Het contracteerbeleid van zorgverzekeraars bij logopedisten |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de noodkreet van logopedisten die aangeven dat de zorgverzekeraars tarieven bieden die 6,5 tot 13% onder het tarief van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) liggen?1
Ik heb er kennis van genomen dat er in de onderhandelingen tussen een aantal logopedisten en een aantal verzekeraars meningsverschillen zijn over de hoogte van de vergoeding voor de prestaties 2013.
Vindt u het terecht dat er enerzijds verruiming van budgettaire ruimte voor logopedie is opgenomen in de begroting (€ 8 miljoen) en dat anderzijds zorgverzekeraars die ruimte niet toekennen aan de hulpverleners? Kunt u uw antwoord toelichten?
De budgettaire verruiming is het gevolg van een raming van het verwachte volume en de nieuw vastgestelde maximumtarieven. Net zo min als de nieuw vastgestelde maximumtarieven taakstellend zijn, is ook het geraamde budget niet taakstellend.
Mede op basis van kostenonderzoek stelt de NZa maximumtarieven vast. Het doel daarvan is niet om een norminkomen voor logopedisten vast te stellen maar om een geobjectiveerde bovengrens te markeren voor de prijsontwikkeling op een deelmarkt van de gezondheidszorg.
De keuze voor maximumtarieven betekent dat het zorgverzekeraars vrij staat om onder het maximum te gaan zitten. Via het concurrentiemechanisme bepalen kwaliteitsverschillen en relatieve schaarste uiteindelijk de prijs.
Welke zin heeft de budgettaire verruiming en de verhoging van het NZa-maximumtarief, wanneer zorgverzekeraars dit naast zich neerleggen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat de NZa tot het verhogen van het maximumtarief heeft besloten na uitgebreid kostenonderzoek, waaruit bleek dat er feitelijk een te lage vergoeding gold voor logopedie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het mogelijk dat de tariefverruiming ten goede zal komen aan de opbouw van eigen vermogen van zorgverzekeraars, in plaats van dat het gaat zitten in de nodig geachte hogere vergoeding voor logopedisten? Zo nee, waarom knijpen zorgverzekeraars het tarief zo fors af? Zo ja, acht u dit een juiste bestemming voor de tariefverruiming?
Het is de rol van de zorgverzekeraars om de kosten van de zorg beheersbaar te houden. Het past in die rol dat zij, waar maximum tarieven gelden, lagere tarieven bedingen. Een doelmatige inkoop door verzekeraars die leidt tot een kostenbesparing zal ten goede komen aan de verzekerde door een lagere premie.
Bent u van mening dat zorgverzekeraars, omdat zij een aanmerkelijke marktmacht hebben daar zij de tarieven vaststellen, behoedzaam om moeten gaan met het toepassen van kortingen op de zorgvuldig vastgestelde tarieven? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NZa is een zelfstandig bestuursorgaan dat het algemeen consumentenbelang voorop stelt. Dat algemeen consumentenbelang wordt gediend wanneer zorgaanbieders en zorgverzekeraars onderling met elkaar concurreren op prijs en kwaliteit. Toezicht op de werking van de zorgmarkten is dan ook de hoofdtaak van de NZa. Beoordeling van de behoedzaamheid van zorgverzekeraars hoort daar niet bij. Wel daarbij hoort corrigerend optreden tegen omstandigheden en/of gedragingen van zorgaanbieders of zorgverzekeraars met aanmerkelijke marktmacht die de publieke belangen (kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid) schaden. Dat kan het geval zijn als zij de concurrentie belemmeren. Of zorgverzekeraars beschikken over aanmerkelijke marktmacht is op voorhand niet te zeggen en kan alleen vastgesteld worden door onderzoek van de NZa. Het feit dat zorgverzekeraars de partij zijn die een contractvoorstel doen aan logopedisten maakt nog niet dat zij beschikken over aanmerkelijke marktmacht. Logopedisten zijn vrij om het contractvoorstel van zorgverzekeraars af te slaan. Aangezien zorgverzekeraars zorgplicht hebben en dus voldoende zorg moeten inkopen voor hun verzekerden, wordt de vrijheid die zorgverzekeraars hebben in het opstellen van contracten beperkt. De NZa kan ingrijpen wanneer zorgverzekeraars te weinig contracten sluiten met logopedisten of deze zorg niet (voldoende) vergoeden waardoor zij niet meer voldoen aan deze zorgplicht. De NZa heeft op dit moment geen reden om aan te nemen dat dit aan de orde is.
Deelt u de stelling dat zorgverzekeraars enkel gemotiveerd zouden mogen afwijken van de NZa-tarieven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit afdwingen?
Beneden de maximumtarieven is de contractering een vrije decentrale aangelegenheid die op veel verschillende locaties onder verschillende omstandigheden plaatsvindt. Verzekeraars hoeven zich, gelet op de gekozen sturingsfilosofie in de zorg, hierover tegenover de overheid niet te verantwoorden.
Zoals bij antwoord 6 is aangegeven is de NZa de bevoegde instantie om op te treden indien gedragingen van zorgverzekeraars met aanmerkelijke marktmacht de werking van de betreffende zorgmarkt zouden belemmeren.
Wat is uw reactie op de klacht dat logopedisten zich in de kou voelen staan, omdat de NZa totaal niet optreedt tegen het structureel lagere tarieven bieden voor de zorg?
Zoals in het antwoord op vraag 6 is duidelijk gemaakt, laat de NZa zich primair leiden door het algemeen consumentenbelang en niet primair door het belang van zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Dat partijen zich beklagen over de uitkomst van de werking van de markt wil niet zeggen dat de toezichthouder zijn werk niet doet. Ik merk graag op dat er ook logopedisten zijn die wel een overeenkomst hebben gesloten met verzekeraars. De NZa heeft verder goed naar de klachten gekeken en ook met vertegenwoordigers van de logopedisten gesproken. De NZa heeft geen indicaties dat er corrigerend tegen verzekeraars moet worden opgetreden omdat zij de concurrentie zouden belemmeren door misbruik te maken van hun veronderstelde inkoopmacht. Integendeel, zolang eventuele inkoopmacht wordt gebruikt om de voordelen van het scherp inkopen van zorg door te geven aan de consument, is het juist te waarderen.
Wie anders dan de NZa zou zorgverleners met klachten over de betaling van tarieven door zorgverzekeraars moeten bijstaan, wanneer de NZa haar toezichthoudende taak verzuimt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Passen zorgverzekeraars ook voor andere disciplines in de eerste lijn standaardtariefkortingen op het maximumtarief toe? Kunt u een overzicht geven van de contractering van fysiotherapie, apothekers en logopedie?
Ook in andere eerstelijnssectoren worden tarieven onder het maximum afgesproken. Ik kan daarvan geen overzicht geven. Alleen de beleidsregel logopedie bevat al een twintigtal maximum deeltarieven.
Hoeveel klachten van zorgverleners heeft u nodig om te erkennen dat de marktmacht van zorgverzekeraars grenzen heeft?
Relevant voor mij is dat zorgverzekeraars niet zodanig misbruik maken van hun marktmacht dat ze de concurrentie op de zorgmarkten belemmeren en daarmee de publieke belangen schaden. De NZa ziet daarop toe, mede op basis van klachten en meldingen.
Erkent u uw systeemverantwoordelijkheid voor voldoende beschikbare zorg, wanneer u en uw toezichthouders structureel wegkijken bij het misbruiken van inkoopmacht door zorgverzekeraars? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uiteraard erken ik mijn systeemverantwoordelijkheid voor voldoende beschikbare zorg. Ik heb geen aanwijzing dat er onvoldoende logopediezorg beschikbaar is. Ik stel vast dat er overleg is geweest tussen NZa/NMa en de logopedisten over de tarieven en dat uit dat gesprek naar voren is gekomen dat partijen niet dezelfde zienswijze hebben. Het hebben van een andere zienswijze is echter iets anders dan wegkijken.
Wat betekent een en ander voor de keuzevrijheid van patiënten als artikel 13 van de Zorgverzekeringswet wordt geschrapt en de restitutiepolis uit de basisverzekering verdwijnt? Wordt dan niet het fundamentele recht op keuzevrijheid aangetast? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deze vraag doelt waarschijnlijk op het regeerakkoord voornemen om onder de Zorgverzekeringswet alleen nog de verzekering van zorg in natura toe te staan.
Ook de naturaverzekering zal voldoende keuzemogelijkheden moeten bieden. Ik zal hierover nader uitwijden als de concrete wijze van uitwerking bekend is.
De bezuiniging op dagbesteding in 2013 |
|
Mona Keijzer (CDA), Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven hoe de ingeboekte € 290 miljoen besparing op dagbesteding (en mogelijk andere maatregelen in het kader van de AWBZ overheveling naar de Wet maatschappelijke ondersteuning) is opgebouwd?1
Voor de maatregelen in het kader van begeleiding en persoonlijke verzorging is een besparing van € 290 mln. ingeboekt in 2014 en van € 1540 mln. in 2015. Het gaat om zowel zorg in natura als de pgb’s. Voor de berekening van de € 290 mln. is er van uit gegaan dat de nieuwe cliënten ca. 20% van de kosten met zich meebrengen over een grondslag van € 1,45 mld. (stand 2010)2.
Het verschil tussen de berekende besparing die in het Regeerakkoord is opgenomen voor 2014 en 2015 is dat in 2015 de maatregel (en daarmee de besparing) niet alleen maar nieuwe gevallen geldt, maar een taakstellende besparing wordt opgelegd over het gehele budget wat naar de gemeenten wordt overgemaakt.
