Het bericht ‘Zorg Curaçao op instorten: 'Rekening is onvermijdelijk voor Nederland' |
|
Faith Bruyning (NSC), Daniëlle Jansen (NSC) |
|
Karremans , Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Zorg Curaçao op instorten: «Rekening is onvermijdelijk voor Nederland»»?1
Ja.
Hoe hoog bedraagt het financiële tekort van het Curaçao Medical Center?
Uit informatie van het College Financieel Toezicht (Cft) blijkt dat het CMC eind 2022 een negatief eigen vermogen had van ANG 149 miljoen (circa EUR 74,5 miljoen), zoals de jaarrekening 2022 toont. Daarnaast bedraagt de uitstaande vordering van het land op het CMC minimaal ANG 433 miljoen (circa EUR 216,5).2
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van de financiële problemen bij het Curaçao Medical Center?
Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen voor de precaire financiële situatie van het CMC. De voornaamste reden is het hoger uitvallen van de kosten van de bouw van het ziekenhuis. Dit heeft geresulteerd in een hogere schuld en dus hoge jaarlijkse terugkerende kosten. Een ander belangrijke oorzaak is het uitblijven van een structurele oplossing voor de zorg aan onverzekerden en ongedocumenteerden.
Welke maatregelen heeft de regering van Curaçao genomen om de financiële situatie van het Curaçao Medical Center te verbeteren? Wat is het concrete plan om een zorginfarct op Curaçao te voorkomen? Welke lange termijnoplossingen worden overwogen om het Curaçao Medical Center weer financieel gezond te maken?
Op 10 september heeft de Minister van Financiën van Curaçao aangekondigd om tussen 2025 en 2028 een aanvullende financiering van ANG 253 miljoen (circa EUR 126,5 miljoen) toe te kennen aan het CMC om de zorgkwaliteit te waarborgen en de financiële gezondheid van het ziekenhuis te verbeteren. Curaçao geeft aan dat door de bijdragen het CMC geen rente en aflossing meer zal hoeven te betalen en dat er jaarlijks ANG 10 miljoen (circa EUR 5 miljoen) beschikbaar komt voor de zorgkosten van onverzekerden.3
Om de financiële situatie van het CMC op de lange termijn te verbeteren werkt Curaçao langs de lijnen van het Hoofdlijnenakkoord van oktober 2022 tussen de regering van Curaçao, de Stichting HNO Holding, CMC-Exploitatie en CMC-Vastgoed. Dit akkoord bestaat uit 14 thema’s en richt zich onder andere op het vinden van een structurele oplossing voor de kosten van het ziekenhuisgebouw en de bekostiging van zorg voor onverzekerden en ongedocumenteerden.
Ik beschik niet over informatie om uw vraag rondom het voorkomen van een zorginfarct te beantwoorden.
Welke maatregelen heeft de Nederlandse overheid genomen? Welke rol heeft de Nederlandse overheid in deze crisis, en welke vormen van incidentele en structurele financiële steun worden overwogen? Voor hoelang?
Gezondheidszorg is een landsaangelegenheid en valt dus onder de verantwoordelijkheid van het land Curaçao. Op dit moment hebben we geen verzoek om bijstand ontvangen. Er is ook geen signaal ontvangen dat een dergelijk verzoek te verwachten is. De financiering van de zorg is al langer een punt van aandacht, zoals ook meerdere malen door het Cft kenbaar is gemaakt. Mede daarom zijn er afspraken gemaakt in het landspakket om incidentele financiële steun te verlenen bij projecten die bijdragen aan de afgesproken hervormingen in het zorgstelsel. Daar heeft Curaçao nog geen gebruik van wensen te maken.
Hoeveel leningen vanuit de Nederlandse overheid aan de gezondheidszorg op Curaçao staan inmiddels uit?
Nederland heeft in 2014 als 2015 een lening verstrekt aan het land Curaçao, bedoeld voor de bouw van het ziekenhuisgebouw. In juni 2014 ging dit om 250 mln. Antilliaanse gulden (ca 125 mln. euro). Dit geld werd – zonder aflossingsverplichting – verstrekt tegen een rente van 2,45% en heeft een looptijd van 30 jaar. In januari 2015 ging het om 267 mln. Antilliaanse gulden (ca 133,5 mln. euro). Dit was een lening mét aflossingsverplichting, waarvan 187 mln. ANG (ca 93,5 mln. euro) bedoeld was voor het ziekenhuis en 80 mln. ANG (ca 40 mln. euro) voor overige kapitaalinvesteringen tegen een rente van 1,6% en een looptijd van 30 jaar.
Hoelang kan het Curaçao Medical Center nog operationeel blijven zonder financiële steun van buitenaf?
Ik beschik niet over de informatie om uw vraag op dit punt te kunnen beantwoorden.
Wat zijn de gevolgen voor de lokale bevolking als het Curaçao Medical Center niet meer in staat is om medische zorg te verlenen?
In algemene zin zal, en dit geldt voor elke soortgelijke situatie waarbij een ziekenhuis geen zorg meer kan leveren, de zorg door andere ziekenhuizen in de regio moeten worden overgenomen en ingekocht totdat het probleem verholpen is. Dit is niet ongebruikelijk in het geval van bijvoorbeeld defecte apparatuur of personele tekorten. Naast de twee kleinere ziekenhuizen op Curaçao, die daar in beperkte mate plek voor beschikbaar hebben, betekent dit dat er medische uitzendingen plaats zullen moeten vinden naar Bonaire, Aruba of Colombia.
Hoe verhoudt de situatie van het Curaçao Medical Center zich tot de gezondheidszorg op andere Caribische eilanden?
Deze informatie is bij mij niet bekend. Wel is duidelijk dat de zorg die door CMC wordt geleverd van voldoende kwaliteit is. Dit geldt ook voor de zorg op Bonaire, Aruba en bijvoorbeeld in Colombia. Daarnaast heb ik met name zicht op de uitzending van inwoners van Bonaire naar Curaçao voor behandelingen die niet in het ziekenhuis van Bonaire kunnen worden uitgevoerd. Daarover worden tot op heden nog geen problemen gerapporteerd.
Welke impact heeft de financiële situatie van het Curaçao Medical Center op andere gezondheidsdiensten op Curaçao?
Daar kan ik geen antwoord op geven aangezien ik niet beschik over alle informatie rondom de zorgverlening in Curaçao.
Wat is uw inschatting wat de val van de regering van Curaçao betekent voor het ziekenhuis?
Nadat drie Ministers hun ontslag hebben ingediend, is de regering Pisas-II verdergegaan in een nieuwe coalitie. De Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur bekleed zijn positie nog steeds en heeft aangegeven dat hij de liquiditeitsproblemen zal oplossen. Dit blijkt ook uit de aankondiging dat er tussen 2025 en 2028 een aanvullende financiering van ANG 253 miljoen (circa EUR 126,5 miljoen) zal worden toegekend aan het CMC (zie ook vraag 4).
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
De ziekenhuiszorg op Curaçao. |
|
Raoul White (GroenLinks-PvdA), Julian Bushoff (PvdA) |
|
Fleur Agema (PVV), Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de zeer zorgelijke situatie waarin het grootste algemene ziekenhuis van Curaçao, het Curaçao Medical Center (CMC), verkeerd?1
Ik ben bekend met de precaire (financiële) situatie waarin het CMC in verkeert.
Deelt u de grote zorgen over de continuïteit en toegankelijkheid van de medische zorg op Curaçao? Zo nee, waarom niet?
Ik beschik niet over voldoende informatie om een volledige inschatting hiervan te maken. Daarbij is relevant dat de zorg en dus ook de continuïteit en toegankelijkheid van zorg een verantwoordelijkheid van Curaçao is. Wel is en wordt ambtelijk en bestuurlijk regelmatig navraag gedaan en ondersteuning geboden, onder andere in het kader van het landspakket.
Kunt u aangeven wat de actuele medische en financiële situatie is van het CMC?
Wat de medische situatie betreft zijn er bij mij geen signalen bekend dat de kwaliteit van de zorgverlening in het CMC onvoldoende is. Wel dat er wachtlijsten zijn waarover maandelijks aan de inspecteur voor de Volksgezondheid van Curaçao wordt gerapporteerd. Ook Nederland monitort deze wachtlijsten omdat VWS/ZJCN medische uitzendingen faciliteert vanuit voornamelijk Bonaire naar het CMC.
Wat de financiële situatie betreft baseer ik mij op de adviezen van het College financieel toezicht (Cft) dat hier herhaaldelijk aandacht aan heeft besteed. Zo is te lezen in het Cft-advies bij de ontwerpbegrotingswijziging 2024 dat het CMC eind 2022 een negatief eigen vermogen heeft van ANG 149 miljoen (circa EUR 74,5 miljoen), zoals de jaarrekening 2022 toont. Daarnaast bedraagt de uitstaande vordering van het land op het CMC minimaal ANG 433 miljoen (circa EUR 216,5), zoals aangegeven in de uitvoeringsrapportage over het eerste kwartaal van Curaçao.2
Welke concrete gevolgen en risico’s zijn er voor de continuïteit en toegankelijkheid van de medische zorg op Curaçao en op welke wijze ondersteunt Nederland de Curaçaose autoriteiten bij het waarborgen van de continuïteit en toegankelijkheid van de medische zorg op Curaçao?
