de nationale politie nog gaande is. Ondertussen wordt er hard gewerkt om de belangen van alle betrokkenen zo goed mogelijk te behartigen.
Herinnert u zich uw uitspraken tijdens het algemeen overleg over politieonderwerpen dat er altijd hulp komt voor deze mensen, of het nu werk gerelateerd is of niet, en dat de best mogelijke zorg wordt geboden?2 Hoe verhoudt deze berichtgeving zich tot uw uitspraken?
Zie antwoord vraag 1.
Wat gaat er volgens u mis bij de aanpak van deze dossiers? Waarom is het door u geschetste beeld van de gewenste wijze van handelen en de uitgangspunten in de Circulaire PTSS Politie niet terug te vinden in de praktijk?
Ik constateer dat de politie deze dossiers zo goed mogelijk probeert aan te pakken en dat daarbij de gewenste handelwijze en de uitgangspunten uit de Circulaire worden gehanteerd. Het gaat hier vaak om lang slepende zaken, met hun oorsprong nog in het oude bestel, toen de aanpak niet eenduidig was.
Inmiddels heeft een nieuw opgerichte beoordelingscommissie een beoordelingsprotocol en een instellingsbesluit in concept opgeleverd. De commissie moet nog formeel worden ingesteld door het Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) en het protocol moet worden vastgesteld door het CGOP. Beiden zullen op korte termijn aan het CGOP worden aangeboden.
Ik heb de overtuiging dat het protocol de eenduidigheid in de omgang met de dossiers zal intensiveren.
Klopt het dat dienders tegen de afspraken in voor een herkeuring naar het UWV worden gestuurd? Hoe kan dit gebeuren als de afspraken daarover helder zijn? Hoe gaat u voorkomen dat dit in de toekomst opnieuw kan gebeuren?
De herkeuring door het UWV valt binnen de kaders van de reguliere sociale zekerheidswetgeving en kan voor iedere werknemer c.q. ambtenaar die langere tijd arbeidsongeschikt is aan de orde zijn. Politiemedewerkers vormen hierop geen uitzondering.
Deze herkeuring heeft niets van doen met het traject waarin door een erkend instituut in het kader van de Circulaire bij een politiemedewerker PTSS wordt vastgesteld, dat voor de gehele procedure leidend is.
Herkent u zich in de uitspraak van de voorzitter van de ondernemingsraad van de Nationale Politie dat leidinggevenden het door u gewenste beleid weer ter discussie stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kan het dat uw beleid door deze leidinggevenden ter discussie wordt gesteld? Wat gaat u doen boven op de door u aangekondigde verbeteringen om dit te veranderen?
Het beleid en de Circulaire zijn duidelijk. De korpsleiding staat hier achter. Het spreekt voor zich dat zij ook de handelswijze uitdraagt dat leidinggevenden medewerkers die het beleid rond PTSS niet conform de afspraken uitvoeren daarop aanspreken.
Bent u bereid verantwoordelijk leidinggevenden die niet handelen conform het vastgelegde beleid hierop persoonlijk aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid te kijken naar de 25 dossiers die bij het Meldpunt PTSS liggen, om te zorgen dat de daar geconstateerde problemen zo snel mogelijk worden aangepakt? Zo ja, bent u bereid de Kamer op de hoogte te houden van de vorderingen? Zo nee, waarom niet?
De Stichting Hulp voor Hulpverleners heeft 7 van de 25 dossiers die zij in bezit heeft inmiddels overgedragen aan het Meldpunt PTSS Politie. De overige 18 zijn om onbekende redenen (nog) niet overgedragen. Zoals alle meldingen die bij het Meldpunt PTSS worden gedaan, zijn deze dossiers zorgvuldig beoordeeld en is een advies aan de korpsleiding gegeven welke maatregelen er, binnen de bestaande regels, kunnen worden genomen. Elk dossier dat het Meldpunt PTSS Politie ontvangt wordt in behandeling genomen. Het is daarom van het grootste belang dat (oud-)medewerkers met PTSS-klachten zich melden bij het Meldpunt PTTS, zodat deze medewerkers geholpen kunnen worden. Net als u is het ook mij ernst dat er duidelijkheid komt voor politiemensen met PTSS. Vanzelfsprekend zal ik u op de hoogte houden over de voortgang van de werkzaamheden en resultaten in dit belangrijke dossier.
Het bericht "Agent wil DNA niet afstaan voor databank" |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Agent wil DNA niet afstaan voor databank»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het opsporingsbelang bij ernstige misdrijven vergt dat alle agenten, maar in ieder geval alle forensisch rechercheurs, in de eliminatiedatabank zijn opgenomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u er aan doen om er voor te zorgen dat alle agenten, maar in ieder geval alle forensisch rechercheurs, zo spoedig mogelijk in de eliminatiedatabank zijn opgenomen?
Het is belangrijk dat zo veel mogelijk forensisch medewerkers in de databank worden opgenomen. Het is dan ook positief dat de vrijwillige lijn van de politie leidt tot een gestage groei van het aantal medewerkers in de databank.
De start van de Nationale Politie zal hier verder aan bijdragen. Zo ontwikkelt de politie een uniform landelijk privacy reglement. Op deze wijze kennen, in tegenstelling tot de 26 voormalige korpsen met hun eigen regelingen, alle eenheden straks hetzelfde privacyreglement. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat de Nationale Politie zal zorgen voor afdoende registratie in de eliminatiedatabank. In het najaar zal ik, zoals toegezegd, een brief naar uw Kamer sturen waarin ik in de breedte zal ingaan op het toekomstig forensisch onderzoek.
Waarom is nog niet aan uw toezegging voldaan, gedaan tijdens het algemeen overleg forensisch onderzoek in december 2012, dat agenten in de eliminatiedatabank zullen worden opgenomen in het kader van de vorming van de Nationale Politie die per 1 januari 2013 is ingevoerd?
Zie antwoord vraag 2.
Het stuwmeer aan overuren in relatie tot de inzet en het budget van de Nationale Politie |
|
Gert-Jan Segers (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Minder inzet politie door stuwmeer aan vrije dagen»?1
Ja.
Klopt het dat het budget voor 2013 van verschillende regionale eenheden in mei reeds bijna was uitgeput?
Bij enkele eenheden is het budget voor overuren voor 2013 inderdaad uitgeput. De nationale politie stuurt op een sluitend jaarresultaat voor het gehele korps.
Hoeveel overuren zijn er momenteel binnen de Nationale Politie totaal en gemiddeld per werknemer/per fte opgebouwd?
In de begroting nationale politie voor 2013 zijn bijna 680.000 nieuwe overuren begroot (gemiddeld 11 overuren per fte). De begroting van overuren 2013 bedraagt daarmee 2,1% van de totale inzet over 2013 (gebaseerd op het totaal aantal jaarwerkplanuren van alle medewerkers). Het aantal opgebouwde overuren over het afgelopen driekwart jaar bedraagt ongeveer 1 miljoen. Daarvan is ongeveer de helft in vrije tijd opgenomen en de helft in geld uitbetaald. Er is landelijk nog ruimte om overuren uit te betalen.
Hoeveel nieuwe overuren zijn er in 2013 begroot in totaal en gemiddeld per werknemer/per fte?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel nieuwe overuren zijn er in het eerste half jaar van 2013 opgenomen in totaal en gemiddeld per werknemer/per fte?
Zie antwoord vraag 3.
Welke bijsturingsmaatregelen heeft u genomen?
De politieorganisatie is een organisatie die 7x24 uur moet kunnen inspelen op elke denkbare situatie. Dit stelt eisen aan medewerkers en leidinggevenden. Het vraagt een zekere flexibiliteit van beide partijen.
In het arbeidsvoorwaardenakkoord Sector Politie 2012–2014 is opgenomen dat van de organisatie wordt verwacht dat deze zo veel mogelijk vooruit kijkt naar de te verrichten werkzaamheden, om tijdig de inzet van het personeel af te stemmen op de vraag naar politiediensten.
Per eenheid is er budget voor de uitbetaling van overuren. Door de korpsleiding is aangegeven dat, indien dit budget bij een eenheid is uitgeput, vanaf 1 juli jl. de vergoeding van overuren in principe plaatsvindt in «tijd voor tijd», tenzij hier met de medewerker andere afspraken over zijn gemaakt.
Binnen de begroting van de nationale politie zal voor eventuele overschrijdingen elders budget gevonden worden. Zoals aangegeven, stuurt de nationale politie op een sluitend jaarresultaat voor het korps.
Wat betekent de uitputting van het overuren budget voor de inzet van de Nationale Politie in de komende maanden en voor het budget van andere begrotingsposten van de Nationale Politie? Verwacht u een overschrijding van de begroting? Zo ja, hoe groot is die verwachte overschrijding?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de uitputting van het overurenbudget ten koste kan gaan van de motivatie van het politiepersoneel van wie wel beschikbaarheid wordt verwacht terwijl er geen budget is de overuren uit te betalen?
Politiemedewerkers hebben een zeer hoge motivatie om zich in te zetten voor veiligheid op straat en in de wijken. Elke medewerker die een overuur maakt, ontvangt hiervoor vergoeding in tijd dan wel in geld. In overleg tussen de medewerker en de leidinggevende worden binnen de gestelde kaders individuele afspraken gemaakt.