Het CPB gaat er van uit dat de taakstellende besparing te realiseren valt3, doordat een bedrag van ca. € 10 mld. naar de gemeentelijke Wmo wordt overgeheveld. Een verzekerd recht verandert daardoor in een voorziening met compensatieplicht. Gemeenten kunnen daardoor beter maatwerk leveren.
Zoals ik ook in mijn beantwoording tijdens de begrotingsbehandeling heb aangegeven, ben ik op dit moment in gesprek met de vertegenwoordigers van gemeenten, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en cliëntorganisaties over een gezamenlijke visie op de langdurige zorg.
De feitelijke invulling van de taakstelling kan dan ook afwijken van de nu ingeboekte maatregelen. In de hoofdlijnenbrief, die ik in het begin van 2013 aan uw kamer wil sturen, zal ik u over de invulling van mijn beleid nader informeren.
Kunt u aangeven hoe de ingeboekte € 1540 miljoen besparing in 2014 is opgebouwd?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoeveel mensen in 2012 dagbesteding ontvangen, uitgesplitst naar intramuraal en extramuraal?
Op 1 juli 2012 hebben 353.000 personen een ZZP-indicatie die is afgegeven door het CIZ. Hiervan hebben 317.000 personen (90%) aanspraak op dagbesteding en 36.000 (10%) personen niet. De cliënten die geen dagbesteding hebben zijn geïndiceerd voor ZZP’s, behorend bij de sectoren verstandelijke handicap (VG), lichamelijke handicap (LG), zintuigelijke handicap (ZG visueel en auditief) en GGZ. De ZZP’s behorend bij de sectoren verpleging en verzorging (VV), licht verstandelijke handicap (LVG) en sterk gedragsgestoorde licht verstandelijke handicap (SGLVG) bevatten altijd dagbesteding. Van de cliënten geïndiceerd door de Bureaus Jeugdzorg zijn geen gegevens beschikbaar.
Van de 428.000 personen die op 1 juli 2012 een extramurale indicatie hebben die is afgegeven door het CIZ, hebben 101.000 cliënten een indicatie met begeleiding in groepsverband (dagbesteding). Van de cliënten geïndiceerd door de Bureaus Jeugdzorg zijn geen gegevens beschikbaar.
Wellicht ten overvloede wil ik opmerken dat de maatregel in het regeerakkoord alleen betrekking heeft op de extramurale dagbesteding.
Hoeveel nieuwe aanvragen voor extramurale dagbesteding zijn er jaarlijks? Kunt u aangeven welk budget daarmee gemoeid is?
In de periode 1 juli 2011 tot 1 juli 2012 zijn er 31.500 nieuwe indicaties afgegeven voor begeleiding in groepsverband (dagbesteding). Hiervan zijn voor 1 juli 2012 al 8.500 cliënten weer uitgestroomd, waarschijnlijk omdat ze zijn overleden of kort na de extramurale indicatie een verblijfsindicatie hebben gekregen. Van de cliënten geïndiceerd door de Bureaus Jeugdzorg zijn geen gegevens beschikbaar. Mede omdat gegevens over het totale gebruik van de personen die een nieuwe aanvraag hebben gedaan ontbreekt, is een raming van het bijbehorende bedrag niet goed mogelijk. In de komende maanden zal aanvullende informatie worden verzameld om deze raming alsnog op te stellen.
Gaat voor de aanspraken «persoonlijke verzorging» en «begeleiding» in 2014 ook een «bufferjaar» gelden om «aanzuigende werking» te beperken en een «opgeschoond bestand» aan gemeenten over te doen?2
In het Regeerakkoord is afgesproken om aanspraken te versoberen. Over de persoonlijke verzorging is opgenomen dat met ingang van 2014 de norm voor gebruikelijke zorg wordt aangescherpt en kortdurende zorgvragen niet meer worden vergoed. Ook de aanspraak op de dagbesteding (begeleiding groep) wordt in 2014 aangescherpt. Ten aanzien van het beperken van aanspraken voor individuele begeleiding in 2014 is niets opgenomen in het Regeerakkoord. Vanaf 2015 wordt de extramurale begeleiding en persoonlijke verzorging overgeheveld naar het gemeentelijk domein.
Is het waar dat de beperking van persoonlijke verzorging al ingevoerd wordt in het zogenaamde transitiejaar van 2014?
Zoals in het Regeerakkoord is opgenomen vervalt in 2014 bij de functie persoonlijke verzorging het recht op zorg bij een indicatie korter dan zes maanden en wordt de norm voor gebruikelijke zorg van 60 naar 90 minuten per week verhoogd.
Hoeveel mensen worden jaarlijks vanuit de situatie dat zij thuis woonden met extramurale dagbesteding opgenomen in een zorginstelling?
Hoeveel kost een Zorgzwaartepakket 4 Verpleging & Verzorging, Verstandelijk Gehandicapt, Lichamelijk Gehandicapt (in een instelling) (ZZP 4 V&V, VG, LG) op jaarbasis?
Het gaat bij ZZP 4 in de sector verpleging en verzorging om totaal € 924 mln. in 2012. De jaarprijs is € 41.750 bij verzorgingshuiszorg en € 50.975 bij verpleeghuiszorg.
Het gaat bij ZZP 4 in de sector verstandelijk gehandicapten om totaal € 468 mln. in 2012. De jaarprijs zonder behandeling en dagbesteding is € 39.650, zonder behandeling en met dagbesteding € 52.300, met behandeling zonder dagbesteding € 45.900 en met behandeling en dagbesteding € 58.550.
Het gaat bij ZZP 4 in de sector lichamelijk gehandicapten om totaal € 120 mln. in 2012. De jaarprijs zonder behandeling en dagbesteding bedraagt € 45.925, zonder behandeling met dagbesteding € 58.550, met behandeling zonder dagbesteding € 54.225 en met behandeling en dagbesteding € 68.400.
Besparingen in de zorg |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het artikel in het Financieel Dagblad met voorstellen voor besparingen?1 Bent u het eens met de auteurs dat de voorstellen ten aanzien van de ziektekostenpremie kansen bieden om het draagvlak voor besparingen te vergroten?
Ja, ik ben op de hoogte van het artikel. De voorstellen zoals door de auteurs verwoord zijn echter niet meer aan de orde omdat de inkomensafhankelijke zorgpremie van de baan is.
Wat is uw reactie op het voorstel om de Wet geneesmiddelenprijzen (WGP) aan te scherpen volgens het Noorse systeem? Bent u het eens met de auteurs dat een prijsdaling van dure geneesmiddelen direct profijt zou opleveren voor de groep met een bovenmodaal inkomen die progressief meer eigen risico betaalt en daarmee opdraait voor de te hoge kosten van geneesmiddelen?
Het onderzoeksbureau Conquaestor heeft in mijn opdracht een onderzoek uitgevoerd naar de werking en de toekomstbestendigheid van de Wet geneesmiddelenprijzen (WGP). Daarbij is ook gekeken naar het Noorse systeem. Het onderzoek heb ik op 5 juli 2012 aan de Tweede Kamer gestuurd nog zonder standpuntbepaling in verband met de demissionaire status van het toenmalige kabinet. Als ik mijn standpunt op het rapport heb bepaald zal ik het aan de Tweede Kamer sturen. Zie verder het antwoord op vraag 1.
Bent u van mening dat de limieten van geneesmiddelen op dit moment te hoog zijn vastgesteld omdat deze voor het laatst zijn aangepast in 1998? Betekent dit dat te dure geneesmiddelen vergoed worden terwijl een goedkoop middel beschikbaar is?
Ik neem aan dat in de vraag de vergoedingslimieten uit het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) zijn bedoeld. Naast het GVS is er een aantal andere beleidsmaatregelen van zorgverzekeraars dat van invloed is op de hoogte van de gedeclareerde en vergoede prijzen voor geneesmiddelen en die gelden als feitelijke vergoedingslimiet. De door zorgverzekeraars vergoede prijzen worden namelijk òf afgesproken in de contracten tussen zorgverzekeraars en apotheekhoudenden òf vastgesteld door de zorgverzekeraars via de restitutievergoeding. Of dure geneesmiddelen worden vergoed terwijl er een goedkoop middel beschikbaar is, is vooral een gevolg van het niet-doelmatig voorschrijven van geneesmiddelen, als dit medisch wel verantwoord is.
Overigens is er ook een groep patiënten juist aangewezen op duurdere geneesmiddelen die dankzij de nu geldende vergoedingslimieten wel volledig vergoed worden (zie het antwoord op de vragen 4, 5 en 6). Ik vind dan ook niet dat de limieten te hoog zijn vastgesteld.
Is het waar dat het College voor zorgverzekeringen (CVZ) alleen de opbrengst van de eigen bijbetaling heeft berekend en de kostenvermindering door het gebruik van alleen de goedkope middelen niet in de berekening heeft opgenomen?
In de bijlage van de brief aan de Tweede Kamer van 6 september 2010 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 32 123 XVI, nr. 164) is precies aangegeven hoe de berekening is gemaakt en welke uitgangs-punten daarbij zijn gebruikt. Daarbij is aangegeven dat opbrengst te vinden valt in lagere prijzen en/of hogere bijbetalingen door patiënten. Daarbij is ook aangegeven dat een aantal patiënten noodgedwongen is aangewezen op de duurdere geneesmiddelen in hetzelfde GVS-cluster met een andere werkzame stof dan een middel waarvoor niet bijbetaald zou hoeven te worden. Ook is aangegeven dat de opbrengst van herberekening wordt beïnvloed door al ingezet beleid (met ingeboekte opbrengst) zoals het preferentiebeleid en substitutiebeleid van zorgverzekeraars en het beleid gericht op doelmatig voorschrijven. In de brief en bijlage is eveneens aangeven dat bij de opbrengstberekening nog geen rekening is gehouden met uitvoeringskosten (waaronder de kosten van huisartsen, medische specialisten en apotheekhoudenden voor het omzetten naar een ander geneesmiddel en de kosten van verzekeraars voor het uitvoeren van een maximeringsregeling). Niet meegenomen in de berekening maar wel reëel is het risico op prijsverhogingen.