Ik beschik niet over voldoende informatie om een adequate inschatting van de concrete gevolgen en risico’s voor de continuïteit en toegankelijkheid van de medische zorg op Curaçao te maken. De regering van Curaçao is hiervoor immers verantwoordelijk.
Omdat de problemen met betrekking tot zorg reeds langer bekend zijn (zoals ook blijkt uit de adviezen van het IMF3) is in het kader van het landspakket afgesproken dat Curaçao duurzame betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van het zorgstelsel zal realiseren. Ook is afgesproken om verliezen bij het CMC te minimaliseren. In het kader van het landspakket kan ondersteuning worden aangeboden. Curaçao kiest er vooralsnog voor deze onderdelen van het landspakket zonder ondersteuning van Nederland uit te voeren. Zoals blijkt uit de uitvoeringsrapportage van het landspakket worden er tot nu toe geen concrete resultaten door Curaçao gerapporteerd. Er is in de afgelopen jaren door de Ministeries van BZK en VWS zowel ambtelijk als bestuurlijk herhaaldelijk ondersteuning aangeboden. Daar is geen gebruik van gemaakt.
Wat zijn de concrete gevolgen voor bijvoorbeeld patiënten met maag, lever, darm, oogheelkundige of neurologische aandoeningen van het feit dat deze afdelingen de basiszorg nu vaak al niet meer kunnen leveren?
Ik beschik niet over de informatie om uw vraag op dit punt te kunnen beantwoorden.
Heeft Nederland een concreet verzoek om (financiële) bijstand gekregen vanuit Curaçao? Zo ja, hoe heeft u hierop gereageerd? Zo nee, verwacht u een dergelijk verzoek op korte termijn?
Ik heb geen concreet verzoek om (financiële) bijstand gekregen vanuit Curaçao. Ondersteuning is herhaaldelijk aangeboden, o.a. in het kader van het landspakket, maar tot nu toe is hier nauwelijks gebruik van gemaakt. Curaçao werkt sinds oktober 2022 aan een structurele oplossing voor de financiële problematiek. De besluitvorming vindt naar verwachting eind 2024 plaats. Het Cft heeft herhaaldelijk geadviseerd tot besluitvorming te komen en deze te verwerken in de begroting. Dit zou zichtbaar moeten zijn in de begrotingswijziging 2024 en de begroting 2025.
Wat zijn op korte termijn de maatregelen die u noodzakelijk acht om de continuïteit en toegankelijkheid van de medische zorg op Curaçao te waarborgen en op welke wijze kan Nederland hierbij ondersteunen?
Op 10 september heeft de Minister van Financiën van Curaçao aangekondigd om tussen 2025 en 2028 een aanvullende financiering van ANG 253 miljoen (circa EUR 126,5 miljoen) toe te kennen aan het CMC om de zorgkwaliteit te waarborgen en de financiële gezondheid van het ziekenhuis te verbeteren. Curaçao geeft aan dat door de bijdragen het CMC geen rente en aflossing meer zal hoeven te betalen en dat er jaarlijks ANG 10 miljoen (circa EUR 5 miljoen) beschikbaar komt voor de zorgkosten van onverzekerden.4
Daarnaast is het aan Curaçao om een verzoek om bijstand te doen waarbij ik opmerk dat herhaaldelijk in het verleden een aanbod om te ondersteunen is gedaan in het kader van het landspakket.
Wat zijn voor de langere termijn de structurele maatregelen die u noodzakelijk acht om de continuïteit en de toegankelijkheid van de medische zorg op Curaçao voor de langere termijn te waarborgen en op welke wijze kan Nederland hierbij ondersteunen?
Naast de recent gepresenteerde aanvullende financiering van het CMC, kom ik op basis van de informatie die mij bekend is uit adviezen Cft, rapporten zoals die van IMF en ambtelijke/bestuurlijke overleggen tot twee lijnen.
Ten eerste is het noodzakelijk het zorgstelsel toekomstbestendig te maken. De eerstelijns zorg in Curaçao zou versterkt moeten worden en de doorstroom vanuit het ziekenhuis naar bijvoorbeeld ouderenzorg en revalidatie zou verbeterd moeten worden. In het kader van het landspakket kan Nederland bij deze verbeteringen ondersteunen als Curaçao hierom vraagt.
Ten tweede is het noodzakelijk, conform Cft adviezen, de financiële situatie van het CMC structureel te verbeteren. Hieraan werkt Curaçao langs de lijnen van het Hoofdlijnenakkoord van oktober 2022 tussen de regering van Curaçao, de Stichting HNO Holding, CMC-Exploitatie en CMC-Vastgoed. Onderdelen hiervan zijn onder andere het vinden van een structurele oplossing voor de kosten van het ziekenhuisgebouw, het optimaliseren van de bedrijfsvoering van het ziekenhuis en een structurele oplossing voor de bekostiging van zorg voor onverzekerden en ongedocumenteerden. Besluitvorming rondom de uitvoering van dit akkoord wordt volgens Curaçao dit najaar verwacht. Ook hierbij kan Nederland in het kader van het landspakket ondersteuning bieden indien Curaçao dat wenst.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
De haven van Saba |
|
Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de motie Michon-Derkzen c.s. over de haven van Saba?1
Ja.
Waarom is de Tweede Kamer niet, zoals de motie verzoekt, uiterlijk 15 juni 2024 geïnformeerd?
Uw Kamer is tijdig voor 15 juni geïnformeerd middels een verzamelbrief (Kamerstukken II: 36 410 IV, nr. 70). Daarin is door mijn voorganger aangegeven dat diverse opties nader worden verkend en uw Kamer rondom de besluitvorming van de miljoenennota nader wordt geïnformeerd.
Wat heeft het kabinet gedaan naar aanleiding van deze motie?
Er hebben gesprekken plaats gevonden met het openbaar lichaam Saba vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: IenW) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK), vanuit haar coördinerende rol ten aanzien van Caribisch Nederland, om mogelijke oplossingsrichtingen te verkennen. Verder heeft het kabinet deze gesprekken betrokken bij de begroting 2025.
Welke gesprekken hebben er plaatsgevonden? Wat is de uitkomst daarvan? Is er ook gesproken over de mogelijkheid van een lening? Zo nee, waarom niet?
Deze gesprekken hebben ertoe geleid dat het kabinet in 2025 30 miljoen euro ter beschikking stelt en in 2026 10 miljoen euro. De mogelijkheid van een lening is onderzocht, maar is er uiteindelijk voor gekozen om de middelen via een bijzondere uitkering ter beschikking te stellen.
Verder is er vooralsnog een beperkt aantal versoberingen mogelijk gebleken op het project, maar de besparingen hiervan bleken niet substantieel. Verdere versobering lijkt ook onverstandig, omdat dan de «orkaanbestendigheid» van de nieuwe haven in het geding komt.
In hoeverre is er ook gesproken over de mogelijkheden van versobering van het project? Zo ja, welke mogelijkheden zijn er?
Zie antwoord op vraag 4.
Wat is de actuele stand van zaken? Wat is op dit moment nog het financiële gat voor de realisatie van het project haven Saba? Welke mogelijkheden ziet het kabinet samen met Saba voor het oplossen daarvan?
Zie antwoord op vraag 4.
Welke oplossingen ziet het kabinet om de problematiek van de haven van Saba op te lossen? Wanneer kan hierover duidelijkheid zijn?
Zie antwoord op vraag 4.
Klopt het dat er voor 25 september a.s. duidelijkheid moet zijn? Zo nee, wat is dan de deadline? Zo ja, wordt die gehaald en waarom wordt die eventueel niet gehaald? Wat zijn de gevolgen voor het niet halen van de deadline?
De datum van 25 september is correct en wordt nu gehaald. Met de middelen opgenomen in de begroting 2025 kan Saba toewerken naar het gunnen van de opdracht aan een nader te selecteren aannemer.
Wat zijn de gevolgen voor Saba op het moment dat de haven niet wordt aangepakt en er niet voor 25 september a.s. duidelijkheid is, aangezien de haven van levensbelang is voor Saba onder meer voor de aanvoer van voedsel?
Dit zal niet gelijk leiden tot problemen in de aanvoer van voedsel en zal de haven nog enige tijd bruikbaar zijn voor zowel vracht- als passagiersvervoerstromen. Wel begint de huidige haven aan het einde van zijn levenstermijn te komen en is onvoldoende orkaanbestendig, waarbij onderzoeken hebben uitgewezen dat vervanging en verplaatsing op den duur de beste oplossing is. Als er nu geen besluit genomen zou worden, is het onzeker of de huidige kostenraming voor het bouwen van een orkaanbestendige haven nog zal voldoen.
Waarom duurt het allemaal zo lang, aangezien het project al in 2018 is gestart nadat de haven van Saba is beschadigd door orkaan Irma en in het algemeen niet voldoende orkaanbestendig is?
Na de toekenning van de middelen is er in de Corona-periode beperkte voortgang geboekt in de planuitwerking, ook gelet op het feit dat in de opstartfase er beperkte projectcapaciteit op het eiland aanwezig was. Het openbaar lichaam heeft sindsdien geïnvesteerd in een uitbreiding en versterking van de afdeling Infrastructuur en Ruimtelijke Ontwikkeling, inclusief bijbehorende projectcapaciteit.