Ik verwijs u ook naar de beantwoording van de vragen van het lid Kooiman (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 228).
Het uitvallen van het C2000 netwerk en het haperen van 112 in Brabant |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat in heel Brabant C2000 op de avond van 26 juni 2013 niet heeft gefunctioneerd en dat deze storing in Noord-Brabant nog veel langer heeft geduurd?1
Ja.
Wat is de oorzaak van deze storing? Had deze voorkomen kunnen worden? Zo ja, hoe? Als deze niet voorkomen had kunnen worden, kan een dergelijke situatie zich dan overal in Nederland voordoen?
De storing deed zich voor op een punt in de infrastructuur waar verschillende lijnen – waaronder de lijnen die communicatie tussen hulpverlener en de meldkamer mogelijk maken – samenkomen. De oorzaak van de storing was het gevolg van onderhoudswerkzaamheden. De storing heeft ertoe geleid dat er slechts beperkt communicatie mogelijk was via het C2000-netwerk in de regio Brabant.
Het onderzoek naar de exacte oorzaak van de storing is nu gaande. Aan de hand van het resultaat zal bepaald worden hoe een soortgelijke storing in de toekomst voorkomen kan worden.
Hoe zijn de veiligheidsregio's voorbereid op de kennelijke mogelijkheid dat C2000 kan uitvallen?
Veiligheidsregio’s zijn door middel van zogenaamde fall back-plannen voorbereid op storingen die leiden tot beperkte communicatie via het C2000-netwerk. Dit betekent dat regio’s in dit soort gevallen terugvallen op alternatieve communicatiemiddelen en in enkele gevallen opschalen.
Tijdens de storing op 25 juli 2013 is door de regio Brabant zowel opgeschaald als gebruik gemaakt van mobiele telefonie.
Waren er volgens u op deze avond noemenswaardige incidenten waardoor men zonder C2000 in de problemen kwam? Zou u de brand op een jacht met acht opvarenden die avond daaronder gerekend hebben? Kwamen de hulpdiensten daarbij eerst aan het verkeerde adres als gevolg van het wegvallen van C2000?
De storing heeft geen gevolgen gehad voor de inzet van hulpverleningsdiensten bij het door u genoemde incident in het gebied Brabant-Noord. Er zijn mij geen incidenten bekend die door toedoen van de storing niet adequaat zijn afgehandeld.
Hoe kan het dat ondanks alle door u aan de Kamer toegelichte recente verbeteringen aan 112 en het bij uitval verzekeren van toegang tot 112 door middel van een extra beveiligd back-up systeem, toch in Noord-Brabant haperingen worden gemeld? Wat is dit keer het probleem? Wat gaat u hier aan doen?
Door een verstoring in het openbare net van KPN was het voor bellers met een vaste aansluiting op de avond van 25 juli jl. enige tijd niet mogelijk verbinding te krijgen. De storing vond niet plaats in het 1-1-2 netwerk. Nadat deze storing werd geconstateerd is door de betrokken veiligheidsregio’s een handelingsperspectief geboden. Er werd gewezen op de storing en op de mogelijkheid voor de beller om de hulpdiensten wel via mobiele telefonie te bereiken. Het bieden van een handelingsperspectief was één van de aanbevelingen van het inspectierapport «1-1-2 onder de loep» die ik heb overgenomen.
Het bericht dat de reanimatie door agenten in het gedrang komt |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat steeds meer agenten verlopen diploma’s hebben voor reanimatie en het gebruik van een automatische externe defibrillator (AED)?1
Ik herken het beeld dat geschetst wordt in het artikel van de PZC en andere media niet. Een bericht van de vakorganisatie ACP over een mogelijk geval in één van de regionale eenheden van de politie, is in andere media overgenomen als zou het om een landelijk probleem gaan. Er is geen sprake van verlopen diploma’s en er is geen sprake van een landelijke situatie dat agenten niet zouden kunnen reanimeren. De ACP heeft inmiddels via haar website laten weten te betreuren dat dit bericht door de media niet juist is vertaald.2
Het adequaat hulp bieden aan hen die dat behoeven, waaronder levensreddende handelingen zoals reanimatie, met en zonder gebruik van een defibrilator, maakt onderdeel uit van de basisopleiding van de politie. Politiemedewerkers dienen te kunnen reanimeren.
Een AED kan in principe zonder speciale training of opleiding gebruikt worden. De politie stelt medewerkers wel in de gelegenheid hiervoor training te volgen. Uitgangspunt is dat iedere medewerker die dat wil, elke twee jaar de training kan volgen. De trainingen worden op alle IBT-locaties (23) en daarnaast ook nog op andere plekken aangeboden.
Deelt u de mening dat de politie, die vaak als eerste ter plaatse is bij een ongeluk, goed geschoold dient te zijn in reanimatie en het gebruik van een AED en dat dit van levensbelang kan zijn? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat iedere agent ook een diploma reanimatie en AED heeft?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel agenten hebben een verlopen diploma voor reanimatie en AED-gebruik?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat deze cursussen slechts op twee locaties in het land worden aangeboden? Erkent u dat de hierdoor veroorzaakte reistijd een forse drempel kan zijn voor agenten, zeker gezien de beperkte politiecapaciteit? Zo ja, bent u voornemens om deze cursussen op meer plekken in het land aan te bieden?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de noodzaak om de reanimatiecursussen Europees aan te besteden? Is er geen mogelijkheid om deze cursussen zelf te organiseren?
Het klopt niet dat de reanimatiecursussen Europees zijn aanbesteed. Reanimatie training maakt onderdeel uit van de basisopleiding van de politie, die verzorgd wordt door de Politieacademie.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat nieuwe interne regels geen belemmering vormen voor agenten om hun scholingen te kunnen volgen?
Er is geen sprake van dat nieuwe, interne regels een belemmering vormen voor medewerkers om hun scholing te volgen.
Het bericht 'Meer over schiettoets nieuw dienstwapen' |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Meer over schiettoets nieuw dienstwapen»? 1
Ja
Klopt het dat agenten hun oude dienstwapen inleveren bij aanvang van de toets voor het nieuwe dienstwapen?
Ja.
Klopt het dat agenten die onverhoopt niet slagen voor de toets voor het nieuwe dienstwapen ook het oude dienstwapen niet meer mogen gebruiken, ook al zijn ze daarvoor nog een half jaar of een jaar gecertificeerd? Wat is daarvan de reden? Waarom is de werkinstructie voor omscholing naar het nieuwe dienstwapen gewijzigd?
Het nieuwe wapen wordt meegegeven als de medewerker geslaagd is voor de toets. Als de medewerker niet slaagt voor de toets, dan blijft het oude dienstwapen in bewaring. De reden daarvoor is, dat de medewerker formeel nog wel bevoegd is om het oude wapen te gebruiken, maar er twijfels kunnen ontstaan over diens bekwaamheid als deze bij een schietincident betrokken raakt. Met deze werkinstructie wil de korpsleiding deze verantwoordelijkheid niet bij de medewerkers laten liggen.
Kunnen agenten die niet beschikken over een dienstwapen worden ingezet voor alle diensten? Zo nee, op welke wijze wordt daarmee rekening gehouden bij de invoering van het nieuwe dienstwapen?
Nee. De medewerker kan gebruik maken van lichte geweldsmiddelen (pepperspray, wapenstok) en mag zich niet begeven in een situatie waarin vuurwapengebruik tot de mogelijkheden behoort, maar bijvoorbeeld wel als surveillant op afgebakende werkzaamheden. Met de leidinggevende worden dan ook afspraken gemaakt over de beperkte inzetbaarheid van de medewerker. De medewerker moet uiterlijk binnen een week terugkomen voor een herhalingstoets om te voorkomen dat de aangeleerde vaardigheden verloren gaan.
'Ramadandiensten' bij de politie |
|
Louis Bontes (PVV), Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Politie krijgt Ramadandiensten»?1
Ja.
Hoeveel vaker komen er tijdens Ramadan (en met name rond het Suikerfeest) meldingen binnen van overlast en criminaliteit?
Kunt u aangeven in hoeverre de politie zich dit jaar nog op andere wijzen aanpast aan de islamitische ideologie (van vernederende iftar-maaltijden tot onzinnige moskee-bezoeken)?
Bent u bereid eventuele extra politie-inzet te verhalen op veroordeeld Ramadantuig? Zo neen, waarom niet?
Daartoe bestaat, gezien bovenstaande, geen aanleiding. Zie tevens beantwoording van de Kamervragen van de leden Bontes, Van Klaveren en Wilders, Kamerstukken II, 2011–2012, nr. 3126 (Aanhangsel van de Handelingen).
Herrie van politiehelicopters |
|
Paulus Jansen , Nine Kooiman (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Zijn er regels voor de inzet van politiehelicopters? Zo ja, welke?
Ja, er zijn wettelijke regels voor de inzet van politiehelikopters.
Naast de vliegtechnische regels die de Wet luchtvaart stelt, zijn er regels van politie zelf met betrekking tot de inzet. De rechtmatigheid van inzet van de politiehelikopter ligt besloten in artikel 3 van de Politiewet.
