Het gebruik van lijmvallen voor ratten en muizen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat het gebruik van lijmvallen voor ratten en muizen in Vlaanderen sinds 1 januari 2025 verboden is en dat er ook wordt gewerkt aan een verkoop- en reclameverbod van deze middelen?1
Ja.
Onderschrijft u de wetenschappelijke inzichten dat lijmvallen extreem veel leed veroorzaken bij de dieren die erop vast komen te zitten? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke bronnen baseert u zich dan?234
Ik wil benadrukken dat ik het welzijn van dieren zeer belangrijk vind en onderschrijf dan ook de wetenschappelijke inzichten dat het gebruik van lijmvallen voor onnodig lijden kan zorgen. Juist vanwege dierenwelzijn is het zich buiten bevinden met lijm, als kan worden aangenomen dat deze lijm zal worden gebruikt voor het vangen of doden van dieren, reeds verboden.
Deelt u de stelling van Vlaams Minister Weyts dat er «weinig verbeeldingskracht nodig [is] om zich de doodstrijd in te beelden van een dier dat vastgelijmd geraakt»?5
Ja, ik ben me zeer bewust van de impact die lijmvallen hebben op dieren.
Deelt u de mening dat lijmvallen bovendien onnodig dierenleed veroorzaken, omdat er andere manieren zijn om overlast door ratten en muizen op te lossen, onder andere door het treffen van preventieve maatregelen? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke inzichten baseert u zich dan?
Ja, wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat lijmvallen onnodig dierenleed kunnen veroorzaken. Professionele plaagdierbeheersers moeten werken volgens het «Integrated Pest Management» (IPM) systeem. Daarbij ligt de nadruk op het voorkómen (preventie) in plaats van bestrijden. Om de omgeving onaantrekkelijk te maken voor plaagdieren wordt er eerst ingezet op adequate wering en hygiëne en zo mogelijk het wegnemen van voedselbronnen. Als dat niet werkt, wordt ingezet op niet-chemische bestrijdingsmiddelen, zoals klapvallen. Werken deze bestrijdingsmiddelen niet of is de volksgezondheid in gevaar, dan is het professioneel gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen alleen toegestaan door gecertificeerde plaagdierbeheersers in het kader van IPM.
Sinds 2017 is het toepassen van IPM verplicht voor professionele plaagdierbeheersers bij het bestrijden van ratten en muizen buiten gebouwen. Sinds 2023 is IPM ook verplicht voor professionele plaagdierbeheersers bij het bestrijden van ratten en muizen binnen gebouwen.
Deelt u de mening dat lijmvallen, buiten de negatieve effecten op ratten en muizen, een risico vormen voor andere (beschermde) diersoorten die regelmatig op deze vallen vast komen te zitten? Zo nee, waarom niet?6
Ik deel de mening dat een niet-selectief middel als lijm een risico vormt voor (beschermde) soorten. Voor alle beschermde dieren – ongeacht of zij zich binnen of buiten bevinden – geldt dat het opzettelijk vangen of doden zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit verboden is (artikel 11.37 lid 1 sub a Besluit activiteiten leefomgeving voor vogels, artikel 11.46 lid 1 voor habitatrichtlijn soorten en artikel 11.54 lid 1 sub a voor andere soorten). Onder «opzet» wordt ook voorwaardelijke opzet begrepen, dus het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat dieren worden gevangen of gedood. Voor andere soorten geldt dat een ieder die een in het wild levend dier vangt of doodt, moet voorkomen dat het dier onnodig lijdt (artikel 11.28 Besluit activiteiten leefomgeving, Omgevingswet).
Kunt u aangeven of het gebruik van lijmvallen in Nederland al verboden is op grond van de Wet dieren en/of de Omgevingswet? Wordt hier dan ook op gehandhaafd, door wie en hoeveel overtredingen van dit verbod worden er per jaar geconstateerd en beboet, indien dat het geval is?
In artikel 11.28 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Omgevingswet) staat dat een ieder die een in het wild levend dier doodt of vangt, moet voorkomen dat het dier onnodig lijdt. Omdat het vangen van knaagdieren met een lijmval in de praktijk onnodig lijden met zich meebrengt, maakt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij constatering van de vangst van knaagdieren met een lijmval een proces-verbaal op.7 Vooral in horecabedrijven en detailhandel wordt gebruik gemaakt van lijmvallen. In 2024 en 2025 (tot 1 mei 2025) zijn respectievelijk 98 en 33 processen-verbaal opgemaakt na constatering van ratten of muizen op lijmplanken. Het zich buiten bevinden met lijm is verboden op grond van artikel 11.72 Besluit activiteiten leefomgeving, als kan worden aangenomen dat deze lijm zal worden gebruikt voor het doden of vangen van dieren. Provincies kunnen met maatwerkregels of maatwerkvoorschriften afwijken van dit verbod.
Bent u bereid om, net als in Vlaanderen, over te gaan tot een verbod op het gebruik van lijmvallen, indien het gebruik van lijmvallen in Nederland nog niet verboden is? Zo ja, wanneer bent u voornemens hiermee te komen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 2 aangeef kan het gebruik van lijmvallen voor onnodig lijden zorgen. Het zich buiten gebouwen bevinden met lijm is al verboden op grond van artikel 11.72 Besluit activiteiten leefomgeving, als kan worden aangenomen dat deze lijm zal worden gebruikt voor het doden of vangen van dieren. Het gebruik van lijm binnen zonder omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit is toegestaan, mits uit te sluiten is dat beschermde soorten worden gedood of gevangen én het gebruik geen onnodig lijden veroorzaakt. In de praktijk is het voorkomen van onnodig lijden weerbarstig gebleken.
Ik juich het toe dat de brancheverenigingen voor plaagdierbeheersers hebben aangegeven met een voorstel te willen komen voor een streng protocol dat onnodig lijden moet voorkomen bij het gebruik van lijmplanken in gebouwen. Samen met de NVWA ga ik hierover in gesprek met de brancheverenigingen, met als doel onnodig lijden te voorkomen. Daarna wil ik, afhankelijk van de uitkomsten van deze gesprekken, de mogelijkheden om te komen tot een eventueel verbod op het gebruik en de verkoop van lijmvallen onderzoeken. Hierbij betrek ik de NVWA, de brancheverenigingen en de ervaringen van mijn Belgische collega’s. Ik informeer uw Kamer in het derde kwartaal van 2025 over de resultaten en vervolgstappen die voortkomen uit deze gesprekken.
Bent u ermee bekend dat lijmvallen voor ratten en muizen nog op grote schaal worden verkocht via Nederlandse webshops?78910
Ja, dat is mij bekend. De verkoop van lijmvallen is niet verboden.
Bent u, net als in Vlaanderen, bereid over te gaan tot een verbod op de verkoop, het in bezit hebben en het (online) adverteren van lijmvallen? Zo ja, wanneer bent u voornemens hiermee te komen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord bij vraag 7.
Bent u bereid om zich ook in de Europese context, eventueel samen met Belgische collega’s, in te zetten voor een verbod op het gebruik van lijmvallen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier en termijn gaat u hier uitvoering aan geven?
Zoals ik bij vraag 2 en 7 aangeef, zal ik eerst samen met de NVWA in gesprek gaan met de brancheverenigingen voor plaagdierbeheersers. Ook zal ik bij mijn collega’s in België navraag doen naar de ervaringen daar. Ik informeer uw Kamer in het derde kwartaal van 2025 over de resultaten en vervolgstappen die voortkomen uit deze gesprekken.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Omdat ik moet afstemmen met de NVWA, brancheverenigingen voor plaagdierbeheersers en andere departementen lukt het mij niet om de vragen binnen de daarvoor gestelde termijn te beantwoorden.
Ernstige en structurele misstanden bij de ganzenjacht |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met de op 2 april 2025 gemaakte beelden van de ganzenjacht bij Stolwijk, waarbij een jager een gewonde gans aan zijn nek rondslingert en het dier vervolgens spartelend op de grond achterlaat zonder controle op de dood?1
Ik ben bekend met de beelden.
Erkent u dat deze methode (cervicale dislocatie) wettelijk niet is toegestaan voor het doden van ganzen, zoals vastgelegd in artikel 8.74q, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving? Zo nee, wat is dan uw juridische onderbouwing?
Op de beelden lijkt te zien hoe een aangeschoten nijlgans wordt gedood door de nek te breken (cervicale dislocatie).
Artikel 8.74q van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) bevat voorschriften die moeten worden opgenomen in omgevingsvergunningen voor het doden of vangen van beschermde vogels op grond van de vogelrichtlijn. Het derde lid van art 8.74q bepaalt inderdaad dat in een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit voor het doden van vogels, gebruikmaking van de dodingsmethode cervicale dislocatie alleen mag worden toegestaan voor het doden van in nood verkerende, gewonde vogels van een omvang kleiner dan of gelijk aan eenden.
Omdat het hier echter een nijlgans betreft, een exoot die niet op basis van de vogelrichtlijn beschermd wordt, is bovenstaande bepaling niet op deze situatie van toepassing.
Wel geldt voor het doden van alle in het wild levende dieren in het kader van jacht of faunabeheer de zorgplicht van artikel 11.27 lid 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dat artikel bepaalt dat eenieder die een in het wild levend dier doodt moet voorkomen dat het dier onnodig lijdt.
Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen of in dit geval sprake is van een overtreding en of hiertegen handhavend opgetreden wordt. In dit geval is dat de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, die namens de provincie toezicht op het faunabeheer in Zuid-Holland. Ik heb de beelden met de provincie Zuid-Holland gedeeld.
Deelt u de mening dat de betrokken jager duidelijk niet beschikte over de vereiste deskundigheid om deze dodingsmethode humaan en effectief toe te passen, en dat bovendien een alternatief voorhanden was? Zo nee, op welke wetenschappelijke experts baseert u zich dan?2
Ik kan op basis van deze video niet beoordelen of de betrokken jager over de deskundigheid beschikt om deze dodingsmethode humaan en effectief toe te passen en of een alternatief voorhanden was.
Zie mijn antwoord bij vraag 2 voor de bevoegde instantie voor toezicht op het faunabeheer in Zuid-Holland.
Hoe beoordeelt u de reactie van de gemeente Krimpenerwaard die stelt geen taak te hebben, ondanks een eigen Nota Dierenwelzijn en het feit dat hier mogelijk sprake is van dierenmishandeling in de openbare ruimte? Wie heeft volgens u dan wel de taak om in te grijpen en de dieren te beschermen, waarbij u wordt verzocht te verwijzen naar de exacte stukken van de wet- en regelgeving waar u zich op baseert?3
Op basis van artikel 18.2 Omgevingswet is de provincie het bevoegd gezag voor flora en fauna-activiteiten en belast met het bestuursrechtelijk handhaven van de algemene regels en omgevingsvergunningen. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2, houdt in dit geval de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid namens de provincie Zuid-Holland toezicht op het faunabeheer. Op de website van de Omgevingsdienst staat aangegeven hoe melding kan worden gemaakt van misstanden of vermeende overtredingen.
Overtredingen van voorschriften van omgevingsvergunningen voor flora en fauna-activiteiten zijn tevens overtredingen op basis van art 1a, onder 3 in combinatie met artikel 2 lid 3 van de Wet op de economische delicten. Voor het opsporen van dergelijke strafbare feiten is onder andere de politie bevoegd.
Wordt er actief toezicht gehouden op jachtactiviteiten, waaronder zogeheten «faunabeheer» en «schadebestrijding» in en rondom natuurgebieden zoals Polder het Beijersche, dat direct grenst aan de plek van dit incident? Zo nee, waarom niet?
Namens de provincie Zuid-Holland houdt de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid toezicht op het faunabeheer in de gehele provincie Zuid-Holland. Dat gebeurt binnen en buiten natuurgebieden. Daarnaast heeft de politie een handhavende taak in het buitengebied.
Hoe vaak is er in Zuid-Holland in de afgelopen vijf jaar daadwerkelijk gecontroleerd op naleving van jachtregels? Hoeveel overtredingen zijn er vastgesteld?
In het betreffende voorval is formeel geen sprake van jacht, maar van exotenbeheer. De provincie Zuid-Holland laat mij weten dat de toezichthouders van de omgevingsdienst vrijwel dagelijks en gedurende het gehele jaar op pad zijn om in het veld te controleren op de naleving van de regels over activiteiten die de natuur betreffen, waaronder ook activiteiten in het kader van jacht en faunabeheer. Gemiddeld worden daarbij jaarlijks 150 tot 200 faunabeheerders in het veld gecontroleerd, aldus de provincie. De provincie Zuid-Holland laat weten dat daarbij over het algemeen geen ernstige overtredingen worden geconstateerd.
Bent u bekend met onderzoek waaruit blijkt dat 17 procent van de brandganzen en 22 procent van de grauwe ganzen in Nederland rondloopt met hagel in het lichaam als gevolg van jacht («crippling»)? Wat vindt u hiervan?4
Mij is bekend dat een aanzienlijk deel van de ganzen die zich in Nederland bevinden hagel in het lijf heeft. Ik vind dit onwenselijk.
Hoe duidt u het feit dat er structureel beelden opduiken van dieren die langdurig lijden na jachtschoten, waaronder een spartelende gans in Reeuwijk, een mishandelde eend bij Ransdorp, en een haas die met negen stokslagen wordt gedood in Hof van Twente?5
Ik kom op basis van deze beelden niet tot de conclusie dat er structureel beelden opduiken van dieren die langdurig lijden. Wel maak ik me zorgen over de opduikende beelden. Ik roep eenieder op die beelden bezit van (vermoedelijke)
diermishandeling dit te melden bij de omgevingsdienst of de provincie.
Bent u bereid onafhankelijk onderzoek te laten doen naar het functioneren van toezicht en handhaving op jachtactiviteiten in Nederland en een toegankelijk meldpunt voor burgers in te stellen? Zo nee, waarom niet en op welke recente onafhankelijke onderzoeken baseert u dan uw oordeel over toezicht en handhaving op jachtactiviteiten?
Het is op dit moment al mogelijk voor burgers om melding te maken van vermeende overtredingen. Dit kan bij de omgevingsdienst van de provincie, Zuid-Holland-Zuid in dit geval. Bij betrapping op heterdaad kan de politie direct worden ingeschakeld. Een apart meldpunt is daarom niet nodig. Ik zie ook nog onvoldoende aanleiding om een apart onderzoek in te stellen. Het is vooral belangrijk dat mensen gebruik maken van de mogelijkheden die er al zijn, als ze overtredingen zien.
Deelt u de conclusie van Nettie Dekker dat het massaal afschieten van ganzen niet leidt tot minder schade, noch tot een kleinere populatie? Zo nee, op welke recente onafhankelijke (bijvoorbeeld niet gerelateerd aan jagers en faunabeheereenheden) wetenschappelijke inzichten baseert u zich dan op?6
Provincies zijn verantwoordelijk voor beleid voor ganzen. Het is aan hen om besluiten te nemen over beheer en schadebestrijding en om die besluiten te motiveren.
Bent u bereid om extensieve graslandmaatregelen en vermindering van het voedselaanbod in te zetten als alternatief voor het huidige beleid van afschot? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke bronnen baseert u zich dan?
Zie antwoord op vraag 10
Bent u bereid de ganzenjacht in Zuid-Holland op te schorten zolang het onderzoek naar de misstanden bij Stolwijk loopt? Zo nee, hoe gaat u er dan voor zorgen dat de misstanden zich niet herhalen en dat de dieren worden beschermd?
Jacht op ganzen is in Nederland niet toegestaan. Ganzen mogelijk uitsluitend worden geschoten in het kader van beheer en schadebestrijding. Provincies zijn verantwoordelijk voor beleid voor ganzen. Het is aan hen om besluiten te nemen over beheer en schadebestrijding en om die besluiten te motiveren.
Kunt u uitsluiten dat het incident bij Stolwijk plaatsvond tijdens het broedseizoen? Hoe wordt hierop gecontroleerd, door wie precies, hoe vaak en hoe onafhankelijk?
Zie antwoord op vraag 10. Handhaving is een bevoegdheid van het bevoegd gezag, in dit geval gedeputeerde staten van de provincie Zuid Holland.
Bent u op de hoogte dat het schot viel om 09:45 uur op 2 april 2025 tussen de Beijerscheweg en Achterbroek, grenzend aan natuurgebied Polder het Beijersche? Was de jacht, oftewel «faunabeheer», «schadebestrijding», daar toegestaan?
De precieze tijd van het schot is mij niet bekend, maar op dat moment en op die locatie was volgens het betreffende bevoegd gezag het beheer en de bestrijding van diverse diersoorten, waaronder nijlganzen toegestaan op basis van het aanwijzingsbesluit exoten en verwilderde dieren.
Bent u bereid te erkennen dat het lijden van dieren bij de jacht, of «faunabeheer», «schadebestrijding, geen incident is, maar structureel voorkomt en dat het gebrek aan optreden door provincies en toezichthouders een systeemprobleem vormt waarvoor dringend ingrijpen nodig is? Zo nee, op welke wetenschappelijke onderzoeken en feiten baseert u zich dan?7
Degene die gerechtigd is schadebestrijding uit te voeren heeft op grond van artikel 11.27 lid 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving de plicht om onnodig lijden te voorkomen. De omgevingsdienst van de provincie en de politie zien toe op handhaving van die plicht.
De relatie tussen pachtnormen en teeltopbrengsten |
|
André Flach (SGP) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de wijze waarop de pachtnormen voor los land worden bepaald?1
Ja, ik ben bekend met de wijze waarop de pachtnormen voor los land worden bepaald. Dit is conform het Pachtprijzenbesluit 2007. Op 12 juni 2024 is de Tweede Kamer (Kamerstuk 27 924, nr. 87) geïnformeerd over de pachtnormen voor 2024.
Deelt u de mening dat in diverse pachtregio’s de regionormen in vergelijking met andere pachtregio’s niet goed zijn te verklaren vanuit de teeltopbrengsten?
Nee, ik deel deze mening niet. De steekproef met gebruikmaking van de gegevens vanuit het bedrijveninformatienet (BIN) is zorgvuldig samengesteld op basis van representativiteit van bedrijfstypen en grootteklassen, zodat deze een betrouwbare afspiegeling van de populatie in een bepaalde pachtregio biedt.
Hoewel de hoogte van de pachtnormen in diverse pachtregio’s opvallen is dit een gevolg van een hoge bedrijfsintensiteit in deze regio die wordt weerspiegeld in de resultaten. Zo zijn de pachtprijzen voor de pachtregio IJsselmeerpolders gelijk aan de grondprijzen van niet verpachte grond in Flevoland zoals gepubliceerd door het Kadaster en de gemiddelde Standaardopbrengst (per hectare) zoals gepubliceerd door het CBS.
Kunt u aangeven of de bedrijven afkomstig uit het Bedrijven-informatienet (BIN), die de basis vormen voor het bepalen van de regionorm, representatief zijn voor het desbetreffende pachtnormgebied en aan de criteria voor het berekenen van de regionorm voldoen?
De groep van bedrijven die in de steekproef betrokken zijn wordt met gebruikmaking van de gegevens van het BIN nauwgezet samengesteld op basis van representativiteit conform het Pachtprijzenbesluit 2007. Daarnaast wordt het BIN periodiek op representativiteit gecheckt. De resultaten hiervan zijn publiek beschikbaar2. Ik heb daarom geen reden om te twijfelen aan de representativiteit.
Heeft u inzicht in de wijze waarop bovengenoemde bedrijven, die na maximaal vijf jaar vervangen zouden moeten worden, worden geselecteerd? Op welke wijze ziet u toe op de geschiktheid en de representativiteit van deze bedrijven?
In de vraag wordt verondersteld dat bedrijven na maximaal vijf jaar automatisch uit de steekproef van het BIN worden gehaald en vervangen. In de praktijk is dit echter niet het geval: het BIN werkt niet met «automatische rotatie», maar met «minimale rotatie». Tot 2005 werd in het LEI-boekhoutnet, de voorganger van het BIN, wel gebruik gemaakt van een rotatiemodel (automatische rotatie). Bedrijven werden op basis van toeval geselecteerd uit de landbouwtelling, en jaarlijks werd een deel van de steekproef vervangen om mogelijke leereffecten bij deelnemers te beperken. Na de eeuwwisseling is dit beleid heroverwogen. In 2005 is op basis van onderzoek door Wageningen Universiteit (WUR)3 aanbevolen om over te stappen op minimale rotatie.