Vanzelfsprekend vragen grote infrastructurele projecten op de Caribische eilanden de nodige tijd en was er in de situatie van Saba sprake van een langlopende vergunningsaanvraag. De vergunningsaanvraag is vier keer verlengd i.v.m. het grondig onderzoeken van de effecten van de aanleg van de nieuwe zeehaven op de natuur en het milieu. Vooral het kwetsbare koraal was hierbij een groot aandachtspunt.
Kunt u de schriftelijke vragen binnen de afgesproken termijn van drie weken beantwoorden, mede gelet op de deadline van 25 september a.s.?
Nee, dit was niet mogelijk vanwege het ontbreken van informatie.
Het bericht ‘ Dure reclamecampagne blijkt flop: nauwelijks ‘ouderlijk toezicht’ op Instagram’ |
|
Don Ceder (CU) |
|
Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Dure reclamefilmpje blijkt flop: nauwelijks «ouderlijk toezicht» op Instagram»?1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Kunt u aangeven wat de wettelijke verplichtingen zijn ten aanzien van social mediagebruik onder 16 jaar? In hoeverre voldoen social mediabedrijven, en specifiek META, hieraan? Acht u deze aanpak voldoende?
Rechtmatige verwerking van persoonsgegevens bij online diensten, zoals Meta, van kinderen die de leeftijd van 16 jaar nog niet hebben bereikt mogen volgens de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG) alleen met toestemming van de ouders of de wettelijke vertegenwoordiger worden verwerkt. Dit betekent dat een kind jonger dan zestien jaar enkel een account mag aanmaken als hiervoor door de ouder of wettelijke vertegenwoordiger toestemming is gegeven. Bedrijven die online persoonsgegevens van kinderen verwerken zijn volgens de AVG verplicht een redelijke inspanning te leveren om te controleren of er daadwerkelijk toestemming is gegeven. Naast deze wettelijke verplichting kiezen diverse sociale mediaplatforms, waaronder Instagram, ervoor om kinderen jonger dan 13 jaar in elk geval niet toe te laten tot hun platform. Deze regel volgt echter niet uit een wettelijk vereiste. Uit onderzoek van Ofcom, de Britse mediatoezichthouder, blijkt dat 60% van de kinderen tussen de 8 en 12 jaar een sociale media-account hebben. Hoewel dit onderzoek specifiek ziet op Britse kinderen is het aannemelijk dat deze aantallen in Nederland vergelijkbaar zijn. Dit zijn zorgelijke aantallen en het is belangrijk dat dit wordt teruggebracht en dat sociale media platforms aan de wetgeving (ouderlijke toestemming onder de 16 jaar) en aan hun eigen beleid (veelal geen account onder de dertien jaar) voldoen.
Het is aan de Europese toezichthouders (in Nederland is dit de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)) dan wel aan de toezichthoudende autoriteit van de hoofdvestiging in een andere lidstaat, om als onafhankelijke toezichthouder toe te zien op de naleving van de AVG en waar nodig handhavend op te treden voor zover de toezichthouder daar de competentie toe heeft.
De Digitaledienstenverordening (DSA), die in februari van dit jaar volledig van toepassing is geworden, verplicht bovendien onlineplatforms die toegankelijk zijn voor minderjarigen om passende en evenredige maatregelen te nemen om een hoog niveau van privacy, veiligheid en bescherming van minderjarigen binnen hun dienst te waarborgen (artikel 28 DSA, eerste lid). De Autoriteit Consument & markt (ACM) en de AP zijn de beoogde toezichthouders op de naleving van een groot deel van de DSA waarbij de ACM digitaledienstencoördinator is. Beide toezichthouders zullen worden aangewezen in de uitvoeringswet DSA (uDSA). De uDSA is echter nog niet officieel aangenomen. Vooralsnog is de ACM aangewezen als voorlopige bevoegde autoriteit.
Zeer grote online platforms moeten daarnaast op grond van de DSA ook de systeemrisico’s voor de bescherming van minderjarigen in kaart brengen en mitigeren. Het gaat hierbij onder andere om de werkelijke of voorzienbare negatieve effecten op de bescherming van minderjarigen. Een ander relevant systeemrisico in dit kader zijn ernstige negatieve gevolgen voor het lichamelijke en geestelijke welzijn van personen. Zeer grote online platforms moeten dus nadrukkelijk rekening houden met de negatieve effecten die hun algoritmes kunnen hebben op kinderen en zij moeten deze systemen zo nodig aanpassen. Zij moeten dit bovendien laten onderzoeken door externe auditors. De Europese Commissie (EC) houdt toezicht op de naleving van deze verplichtingen voor de zeer grote online zoekmachines en platforms, waar Instagram en Facebook onder vallen. Ook het Europees Centrum voor Algoritmische Transparantie is mede hiertoe opgezet.
Er zijn dus verschillende wettelijke verplichtingen die beogen kinderen online te beschermen. De DSA is een belangrijke stap voor de bescherming van kinderen in de online wereld. Deze verordening is echter recentelijk pas van toepassing geworden. De voor de DSA noodzakelijk nationale uDSA is bovendien vertraagd waardoor ook de start van het toezicht op de DSA nog niet volledig operationeel is. Het kabinet zal de uitwerking van de DSA in de praktijk monitoren. De verordening voorziet bovendien in een tweetal evaluaties; per 17 november 2025 en 17 november 2027. Het kabinet wil de uitkomsten van deze evaluaties afwachten voordat er een uitspraak kan worden gedaan of het voorgenomen stelsel met regulering via de DSA voldoende handvatten biedt.
De EC werkt daarnaast aan de uitwerking van richtsnoeren onder de DSA over de bescherming van minderjarigen online. Deze richtsnoeren zullen, zodra ze zijn aangenomen, advies geven over hoe onlineplatforms een hoog niveau van privacy, veiligheid en beveiliging voor minderjarigen online moeten implementeren. De EC heeft aangegeven hierbij in te willen zetten op een risico gebaseerde aanpak, gebaseerd op kinderrechten impact assessments.
Naast deze eerdergenoemde meer specifieke verplichtingen om kinderen te beschermen, moeten bedrijven zich richting alle consumenten, waaronder kinderen, houden aan het consumentenrecht. Zo mogen bedrijven consumenten niet misleiden (een vorm van een oneerlijke handelspraktijk). Wat een oneerlijke handelspraktijk is kan per situatie anders zijn. Daarbij wordt o.a. rekening gehouden met de kwetsbaarheid van consumenten. Sommige groepen, zoals kinderen, zijn extra kwetsbaar en vaak gevoeliger voor verleidingstechnieken.
De ACM houdt in Nederland toezicht op de naleving van het consumentenrecht door bedrijven en heeft in haar eerder gepubliceerde Leidraad Bescherming online consument, invulling gegeven aan de norm voor online misleiding. Daarbij wordt ook ingegaan op praktijken gericht op kinderen.2
Welke stappen heeft de overheid tot nu toe gezet om niet naleving van Tech bedrijven te handhaven? Zijn er inmiddels sancties uitgedeeld, zo ja welke? Kunt u deze uitsplitsen per bedrijf?
De toezichthouders hebben verschillende middelen en instrumenten tot hun beschikking om te handhaven. Zo is de EC onder de DSA eind april een nalevingszaak gestart naar TikTok, en medio mei naar Instagram en Facebook. Deze zaak ziet onder andere op de verslavende werking van deze diensten en het gebruik van informatiefuiken.3 Wanneer de EC na afronden van dit onderzoek vaststelt dat er sprake is van een inbreuk kan zij een boete opleggen van maximaal 6% van de totale wereldwijde jaaromzet. Het is aan de verschillende toezichthouders om toezicht te houden op de naleving van de eerdergenoemde regelgeving daar waar die competentie niet bij de EC ligt.
Eerder heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een boete opgelegd aan TikTok4. De AP was destijds de bevoegde toezichthouder, voordat TikTok haar Europese hoofdvestiging naar Ierland verhuisde. Daarna heeft ook de Ierse Data Protection Commission (DPC) op 1 september 2023 aan TikTok een boete opgelegd van 345 miljoen Euro wegens meerdere schendingen van de AVG.5 Omdat de hoofdvestiging van TikTok in de EU in Ierland is gevestigd, was de DPC de competente toezichthouder. Dit onderzoek is in nauwe samenwerking met de AP uitgevoerd.
Naast handhaving zet de overheid ook in op het de ontwikkeling van instrumenten om ontwikkelaars van onlinediensten te ondersteunen bij het creëren van leeftijdsgeschikte ontwerpen, waarbij de risico’s op schending van kinderrechten zoveel mogelijk worden beperkt. Zo heeft het vorige kabinet een kinderrechten impact assessment (KIA) ontwikkeld en een geactualiseerde Code voor kinderrechten opgesteld. Deze KIA’s zullen jaarlijks worden uitgevoerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op sociale mediaplatformen die veel door kinderen worden gebruikt.6 De uitvoering van de eerste kinderrechten impact assessments is recent gestart. De eerste resultaten worden begin 2025 verwacht. Deze resultaten zullen na afronding met uw Kamer worden gedeeld.