Het CPB heeft aangeven zich te vinden in de berekening van het CVZ en hanteert eenzelfde opbrengst als het CVZ in de Keuzes in Kaart (KIK) 2013–2017. Daar staat aangegeven: «Het CVZ heeft een opbrengst-berekening gemaakt van een eventuele herberekening van het geneesmiddelenvergoedingsysteem (GVS). In de brief van 6 september 2010 gaat de minister daar op in. Zij concludeert dat de opbrengst van een herberekening van het GVS per saldo ten hoogste € 28 miljoen zou bedragen en dat, afhankelijk van het prijsgedrag van fabrikanten, er een risico is dat herberekening zelfs tot hogere uitgaven leidt. Het CPB rekent met eenzelfde opbrengst.» Of, en zo ja welke andere overwegingen het CPB in dit verband heeft gemaakt, is mij niet bekend.
Wat de opbrengst van een aanpassing van de WGP betreft heeft het CPB in de CPB-notitie «Aanvullende informatie voor de doorrekening van de verkiezingsprogramma’s» van 3 juli 2012, als conclusie aangegeven: «Aanpassing WGP wordt door het CPB op PM gezet en er wordt bij de KIK doorrekening geen besparing ingeboekt.» Voor de argumenten die het CPB hanteert om tot deze conclusie te komen verwijs ik kortheidshalve naar blz. 11 van de CPB-notitie.
Gezien het bovenstaande heb geen enkele aanleiding om te veronder-stellen dat er besparingen mogelijk zijn op de uitgaven in de orde van grootte zoals door de auteurs gesteld. Daarbij geldt dat een goede schatting van een mogelijke besparing die met aanpassingen van de WGP en het GVS zouden kunnen worden bereikt, wordt bemoeilijkt door de, ook door het CPB geconstateerde, onzekerheid ten aanzien van de gedragseffecten en de samenhang met reeds ingezet beleid (zie het antwoord op vraag 3).
Is het waar dat het Centraal Planbureau (CPB) in de opbrengstberekening van herberekening van het Geneesmiddelen Vergoedingssysteem (GVS) alleen de berekening van het CVZ heeft overgenomen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel zou bespaard kunnen worden door de WGP en het GVS aan te passen zoals vaker is voorgesteld? Klopt het dat hiermee minimaal 500 miljoen euro zou kunnen worden bespaard? Zo nee, waarom niet en welke bedragen en berekeningen zijn volgens u dan van toepassing? Wat zou dit voor de premie betekenen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat voor hulpmiddelen, met de invoering van een systeem waarin goedkope middelen volledig worden vergoed en voor dure gelijke middelen een bijbetaling wordt gevraagd (systeem van vermijdbare bijbetaling), besparingen kunnen worden gerealiseerd ? Hoe hoog schat u deze in?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Ik zal de Tweede Kamer geen voorstel voor een dergelijk systeem sturen, omdat aan het hanteren van vergoedingslimieten nadelen zijn verbonden (minder dynamiek in de prijsvorming omdat, zoals in het verleden voor hulpmiddelen is gebleken, in een systeem van vergoedingslimieten de prijzen op de vergoedingslimiet komen te liggen en weinig sprake is van prijsconcurrentie). Ik geloof meer in een systeem van een functiegerichte aanspraak op hulpmiddelenzorg met als uitgangspunt eenvoudige hulpmiddelen waar dat kan en complexe hulpmiddelen waar dat nodig is. Dat levert meer maatwerk op. Met vergoedingslimieten zou de beoogde beleidsvrijheid voor zorgverzekeraars om uitgaven te beheersen, juist te niet worden gedaan.
Bent u bereid de Kamer een voorstel te sturen voor een dergelijk systeem voor hulpmiddelen?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat er transparantie dient te bestaan over de prijzen voor geneesmiddelen? Wat is uw mening ten aanzien van het couvert dan wel pakjes model dat door sommige verzekeraars wordt gehanteerd?
Verzekerden hebben naar mijn mening meer belang bij lagere (netto-) prijzen die zorgverzekeraars voor hen bedingen dan bij volledige transparantie van bruto-prijzen die onderwerp van onderhandeling zijn en die niet gedeclareerd worden, zoals opgenomen in een openbare prijslijst zoals de Taxe van Z-Index B.V.
In de brief aan de Tweede Kamer van 9 november 2009 (Kamerstukken 2009–2010, 29 477, nr. 123) is mijn ambtsvoorganger uitgebreid ingegaan op het onder couvertsysteem en op het pakjesmodel. Ik deel zijn conclusies. Kortheidshalve verwijs ik verder naar de inhoud van deze brief.
Omdat de prijzen in een openbare prijslijst niet de prijzen hoeven te zijn die gedeclareerd worden, ben ik niet bereid om de voorgestelde verplichting in te voeren. Het zijn immers bruto-adviesprijzen waarover wordt onderhandeld. Daarnaast zouden met een dergelijke wijziging effectievere vormen van preferentiebeleid niet meer mogelijk zijn. Verzekerden zouden voordelen in de vorm van minder hoge zorgpremies en/of het niet belasten van het eigen risico, zoals nu bij het «onder couvertsysteem» plaatsvindt, worden onthouden. Met een dergelijke aanpassing zou ook een mogelijk concurrentievoordeel van zorgverzekeraars die preferentiebeleid onder couvert hanteren ten voordele van hun verzekerden, worden weggenomen. Een dergelijke maatregel zal leiden tot minder dynamiek in de prijsvorming en hogere uitgaven dan zonder de maatregel.
Bent u bereid het besluit zorgverzekering te wijzigen door aan artikel 1a toe te voegen dat de zorgverzekeraar dient te zorgen voor een transparante lage prijs die door een verzekerde is terug te vinden in een openbare prijslijst (bijvoorbeeld de Z-index)?
Zie antwoord vraag 9.
De invoering van een no-claim door Bewuzt/VGZ |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgverzekeraar Bewuzt/VGZ een no-claim invoert voor de aanvullende verzekering?1
Het staat een zorgverzekeraar vrij om een no-claim in te voeren bij de aanvullende verzekering. Pakketsamenstelling, acceptatiebeleid en premiestelling van een aanvullende verzekering behoren tot de eigen bevoegdheden van de verzekeraar die de aanvullende verzekering aanbiedt.
De Europese richtlijnen schadeverzekering verbieden het om verzekeringsondernemingen te onderwerpen aan wettelijke voorschriften over acceptatie, verzekeringsdekking en premiestelling. Voor de zorgverzekering is afwijking van dit verbod, voor zover dat noodzakelijk is ter bescherming van het algemeen belang toegestaan. Voor de aanvullende verzekering geldt dit echter niet. In een aanvullende verzekering zit alleen die zorg waarvan de regering vindt dat die voor rekening en verantwoordelijkheid van de verzekerde zelf kunnen komen. Of dergelijke zorg vervolgens via een afzonderlijke aanvullende verzekering verzekerd wordt en tegen welke premie met of zonder no-claim, rekent de regering niet tot haar verantwoordelijkheid.
Kunt u verklaren waarom Bewuzt/VGZ juist voor de aanvullende verzekering een no-claim invoert, terwijl juist in 2006 gesteld werd dat de no-claim voor de basisverzekering moest worden afgeschaft?2
De no-claim die VGZ invoert heeft betrekking op de aanvullende verzekering. Zoals aangegeven in mijn reactie op vraag 1 ligt de aanvullende verzekering buiten mijn verantwoordelijkheid.
Erkent u dat de no-claim destijds werd bestreden (ook door zorgverzekeraars), omdat het juist ten koste ging van chronisch zieken en ouderen? Is dit niet meer zo?
Er lagen verschillende redenen ten grondslag aan het afschaffen van de no-claim.
Het principe van de no claim komt echter op het zelfde neer als die van het eigen risico. Bij het eigen risico betaalt de gebruiker een deel van de kosten direct en bij geen gebruik betaalt de verzekerde geen eigen risico. Bij de no claim ontvangt de verzekerde die geen zorg gebruikt de in rekening gebrachte no claim-premie terug.
Wat vindt u ervan dat een verzekeraar mensen aanspoort zich bij te verzekeren, om hen vervolgens te stimuleren er geen gebruik van te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
VGZ geeft aan dat het idee achter de no-claimkorting is dat verzekerden steeds bewuster nadenken over aanvullende pakketten. Daarom biedt Bewuzt drie aanvullende modules (fysiotherapie, tandarts, buitenland) met een no claim-korting indien geen beroep wordt gedaan op de aanvullende verzekering. De klant kan zelf de bewuste afweging maken: een beroep doen op de aanvullende verzekering of zelf betalen. VGZ geeft aan «dat het soms niet nodig is een beroep te doen op de aanvullende verzekering en de klant de behandeling beter zelf kan betalen, zodat hij recht houdt op de no-claim korting. De klant krijgt op deze wijze veel meer regie op z’n verzekering en het verhoogt het kostenbewustzijn».
Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1.
Erkent u dat Bewuzt/VGZ met deze nieuwe verzekering doet alsof ziek worden een keuze is? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u dat met deze verzekeraar eens?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze beoordeelt u de no-claim korting voor mensen die geen declaratie hebben gedaan in het jaar daarvoor? Benadeelt dit niet de chronische patiënt die deze verzekering afsluit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven in mijn reactie op vraag 1 ligt de aanvullende verzekering buiten mijn verantwoordelijkheid. Elke verzekerde kan voor zichzelf kiezen of hij deel wil nemen aan deze zorgverzekering en aanvullende verzekering. Er bestaat voldoende keuzemogelijkheid voor verzekerden, ook voor chronische patiënten.
Op welke wijze houdt u toezicht op deze aanvullende verzekering en de mogelijkheid van chronische patiënten om over te stappen? Hoe oordeelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over dit nieuwe product?3
Het toezicht door de NZa op de aanvullende verzekeringen beperkt zich tot de activiteiten die zijn geregeld in de Wmg. Deze betreffen hoofdzakelijk het marktgedrag van de zorgverzekeraar en de transparantie, zoals het verbod op misleiding. Op grond van de Wmg kan de NZa dus maatregelen nemen indien de overeenkomst bijvoorbeeld op een niet toelaatbare wijze tot stand is gekomen of wanneer verzekerden door de ziektekostenverzekeraar niet goed worden voorgelicht. Inhoudelijk heeft de NZa echter geen wettelijke taak of bevoegdheid wanneer het gaat om de aanvullende verzekering. Dit betekent dat de NZa geen inhoudelijk oordeel heeft over de Bewuzt aanvullende verzekering van VGZ, waarbij een no claim wordt toegepast.
Echter gelet op mogelijke risico’s die een doelgroepenbeleid (bijvoorbeeld door het aantrekken van bepaalde groepen verzekerden via een aanvullende verzekering) met zich mee kan brengen voor de betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorgverzekering, houdt de NZa de ontwikkelingen rondom doelgroepenbeleid nauwgezet in de gaten. Ook monitort de NZa de ontwikkelingen rondom de aanvullende verzekering via de «Marktscan Zorgverzekeringsmarkt».
De NZa heeft geoordeeld in haar rapport «Rechtmatigheid uitvoering Zvw 2011» dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat een doelgroepenbenadering vanuit het perspectief van de consument gezien substantiële risico’s heeft voor de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorgverzekering. Er zijn voldoende voldoende keuzemogelijkheden, ook voor chronische patiënten. Uit de «Marktscan Zorgverzekeringsmarkt 2012» blijkt dat voor meer dan de helft van de aanvullende verzekeringen geen acceptatievoorwaarden worden gehanteerd. Hieruit constateert de NZa dat de aanvullende verzekeringen op dit moment geen generieke overstapbelemmering vormen voor de basisverzekering.
Is het zo dat het voor Bewuzt/VGZ toch mogelijk is mensen met te verwachten hoge kosten in de aanvullende verzekering te weigeren? Waarom zou zij dan een no-claim aanbieden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor de basisverzekering geldt een acceptatieplicht, een verzekeraar dient alle verzekerden te accepteren ongeacht leeftijd, geslacht, gezondheidskenmerken en overige kenmerken. Voor de aanvullende verzekering geldt inderdaad geen acceptatieplicht, zorgverzekeraars mogen toelatingscriteria toepassen.
Het staat zorgverzekeraars vrij om een doelgroepenbeleid te voeren via de aanvullende verzekering. Voor mij staat voorop dat zorgverzekeraars binnen de basisverzekering de acceptatieplicht, verbod op premiedifferentiatie en zorgplicht nakomen. Zie verder mijn reactie op vraag 7.
Erkent u dat het wederom zorgverzekeraar VGZ is die met een verzekering komt om gezonde mensen te binden aan hun verzekering?4 Hoe verhoudt dit zich tot de solidariteitsgedachte?
Zie antwoord vraag 8.
Is het niet ten principale zo dat een zorgverzekering, ook al is deze aanvullend, echt iets anders is dan een autoverzekering, te meer daar steeds meer medisch noodzakelijke zorg via aanvullende pakketten moet worden verzekerd? Zo ja, is dit dan geen reden om de no-claim polis niet toe te staan voor medisch noodzakelijke zorg? Zo neen, waarom niet?
De zorg waarvan de regering vindt dat die niet voor rekening en verantwoordelijkheid van de verzekerde zelf kunnen komen vallen binnen de basisverzekering . Of overige zorg via een afzonderlijke aanvullende verzekering verzekerd worden en tegen welke premie met of zonder no-claim, rekent de regering niet tot haar verantwoordelijkheid. Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Het preferentiebeleid van zorgverzekeraars |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Deelt u de conclusie, getrokken door apothekers dat het preferentiebeleid van zorgverzekeraars te ver is doorgeschoten, en dat zorgverzekeraars te veel macht hebben gekregen inzake het geneesmiddelenbeleid?1 Zo neen, waarom niet?
Het preferentiebeleid heeft grote voordelen en kostenbesparingen opgeleverd. Daarnaast worden nu ook bijwerkingen in de vorm van een aantal minpunten en schaduwzijden zichtbaar. Daar moet en wordt serieus aandacht aan besteed door zorgverzekeraars. Een aantal zorgverzekeraars zal het preferentiebeleid niet meer toepassen op geneesmiddelen met een structureel lage prijs. Bij nieuwe preferente geneesmiddelen wordt nu zichtbaar dat sommige zorgverzekeraars van fabrikanten verlangen dat zij een adequate distributievergoeding voor de farmaceutische groothandel in hun prijs opnemen. Zorgverzekeraars hebben door de bevoegdheid tot het voeren van preferentiebeleid naar mijn mening niet teveel macht gekregen bij het vormgeven van de verzekerde aanspraak op geneesmiddelen. Het is immers altijd de voorschrijvende arts die vanuit zijn verantwoordelijkheid bepaalt of en zo ja, welk geneesmiddel een patiënt nodig heeft. De zorgverzekeraar kan de aanspraak op het geneesmiddel en dus de vergoeding daarvan, per werkzame stof, nader preciseren tot een aangewezen preferent geneesmiddel met dezelfde werkzame stof. Als behandeling met een preferent geneesmiddel medisch niet verantwoord is, dan heeft de verzekerde ook aanspraak, als de arts dit noodzakelijk vindt, op een niet-preferent geneesmiddel met dezelfde werkzame stof.
Is het waar dat door het preferentiebeleid de geneesmiddelenvoorziening ten behoeve van patiënten in gevaar is, nu bijvoorbeeld Brocacef heeft aangekondigd 1000 geneesmiddelen niet meer te kunnen of willen leveren?2
Dit ligt niet voor de hand, omdat de andere farmaceutische groothandels niet hebben aangekondigd preferente geneesmiddelen niet meer te zullen distribueren en omdat van deze geneesmiddelen ook niet-preferente varianten op de markt zijn. Overigens heeft Brocacef op 31 oktober 2012 in een persbericht aangegeven het voornemen om de leveringen stop te zetten op te schorten, omdat de gesprekken met zorgverzekeraars om tot een oplossing te komen, constructief verlopen. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat bij de verzekeraars de plicht rust op een adequate wijze de geneesmiddelenvoorziening voor elke patiënt te borgen, zodat elke patiënt het medicijn kan krijgen dat hij of zij nodig heeft?
Ja, zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en zijn ten opzichte van hun verzekerden gehouden aan de bepalingen en verplichtingen zoals die zijn opgenomen in de zorgpolissen.
Voldoen zorgverzekeraars thans aan deze plicht? Gaat u stappen ondernemen als zorgverzekeraars hun plichten in deze verzaken? Zo neen, wanneer acht het moment dan voor u daar om wel in actie te komen?
Of zorgverzekeraars voldoen aan hun zorgplicht, staat ter beoordeling van de daarvoor aangestelde toezichthouder. In dit geval de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De NZa kan zo nodig sancties opleggen. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Vindt u het acceptabel dat zorgverzekeraars op de stoel van de arts gaan zitten door bepaalde sterktes van voorgeschreven medicijnen, zoals codeïne 15 mg, niet meer te vergoeden?
Voor zover een arts op het recept aangeeft dat behandeling met een niet als preferent aangewezen geneesmiddel medisch noodzakelijk is (zoals codeïne 15 mg), dan wordt dit niet-preferente geneesmiddel (de desbetreffende sterkte) vergoed.
Wat is uw oordeel over het memo van verzekeraar Achmea over het preferentiebeleid? Gaat de verzekeraar hiermee niet op de stoel van de arts zitten, waarmee ook een principiële grens wordt overschreden?3
Het memo geeft een praktische invulling aan de wettelijke verplichting van zorgverzekeraars (in dit geval Achmea) om te bepalen of is voldaan aan de voorwaarde waaronder ook aanspraak op niet-preferente geneesmiddelen bestaat. Achmea gaat hiermee noch op de stoel van de voorschrijvende arts noch op de stoel van de wetgever zitten.
Is het niet zo dat verzekeraar en apotheker in alle gevallen het voorgeschreven medicijn – indien de dokter aangeeft dat dit medisch noodzakelijk is – dienen af te leveren? Gebeurt dit ook in alle gevallen? Zo neen, waarom niet?