Minimale rotatie houdt in dat bedrijven alleen worden vervangen als ze niet meer voldoen aan de steekproefcriteria, stoppen met het bedrijf of hun deelname beëindigen. Deze aanpak waarborgt de representativiteit en maakt het mogelijk om structurele ontwikkelingen binnen de sector goed te volgen. Voor langjarige studies is deze methode bijzonder geschikt vanwege de consistente dataverzameling, terwijl ze ook bruikbaar blijft voor analyses op basis van éénjarige gemiddelden. De keuze voor een «natuurlijk roterend panel» is daarmee bewust en goed onderbouwd. Sinds de inwerkingtreding van het Pachtprijzenbesluit 2007 wordt minimale rotatie ook toegepast bij de berekening van de pachtnormen.
Zoals aangegeven onder vraag 3 wordt deze groep van bedrijven zorgvuldig samengesteld op basis van representativiteit, conform de eisen van het Pachtprijzenbesluit 2007. Daarnaast wordt het BIN periodiek getoetst op representativiteit. De uitkomsten van deze toetsingen zijn openbaar beschikbaar4. Ik heb daarom geen reden om te twijfelen aan de representativiteit van de steekproef.
Kunt u aangeven in welke mate de neveninkomsten op de geselecteerde bedrijven (waarbij die neveninkomsten 25 procent of minder van de totale opbrengst uitmaken) voor het bepalen van de regionorm meewegen in het resultaat van deze bedrijven?
In 2010 heeft de commissie pachtnormen onderzoek gedaan naar het schrappen van nevenactiviteiten en geadviseerd om bedrijven met meer dan 25% opbrengsten uit neventakken uit te sluiten van de pachtnormberekening5. Sinds 2011, waarin het Pachtprijzenbesluit op dat punt is aangepast, worden inkomsten uit nevenactiviteiten expliciet gemonitord binnen het BIN, en sindsdien worden bedrijven mede op basis van hun neveninkomsten geselecteerd of uitgesloten voor de pachtnormenberekening (artikel 5.2 van het Pachtprijzenbesluit). In het jaarlijkse pachtprijzenrapport worden geen gegevens gedeeld over het aandeel van neveninkomsten in de totale opbrengst van bedrijven. In de bedrijfsboekhouding kunnen opbrengsten uit nevenactiviteiten doorgaans wel worden herkend, maar het is vaak lastig om de daaraan verbonden kosten afzonderlijk te specificeren.
Deelt u de mening dat alleen de opbrengsten direct gerelateerd aan de grondgebonden agrarische activiteit van de bedrijven uit het BIN moeten meewegen voor het bepalen van de regionorm, zoals bedoeld in art 7:327 van het Burgerlijk Wetboek?
Nee, deze mening deel ik niet. In artikel 7:327 lid 2 uit het Burgerlijk Wetboek wordt specifiek aangegeven dat de pachtprijzen in een redelijke verhouding staan tot de bedrijfsuitkomsten bij een behoorlijke bedrijfsvoering, met dien verstande, dat bij het vaststellen van die regelen de redelijke belangen van de verpachter mede in acht worden genomen. De berekeningen van de pachtnormen zijn daarbij eveneens gebaseerd op de bepalingen uit het Pachtprijzenbesluit 2007 met betrekking tot het vaststellen van de pachtnormen voor de agrarische woning en de bedrijfsgebouwen.
Op welke wijze bent u voornemens ervoor te zorgen dat de twijfels over de representativiteit van de bedrijvenselectie in het BIN weggenomen worden, bijvoorbeeld door meer openheid te geven over de selectie van bedrijven in de verschillende regio’s zonder dat dit herleidbaar is tot individuele bedrijven of door een onafhankelijke toetsing van de representativiteit van bedrijven en de doorvertaling van bedrijfsresultaten naar de pachtnormen?
Het is mij bekend dat het huidige Pachtprijzenbesluit 2007 de nodige discussies geeft. Het systeem is uitermate ingewikkeld en de totstandkoming kent een lange geschiedenis. Ik streef ernaar om deze systematiek zo eenvoudig mogelijk te houden waarbij de belangen van betrokkenen zoveel mogelijk tot hun recht komen.
Momenteel ben ik bezig met de herziening van de pachtregelgeving, onderdeel hiervan is de herziening van het Pachtprijzenbesluit 2007. Hier wordt u nader over geïnformeerd.
Het onderzoek waaruit blijkt dat minstens 25 rashondenverenigingen de wet overtreden |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Zembla waaruit blijkt dat minstens 25 rashondenverenigingen de wet overtreden?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van dierenarts Joyce Hofman die stelt dat bij zo’n 60 procent van de zieke dieren die zij aantrof in haar praktijk een zeer sterk vermoeden bestaat dat het om een erfelijke afwijking gaat? Heeft u gezien dat universitair hoofddocent diergeneeskunde Hille Fieten stelt dat meer dan de helft van de diagnoses die ze in hun kliniek zien een erfelijke oorzaak heeft?
Ja.
Kunt u bevestigen dat het wettelijk verboden is om dieren te fokken op een manier waarop het welzijn en de gezondheid van de dieren wordt benadeeld, waaronder het fokken met ernstige erfelijke afwijkingen, ziekten en uiterlijke kenmerken die schadelijke gevolgen hebben voor de dieren?
Ja, dit staat in het Besluit houders van dieren onder artikel 3.4.
Hoe verklaart u het dat, ondanks dat het wettelijk verboden is om met zieke dieren te fokken, een extreemhoog percentage van rashonden lijdt aan erfelijke aandoeningen?
Mensen willen graag het perfecte uiterlijk voor hun hond, maar realiseren zich te laat dat het perfecte uiterlijk en de perfecte gezondheid niet altijd hand in hand gaan. Met het fokken van rassen is onbedoeld ook geselecteerd op erfelijke afwijkingen. Het vereist een goed fokbeleid om rassen weer gezonder te maken. Voorlichting voor zowel fokker als consument kan hier een belangrijke rol in spelen.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft gezegd dat de fokreglementen van 25 rashondenverenigingen niet voldoen aan de wet? Kunt u een lijst naar de Kamer sturen van de hondenrassen waarvoor dit geldt?2
Tijdens de opnames van Zembla is de NVWA bevraagd over één van de genoemde 25 fokreglementen. Dit betreft die voor de Berner Sennen. Ook weet de NVWA dat in andere fokreglementen3 informatie staat die in strijd is met de wetgeving indien fokkers hiernaar handelen. Ik zoek dit verder met de NVWA uit en daar waar de fokreglementen klaarblijkelijk aanzetten tot het handelen in strijd met de wet, zullen de betreffende organisaties benaderd worden.
Onderschrijft u de uitspraak van de NVWA dat dit «zeer ernstig» is? Zo nee, waarom niet?
Ik onderschrijf de uitspraak. Ik vind het ernstig dat gefokt wordt met honden met erfelijke schadelijke kenmerken en erfelijke ziekten en dat de gezondheid van de honden niet voorop staat. Daarom ga ik ook met de NVWA en de Raad van Beheer over de foknormen in gesprek. Het eerste gesprek hierover heeft inmiddels plaatsgevonden en de afspraak staat dat hier nog verder over gesproken zal worden.
Hoe verklaart u het dat rashondenverenigingen fokreglementen hebben waarin wordt toegestaan dat fokkers met ongezonde honden fokken terwijl dit wettelijk verboden is?
De fokreglementen zijn afspraken die de rasverenigingen onderling maken. Dit staat los van de regelgeving. De fokkers zijn verplicht zich te houden aan de wet- en regelgeving. Dat is ook waar de NVWA op controleert.
Kunt u aangeven hoe vaak er in de afgelopen drie jaar, voorafgaand aan de uitzending van Zembla, aan deze 25 rashondenverenigingen waarschuwingen zijn afgegeven of boetes zijn uitgedeeld omdat zij fokpraktijken toepassen die in strijd zijn met de wet?
Het fokken met gezelschapsdieren op een wijze waarbij erfelijke afwijkingen en ziekten kunnen worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen is verboden volgens artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren. De fokker is verantwoordelijk voor de wijze waarop wordt gefokt en deze moet dan ook aantonen dat er voldoende is gedaan om het doorgeven van erfelijke afwijkingen en ziekten te voorkomen.
De NVWA houdt sinds 2019 toezicht en handhaaft op artikel 3.4. Op basis van meldingen en risicoselecties voert zij inspecties uit bij fokkers van honden. Zowel bij rashondenfokkers als bij fokkers van honden zonder stamboom. Zo heeft de NVWA de afgelopen vijf jaar gecontroleerd en gehandhaafd op het fokken met schadelijke uiterlijke kenmerken en erfelijke aandoeningen, zoals honden met een te korte snuit, heupdysplasie en patella luxatie (ontwrichting van de knieschijf). Als een overtreding van artikel 3.4 wordt geconstateerd, wordt een waarschuwing, een bestuurlijke boete of een bestuursrechtelijke last opgelegd.
Een rashondenvereniging is een belangenvereniging, zij kunnen geen overtreding begaan van deze wetgeving, omdat de wetgeving gaat over de door de fokker geïnitieerde fokhandelingen. Een overtreding ligt daarom altijd bij de fokker die de ouderdieren heeft uitgekozen en ingezet. Desondanks vind ik het onwenselijk dat rashondenverenigingen fokkers van informatie voorzien die tegen de wet- en regelgeving ingaat. Ik ben hierover, samen met de NVWA, in gesprek met de Raad van Beheer.
Kunt u aangeven welke stappen er door de NVWA en/of het ministerie zijn ondernomen sinds de uitzending van Zembla?
Het beleid is er al jaren op gericht om te komen tot gezonde en sociale honden. In dit kader heb ik het Expertisecentrum Genetica Diergezondheid gevraagd om mij te adviseren over gezonde hondenfokkerij. Ook werk ik aan regelgeving die gericht is op het tegengaan van de vraag naar deze dieren, zoals een houdverbod voor dieren die altijd lijden onder hun uiterlijk.
Een ontwerpalgemene maatregel van bestuur met een houdverbod voor naaktkatten en vouwoorkatten is in procedure gebracht. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2026. Dit houdverbod wil ik uitbreiden waar nodig. Ik werk ook aan een vertoningsverbod van dieren die lijden onder hun uiterlijk in bijvoorbeeld reclames. Een houd- of vertoningsverbod moet goed onderbouwd en handhaafbaar zijn. Daarvoor is het nodig om te weten welke uiterlijke kenmerken bij honden en katten lijden veroorzaken en hoe dat verband objectief kan worden vastgesteld. Daar wordt nu onderzoek naar gedaan en ik verwacht in de loop van 2025 te kunnen zeggen of en zo ja voor welke andere dieren bij wie de uiterlijke kenmerken lijden veroorzaken een houd- of vertoningsverbod zal worden uitgewerkt. Ook ondersteun ik Stichting Fairdog. Stichting Fairdog wil Nederlandse fokkers ondersteunen in verantwoorde fokkerij en consumenten faciliteren bij de aanschaf van een gezonde en sociale hond. Met een gezondheidscertificaat krijgen kopers dan de zekerheid dat alle nodige gezondheidscontroles bij de ouderdieren zijn uitgevoerd.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 controleert de NVWA bij fokkers van honden. De NVWA blijft toezicht houden en handhaven op het fokken met gezelschapsdieren, waaronder het fokken waarbij erfelijke afwijkingen en ziekten kunnen worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen.
Bent u van plan om op korte termijn bij deze 25 rashondenverenigingen te handhaven, aangezien ze in strijd met de wet handelen? Zo ja, op welke manier gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in vraag 8 kan enkel bij fokkers gehandhaafd worden op artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren, die de fokcombinaties van ouderdieren uitkiezen en inzetten. Ik vind het echter niet acceptabel dat de rashondenverenigingen de houders niet goed voorlichten en daarom spreek ik, samen met de NVWA, over de foknormen met de Raad van Beheer.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de directeur van de Raad van Beheer die stelt dat de stamboomhond «gezonder is dan die misschien ooit wel was»? Kunt u bevestigen dat deze claim aantoonbaar onjuist is, gezien de uitspraak van veterinair neuroloog Paul Mandigers, die zegt dat hij hier «geen moer» van gelooft en de uitspraak van dierenarts Joyce Hofman die stelt dat bij vrijwel alle rashonden erfelijke en rasgebonden aandoeningen worden geconstateerd en dat dit niet minder is dan 15 jaar geleden?
Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van de directeur van de Raad van Beheer. Zoals ook in de Zembla-uitzending wordt geconstateerd zijn er weliswaar stappen gezet om rashonden gezonder te maken, vanuit fokverenigingen maar ook door wet- en regelgeving, maar wordt er tegelijkertijd nog steeds gefokt met honden met erfelijke afwijkingen en/of schadelijke uiterlijke kenmerken. Hierdoor wordt de wet nog steeds overtreden en is er nog steeds geen sprake van een gezonde fokkerij.
Bent u bekend met de reactie van de Raad van Beheer op de uitzending van Zembla, waarin ze stelt dat de uitzending een «eenzijdig en onvolledig beeld geeft» en waarin ze alle verantwoordelijkheden afschuiven op de individuele fokker en de NVWA?3
Ja, ik ben bekend met de reactie van de Raad van Beheer. Alle fokkers dienen zich aan de wet- en regelgeving te houden en ook de Raad van Beheer heeft hier een rol in te spelen.
Wat vindt u van de opstelling van de Raad van Beheer?
De verantwoordelijkheid voor het fokken van gezonde dieren ligt bij de fokker. Ik vind dat de Raad van Beheer als overkoepelende organisatie van rashondenfokkers een belangrijke voorbeeldfunctie heeft in het bevorderen van de gezondheid en het welzijn van honden. De Raad draagt op zijn website ook uit dat zij veel waarde hecht aan het fokken van gezonde en sociale rashonden. Er zijn in het verleden gesprekken geweest met de Raad over fokkerij, maar niet specifiek over de fokreglementen. Uit deze gesprekken gaf de Raad aan dat zij voor een gezonde fokkerij is.
Deelt u de mening dat uit de uitzending van Zembla blijkt dat de Raad van Beheer geen enkele verantwoordelijkheid neemt om geen stambomen meer af te geven aan zieke honden die in strijd met de wet zijn gefokt, gezien de uitspraken van de directeur van de Raad van Beheer waarin ze kritiek telkens afschuift op de rashondenverenigingen en benadrukt dat de Raad van Beheer er niet is om de wet te handhaven? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoorden op vragen 12 en 13.
Heeft u in de Zembla-uitzending gezien dat de Raad van Beheer het volgende op hun website heeft staan: «Het is wenselijk om alleen met HD-vrije honden te fokken, omdat dan de kans op HD bij de nakomelingen het kleinst is. Zijn er binnen een ras maar weinig honden beschikbaar om mee te fokken, dan is dat helaas niet altijd mogelijk. Dat geldt ook voor rassen waarin HD vaak voorkomt.»? Kunt u bevestigen dat het in strijd is met de wet om met honden met heupdysplasie (HD) te fokken, vanwege artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren?
Ja, dat kan ik bevestigen.
Wat vindt u ervan dat de Raad van Beheer niet alleen geen enkele verantwoordelijkheid neemt, maar ook nog een fokpraktijk voorschrijft die in strijd is met de wet?
Het is onwenselijk dat de Raad dit op zijn site heeft staan, want fokkers dienen zich ten alle tijde aan de wet- en regelgeving te houden. De wet is leidend, ook als dat betekent dat er te weinig honden zijn om mee te fokken. Ik ben inmiddels, samen met de NVWA, met de Raad van Beheer hierover in gesprek, zoals gemeld in voorgaande antwoorden.
Wat vindt u ervan dat de Raad van Beheer stambomen afgeeft aan honden die niet volgens de wet zijn gefokt?
Het fokken met zieke honden is wettelijk verboden. Dus het zou niet moeten kunnen dat de Raad stambomen afgeeft aan honden die niet volgens de wet zijn gefokt. Daarover ben ik, samen met de NVWA, met de Raad van Beheer in gesprek.
Welke maatregelen gaat u treffen om de Raad van Beheer te verplichten dat er alleen nog maar stambomen worden afgegeven aan honden die volgens de wet zijn gefokt?
Een stamboom valt onder privaat recht en ik kan de Raad niets verplichten. Daarnaast is een stamboom een afstammingsbewijs en zegt het nu niets over de gezondheid van een hond. Ik ben met de Raad van Beheer in gesprek.
Kunt u zich voorstellen dat veel hondenhouders, net zoals een houder in de uitzending van Zembla, denken dat als je een gezonde hond wilt, je naar een rasvereniging moet gaan omdat je ervan uitgaat dat er dan op wordt gelet dat een gezonde hond wordt gefokt?
Ja, dat kan ik mij voorstellen. Dat is ook de reden dat ik Stichting Fairdog ondersteun. Daarnaast wil ik inzetten op een communicatiecampagne en betere voorlichting voor toekomstige diereneigenaren. In deze campagne zal ook aandacht zijn voor deze problematiek. Ik verwacht deze campagne na de zomer te starten.
Kunt u bevestigen dat het hebben van een stamboom niks zegt over de gezondheid van een dier, omdat de Raad van Beheer op geen enkele manier controleert of hun leden gezonde honden fokken, zoals wordt bevestigd door de directeur van de Raad van Beheer? Zo nee, op welke manier biedt een stamboom dan gezondheidsgaranties die niet aanwezig zijn bij honden zonder stamboom, gezien stambomen gewoon worden afgegeven aan honden met erfelijke, ziekmakende kenmerken, die ook nog eens in strijd met de wet zijn gefokt?
Zoals ik al eerder heb aangegeven is een stamboom alleen een afstammingsbewijs en zegt het niets over de gezondheid van een hond.
Wat gaat u doen om hondenkopers ervan bewust te maken dat een stamboom niks zegt over de gezondheid van een hond?
Zoals ik al aangegeven heb bij mijn antwoord op vraag 19 wil ik inzetten op een communicatiecampagne en betere voorlichting voor toekomstige diereneigenaren.
Deelt u de uitspraak van Hille Fieten die stelt dat er bepaalde rassen zijn die zoveel ernstige ziekten hebben dat je daar vanuit een gezondheidsperspectief niet meer verantwoord mee kunt fokken? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij voorstellen dat er rassen zijn die zoveel ernstige ziekten hebben dat het niet meer verantwoord is door te gaan met dezelfde fokpopulatie. Mogelijk dat het kruisen met andere rassen een dergelijk ras kan verbeteren.
Bent u bereid om door onafhankelijke experts, zoals van Universiteit Utrecht, een lijst te laten opstellen van de rassen die dit betreft en over te gaan tot handhaving bij de fokkers van deze honden, gezien het fokken met deze honden feitelijk in strijd is met de wet? Zo nee, waarom niet?
Mijn beleid is erop gericht om dit probleem breder aan te pakken. Daarom heb ik het Expertisecentrum Genetica Diergeneeskunde ook gevraagd mij te adviseren in een bredere aanpak van een gezond fokbeleid.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De vragen zijn één voor één beantwoord. Vanwege afstemming over de antwoorden op de vragen met de NVWA heeft het wat langer geduurd dan de gestelde termijn. Hiervoor heeft de Tweede Kamer een uitstelbrief ontvangen.
Het bericht ‘Shows Dolfinarium vol met overtredingen: ‘Walrus schudt op commando zijn vet’ |
|
Thom van Campen (VVD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van dit bericht?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft geconstateerd dat het Dolfinarium op zeker twintig punten de wet overtreedt?
Ja.
Indien ja, kunt u deze twintig overtredingen puntsgewijs benoemen en wat vindt u ervan dat het Dolfinarium strijdig handelt met het convenant afsprakenkader Dolfinarium door dieren onnatuurlijk gedrag zonder educatieve boodschap te laten vertonen?
Ik vind het kwalijk, er zijn duidelijke afspraken gemaakt die als voorschriften aan de vergunning zijn verbonden. Alle dierentuinen moeten zich aan de geldende wet- en regelgeving houden. Hieronder volgt een opsomming van de gedragingen waarvan RVO heeft beoordeeld dat er sprake is van interactie tussen dierverzorger en dier, zonder dat daarmee nadrukkelijk een educatieve boodschap aan bezoekers wordt overgebracht, en zonder dat daarmee natuurlijk gedrag, soorteigen kenmerken of noodzakelijke zorg wordt geïllustreerd:
Deelt u de mening dat het onacceptabel zou zijn dat het Dolfinarium afspraken opnieuw zou schenden, ook nadat afgelopen zomer al overtredingen zijn geconstateerd door RVO?
Ja.
Is de bewering van het Dolfinarium juist dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft vastgesteld dat er juist geen sprake was van onnatuurlijk gedrag of ongewenste gedragingen tijdens de voorstellingen en educatieve programma’s?