Welke sanctiemiddelen staan er nog steeds open die nog niet ingezet zijn en gaat u deze inzetten om naleving van de wet af te dwingen?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is toegelicht, is er door de EC een onderzoek gestart onder de DSA en beoordeelt de AP, of de toezichthoudende autoriteit van de hoofdvestiging in een andere lidstaat, per geval en uit eigen beweging of er aan de AVG is voldaan en of er al dan niet handhavings- en onderzoeksbevoegdheden ingezet dienen te worden. Er bestaat hierin geen rol voor het ministerie, enkel de onafhankelijke toezichthouder heeft handhavings- en onderzoeksbevoegdheden. Deze handhavings- en onderzoeksbevoegdheden kunnen bestaan uit het doen van onderzoek naar de naleving van wetten die zien op het gegevensbeschermingsrecht, waarbij ingezet kan worden op het inzien van gegevensverwerkingen, bijvoorbeeld in de vorm van het inzien van het register of logging dan wel het doen van audits. Daarnaast worden grote partijen die hun diensten ook aanbieden aan kinderen door de AP en haar Europese collega’s bevraagd op de risico’s voor kinderen en hoe deze partijen risico’s mitigeren om aan de wetgeving te voldoen. Tot slot heeft de AP dit jaar kritische vragen gesteld aan een groot techbedrijf dat een chatbot gericht op kinderen op de markt bracht.7
Ook heeft de AP de mogelijkheid om gegevensverwerkingen stop te zetten en kunnen dwangsommen of boetes worden opgelegd. Het is aan de toezichthouder of zij tot handhaving overgaat. Vanuit de DSA kan de AP optreden als het gaat om het verbod op profileren met gebruik van gegevens van kinderen (art. 28, tweede lid). De overheid, anders dan de eerdergenoemde toezichthouders, zoals genoemd in vraag 3, kan geen sanctiemiddelen inzetten.
Zodra de ACM volledig bevoegd is om toezicht te houden op de DSA, kan zij handhavend optreden tegen online platforms bij overtreding van de open norm dat zij maatregelen moeten nemen om een «hoog niveau van privacy, veiligheid en bescherming van minderjarigen binnen hun dienst te waarborgen» (art. 28, eerste lid). Denk hierbij onder andere aan het opleggen van een boete of een last om een overtreding te staken. Deze handhavingsbevoegdheid beperkt zich tot aanbieders van online platforms met een hoofdvestiging of wettelijk vertegenwoordiger in Nederland. Als het online platform in een andere lidstaat gevestigd is, kan de ACM o.a. meldingen over overtredingen naar de digitale diensten coördinator van de desbetreffende lidstaat sturen of hen verzoeken handhavend op te treden.
Bent u bekend met het toenemende bewijs dat social media een negatief effect heeft op jongeren? Wat vindt u ervan dat sociale mediabedrijven tot op heden nog niet aan wetgeving voldoen?
Het kabinet ziet dat er steeds meer onderzoeken uitwijzen dat problematisch gebruik van sociale media ten koste gaat van de mentale en cognitieve ontwikkeling van jongeren. Dit is zorgelijk. Om de negatieve effecten van onlinediensten voor minderjarigen te beperken, wordt er ook in nieuwere wetgeving steeds meer rekening gehouden met de kwetsbare positie van kinderen, juist ook bij het gebruik van onlinediensten. Een voorbeeld daarvan is de in het antwoord op vraag 2 genoemde DSA. Dit ziet het kabinet als een goede stap in de bescherming van kinderen tegen de schadelijke effecten van bijv. sociale mediadiensten te beschermen.
Het is uiteindelijk aan de onafhankelijke toezichthouders om vast te stellen of sociale mediabedrijven aan de in de wet- en regeling gestelde wettelijke eisen voldoen en in een voorliggend geval onrechtmatig handelen. Dat is niet aan het kabinet.
Is het volgens u wel haalbaar om ouderlijk toezicht onder 16 jaar te handhaven? Zo nee, hoe kijkt u naar de mogelijkheid om deze uitzondering niet meer mogelijk te maken en een social media-account pas vanaf 16 toe te staan?
Het kabinet erkent dat het in de praktijk moeilijk kan zijn om te bepalen wanneer ouderlijke toestemming vereist is, omdat er sprake is van een gebruiker, die jonger is dan zestien jaar. Dit betekent echter niet dat sociale media-gebruik tot 16 jaar moet worden verboden. Uit wetenschappelijk onderzoek8 blijkt dat sociale media voor jongeren ook positieve effecten kunnen hebben. Zo kan het kinderen helpen op een veilige manier te oefenen met sociale relaties en is er op sociale media een schat aan informatie te vinden over verschillende onderwerpen. Het is echter wel belangrijk dat sociale mediabedrijven ervoor zorgen dat de online omgeving veilig is voor kinderen en dat zij niet worden blootgesteld aan onwenselijke praktijken, zoals schadelijke content, cyberpesten of verslavende elementen. Daarnaast is het van belang dat de toestemming van ouders wordt gevraagd in alle gevallen waarin dat wettelijk verplicht is. Hiervoor is het belangrijk dat online platforms op een adequate manier de leeftijd van kinderen vaststellen, zonder hiermee inbreuk te maken op de privacy van gebruikers. Dit risico bestaat bijvoorbeeld bij het gebruik van biometrie of het uploaden van een kopie van het identiteitsbewijs om leeftijd vast te stellen. Om kinderen beter te beschermen, heeft de voormalige Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering een raamwerk leeftijdsverificatie laten ontwikkelen, dat ontwikkelaars van onlineproducten en diensten voor kinderen kan helpen om te komen tot een adequate vorm van leeftijdsverificatie voor hun onlineproduct of dienst.
Hoe staat het met de ontwikkeling van het wetsvoorstel naar aanleiding van de aangenomen motie van de leden Ceder en Six Dijkstra voor een wetsvoorstel voor het borgen van wettelijke leeftijdsverificatie? Wanneer worden de contouren hiervan naar de Kamer gezonden?2
Verschillende betrokken ministeries zijn momenteel aan het uitwerken hoe wettelijke borging van adequate leeftijdsverificatie in de verschillende situaties vorm zou kunnen krijgen. Zo is het Ministerie van VWS al enige tijd bezig met het uitwerken van de eisen waar een betrouwbaarder leeftijdsverificatiesysteem bij de online verkoop van alcohol aan moet voldoen. De Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport bereidt momenteel een wijziging van het Alcoholbesluit voor ten behoeve van het invoeren van een betrouwbaarder leeftijdsverificatiesysteem bij de online verkoop. Het streven is om begin 2025 de internetconsultatie te starten waarna het ontwerpbesluit in het kader van de voorhangprocedure wordt aangeboden aan beide Kamers.
Daarnaast heeft de Minister van Financiën de Kamer op 19 juni jl. in zijn antwoorden op Kamervragen van de leden Mohandis en Ceder over de noodzaak tot verplichte leeftijdscontrole bij Buy Now Pay Later (BNPL)-diensten geïnformeerd dat hij momenteel samen met de Staatssecretaris Participatie en Integratie en de Staatssecretaris Rechtsbescherming uitwerkt hoe leeftijdsverificatie door BNPL-aanbieders bij alle klanten wettelijk kan worden afgedwongen.10 In de tussentijd heeft ook het interdepartementale onderzoek problematische schulden aanbevolen een leeftijdsverificatie verplicht te stellen voor BNPL-aanbieders.11 De verkenning van mogelijke beleidsopties zal na de zomer met de Kamer worden gedeeld.
Voor sociale mediadiensten zijn er geen voornemens om online leeftijdsverificatie verder wettelijk te borgen. Online leeftijdsverificatie wordt in de DSA genoemd als mogelijke maatregel die online diensten kunnen nemen ten behoeve van de bescherming van de rechten van het kind. Verdere uitwerking hiervan zal, gezien de maximaal harmoniserende werking van de DSA, op Europees niveau moeten gebeuren. Hierbij is het wel belangrijk dat er bij Europese standaardisatie de afweging van belangen als privacy, non-discriminatie, inclusiviteit, veiligheid en betrouwbaarheid in acht worden genomen en dat dit niet leidt tot het verwerkingen van aanvullende persoonsgegevens teneinde de meerderjarigheid van afnemers van een dienst vast te stellen. Ik blijf dit internationaal onder de aandacht brengen.
In hoeverre acht u zero proof knowledge identity proof technologie als betrouwbaar en middel om verplicht te stellen, dan wel via de wet dan wel via lagere regelgeving?
De toepassing van zero knowledge proof technologie voor online leeftijdsverificatie is nog niet op grote schaal onderzocht en het is daarom nog niet met voldoende zekerheid te zeggen dat deze toepassing voldoende betrouwbaar zal zijn voor online leeftijdsverificatie. Het zal daarbij ook per situatie kunnen verschillen welke betrouwbaarheid wenselijk is. Daarnaast moet worden opgemerkt dat het over het algemeen wenselijk is om wetgeving techniek-onafhankelijk op te stellen, aangezien technologische ontwikkelingen elkaar in rap tempo opvolgen. Het is dan ook ongewenst om specifieke technologieën in wetgeving vast te leggen. In lagere wet- en regelgeving kunnen wel vereisten worden vastgelegd, maar het is niet aan de wetgever om te bepalen welke specifieke technologie hierbij gebruikt moet worden.
Bent u bekend met de berichten dat ING1 en eerder de Volksbank2 stoppen met het ondersteunen van contactloze betalingen via hun eigen apps en klanten met een Android-toestel in plaats daarvan enkel Google Pay aanbieden?
Ja.
Bent u in gesprek geweest met deze banken? Is u bekend of ook andere Nederlandse banken deze overstap overwegen?