Worden er specifieke eisen gesteld aan de inzet van politiehelicopters tijdens nachtelijke uren?
Politiehelikopters kunnen boven stedelijk gebied en tijdens de nacht overlast veroorzaken voor de lokale bevolking. Inzet van een helikopter gaat onvermijdelijk gepaard met geluid.
Er worden specifieke eisen gesteld aan de inzet van politiehelikopters.
De inzetten worden getoetst aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en prioriteit. Overlast is hierbij een van de factoren die wordt meegewogen
De politiehelikopter wordt slechts daar ingezet waar de helikopter, aanvullend op het traditionele politieoptreden, van toegevoegde waarde is.
De politiehelikopter mag worden ingezet wanneer er sprake is van een van de volgende situaties:
het redden van mensenlevens;
veiligheid ten behoeve van politieoptreden in verband met bijzonder moeilijke, ingewikkelde en niet overzichtelijke aanhoudingssituatie‘s;
aanhoudingen van verdachten in het segment van high impact crime, inclusief gevaarlijke achtervolgingen.
Onderschrijft u dat politiehelicopters, in het bijzonder boven stedelijk gebied en tijdens de nacht, grote overlast kunnen veroorzaken voor de lokale bevolking? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe denkt u deze overlast tot redelijke proporties te beperken? Wilt u in uw antwoorden in ieder geval ingaan op de opties de inzet van helicopters te beperken tot situaties waarbij er sprake is van een acuut veiligheidsrisico en alternatieven ontbreken, het inzetten van stiller materieel en het opstellen van vlieginstructies om waar mogelijk woonwijken zoveel mogelijk te ontzien?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat dertien politiechefs meer verdienen dan de minister |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «dertien politiechefs verdienen meer dan de minister»?1
Ja.
Klopt dit bericht? Zo ja, deelt u de mening dat de salarissen die genoemd worden, tegen de afspraken in zijn van het arbeidsvoorwaardenkader voor de politietop? Zo nee, waarom niet?
Het bericht is gebaseerd op een overzicht van de top 200 WOPT inkomens. Het WOPT inkomen betreft het bruto jaarinkomen (inclusief o.a. opname van levensloop), vermeerderd met de pensioenafdracht (werkgevers én werknemersdeel) en stortingen in het kader van levensloop. Het WOPT-inkomen behelst meer dan alleen het salaris, jaarinkomen, of bezoldiging. Derhalve kan er op basis van de WOPT lijst niet zonder meer een vergelijking worden gemaakt die aangeeft hoeveel functionarissen meer verdienen dan het jaarsalaris van de minister.
In een vijftal gevallen gaat het, zoals in de brief van 3 juli jl. inzake Wob verzoek- RTL naar de zo meestverdienende politieambtenaren aan uw Kamer uiteen is gezet, inderdaad om salarissen die niet sporen met het nieuwe arbeidsvoorwaardenkader voor de politietop. Om in aanmerking te komen voor benoeming in de top 61 is overigens nadrukkelijk als voorwaarde gesteld dat de bezoldiging binnen de afgesproken kaders moet passen. Voor de gehele top 61 geldt dat de bezoldiging van betrokkenen daaraan voldoet.
Deelt u de mening dat deze politiechefs niet bijdragen aan de geloofwaardigheid van het leiderschap binnen de politie en dat zij de integriteit van de politieorganisatie aantasten? Zo nee, waarom niet?
Ten aanzien van de bezoldiging van de aangehaalde vijf personen ben ik, zoals in de brief van 3 juli aan uw Kamer is aangegeven, van mening dat ook hun bezoldiging binnen het nieuwe arbeidsvoorwaardenkader zou moeten passen, mede vanwege de voorbeeldfunctie die ook zij behoren uit te oefenen en de verantwoordelijkheid die zij dragen voor het aanzien van de politie.
Wat gaat u er aan doen om deze onverkwikkelijke situatie zo snel mogelijk te beëindigen?
Zoals per brief van 3 juli jl. aan uw Kamer is bericht zijn er geen juridische mogelijkheden om de inkomens van bovengenoemde vijf betrokkenen direct te verlagen. Ik ben afhankelijk van de bereidheid van de betreffende functionarissen om op vrijwillige basis van het surplus aan inkomen af te zien. Om die reden zijn de afgelopen periode met deze functionarissen gesprekken gevoerd en is een moreel beroep op hen gedaan om vrijwillig af te zien van dat surplus aan inkomen om te bewerkstelligen dat het inkomen van alle functionarissen binnen de politie binnen het afgesproken kader past. Na overleg met hen is gebleken dat de bereidheid om vrijwillig af te zien van dit surplus niet aanwezig is. Dit betekent dat de door hen verworven arbeidsvoorwaarden vooralsnog moet worden gerespecteerd. Daarmee is deze situatie niet definitief. Voor de inkomenspositie van deze groep functionarissen geldt nu het met de politievakorganisaties afgesproken kader voor herplaatsingskandidaten in het kader van de personele reorganisatie. Dat betekent in het geval het aan de nieuwe functie verbonden salaris lager zou zijn dan het huidige salaris, een overgangstermijn van maximaal negen jaar geldt voor de desbetreffende functionaris, afhankelijk van het aantal dienstjaren. Gedurende die termijn behoudt betrokkene het huidige salaris.
Het bericht dat justitie “superdrones” mag lenen van defensie |
|
Wassila Hachchi (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat Justitie gebruik mag maken van de nieuwe «drone», de zogenoemde ScanEagle, die onlangs in twaalfvoud door Defensie is aangeschaft?1
In beginsel kunnen alle beschikbare defensiecapaciteiten worden ingezet bij verzoeken van civiele autoriteiten om militaire bijstand. Dit geldt dus ook voor de Scan Eagle.
Het zal nog enige tijd duren totdat de Scan Eagle gereed is voor ondersteuning van civiele autoriteiten. De nieuwste versie van de Scan Eagleis op 26 juni jl. door Defensie in gebruik genomen. Het betreft twee systemen met elk een grondstation en drie vliegtuigen. Deze versie mag wel boven Nederland vliegen maar het bedienend personeel is hiervoor nog niet gekwalificeerd. Zodra dit wel het geval is, wordt in overleg met de civiele autoriteiten bezien of de Scan Eagleeen geschikt middel is voor strafrechtelijke opsporing of handhaving van de openbare orde. De huidige juridische kaders voor de inzet van onbemande vliegtuigen, ook voor ondersteuning van de civiele autoriteiten, volstaan.
Klopt het dat deze geavanceerde «drone» veel langer en op veel grotere hoogte kan vliegen en uitgerust is met een daglicht- en infraroodcamera?
De Scan Eagle beschikt over een infrarood- of een daglichtcamera. De daglichtcamera is van betere kwaliteit dan die van de Raven. Dit is nodig vanwege de grotere hoogte (tot maximaal 6.000 meter) waarop de Scan Eagle opereert. De Scan Eagle kan vliegend op de operationele hoogte personen niet herkenbaar in beeld brengen. Als de Scan Eagle erg laag vliegt en de persoon in kwestie omhoog kijkt, is dit mogelijk wel het geval. Opereren op een dergelijk lage hoogte is echter zeer ongebruikelijk en in de meeste gevallen niet toegestaan uit veiligheidsoverwegingen.
Bent u van plan dit geavanceerde type «drone» in te zetten voor opsporing door de politie? Zo ja, waarvoor en onder welke voorwaarden?
Zie antwoord vraag 1.
Is het risico voor de privacy groter bij de inzet van dit type geavanceerd onbemand spionagevliegtuig, waarmee 16 uur non stop onopgemerkt op 5 kilometer boven Nederland kan worden gevlogen en dat uitgerust is met een daglicht- en een infraroodcamera, gelet op het feit dat u eerder de Kamer liet weten dat de privacy niet in het geding was doordat met de bestaande Raven «drones» slechts kort kan worden gevlogen en geen haarscherpe beelden kunnen worden gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat bij toenemende technische mogelijkheden het des te belangrijker wordt om de inzet van «drones» goed en transparant te reguleren en dat de bestaande wetgeving op dit punt onvoldoende is om de inzet van de ScanEagle «drone» van goede kaders te voorzien? Zo ja, wanneer kan de Kamer een (wets)voorstel tegemoet zien?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid in het belang van transparantie over de inzet van «drones» boven Nederlands grondgebied alle evaluaties over de inzet van onbemande vliegtuigjes door justitie openbaar te maken en aan de Kamer te sturen?
Het is niet een standaardprocedure voor de politie om iedere inzet van een Raven van Defensie met een evaluatie af te sluiten. Voor zover dergelijke evaluaties wel zijn gemaakt, lenen zij zich bovendien niet voor openbaarmaking omdat zij veelal informatie bevatten over de opsporingsonderzoeken waarbij de Raven is ingezet.
Bent u bereid in nieuwe regelgeving af te zien van toestemming voor de inzet van «drones», tenzij deze inzet plaatsvindt op basis van een verzoek vooraf door het bevoegde gezag en met een onderbouwing van de subsidiariteit en proportionaliteit naar de gemeenteraad?