Dit klopt. Naar aanleiding van een uitzending van EenVandaag heeft een inspecteur van de NVWA op verzoek van RVO een inspectie uitgevoerd om te controleren of de voorschriften werden nageleefd. De inspectie is in overleg met het Dolfinarium gepland, omdat de inspecteur, als onderdeel van de controle, deelnam aan de publieksinteractie met dolfijnen. De inspectie betreft dan ook een momentopname. Per dierpresentatie kunnen de getoonde gedragingen verschillend zijn. Een expert op het gebied van het gedrag van dolfijnen is geraadpleegd voor de beoordeling van de specifieke gedragingen. Tijdens deze inspectie vonden geen ongewenste gedragingen plaats.
Zo ja, hoe verklaart u de tegenstrijdigheid tussen de vermeende bevindingen van RVO enerzijds en de NVWA anderzijds? Indien nee, hoe luidde de bevindingen van de NVWA dan wel?
Zoals benoemd bij de beantwoording van vraag 5 was de inspectie door de NVWA vooraf aangekondigd, en betrof het een momentopname. Tijdens deze inspectie vonden geen ongewenste gedragingen plaats. Op basis van beeldmateriaal van dierpresentaties die op andere momenten plaatsvonden zijn wel overtredingen geconstateerd door RVO.
Vinden er op dit moment fokprogramma’s plaats met dolfijnen, walrussen, zeeleeuwen en verschillende haaien en vissen? Zo ja, waar en door wie? Zo nee, vindt er dan wel import van deze diersoorten plaats?
Het Dolfinarium fokt niet met dolfijnen en zeeleeuwen. Het fokken van walrussen in gevangenschap is uitzonderlijk moeilijk, en in het afgelopen decennium niet succesvol geweest. Haaien en vissen reproduceren wel, en worden sporadisch aangevuld met geïmporteerde dieren om een collectie te onderhouden die past bij de doelstellingen van het Dolfinarium op het gebied van educatie en conservatie.
Wat vindt u ervan dat onder andere Frankrijk (2017) en België (2019) zijn overgegaan tot het instellen van een fok- en importverbod voor zeezoogdieren om zo het einde van dolfinaria te bewerkstelligen?
Dierentuinen hebben een belangrijke maatschappelijke rol op het gebied van dierenwelzijn, educatie en conservatie, ook in de toekomst. Daarom ben ik gestart met een traject om in samenspraak met de sector en handhavende instanties te kijken naar aanpassing van de regelgeving, met het versterken het welzijn van de dieren en educatie als speerpunten. Er zal ook aandacht zijn voor het fokken van surplusdieren n.a.v. de motie-Kostić (Kamerstuk 36 410, nr. 69).
Bent u bekend met het voornemen van uw ambtsvoorganger om de mogelijkheid van een verbod op publieksinteracties in dierentuinen te onderzoeken en bent u voornemens dit voorstel verder te brengen? Indien ja, hoe staat het hiermee? Indien nee, waarom niet?
Ja, ik heb uw Kamer recent geïnformeerd dat ik onderzoek laat doen naar een mogelijk verbod op publieksinteracties en het doden van dieren in dierentuinen. Ik verwacht dat dit onderzoek begin volgend jaar is afgerond.
Hoe handelt u, indachtig uw eerdere uitspraak over het Dolfinarium dat «Als verbetering herhaaldelijk uitblijft, kan de vergunning geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.», wanneer inderdaad overtredingen zijn geconstateerd? (Handelingen II, vergaderjaar 2024–2025, nr. 8, blz. 12)
Het is belangrijk om hier te vermelden dat er sprake is van verschillende voorschriften. De recente overtredingen hebben betrekking op het naleven van het voorschrift voor dierpresentaties. Dit voorschrift bevat afspraken over welke handelingen de dieren uit mogen voeren en welke interacties zij mogen hebben met hun trainers tijdens een presentatie. Het betreft daarom een andere overtreding dan bij de handhaving op de publieksinteracties van vorig jaar. Het voorschrift voor publieksinteracties bevat afspraken over het aanraken, voeren en maken van foto’s met dieren door het publiek. Het is dus de eerste keer dat er een overtreding is geconstateerd sinds de afspraken over dierpresentaites als handhaafbare voorschriften aan de vergunning zijn verbonden. Als reguliere handhavingsmiddelen niet toereikend blijken om overtredingen te herstellen of voorkomen, en een dierentuin geen gehoor geeft aan bestuursrechtelijke maatregelen of bij recidive, kunnen er verdergaande maatregelen worden getroffen zoals (gedeeltelijke) sluiting of intrekking van de vergunning.
Vindt u dat het schenden van wet- en regelgeving en afspraken over dierenwelzijn door instellingen zoals het dolfinarium uiteindelijk de bijl aan de wortel is voor het draagvlak voor dierenparken?
Ik vind dat op dit moment nog niet het geval. Als dit in de toekomst vaker blijft gebeuren wordt het problematisch. Tegelijkertijd constateer ik dat dierentuinen juist een belangrijke educatieve rol vervullen in het vergroten van het bewustzijn rondom dierenwelzijn en conservatie. Het is een zeer diverse sector, waarin veel dierentuinen bezig zijn om deze punten voorop te zetten.
Het bericht waaruit blijkt dat het Dolfinarium met twintig showonderdelen de wet overtreedt. |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht van RTL Nieuws naar aanleiding van een handhavingsverzoek van Stichting Bite Back waaruit blijkt dat het Dolfinarium met twintig showonderdelen de Wet dieren en het Besluit houders van dieren overtreedt?1
Ja.
Deelt u de constatering van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) dat het Dolfinarium dolfijnen, zeeleeuwen, walrussen en zeehonden onnatuurlijke gedragingen laat vertonen, waar ook nog eens geen educatieve boodschap aan is verbonden? Zo nee, op welke deskundigen baseert u zich dan?
Ja.
Kunt u bevestigen dat RVO heeft vastgesteld dat dolfijnen in het Dolfinarium onnatuurlijk gedrag moeten vertonen, zoals dolfijnen die met hun neus trainers moeten voortduwen, over de trainers heen moeten springen, op de kant moeten springen, de staart boven het water uit moeten steken, met een trainer in het water moeten ronddraaien, op commando over een waterstraal moeten springen, hun neus in de nek van een trainer moeten plaatsen, op de rug moeten zwemmen terwijl ze een trainer voortduwen, bewegingloos op hun rug in het water moeten liggen en geluid moeten maken? Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium hiermee de geldende voorschriften heeft overtreden?
Ja.
Kunt u bevestigen dat RVO heeft vastgesteld dat zeeleeuwen moeten zwaaien met hun vinnen, moeten bewegen op commando van vin naar vin en moeten zwaaien naar bezoekers? Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium hiermee de geldende voorschriften heeft overtreden?
Ja.
Kunt u bevestigen dat RVO heeft vastgesteld dat walrussen op commando moeten omrollen, klappen en zwaaien met de vinnen, schudden en bezoekers moeten natspuiten met water? Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium hiermee de geldende voorschriften heeft overtreden?
Ja.
Kunt u bevestigen dat RVO heeft vastgesteld dat zeehonden hun tong moeten uitsteken ter vermaak van de bezoekers? Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium hiermee de geldende voorschriften heeft overtreden?
Ja.
Kunt u zich herinneren dat u vorig jaar aan de Kamer hebt laten weten dat bij het Dolfinarium recent één keer een overtreding van de vergunning is geconstateerd, waarna RVO handhavend heeft opgetreden? (Handelingen II, vergaderjaar 2024–2025, nr. 8, blz. 12)
Ja.
Wat vindt u ervan dat het Dolfinarium niet op één, maar op twintig showonderdelen de wet en de afspraken overtreedt?
Ik vind het kwalijk, er zijn duidelijke afspraken gemaakt die als voorschriften aan de vergunning zijn verbonden. Alle dierentuinen moeten zich aan de geldende wet- en regelgeving houden.
Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium tot eind februari 2024 de tijd had om hun shows aan te passen en dat vlak daarna zou worden bekeken of de afspraken die het Dolfinarium zegt te zijn nagekomen, ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd? (Kamerstuk 28 286, nr. 1324)
Ja.
Hoe kan het dat uit de inspectie van RVO niet is gebleken dat het Dolfinarium op twintig showonderdelen de afspraken overtreedt, maar dat dit aan het licht moet komen door een handhavingsverzoek, inclusief videomateriaal, van een dierenrechtenorganisatie?
Een inspecteur van de NVWA heeft op verzoek van RVO een inspectie uitgevoerd om te controleren of de voorschriften werden nageleefd. De inspectie is in overleg met het Dolfinarium gepland, omdat de inspecteur, als onderdeel van de controle, deelnam aan de publieksinteractie met dolfijnen. Dierpresentaties zijn ook bijgewoond. De inspectie betreft dan ook een momentopname. Per dierpresentatie kunnen de getoonde gedragingen verschillend zijn. Een expert op het gebied van het gedrag van dolfijnen is geraadpleegd voor de beoordeling van de specifieke gedragingen. Tijdens deze inspectie vonden geen ongewenste gedragingen plaats.
Hoe verklaart u het dat het Dolfinarium nog steeds de afspraken overtreedt, vier jaar nadat de afspraken met het Dolfinarium zijn gemaakt?
Ik vind het kwalijk, er zijn duidelijke afspraken gemaakt die als voorschriften aan de vergunning zijn verbonden. Alle dierentuinen moeten zich aan de geldende wet- en regelgeving houden. Het is dus aan het Dolfinarium om zich aan de voorschriften in de vergunning te houden, als dat niet gebeurt wordt er ingegrepen.
Deelt u de mening dat het op een gegeven moment klaar is en een dergelijk bedrijf moet worden gesloten als een bedrijf stelselmatig de wet en de gemaakte afspraken overtreedt en hiermee het welzijn van dieren in gevaar brengt? Zo nee, waarom niet?
Ja, wanneer reguliere handhaving niet blijkt te werken en de dierentuinvergunning voortdurend wordt overtreden, is het mogelijk om uiteindelijk een dierentuin (gedeeltelijk) te sluiten.
Bent u bereid om naar aanleiding van deze aantoonbare wetsovertredingen de dierentuinvergunning van het Dolfinarium in te trekken? Zo nee, hoe vaak mag het Dolfinarium dan nog de wet en de gemaakte afspraken overtreden voordat hun dierentuinvergunning wordt ingetrokken?
Nee. Het is belangrijk om hier te vermelden dat er sprake is van verschillende voorschriften. De recente overtredingen hebben betrekking op het naleven van het voorschrift voor dierpresentaties. Dit voorschrift bevat afspraken over welke handelingen de dieren uit mogen voeren en welke interacties zij mogen hebben met hun trainers tijdens een presentatie. Het betreft daarom een andere overtreding dan bij de handhaving op de publieksinteracties van vorig jaar. Het voorschrift voor publieksinteracties bevat afspraken over het aanraken, voeren en maken van foto’s met dieren door het publiek. Het is dus de eerste keer dat er een overtreding is geconstateerd sinds de afspraken over dierpresentaties als handhaafbare voorschriften aan de vergunning zijn verbonden. Als reguliere handhavingsmiddelen niet toereikend blijken om overtredingen te herstellen of voorkomen, en een dierentuin geen gehoor geeft aan bestuursrechtelijke maatregelen of bij recidive, kunnen er verdergaande maatregelen worden getroffen zoals (gedeeltelijke) sluiting of intrekking van de vergunning. Op basis van de situatie zal de mate van toezicht aangepast worden.
Deelt u het inzicht dat, gezien de forse kritiek van RVO, het Dolfinarium geen significante educatieve waarde heeft? Zo nee, op basis van welke onafhankelijke experts baseert u zich dan?
Ik ben het daar niet mee eens. Bij de vergunningverlening is het educatieve programma beoordeeld door de experts van visitatiecommissie dierentuinen op educatieve waarde, en voldoende bevonden. Zolang het dolfinarium zich daaraan houdt, is educatie geborgd. Dat er niet-educatieve onderdelen in een voorstelling zitten, betekent ook niet dat het programma geen enkel educatief element bevat. Het Dolfinarium bestaat ook uit meer dan alleen de koepel, zoals de Dolfijnendelta die een natuurlijk verblijf nabootst. Hier worden educatieve presentaties gegeven.
Deelt u de mening dat het Dolfinarium geen maatschappelijke functie meer vervult die opweegt tegen het feit dat de intelligente en gevoelige dieren trucjes moeten uithalen, opgesloten zitten in betonnen bakken en allerlei onnatuurlijke gedragingen moeten vertonen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 14.
Bent u bereid om het voorbeeld van vele andere landen, zoals Ierland, Canada, India, Oostenrijk en Frankrijk te volgen en met een verbod te komen op het fokken, in gevangenschap houden en tentoonstellen van dolfijnen voor het vermaak van mensen? Zo nee, waarom niet?
Dierentuinen hebben een belangrijke maatschappelijke taak op het gebied van dierenwelzijn, educatie en conservatie, ook in de toekomst. Daarom ben ik gestart met een traject om in samenspraak met de sector en handhavende instanties te kijken naar aanpassing van de regelgeving, met het versterken van het welzijn van de dieren en educatie als speerpunten. Er zal ook aandacht zijn voor het fokken van surplusdieren n.a.v. de motie-Kostić (Kamerstuk 36 410, nr. 69).
Kunt u aangeven of het Dolfinarium nog steeds van plan is om acht dolfijnen, twee walrussen en twee zeeleeuwen te verkopen aan een Chinees pretpark?
Wij hebben hierover geen formeel bericht ontvangen van het Dolfinarium.
Bent u ermee bekend dat de Kamer bijna unaniem heeft uitgesproken dat deze verkoop onwenselijk is? (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 73)
Ja.
Kunt u, gezien de politieke en maatschappelijke aandacht voor dit onderwerp, de Kamer proactief en tijdig informeren zodra het ministerie of RVO aanvullende informatie vanuit het Dolfinarium heeft gekregen over een eventuele verhuizing van dieren vanuit het Dolfinarium naar China of een ander land, zodat de Kamer zich hierover kan uitspreken voordat een onomkeerbaar besluit is genomen? Zo nee, waarom niet?
Ik zal de Kamer hierover informeren, maar daarbij wil ik wel benadrukken dat ik de eventuele verhuizing niet tegen zou kunnen houden zolang het Dolfinarium zich aan de geldende wet- en regelgeving houdt.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Vanwege een zorgvuldige beantwoording zijn de vragen niet binnen de gestelde termijnen beantwoord.
Het bericht 'Fokreglementen rashonden in strijd met wet' |
|
Thom van Campen (VVD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat fokreglementen van zeker 25 rashondverenigingen in strijd met de wet zijn door toe te staan dat er wordt gefokt met honden met erfelijke afwijkingen en ziektes, zoals aandoeningen aan de heup- en ellebooggewrichten en epilepsie?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit bericht? Klopt het dat de fokreglementen in strijd zijn met de wet? Zo ja, op welke punten? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het onwenselijk dat er gefokt wordt met honden met erfelijke schadelijke kenmerken en erfelijke ziekten. De fokreglementen zijn afspraken die de rasverenigingen onderling maken. Dit staat los van de regelgeving. De fokkers hebben zich te houden aan de wet- en regelgeving. Dat is ook waar de NVWA op controleert.
Klopt het dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gaat handhaven? Zo ja, waarom is dat niet eerder gebeurd?
Het fokken met gezelschapsdieren op een wijze waarbij erfelijke afwijkingen en ziekten kunnen worden doorgegeven aan of kunnen ontstaan bij nakomelingen is verboden volgens artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren. De fokker is verantwoordelijk voor de wijze waarop wordt gefokt en deze moet dan ook aantonen dat er voldoende is gedaan om het doorgeven van erfelijke afwijkingen en ziekten te voorkomen.
De NVWA houdt sinds 2019 toezicht en handhaaft op artikel 3.4. Op basis van meldingen en risicoselecties voert zij inspecties uit bij fokkers van honden, zowel bij rashondenfokkers als bij fokkers van honden zonder stamboom. Zo heeft de NVWA de afgelopen vijf jaar gecontroleerd en gehandhaafd op het fokken met schadelijke uiterlijke kenmerken en erfelijke aandoeningen, zoals honden met een te korte snuit, heupdysplasie en patella luxatie (ontwrichting van de knieschijf). Als een overtreding van artikel 3.4 wordt geconstateerd, wordt een waarschuwing, een bestuurlijke boete of een bestuursrechtelijke last opgelegd.
Een rashondenvereniging is een belangenvereniging, zij kunnen geen overtreding begaan van deze wetgeving, omdat de wetgeving gaat over de door de fokker geïnitieerde fokhandelingen. Een overtreding ligt daarom altijd bij de fokker die de ouderdieren heeft uitgekozen en ingezet. Desondanks vind ik het onwenselijk dat rashondenverenigingen fokkers van informatie voorzien die tegen de wet- en regelgeving ingaat indien fokkers hiernaar handelen.
Wat vindt u van de constatering van veterinair neuroloog Paul Mandigers dat het probleem mogelijk veel groter is dan uit de steekproef van 25 verenigingen blijkt?
Ik vind het ernstig dat gefokt wordt met honden met erfelijke schadelijke kenmerken en erfelijke ziekten en dat de gezondheid van de honden niet voorop staat. Fokkers hebben hiervoor de verantwoordelijkheid. Hiermee is niet gezegd dat alle fokkers een slecht fokbeleid voeren. Na het uitkomen van het rapport «Fokken met kortsnuitige honden» zijn fokkers zich meer bewust van de ernst van erfelijke aandoeningen bij honden. Zo zijn er rasverenigingen die nu advies vragen voor het fokken aan het Expertisecentrum Genetica Diergeneeskunde.
Hoe beoordeelt u de rol van de Raad van Beheer, de koepelorganisatie voor rashondenfokkers, in de kwestie rondom de fokreglementen? Heeft u contact gehad met de Raad van Beheer over dit onderwerp? Zo ja, wat waren de uitkomsten van deze gesprekken? Zo nee, waarom niet en gaat u dit alsnog doen?
Ik vind dat de Raad van Beheer als overkoepelende organisatie van rashondenfokkers een belangrijke voorbeeldfunctie heeft in het bevorderen van de gezondheid en het welzijn van honden. De Raad draagt op hun website ook uit dat zij veel waarde hecht aan het fokken van gezonde en sociale rashonden. Er zijn eerdere gesprekken geweest met de Raad over fokkerij, maar niet specifiek over de fokreglementen. Uit deze gesprekken gaf de Raad aan dat zij voor een gezonde fokkerij is. Ik ga op korte termijn met de Raad van Beheer hierover in gesprek en nodig hierbij ook de NVWA uit gelet op haar kennis over enkele fokreglementen.
Herinnert u zich mijn eerdere oproep tijdens het commissiedebat Dieren buiten de veehouderij op 23 oktober 2024 om kwaliteitscriteria voor fokkers in te stellen, om doorgefokte huisdieren zoals kortsnuitige honden te voorkomen, bijvoorbeeld via de Stichting Fairdog, en erkent u dat dergelijke criteria ook geschikt kunnen zijn om het fokken van erfelijke afwijkingen tegen te gaan?
Ja, dat herinner ik mij. Ik heb advies gevraagd aan het Expertisecentrum Genetica Diergeneeskunde hoe fokkers in de toekomst geholpen kunnen worden stappen voorwaarts te zetten naar een gezonde fokkerij. Begin volgend jaar verwacht ik de Tweede Kamer hierover te kunnen informeren. Tevens heb ik aan Stichting Fairdog subsidie verleend. Stichting Fairdog wil Nederlandse fokkers ondersteunen in verantwoorde fokkerij en consumenten faciliteren bij de aanschaf van een gezonde en sociale hond. Met een gezondheidscertificaat krijgen kopers dan de zekerheid dat alle nodige gezondheidscontroles bij de ouderdieren zijn uitgevoerd.
Bent u op basis van bovenstaand bericht voornemens om maatregelen te nemen om te voorkomen dat erfelijke afwijkingen en ziektes worden doorgegeven bij de fok van rashonden?
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 6, heb ik het Expertisecentrum Genetica Diergeneeskunde om advies gevraagd. Afhankelijk van dit advies kijk ik hoe ik verdere stappen kan nemen.
Het verdwijnen van wolven en stroperij in Nederland |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Erkent u dat uit de tabel «dode wolven» op de website van BIJ12 blijkt dat er gevallen zijn waarin de doodsoorzaak van wolven niet natuurlijk is en dat dit in tegenspraak is met de bewering dat er geen aanwijzingen zijn voor stroperij?1
Er zijn inderdaad gevallen waarin de doodsoorzaak van wolven niet natuurlijk is. Zoals ik in de beantwoording van uw vragen heb aangegeven, is stroperij een bekend fenomeen dat van tijd tot tijd op verschillende locaties de kop opsteekt (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1622).