Banken voeren hun eigen beleid en bepalen zelf of zij contactloos betalen aanbieden via een eigen app of op een andere manier. Ik heb vooraf geen contact met deze banken gehad over de beslissing om te stoppen met het aanbieden van contactloos betalen via de eigen NFC-betaalapp. Navraag bij de Betaalvereniging Nederland wijst uit dat er geen andere Nederlandse banken meer zijn met een eigen NFC-betaalapp voor Android. Drie andere grote banken hebben de overstap naar Google Pay op Android eerder al gemaakt, te beginnen in januari 2020. ING is de laatste bank die voor Android overstapt naar Google Pay.
Wat is de impact op de privacy van Nederlandse gebruikers indien hun betaalverkeer via een softwareoplossing van Google of Apple loopt? Is er effectief toezicht op welke gegevens van gebruikers door deze partijen verzameld, opgeslagen en gedeeld worden? Hoe verhoudt dat zich tot het toezicht op de Nederlandse banken?
Partijen die in Nederland hun diensten aanbieden dienen zich te houden aan de geldende privacywetgeving, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Dit geldt dus zowel voor de Nederlandse banken, als voor partijen zoals Google en Apple. De Autoriteit Persoonsgegevens ziet erop toe dat partijen zich aan deze wetgeving houden.
Wat betekent deze trend voor de digitale soevereiniteit van Nederland? Hoe gaat de regering voorkomen dat Nederland op het gebied van contactloos betalen op termijn de facto afhankelijk wordt van twee Amerikaanse techreuzen?
Zoals staat geschetst in de Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA) van 17 oktober jl.3 nemen de afhankelijkheden van partijen buiten de EU toe in het digitale domein. De trend dat Nederlandse banken gebruik maken van diensten van Amerikaanse technologiebedrijven ter ondersteuning van contactloos betalen sluit aan bij deze geschetste probleemanalyse. Tegelijkertijd is niet iedere afhankelijkheid problematisch. Wederzijdse afhankelijkheden vormen de ruggengraat van het open handelssysteem en de internationale samenwerking waar Nederland en de EU veel profijt van hebben en die ons een sterkere geopolitieke positie opleveren. Een vorm van overheidsingrijpen kan echter nodig zijn voor bijvoorbeeld strategische afhankelijkheden waarop een hoog risico bestaat voor leveringsonderbrekingen.4
Om de concurrentie op digitale markten te bevorderen, is de Europese Digital Markets Act (DMA) relevant. Deze verordening, die vanaf mei 2023 van kracht is, richt zich op de allergrootste wereldwijd opererende platforms waar consumenten en ondernemers niet omheen kunnen. Deze platforms worden poortwachters genoemd. De DMA bevat verboden en verplichtingen voor poortwachters die zorgen voor eerlijke marktomstandigheden en meer concurrentie. Een van deze verplichtingen zorgt ervoor dat poortwachters contactloze betalingen mogelijk moeten maken buiten haar eigen digitale portemonnee. Bijvoorbeeld via alternatieve betaalapps van derde partijen. Deze verplichting biedt andere aanbieders de kans om te concurreren met de betaaldienst van de poortwachters. Concurrentie tussen deze diensten komt ten goede aan de keuzevrijheid en prijzen voor consumenten. Het kabinet is daarom blij dat deze verplichting in de DMA is opgenomen.
Daarnaast geldt nog steeds dat consumenten ook contactloos kunnen betalen zonder gebruik te maken van Apple Pay of Google Pay. Dit kunnen zij doen door gebruik te maken van de betaalpassen die banken standaard aan hun klanten verstrekken, of via andere betaalmethoden zoals iDeal, waarvan sommige winkeliers ook gebruik maken.
Ten slotte zijn er twee andere initiatieven om het Europese betalingsverkeer verder te ontwikkelen en afhankelijkheden van niet-EU-landen te verminderen. Allereerst wordt er gewerkt aan de mogelijke introductie van een digitale euro. Het doel van de digitale euro is om tot een pan-Europees publiek betaalmiddel te komen, dat zoveel mogelijk gestoeld is op Europese partijen en technologieën. Indachtig de oproep van uw Kamer, zet ik mij tijdens de Europese onderhandelingen voortdurend in voor een duidelijke geopolitieke strategie bij het ontwerp van een mogelijke digitale euro. Daarnaast werkt de sector samen binnen het European Payments Initiative (EPI), waarin een aantal Europese banken, waaronder ook Nederlandse banken, nieuwe private betaalmethodes ontwikkelen. Voorbeelden daarvan zijn de verdere uitrol van iDeal in Europa en de introductie van een EPI digitale wallet voor klanten (Wero). Ook hier speelt het afbouwen van afhankelijkheden een rol.
Deelt u de mening dat nu het ook voor iPhone-gebruikers mogelijk gaat zijn om contactloos te betalen zonder Apple Pay te gebruiken3 , consumenten zo veel mogelijk in staat gesteld moeten worden om contactloos te kunnen betalen middels de software van hun eigen bank?
Het bieden van keuzevrijheid aan consumenten door concurrentie te bevorderen is één van de hoofddoelen van de DMA. Apple moet ervoor zorgen dat iPhone-gebruikers ook buiten haar eigen betaaldienst hun betalingen kunnen doen. Apple is namelijk aangewezen als poortwachter en de DMA bevat de verplichting tot het mogelijk maken van contactloze betalingen via alternatieve apps. Dit zet de deur open voor andere aanbieders van betaaldiensten. Dat kunnen applicaties van banken zelf zijn, maar ook van derde partijen. Of derde partijen ook gebruik gaan maken van deze mogelijkheid, is een keuze die zij zelf maken. Het kabinet verwelkomt meer concurrentie, omdat het zorgt voor meer keuzevrijheid en lagere prijzen voor consumenten.
Ziet u in het licht hiervan het nut van de adoptie van een algemeen (open) contactloos betaalprotocol voor banken op Nederlands of Europees niveau? Zo ja, hoe gaat u hierop inzetten?
Zoals hiervoor aangegeven hebben consumenten de mogelijkheid om ook zonder Google Pay of Apple Pay contactloos te betalen via hun betaalpas en hebben derde partijen met de komst van de Digital Markets Act de mogelijkheid gekregen om deze betaaldienst ook aan te gaan bieden. Daarnaast heb ik hiervoor geschetst dat er al wordt gewerkt aan nieuwe betaaloplossingen via een mogelijke digitale euro en het European Payments Initiative. Daarom zie ik op dit moment geen noodzaak voor een algemeen contactloos betaalprotocol voor banken.
Het onderzoek van Trollrensics over desinformatienetwerken tijdens de EU verkiezingen |
|
Barbara Kathmann (PvdA), Kati Piri (PvdA) |
|
Zsolt Szabó (VVD), Judith Uitermark (NSC), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onderzoek van Trollrensics over desinformatienetwerken op sociale media met als doel de Europese verkiezingen van 2024 te beïnvloeden?1
Ja, hiermee zijn we bekend.
Deelt u de mening dat dergelijke activiteiten een rechtstreekse bedreiging zijn voor de democratische rechtsstaat en daarmee voor de staatsveiligheid? Zo nee, waarom niet?
Ja. Heimelijke beïnvloeding ondermijnt onze democratische rechtsstaat en het vertrouwen in onze democratische instituties. Daarmee vormt het een bedreiging voor onze nationale veiligheid. Het is voor het kabinet van groot belang om dreigingen tegen onze samenleving tegen te gaan.
Beamen de AIVD, MIVD en NCTV de resultaten van het onderzoek volledig? Met hoeveel zekerheid is te zeggen dat in Nederland niet op dezelfde schaal campagnes zijn gevoerd door buitenlandse mogendheden tijdens de verkiezingen van 2024?
Onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten waarschuwen al langere tijd dat inmengingsactiviteiten van andere landen in toenemende mate een bedreiging vormen.2 Het netwerk ontdekt door Trollrensics was actief in Frankrijk, Duitsland en Italië. In Nederland werd het niet waargenomen. Dit netwerk past in het normbeeld waarbij Rusland voortdurend probeert westerse beeld- en besluitvorming te beïnvloeden ten gunste van Rusland, maatschappelijke tegenstellingen probeert aan te wakkeren en te versterken en onderlinge eenheid te ondermijnen. In de openbare jaarverslagen van de AIVD en MIVD is te lezen dat Rusland zijn heimelijke beïnvloedingsactiviteiten vooral op grote Europese landen richt. Dat betekent niet dat er geen risico is voor Nederland op heimelijke beïnvloeding vanuit Rusland. Rusland stelt zich in deze opportunistisch op en is in staat om in te spelen op zich voordoende kansen in kleinere landen. Bovendien kunnen beïnvloedingscampagnes tegen bondgenoten ook indirect gevolgen hebben voor Nederland.
Hebben de AIVD en MIVD signalen opgevangen dat soortgelijke desinformatiecampagnes in Nederland zijn gevoerd tijdens de verkiezingen van 2024? Zo ja, zijn deze effectief bestreden? Wat was de schaal van deze campagne(s)?