De beoordeling of behandeling met een (als preferent) aangewezen geneesmiddel medisch niet verantwoord is, is mede afhankelijk van de voorschrijf- en behandelrichtlijnen van de beroepsgroepen. Het zal niet snel zo zijn dat behandeling met een door de zorgverzekeraar aangewezen geneesmiddel medisch gezien niet verantwoord is omdat de patiënt immers altijd een geneesmiddel krijgt met de werkzame stof die door de arts is voorgeschreven. Alle betrokken partijen zijn zich er echter van bewust dat er ook uitzonderingen bestaan.
Voorschrijvers en zorgverzekeraars enerzijds en apotheekhoudenden en zorgverzekeraars anderzijds kunnen afspraken met elkaar maken over de wijze waarop hiermee wordt omgegaan. Ik beschik niet over de gevraagde informatie met betrekking tot het aantal gevallen waarin niet het geneesmiddel wordt verstrekt dat de dokter met «MN» (medische noodzaak) op het recept heeft aangegeven.
Ik merk ook nog graag het volgende op. Er zijn specifieke toezichthouders ingesteld die toezicht houden op de uitvoering van de Zorgverzekeringswet door zorgverzekeraars en waar patiënten met hun klachten terecht kunnen, zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ). Van de 1188 klachten over verzekerde prestaties die in 2011 bij de SKGZ zijn ingediend hadden 70 klachten betrekking op geneesmiddelen. Van de 271 geschillen over de verzekerde prestaties in 2011 gingen 17 geschillen over geneesmiddelen (zie het Jaarverslag 2011 van de SKGZ). In totaal zijn er in 2011 60 geschillen gegrond verklaard.
Het preferentiebeleid van de verzekeraar vormde in de bemiddelingsfase een aantal malen aanleiding tot een klacht. Geschillen over dit onderwerp waren er echter niet of nauwelijks.
In recente jaren zijn hierover slechts twee bindende adviezen uitgebracht (2010.00540 en 2008.01217). In beide gevallen werd het verzoek afgewezen.
Is het waar dat apothekers gemiddeld wel 20 uur per week bezig zijn om het preferentiebeleid uit te leggen aan patiënten? Wat vindt u daarvan?
Ik kan dit niet beoordelen. Nu het preferentiebeleid al meer dan 5 jaar wordt gevoerd, is het merendeel van de patiënten inmiddels hiervan op de hoogte en hoeft het steeds minder te worden uitgelegd. Temeer omdat er veel chronische gebruikers zijn die niet elke keer opnieuw uitleg nodig hebben. Daarnaast halen zorgverzekeraars een aantal geneesmiddelen uit het preferentiebeleid en loopt de duur van de preferente periodes inmiddels in sommige gevallen op tot 2 jaar.
Is het niet beter te komen tot één landelijk uniform beleid van alle zorgverzekeraars inzake het preferentiebeleid om de belasting die patiënten en apothekers ondervinden tegen te gaan? Zo ja, welke stappen gaat u hierin ondernemen? Zo neen, waarom niet?
Met beide voorstellen ben ik het niet eens, enerzijds omdat de huidige belasting voor patiënten en apothekers zal afnemen en anderzijds omdat de voorstellen zullen leiden tot minder dynamiek en lagere opbrengsten. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Wat vindt u van het idee om de vergoeding van alle geneesmiddelen, waarvan het patent verlopen is, bijvoorbeeld met een vast percentage te verlagen, zodat het preferentiebeleid overbodig wordt, en tot een uniform systeem wordt gekomen, waarbij voor generieke medicijnen een redelijke prijs wordt betaald?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid in het kader van de transparantie het nog steeds bestaande systeem van kortingen en bonussen bij apothekers af te schaffen, zodat volstrekt duidelijk wordt welke inkomsten apothekers genieten? Zo neen, waarom niet?
Nee, enerzijds omdat in artikel 94, vierde lid, van de (gewijzigde) Europese richtlijn 2001/83/EG is bepaald dat lidstaten geen afbreuk mogen doen aan bestaande maatregelen of handelspraktijken inzake prijzen, marges en kortingen (zie hiervoor ook de nota naar aanleiding van het verslag Vaststelling Geneesmiddelenwet, Kamerstukken, 2005–2006, 29 359, nr.12). Anderzijds omdat het afschaffen van alle kortingen en bonussen er toe zou leiden dat apotheekhoudenden geen prikkel meer zouden hebben om doelmatig in te kopen en zorgverzekeraars deze inkoopvoordelen niet meer zouden kunnen afromen om deze ten gunste te laten komen aan hun verzekerden. De wettelijke clawback (het afromen van kortingen en bonussen) is met de invoering van vrije tarieven voor apothekers per 1-1-2012 komen te vervallen. In contracten tussen zorgverzekeraars en apotheekhoudenden komen clawback-bepalingen nog wel voor. De dynamiek van de onderhandelingen tussen apotheekhoudenden en zorgverzekeraars moet in de toekomst uitwijzen of en in welke mate dit instrument zal worden toegepast.
Financieel misbruik bij zorgverzekeraars |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Onderzoek naar misbruik regelingen door zorgverzekeraars»?1
Ja.
Is het waar dat u door Zorgverzekeraars Nederland op de hoogte bent gesteld van het lopende onderzoek naar het financieel misbruik? Zo ja, kunt u de details geven van dit onderzoek?
Ja. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft een expertcommissie ingesteld om onderzoek te doen naar de geruchten over de mogelijke systeemrisico’s bij de toepassing van het oude en nieuwe systeem van bekostiging van instellingen voor medisch specialistische zorg. Deze expertgroep zal alle signalen onderzoeken door met de betrokken ziekenhuizen en verzekeraars in contact te treden.
Gaat u een onderzoek instellen naar het financieel misbruik, waardoor onterechte inkomsten verkregen zijn uit het Zorgverzekeringsfonds? Zo nee, waarom niet?
Er zijn op dit moment nog geen inkomsten verkregen uit het Zvf. Eventuele uitkeringen uit het Zvf worden in de loop van 2013 uitgekeerd. De signalen over oneigenlijk gebruik (dat leidt tot mogelijk onterechte uitkeringen uit het Zvf) zullen worden onderzocht door een expertcommissie ingesteld door ZN. Ik wacht dit onderzoek af.
Als blijkt dat er financieel misbruik is gepleegd door zorgverzekeraars, welke sancties kunt u dan treffen en kunnen de betreffende bedragen teruggevorderd worden?
Voordat ik een uitspraak doe over te nemen maatregelen wil ik eerst inzicht in de feitelijke gang van zaken en bezien of er noodzaak is om in te grijpen. ZN voert daartoe onderzoek uit, waarvan de eerste bevindingen binnenkort beschikbaar zijn. Op basis daarvan zullen verzekeraars en aanbieders nagaan of correcties nodig zijn. Omdat nu het benodigde inzicht ontbreekt kan ik hier nog niet op vooruit lopen, alsmede niet over de maatregelen die ik kan treffen. Dit zegt weinig over ons zorgstelsel. De ruimte van systeemrisico’s komt in dit geval geheel op conto van het transitiemodel. Dit model geldt voor 2 jaar waarvan alleen in het eerste jaar het verschil tussen de DOT-omzet en het schaduw-FB voor 95% wordt gecompenseerd. Het percentage wordt in het 2e jaar (2013) afgebouwd naar 70% en vervalt in 2014.
Wat zegt dit financieel misbruik over de werking van ons zorgstelsel? Welke maatregelen gaat u nemen om misbruik te voorkomen?
Zie antwoord vraag 4.
Medische verzekeraars |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het programma TROSRadar van 1 oktober 2012 over medische verzekeraars?1
Ja.
Herinnert u zich de eerdere vragen over het artikel «Medische missers slecht vergoed»?2
Ja.
Wat is er sinds deze vragen feitelijk gebeurd opdat medische verzekeraars gedupeerden meer tegemoetkomen? Wat heeft dit concreet opgeleverd voor de gedupeerden? Waaruit blijkt dat? Hoe moeten deze verbeteringen gezien worden in het licht van de uitzending van TROSRadar?
Het artikel «Medische Missers slecht vergoed» verscheen enkele maanden voor de introductie van de Gedragscode Openheid medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid (GOMA). De GOMA is in juni 2010 door de Letselschade Raad gelanceerd. De GOMA bevat aanbevelingen gericht op een betere afwikkeling van medische schade en openheid van de bij schadeafwikkeling betrokken partijen. Dit zijn schadeverzekeraars, artsen en belangenbehartigers.
Een optimale werking van de GOMA vereist inspanning van al deze partijen. Beide schadeverzekeraars (Centramed en Medirisk) hebben zich aan deze code gecommitteerd. Ook de Nederlandse vereniging van ziekenhuizen en de Nederlandse Federatie van universitair medische centra hebben zich in maart van dit jaar aan de code verbonden. De Letselschade Raad ziet toe op de naleving van de GOMA en geeft trainingen met betrekking tot de GOMA.
Mede naar aanleiding van de uitzending van TROSRadar hebben beide schadeverzekeraars aan mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangegeven kritisch naar de eigen organisatie te zullen gaan kijken. Zij hebben aangegeven alles op alles te zullen zetten om schades sneller en transparanter af te wikkelen.
Belemmert een mogelijke juridische aansprakelijkheid een eerlijk gesprek tussen patiënt en arts over eventueel gemaakte fouten? Welke rol speelt de verzekeraar hierin? Hoe zou het beter kunnen?