Kunt u bevestigen dat een kwart van de geregistreerde wolvenpopulatie in Nederland zonder duidelijke verklaring is verdwenen? Zo ja, waarom acht u dit geen reden voor nader onderzoek?
Zoals in de beantwoording van uw vragen is aangegeven, is uit navraag bij BIJ12 en politie niet gebleken dat er sprake is van een opvallende situatie rond verdwenen wolven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1622).
Wolven kunnen om meerdere redenen van de radar verdwijnen. Bijvoorbeeld doordat ze over de grens naar andere landen trekken of doordat ze zich schuilhouden en daardoor niet zichtbaar zijn voor mensen. Ik zie derhalve geen reden voor nader onderzoek.
Klopt het dat er in ieder geval twee gevallen van dode wolven, één in Stroe (1 oktober 2021) en een in Heerde (21 september 2022), sprake is van een strafrechtelijk onderzoek op basis van de necropsies van deze dode wolven? Zo ja, klopt het dan ook dat als er sprake is van een strafrechtelijk onderzoek het over gevallen van stroperij gaat?
Naar de dood van deze twee wolven is destijds strafrechtelijk onderzoek verricht. Die onderzoeken zagen op overtreding van artikel 3.5 lid 1 van de Wet natuurbescherming (oud), te weten het opzettelijk doden van een soort genoemd in de Habitatrichtlijn en het Verdrag van Bern. In het geval van de wolf uit Stroe volgde uit de door een veterinair patholoog uitgevoerde sectie dat de wolf was doodgeschoten. Wegens het ontbreken van verdere aanknopingspunten, moest dat onderzoek worden gestopt. In het tweede geval, de wolf uit Heerde, bleek dat de wolf niet was doodgeschoten. Omdat niet duidelijk was of de wolf door een mens was gedood, is ook dit onderzoek geëindigd.
Bent u bereid om een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de huidige status van genetisch geïdentificeerde wolven in Nederland? Kan daarbij worden vastgesteld welke doodsoorzaken zijn geconstateerd en, indien onbekend, welke oorzaken het meest waarschijnlijk zijn?
Ik zie geen reden om hier onderzoek naar te doen. Doodsoorzaken van wolven worden in opdracht van BIJ12 onderzocht bij het Dutch Wildlife Healthcentre in Utrecht in samenwerking met Wageningen Environmental Research. De uitkomsten van dit onderzoek worden gedeeld met BIJ12 en de provincies. BIJ12 publiceert een overzicht van de aangereden of dood gevonden wolven op haar website.2
Welke gesprekken voert u met provincies om illegale praktijken rondom de wolf tegen te gaan? Bent u bereid dit alsnog te initiëren, indien deze gesprekken niet plaatsvinden?
Het toezicht op faunabeleid is een provinciale taak. Ik heb geen aanwijzingen dat provincies te kort schieten in dit toezicht. Ik zie daarom geen reden om hier het gesprek over aan te gaan.
Bent u bereid om met provincies en opsporingsinstanties in gesprek te gaan over de uitbreiding van toezicht en handhaving op illegale jachtpraktijken, inclusief gerichte controles in gebieden waar veel wolven verdwijnen?
Zie het antwoord op vraag 5. Aanvullend daaraan: de motie Graus-Van der Plas die de regering verzoekt te bezien hoe men in samenwerking met de boswachterij en de politie kan overgaan tot actievere opsporing en striktere handhaving in de strijd tegen stroperij van (beschermde) dieren, waaronder de wolf (Kamerstuk 33 576, nr. 432) heb ik doorgeleid naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Kunt u bevestigen of er in Nederland aangiftes zijn gedaan of signalen bekend zijn van bedreigingen aan het adres van ecologen of natuurbeschermers die zich uitspreken over wolven? Zo ja, welke maatregelen worden genomen om deze bedreigingen tegen te gaan, naast de verantwoordelijkheid die bij werkgevers wordt gelegd?
Wanneer aangifte wordt gedaan van bedreigingen aan het adres van ecologen of natuurbeschermers, zal hiernaar in de regel opsporingsonderzoek worden gedaan.
Uit de registratiesystemen van de politie is niet op te maken of er aangiftes zijn gedaan of signalen bekend zijn van bedreigingen aan het adres van ecologen of natuurbeschermers die zich uitspreken over wolven. In die systemen wordt niet systematisch vastgelegd of een betrokkene ecoloog of natuurbeschermer is. Ook anderszins zijn bij de politie, voor zover na te gaan, geen aangiftes of signalen van dien aard bekend.
Bent u bereid om aanvullende maatregelen te treffen, zoals betere bescherming van ecologen, strengere handhaving tegen bedreigingen en actieve signalering van intimidatie binnen de natuurbeschermingssector? Zo nee, waarom niet?
Gezien wat ik in mijn antwoord op vraag 7 heb geschreven, zie ik hier geen reden toe.
Bent u bereid onderzoek te laten uitvoeren naar het terreingebruik van wolven en een analyse te maken van gebieden waar wolven lijken te verdwijnen, om zo inzicht te krijgen in mogelijke illegale praktijken?
Aangezien ik geen reden heb om aan te nemen dat er sprake is van het op ongebruikelijk wijze verdwijnen van wolven, zie ik geen aanleiding tot dit onderzoek.
Hoe denkt u te kunnen controleren of ergens sprake is van stroperij als een nationaal park als Nationaal Park De Hoge Veluwe of een landgoed als Den Treek slechts beperkt of helemaal niet informatie deelt met BIJ12 en de provincies?
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 5 is het toezicht op faunabeleid een provinciale taak en heb ik geen aanwijzingen dat provincies tekortschieten in dit toezicht.
Bent u bereid om expliciet de problematiek van stroperij daarin op te nemen en hierover afspraken te maken, aanvullend op de gesprekken met andere landen over een gezamenlijk wolvenmanagementplan?
Ik zie hier geen reden toe.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en zo spoedig mogelijk te beantwoorden, voorafgaand aan het geplande plenaire debat over de wolf?
Aangezien de vragen zijn ingediend op de dag van het plenaire wolvendebat, was het niet mogelijk ze voorafgaand aan dit debat te beantwoorden.
Het Natuur van Natuurnetwerk Nederland (NNN) |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Kunt u toelichten waarom de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) met slechts 1.968 hectare natuur in 2023 sterk achterblijft bij de jaarlijkse doelstelling, terwijl de restopgave voor 2027 nog 29.520 hectare bedraagt?
De provincies hebben in de 8e en 9e Voortgangsrapportage Natuur aangegeven dat ontwikkelingen als beschikbare capaciteit, gestegen grondprijzen, verminderde grondmobiliteit, langdurige procedures en cumulatie van ruimtelijke vraagstukken van invloed zijn op de achterblijvende realisatie van de inrichtingsopgave van 80.000 ha nieuwe natuur.
Deelt u de conclusies uit het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) biodiversiteit dat we, om de natuur beter te beschermen, meer ruimte voor natuur moeten maken en dat daarvoor meer, grotere en meer verbonden natuurgebieden nodig zijn?
Het IBO concludeert inderdaad dat het vergroten en verbinden van natuurgebieden één van de maatregelen is die bij kunnen dragen aan het versterken van de biodiversiteit. Ook in mijn beleidsagenda natuur, die ik u in november 2024 heb toegestuurd (Kamerstuk 33 576, nr. 401) benadruk ik het belang van een robuuste natuur waarop we kunnen vertrouwen, als basis voor ons welzijn en verweven met onze dagelijkse woon-, werk- en leefomgeving. Het realiseren van het NNN past hier ook goed bij.
Welke consequenties heeft het voor internationale doelstellingen als het NNN niet wordt afgerond, zoals is afgesproken bij de decentralisatie van het natuurbeleid?
Realisatie van de afspraken uit het Natuurpact door de provincies na 2027 betekent dat het aandeel hiervan in de doelstellingen voor biodiversiteit ook later wordt gerealiseerd.
Welke acties zijn sinds 2022 ondernomen om de aanbevelingen van de Taskforce Versnelling, zoals het opzetten van provinciale grondbanken, ontpachten en het benutten van dwingend instrumentarium, te implementeren? Zijn hier resultaten van bekend?
Nee, hier zijn geen resultaten van bekend. De voortgang ervan kan de komende jaren wel worden afgeleid uit de cijfers van de jaarlijkse Voortgangsrapportage Natuur (VRN). In de jaarlijkse VRN is aangegeven welke oppervlakte nieuwe natuur in het NNN naar verwachting van de provincies na 2027 zal worden gerealiseerd. In de 10e VRN hebben de provincies aangegeven hoeveel hectares zij (mede dankzij de versnellingsacties) kansrijk achten om vóór eind 2027 in te richten en van hoeveel hectares zij de inrichting vóór eind 2027 nog onzeker achten. Op basis hiervan hebben zij aangegeven dat ca. 10.000 ha na 2027 zal worden ingericht. In de 11e VRN, die eind dit jaar uitkomt, zal blijken of dankzij de versnellingsacties een grotere oppervlakte dan het jaar ervoor kansrijk wordt geacht om vóór eind 2027 te hebben ingericht.
Hoe wordt binnen het programma Ruimte voor Landbouw en Natuur en andere relevante programma’s prioriteit gegeven aan de resterende opgave van het Natuurnetwerk Nederland, zoals aanbevolen door de Taskforce?
De Minister van LVVN werkt op dit moment aan de uitwerking van haar beleidsbrief RLN. Voor de zomer zal zij uw Kamer hierover nader informeren.
Welke middelen gaat u beschikbaar stellen, aangezien de kosten voor grondwerving en inrichting significant zijn gestegen, voor provincies die niet in staat zijn de doelstelling te behalen?
Het natuurbeleid alsmede de uitvoering en het beheer ervan is in 2013 gedecentraliseerd naar de provincies. Het is dan ook de verantwoordelijkheid van de provincies om het Natuurnetwerk Nederland tijdig af te ronden. Het Rijk heeft de opgave voor verwerving en inrichting van het Natuurnetwerk Nederland financieel gedekt via de middelen die bij de decentralisatie structureel zijn overgeheveld aan de provincies via de algemene uitkering van het Provinciefonds.
Welke concrete stappen en aanvullende maatregelen gaat u ondernemen om te zorgen dat de resterende hectares voor 2027 worden gerealiseerd?
Zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u deze vragen voor het commissiedebat Stikstof en natuur van 2 april 2025 beantwoorden?
Ja.
Het eindrapport ‘Ammoniak van Zee’ |
|
André Flach (SGP) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Hoe waardeert u het inzicht van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat nauwelijks sprake kan zijn van ammoniak uit zee en dat een aanzienlijk deel van de gemeten aanwezigheid van ammoniak in kustgebieden nog steeds niet kan worden verklaard, terwijl de depositieberekeningen in de kustgebieden hiervoor nog steeds worden gecorrigeerd en naar boven worden bijgesteld?1
Het klopt dat er nog altijd een verschil is tussen de gemeten en berekende ammoniakconcentraties langs de kust. Dankzij het onderzoek van het RIVM is de meetcorrectie echter met 20% verminderd. Dit betekent dat het model nu minder hoeft te worden gecorrigeerd op basis van metingen.
Deze situatie onderstreept hoe belangrijk het is om voldoende en nauwkeurig te blijven meten in de praktijk, ook om daarmee de modelberekeningen te verbeteren. Het kabinet wil het gebruik van modellen in dit dossier zoveel mogelijk beperken en meer uitgaan van metingen. Toch zijn er situaties waarin modellen onvermijdelijk blijven. Via onder andere het Nationaal Kennisprogramma Stikstof lopen onderzoeken die helpen om modellen zo betrouwbaar mogelijk te maken.
Dit onderstreept bovendien waarom het beter is om beleid meer te baseren en te sturen op stikstofuitstoot in plaats van stikstofneerslag. Uitstoot is direct beïnvloedbaar door alle betrokken partijen, terwijl neerslag afhankelijk is van complexe factoren zoals weersomstandigheden. Door te sturen op de stikstofuitstoot wordt de afhankelijkheid van modellen kleiner en ontstaat er meer duidelijkheid en voorspelbaarheid voor alle partijen.
Kunt u een indicatie geven van de mate waarin de depositieberekeningen met Aerius-monitor naar aanleiding van het eindrapport «Ammoniak van Zee» bij de komende update zullen worden bijgesteld?
De stikstofdepositie langs de kust zal naar verwachting niet wezenlijk veranderen als gevolg van dit onderzoek. We blijven immers uitgaan van de metingen en daar verandert niets aan. Het is echter wel zo dat wijzigingen in het model of de invoerdata, onder andere als gevolg van dit onderzoek, op lokaal niveau kunnen leiden tot andere resultaten. De omvang van deze lokale veranderingen wordt duidelijk wanneer in oktober de nieuwe monitoringsresultaten worden gepubliceerd.
De modelmatige aanpassingen die in dit rapport worden voorgesteld zullen het verschil tussen metingen en berekeningen langs de kust met 20% verkleinen. Hierdoor heeft het model nu minder correctie nodig om tot de juiste waarden te komen.
Hoe reëel is de mogelijkheid dat sprake is van overschatting van de depositie in kustgebieden, zoals aangetoond bij depositiemetingen in Solleveld en dat hierdoor de concentraties in de kustgebieden hoger uitvallen dan berekend?2
De eerdere depositiemetingen in Solleveld kunnen, zoals het artikel ook aangeeft, niet gebruikt worden om conclusies te trekken. Er waren immers maar voor ongeveer een kwart van de tijd bruikbare meetresultaten, en de locatie was niet representatief voor het gehele kustgebied. Daarnaast zijn essentiële vegetatiekenmerken en meteorologische variabelen destijds niet gemeten. Een nieuwe meetcampagne, met veel extra metingen, is gestart om beter inzicht te krijgen in het uitwisselingsproces van ammoniak in de lucht met de duinvegetatie.
Er is op dit moment geen (wetenschappelijke) aanleiding om de gerapporteerde stikstofdepositie naar beneden bij te stellen.
Wanneer zijn de resultaten van nieuwe metingen in Solleveld bekend?
De nieuwe metingen zijn begin dit jaar gestart. Het RIVM voert de metingen in Solleveld twee jaar uit, met als doel het uitwisselingsproces van ammoniak met de duinvegetatie beter te begrijpen. Door het complexe karakter van de metingen en de wisselende meteorologische omstandigheden is het van belang om een langere periode te meten. Het RIVM verwacht ten vroegste eind 2026 een eerste uitspraak te kunnen doen over deze metingen.
Bent u voornemens ervoor te zorgen dat net zoals voor concentratiemetingen wordt gecorrigeerd ook wordt gecorrigeerd voor depositiemetingen, aangezien dat de laatste stand van de wetenschap is?
Ik ben van mening dat de berekende waarden zo nauwkeurig mogelijk de waarheid moeten benaderen, en dat ze moeten worden gecorrigeerd zodra dat mogelijk blijkt. Dat geldt ook voor de uitkomsten van metingen van droge depositie, al geldt daarbij wel (zoals ook vermeld in antwoorden 3 en 4) dat daar voldoende zekerheid voor moet zijn. Op dit moment zijn er nog onvoldoende meetpunten voor droge depositie.
Verder vindt binnen het Nationaal Kennisprogramma Stikstof onderzoek plaats naar innovatieve meetmethoden die (op termijn) het monitoringsbeeld kunnen verrijken en versterken. Bijvoorbeeld met satellietmetingen of door gebruik van nieuwe generaties sensoren. Ook wordt continu gewerkt aan het verbeteren van de stikstofmodellen. Meer hierover is de vinden in de Voortgangsrapportage Nationaal Kennisprogramma Stikstof 2024.
Ik deel uw behoefte dat steeds meer uit moet worden gegaan van metingen. Om die reden ben ik voornemens te bezien hoe het aantal meetpunten voor droge depositie de komende tijd verder kan worden verhoogd. Het is echter niet realistisch om te verwachten dat dat al op korte termijn leidt tot de mogelijkheid om correcties door te voeren voor metingen van droge depositie. De natte depositie wordt overigens wel gecorrigeerd aan de hand van de beschikbare metingen.
Bent u voornemens in overleg met de provincies ervoor te zorgen dat in natuurdoelanalyses voor de kustgebieden wordt verwezen naar de stand van de wetenschap wat betreft depositieberekeningen en -metingen in kustgebieden, zowel als het gaat om het eindrapport «Ammoniak van Zee» als de depositiemetingen in Solleveld, en de mogelijke gevolgen daarvan voor het halen van de kritische depositiewaarde in verschillende habitats?
De natuurdoelanalyses blijven mede uitgaan van de best beschikbare kennis en gegevens. Voor een groot deel betreft dit via natuurmonitoring in het veld verzamelde gegevens en voor stikstofdepositie zijn dit nu dus de door het RIVM gepubliceerde cijfers. Die cijfers worden altijd opgeleverd conform de laatste stand der wetenschap.
Deelt u de mening dat, gelet op de grote impact van het niet langer corrigeren voor zee-emissies op de depositieniveaus in de kustgebieden (tot 400 mol per hectare per jaar), het van groot belang is dat modelaanpassingen snel worden doorgevoerd zodat vergunningverlening voor onder meer woningbouw niet onnodig wordt belemmerd?
Het onderzoek geeft aan dat de eerdere verklaring voor het gat tussen de metingen en berekeningen, ammoniak van zee, niet blijkt te kloppen. Het betekent echter niet dat het gat weg is; we blijven nog altijd veel stikstof meten in de kustgebieden. Die metingen zijn leidend voor de monitoring.
De oplossing van natuurcompensatie voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte en de gevolgen daarvan voor vissers in Noord-Holland. |
|
Eline Vedder (CDA), Harmen Krul (CDA) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Alternatieve oplossing Natuurcompensatie Maasvlakte is geen oplossing»?1
Ja.
Herkent u het in dit artikel beschreven alternatief voor natuurcompensatie voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte?
Ja.
Kunt u aangeven wat de status van dit voorstel is? Wanneer verwacht u een definitief besluit te nemen?
Het voorstel betreft een suggestie voor een alternatieve natuurcompensatie dat ter bespreking is gedeeld met de vertegenwoordigers van de visserijorganisaties, de natuur- en milieuorganisaties, Havenbedrijf Rotterdam en de bij de Noordzee betrokken departementen.
Naar aanleiding van de ontvangen reacties op dit voorstel en op verzoek van de visserij- en natuur- en milieuorganisaties heb ik besloten om de belanghebbenden nog een laatste kans te geven om, in een kort proces tot medio mei, samen te komen tot een gedragen alternatief.
Over de uitkomst daarvan zal ook afstemming met de andere departementen nodig zijn, voordat ik met instemming van het kabinet een voorgenomen besluit over de alternatieve natuurcompensatie aan de Commissie stuur. Ik streef ernaar om dat voor het zomerreces te doen. Pas als de Commissie instemt met het voorgenomen besluit, kan ik een definitief besluit nemen.
Is er naar uw mening voor de vissers wel of geen «waterbedeffect» als de beperkende maatregelen voor de Zuidwestelijke viswateren worden vervangen door maatregelen in de Noord-Hollandse wateren?
De moties van het lid Flach c.s. (Kamerstukken 30 252, nr. 137 en 36 410 XIV, nr. 88) vragen mij om, indien mogelijk, de belangrijkste visgebieden in de Voordelta uit te zonderen van sluiting in het kader van de natuurcompensatie. In het commissiedebat Tuinbouw, visserij en biotechnologie van 3 oktober 2024 heeft het lid Flach mij aanvullend gevraagd om ook buiten de Voordelta te kijken. Anderen, waaronder het lid Vedder, sloten aan bij deze vraag.
Het te compenseren habitattype H1110B komt alleen voor in de ondiepe kustzee, tot een diepte van 20 meter.
Welke verklaring en onderbouwing zijn er om een extra Natura 2000-gebied op basis van de Habitatrichtlijn ten zuiden van het Natura 2000-gebied «Noordzee Kustzone» nodig te maken en/of om dat gebied in zuidelijke richting uit te moeten breiden?
In algemene zin geldt het volgende. Compenserende maatregelen kunnen worden getroffen buiten het door het project van groot openbaar belang geraakte Natura 2000-gebied, namelijk in een ander Natura 2000-gebied of geheel buiten het Natura 2000-netwerk. Als een compenserende maatregel voorziet in de ontwikkeling of verbetering van habitats in een ander Natura 2000-gebied, dan zorgt de Staatssecretaris van LVVN er voor dat het aanwijzingsbesluit van dat gebied wordt aangepast, zodat het resultaat van de compenserende maatregel wordt beschermd. Als de maatregel wordt genomen buiten het Natura 2000-netwerk, moet het betreffende gebied worden aangewezen als nieuw Natura 2000-gebied. Dit is voorgeschreven in artikel 3.61 Besluit kwaliteit leefomgeving, op basis van de Europese juridische kaders.