De diensten hebben een divers instrumentarium om heimelijke beïnvloeding te onderzoeken en waar nodig de samenleving, instanties en/of personen te alerteren. Het kabinet kan in het openbaar geen mededelingen doen naar waar de inlichtingen- en veiligheidsdiensten al dan niet onderzoek naar doen. Het is voor het werk van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten immers van doorslaggevend belang dat zij in het belang van onze nationale veiligheid, geheimhouding en bronbescherming waarborgen. U kunt ervan uitgaan dat de diensten hun wettelijke bevoegdheden kunnen en zullen inzetten om heimelijke beïnvloeding te onderkennen en waar mogelijk, tegen te gaan.
Draagt Nederland als wereldwijde host van online diensten, waaronder servers die gebruikt worden in Russische desinformatiecampagnes zoals recent bevestigd door de AIVD2, een bijzondere verantwoordelijkheid in het bestrijden van desinformatie? Zo ja, hoe kan hier effectief tegen worden opgetreden met respect voor de privacy van onschuldige internetgebruikers?
Aanbieders van hostingdiensten (inclusief online platformen) hebben bepaalde verantwoordelijkheden voor de informatie die zij hosten, die nader beschreven staan in de Digitaledienstenverordening (DSA). Dit betekent onder andere dat wanneer desinformatie de vorm heeft van illegale inhoud de DSA diverse bepalingen bevat die aanbieders van hostingdiensten een verantwoordelijkheid geven in de bestrijding daarvan. Artikel 6 DSA bepaalt dat aanbieders van hostingdiensten in beginsel niet aansprakelijk zijn voor informatie die gebruikers op hun servers plaatsen en opslaan. Zodra zij er echter kennis van krijgen dat ze illegale inhoud hosten, dan zijn ze verplicht om prompt te handelen en die inhoud te verwijderen of de toegang ertoe te blokkeren. Doen ze dat niet, dan kan de Europese Commissie, als toezichthouder van de DSA, ze wél aansprakelijk stellen voor die illegale inhoud. De DSA verplicht hen ook om meldingen van illegale inhoud mogelijk te maken en verduidelijkt dat dergelijke meldingen leiden tot kennis in de zin van artikel 6 (artikel 16, derde lid). Daarmee is er niet alleen een verplichting maar ook een prikkel om dat soort meldingen op te volgen.
Een puur hostingsbedrijf kan veelal niet ingrijpen op het niveau van specifieke inhoud van internetgebruikers, maar wel op het niveau van een hele server of website. Bijvoorbeeld door die ontoegankelijk te maken. Ingrepen door hostingbedrijven zijn daardoor over het algemeen minder proportioneel dan ingrepen door de website-eigenaar of de dienst die op de servers van het hostingbedrijf draait.
Niet alle desinformatie is illegaal. Niettemin kan het schadelijk zijn. Voor die gevallen bevat de DSA verplichtingen voor zeer grote online platformen. Zeer grote online platformen zoals X moeten daardoor in aanvulling op de verplichtingen waar alle aanbieders van hostingdiensten aan dienen te voldoen, verantwoordelijkheid nemen tegen desinformatiecampagnes, bijvoorbeeld in de vorm van niet-authentieke manipulatie van die diensten, op hun platformen. Dit probleem moet Europa-breed en bij de bron worden aangepakt. Artikel 34 en 35 van de DSA, die betrekking hebben op risicobeoordeling en risicobeperking, verplichten sociale media platforms als X of Facebook om maatregelen te nemen tegen gecoördineerd niet-authentiek gedrag en desinformatiecampagnes. Het is de Europese Commissie die hierop toezicht houdt vanuit de Digital Services Act (DSA). Meer informatie over de wijze waarop de Europese Commissie dit heeft ingevuld rondom de Europese Parlementsverkiezing is te vinden in het recentelijk gepubliceerde rapport hierover.4
Zijn er nog andere voorbeelden bekend waar Nederland een faciliterende rol speelde in beïnvloedingscampagnes gericht op andere landen? Hoe wordt dit ondervangen?
Nederland is een belangrijk knooppunt in mondiale digitale netwerken en infrastructuur. Het is voor veel statelijke actoren aantrekkelijk om misbruik te maken van Nederlandse ICT-infrastructuur, omdat deze van hoge kwaliteit is en eenvoudig is in te zetten. De AIVD, MIVD en NCTV waarschuwen daarom al langer voor het risico van misbruik van Nederlandse infrastructuur door statelijke actoren.5 Het is een belangrijke bevoegdheid en tegelijkertijd een taak van de AIVD en de MIVD om heimelijke beïnvloeding te onderkennen en tegen te gaan. Ook als de beïnvloeding in een ander land plaatsvindt en gebruik maakt van Nederlandse infrastructuur. Op 9 juli jl. is uw Kamer geïnformeerd over de verstoring van een Russische digitale beïnvloedingsoperatie, gericht op de beïnvloeding van het publieke debat in de Verenigde Staten van Amerika. Bij deze beïnvloedingsoperatie werd gebruik gemaakt van een server in Nederland. De MIVD rapporteerde in 2022 over routers die door de Russische militaire inlichtingendienst (Glavnoje Razvedyvatelnoje Oepravlenije, GROe) gebruikt worden als aanvalsinfrastructuur en de verstoring van dat netwerk.6 In 2023 zag de MIVD dat Russische actoren gebruik blijven maken van gehackte infrastructuur van onschuldige gebruikers ten behoeve van digitale spionage-, sabotage- en beïnvloedingsactiviteiten.7
Het is van belang om de Nederlandse ICT-infrastructuur in generieke zin weerbaarder te maken tegen misbruik, daarom zet het kabinet in op de uitvoering van de Nederlandse Cybersecurity Strategie.8
Doet de regering uws inziens voldoende om desinformatiecampagnes in Nederland als ook beïnvloedingscampagnes die gehost worden vanuit Nederland tegen te gaan?
Het kabinet heeft in de Voortgangsbrief Rijksbrede strategie desinformatie, die in juni aan de Tweede Kamer is verzonden, beschreven wat zij deed en welke nieuwe acties zij voornemens zijn te ondernemen. Deze acties zijn onder andere gericht op het versterken van de weerbaarheid van burgers tegen desinformatie.9
Zie verder het antwoord op vraag 5.
Zijn er tijdens de Europese verkiezingen in 2024 aanvullende maatregelen genomen om desinformatienetwerken tegen te gaan? Zo ja, welke en bleken deze effectief? Zo nee, waarom niet?
Ja, er zijn maatregelen genomen in aanvulling op reeds bestaande maatregelen, zowel in samenwerking op Europees niveau, als aanvullende maatregelen op nationaal niveau.
De Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) heeft netwerken van statelijke actoren tijdens de Europese verkiezingen beter in beeld gebracht door deze te identificeren en hierover artikelen te publiceren op de website EUvsDisinfo.10
De Europese Commissie heeft met enkele van de sociale media platformen, NGO’s en nationale toezichthouders, waaronder de ACM, een zogenoemde «stresstest» gevoerd. Hierbij testte de Commissie samen met de platformen of zij klaar waren voor heimelijke verkiezingsbeïnvloeding, zoals desinformatienetwerken, op hun platform en hoe daarmee om te gaan.11 Verder heeft de Commissie richtsnoeren gepubliceerd voor aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines (VLOPS en VLOSE) inzake de beperking van systeemrisico’s voor verkiezingsprocessen.12 Sinds de inwerkingtreding van de DSA is de ACM in Nederland aangewezen als digitaledienstencoördinator. Bij de afgelopen EP-verkiezing was de ACM betrokken bij onder andere de verkiezingstafel.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) werkt samen met andere EU-lidstaten via mechanismen zoals het Rapid Alert System (RAS), de voor de verkiezingen ingestelde geïntegreerde regeling politieke crisisrespons (IPCR) en het European Cooperation Network on Elections (ECNE) om informatie en acties te coördineren en de weerbaarheid te vergroten.
Op nationaal niveau neemt het Ministerie van BZK tijdens de verkiezingen standaard extra maatregelen om de effecten van desinformatienetwerken te verminderen.13 Dit gaat op de eerste plaats om begrijpelijke en transparante communicatie over het verkiezingsproces en de stemprocedure. Als burgers weten hoe het verkiezingsproces werkt, zijn ze minder vatbaar voor desinformatie over dit onderwerp. Daarnaast organiseerde het Ministerie BZK wederom een verkiezingstafels voor vertegenwoordigers van de gemeenten, de Kiesraad en alle veiligheidspartners (Politie, OM, ACM en betrokken ministeries), waar mogelijke risico’s worden besproken die ondermijnend zijn voor het verkiezingsproces. Verder organiseerde het ministerie een webinar voor gemeenteambtenaren waar specifiek is ingegaan op het tegengaan van desinformatie.
Tot slot kan het Ministerie van BZK in bijzondere gevallen haar trusted flagger status inzetten, waardoor meldingen door sociale media platformen met prioriteit worden behandeld. De sociale mediabedrijven maken hierbij altijd hun eigen onafhankelijke afweging of er sprake is van een overtreding van de gebruikersvoorwaarden en dus of actie gerechtvaardigd is. Het ministerie heeft geen bevoegdheid bepaalde content te laten verwijderen. Deze status is voor de EP-verkiezing eenmalig ingezet bij het platform X om een algemene waarschuwing te geven dat er wellicht valse berichten worden verspreid over het verkiezingsproces. Uw Kamer wordt hierover nader geïnformeerd in de evaluatie van de EP-verkiezingen. De Minister van BZK streeft ernaar deze evaluatie begin november aan uw Kamer toe te sturen.