In de bestaande regelgeving is reeds opgenomen dat bijstand door Defensie aan de civiele autoriteiten alleen geschiedt op grond van een voorafgaand verzoek door het bevoegd gezag. Dit is de burgemeester indien een UAV wordt ingezet in het kader van de handhaving van de openbare orde en de officier van justitie indien een UAV wordt ingezet in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Hiervoor is dus geen nieuwe regelgeving vereist. Voorafgaand aan het verzoek om inzet van een UAV in het kader van bijstand door Defensie aan de civiele autoriteiten beoordeelt het bevoegd gezag onder meer de proportionaliteit en de subsidiariteit.
In hoeverre kunt u garanderen dat de inzet van de ScanEagle boven Nederlands grondgebied geen veiligheidsrisico vormt voor verstoring van het radioverkeer van vliegtuigen boven Nederland en dat hiermee de veiligheid van het vliegverkeer en van mensen op de grond op geen enkele wijze in het geding komt?
Indien uw vraag doelt op de datalink-communicatie tussen het grondstation en de Scan Eagle is het van belang onderscheid te maken tussen de analoge en de digitale versie van de Scan Eagle. De analoge versie is verworven voor de antipiraterijmissie en is vorig jaar ingezet vanaf de Zr. Ms. Rotterdam. Dit systeem bestaat uit een grondstation en zes vliegtuigen. Vanwege mogelijke interferentie met civiele telecommunicatie mag deze analoge versie van het systeem niet boven Nederland worden ingezet. Defensie heeft de digitale versie van de Scan Eagle op 26 juni jl. in gebruik genomen. Deze versie maakt gebruik van een andere frequentieband waardoor geen verstoringen kunnen optreden en kan mogelijk op termijn wel boven Nederland worden ingezet ter ondersteuning van civiele autoriteiten. Zie hierover ook het antwoord op vragen 1, 3 en 5.
Op welke plekken in Nederland kan op 5 km hoogte gevlogen worden zonder overlast en zonder verkeersleiding, gezien het drukke luchtruim van Nederland?
Een luchtverkeersleidingsinstantie controleert al het verkeer boven een hoogte van ongeveer twee kilometer. Eventuele overlast is sterk afhankelijk van de locatie, de duur en het tijdstip van de vlucht. Dit geldt ook voor de combinatie van civiele en militaire bemande luchtvaart. Militaire luchtvaart die vanwege de aard van de vluchtuitvoering niet kan worden gecombineerd met regulier civiel luchtverkeer, vindt plaats in tijdelijk gesloten luchtruim ten behoeve van militaire oefeningen.
Kan eventuele hinder voor het vliegverkeer betekenen dat de ScanEagle op lagere hoogte ingezet zal worden?
De Scan Eagle heeft een maximale vlieghoogte van 6.000 meter en kan op een lagere hoogte worden ingezet. De keuze hiervoor is sterk afhankelijk van het type operatie, aard van de vluchtuitvoering, locatie, duur en tijdstip van de inzet. De inzet van de Scan Eagle wordt in alle gevallen gecoördineerd met de verantwoordelijke luchtverkeersdienstverleningsorganisaties die in het Nederlandse luchtruim de veiligheid borgen en de overlast voor het overige vliegverkeer minimaliseren. Net als bij andere militaire luchtvaartactiviteiten vindt nauwe afstemming plaats om een veilige en efficiënte afhandeling van het verkeer in het luchtruim te verzekeren.
Welke afspraken zijn gemaakt met Luchtverkeersleiding Nederland over de inzet van de ScanEagle?
Met de Luchtverkeersleiding Nederland worden afspraken gemaakt over vluchten met de Scan Eagle, in een tijdelijk gesloten luchtruim dat onder controle van de Luchtverkeersleiding Nederland valt. Deze procedure is gelijk aan de wijze waarop ook de inzet van de Raven buiten militaire oefengebieden is geregeld.
Hoeveel Nederlandse «drones» zijn de afgelopen vijf jaar verongelukt en wat was daarvan de oorzaak?
Defensie heeft in de afgelopen vijf jaar de beschikking gehad over vier verschillende typen UAV’s. Dit zijn de Sperwer, deAerostar 2, de Raven en sinds kort de Scan Eagle.
Tijdens de inzet van de Sperwer in Afghanistan van 2008 tot 2009 hebben zich vijf incidenten gerelateerd aan de landing of lancering voorgedaan. In alle gevallen was er alleen sprake van materiële schade aan het eigen systeem. De Sperwer is inmiddels uitgefaseerd.
Sinds 2009 zijn er vijf incidenten geweest met de Raven, een kleine UAV (spanwijdte 1,37 meter, gewicht 2,1 kilo), die kunnen worden aangemerkt als ongeluk. Deze incidenten zijn in drie gevallen veroorzaakt door bedieningsfouten en in twee gevallen door een technisch mankement. Naar aanleiding van één incident heeft Defensie nader onderzoek ingesteld. Dit betrof een voorval op 25 januari jl. waarbij een Raven na een defect een voorzorgslanding heeft uitgevoerd in de Rijkewoerdse Plassen bij Arnhem. In afwachting van de uitkomsten van het onderzoek is destijds het vliegen met de Raven door Defensie tijdelijk gestaakt. Dit onderzoek heeft niet geleid tot twijfels over de luchtvaardigheid en de veiligheid van het toestel en de vluchten zijn daarna hervat. In alle gevallen was er geen sprake van personele of materiele schade.
Bent u bereid een vliegverbod af te kondigen voor dit nieuwe type «drone» totdat u met de Kamer van gedachte heeft kunnen wisselen over de nieuwe regels over de inzet van spionagevliegtuigjes?
Ik zie geen reden om een vliegverbod af te kondigen. De huidige juridische kaders voor de inzet van onbemande vliegtuigen, ook voor ondersteuning van de civiele autoriteiten, volstaan. Bovendien is de Scan Eagle een militaire capaciteit die primair bedoeld is voor de ondersteuning van militaire operaties op het land en op zee (bijvoorbeeld ter ondersteuning van de antipiraterijmissie). Hiertoe moet het gehele systeem oefenen en trainen om over de juiste kwalificaties te beschikken. Een vliegverbod zou betekenen dat missies niet kunnen worden ondersteund.
Zoals vermeld in antwoord op vragen 1, 3 en 5 is de inzet van de Scan Eagle ter ondersteuning van civiele autoriteiten vooralsnog niet aan de orde.
Bent u bereid de Kamer bij de begrotingsbehandeling jaarlijks te informeren over het aantal malen dat «drones» zijn ingezet en voor welke doeleinden evenals over de kosten die gepaard gaan met de inzet door justitie en de bekostiging daarvan?
Hoofdstuk 4 van het jaarverslag en de slotwet van Defensie bevat een uitgebreide uiteenzetting over de vele vormen van inzet door de krijgsmacht. Dit hoofdstuk bevat ook een tabel met een weergave van de inzet van alle militaire capaciteiten ter ondersteuning van civiele autoriteiten, waaronder de inzet van UAV’s. Dergelijke inzet geschiedt onder gezag en verantwoordelijkheid van de civiele autoriteiten. In veel gevallen worden de resultaten van UAV-inzet gebruikt voor lopend justitieel onderzoek en kunnen daarover in beginsel geen mededelingen worden gedaan. De uitgaven die samenhangen met het verlenen van deze militaire bijstand worden verrekend op grond van het Convenant inzake de Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK). Hiervoor hebben het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Veiligheid en Justitie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten structureel een bedrag ter beschikking gesteld aan het ministerie van Defensie. Het ministerie van Defensie verantwoordt deze additionele uitgaven onder artikel 1 – Inzet van de defensiebegroting.
De foutmarge van de trajectcontroles |
|
Farshad Bashir (SP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe wist de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie dat de foutmarge van de trajectcontroles binnen de norm van 1 op 10.000 valt terwijl hij tijdens het vragenuur, waarin hij namens u sprak, niet kon beantwoorden hoeveel automobilisten onterecht beboet zijn?1
De foutmarge van het systeem betreft de door het Openbaar Ministerie met de leverancier van het systeem afgesproken kwaliteit. Met de leverancier is in dit verband een foutmarge afgesproken van 1 op de 10.000 beschikkingen.
Uit een eerste snelle inventarisatie van het OM bleek dat rond de 200 weggebruikers zich bij de politie hadden gemeld met klachten over onjuiste boetes geconstateerd door trajectcontrolesystemen als gevolg van een foutieve lengtemeting. Dit valt binnen de eerder genoemde foutmarge. Deze cijfers moesten op dat moment nog worden gevalideerd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft daarom op de vraag hoeveel mensen onterecht een boete hadden gekregen geantwoord dat uw Kamer hier door mij nader over zou worden geïnformeerd.
Heeft u een overzicht van hoeveel automobilisten een boete hebben betaald terwijl ze zich in feite aan de snelheid hebben gehouden? Zo nee, hoe kunt u dan de foutmarge vaststellen? Zo ja, krijgen deze mensen hun geld terug?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik naar de brief die ik uw Kamer heden stuurde over de trajectcontrolesystemen.