Kunt u de ecologische onderbouwing geven voor die eventuele uitbreiding van het bestaande Natura 2000-gebied of voor aanwijzing van een nieuw Natura 2000-gebied, uitgaande van het Habitattype 1110?
Allereerst verwijs ik hier naar het antwoord op vraag 5 voor de juridische basis voor de aanwijzing van een nieuw Natura 2000-gebied.
De keuze voor een nieuw Natura 2000-gebied op die locatie is deels op grond van ecologie, deels op grond van pragmatisme. Uit recent onderzoek van Wageningen Marien Research is gebleken dat het betreffende gebied relatief hoge natuurwaarden bevat.2 Bijvoorbeeld door het voorkomen van schelpdieren in grote dichtheden, die als voedsel dienen voor daar voorkomende schelpdieretende duikeenden. Verder sluit het gebied aan op reeds gesloten VIBEG-gebieden in Natura 2000-gebied Noordzeekustzone3, waardoor positieve effecten elkaar kunnen versterken.
Kunt u aangeven of u voornemens bent de mogelijk gedupeerde Noord-Hollandse vissers te compenseren en op welke wijze dat zal gebeuren?
Het is nu te vroeg om al over compensatie te spreken, er ligt immers nog geen besluit. Op het moment dat er een onherroepelijk besluit tot sluiting van bepaalde gebieden ligt, kan een visser overeenkomstig de daarvoor geldende kaders een beroep doen op nadeelcompensatie. Ik heb hiervoor middelen gereserveerd.
Kunt u aangeven wat de status is van uitbetaalde compensatiegelden in de Zuidwestelijke regio als daar niet langer meer sprake is van beperkende maatregelen?
Er zijn geen compensatiegelden betaald. Hiervoor geldt hetzelfde als bij vraag 7: er kan pas sprake zijn van nadeelcompensatie op het moment dat er een definitief besluit ligt.
Kunt u aangeven waarom u op deze wijze invulling geeft aan de motie van het lid Flach c.s. (Kamerstuk 30 252, nr. 137), door wel de vissers in de regio Zuidwest te ontzien maar de Noord-Hollandse vissers te beperken en de visserij daarmee per saldo met evenveel of zelfs meer beperkingen te confronteren?
Inhoudelijk heb ik met mijn antwoord op vraag 4 ook deze vraag beantwoord. Aanvullend verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3, waarin ik aangeef dat ik de visserijorganisaties en de natuur- en milieuorganisaties nog een laatste kans bied om er samen uit te komen.
Bent u bereid om geen onomkeerbare besluiten te nemen, waaronder het informeren van of notificeren bij de Europese Commissie, totdat u met de visserijsector langs de hele kust (van Cadzand tot Delfzijl) overeenstemming heeft bereikt over mogelijk alternatieve maatregelen?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 3 geef ik de stakeholders nog een laatste kans om gezamenlijk tot een gedragen alternatieve natuurcompensatie te komen. Ik nodig daarvoor dezelfde partijen uit als die betrokken waren bij de gesprekken in 2023, aangevuld met de vertegenwoordigers van de Noordelijke Visserij Alliantie en vertegenwoordigers van de kleinschalige visserij in de Voordelta. Met instemming van het kabinet zal ik het gedragen alternatief aan uw Kamer sturen en ter instemming voorleggen aan de Europese Commissie. Pas als ook die daarmee akkoord is neem ik een definitief besluit.
De dure importcontroles bij groente en fruit |
|
Cor Pierik (BBB), Thom van Campen (VVD), Dion Graus (PVV), André Flach (SGP) |
|
Rummenie |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de kritiek vanuit de groente- en fruitsector op de dure residucontroles?1
Ja.
Kunt u precies aangeven welke testen het nationaal referentielaboratorium Wageningen Food Safety Research (WFSR) verplicht is te doen bij import van groente en fruit?
De Europese lidstaten zijn verplicht om officiële controles uit voeren wanneer sprake is van import van hoog risico producten. In Nederland voert de NVWA deze controles uit. De vereiste analyses voor de producten zijn opgenomen in de bijlagen bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793. Zendingen van bepaalde levensmiddelen (en diervoeders) uit bepaalde derde landen worden met een vastgestelde frequentie bemonsterd en geanalyseerd. Voorbeelden van stoffen waarvan de concentraties worden onderzocht zijn aflatoxinen, residuen van bestrijdingsmiddelen, Salmonella, ochratoxine A, cyanide. WFSR is aangewezen als officieel laboratorium en voert laboratorium analyses uit in opdracht van de NVWA op de door de NVWA genomen toezichtmonsters als onderdeel van de officiële controles.
Wordt geïmporteerd groente en fruit door WFSR alleen getest op de voor voedselveiligheid volgens Europese regelgeving verplichte zaken? Zo nee, welke testen worden nog meer gedaan en waarom?
Enkel de door de NVWA opgelegde screeningsanalyses worden uitgevoerd op de monsters die door de NVWA conform Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 worden genomen. Er worden dus alleen voedselveiligheid screeningsanalyses uitgevoerd op volgens Europese regelgeving verplichte zaken.
Klopt het dat alleen de kosten verbonden aan de wettelijk vereiste residucontroles voor voedselveiligheid worden geretribueerd aan het bedrijfsleven?
Ja dat klopt. Op grond van artikel 79 van de Europese controle verordening moeten lidstaten vergoedingen vragen of heffingen innen om de kosten te dekken die zij maken voor de controles van deze hoog risicoproducten. Hiervoor is gekozen om de afhankelijkheid van het systeem van officiële controles van de overheidsfinanciën te beperken. Hierbij wordt vanzelfsprekend ook rekening gehouden met het kabinetsbeleid «Maat houden 2014». In het tarief dat voor deze specifieke controles aan het bedrijfsleven in rekening wordt gebracht zijn dus zowel de kosten voor de monstername, transport en afhandeling door de NVWA, als ook de analyse van het officiële laboratorium verwerkt. De NVWA publiceert jaarlijks de onderbouwing van de tarieven die voor het bedrijfsleven zijn berekend.
Kunt u een verklaring geven voor het grote verschil in tarieven tussen WFSR en private laboratoria, die wel de wettelijk verplichte residucontroles voor Belgische importeurs mogen doen?
De verklaring voor het verschil ligt mogelijk in de verschillende stelsels van innen van retributies tussen de verschillende landen. In Nederland is sprake van een kostendekkend NVWA tarief voor het gehele proces, dus voor zowel kosten voor monstername, transport en afhandeling door de NVWA als voor de laboratorium analyse. Het bedrijfsleven, de NVWA en de Ministeries van LVVN en VWS zijn op dit moment hierover met elkaar in overleg. Hierbij wordt gekeken naar het verschil in kosten tussen WFSR en private laboratoria en naar een eventuele verklaring hiervoor. Ook zal ik een onderzoeksbureau opdracht geven om dit nader uit te zoeken. Uw Kamer zal hier voor de zomer over worden geïnformeerd. Zie ook het antwoord bij vraag 6.
Hoe waardeert u het grote verschil in genoemde tarieven tussen WFSR en private laboratoria?
In Nederland is sprake van een kostendekkend NVWA-tarief voor het gehele proces, dus voor zowel kosten voor monstername, transport en afhandeling door de NVWA als voor de laboratorium analyse. Zoals ook in het antwoord op vraag 5 is aangegeven zijn het bedrijfsleven, de NVWA en de Ministeries van LVVN en VWS hierover met elkaar in overleg en zal ik dit nader laten onderzoeken.
Hoe voorkomt u dat de monopoliepositie van WFSR bij residucontroles leidt tot onnodige kosten voor het bedrijfsleven?
WFSR als onderdeel van Stichting Wageningen Research heeft geen winstoogmerk. WFSR brengt alleen de daadwerkelijk gemaakte laboratoriumkosten in rekening bij de NVWA, conform de subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek. Voorts is voor de doelmatigheid recent een evaluatie van de WOT Voedselveiligheid Handhaving uitgevoerd en aan uw Kamer aangeboden. In de evaluatie is het volgende beschreven «Wij concluderen een effectieve en efficiënte opzet (aansturing, besluitvorming en verantwoording) en uitvoering van de WOT-VV Handhaving, en een effectieve en efficiënte samenwerking met andere kennisinstellingen. Ook concluderen wij dat er voldoende sprake is van een borging van de kwaliteit en onafhankelijke uitvoering van het WOT-VV Handhavingsprogramma. Dit concluderen wij over het hier en nu, en de wijze waarop de WOT-VV Handhaving in de periode 2019–2023 is uitgevoerd.»
Op welke wijze wordt in afspraken met WFSR gestuurd op transparantie over uitgevoerde testen, doelmatigheid en kostenefficiëntie?
De NVWA stuurt op het zo snel en efficiënt mogelijk uitvoeren van werkzaamheden door WFSR. Dit is een continue proces waarbij WFSR aan de NVWA rapporteert. Alle analyseresultaten worden conform jaarplan en de ISO17025 gerapporteerd aan de NVWA. Kosten worden jaarlijks met de accountantscontrole conform Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek geëvalueerd. Indexaties doorgevoerd in tariefstellingen worden afgestemd met Ministeries en de NVWA en dienen ook conform deze Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek een accountantsverklaring te hebben. Zie ook het antwoord bij vraag 7.
Bent u ervan op de hoogte dat door de sterke stijging van retributietarieven bedrijven hun handelsstromen (dreigen te) verleggen?
Het bedrijfsleven heeft dit inderdaad aan de Ministeries van LVVN en VWS aangegeven. Het bedrijfsleven, de NVWA en de Ministeries van LVVN en VWS zijn op dit moment met elkaar in overleg om hier in meer detail op in te gaan.
Deelt u de analyse dat in het belang van het voorkomen van verschuiving van importstromen naar andere Europese havens de tarieven voor residucontroles zo laag mogelijk moeten worden gehouden?
Ja dat deel ik. De overheid streeft naar kostendekkende tarieven. Uiteraard wordt daarbij gestuurd op de doelmatigheid van de WFSR en de NVWA. De kosten van WFSR worden door de accountant gecontroleerd conform Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek. Verder dienen de activiteiten die WFSR als officieel laboratorium uitvoert te voldoen aan de Europese controle verordening. Analyseresultaten dienen van een goede kwaliteit te zijn en te voldoen aan de gestelde wettelijke normen en ISO17025 accreditatie.
Waarom is er niet voor gekozen ruimte te geven aan private laboratoria om de wettelijk vereiste residucontroles uit te voeren?
WFSR is hèt laboratorium voor voedselveiligheid. Het is voor Nederland van belang dat er voor deze EU-verplichting een laboratorium van goede kwaliteit is. Ook vraagt EU-regelgeving om garanties en borgingen. Zo mag de onafhankelijkheid van het officiële laboratorium nooit ter discussie komen te staan. Belangenverstrengeling met werk voor derden is zeer onwenselijk. Ook de Europese controle verordening vereist deze onafhankelijkheid. Als overheid staan wij voor gezond èn veilig voedsel conform de EU wettelijke eisen. Op dit moment is onduidelijk of een privaat laboratorium aan al deze eisen kan voldoen. Ook is onduidelijk hoe groot de effecten van het eventueel moeten voldoen aan meer eisen zijn, voor de tarieven van private laboratoria.
Het bedrijfsleven, de NVWA en de Ministeries van LVVN en VWS zijn op dit moment met elkaar in overleg om uit te zoeken waar het prijsverschil tussen private laboratoria en de WFSR vandaan komt. In dit overleg wordt ook gekeken naar de prijsverschillen tussen Nederland en België en de oorzaken hiervan. Daarnaast zal ik ook een onderzoeksbureau opdracht geven om deze punten nader uit te zoeken. De vraagstelling aan het onderzoeksbureau zal worden afgestemd met het bedrijfsleven. Het kabinet staat welwillend tegenover het verzoek van de indieners om ook het gebruik van private laboratoria te onderzoeken.
Bent u bereid, met het oog op verbetering van de concurrentiepositie van Nederlandse importeurs van groente en fruit en het betaalbaarder maken van gezond groente en fruit, te kijken naar de mogelijkheid om private laboratoria, net zoals in buurland België, ruimte te geven de wettelijk vereiste residucontroles uit te voeren?
Zie antwoord vraag 11.
Ziet u mogelijkheden om de residucontroles dichter bij de havens uit te voeren, zodat de doorlooptijd voor deze controles (met bijbehorende kosten en risico’s voor de voedselkwaliteit) kan worden verkort?
WFSR is gehuisvest in Wageningen. De reistijd naar Wageningen is een verwaarloosbaar component in de doorlooptijd. Zie verder het antwoord op vraag
Het bericht dat een kleinschalige boerderij moet stoppen omdat hun pachtcontract niet verlengd wordt |
|
Laura Bromet (GL) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Lakenvelder Boerderij moet noodgedwongen stoppen: «Koeien deze zomer niet de wei, maar de vrachtwagen in»»?1
Ja, ik ben ook bekend dat het besluit van de gemeenten Teylingen om de voorlopige gunningen in te trekken en een nieuwe openbare selectieprocedure op te starten.
Ik ben mij ervan bewust dat de huidige geliberaliseerde pacht geen lange termijnzekerheid biedt voor een bedrijfsvoering als de Lakervelder Boerderij Boterhuispolder. Daarom werk ik aan de herziening van de pachtregelgeving, waardoor het sluiten van langlopende pachtovereenkomsten aantrekkelijker wordt gemaakt. Het sluiten van langlopende pachtovereenkomsten biedt meer zekerheid en perspectief voor een bedrijfsvoering dan het sluiten van een kortlopende overeenkomst. Pacht is voor veel landbouwers een noodzakelijk instrument, landbouwers zijn in hun bedrijfsvoering gebaat bij langdurige stabiliteit. Hierdoor kunnen zij toekomstgericht werken en investeringen doen. Dit is zowel goed voor het verdienvermogen van landbouwers alsook voor maatschappelijke doelen zoals verduurzaming.
Deelt u de mening dat kleinschalige boerenbedrijven die tevens bijdragen aan multifunctioneel ruimtegebruik, zoals het aanbieden van recreatiegebied en vergroting van de biodiversiteit, behouden moeten blijven met het oog op het toekomstbestendig maken van de landbouw? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is er voor de gehele land- en tuinbouwsector. Dat betekent dat het beleid niet specifiek gericht is op het stimuleren van een bepaald type bedrijf, maar op een sector waarin verschillende soorten bedrijven kunnen opereren. Kleinschalige boerenbedrijven maken daar uiteraard onderdeel van uit, net als grotere bedrijven.
Bedrijven moeten zich kunnen ontwikkelen binnen hun eigen activiteiten, zolang ze opereren binnen de kaders van wet- en regelgeving. Multifunctioneel ruimtegebruik, zoals recreatie en biodiversiteitsbevordering, kan daarin een belangrijke rol spelen. Wij zetten ons in voor een toekomstbestendige landbouw waarin ondernemers – ongeacht hun schaalgrootte – een duurzaam en economisch haalbaar perspectief hebben.
Vindt u het wenselijk dat kleinschalige biologische familiebedrijven gericht op het lokale voedselsysteem moeten wijken voor grootschalige bedrijven met een mestoverschot?
Overheidsorganen moeten bij de uitgifte van een onroerend goed rekening houden met de uitspraak van de Hoge Raad in het Didam-arrest2. In de praktijk betekent dit dat bij de uitgifte van grond en een vermoeden dat er meerdere potentiële gegadigden zijn er een openbare selectieprocedure moet plaatsvinden, aan de hand van voorafgaand bekendgemaakte objectieve, toetsbare en redelijke selectiecriteria. De keuze van de gebruikte selectiecriteria en de weging ten opzichte van andere criteria behoort tot de autonome bevoegdheid van de betreffende overheidsorganisatie en hangt samen met het doel en gewenste gebruik van de betreffende grond. Zelf ben ik voorstander van de aanpak van onder meer Staatsbosbeheer die de uiteindelijke selectie baseert op 70% kwaliteit en 30% prijs, maar deze keuze is uiteindelijk aan de betreffende overheid. Dat dit uiteindelijk kan leiden tot de keuze voor een grootschalig bedrijf met een mestoverschot in plaats van een biologisch familiebedrijf is om deze reden niet aan mij.
Wat bent u van plan om te doen om de overgang van grond, zowel via pacht als koop, van duurzame boeren naar grootschalige bedrijven met een mestoverschot te voorkomen, ook in het licht van het verval van de mestderogatie?
Pacht en verkoop zijn privaatrechtelijke overeenkomsten waarin respectievelijk verpachter en pachter en verkoper en koper in hun overeenkomsten afspraken en voorwaarden opnemen over het gebruik van de grond en de verkoop van grond. Mestoverschot en het verval van de mestderogatie spelen als zodanig geen rol bij de keuze aan welke partij de grond wordt gegund dan wel verkocht. Ik ben dan ook niet van plan om hierin te treden. Overigens dient de gebruiker te voldoen aan de wet- en regelgeving op dit gebied.
Bent u van mening dat overheden een voorbeeldfunctie hebben op het gebied van duurzame en langjarige pacht? Zo nee, waarom niet?
Het Rijksvastgoedbedrijf (voor de agrarische grondportefeuille van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) en Staatsbosbeheer (voor zijn eigen gronden) geven hun gronden die voor zover bekend al biologisch gecertificeerd zijn conform de motie Bromet3 ook bij een nieuwe uitgifte wederom aan een pachter voor biologisch gebruik uit. Daarnaast kennen zowel het Rijksvastgoedbedrijf als Staatsbosbeheer bij inschrijving op door hen uitgegeven (geliberaliseerde) pachtcontracten meer punten toe aan pachters die aantoonbaar in bezit zijn van erkende duurzaamheidscertificaten en/of (agrarisch) natuurbeheer toepassen in hun bedrijfsvoering. Daarbij geldt dat certificaten met de hoogste duurzaamheidsscores (SKAL) ook de meeste punten opleveren en dus de kansen vergroot voor de betreffende pachter om in aanmerking te komen voor het contract. Vanuit de rijksoverheid wordt dus al ingezet op duurzaam langjarige pacht. Met de voorgenomen herziening van de pachtregelgeving wil ik dit verder stimuleren.
Bent u bereid om met gemeenten en provincies in gesprek te gaan over het behouden én uitbreiden van het pachtareaal dat langjarig en aan biologische en andere natuur-inclusieve bedrijven wordt verpacht? Kunt u heel precies aangeven welk tijdspad en welke inzet ze hierbij voor ogen heeft?
Ik ben bereid om in overleg te treden met het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om een vergelijkbaar uitgifte beleid waarvan nu al sprake is bij het Rijksvastgoedbedrijf en Staatsbosbeheer bij hen onder de aandacht te brengen voor zover dit al niet gebeurt. Momenteel is het aan provincies en gemeenten om zelf te bepalen of zij dit in hun uitgiftebeleid willen overnemen. Het aangaan van langjarige duurzame pacht wordt aantrekkelijker gemaakt met het in werking treden van de nieuwe pachtregelgeving waar ik momenteel aan werk.
Bent u bereid om met name bij pacht van publieke grond maatschappelijke doelen zwaarder te laten wegen ten opzichte van de hoogte van de pacht en wat bent u concreet van plan hieraan te doen?
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is verantwoordelijk voor de verpachting van de gronden die in eigendom zijn van het Rijksvastgoedbedrijf. Er wordt bij de uitgifte van gronden door het Rijksvastgoedbedrijf en Staatsbosbeheer al rekening gehouden met het zwaarder laten wegen van maatschappelijke doelen in de selectieprocedure. De provincies en gemeenten hebben een eigenstandige bevoegdheid daarin. In mijn gesprek met het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zal ik ook dit punt meenemen.
Bent u van plan om voor het verlopen van de bezwaarprocedure in contact te treden met de gemeente Teylingen over dit besluit?
De gemeente Teylingen heeft besloten om de voorlopige gunning in te trekken en een nieuwe openbare selectieprocedure op te starten. Ik vind het een goede zaak wanneer medeoverheden het voorbeeld volgen van bijvoorbeeld Staatsbosbeheer. Daarom heb ik op 12 februari jl. een brief geschreven aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Teylingen, met eenzelfde oproep om bij toekomstige openbare procedures te overwegen maatschappelijke diensten van ondernemers zwaarder te laten meewegen en daarmee oog te houden voor de maatschappelijke bijdrage die pachters kunnen leveren aan een specifiek gebied.
Het verpachten van landbouwgrond door gemeenten en de eisen die daarbij worden gesteld. |
|
Eline Vedder (CDA) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met het besluit van de gemeente Teylingen om de pachtcontracten van een aantal boerderijen waarop onder andere wordt gewerkt aan natuurinclusieve landbouw en verbetering van de biodiversiteit niet te verlengen?1
Ja, ik ben ook bekend met het besluit van de gemeenten Teylingen om de voorlopige gunningen in te trekken en een nieuwe openbare selectieprocedure op te starten.