Een mogelijk juridische aansprakelijkheid mag een eerlijk gesprek tussen patiënt en arts over eventueel gemaakte fouten niet belemmeren. Een goed gesprek tussen patiënt en arts in een vroegtijdig stadium (voordat sprake is van een aansprakelijkstelling) kan juist bijdragen aan het vinden van een oplossing. De schadeverzekeraar komt pas in beeld op het moment dat er tot aansprakelijkstelling is overgegaan. De schadeverzekeraar is in die procedure de belangenbehartiger van de arts c.q. het ziekenhuis. Beide schadeverzekeraars (Centramed en Medirisk) geven aan waarde te hechten aan een goede verstandhouding tussen arts en patiënt en een open dialoog te ondersteunen.
Ik wijs hier op artikel 7:953 BW. Dit artikel bepaalt dat een door een verzekeraar in zijn polis opgenomen verbod tot erkenning van feiten nimmer gevolg heeft. Dit beoogt te garanderen dat de arts in alle openheid en in lijn met de WGBO over de feiten mag spreken.
Bent u op de hoogte van een werkwijze van medische verzekeraars, zoals die aan de orde is gekomen in de uitzending (dossiers kwijt maken, dreigen met langdurige procedures)? Zo nee, wat is uw mening over deze werkwijze nu u daar door middel van de uitzending wel op van op de hoogte bent gesteld? Zo ja, vindt u dit acceptabel?
Zoekgemaakte dossiers en dreigen met langdurige procedures acht ik niet acceptabel.
Desgevraagd geven beide schadeverzekeraars aan zich niet te herkennen in het beeld dat in de uitzending is geschetst. In algemene zin geven zij aan dat het niet uit te sluiten valt dat incidenteel een dossier kwijtraakt en dat zij er alles aan zullen doen om dit in de toekomst te voorkomen. Ook geven beide schadeverzekeraars aan geen belang te hebben bij langdurige procedures. Ik beschouw het dan ook als positief dat de Letselschade Raad met de GOMA inzet op betere afwikkeling van schade en openheid en dat de verzekeraars zich hieraan hebben gecommitteerd.
Wat is uw mening over de in de uitzending naar voren gebrachte houding van MediRisk dat het bij voorkeur niet wil uitkeren?
MediRisk heeft mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzekerd dat MediRisk haar rol als schadeverzekeraar op een correcte wijze en met inachtneming van de GOMA uitvoert. Zoals ook blijkt uit de beantwoording op de vragen van het lid Bouwmeester van de PvdA (2012Z16624) heeft MediRisk aangegeven zich de kritiek zeer aan te trekken en alles op alles te zetten om meer vertrouwen van de patiënt te winnen.
Met deze uitspraken van MediRisk en de GOMA met daarbij de rol van de Letselschade Raad heb ik voor nu voldoende vertrouwen. Wij zullen de schadeverzekeraars en de Letselschaderaad nauwlettend volgen.
Bent u op de hoogte van de omstandigheid dat medische adviseurs van de verzekeraars in een aanzienlijk aantal gevallen niet bekend zijn bij de gedupeerde en/of zijn vertegenwoordiger? Vindt u dit wenselijk? Is het waar dat medische rapporten door medische verzekeraars worden vertaald door een jurist en dat het oorspronkelijke document van de medische adviseur niet wordt gedeeld met de gedupeerde? Deelt u de mening dat dit in strijd is met de door u bepleite transparantie? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, wat is hier transparant aan en waarom moeten medische adviseurs van de verzekeraar geheim blijven?
Mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik vinden dat patiënten kennis moeten kunnen nemen van de inhoud van het medisch rapport, voor zover dit betrekking heeft op de gezondheid en de behandeling van de patiënt en verwijzen in dit kader naar de verzwaarde stelplicht. Op grond van de verzwaarde stelplicht dienen artsen in een juridische procedure over een medische fout de patiënt te voren van die informatie te voorzien, die de artsen ter beschikking staat om de stelling van de patiënt te weerleggen.
Het aansprakelijkheidsvraagstuk zelf vergt een juridische interpretatie van de inhoud van het medisch rapport. Desgevraagd geven beide schadeverzekeraars aan dat deze interpretatie wordt verricht door de jurist/schadebehandelaar van de medische verzekeraar. Hij kan daarbij worden ondersteund door een medisch adviseur. Het niet delen van de juridische interpretatie van het oorspronkelijke document van de medisch adviseur door de schadeverzekeraars behoeft als zodanig niet strijdig te zijn met de door ons gewenste transparantie, die ziet op de gegevens met betrekking tot de gezondheid en de behandeling van de patiënt. Desgevraagd hebben de beide schadeverzekeraars aan mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport laten weten dat zij het geen probleem vinden om de naam van de medisch adviseur te noemen en ook beraden zij zich op dit moment over verdergaande transparantie ten aanzien van het medisch advies traject.
Bent u op de hoogte van de gedragscode waardoor letselschade binnen twee jaar behandeld moet zijn? Bent u van mening dat deze gedragscode voldoende bescherming biedt bij letselschade? In hoeveel gevallen (in %) wordt letselschade binnen de termijn van twee jaar afgehandeld? Vindt u dit percentage acceptabel?
Er zijn op dit ogenblik twee gedragscodes: de Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL) en de Gedragscode Openheid medische incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid (GOMA). De GBL is van toepassing op schade die is ontstaan na bijvoorbeeld een verkeersongeval. In deze code wordt een termijn van twee jaren genoemd. De GOMA is van toepassing op «medische missers». Hierin wordt deze termijn niet genoemd. Het is nog te vroeg om conclusies te verbinden aan de werking van de GOMA. Ik zal de ontwikkelingen omtrent de GOMA nauwlettend volgen.
Centramed geeft aan dat de gemiddelde doorlooptijd van schadeafwikkeling op dit moment ongeveer twee jaar is. MediRisk geeft aan dat op dit moment 75% van de claims binnen twee jaren wordt afgehandeld.
Wat is uw mening over de constatering dat binnen drie maanden onderbouwde reactie op een klacht moet komen, maar dit nooit gebeurd?
Beide schadeverzekeraars hebben aangegeven dat sinds de invoering van de GOMA gewerkt wordt volgens de aanbevelingen. Indien niet binnen de termijn van drie maanden een standpunt kan worden ingenomen over de verwijtbaarheid dan geven zij dit gemotiveerd aan.
Wat is uw mening over de toezeggingen van de medische verzekeraars dat zij oudere dossiers versneld willen afronden en langlopende zaken willen vlot trekken? Hoe gaat u bereiken dat dit ook werkelijk gaat gebeuren?
Mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik vinden het goed dat beide schadeverzekeraars hebben aangegeven dat zij hun verantwoordelijkheid nemen met betrekking tot de langlopende zaken. Het is aan de schadeverzekeraars om dit ook daadwerkelijk te doen. Daarnaast ziet de Letselschade Raad toe op de naleving van de GOMA. Wij zullen dit nauwlettend volgen.
Wat vindt u van het voorstel dat tijdens de uitzending werd geopperd, namelijk dat de schade door een onafhankelijke partij moet worden vastgesteld? Kunt u iets doen met dit voorstel en wat gaat u daar mee doen?
Met de Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) wordt een voorstel gedaan met betrekking tot schadevergoeding in het geval van medische schade. Op dit moment bezint mijn ambtgenoot van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zich over de Wcz, mede in het licht van de uitkomst van de rapporten Sorgdrager en Van der Steenhoven over de IGZ.
de premie ziektekostenverzekering en de maatschappelijke verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat zorgverzekeraar DSW heeft aangekondigd dat het niet nodig is de ziektekostenpremie voor volgend jaar te verhogen?1
Ja.
Bent u het eens met Zorgverzekeraars Nederland die er op wijst dat de besparing van 1.1 miljard euro sinds 2008 te niet gedaan wordt door nieuwe dure medicijnen en het opnemen van revalidatiezorg en stoppen met roken in het pakket? Kunt u precies aangeven tot welke kosten dit leidt, en hoe deze precies worden gecompenseerd?
Het klopt dat er naast kostenverlagingen sprake is van kostenverhogingen als gevolg van de nieuwe dure geneesmiddelen, overheveling van de revalidatiezorg naar de Zorgverzekeringswet en bijvoorbeeld de opname van «stoppen met roken» in het pakket. Deze ontwikkelingen zijn allemaal verwerkt in mijn raming van de nominale premie 2013.
Bent u het eens met DSW-directeur Oomen die stelt dat elke verzekeraar die de tarieven volgend jaar met meer dan 2–3 euro per maand verhoogt wat uit te leggen heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u dergelijke verzekeraars ook om een uitleg vragen?
Die uitspraak laat ik voor rekening van de heer Oomen.
Verzekeraars stellen zelf de hoogte van hun premie vast en communiceren hierover met de verzekerden. De verzekerden maken de afweging of ze de premie van een verzekeraar al dan niet te hoog vinden.
Is het waar dat u uitgaat van een verhoging van de ziektekostenpremie met 20 euro per jaar? Gaat u er daarbij van uit dat verzekeraars kostenstijging opvangen via het inzetten van hun reserves? Kunt u een overzicht geven van de reserves en de mate waarin de ziektekostenverzekeraars aan de solvabiliteitseisen voldoen?
Het klopt dat ik uitga van een verhoging van de ziektekostenpremie met 20 euro per jaar. Naar mijn mening is een reële kostenstijging in de stijging van de rekenpremie verwerkt, waarbij ik niet ben uitgegaan van de inzet van reserves om de kostenstijging te financieren.
In onderstaande tabel staan de meest recente standen (ultimo 2011) van de reserveposities per verzekeraar. Voor sommige verzekeraars geldt dat de basis en de aanvullende verzekering binnen dezelfde risicodrager wordt uitgevoerd. Er zijn dan geen afzonderlijke reserveposities beschikbaar voor basis en aanvullende verzekering.