Kunt u een actualisering van de cijfers geven?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat bepaalde trajectcontroles ook campers en auto's met caravan in sommige gevallen aanzien voor een vrachtwagen waardoor deze onterecht beboet worden?2 Zo ja, valt dit volgens u dan nog steeds binnen de foutmarge? Zo nee, hoe zit het dan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u voorkomen dat in de toekomst mensen worden geconfronteerd met onterechte boetes door falende trajectcontrolesystemen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de opgelegde boetes die mogelijk verkeerd zijn opgelegd eerst handmatig te controleren voordat deze verstuurd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Met de door het OM genomen maatregelen en de in gang gezette acties wordt het aantal onterechte boetes tot het minimum beperkt. Een van de acties die in gang is gezet is het optimaliseren van de marges bij het bepalen van de voertuigklasse door middel van de lengtemeting. Dit heeft tot gevolg dat meer zaken zullen worden doorgestuurd om handmatig door een politie-BOA bekeken te worden. Deze BOA kan eventuele fouten corrigeren. Ik ben van oordeel dat aanvullende maatregelen op dit moment niet noodzakelijk zijn.
De niet-nakoming van controles op de correcte uitvoering van de Wet Politiegegevens |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich eerdere vragen over schendingen van de Wet Politiegegevens (Wpg)?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de politie de verplichting (artikel 33, derde lid, Wpg) zichzelf opnieuw te controleren op de correcte uitvoering van de wet niet nakomt? Welke consequenties verbindt u hieraan?
In april 2012 zijn naar aanleiding van de vierjaarlijkse externe privacy-audit verbeterplannen opgesteld door de voormalige regiokorpsen.
Op basis van deze verbeterplannen is een hercontrole uitgevoerd van de onderdelen die niet voldeden in de externe privacy-audit. De rapportage hiervan is in april 2013 afgerond. Deze rapportage is op 15 juli openbaar gemaakt. Ik zal de Kamer afzonderlijk berichten over de uitkomsten hiervan. Het CPB ontvangt, conform de wettelijke kaders, de resultaten van de vierjaarlijke externe privacy- audit en, op verzoek, de resultaten van de tussentijdse interne controles.
De politie komt haar verplichting volgende uit art. 33, derde lid, van de Wet politiegegevens (Wpg) daarmee na.
Op welke termijn zullen de hercontroles zijn afgerond, de afschriften van de controleresultaten aan het College bescherming persoonsgegevens (CBP) zijn verzonden (artikel 33, tweede lid, Wpg) en deze rapportages openbaar zijn gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het vertrouwen van de Nederlandse burger in de politie wordt geschaad nu de politie niet alleen deze keer de controles te laat uitvoert, maar zij ook de vorige controle een jaar te laat heeft uitgevoerd en uit deze controle is gebleken dat geen enkel politiekorps de bescherming van persoonsgegevens op orde heeft?
Deze meningen deel ik niet. De hercontrole van de uitgevoerde verbeterplannen is conform planning in april 2013 afgerond. Ik zal de Kamer afzonderlijk berichten over de uitkomsten hiervan. De realisatie van de overige verbeteringen en de controle op de maatregelen zijn geborgd binnen de nationale politie. In september 2013 wordt gestart met de voorbereidingen voor de nieuwe externe privacy-audit van eind 2014. De controles lopen daarmee inmiddels volgens schema en er is geen reden om aan te nemen dat daar van afgeweken zal worden.
De politie is zich ervan bewust dat het werken met politiegegevens zorgvuldigheid vergt en heeft in het proces reeds de nodige waarborgen ingebouwd, die er voor zorgen dat er op verantwoorde wijze met politiegegevens omgegaan wordt. De WPG vereist waarborgen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de vorm van beveiligingseisen, protocollering en een strikter autorisatieregime. De politie gaat dan ook zeer vertrouwelijk om met de gegevens die ten behoeve van opsporing en handhaving in de politiesystemen worden verwerkt en opgeslagen.
Deelt u de mening dat het werk van de politie te belangrijk is om teniet te worden gedaan door slordigheden in de toepassing van bevoegdheden? Zo ja, kunt u aangeven hoeveel onderzoeken gestrand zijn door een onverantwoorde omgang met gegevens? Zo nee, waarom niet?
Belangrijk is dat medewerkers van politie verantwoord met gegevens om gaan en zo het aantal zaken dat strandt door onverantwoorde omgang marginaliseren. Zoals aangegeven is dit verantwoordelijkheidsgevoel bij de politie aanwezig.
Het OM en de politie beschikken niet over gegevens met betrekking tot het aantal zaken dat gestrand is door een onverantwoorde omgang met gegevens.
Deelt u de mening dat het belangrijk is dat transparantie over de zorgvuldigheid waarmee de politie met persoonsgegevens omgaat van het grootste belang is? Bent u bereid om de frequentie van de controles (als bedoeld in artikel 6:5, eerste lid, Besluit politiegegevens) te verhogen tot een jaarlijkse controle? Zo nee, waarom niet?
Ik deel deze mening.
Over de vraag of het wenselijk is de frequentie van de vierjaarlijkse privacy-audit te verhogen, wil ik mij thans niet uitlaten. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de Wet politiegegevens in de praktijk. Over de bevindingen van dit onderzoek, dat naar verwachting in september 2013 zal worden afgerond, zal ik de Eerste en de Tweede Kamer informeren, zoals artikel 47 van de Wet politiegegevens voorschrijft.
Deelt u de mening dat het voorbarig is om de opsporingsbevoegdheden van de politie uit te breiden als duidelijk is dat zij niet structureel op verantwoorde wijze met persoonsgegevens in een gevoelige context om kan gaan?
Zie antwoord vraag 4.
Het beleid van de politie in Amersfoort ten aanzien van het aanhouden van Marokkaanse jongens |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Van de straat naar de raad»1, «Politie discrimineert»2 en «Kamervragen over aanhouding jongens Amersfoort» (RTV Utrecht)?3
Ja.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat er meerdere signalen zijn over het zonder duidelijke reden aanhouden of staande houden van Marokkaanse jongens door de politie in Amersfoort? Zo ja, waarom vindt u dit zorgelijk en wat gaat u met deze signalen doen? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van deze Kamervragen heb ik navraag gedaan bij de burgemeester van Amersfoort. De politie heeft in deze zaak op eigen gezag opgetreden. Vanwege de beroering die is ontstaan, heeft het Openbaar Ministerie de politie opdracht gegeven een proces-verbaal op te maken over dit voorval, om de rechtmatigheid van het optreden te kunnen beoordelen. Uit de informatie van de burgemeester komt het volgende naar voren, waar ik direct het oordeel van het OM aan zal koppelen:
De wijk Kruiskamp is een aandachtsgebied voor politie in het kader van woninginbraken. De twee minderjarige jongens trekken de aandacht van de politie omdat zij bij een temperatuur van ca. 20 graden Celsius winterkleding dragen en een capuchon over hun hoofd hebben getrokken. Dit kan verdacht zijn en daarom rijdt de politieambtenaar naar hen toe. Op dat moment gaan de jongens, op de weg, voor de auto van de politieambtenaar lopen. Dit ervaart de agent als gevaarlijk en hinderlijk en de betrokken agent besluit dan ook om de jongens staande te houden op basis van de Wegenverkeerswet. Om haar werk goed te kunnen uitvoeren, onder andere bij het constateren van verkeersovertredingen, kan de politie dit doen. Aangezien één van de jongens zich niet kan identificeren vindt er een identiteitsfouillering plaats. De jongen wordt vervolgens de kans gegeven om zich ’s avonds op het bureau alsnog te identificeren. Er vindt geen aanhouding plaats en de jongens worden niet bekeurd. Het OM is van mening dat de betrokken agent in casu correct heeft opgetreden.
Is het u bekend of er al eerder sprake was van – al dan niet vermeend -onrechtmatige staande houdingen van Marokkaanse jongens in Amersfoort? Zo ja, was de aard van deze staande houdingen en hoe vaak is hier de afgelopen twee jaar sprake van geweest?
Zie antwoord vraag 2.
Weet u of het fouilleren van de twee Marokkaanse jongens vorige week donderdag op het Zeevaarderspad te Amersfoort rechtmatig was? Zo ja, was het rechtmatig en waarom? Zo nee, welke autoriteit bepaalt of er sprake was van een rechtmatige aanhouding en kunt u daar navraag doen?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het voor de hand liggen dat twee jongens die op de weg lopen enkel om die reden staande worden gehouden dan wel gefouilleerd? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Kunt u tevens aangeven op grond van welk wetsartikel de agent in kwestie van mening was er voldoende aanleiding was om tot staande houding over te gaan en de betrokken jongen te fouilleren?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat in de hiervoor aangehaalde situatie de agent het met een waarschuwing op de (niet al te brede) stoep te gaan lopen af had kunnen doen in plaats van de bijzondere bevoegdheden die de politie heeft te gebruiken, zoals het staande houden en fouilleren? Zo nee waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het te pas en te onpas inzetten van de bijzondere bevoegdheden die de politie heeft kan tornen aan de legitimiteit van de politie? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is u bekend of er in Nederland korpsen zijn die «ethnic profiling» toepassen binnen actieve surveillance beleid? Zo ja, welke korpsen zijn dit en wat is uw mening hierover?