Ik ben mij ervan bewust dat de huidige geliberaliseerde pacht geen lange termijnzekerheid biedt voor een bedrijfsvoering als de Lakervelder Boerderij Boterhuispolder. Daarom werk ik aan de herziening van de pachtregelgeving, waardoor het sluiten van langlopende pachtovereenkomsten aantrekkelijker wordt gemaakt. Het sluiten van langlopende pachtovereenkomsten biedt meer zekerheid en perspectief voor een bedrijfsvoering dan het sluiten van een kortlopende overeenkomst. Pacht is voor veel landbouwers een noodzakelijk instrument, boeren zijn in hun bedrijfsvoering gebaat bij langdurige stabiliteit. Hierdoor kunnen zij toekomstgericht werken en investeringen doen. Dit is zowel goed voor het verdienvermogen alsook de maatschappelijke doelen zoals verduurzaming.
Klopt het dat dit besluit van de gemeente ook tot gevolg zal hebben dat het duurzame gebiedsplan «Land van Wei & Water», waarbij ook de provincie Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap en de gemeente Teylingen zijn betrokken, op de tocht komt te staan?
In het bedoelde gebiedsplan trekken onder anderen vier agrarisch ondernemers gezamenlijk op. Indien er één of meer deelnemers geheel of gedeeltelijk wegvallen, zullen zij een nieuwe afweging moeten maken.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als gemeenten, indien zij menen vanwege het Didam-arrest een openbare aanbesteding te moeten doen voor het verpachten van landbouwgrond, bij deze aanbesteding alleen voor de hoogste bieder kiezen en duurzaamheidscriteria niet of onvoldoende mee laten wegen?2
Uit de Didam jurisprudentie volgt dat overheidsorganisaties verplicht zijn om in het geval er meerdere (potentiële) gegadigden voor de grond zijn, hiervoor een openbare selectieprocedure te gebruiken. De selectieprocedure vindt aan de hand van vooraf bekendgemaakte objectieve, toetsbare en redelijke criteria plaats. Dit kan op basis van kwaliteitscriteria en prijscomponenten.
Ik vind het belangrijk om te benoemen dat gemeenten lichamen met zelfstandige bevoegdheden zijn. Zij zijn bevoegd om taken op zich te nemen die te maken hebben met het bestuur en beleid van de betreffende gemeente. Een gemeente heeft bijvoorbeeld de regie over haar pachtuitgiftebeleid; een gemeente weet wat het beste past bij de lokale omstandigheden.
Uit de berichtgeving maak ik op dat de gemeente Teylingen haar keuze heeft gebaseerd op criteria die betrekking hebben op het beheer dat gericht moet zijn op instandhouding van het leefgebied van weidevolgels, duurzaam grondgebruik en de geboden prijs. Ik merk ook op dat de prijs een zwaarwegende factor is geweest.
Deelt u de mening dat het een goede zaak zou zijn als gemeenten dezelfde criteria bij het verpachten van landbouwgrond zouden hanteren als Staatsbosbeheer (70 procent kwaliteit en 30 procent prijs)? Zo nee, waarom niet?
Ik wil niet treden in de autonome bevoegdheid van een medeoverheid. Wel wil ik benoemen dat ik het een goede zaak vind wanneer medeoverheden het voorbeeld volgen van bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, die de kwaliteit zwaarder mee laat wegen dan de prijs in de criteria voor pachtuitgifte.
Kunt u aangeven wat in dat geval de uitkomst van de aanbesteding in dit specifieke geval zou zijn geweest?
Ik heb geen concrete informatie over het gunningsproces en de daadwerkelijke uitkomsten van de puntenverdeling van de gemeente in kwestie.
Deelt u de mening dat gemeenten en andere overheden het goede voorbeeld zouden moeten geven bij het verpachten van landbouwgrond en meer gewicht zouden moeten geven aan bijvoorbeeld duurzaamheid, natuurinclusiviteit en biodiversiteit? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het belangrijk dat bij de gunning van pachtovereenkomsten rekening wordt gehouden met lange termijnzekerheid in de bedrijfsvoering. Hier kan dus ook gekeken worden naar de kwaliteit zoals bij Staatsbosbeheer gebeurt. Ik zie graag dat medeoverheden dit voorbeeld volgen.
Welke mogelijkheden ziet u om gemeenten en andere overheden ertoe aan te zetten om bij het verpachten van landbouwgrond meer te sturen op bovengenoemde criteria?
Ik wil niet treden in de autonome bevoegdheid van een medeoverheid. Wel wil ik benoemen dat ik het een goede zaak vind wanneer medeoverheden het voorbeeld volgen van bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, die de kwaliteit zwaarder mee laat wegen dan de prijs in de criteria voor pachtuitgifte. Daarom heb ik een brief geschreven aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Teylingen, met een oproep om bij toekomstige openbare procedures te overwegen maatschappelijke diensten zwaarwegend te maken, en daarmee oog te houden voor maatschappelijke bijdrage die pachters kunnen leveren aan een specifiek gebied.
Het bericht dat er wolven in Nederland verdwijnen en dat experts aanwijzingen voor stroperij zien. |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie , David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten dat een kwart van de geregistreerde wolvenpopulatie in Nederland zonder natuurlijke verklaring is verdwenen?1
Ja, dit bericht is mij bekend.
Deelt u de mening dat het een taak van de overheid is om elke (beschermde) diersoort te beschermen tegen illegale praktijken zoals stroperij?
Ik keur stroperij ten zeerste af en zet me in voor de bescherming van de natuur en de daarin levende soorten. Het tegengaan van stroperij is onderdeel van het toezicht op faunabeleid. Dit is een provinciale taak. Daarnaast maak ik mij ook ernstige zorgen over de incidenten met wolven en de overlast en angst die burgers en boeren ervaren door de aanwezigheid van de wolf. Ik leef met hen mee en werk aan passende maatregelen om wolvenaanvallen op mensen, huisdieren en vee te voorkomen en om in die gevallen dat desondanks toch aanvallen plaatsvinden, effectief te kunnen optreden. Deze acties staan verwoord in de Landelijke Aanpak Wolven (Kamerstuk 33 576, nr. 405).
Welke concrete stappen gaat u ondernemen en wanneer om vast te stellen of de genoemde verdwijningen van wolven het gevolg zijn van illegale praktijken zoals stroperij?
Stroperij is een bekend fenomeen dat van tijd tot tijd op verschillende locaties de kop op steekt. Na het ontvangen van meldingen over stroperij start de politie na analyse van de informatie een onderzoek. Prioritering van de inzet van de politie wordt bepaald in de lokale driehoek. Indien extra inzet van de politie op dit terrein gewenst is, kan dit in de driehoek tussen burgemeester, politiechef en officier van justitie besproken worden.
Deelt u de mening dat het feit dat sommige mensen openlijk vieren en aanmoedigen dat wolven worden gedood bijdraagt aan ophitsing en de kans verhoogt dat mensen op jacht gaan naar wolven? Zo nee, waarop baseert u zich dan?
Het staat eenieder vrij om zich te uiten over wolven. Er zijn mij geen gevallen bekend waarin de meningsuiting van een persoon heeft geleid tot het doden van een wolf.
Kunt u een overzicht geven van het aantal preventieve maatregelen dat is genomen tegen stroperij, waaronder specifiek op de Veluwe en in Zeeland, gezien daar opvallend veel wolven lijken te verdwijnen?
Uit navraag bij BIJ12 is niet gebleken dat er sprake is van een opvallende situatie rond verdwenen wolven. BIJ12 monitort de Nederlandse wolvenpopulatie, maar telt niet alle individuele wolven in Nederland. Er is dus altijd fluctuatie in het aantal gemonitorde dieren. BIJ12 heeft aangegeven dat zij de beweringen over illegale wolvenstroperij niet herkennen. Wolven kunnen om meerdere redenen van de radar verdwijnen. Bijvoorbeeld doordat ze over de grens naar andere landen trekken of doordat ze zich schuilhouden en daardoor niet zichtbaar zijn voor mensen. Ook zijn er bij de politie geen concrete meldingen van stroperij van wolven bekend. Ik zie dan ook geen aanleiding voor het nemen van preventieve maatregelen. Voor de handelwijze bij gevallen van stroperij verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 3.
Welke maatregelen gaat u vragen van Nationaal Park De Hoge Veluwe, gezien het feit dat er daar opvallend veel wolven lijken te verdwijnen? Welke maatregelen gaat Nationaal Park De Hoge Veluwe treffen om de wolf te beschermen?
Met betrekking tot de stelling over het verdwijnen van wolven, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 5. Voor het beschermen van wolven binnen nationale parken zijn provincies het bevoegd gezag. Ik zal om die reden geen maatregelen vragen aan Nationaal Park De Hoge Veluwe.
Wat is uw reactie op het feit dat mensen, waaronder wildlife-crime specialist Pauline Verheij, zich zorgen maken over de rol van jagers in de stroperij in Nederland en daarbuiten?
Ik heb geen aanwijzingen om deze zorgen te delen. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Hoe beoordeelt u het feit dat sommige ecologen niet met naam in de krant willen uit angst voor de gevolgen van hun uitspraken over hun bevindingen?
Ik vind het spijtig dat gevoelens van angst bij sommigen aanwezig zijn. Vrijheid van meningsuiting is een groot goed en het moet een ieder vrij staan zich te uiten over wolven in Nederland.
Welke stappen gaan de Staatssecretaris en Minister zetten om ervoor te zorgen dat ecologen zich veilig voelen om hun werk te kunnen doen en te delen?
De Minister van Justitie en Veiligheid en ik vinden het belangrijk dat ecologen zich veilig voelen om hun werk te doen. De werkgever heeft een belangrijke rol in het bieden van veiligheid voor hun medewerkers. De primaire verantwoordelijkheid voor preventie en nazorg ligt bij de werkgevers. Ook kan de werknemer elke vorm van agressie en geweld altijd melden bij de eigen werkgever en dient de werkgever de juiste expertise in huis te hebben om hier een goede opvolging aan te geven en de juiste ondersteuning te bieden.
Als ecologen te maken hebben met onveiligheid bijvoorbeeld door intimidatie, bedreiging, doxing of mishandeling, kan ook melding of aangifte worden gedaan bij de politie. Tussen de politie en het Openbaar Ministerie zijn afspraken gemaakt als het gaat om de opsporing en vervolging van geweld en agressie tegen mensen met een publieke taak, de Eenduidig Landelijke Afspraken. Ook wetenschappers vallen onder deze groep. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie specifiek beleid voor de strafrechtelijke vervolging van geweld of agressie tegen werknemers met een publieke taak. Dit is vastgelegd in de Aanwijzing kader voor strafvordering meerderjarigen. Een vertrekpunt in deze aanwijzing is dat de sanctie in de richtlijn van een specifiek delict (zoals mishandeling) met 200% wordt verhoogd, wanneer het delict is gepleegd tegen een werknemer met een publieke taak.
Welke stappen gaat u concreet zetten om stroperij te voorkomen en wanneer?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoe kan volgens u de overheid haar rol als hoeder van de rechtsstaat versterken door samen te werken met lokale gemeenschappen, natuurorganisaties en internationale partners om signalen van stroperij tijdig te detecteren en te voorkomen?
De politie werkt op basis van feiten en omstandigheden. Zij ontvangt informatie van groene boa’s, wildbeheereenheden en betrokken burgers. Observaties van betrokken burgers zijn essentieel in de meeste politieonderzoeken. Met andere historische gegevens uit politiesystemen draagt het bij tot daderindicatie. Daar waar landelijke betekenisvolle fenomenen ontstaan, zal de politie hierin acteren. Weging van het politiewerk vindt altijd plaats in afstemming en in overleg met het bevoegde gezag. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Welke boodschap geeft u af, en wat doet het met het vertrouwen in de overheid, als de burgers de indruk krijgen dat illegale praktijken, zoals stroperij, niet effectief worden aangepakt?
In het geval van geconstateerde stroperij treedt de politie op. Er zijn op dit moment geen concrete meldingen van stroperij van wolven en ik zie dan ook geen reden voor een gebrek aan vertrouwen in de overheid. Ik neem ook afstand van de suggestie dat de overheid niet effectief inzet pleegt op het tegengaan en voorkomen van stropen.
Het handelen en functioneren van de NVWA |
|
Harm Holman (NSC) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Hoeveel bestuursrechtelijke maatregelen heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in 2024 uitgedeeld aan horeca, supermarkten en retailbedrijven, distributiecentra, groente- en fruitveilingen en verwerkende bedrijven, eierenverpakkers en ei-verwerkende bedrijven, visafslagen en visverwerkende bedrijven, pluimvee vleesverwerkende bedrijven en overige voedselverwerkende bedrijven? Kunt u deze gegevens uitsplitsten in waarschuwingen en boetes?
De informatie op type bedrijf wordt niet op dat detailniveau vastgelegd. Het is wel uit de systemen te halen na een uitvoerige analyse en die is jaarlijks rond de zomer beschikbaar. Op dit moment kan de NVWA wel cijfers leveren op basis van wetgeving en domein waarop de NVWA toezicht houdt. Hieronder een overzicht van het aantal door de NVWA opgelegde boetes per wet en domein.
Gewasbescherming
198
90
Diergeneesmiddelen
2.222
1.9791
Dierlijke bijproducten
Diervoeder
Vis
Vervoer van dieren
Levende dieren en diergezondheid
Dierenwelzijn
Dierlijke bijproducten
Vleesketen en voedselveiligheid
Fytosanitair
32
79
Mest en natuur
2
157
Horeca en ambachtelijke productie
2.755
6.915
Industriële productie
507
1.011
Vleesketen en voedselveiligheid
21
1631
Bijzondere eet- en drinkwaren
91
2652
Productveiligheid
172
628
Tabak en alcohol
116
Tabak en alcohol
1.330
3933
Bijzondere eet- en drinkwaren
12
Op dit moment wordt binnen de NVWA gewerkt aan het jaarbeeld 2024, waarin publiekelijk verslag wordt gedaan van de belangrijkste resultaten en gebeurtenissen in het afgelopen jaar. Dit verslag wordt jaarlijks in mei gepubliceerd. De NVWA maakt daarnaast een deel van de inspectieresultaten openbaar, die te vinden zijn op de website van de NVWA (https://www.openbare-inspectieresultaten.nvwa.nl/).
Hoe verhoudt het aantal waarschuwingen zich tot de hoeveelheid boetes voor de horeca, supermarkten en retailbedrijven, distributiecentra, groente- en fruitveilingen en verwerkende bedrijven, eierenverpakkers en ei-verwerkende bedrijven, visafslagen en visverwerkende bedrijven, pluimvee vleesverwerkende bedrijven en overige voedselverwerkende bedrijven?
De NVWA heeft verschillende instrumenten om de naleving te verhogen. Over de onderlinge verhouding tussen waarschuwingen en boetes zijn geen betrouwbare generieke conclusies te trekken. De NVWA kan bijvoorbeeld nalevingshulp geven, of aanwijzingen geven voor de bedrijfsvoering ter plaatse. Ze kan een officiële waarschuwing geven, een maatregel opleggen of een boete geven. Daarnaast kan de NVWA een bestuurlijke strafbeschikking opleggen of een proces verbaal aanzeggen. Dit alles is afhankelijk van de soort en de ernst van de overtreding. De NVWA maakt in het interventiebeleid vooraf kenbaar hoe ze met haar instrumentarium omgaat. De inspecteur beoordeelt de concrete omstandigheden van het geval. Hoe ernstiger de overtreding en de (mogelijke) gevolgen daarvan zijn, hoe ingrijpender de interventies worden. De NVWA kan één interventie opleggen of meerdere interventies tegelijkertijd, zoals een maatregel én een boete. Bedrijven die meerdere keren een overtreding begaan, kan de NVWA onder verscherpt toezicht stellen. In het jaar 2023 zijn 10.378 rapporten van bevindingen, 480 processen-verbaal en 21.118 schriftelijke waarschuwingen vastgelegd (bron: Jaarbeeld NVWA 2023 https://www.nvwa.nl/over-de-nvwa/publicaties/jaarbeeld-2023/nvwa-brede-themas#anker-6-maatregelen-en-handhavingsverzoeken).
Hoeveel bestuursrechtelijke maatregelen heeft de NVWA in 2024 uitgedeeld aan pluimveeslachterijen en roodvleesslachterijen? Graag opgesplitst in waarschuwingen en boetes.
In onderstaande tabel het aantal bestuursrechtelijke maatregelen in 2024
Waarschuwingen
Boetes
pluimveeslachterijen
333
223
Roosvleesslachterijen
278
164
Hoe verhoudt het aantal waarschuwingen zich tot de hoeveelheid boetes voor de pluimveeslachterijen en roodvleesslachterijen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Is de manier van optreden nog rechtmatig en doelmatig in het licht van de doelstellingen die de NVWA heeft?
Ja. De NVWA treedt op binnen de kaders van de wet en van rechtsbeginselen zoals evenredigheid en rechtsgelijkheid. De doelmatigheid van het optreden wordt mede bepaald door de uitgangspunten zoals de NVWA die in haar interventiebeleid heeft geformuleerd. De NVWA houdt toezicht en treedt handhavend op conform het Algemeen Interventiebeleid van de NVWA (gepubliceerd in de Staatscourant op 12 januari 2024, nummer 188). In artikel 2.1 staan de uitgangspunten van dit beleid opgesomd.
Daarnaast handelt de NVWA conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb)waarin waarborgen voor ondertoezichtgestelden zijn opgenomen, zoals de proportionaliteit en evenredigheid van het optreden van de NVWA. Ook de «menselijke maat» is een begrip dat de NVWA toepast. Uitgangspunt is het effect op de naleving die met handhaving wordt gerealiseerd. Daarbij is goed contact met de ondertoezichtgestelden natuurlijk belangrijk. In de regel is dat contact er ook. De inspecteur speelt hierbij een belangrijke rol. De inspecteur is een professional die met zijn kennis een goed inzicht heeft in de bedrijven die hij bezoekt. Met zijn kennis kan hij een goed oordeel geven van de feitelijke situatie en op basis daarvan zo nodig optreden. Om het toezicht uniform te laten plaatsvinden zijn er op veel domeinen standaard werkwijzen vastgesteld waarnaar de inspecteurs handelen. Als de inspecteur een overtreding aantreft maakt hij hiervan een Rapport van Bevindingen (RvB) op. Uiteindelijk wordt dit rapport bij de juridische dienst van de NVWA beoordeeld, waarna afhankelijk van de overtreding een boete, waarschuwing of maatregel (Last onder dwangsom of last onder bestuursdwang) wordt opgelegd (zie de Awb). In dit proces heeft de ondertoezichtgestelden altijd de mogelijkheid om zijn kant van het verhaal te delen en bijzondere omstandigheden aan te voeren. Verzachtende omstandigheden worden meegenomen in de beoordeling. Voorbeelden hiervan zijn onvoldoende financieel draagvlak of persoonlijke omstandigheden, in de breedste zin van het woord.
Ik beschouw de wijze waarop de NVWA haar door de wetgever opgedragen taken uitvoert, in combinatie met de in wet- en regelgeving opgenomen boetehoogten en de in het toezichtsproces ingebouwde waarborgen en bijbehorende mogelijkheden voor rechtsbescherming als rechtmatig en doelmatig.
Zijn de boetes die voor kleine overtredingen worden opgelegd proportioneel voor individuele ondernemers, vooral met het oog op kleinere bedrijven zoals boeren en restaurants?
De boetes die door de NVWA worden opgelegd zijn wettelijk vastgesteld. Bij het vaststellen is door de regelgever de proportionaliteit meegewogen. In sommige domeinen is voorzien in een halvering van de boete in geval risico’s door de overtreding gering zijn en verdubbeling als de risico’s ernstig zijn. De NVWA houdt hiermee rekening bij het opleggen van boetes. Daarnaast bevat de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid om boetes te matigen als de specifieke omstandigheden van het geval, waaronder individuele omstandigheden van de ondernemer, hiertoe aanleiding geven. Ook deze bepalingen past de NVWA toe bij opleggen van boetes. Voor gevallen waarin de vaste wettelijke boete ontoereikend is bestaat het instrument van de omzetgerelateerde boete. Ik zal de omzetgerelateerde boete beter en breder toepasbaar maken, zodat de NVWA juist hogere boetes kan opleggen aan grote bedrijven.
Hoeveel mensen werken er bij de NVWA? Kunt u deze gegevens uitsplitsten in functiecategorieën; aantal dierenartsen, beleidsmedewerkers, juristen, controleurs, en anderen?