In het overzicht is tevens opgenomen de vereiste solvabiliteit (9% van de totale schade in 2011), het overschot op de vereiste solvabiliteit en de aanwezige solvabiliteit in percentage van de vereiste solvabiliteit.
De minimumeis is per 2012 voor de basisverzekering verhoogd van 9 naar 11% van de totale schade. Voor de aanvullende verzekeringen bedraagt de eis 24%.
Naam verzekeraar
Aanwezige solvabiliteit
Vereiste solvabiliteit
Overschot op de wettelijk vereiste solvabiliteit
Aanwezige solvabilteit in % vd vereiste
Achmea
basis
1.467.934
794.968
672.966
185%
VGZ
basis + aanv
1.583.028
911.635
671.393
174%
CZ
basis
1.197.568
589.304
608.264
203%
Menzis
basis
585.925
343.616
242.309
171%
Zorg en Zekerheid
basis + aanv
189.734
89.944
99.790
211%
De Friesland
basis
176.239
76.006
100.233
232%
DSW/Stad Holland
basis
165.360
70.936
94.424
233%
ONVZ
basis
107.295
53.146
54.149
202%
ASR
basis
42.180
27.728
14.452
152%
Eno
basis
33.437
16.392
17.045
204%
Wat is uw mening over de uitspraak van de heer Oomen dat er ten gevolge van het uit patent lopen van geneesmiddelen structureel 180 mln euro per jaar besparing optreedt, waarvan een deel dit jaar voor winst bij verzekeraars zorgt, omdat er in de bepaling van de hoogte van de premie geen rekening mee is gehouden? Is er sprake van een verdubbeling van de winst van verzekeraars?
In de VWS-raming van de uitgaven aan extramurale farmaceutische zorg worden verschillende elementen betrokken, waaronder het uit patent lopen van geneesmiddelen. Het is dus niet op voorhand te zeggen dat deze besparing niet is meegenomen in de raming van de uitgaven. De bepaling van de hoogte van de premie is een zaak van verzekeraars die uit kunnen gaan van eigen uitgavenramingen. Het is mij niet bekend waar zorgverzekeraars allemaal rekening mee hebben gehouden bij hun premiestelling 2012. Ik kan dus ook niet zeggen of er door het niet meenemen van besparingen door het uit patent lopen van geneesmiddelen in de premiebepaling sprake is van een verdubbeling van de winst. Overigens is DSW niet de goedkoopste verzekeraar in Nederland.
Bent u het met de heer Oomen eens dat het maatschappelijk onverantwoord is als zorgverzekeraars zeer hoge winsten maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen zijn er mogelijk om dit te voorkomen? Wat is uw mening ten aanzien van het maximeren van de ziektekostenpremie?
Ik laat die uitspraak voor rekening van de heer Oomen. Voor mij is leidend dat de Zorgverzekeringswet wordt uitgevoerd binnen de geldende wet en regelgeving. Onderdeel daarvan is dat de verzekeraars een financiële buffer dienen aan te houden om aan hun huidige en toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen. De maatschappelijke aanvaardbaarheid komt mede tot uitdrukking in het keuzegedrag van de verzekerde, die voor de laagste premie kan kiezen.
Het financiële beleid van zorgverzekeraars en de zorgpremies |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitspraken van de voorzitter van zorgverzekeraar DSW dat de zorgverzekeraars dit jaar winsten maken die «bijna onmaatschappelijk hoog» zijn? Wanneer is er voor u sprake van een onmaatschappelijk hoge winst door zorgverzekeraars? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Ik laat die uitspraak voor rekening van de heer Oomen. Voor mij is leidend dat de Zorgverzekeringswet wordt uitgevoerd binnen de geldende wet en regelgeving. Onderdeel daarvan is dat de verzekeraars een financiële buffer dienen aan te houden om aan hun huidige en toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen. De maatschappelijke aanvaardbaarheid komt mede tot uitdrukking in het keuzegedrag van de verzekerde, die voor de laagste premie kan kiezen.
Hoeveel winst zullen de zorgverzekeraars dit jaar na schatting maken? Met welk getal wordt door u rekening gehouden?
In de ramingen in de Begroting 2012 is verondersteld dat het exploitatiesaldo bij de verzekeraars € 1,1 miljard bedraagt in 2012; € 0,6 miljard meer dan in 2011. Deze verhoging vloeit voort uit de financiële consequenties voor zorgverzekeraars van de afschaffing van de macronacalculatie en de daarmee samenhangende stijging van de solvabiliteitsvereiste van 9 naar 11% van de totale schade.
Hoeveel geld zullen de zorgverzekeraars naar verwachting dit jaar uitgeven aan reclames? Indien u niet over een schatting beschikt, hoe groot was het totale budget aan reclames voor dit jaar?
De marktpositioneringsstrategie is een zaak die iedere zorgverzekeraar voor zich moet vaststellen, zij het natuurlijk binnen de gestelde wettelijke kaders. Het is aan verzekeraars om te bepalen of en hoeveel geld ze aan reclame besteden. Dit valt buiten mijn verantwoordelijkheid. Het is mij niet bekend hoeveel geld zorgverzekeraars dit jaar uit zullen geven aan reclames danwel hoe groot het budget hiervoor is. Uit onderzoek is gebleken dat zorgverzekeraars in het commerciële seizoen 2011–2012 58 miljoen euro aan reclame hebben besteed.2
Wat is uw reactie op de stelling van voorzitter Rouvoet van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) dat de 20 euro premiestijging waarmee u rekent voor 2013 «een slag in de lucht» is? Hoe verklaart u het verschil tussen de door u genoemde 20 euro en de ruim 100 euro waarvan ZN uitgaat?2
Ik ben het met die stelling niet eens. In de begroting 2013 van VWS staat aangegeven hoe ik tot mijn raming ben gekomen. De achtergrond van de uitspraak van de heer Rouvoet is mij niet bekend.
Wat kunt u ondernemen indien zorgverzekeraars ervoor kiezen om via premieverhoging hun overtollige financiële reserves te vergroten, in plaats van deze te verlagen of maximaal gelijk te houden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen bevoegdheden om in te grijpen in de financiële huishouding van zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars dienen binnen het geldende wettelijke kader de Zorgverzekeringswet uit te voeren.
Waarom heeft u toegestaan dat zorgverzekeraars jarenlang meer premiegeld konden oppotten dan op grond van solvabiliteitseisen noodzakelijk was? Wilt u uw antwoord toelichten?3
In het huidige zorgstelsel concurreren de zorgverzekeraars om de gunst van de verzekerde. De hoogte van de premie, de kwaliteit van de zorg die zij inkopen en de wijze waarop de zorgverzekeraars het premiegeld investeren om de gunst van de verzekerde te winnen zijn belangrijke elementen waarop zij zich van elkaar onderscheiden. Mits de zorgverzekeraars voldoen aan de solvabiliteitseisen zijn zij vrij in de besteding van hun premie-inkomsten.
Deelt u de mening dat de financiële vetzucht van zorgverzekeraars het maatschappelijke draagvlak voor de zorgverzekering ondermijnt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u ondernemen tegen het oppotten van premiegeld?
Zie antwoord vraag 6.
Wat gaat u ondernemen om te zorgen dat deze opgepotte zorgmiljarden worden besteed aan zorg, of worden teruggegeven aan de burger? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Wat gaat u doen om de publieke verantwoording van zorgverzekeraars te vergroten? Vindt u het een goed idee om jaarverslagen te openbaren, zoals zorginstellingen dat moeten doen? Zo ja, wilt u dit ook met terugwerkende kracht regelen? Zo neen, waarom wilt u geen publieke verantwoording over de premies?
Op grond van het Burgerlijk Wetboek zijn zorgverzekeraars al verplicht een jaarrekening op te stellen – waarin onder meer duidelijk wordt gemaakt hoe de premiegelden worden besteed – en deze jaarrekening openbaar te maken. De jaarrekening wordt openbaar gemaakt door deze te deponeren bij de Kamer van Koophandel. Het jaarverslag moet ook openbaar gemaakt worden en is in de regel beschikbaar bij het hoofdkantoor van de onderneming. Overigens publiceren de meeste zorgverzekeraars hun jaarverslag en jaarrekening ook op hun website. Verder moeten de zorgverzekeraars op dit moment voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van de WOPT (Wet openbaarmaking publiekgefinancierde topinkomens). Op korte termijn wordt de WOPT ingetrokken en gaat de WNT (Wet normering topinkomens) voor de zorgverzekeraars gelden. Ik ben van oordeel dat op deze wijze voldoende verantwoording wordt afgelegd over de besteding van premiegelden.
Erkent u dat, naast winst maken, het oppotten van geld ook de hoogte van salarissen van zorgverzekeraars voor premiebetalers een doorn in het oog zijn? Bent u bereid een grens te stellen om te voorkomen dat er mensen rijk worden van duur betaalde zorgpremies?
De inkomens van bestuurders van zorgverzekeraars gaan onder de Wet normering topinkomens (WNT) vallen. Het voorstel voor deze wet is momenteel in behandeling in de Eerste Kamer. In deze wet zijn de zorgverzekeraars ingedeeld in het regime van de sectorale norm.
Hoe oordeelt u over de uitvoeringskosten van zorgverzekeraars? Hoe is de verhouding van de uitvoeringskosten van de Zorgverzekeringswet en het ziekenfonds? Hoe verklaart u de stijging van de uitvoeringskosten?