Van de politie wordt verwacht dat zij proactief optreedt. Een proactieve politieorganisatie wacht niet op meldingen van burgers, maar probeert criminaliteit vroegtijdig te voorkomen en te ontmoedigen. De politie heeft daarbinnen verschillende prioriteiten en bij haar handelen baseert zij zich op professionele kennis en ervaring. Het is hier bij uiteraard van belang dat de politie zich focust op de juiste factoren.
De politie zet dan ook in op handelen naar aanleiding van objectieve selectiecriteria. De politie traint daarom haar medewerkers om uit te gaan van objectieve selectiecriteria, hen bewust te maken van hun handelen en eventuele vooroordelen te herkennen en weg te nemen. Binnen deze inzet is de focus op afwijkend gedrag een belangrijke factor. Hierdoor wordt de aanpak effectiever en de pakkans verder vergroot.
Deelt u de mening van het in de berichten genoemde Amersfoortse raadslid dat de politie de twee Marokkaanse jongens gediscrimineerd heeft? Zo ja, wat is uw reactie hierop? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw mening over de volgende tekst van het genoemde raadslid in het AD/Amersfoortse Courant van 6 juni 2013: «Je wilt niet weten hoe vaak ik hier in Amersfoort zonder enige redelijke verdenking ben en nog steeds word staande gehouden. [...] Daarom snap ik zo goed de woede van de Marokkaanse jongens die me nu bij nacht en ontij bellen als ze weer eens onterecht zijn aangehouden. Ik zal de laatste zijn om het grote aandeel van Marokkanen in de criminaliteit te ontkennen, maar de willekeur waarmee de politie jegens ons te werk gaat, kan niet door de beugel. Ons uiterlijk zit ons nog steeds in de weg?»
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de politie zich beter kan richten op het oppakken van de vele duizenden al veroordeelde maar nog op vrije voeten rondlopende criminelen in plaats van om onduidelijke redenen jongens aan te houden dan wel staande te houden? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat het vermogen bij de politie welwillende jongens te onderscheiden van kwaadwillende van groot belang is, onder andere vanwege het feit dat dit sterk bijdraagt aan het verhogen van de pakkans daar welwillende jongens eerder bereid zijn de politie te helpen met meldingen en andere informatie? Zo ja, wat gaat u doen om het vermogen bij de politie te verbeteren om in te schatten welke jongens potentiële verdachten zijn en welke juist niet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht ‘Werden Deutsche Autofahrer im Ausland abgezockt?’ |
|
Peter Oskam (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Werden Deutsche Autofahrer im Ausland abgezockt»?1
Ja.
Klopt het dat de Nederlandse politie regelmatig bekeuringen van € 200 uitdeelt aan inwoners van Duitsland aan de grens bij Denekamp, omdat in de autopapieren een streepje staat, terwijl op de kentekenplaten geen streepje staat?
Ik heb bij de Nationale Politie navraag gedaan. De Politie en het CJIB geven aan niet bekend te zijn met dergelijke bekeuringen. Vraag 3 is dan ook niet aan de orde.
Hoe beoordeelt u deze handhaving in het licht van de prioriteiten van de Nationale politie en het beeld dat zowel Nederlandse als Duitse burgers van het politiewerk hebben?
Zie antwoord vraag 2.
De aanbeveling van het VN-Comité tegen Marteling om af te zien van het gebruik van stroomstootwapens bij de Nederlandse politie |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de aanbeveling van het VN-Comité tegen Marteling op te houden met het gebruik van stroomstootwapens bij de arrestatieteams en af te zien van de pilot voor andere onderdelen van de nationale politie d.d. 14 mei 2013?1
Ja.
Wat is uw reactie op de suggestie van het Comitélid Nora Sveaass (Noorwegen) de uitvoering van een pilot te heroverwegen c.q. hiervan af te zien?
Het voornemen bestaat om in 2014 een pilot te starten met een stroomstootwapen in de basispolitiezorg. Het voornaamste doel hiervoor is om te bezien of dit middel er voor kan zorgen dat er minder gebruik hoeft te worden gemaakt van zwaardere geweldsmiddelen, zoals bijvoorbeeld de politiehond of het vuurwapen. Daarnaast heeft het tot doel ervoor te zorgen dat de kans op letsel bij politieambtenaren vermindert omdat ze beter uitgerust zijn om op te treden tegen zeer gewelddadige personen die een gevaar voor zichzelf en de omgeving vormen.
Met de commissie ben ik van mening dat een dergelijke pilot pas van start kan gaan als er duidelijke instructies zijn voor het gebruik van een stroomstootwapen en nadat de desbetreffende politieambtenaren hiervoor een adequate opleiding hebben gehad.
Ik ben echter niet van mening dat er reden is om de pilot te heroverwegen of hiervan af te zien.
Wat is uw reactie op het standpunt van het Comité, zoals uitgedrukt door het Comitélid Fernando Mariño Menéndez, dat stroomstootwapens helemaal niet gebruikt zouden mogen worden?
Uit het door de Politieacademie opgestelde evaluatierapport van de Taser pilot bij de arrestatieteams2 blijkt wat de (inter)nationale ervaringen zijn met het gebruik van stroomstootwapens bij de politie. Uit dit evaluatierapport, dat op 18 april 2011 aan uw Kamer is gezonden, blijkt onder meer dat een stroomstootwapen, zoals de Taser, een relatief veilig geweldsmiddel is mits het op de juiste wijze wordt gebruikt. Door de inzet van stroomstootwapens kan vaak het gebruik van zwaardere geweldsmiddelen, met soms blijvende schade, worden voorkomen.
Ik deel daarom niet het standpunt van het Comité dat dergelijk stroomstootwapens niet gebruikt zouden mogen worden.
Klopt het dat u voornemens bent vanaf 2014 een pilot met de Taser te starten in de basispolitiezorg? Waar wilt u de pilot gaan uitvoeren?
Naar verwachting zal er in 2014 worden gestart met een pilot met de Taser in de basispolitiezorg. Er heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden over welke eenheden deel zullen gaan nemen aan de pilot.
Klopt het dat de gemeente Amsterdam zich verzet tegen een proef met Tasers in de uitrusting van de reguliere politie van de hoofdstad? Welke andere gemeenten verzetten zich tegen deze proef?
De Burgemeester van Amsterdam heeft kenbaar gemaakt dat Amsterdam geen onderdeel wenst uit te maken van de pilot met de Taser. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij niet op voorhand tegen het gebruik van Tasers is, maar dat hij eerst uit praktijkervaring en evaluaties wil vernemen wat de voor- en nadelen en de risico’s zijn.
Ik heb geen geluiden uit andere gemeenten ontvangen.
Voor welk probleem is deTaser een oplossing en hoe wordt dit bewezen? Kunt u kwantitatief aantonen dat dit middel bijdraagt aan een effectieve taakuitvoering door de politie en aan een beperking van het geweld jegens de politie en van letsel bij burgers?
Onder andere uit het in 2012 verschenen WODC-rapport Politiële bewapening in perspectief blijkt dat de intensiteit van het geweldsgebruik tegen de politie is toegenomen (Kruize en Gruter, 2012). In veel gevallen blijkt (overmatig) alcohol en drugsgebruik als katalysator te werken voor agressie en geweld tegen politiemensen. De politie zoekt een legitieme, maar doortastende, manier om hier effectief tegen op te treden. Een stroomstootwapen zou hierbij in bepaalde situaties een uitkomst kunnen bieden. Dit wapen is namelijk – in tegenstelling tot de wapenstok en de pepperspray – wel effectief als mensen niet meer op pijnprikkels reageren (bijvoorbeeld als gevolg van overmatig gebruik van alcohol en drugs).
Het doel van de inzet van een stroomstootwapen is het verminderen van verwondingen, zowel van burgers als van politiemensen, in situaties waarbij politiemensen moeten omgaan met geweld of gewelddadige confrontaties.
Uit wetenschappelijk onderzoeken uit onder meer de Verenigde Staten, Canada, Groot Brittannië en Australië blijkt dat na de invoering van stroomstootwapens de kans op letsel daalt voor zowel de politie als de verdachten. Uit deze onderzoeken blijkt ook dat de aanwezigheid van een stroomstootwapen en / of het dreigen met dit wapen een grote preventieve werking heeft in gewelddadige situaties. Uit de pilot in de basispolitiezorg zal moeten blijken of dit ook in de Nederlandse situatie het geval zal zijn.
Wat zijn de ingeschatte kosten en opbrengsten van het gebruik van de Tasers bij de politie? Wat zijn de huidige kosten en opbrengsten bij de arrestatieteams?
De jaarlijkse kosten van de Taser voor de Aanhoudings- en Ondersteuningseenheden (AOE’s) bedragen op dit moment circa 100.000,– euro. De kosten van de invoering van een stroomstootwapen in de basispolitiezorg zijn op dit moment nog niet goed in te schatten omdat nog niet duidelijk is welk merk en type stroomstootwapen het beste aansluit op de wensen van de basispolitiezorg en hoeveel stroomstootwapens de politie wil aanschaffen.