Uit rapporten van de onder de DSA opgerichte Europese digitaledienstenraad en de EDMO (het factcheckers consortium) Task Force blijkt dat er, ondanks pogingen van desinformatienetwerken, geen grote of structurele problemen zijn geweest bij de Europese verkiezingen.14 Ook de nieuwe, onder de DSA opgerichte, Europese digitaledienstenraad concludeert op dit moment dat er geen grootschalige of systemische incidenten hebben plaatsgevonden waardoor het verloop van de Europese verkiezingen is verstoord.15
Biedt de bestaande Europese wet- en regelgeving, met name via de Digital Services Act, voldoende mogelijkheden om op te treden tegen desinformatiecampagnes? Welke nationale en Europese maatregelen zijn er verder nog nodig om desinformatie effectief te bestrijden?
Ja, de desinformatiecampagnes zoals omschreven in het onderzoek van Trollrensics, vonden plaats op X. Dit platform geldt als een zeer grote online platform en valt sinds augustus 2023 onder de DSA. De DSA bevat verschillende bepalingen over inhoudsmoderatie door aanbieders van online tussenhandeldiensten. Volgens de definitie van het begrip «inhoudsmoderatie» (artikel 3, onderdeel t, van de DSA) gaat het dan om zowel illegale inhoud als om informatie die in strijd is met de algemene voorwaarden die de aanbieder toepast, bijvoorbeeld omdat hij deze onwenselijk of schadelijk acht. Desinformatie kan zowel de vorm aannemen van illegale inhoud als schadelijke inhoud. In het geval van het laatste, kan desinformatie en andere schadelijke inhoud vallen onder contractuele beperkingen die in de algemene voorwaarden opgenomen zijn. Daarnaast kan desinformatie ook vallen onder zogenaamde «systeemrisico» zoals beschreven in artikel 34 van de verordening. Tegen dergelijke schadelijke inhoud moeten aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines maatregelen treffen om deze te beperken.
Aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines moeten daarom, bij de beoordeling van systeemrisico’s, bijzondere aandacht besteden aan de manier waarop hun diensten (kunnen) worden gebruikt om misleidende of bedrieglijke inhoud, met inbegrip van desinformatie en gecoördineerde desinformatiecampagnes, te verspreiden of versterken. Het is vervolgens aan de Europese Commissie als bevoegde toezichthouder om toezicht te houden op zeer grote online platformen en onlinezoekmachines. Bij het treffen van maatregelen moeten platformen de rechten van burgers beschermen, zoals het recht op privacy en de vrijheid van meningsuiting.
Daarnaast is uw Kamer recentelijk geïnformeerd over de nieuwe maatregelen die wij nemen in de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie.16 Het Ministerie van BZK heeft opdracht gegeven tot een brede verkenning waarin wordt onderzocht hoe de kwaliteit van het open publieke debat beter kan worden gewaarborgd. Daarbij wordt onderzocht welke kwetsbaarheden het open publieke debat kent, waaronder de wijze waarop desinformatie de Nederlandse democratische rechtsstaat kan ondermijnen en welke interventies het open publieke debat beter kunnen beschermen. Over dit onderzoek en de eerste resultaten wordt uw Kamer eind 2024 geïnformeerd.
Doen grote online platforms volgens u voldoende om desinformatiecampagnes op hun kanalen te bestrijden? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo niet, van welke online platforms verwacht u meer actie en is de Digital Services Act, onder andere, voldoende uitgerust om hen hiertoe te dwingen?
De DSA verplicht zeer grote online platforms en zoekmachines om tenminste jaarlijks een risicobeoordeling te verrichten om te onderzoeken of hun diensten vatbaar zijn voor systeemrisico’s. De verspreiding van desinformatie kan zo’n systeemrisico vormen. Indien dergelijke systeemrisico’s aanwezig zijn, moeten aanbieders van zeer grote online platforms en zeer grote onlinezoekmachines maatregelen treffen om deze te beperken. Dergelijke maatregelen kunnen de aanpassing van hun diensten, online-interfaces, algemene voorwaarden inhoudsmoderatieprocedures, algoritmische systemen of aanbevelingssystemen omvatten.
Het is nu nog te vroeg om volledig te kunnen vaststellen of zeer grote online platforms en zoekmachines voldoende maatregelen nemen om systeemrisico’s, waaronder de verspreiding van desinformatie, te mitigeren. Dat oordeel is in de eerste plaats aan de Europese Commissie als bevoegde toezichthouder. In het geval van niet-naleving van de bepalingen door zeer grote online platformen en zeer grote onlinezoekmachines kan de Europese Commissie handhavingsmaatregelen. Zo kan de Europese Commissie bijvoorbeeld een maximale boete opleggen tot 6% van de wereldwijde omzet van een zeer groot online platform.
De Europese Commissie is voortvarend gestart met het toezicht, ook op de verplichtingen van artikel 34 en 35 DSA. Op 18 december 2023 is ze een formele procedure gestart tegen X. Onder meer omdat ze twijfelt aan de doeltreffendheid van de maatregelen die X neemt ter bestrijding van desinformatie. Deze procedure loopt nog. Op 12 juli j.l. heeft de Europese Commissie zijn voorlopige bevindingen naar X gestuurd.17 Daarnaast is ze een formele procedure gestart tegen Meta. De systeemrisico-analyses van Meta, de risico’s van desinformatie, en de maatregelen die Meta daartoe heeft genomen zijn onderdeel van die procedure.18 Wij volgen de voortgang van deze procedures en ondersteunen de Europese Commissie waar nodig in haar rol als toezichthouder op de naleving van de DSA.
Welke stappen gaat u nemen om samen met uw ambtsgenoten in de EU op te treden tegen deze vorm van buitenlandse verkiezingsbeïnvloeding? Bepleit u samen met hen een gezamenlijke boodschap richting de nieuwe Europese Commissie?
Het hoofdlijnenakkoord omschrijft dat de overheid zich inzet om de maatschappij weerbaar te maken tegen desinformatie. Dit belang dragen we ook in de EU uit. Het kabinet staat in EU verband in nauw contact met andere landen waar het buitenlandse beïnvloeding betreft. Concrete voorbeelden hiervan zijn het Europese Rapid Alert System (RAS) en het European cooperation network on elections (ECNE). In deze gremia zijn onder andere signalen over desinformatie, maatregelen om hiermee om te gaan en de laatste wetenschappelijke inzichten uitgewisseld. Leden van de Europese lidstaten doen mee om de negatieve impact van desinformatie zo effectief mogelijk aan te pakken en van elkaar te leren. Via deze wegen worden ook FIMI-campagnes19 gesignaleerd, vindt uitwisseling plaats over de verschillende verschijningsvormen van FIMI en worden best practices gedeeld over het verhogen van de weerbaarheid en responsmogelijkheden. Waar nodig wordt gekeken naar een gezamenlijke reactie. Nederland participeert actief, o.a. door via het Rapid Alert System vertaalde versies van de Rijksbrede Strategie en de Kamerbrief Weerbaarheid Verkiezingsproces te delen.
De nieuwe Europese Commissie zal op het onderwerp desinformatie nieuwe stappen willen zetten. Dat blijkt uit de politieke richtlijnen van de herkozen Commissievoorzitter.20 Het is nu aan de Commissie om binnen hun mandaat met nieuwe voorstellen te komen. Uw Kamer wordt hier te zijner tijd over geïnformeerd.
Wat is de stand van zaken van de motie van de leden Piri en Paternotte over het in de Europese Raad pleiten voor onderzoek naar buitenlandse inmenging in de Europese Parlementsverkiezingen?3
Deze motie is uitgevoerd. De Minister-President heeft tijdens de informele Europese Raad van 17 juni 2024 zijn zorgen overgebracht over mogelijke buitenlandse inmenging in de EP-verkiezingen.22 De Minister-President gaf daarbij aan dat een onderzoek wenselijk is als er indicaties van inmenging zijn. Een dergelijk onderzoek op Europees niveau zou in de eerste plaats aan het EP zijn, in samenwerking met de Belgische autoriteiten.
Kunt u de vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
De kabinetsreactie op de invoeringstoets van de Wet open overheid (Woo) |
|
Inge van Dijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Klopt de conclusie uit de invoeringstoets dat het bij ministeries onbekend is hoeveel FTE exact bezig is met het behandelen van Woo-verzoeken? Wat is uw reactie hierop?
Het klopt dat daar op dit moment geen volledig zicht op is. Wel is het beeld dat de capaciteit voor de afhandeling van Woo-verzoeken de afgelopen jaren fors is uitgebreid. Het is uitdagend om hier volledig zicht op te krijgen gelet op de vele verschillende medewerkers die direct of indirect betrokken zijn bij de uitvoering van de Woo en de afhandeling van Woo-verzoeken.1 Tegelijkertijd vind ik het wel van belang om hier beter zicht op te krijgen. Als kabinet willen we namelijk toewerken naar een goed werkend en uitvoerbaar openbaarheidsstelsel, zowel voor verzoekers als voor bestuursorganen. Mede om die reden wordt ook het onderzoek naar de concrete uitvoeringslasten, kosten en (benodigde) capaciteit voor de afhandeling van Woo-verzoeken uitgevoerd.
Wanneer start het onderzoek naar de concrete uitvoeringslasten, kosten en (benodigde) capaciteit voor de uitvoering van de Woo en wanneer moet dit onderzoek afgerond zijn?