Op 31-12-2024 werken er 3412 ambtelijke medewerkers bij de NVWA (exclusief practitioners, inhuur en uitzendkrachten). De uitsplitsing naar de verschillende functiecategorieën die hier worden genoemd, zijn niet te geven. We werken voor de functiecategorieën met het functiegebouw Rijk waar grosso modo een indeling is te maken op toezicht en uitvoering (inspecteurs, dierenartsen), beleid en advisering (oa, juristen), kennis en onderzoek (oa. Lab), bedrijfsvoering en management. Binnen de groep Toezicht en uitvoering zitten dierenartsen en controleurs en die zijn niet als zodanig te filteren.
functiecategorie
Aantal medewerkers 31-12-2024
Toezicht en uitvoering
2.136
Kennis en onderzoek
132
Beleid en Advisering
403
Bedrijfsvoering
483
Management
248
Overig
10
totaal
3.412
Per 1 januari 2025 heeft de NVWA er 306 medewerkers bij gekregen door de inhuizing van KDS.
Hoeveel nieuwe werknemers zijn er jaarlijks aangenomen in de afgelopen vijf jaar? Is de organisatie daarmee nu op orde?
Aantal nieuwe medewerkers
Jaar
2020
2021
2022
2023
2024
Aantal medewerkers
355
230
518
480
327
Structureel zijn middelen beschikbaar gesteld voor het versterken van het toezicht van de NVWA, te weten 30 miljoen euro in 2022 oplopend tot structureel 100 miljoen euro vanaf 2028. Investeringen hierin gaan allereerst naar het op orde brengen van urgente taken. Voor VWS gaat het onder andere om extra middelen voor het toezicht op het gebied van productveiligheid en industriële productie. Voor LVVN gaat het onder andere om het toezicht op bestemmingscontroles, het gebruik van biociden, uitbraken van plantenziektes en extra middelen om te kunnen voldoen aan Europese wet- en regelgeving. Ook is al geïnvesteerd in het herstellen van het fundament van de organisatie (onder meer door het aannemen van nieuwe medewerkers) en aan vernieuwing van het toezicht (zoals de toepassing van apps, drones, cameratoezicht). Deze middelen zijn nog hard nodig om het stevige fundament blijvend te borgen, zeker vanwege nieuwe risico’s en taken die op de NVWA afkomen.
Is er naast de goede methodiek van controle ook sprake van een goede werksfeer in de slachthuizen voor de NVWA-medewerkers?
De NVWA houdt als onafhankelijke inspectiedienst toezicht op de bedrijven in de slachtsector. Daarbij is aandacht voor een professionele houding van de toezichthouders in de slachthuizen en in het bijzonder de scheiding van rollen en taken met de medewerkers van de slachthuizen. Over het algemeen is de werksfeer in de slachthuizen correct en vriendelijk en zijn de onderlinge verhoudingen tussen slachthuispersoneel en toezichthouders duidelijk. Incidenteel is sprake van onwenselijk gedrag vanuit de slachthuizen. Voor toezichthouders van de NVWA zijn duidelijke instructies opgesteld over hoe hier op een juiste wijze mee om te gaan.
Is er een goede dialoog mogelijk tussen de NVWA-medewerkers en de bedrijven die gecontroleerd worden?
Zoals ook verwoord in antwoord op vraag 5 is goed contact tussen de inspecteur en de ondertoezichtgestelden natuurlijk belangrijk.
Hoe wenselijk is het dat de individuele controleur grote mate van volmacht heeft om naar bewind van zaken te handelen, gezien het feit dit in het rapport van PwC wordt beschreven: «dat NVWA in feite niets doet en het aan de individuele inspecteur overlaat. Dit is de minst wenselijke situatie maar komt in praktijk nog vaak voor.»? En is rechtsgelijkheid op deze manier gewaarborgd?1
In het geval de wetgever een meer algemeen, open omschreven norm hanteert (in lijn met het vierde voorbeeld in de paragraaf van de doorlichting die gaat over hoe de NVWA omgaat met open normen) is het aan de inspecteur om binnen dat wettelijk kader en aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval te beoordelen of aan de norm wordt voldaan, en zo niet, hoe ernstig de mate van overtreding is. Zie hiervoor verder het antwoord op vraag 5.
In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat er een «recht op vergissen» komt. Is of komt er bij de NVWA ook ruimte voor boeren en andere ondernemers om zich te vergissen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
Zie het antwoord op vraag 5.
Kunt u deze vragen uiterlijk een week voor het commissiedebat NVWA op 11 februari één voor één beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Zeekoeten onder de parafine aangespoeld aan de kust: 'Zelf gaan ze het niet redden'' |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie , Barry Madlener (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Zeekoeten onder de paraffine aangespoeld aan de kust: «Zelf gaan ze het niet redden»»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel zeekoeten en andere dieren er zijn overleden en hoeveel dieren er zijn er opgevangen?
Vogelopvang De Wulp heeft in totaal 66 vogels opgevangen, waaronder 57 zeekoeten. Van de 66 dieren zijn er 7 overleden.
Kunt u bevestigen dat eenieder wettelijk verplicht is om een hulpbehoevend dier de nodige zorg te verlenen (artikel 2.1 lid 6 en lid 7 van de Wet dieren)?
Dat klopt.
Erkent u dat de betreffende dierenambulance en vogelopvang het in dit geval mogelijk hebben gemaakt dat aan deze zorgplicht is voldaan? Erkent u dat als deze organisaties vanwege financiële problemen hun werk niet meer zouden kunnen doen, het steeds lastiger of zelfs onmogelijk wordt om aan deze zorgplicht te voldoen?
De dierenambulance en wildopvang hebben een rol gepakt in het uitvoeren van de zorgplicht. Hier is het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (hierna: Ministerie van LVVN) deze organisaties dankbaar voor. Het Ministerie van LVVN is op de hoogte van de financiële problemen waar veel van deze organisaties mee kampen en zich ervan bewust dat dit gevolgen kan hebben voor de bijdrage die ze kunnen leveren aan het vervullen van de zorgplicht.
Bent u bereid om te inventariseren of de betreffende organisaties gecompenseerd kunnen worden voor het opvangen en verzorgen van deze dieren? Zo nee, waarom niet?
Er bestaat vanuit het Rijk geen compensatieregeling voor individuele reddingsacties van dierenambulances of wildopvangcentra. Wel is het Ministerie van LVVN met de organisaties in gesprek om knelpunten waar ze in brede zin tegenaanlopen te inventariseren en weg te nemen waar mogelijk. Hierdoor kan de sector als geheel hun werk beter uitvoeren. Dit is volgens het Ministerie van LVVN de meeste effectieve manier om bij te dragen aan het werk dat de organisaties doen.
Bent u bereid om te kijken of er structurele financiering vanuit de rijksoverheid kan komen om wildopvangcentra en dierenambulances te ondersteunen bij het uitvoeren van de wettelijke zorgplicht? Zo nee, waarom niet?
De grote verschillen tussen wildopvangcentra vragen om maatwerk als het gaat om structurele financiële ondersteuning. Het ligt daarom meer voor de hand dat gemeenten en provincies hierin voorzien. Vanuit het Rijk ondersteunt het Ministerie van LVVN de wildopvangsector op andere vlakken, bijvoorbeeld met de herziening van de beleidsregels zodat deze duidelijker en beter uitvoerbaar zijn, het uitzetten van onderzoek naar werkbare euthanasiemethoden binnen de wildopvang en het faciliteren van gesprekken met andere ministeries en partijen. Voor de dierenambulances onderzoekt het Ministerie van LVVN daarnaast de mogelijkheden om een basisopleiding voor medewerkers te vergoeden. Hiermee wordt de kwaliteit van het werk van dierenambulances verhoogd, wat ook weer positief doorwerkt in de (kwaliteit van) aanmeldingen bij wildopvangcentra.
Kunt u zich herinneren dat in de beantwoording van eerdere vragen van de Partij voor de Dieren werd aangegeven dat «Sinds het ingaan van deze afspraken wordt er bijna geen paraffine meer aangetroffen op Nederlandse stranden.»?2
Ja.
Kunt u zich herinneren dat u aangaf dat: «Alle schepen die hun lading hebben gelost in een Europese haven tussen Gibraltar en Noord-Noorwegen moeten vanaf 1 januari 2021 het waswater met persistente stollende ladingrestanten afgeven aan de wal.»?
Ja.
Is het – nu blijkt dat paraffine nog altijd geloosd wordt en dieren daardoor overlijden – mogelijk om na te gaan of er schepen na het lossen van hun paraffine het waswater niet aan de wal hebben afgegeven (en dus op zee hebben geloosd)? Zo nee, waarom niet?
Na afgifte van waswater in de haven ontvangen schepen een afgiftebewijs waarmee ze kunnen aantonen dat het waswater is afgegeven. De ILT en havenbedrijf Rotterdam en Amsterdam houden hier toezicht op. Er zijn geen aanwijzingen dat het waswater niet wordt afgegeven in de havens.
Rijkswaterstaat heeft na analyse aangegeven dat er geen aantoonbare aanwezigheid is van paraffine of andere plantaardig vetten op de genomen monsters van de veren van de zeekoeten.
Zijn de destijds gemaakte vrijwillige afspraken nog van toepassing of zijn deze vervangen door IMO-regelgeving (International Maritime Organization)? Ziet u ruimte deze regels aan te scherpen? Zo nee, waarom niet?
De vrijwillig gemaakte afspraken zijn nog steeds van toepassing. Dit betekent dat Rijkswaterstaat en Havenbedrijf Rotterdam de uitvoering van een strengere Nederlandse voorwasprocedure in de haven van Rotterdam voor schepen die paraffinelading in Rotterdam lossen vergoeden. De intentie is dat dit in stand blijft totdat deze voorwasprocedure in de internationale (IMO) wetgeving wordt opgenomen voor persistent stollende ladingresiduen. De verwachting is dat de IMO hier in 2026 een definitief besluit over neemt.
Klopt het bijvoorbeeld dat alleen een «voorwas» vereist is? Is er een inschatting hoeveel kilo er jaarlijks ondanks de voorwasprocedure achterblijft en later alsnog geloosd mag worden?
Na het lossen van persistent stollende lading is het verplicht om de ladingtank te wassen(voorwas), en om het waswater af te geven aan wal. Er is geen jaarlijkse inschatting bekend van hoe veel kilo er ondanks de voorwasprocedure achterblijft, maar de internationale wetgeving in Bijlage II van Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (vanaf nu: MARPOL) schrijft voor dat er na het lossen van de lading maximaal 75 liter in de tank zou moeten overblijven. Hierna wordt de verplichte voorwasprocedure uitgevoerd wat zou moeten leiden tot een restant lager dan 75 liter.
Is het op dit moment mogelijk paraffine-achtige stoffen te lossen zonder ook aan te kunnen tonen hoe het ruim vervolgens «gewassen» gaat worden?
Voor het lozen van ladingresiduen gelden de volgende regels voor de verschillende X, Y, en Z stoffen, uiteengezet in Bijlage II van MARPOL:
Voor persistent stollende lading uit categorie Y van MARPOL Bijlage II, waar paraffine onder valt, is het in alle Europese havens tussen Gibraltar en Noord-Noorwegen verplicht om na het lossen van de lading een voorwasprocedure uit te voeren en het waswater hiervan af te geven alvorens de haven te verlaten. Er zijn ook typen paraffine die vallen in categorie X. Voor stoffen uit categorie X zijn de ILT en havenbedrijven altijd aanwezig om de uitvoering van de voorwas te controleren, bij categorie Y stoffen is dit niet verplicht. Havenbedrijf Rotterdam en Amsterdam controleren de voorwasprocedures van categorie Y stoffen op risico-gestuurde basis.
Geeft Rijkswaterstaat – ondanks de IMO-verplichting – op dit moment nog vergoedingen voor de voorwasprocedure?
Ja, zie beantwoording van vraag 10.
In 2018 schreef u «In de IMO bleek er algemene steun om de regels voor het lozen van paraffineachtige stoffen aan te scherpen. Een technische werkgroep heeft in februari 2018 een voorstel hierover uitgewerkt. De Milieucommissie van de IMO zal in oktober 2018 een besluit nemen over dit voorstel.» Klopt het dat dit voorstel uiteindelijk alleen van toepassing is verklaard voor grofweg de Europese wateren? Waarom is het niet gelukt dat breder te verplichten?
Besluiten worden in de IMO genomen op basis van consensus. In de IMO bestond er niet voldoende draagvlak voor het wereldwijd aanscherpen van de eisen. Om te voorkomen dat er helemaal geen aanscherping zou komen is daarom voorgesteld om de wetgeving tenminste regionaal toe te passen, wat kon rekenen op brede steun.
Wat is de inzet van Nederland binnen de IMO ten aanzien van het verder beperken van lozingen? Kunt u die inzet uitsplitsen voor de X, Y, en Z stoffen conform de MARPOL II classificatie?
De Nederlandse inzet richt zich op de reductie van uitstoot van ladingresiduen van persistent stollende lading uit categorie Y van MARPOL Bijlage II, binnen de internationale wetgevende kaders. Daarom heeft Nederland, samen met andere Europese landen en Noorwegen, in de IMO opgeroepen tot een herziening van de internationale wetgeving gericht op het verder verbeteren van de procedures rondom het laden en lossen van schadelijke vloeibare bulklading. In dat kader wordt momenteel besproken hoe de Nederlandse strengere voorwasprocedure voor persistent stollende lading in de internationale MARPOL wetgeving kan worden opgenomen, zie ook beantwoording van vraag 10. Daarmee zou de internationale voorwasprocedure worden aangescherpt in lijn met de Nederlandse praktijk waardoor tanks beter worden gewassen met als gevolg een reductie van ladingresiduen die in zee terecht komen. Nederland wordt hierin gesteund door andere Europese landen.
Naast een strengere voorwasprocedure pleit Nederland in de IMO actief voor het aanscherpen van de ladingeisen voor categorie Y stoffen die kenmerken hebben van persistent stollende lading maar op dit moment nog niet als zodanig zijn aangemerkt. Door deze stoffen als zodanig aan te merken zullen het aantal stoffen waarbij voldaan moet worden aan een verplichte voorwas en waswater afgifte kunnen worden uitgebreid. Zo heeft Nederland dergelijke voorstellen ingediend voor verschillende stoffen (Oleic Acid, Fatty Acid C16, FAME3). Deze zijn positief ontvangen en de nodige aanpassingen in de wetgeving4 worden momenteel verder uitgewerkt.
Voor meer informatie over dit onderwerp verwijs ik u ook naar een de Kamerbrief over zeezwaaien, verzonden op 17 juni jongstleden5.
Kunt u een gedetailleerde update geven over de inzet (conform motie Laçin c.s.) op het beperken van lozingen van potentieel zeer zorgwekkende stoffen?3
Een reactie op de motie Lacin heeft u ontvangen in de Kamerbrief Reactie op verzoek commissie over het artikel Smerige praktijken van de scheepvaart op 14 juni 2018. Sindsdien heeft Nederland nationale en internationale afspraken gemaakt over het voorwassen en afgeven van persistent stollende lading om te voorkomen dat dit in het mariene milieu terecht komt. Voor een verdere toelichting van de Nederlandse inzet verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 15.
Het overtreden van het verbod op het doden van aal met een zoutbad. |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Kent u de uitzending van 7 januari 2025 van het televisieprogramma «Urk!», waarin te zien is hoe levende palingen zonder bedwelming worden blootgesteld aan een zoutbad om te worden ontslijmd en gedood?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat de Kamer al in 2011 een motie heeft aangenomen waarmee de regering wordt verzocht om met een verbod op het doden van paling middels een zoutbad te komen (Kamerstuk 32 658, nr. 14)?
Ja.
Bent u bekend met de regeling die naar aanleiding van deze motie is opgesteld en ingevoerd waardoor het verplicht is om aal voorafgaand aan het doden te bedwelmen?2
Ja.
Erkent u dat het zoutbad resulteert «in een langdurige doodsstrijd voor de aal, die het dier veel pijn en stress oplevert», zoals is vastgesteld in de regeling? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik verwijs u naar bladzijde 16 van de nota van toelichting bij het besluit van 6 april 2018, houdende wijziging van het Besluit diergeneeskundigen en het Besluit houders van dieren in verband met diverse wijzigingen op het gebied van dierenwelzijn (Stb. 2018, 146).
Kunt u bevestigen dat de praktijk, zoals te zien is op de videobeelden, in overtreding is met de wet die voorschrijft dat palingen verplicht moeten worden bedwelmd voor de slacht?
Laat ik voorop stellen dat ik vind dat iedereen dieren met respect moet behandelen ongeacht de setting waarin dit plaatsvindt.
Het klopt dat alle palingen die in een bedrijfsmatige setting worden gedood bedwelmd moeten worden voor de slacht (artikel 5.11, eerste lid, van het Besluit houders van dieren), volgens een daartoe voorgeschreven methode (artikelen 5.10 en 5.11 van de Regeling houders van dieren). Om hieraan te kunnen voldoen moeten deze bedrijven beschikken over een specifiek bedwelmingsapparaat.
Deze verplichting is niet van toepassing wanneer het doden plaatsvindt door de eigenaar voor particulier huishoudelijk gebruik (artikel 5.10 van het Besluit houders van dieren). In de aangehaalde videobeelden is hiervan sprake. Er is dus geen sprake van een overtreding van artikel 5.11, eerste lid, van het Besluit houders van dieren. Dat neemt niet weg dat het blootstellen van palingen aan een zoutbad onmiskenbaar veel pijn en stress oplevert bij deze dieren. Dit kan gezien worden als dierenmishandeling en is daarmee in overtreding van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet Dieren.
Heeft u gezien dat in de uitzending wordt gesteld dat deze vorm van doding wekelijks plaatsvindt in Urk?
Ja.
Hoe verklaart u dat deze illegale praktijken nog steeds wekelijks voorkomen?
Of dit wekelijks plaatsvindt kan ik niet zeggen. Maar klaarblijkelijk gebeurt dit helaas wel. Mogelijk gaat men ervan uit dat voor particulier huishoudelijk gebruik veel geoorloofd is, omdat in dat geval bedwelmen voor doden niet verplicht is. Dat is ten onrechte, omdat dierenmishandeling verboden is. In het geval dierenmishandeling wordt geconstateerd door de NVWA zal er worden opgetreden.
Kunt u duidelijk maken dat deze wetsovertreding, met ernstig dierenleed als gevolg, niet wordt gedoogd en dat er zal worden opgetreden als mensen dit verbod overtreden?
Indien, in bedrijfsmatig verband, paling zonder te bedwelmen geslacht wordt is dit een overtreding van artikel 5.11, eerste lid, van het Besluit houders van dieren. Hier wordt nadrukkelijk op gehandhaafd. De NVWA voert hiervoor inspecties uit op het bedwelmen van de paling voorafgaand aan de slacht met het oog op productie. Indien paling voor eigen consumptie wordt gedood dan is de toepassing van een bedwelmingsapparaat niet verplicht. Wel geldt dan nog altijd het verbod op dierenmishandeling. In het geval dierenmishandeling wordt geconstateerd door de NVWA zal er worden opgetreden. Dit betekent dat er een proces verbaal wordt opgemaakt. Uiteindelijk oordeelt een rechter of het om dierenmishandeling gaat.
Bent u voornemens om de regels te handhaven en een einde te maken aan het gebruik van de zoutbadmethode bij palingen zonder bedwelming in Urk (en daarbuiten)? Zo ja, wanneer en op welke wijze zal er worden gehandhaafd? Zo nee, waarom niet?
Zie vraag 8.
Wat is uw reactie op de brief van dierenbeschermingsorganisaties Compassion in World Farming Nederland, Dierenbescherming, Wakker Dier, Dierencoalitie en Vissenbescherming met het verzoek om per direct een einde te maken aan dit palingleed in Urk?3
Ik heb de brief van deze dierenbeschermingsorganisaties ontvangen. De brief zal ik na beantwoording van deze Kamervragen en in lijn hiermee beantwoorden.
Kunt u bevestigen dat de controles op bedwelming bij bedrijven waar palingen worden geslacht na een onderbreking van drie jaar in 2024 weer zijn opgepakt?
Dat kan ik bevestigen. In 2024 heeft de NVWA 13 bedrijven gecontroleerd op het verbod op onbedwelmd slachten van paling. In één geval heeft dit geleid tot het opmaken van een proces verbaal voor een overtreding van de Regeling houders van dieren t.a.v. het verbod op onbedwelmd slachten van paling. Ook in 2025 en daarna zullen inspecties door de NVWA plaatsvinden.
Kunt u aangeven hoeveel bedrijven er sinds die onderbreking zijn gecontroleerd, hoeveel bedrijven daarvan effectief bedwelmden en hoeveel bedrijven niet bedwelmden?