De opbrengsten komen tot uiting in het feit dat politieagenten door het gebruik van een Taser niet over hoeven te gaan op zwaarder politiegeweld en zichzelf beter kunnen beschermen tegen gewelddadige personen, waardoor de kans op letsel daalt.
Kunt u inzet- en werkcijfers geven over hoe vaak, op welke manier en met welk doel Tasers worden gebruikt door de arrestatieteams? Staat dit in verhouding tot de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit?
In het evaluatierapport van de politieacademie over de pilot bij de AOE’s zijn uitgebreide gegevens opgenomen over de inzetcijfers en wijze van gebruik van de Taser gedurende de pilotperiode.
Vanaf 1 januari 2011 tot 1 mei 2013 is de Taser 20 maal ingezet.
Het doel is steeds geweest om de verdachte op een veilige manier en met zo min mogelijk geweld aan te houden. De Taser is in deze periode tevens drie maal ingezet tegen een agressieve hond.
Na de inzet van de Taser wordt, conform de ambtsinstructie, een geweldsmelding gedaan en wordt de inzet beoordeeld op proportionaliteit en subsidiariteit. Hieruit is naar voren gekomen dat de Taser in alle gevallen terecht is ingezet.
Op welke manier wordt aandacht gegeven aan de voorwaarden voor het gebruik van Tasers, training en nazorg?
Het lid van een AOE dat bevoegd is de Taser in te zetten is opgeleid, gecertificeerd en getraind. Er vindt jaarlijks een toetsing plaats.
Met betrekking tot het gebruik van en nazorg bij de inzet van de Taser door AOE's gelden uitgebreide regels. Zo is het gebruik van een stroomstootwapen slechts geoorloofd om een persoon aan te houden met een wapen die hij/zij tegen personen wil gebruiken, een persoon die zich verzet tegen zijn aanhouding of voor het beëindigen van een direct levensbedreigende situatie.
Na de inzet van de Taser wordt een geweldsmelding gedaan, wordt de inzet op naleving van de bestaande regels getoetst en wordt altijd nazorg verleend. Deze nazorg bestaat onder andere uit het geruststellen van de persoon, het wijzen op het tijdelijke effect van de stroomstoot en het verstrekken van een informatiepamflet. Ook wordt een persoon die is blootgesteld aan een stroomstoot zo spoedig mogelijk onderzocht door een arts.
Kunt u de risico’s van het gebruik van stroomstootwapens uiteenzetten? Kunt u inzicht geven in het letsel bij burgers door het gebruik van de Taser door de arrestatieteams?
Voor de risico’s in algemene zin verwijs ik u naar het eerdergenoemd evaluatierapport van 18 april 2011.
De personen die door AOE’s zijn aangehouden met behulp van de Taser (gegevens vanaf 1 januari 2011) hebben hier voor zover bekend geen blijvend letsel aan overgehouden.
Waarom vindt u het gebruik van stroomstootwapens nodig bij andere onderdelen van de politie dan de arrestatieteams?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer verwacht u het advies van de Adviescommissie bewapening en uitrusting over de aanpassing op de geweldsuitrusting van de politie?
Ik verwacht dit advies in oktober 2013.
De inzet van onbemande vliegtuigjes (drones) zonder toestemming van de gemeente door de Koninklijke Marechaussee en de politie in Soesterberg |
|
Wassila Hachchi (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft de Koninklijke Marechaussee op eigen initiatief met de politie in Soesterberg onbemande vliegtuigjes («drones») ingezet voor verkeerscontroles zonder dat het lokaal bestuur hiervan op de hoogte was gesteld?
Op 25 oktober 2012 is een geplande, multidisciplinaire, verkeerscontrole uitgevoerd op het Zeisterspoor te Soesterberg. Hiervoor is geen specifieke aanvraag ontvangen. Bij de controle werd de parkeerplaats van de «Soldaat Ketting Olivier» kazerne gebruikt als op- en afrit voor de te controleren voertuigen. Naast de Koninklijke Marechaussee (Kmar) en het (toenmalige) Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) waren daar de Regiopolitie, de Douane en de Belastingdienst bij betrokken.
Op verzoek van de KMar is een onbemand vliegtuig van het type Raven van Defensie ingezet. De inzet van de Raven diende om de doorstroming van het verkeer op de autosnelweg A28 te monitoren. De eenheid die met de verkeerscontrole was belast kon zo snel de controledruk verminderen om te voorkomen dat het verkeer op de A28 werd gehinderd en er onveilige situaties zouden ontstaan.
Met Kamerstuk II 30 806, nr. 13 bent u geïnformeerd over de praktische inzet van de Raven. Het systeem kan op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten worden ingezet na het doorlopen van de bijstandprocedure. Bij deze verkeerscontrole is dit niet gebeurd. De aanvrager (Kmar) veronderstelde dat de procedure niet hoefde te worden gevolgd omdat de verkeerscontrole werd uitgevoerd op een militair terrein. De eenheid die de Raven opereert, het Joint Intelligence, Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance Commando, ging er wel van uit dat het een aanvraag voor militaire bijstand betrof en heeft vervolgens de vergunningen aangevraagd om ter plekke met de Ravente mogen vliegen. Doordat de bijstandprocedure niet is gevolgd, is het gezag niet toegekomen aan de subsidiariteit- en proportionaliteitsvraag.
Alle betrokkenen zijn inmiddels geïnstrueerd dat bij iedere inzet ten behoeve van civiele autoriteiten, dus ook bij een inzet zoals in Soesterberg, de bijstandsprocedure moet worden doorlopen.
Kunt u bevestigen dat het lokaal bevoegd gezag in Soest niet vooraf is geïnformeerd over de inzet van deze «drones» boven Soesterberg? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Hoe verhoudt dit zich tot de uitspraak in de brief aan de Kamer van 13 mei 2013, waarin gesteld wordt dat de inzet van militaire UAV’s («unmanned aerial vehicles») boven Nederland geschiedt op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten en dat het aan het bevoegd gezag is om te bepalen wanneer de inzet van de UAV proportioneel is?1
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u voorafgaande aan de inzet van deze «drones» een aanvraag voor verkeerscontroles ontvangen? Zo ja, van wie kwam dat verzoek? Is er een specifieke bijstandsaanvraag voor de inzet van «drones» opgesteld?
Zie antwoord vraag 1.
Wie heeft de inzet van «drones» voor verkeerscontroles binnen uw ministerie goedgekeurd? Zijn er alternatieve middelen overwogen? Op grond waarvan is beoordeeld of de inzet passend was, gelet op de aard en omvang van de activiteiten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe zijn de twee in uw eerdere brief omschreven uitgangspunten dat andere (reguliere) middelen tot nu toe niet tot de gewenste resultaten hebben geleid (subsidiariteit) en dat van de inzet van de Raven bepaalde resultaten kunnen worden verwacht (noodzakelijkheid/ doeltreffendheid) gewogen? Vindt u dat de weging ten aanzien van subsidiariteit en noodzakelijkheid bij de inzet van «drones» schriftelijk zou moeten worden vastgelegd?
Zie hiervoor ook het antwoord op de vragen 1, 2, 3, 4 en 8. De inzet van defensiemiddelen voor militaire bijstand ter ondersteuning van de civiele autoriteiten wordt schriftelijk aangevraagd namens de minister van Veiligheid en Justitie. In een dergelijke aanvraag wordt de noodzaak van de inzet van het gevraagde middel schriftelijk vastgelegd. Namens de minister van Defensie wordt schriftelijk bevestigd dat de gevraagde bijstand wordt verleend.
Zijn er beelden door de «drones» gemaakt? Zo ja, wat is daarmee gebeurd? Wat zijn de regels voor wie de beelden mag bekijken en wat mag ermee gedaan worden?
Het beeldmateriaal dat in het kader van militaire bijstand is verkregen of verwerkt, wordt uiterlijk bij beëindiging van de bijstand overgedragen aan het bevoegd gezag, met inachtneming van de regels ten aanzien van informatiebeveiliging. Indien de gegevens relevant zijn voor een onderzoek naar een ongeval of incident, moeten deze in overleg met het bevoegd gezag worden bewaard. Direct na overdracht van de gegevens aan het gezag vernietigt Defensie alle kopieën, tenzij er expliciet toestemming is verleend om de beelden voor opleidingsdoeleinden te gebruiken. In dit specifieke geval zijn de beelden niet overgedragen maar na beëindiging van de inzet vernietigd.
Zijn de weggebruikers geïnformeerd over de inzet van «drones»?
De weggebruikers zijn niet op de hoogte gesteld van het gebruik van de UAV bij de verkeerscontrole.
Hoe verhoudt deze inzet van «drones» zich tot artikel 58 van de Politiewet 2012, waarin is geregeld dat de inzet voor opsporing en openbare orde en veiligheid alleen kan plaatsvinden door middel van een aanvraag door de burgemeester dan wel door de officier van justitie bij de minister van Veiligheid en Justitie en in overeenstemming met de minister van Defensie?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het bevoegd gezag altijd vooraf geïnformeerd zou moeten worden over de beoogde inzet van drones door de marechaussee en de politie?