Ik wil het onderzoek zo snel mogelijk laten starten en verwacht dat het onderzoek in het eerste kwartaal van 2025 kan worden opgeleverd.
Wie gaat dit onderzoek uitvoeren?
Dat is nog niet besloten. De onderzoeksopdracht moet nog via de reguliere inkoopprocedures worden verstrekt.
Wilt u in dit onderzoek expliciet maken hoeveel FTE exact bezig is met het behandelen van Woo-verzoeken?
Ja, voor zover mogelijk moet dat met dit onderzoek inzichtelijk worden gemaakt.
Bent u bereid om in dit onderzoek ook de uitvoeringslasten voor decentrale overheden mee te nemen, aangezien met name gemeenten tegen grote druk op de uitvoering aanlopen?
Ja, decentrale overheden zullen ook meegenomen worden in dit onderzoek. Dat zullen we in samenwerking met de koepels van de medeoverheden (VNG, IPO en UvW) doen.
Bent u bereid om in dit onderzoek ook de uitvoeringslasten van Woo-verzoeken ingediend bij de Tweede Kamer-organisatie mee te nemen en daarover in overleg te treden met de Tweede Kamer-organisatie?
Ja, daar ben ik toe bereid. Ik zal hierover in overleg treden met de Tweede Kamer-organisatie.
Wilt u in dit onderzoek ook meenemen hoe de uitvoeringslasten van Woo-verzoeken zich verhouden tot de maatschappelijke opbrengsten?
Nee, het aangekondigde onderzoek is expliciet gericht op de uitvoeringslasten, kosten en (benodigde) capaciteit voor de afhandeling van Woo-verzoeken. Het meenemen van de maatschappelijke opbrengsten zou het onderzoek compliceren en vertragen. Wel wordt in het kader van het Actieplan Open Overheid 2023–2027 al een onderzoek naar de maatschappelijke baten van transparantie uitgevoerd.2
Wilt u onderzoeken hoe in de Woo een belangenafweging tussen de maatschappelijke kosten en opbrengsten van een verzoek kan worden geïntroduceerd, gezien de uitwassen in de uitvoeringspraktijk?
Nee, op dit moment nog niet. Ik vind het van belang eerst de uitkomsten van het onderzoek naar de concrete uitvoeringslasten, kosten en (benodigde) capaciteiten af te wachten. Op het moment dat de verschillende onderzoeken zijn afgerond, ga ik graag met uw Kamer in gesprek over welke maatregelen er aanvullend nodig zijn om de Woo beter uitvoerbaar te maken.
Wat gaat u precies doen met de conclusie van de invoeringstoets dat meer anti-misbruikmaatregelen nodig zijn, behalve slechts de constatering dat hiervoor een wetswijziging nodig is?
Zoals aangekondigd in de kabinetsreactie, zal er onder andere met de koepels van de medeoverheden in overleg worden getreden over wat er nodig is om misbruik en oneigenlijk gebruik van de Woo tegen te gaan. Daarbij wil ik in eerste instantie bezien wat binnen de huidige kaders van de Woo al mogelijk is.
Wilt u aan de slag gaan met deze wetswijziging in lijn met de aanbevelingen uit de invoeringstoets om misbruik van de Woo tegen te gaan en daarbij ook de begrenzingen meenemen zoals die in Duitsland en Estland gelden?
Zoals aangegeven bij vraag 8, wil ik eerst de resultaten van het onderzoek naar de concrete uitvoeringslasten, kosten en (benodigde) capaciteit voor de afhandeling van Woo-verzoeken afwachten, zodat op basis daarvan een goed onderbouwd besluit kan worden genomen over wat adequate maatregelen zijn, met inbegrip van aanpassingen van het wettelijk kader, om de Woo beter uitvoerbaar te maken.
De voorbereiding van de BES-eilanden op het orkaanseizoen |
|
Raoul White (GroenLinks-PvdA) |
|
Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Orkaan Beryl in het Caribisch gebied»?1
Ja.
Deelt u de verwachting van het KNMI dat er sprake kan zijn van «een ongekend actief orkaanseizoen met twintig genaamde tropische stormen en negen orkanen waarvan vier van de zware categorieën»? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit komt voort uit onderzoek van onder andere het KNMI.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de voorbereiding op orkanen op Bonaire, Sint Eustatius, Saba, Curaçao, Aruba en Sint Maarten (de BES- en CAS-eilanden)?
Zowel de autonome landen (Aruba, Curaçao en Sint Maarten) als de openbare lichamen (Bonaire, St. Eustatius en Saba) zijn zelf verantwoordelijk voor hun rampenbestrijding en crisisbeheersing en dus ook de voorbereiding op orkanen. Echter, wanneer een orkaan de eilanden raakt is -mede gelet op de kleinschaligheid en afhankelijkheid van de eilanden- voorzienbaar dat er hulp en bijstand moet worden geboden om de eilanden te ondersteunen. Alle direct betrokkenen, zowel in het Caribisch deel van het Koninkrijk als in Den Haag, zijn alert en zijn zich bewust van het verhoogde risico.
Het KNMI staat in nauw contact met de BES-eilanden. Zo kunnen daar besluiten worden genomen op basis van de meest actuele informatie. Potentiële risico’s worden zo vroeg mogelijk geïdentificeerd en proactief met de eilanden gedeeld. De CAS-landen hebben hun eigen météo-diensten. Informatie wordt wel onderling uitgewisseld.
Deelt u de mening dat gezien de verwachting van het KNMI en het feit dat nooit eerder een orkaan in de Atlantische Oceaan zo vroeg de vierde categorie bereikte als Beryl, dat extra voorzorgsmaatregelen op de BES-eilanden nodig zijn om de gevolgen van dergelijke orkanen te beperken? Zo ja, waarom en heeft of gaat u hierover contact opnemen met de besturen van de BES- en CAS-eilanden? Zo nee, waarom niet?
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is verantwoordelijk voor het stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing in Caribisch Nederland.
De openbare lichamen en de Caribische landen binnen het Koninkrijk zijn op de hoogte van de verwachting van het KNMI dat 2024 een zeer actief orkaanseizoen wordt. De openbare lichamen en de Caribische landen zijn verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen ter voorbereiding op rampen zoals orkanen
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en ik werken gezamenlijk met de crisispartners, waaronder de Caribische landen en openbare lichamen, aan het verder versterken van de respons en de samenwerking tijdens een ramp of crisis in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zo is onder meer voor de derde keer de Week van de Crisisbeheersing in mei jl. georganiseerd waar concrete werkafspraken zijn gemaakt ter voorbereiding op het orkaanseizoen. Dit heeft onder andere geleid tot de Tropical Cyclone Briefing waarbij het KNMI de Rijkspartners, openbare lichamen en desgewenst de autonome Caribische landen bijtijds brieft over gevaarlijke weersomstandigheden.
Deelt u de mening dat de gevolgen van klimaatverandering, waaronder het opwarmende wateroppervlakte, kunnen bijdragen aan steeds zwaardere en vaker voorkomede orkanen in het Caribisch gebied? Zo nee, waarom niet?
Dit is een uitkomst uit onderzoek van onder andere het KNMI.
Op welke manier wordt het risico van orkanen in de klimaatplannen met betrekking tot Caribisch Nederland meegenomen? Wordt hierin ook risicomanagement, herstel en de onderlinge afhankelijkheid van de eilanden met betrekking tot medische zorg, voedsel en brandstof meegenomen?
De eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn gedurende 2024 bezig klimaatplannen te ontwikkelen, zoals eerder aan de Kamer toegezegd. De klimaatplannen zullen ook inzichtelijk moeten maken hoe om te gaan met een toename aan extreem weer, zoals orkanen. Het Rijk ondersteunt de BES-eilanden met inzet van middelen en expertise. Zo is er opdracht gegeven voor een feitenrelaas dat gebruikt kan worden als basis voor deze klimaatplannen. In dit feitenrelaas zullen hierin de te verwachte effecten van de klimaatverandering op de verschillende maatschappelijke en economische sectoren in kaart worden gebracht. Hierbij worden ook relevante regionale effecten meegenomen. Dit zal een basis vormen om te bepalen waar aanvullende maatregelen nodig zijn.
Gaat u er voor zorgen dat uiterlijk eind 2024 de klimaatplannen voor het Caribisch deel van het Koninkrijk gereed zijn en dat nog voor het orkaanseizoen van 2025 alle benodigde maatregelen en de financiële middelen beschikbaar zijn? Zo ja, kunt u de Kamer nog voor de behandeling van de begroting van Koninkrijksrelaties op de hoogte stellen van de stand van zaken ten aanzien van de klimaatplannen op dat moment en de dan getroffen en nog te treffen maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Het orkaanseizoen start elk jaar op 1 juni. Voorafgaand hieraan worden alle voorbereidingen getroffen en alle procedures herijkt. Dit staat los van de klimaatplannen, deze gaan over de weerbaarheid tegen klimaatverandering vergroten op langere termijn.
De klimaatplannen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden geschreven door de openbare lichamen met ondersteuning van het Rijk. Het Rijk zet uiteraard erop in om deze plannen zo snel mogelijk gereed te hebben, maar heeft ook oog voor het capaciteitsvraagstuk waar de openbare lichamen mee te maken hebben.
U wordt in het najaar geïnformeerd over de voortgang.