Zie vraag 11.
Hoeveel bedrijven zullen door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) of andere handhavende instanties in 2025 worden gecontroleerd op effectieve bedwelming van palingen voor de slacht?
De controles uit 2024 worden binnenkort door de NVWA geëvalueerd. Op basis van de evaluatie worden de controles voor 2025 ingepland. Het hiervoor beschikbare budget is daarbij ongewijzigd ten opzichte van 2024.
Welke sancties staan op het overtreden van het verbod van het niet of niet effectief bedwelmen van aal voorafgaand aan de slacht?
Op dit moment is overtreding strafrechtelijk handhaafbaar en wordt bij een geconstateerde overtreding een officiële waarschuwing of een proces verbaal opgemaakt. Daarnaast kan er een bestuurlijke maatregel, zoals een last onder dwangsom, worden opgelegd.
Herkent u de signalen dat het Nederlandse verbod door enkele palingkwekers wordt omzeild door de dieren niet in Nederland te slachten, maar naar andere landen zoals België te transporteren, waar ze vervolgens onverdoofd worden geslacht? Hoeveel levende palingen worden per jaar naar het buitenland getransporteerd? Hoeveel naar België?
Paling die naar een erkend levensmiddelenbedrijf wordt getransporteerd voor de productie van levensmiddelen in een andere lidstaat hoeft niet gemeld te worden in het volgsysteem TRACES. Het is dus niet bekend hoeveel paling naar het buitenland wordt getransporteerd voor de slacht.
Paling die naar een aquacultuur bedrijf gaat, of wordt vrijgelaten, in een andere lidstaat moet wel worden gemeld in TRACES. Sinds augustus 2021 heeft de NVWA in totaal 206 TRACES meldingen verwerkt voor zendingen die naar Frankrijk, Spanje, Polen en Duitsland zijn gegaan. Er zijn geen meldingen voor transport naar België in TRACES geregistreerd.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Vanwege de benodigde afstemming heeft de beantwoording van de vragen meer tijd nodig gehad dan de gestelde termijn. Daarvan heb ik u al op de hoogte gesteld.
Garnalenvisserij in de Voordelta |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Garnalenvisserij Voordelta gesloten t/m 31 december 2024»?1
Ja.
Wat zijn ecologische vis-uren en hoe worden deze bepaald?
Om de invloed van de garnalenvisserij op de beschermde natuurwaarden (specifiek de beschermde zeebodem) vast te leggen, worden per Natura 2000-gebied maximale aantallen visuren toegestaan. Zij zien specifiek op de activiteit van het vissen zelf en niet op het varen. Een ingekaderde omvang van vissen is ook van belang voor een toekomstbestendige visserij.
Momenteel zijn deze visuren vastgelegd in de geldende gedoogbeschikking voor deze visserij en eerder (en ook straks) in de natuurvergunningen.
Het idee achter het vastleggen van het maximaal aantal toegestane ecologische visuren is het gegeven dat de, voor deze vergunning vereiste «Passende Beoordeling», effectanalyses bevat die betrekking hebben op onderzoeksresultaten die zien op een omvang van visserijen zoals deze beschouwd is in de aangedragen best beschikbare wetenschappelijke onderzoeksresultaten en inzichten. De ecologische visuren leggen dus de kaders vast voor de visserijactiviteiten waarop de Passende Beoordeling betrekking heeft.
Waarom zijn de vis-uren in het Natura 2000-gebied Waddenzee, Voordelta en de Vlakte van de Raan op?
In 2024 zijn overschrijdingen van het aantal visuren opgetreden in drie Natura 2000-gebieden: de Waddenzee, Voordelta en Vlakte van de Raan. Met een overschrijding van de toegestane ecologische visuren kan niet meer afdoende worden geborgd dat de in de Passende Beoordeling opgenomen effectanalyses nog valide zijn. Bij een overschrijding wordt daarom ingegrepen en worden de betreffende Natura 2000-gebieden gesloten voor verdere garnalenvisserij voor de rest van het jaar.
Is er gedurende de Wet natuurbescherming vergunning 2017–2022 een mutatie geweest in het aantal vis-uren voor de Waddenzee? Zo ja, waarom?
Ja, er bleken in de modellen die destijds gebruikt werden om de uren te monitoren enkele verkeerde parameters opgenomen te zijn. Hierover is eerder informatie met uw Kamer gedeeld2.
Sinds enkele jaren wordt de visuren-monitoring uitgevoerd door Wageningen Marine Research. Zij publiceert elk jaar haar bevindingen en gaat in haar jaarrapportages in detail in op gehanteerde parameters en haar werkwijze in de data-analyses. De meest recente rapportage3 is online openbaar raadpleegbaar.
Welke andere Natura2000-gebieden hebben vergelijkbare vis-uren beperkingen en hoe worden die gehandhaafd?
De ecologische visuren worden voor elk van de betrokken zes Natura 2000-gebieden vastgelegd. Zij gelden dus ook voor de overige drie Natura 2000-gebieden (Noordzeekustzone, Westerschelde en Oosterschelde). Op elk van de zes Natura 2000-gebieden vindt wekelijks de voorgenoemde monitoring door Wageningen Marine Research plaats. De sectorvertegenwoordigers ontvangen vanaf een realisatie van 50% van de ecologische visuren wekelijkse updates van de realisaties.
Onder de gedoogbeschikking geldt de bepaling dat bij het bereiken van 100% van de toegestane ecologische visuren (vanwege het uitzonderlijke karakter van de gedoogsituatie), de garnalenvisserij in het betreffende Natura 2000-gebied moet worden beëindigd tot aan de start van het volgend kalenderjaar. In de eerder vergunde situatie werd ingegrepen op een realisatie van 110%.
Is er ruimte voor flexibiliteit in de toewijzing van vis-uren, bijvoorbeeld door seizoensgebonden aanpassingen?
Per Natura 2000-gebied is per jaar een specifiek aantal ecologische uren beschikbaar. Dit geeft de vergunninghouders collectief bezien alle flexibiliteit in het inzetten van die uren in de betreffende gebieden op de door hen gewenste momenten. Hierbij zijn er geen beperkingen in seizoensgebonden inzet.
Welke voordelen zou een flexibeler vis-uren systeem kunnen opleveren voor de visserijsector?
Zoals reeds gesteld in het antwoord op vraag 6 is het huidig systeem flexibel.
De huidige systematiek heeft echter wel, bezien vanuit de sector, het nadeel dat door het collectieve karakter van de toegestane aantallen ecologische visuren er een prikkel aanwezig is voor individuele vissers om maar zekerheidshalve zo vaak als mogelijk en voldoende rendabel is, te vissen in Natura 2000-gebieden. Immers: de collega-garnalenvissers vissen in hetzelfde gebied en met het bereiken van de toegestane aantallen visuren in een Natura 2000-gebied, vissen bepaalde garnalenvisserij «achter het net» wanneer zij niet eerder of vaker in het gebied gevist hebben. Een andersoortig uren-systeem zou dit kunnen oplossen.
Het is aan de sector zelf om hierin desgewenst een andere verdeling te zoeken. De in ontwikkeling zijnde «Visserijmonitor» biedt de mogelijkheid voor monitoring van individuele uren.
Is het niet beter als er meer flexibiliteit in deze vis-uren komt in het kader van deze migratie gezien het feit dat de garnalenvisserij door de vis-uren gebiedsgebonden is, terwijl de garnalen een migrerende soort zijn?
Het huidig systeem is reeds flexibel, bezien per Natura 2000-gebied.
Het staat de sector vrij om een andere verdeling over de Natura 2000-gebieden heen voor te stellen of zelf intern te organiseren. Onder welke voorwaarden een dergelijke opzet zou moeten werken, zal afhangen van hetgeen de sector hierop zelf concreet wil voorstellen.
Welke voorwaarden moeten er zijn om de vis-uren in Natura 2000-gebieden flexibeler te maken?
Zie antwoord vraag 8.
Waarom worden overschreden uren in een bepaald gebied in een bepaald jaar wel gekort op het volgende jaar en kunnen resterende uren niet worden meegenomen naar een nieuw jaar?
De specifiek vastgelegde ecologische visuren betreffen een jaarlijks toegestaan maximum. Blijft men eronder dan kan het restant niet meegenomen worden naar het opvolgend jaar. Immers: dat zou betekenen dat voor dat opvolgend jaar een hoger maximaal aantal aan visuren zou gelden. Daarvoor was binnen de context van de inmiddels verlopen laatst geldende natuurvergunning geen ecologische onderbouwing voor ingebracht en daarmee ook niet vergund.
Hoe zou een systeem van compensatie kunnen werken, waarbij vissers die hun vis-uren overschrijden dit op een ander moment of in een ander gebied kunnen inhalen?
Een dergelijk systeem van compensatie past niet binnen de vergunningsystematiek, waar een ecologische onderbouwing een belangrijke en verplichtte bouwsteen is. Ik verwijs mede naar de beantwoording van de vragen 8, 9 en 10.
Wat kan de impact zijn van het flexibel maken van vis-uren op de ecologische bescherming van Natura 2000-gebieden, zoals de Waddenzee?
Het flexibel maken van beschikbare ecologische visuren kan, afhankelijk van hetgeen de sector aan flexibiliteit concreet zou voorstellen, op diverse wijzen invloed hebben op de ecologische impact van deze visserij op de beschermde natuurwaarden. Het is daarmee niet concreet aan te geven, zonder nadere specificatie van die gewenste flexibiliteit, wat die impact zou zijn en wat daarmee van de sector aan nadere ecologische onderbouwing vereist zou zijn.
Het is goed om te vermelden dat het overleg tussen sector en vertegenwoordigers van mijn ministerie in het kader van het Toekomstperspectief Garnalenvisserij loopt en onder andere op deze aspecten gericht is.
Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de vragen 8 en 9.
Hoe kan het Ministerie van Landbouw, Vissrije, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) samenwerken met de visserijsector om flexibele vis-uren te testen? Is het mogelijk hierover met de sector in gesprek te gaan?
Zie antwoord vraag 12.
Is er voor het maken van de ecologische vis-uren gebruik gemaakt van één of meerdere referentie jaren? Zo ja, welke jaren?
In de inmiddels verlopen eerdere natuurvergunning (2017–2022) werd 2015 als referentiejaar aangehouden. In de geldende gedoogbeschikking geldt een gemiddelde van de periode 2013–2023, zulks op basis van de voorliggende vergunningaanvragen waarin de sectorvertegenwoordigers dat gemiddelde zelf actief naar voren gebracht en ecologisch beargumenteerd hebben.
Wat zijn de sancties voor garnalenvissers die zich niet aan het vis-urenverbod houden?
Bij overschrijding van de maximale beschikbare ecologische visuren in een specifiek Natura 2000-gebied zal middels een formeel besluit, het betreffende gebied niet meer beschikbaar zijn voor verdere bevissing.
Op basis van die sluiting kan er handhavend opgetreden worden. Dat kan zowel bestuursrechtelijk (last onder dwangsom) als strafrechtelijk.
Bovendien wordt het toch teveel door geviste aantal ecologische visuren gekort op de voor het volgend kalenderjaar toegestane aantal ecologische visuren voor het betreffende Natura 2000-gebied.
Gaswinning bij Ternaard |
|
Ilana Rooderkerk (D66), Christine Teunissen (PvdD), Suzanne Kröger (GL), Sandra Beckerman (SP) |
|
Rummenie , Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Klopt het dat er reeds door de vorige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een natuurvergunning is verleend voor gaswinning bij Ternaard en dat deze is ingebracht in de Rijkscoordinatieregelingprocedure? Op welke datum is dit gebeurd?
Ja. Op 20 februari 2024 heeft de toenmalig Minister voor Natuur en Stikstof besloten om de natuurvergunning te verlenen. Het besluit is derhalve genomen, het treedt echter pas in werking na publicatie ervan.
Bent u van mening dat -onder andere op basis het definitieve advies van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)- gesteld kan worden dat er met betrekking tot de gaswinning bij Ternaard wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn voor de natuur?
Aan de aanvraag voor een natuurvergunning van de NAM ligt een passende beoordeling ten grondslag. Dit is een ecologische beoordeling van de effecten, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden. Uit deze beoordeling en aanvullingen daarop en de onderliggende rapportages die door de NAM zijn aangeleverd, blijkt dat met mitigerende maatregelen en voorschriften (waaronder het Hand aan de kraan-principe) de zekerheid verkregen is dat de voorgenomen gaswinning niet leidt tot significante gevolgen voor de betrokken Natura 2000-gebieden. Dit is het toetsingskader dat gehanteerd moet worden bij vergunningverlening in het kader van de Wet natuurbescherming en kent dus een duidelijk ecologisch perspectief.
De adviezen van o.a. SodM (van 29 februari, 22 april en 16 augustus) zijn aanleiding geweest om te bezien of er een noodzaak was de natuurvergunning in te trekken dan wel aan te passen. De conclusie was dat er geen aanleiding was om dat te doen.
Is voor deze natuurwetvergunning voor de gaswinning bij Ternaard opnieuw getoetst door het bevoegd gezag, naar aanleiding van het definitieve advies van het SodM of schade aan de natuur met zekerheid kan worden uitgesloten? Zo ja, op welke datum en wat was hiervan de uitkomst?
Zie het antwoord op vraag 2.
Is voor deze natuurwetvergunning voor de gaswinning bij Ternaard opnieuw getoetst door het bevoegd gezag naar aanleiding van het onderzoek van de Waddenacademie of met zekerheid schade aan de natuur kan worden uitgesloten? Zo ja, op welke datum en wat was hiervan de uitkomst?
Op de ontwerp-natuurvergunning is een groot aantal zienswijzen ingediend. Ook zijn er adviezen ingebracht van de Waddenacademie, de Rijksuniversiteit Groningen en de Landsadvocaat. Het advies van de Waddenacademie d.d. 5 oktober 2021 betreft een juridisch advies inzake Natura 2000 en gaswinning onder de Waddenzee met betrekking tot het de voorgenomen gaswinning Ternaard. Volgens de Waddenacademie tonen de ontwerp-vergunning en de passende beoordeling die daaraan ten grondslag ligt onvoldoende overtuigend aan dat redelijke wetenschappelijke twijfel over het ontstaan van nadelige gevolgen voor de natuurlijke kenmerken en doelstellingen van de Waddenzee ontbreekt. Dit advies is meegewogen in het kader van de verleende vergunning, maar anders dan de conclusie in het advies, was het toenmalige Ministerie van LNV van mening dat toepassing van het toetsingskader dat daar gehanteerd wordt, niet kon leiden tot het weigeren van de vergunning. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Is voor deze natuurwetvergunning voor de gaswinning bij Ternaard opnieuw getoetst door het bevoegd gezag naar aanleiding van de brieven van United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO) of met zekerheid schade aan de natuur kan worden uitgesloten? Zo ja, op welke datum en wat was hiervan de uitkomst?
In september 2023 heeft Unesco een State of Conservation-rapport uitgebracht over de bescherming van de Waddenzee. Daarin heeft Unesco opgeroepen om de voorgenomen gaswinning niet te vergunnen. Op 13 september 2023 heeft het Werelderfgoedcomité van Unesco in Riyad de Staat van Bescherming (SoC) voor de Trilaterale Waddenzee vastgesteld. De eerdere oproep heeft Unesco in juli 2024 herhaald.
Vervolgens is de Landsadvocaat om advies gevraagd over de betekenis van het Unesco-rapport voor de vergunningverlening. Uit het advies van de Landsadvocaat blijkt dat de bescherming van het werelderfgoed niet valt binnen het toetsingskader van de Wnb en dat uitsluitend moet worden beoordeeld of er sprake is van significante gevolgen van een project voor in de omgeving gelegen Natura 2000-gebieden. De oproep van Unesco heeft derhalve niet tot een ander oordeel geleid.
Is deze natuurwetvergunning voor de gaswinning bij Ternaard opnieuw gewogen beoordeeld en aangepast naar aanleiding van andere, niet gepubliceerde adviezen?
Bij de besluitvorming is rekening gehouden met de ingediende zienswijzen, alle bij ons bekende adviezen en gewijzigde inzichten op basis van de rechtspraak. Ook de later volgende adviezen van SodM van 29 februari, 22 april en 16 augustus 2024 zijn in ogenschouw genomen. Deze gaven geen aanleiding om tot een ander besluit te komen op de Wnb-vergunningaanvraag van de NAM toetsingskaders. De daarbij gehanteerde toetsingskaders zijn namelijk gericht op de instandhoudingsdoelstellingen van de betreffende Natura 2000-gebieden.
Welke onderzoeken en adviezen met betrekking tot de gaswinning bij Ternaard zijn niet meegewogen in de besluiten?
Alle bij ons bekende adviezen en onderzoeken zijn meegewogen. Zie ook het antwoord op vraag 11.
Is de commissie MER opnieuw om advies gevraagd over de passende beoordeling voor de natuurvergunning op basis van het definitieve advies van het SodM?
Nee. Het advies van SodM bevatte geen informatie die aanleiding gaf tot aanpassing van de passende beoordeling of het oordeel daarover.
Op welke manier is de constatering van de commissie MER, dat de bodemdaling op Ameland door de gaswinning onder het eiland nu al op 40 centimeter zit, wat eerder voorzien was voor 2050 en de geconstateerde na-ijleffecten van de gaswinning, betrokken bij de besluitvorming over de natuurvergunning voor het project in Ternaard?
De constatering over de bodemdaling bij Ameland is niet betrokken bij de besluitvorming over Ternaard, omdat de 40 cm bodemdaling op het eiland zelf betreft (noordzijde) en niet de bodemdaling op de Waddenzee. De gaswinning uit Ternaard leidt niet tot gaswinning op het eiland Ameland. De constatering dat er bodemdaling plaatsvindt op het eiland Ameland was al bekend ten tijde van de besluitvorming in 2013. Daarom is aan de NAM in het besluit op het winningsplan de verplichting opgelegd om hiernaar studies uit te voeren. De NAM heeft in 2015 en 2017 de zogenaamde «Long Term Subsidence» studies uitgevoerd. Deze studies worden meegenomen in prognoses voor de bodemdaling van de Waddenzeevelden en jaarlijks gerapporteerd in de meet- en regelrapportages. Ameland wordt in deze rapportage ook meegenomen.
Kunt u de appreciatie van het rapport van de Waddenacademie over de volkenrechtelijke aspecten van Ternaard dat eerder in antwoord op Kamervragen is toegezegd, zo snel mogelijk met de Kamer delen?
Heb kabinet heeft kennisgenomen van het rapport van de Waddenacademie1 en de bijbehorende beleidsaanbevelingen.2 Het rapport en de beleidsaanbevelingen gaan overigens niet specifiek over Ternaard, maar meer in het algemeen over de Europees en internationaalrechtelijke bescherming van de Waddenzee. De gaswinning Ternaard wordt als casus genoemd in het rapport. Op dit moment heeft het kabinet een appreciatie in voorbereiding. Vanwege de complexiteit van dit onderwerp is daarvoor meer tijd nodig. Ook vraagt dit goede afstemming met alle betrokken partijen. Het kabinet streeft ernaar deze appreciatie te agenderen voor het bestuurlijk overleg Waddengebied in 2025.
Deelt u de juridische constatering dat het bevoegd gezag verplicht is om de meest recente wetenschap met betrekking tot de effecten van gaswinning op het Waddengebied die nu beschikbaar is of beschikbaar komt in de periode tot het definitieve besluit, te betrekken bij de beoordeling of schade aan de natuur met zekerheid kan worden uitgesloten?
Ja, die constatering deel ik. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Kunt u al deze onderzoeken, brieven, adviezen en de besluitvorming hieromtrent delen met de Kamer?
Alle onderzoeken en adviezen die in het kader van de RCR-besluitvorming zijn uitgevoerd worden openbaar gemaakt na de definitieve besluitvorming. De onderzoeken van NAM in het kader van de hand aan de kraan zijn openbaar beschikbaar via de website van de NAM. Daarnaast zijn hier ook de «Long Term Subsidence» rapporten te vinden. De onderzoeken in het kader van de RCR procedure tot aan de publicatie van de concept besluiten in 2021 zijn openbaar toegankelijk via de website van het bureau Energieprojecten. Op 13 december jl. zijn in een separate brief de recente auditrapportages over de gas- en zoutwinning onder de Wadden en de gaswinning onder Ameland aan u toegezonden. Conform mijn toezegging in het debat van 11 december, ben ik bereid de adviezen van TNO, SodM en Mijnraad vertrouwelijk ter inzage te leggen, zodat de commissieleden van de inhoud van deze adviezen kennis kunnen nemen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor a.s. dinsdag 14.00 uur?
Ja.