De inzet van defensiemiddelen zoals de Raven voor militaire bijstand geschiedt op verzoek van het bevoegd gezag. Voor de inzet van defensiemiddelen voor interne opleidingen en militaire oefeningen hoeft het bevoegd gezag niet altijd te worden geïnformeerd. In dit geval was er geen sprake van een oefening door Defensie en had de procedure voor militaire bijstand gevolgd moeten worden.
Maakt het voor de strekking van relevante bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Politiewet uit of «drones» boven de openbare weg of de bebouwde kom worden ingezet?
In het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Politiewet is het niet van belang of de UAV wordt ingezet binnen of buiten de bebouwde kom.
Heeft de Koninklijke Marchaussee vaker «drones» ingezet voor verkeerscontroles of andere doeleinden zonder dat het bevoegd gezag ter plaatse vooraf geïnformeerd werd? Kunt u toelichten onder welke omstandigheden de inzet voor «drones» voor verkeerscontroles naar uw mening proportioneel is?
In 2011 is een aanvraag gedaan voor de inzet van een UAV ter ondersteuning van de uitvoering van een verkeerscontrole. Deze inzet kon niet doorgaan wegens de weersomstandigheden. Destijds is evenmin de vereiste bijstandsprocedure doorlopen.
Zoals in de beantwoording van de vragen met kenmerk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2216) van de leden Schouw en Berndsen-Jansen is gemeld, wordt een politiebrede visie ontwikkeld op de inzet van onbemande vliegtuigen. De eisen van proportionaliteit en subsidiariteit zullen vanzelfsprekend bij deze visie worden betrokken2.
Wordt bij de inzet van zwaardere «drones» dan de in Soesterberg gebruikte Raven anders omgesprongen met de goedkeuring van de inzet, de weging van de proportionaliteit daarvan en de omgang met de verzamelde gegevens?
De Raven is momenteel de enige UAV die kan worden ingezet voor militaire bijstand op verzoek van het bevoegd gezag. Ik verwijs in dit verband tevens naar mijn brief van 26 maart jl. (Kamerstuk II 30 806, nr. 11).
De meldkamer van de veiligheidsregio Flevoland |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt de bewering van de voorzitter van de veiligheidsregio dat de meldkamer van veiligheidsregio Flevoland niet berekend is op een ramp? Zo nee, waarom niet?1
De voorzitter van de veiligheidsregio Flevoland heeft mij desgevraagd gemeld dat zij beweert heeft dat de meldkamer van de veiligheidsregio Flevoland niet berekend is op een ramp.
In de Staat van de Rampenbestrijding 2010 en 2013 constateert de Inspectie VenJ (IVenJ) dat de veiligheidsregio Flevoland in de meldkamer niet beschikt over eenhoofdige leiding noch over een calamiteitencoördinator die als leidinggevende optreedt. Men kent wel een achterwacht. De wet gaat echter uit van directe aanwezigheid. De veiligheidsregio werkt nu aan een oplossing van het knelpunt. Hiervoor verwijs ik naar de beantwoording van de onderstaande vragen.
Lopen inwoners van Flevoland in geval van een ramp gevaar, omdat de hulpverlening dan zou kunnen falen door het niet goed functioneren van de meldkamer? Zo ja, hoe gaat u zorgen dat dit verbetert?2
Het bestuur van de veiligheidsregio is conform artikel 35 van de Wet veiligheidsregio’s verantwoordelijk voor de instelling en instandhouding van een gemeenschappelijke meldkamer, en daaruit voortvloeiend onder andere ook voor de aanstelling van een eenhoofdige leiding. Het aanstellen van calamiteitencoördinatoren (CaCo’s) is een afgeleide van de wettelijke verplichting om een eenhoofdige leiding in te stellen.
In de Staat van de Rampenbestrijding heeft de IVenJ verbeterpunten genoemd. Deze betreffen onder andere de afwezigheid van een eenhoofdige leiding op de meldkamer. Om de noodzakelijke kwaliteit te kunnen leveren in geval van een ramp is in ieder geval een 24/7 dekkend rooster voor deze functie noodzakelijk.
Dit was een van de redenen voor de fusieplannen van de meldkamers van de regio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland. Deze fusieplannen zijn bemoeilijkt door bezwaren van de ondernemingsraad van de politie Flevoland. Een fusie tussen de meldkamer van de regio’s Gooi en Vechtstreek en Flevoland lijkt gezien de ontwikkelingen ten aanzien van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) een proces dat (wederom) tot bezwaren van betrokken ondernemingsraden kan leiden. Daarom hebben de voorzitters van de besturen van beide regio’s besloten om de extra benodigde capaciteit van de CaCo’s gezamenlijk te organiseren, zonder een fusie.
Naast het realiseren van de benodigde extra capaciteit CaCo’s, is er besloten om een technische doorschakeling met de meldkamer van de veiligheidsregio Utrecht te realiseren. Dit betekent dat tijdens opgeschaalde situaties er een mogelijkheid is om telefonie en intake (1-1-2 oproepen) over te laten nemen door meldkamer Utrecht. Hiermee wordt de kwaliteit van de meldkamer Flevoland (en van Gooi en Vechtstreek) verbeterd, zonder over te gaan tot een fusie en zonder het proces te doorkruisen om te komen tot een LMO met een meldkamerlocatie voor de drie regio’s Flevoland, Gooi en Vechtstreek en Utrecht. Conform de taakopdracht van de IVenJ zal de Inspectie toezien op de taakuitvoering.
Klopt het dat de meldkamer beschikt over slechts één calamiteitencoördinator en dat deze door ziekte al een tijd niet aan het werk is? Wat betekent dit voor de kwaliteit van de meldkamer?
De voorzitter van de veiligheidsregio Flevoland heeft mij desgevraagd gemeld dat de CaCo van de meldkamer Flevoland inderdaad door ziekte een tijd niet heeft gewerkt, maar dat deze inmiddels weer aan het werk is. De benodigde extra capaciteit van de CaCo’s wordt zoals gesteld in gezamenlijkheid met de veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek georganiseerd. Ik acht de instelling van een eenhoofdige leiding met een 24/7 dekkend rooster noodzakelijk voor de kwaliteit van de meldkamer. Een 24/7 dekkend rooster voorziet overigens in de vervanging van personeel dat door ziekte of andere omstandigheden niet kan werken.
Klopt het dat het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk is voor de aanstelling van calamiteitencoördinatoren? Over hoeveel van dergelijke coördinatoren zou deze veiligheidsregio moeten beschikken om de noodzakelijke kwaliteit te kunnen leveren in geval van een ramp? Is vanuit dat oogpunt één coördinator voldoende?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven waarom de coördinator niet is vervangen toen duidelijk was dat deze door ziekte langere tijd niet zou kunnen functioneren? Acht u dit besluit verstandig?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de veiligheidsregio de Wet Veiligheidsregio’s overtreedt op het moment dat zij niet kan beschikken over voldoende calamiteitencoördinatoren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid hier vanuit uw verantwoordelijkheid voor deze wet tegen op te treden?3
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de voorzitter van de veiligheidsregio dat een tijdelijke meldkamer voor de regio Gooi- en Vechtstreek en Flevoland in Naarden een oplossing zou kunnen bieden voor de geconstateerde problemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is dit volgens u de enig mogelijke oplossing? In hoeverre kan de kwaliteit van de meldkamer verbeterd worden zonder over te gaan tot een fusie?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt een tijdelijke meldkamer zich tot uw definitieve plannen met betrekking tot de meldkamers in Nederland? Acht u verschillende fusieprocessen achter elkaar wenselijk? Wat zou een dergelijke oplossing betekenen voor het personeel van de betrokken meldkamers?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk is voor het vinden van een oplossing bij eventuele problemen? Kunt u aangeven wat het bestuur, los van de fusieplannen die geen doorgang hebben gevonden, tot nu toe heeft gedaan om de geconstateerde problemen op te lossen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de voorzitter van de veiligheidsregio in een brief aan u heeft gesteld zich niet langer verantwoordelijk te voelen voor het functioneren van de meldkamer? Deelt u de mening dat zij als voorzitter van de veiligheidsregio deze verantwoordelijkheid niet naast zich neer kan leggen? Wat is uw antwoord richting de voorzitter?
Ik heb geen brief ontvangen waarin de voorzitter van de veiligheidsregio aangeeft zich niet langer verantwoordelijk te voelen voor het functioneren van de meldkamer.
Klopt het dat er een aanvullende bezuinigingsopdracht is neergelegd bij de veiligheidsregio? Acht u dit verstandig, gezien de problemen die volgens de voorzitter van de veiligheidsregio nu al aanwezig zijn?
Van een aanvullende bezuinigingsopdracht is mij niets bekend.
Bent u bereid met betrokkenen op korte termijn te zoeken naar een voor iedereen bevredigende oplossing? Kunt u de Kamer op de hoogte houden van de voortgang hierin?
De veiligheidsregio’s Flevoland, Gooi en Vechtstreek en Utrecht spannen zich, gesteund door mijn ministerie, in om de alternatieve oplossingen voor de geconstateerde problemen uit te voeren. Ik zal de stand van zaken hiervan kenbaar maken wanneer ik uw Kamer informeer over de voortgang van het proces omtrent de LMO.