In de onlangs door Vektis gepubliceerde rapportage Jaarcijfers 2012 komen op basis van de jaarlijkse Marktenquête voor 2011 de uitvoeringskosten exclusief exploitatiesaldi uit op 1 150 miljoen euro. Dit komt neer op 3,1 procent van de totale uitgaven Zorgverzekeringswet van individuele zorgverzekeraars. Daarbij is voor de uitgaven in 2011 uitgegaan van 37 339,3 miljoen euro (zie VWS-begroting 2013, p. 172).
In 2005 bedroegen de uitvoeringskosten van de ziekenfondsen 473,1 miljoen euro en uitgaven aan zorg van 18 913,5 miljoen euro (bron: CVZ Zorgcijfers kwartaalbericht, 1e kwartaal 2010, p. 49). Dit komt neer op 2,5 procent van de totale uitgaven Ziekenfondswet.
Een verklaring voor de beperkte stijging kan waarschijnlijk gevonden worden in het feit dat zorgverzekeraars een veel groter rol in het hele zorgproces (zorginkoop) hebben gekregen.
Wat is uw reactie op apothekers die stellen dat de farmaceutische winsten van zorgverzekeraars worden verklaard door een beleid dat een gezonde bedrijfsvoering van apothekers onmogelijk maakt?4
Uit de quickscan farmacie van de NZA bleek dat sinds de invoering van vrij onderhandelbare apothekerstarieven lagere of gelijkblijvende tarieven voor 2012 zijn afgesproken door zorgverzekeraars en apothekers. In hoeverre de volumeontwikkelingen de lagere of gelijkblijvende tarieven compenseren zal kunnen blijken uit de Marktscan farmacie van de NZa die eind van het jaar verschijnt. Overigens is het de taak van zorgverzekeraars en apotheekhoudenden om een meer efficiënte en betere farmaceutische zorg ten behoeve van hun verzekerden en patiënten na te streven. Zorgverzekeraars Nederland en de apotheekbranche hebben in het bestuurlijk overleg van 25 september jl. met elkaar gesproken over door de branche aangevoerde knelpunten en aandachtspunten na de introductie van vrije prijzen per 1 januari 2012. Zorgverzekeraars hebben in dit overleg de bereidheid uitgesproken om in brancheverband te bezien of en zo ja hoe aan de genoemde knelpunten zou kunnen worden tegemoet gekomen maar tegelijkertijd ook aangegeven dat de inhoud en vormgeving van de contractering een zaak van individuele zorgverzekeraars is (brief van 4 oktober 2012 van Zorgverzekeraars Nederland aan de KNMP). Het doet mij deugd dat partijen met elkaar in overleg zijn getreden en ik roep ze op om hier een spoedig vervolg aan te geven zodat de uitkomsten van dat overleg in de contractering voor 2013 meegenomen kunnen worden door individuele zorgverzekeraars.
Wat is uw oordeel over de stelling dat de marktmacht van zorgverzekeraars zo groot is dat apothekers alleen maar kunnen «tekenen bij het kruisje»? Hoe past dit binnen uw opvatting van marktwerking in de zorg?
Het jaar 2012 is een overgangsjaar. Dat wordt zowel door apotheekhoudenden als zorgverzekeraars erkend. Het is een jaar waarin beide partijen hun rol en mogelijkheden nog moeten vinden, met name ook op het gebied van samenwerking en gezamenlijk onderhandelen door apotheekhoudenden. In tegenstelling tot het aangehaalde persbericht van de Napco van 26 september kan en mag er gezamenlijk worden onderhandeld overeenkomstig de richtsnoeren van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de recent uitgebreide «bagatel-bepaling» in de Mededingingswet. Mede in verband met de zorgplicht van zorgverzekeraars (die voldoende verantwoorde farmaceutische zorg voor hun verzekerden moeten contracteren) bestaat er een vrij evenwichtig stelsel waarbij uitwassen door de toezichthouders zoals de NZa en de Inspectie voor de Gezondheidszorg kunnen worden bestreden en geschillen over de contractering aan de burgerlijke rechter kunnen worden voorgelegd. Ik verwacht dat het contracteerproces in 2013 en in de volgende jaren tot meer volwassenheid zal komen.
Deelt u de mening dat een apotheek beter via een vast abonnementstarief per patiënt kan worden gefinancierd omdat zij een vaste farmaceutische zorgverlener moet zijn, en geen pillenboer die vooral zijn inkomsten moet halen uit het verstrekken van medicijnen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat een apotheker geen pillenboer moet zijn die vooral zijn inkomsten moet halen uit het verstrekken van medicijnen. De achterliggende gedachte van het vrij onderhandelbaar maken van de apothekerstarieven en het vaststellen van nieuwe prestatiebeschrijvingen, is juist om er voor te zorgen dat de kwaliteit van de farmaceutische zorg en het resultaat daarvan voor de patiënt (de toegevoegde waarde van de apotheker) kan worden betaald. En dat niet meer het betalen van het aantal verstrekkingen (het volume) voorop staat. Met het vrij onderhandelbaar maken van de apothekerstarieven is het ook mogelijk om een abonnementstarief overeen te komen. Ik deel niet de mening dat een apotheek beter via een vast abonnementstarief per patiënt kan worden gefinancierd.
Hierdoor zou een apotheek die het slecht doet namelijk evenveel verdienen als een apotheek die het goed doet. In mijn optiek is een differentiatie in beloning tussen goede en minder goede apothekers cruciaal om het niveau van de farmaceutische zorg te verbeteren.
Zorgverzekeraars die prijsverschillen van geneesmiddelen ten laste brengen van het eigen risico |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgverzekeraar Agis verzekerden € 189,08 eigen risico in rekening brengt voor een doosje pillen dat in de apotheek € 48,15 kost? Wat is hiervoor uw verklaring?1
Sinds 1 januari 2012 zijn er geen vastgestelde vergoedingen voor geneesmiddelen. De Z-index taxe geeft wel een adviesprijs aan voor geneesmiddelen. Verzekeraars kunnen en hebben met apothekers andere verkoopprijzen afgesproken dan de adviesprijzen in de Z-index taxe. De verkoopprijzen die Achmea (Agis) afspreekt met apothekers worden tweemaal per jaar herzien en zijn terug te vinden op de website van de verschillende labels.
Het kan voorkomen dat een apotheker door goede/slechte inkoop of door verandering van de adviesprijzen een hogere of lagere inkoopprijs betaalt voor het medicijn dan de met Achmea afgesproken verkoopprijs. Als dat het geval is, wordt nog steeds de met Achmea afgesproken verkoopprijs gehanteerd, gedeclareerd en voor het eigen risico in rekening gebracht.
In casu was er sprake van een verandering van de adviesprijs waarbij de prijs in de Z-index taxe reeds was verlaagd. Echter, Achmea had de verkoopprijs nog niet herzien. De adviesprijs in de Z-index taxe was dus (tijdelijk) lager dan de verkoopprijs die Achmea had afgesproken met en betaald had aan de apotheker. Achmea overweegt voor de toekomst hun verkoopprijzen meer dan twee keer per jaar aan te passen, zodat de afgesproken prijzen meer in overeenstemming zijn met de adviesprijzen.
Kunt u zich voorstellen dat mensen zich bekocht voelen als zorgverzekeraars een kunstmatig prijsverschil in hun eigen zak steken? Zo nee, waarom niet?
Ik kan me voorstellen dat mensen zich op het eerste oog «bekocht» voelen als de prijs op het pakje niet overeen komt met de prijs die zij aan hun zorgverzekeraar betalen. Verdere verdieping wijst uit dat, zoals ik bij vraag 1 heb uitgelegd, Achmea op de inning van het eigen risico voor geneesmiddelen geen winst maakt. Achmea betaalt de apotheker voor het medicijn de afgesproken prijs en brengt dezelfde prijs in rekening voor het eigen risico van de verzekerde.
Ik zie dan ook geen reden om hier verder onderzoek naar te doen.
Op welke schaal gebruiken zorgverzekeraars het verplichte eigen risico om hun kas te spekken, zoals naar voren komt in het krantenbericht? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kunt u nog volhouden dat het eigen risico het kostenbewustzijn bevordert, nu mensen worden geconfronteerd met een totaal ondoorzichtig prijsbeleid van de zorgverzekeraar?
De door Achmea afgesproken prijzen per geneesmiddel zijn vooraf in te zien op de websites van de verschillende labels. Achteraf zijn de gedeclareerde kosten die ten laste van het eigen risico komen in te zien door de verzekerde. Bij geneesmiddelen is dus zowel vooraf als achteraf duidelijk wat de verzekerde zelf voor zijn geneesmiddel moet betalen. Het eigen risico draagt dus nog steeds bij aan het kostenbewustzijn van de verzekerde.
Is het waar dat verschillende verzekeraars voor hetzelfde middel een ander prijsbeleid hanteren? Deelt u de mening dat dit een onwenselijke en voor patiënten onoverzichtelijke situatie is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zorgverzekeraars spreken prijzen af met apothekers die hun verzekerden moeten betalen. De afspraken zijn niet allemaal hetzelfde. Dat betekent inderdaad dat er verschillende prijzen gedeclareerd kunnen worden voor dezelfde geneesmiddelen. Dit is niet onwenselijk omdat hierdoor dynamiek in de prijsvorming ontstaat die leidt tot lagere prijzen ten behoeve van de patiënt en die het mogelijk maakt dat de zorgpremies minder stijgen. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Wat zijn de gevolgen voor apothekers van het zaken doen met verschillende verzekeraars die elk hun eigen geneesmiddelenbeleid voeren en leidt dit niet tot verspilling en inefficiëntie? Wilt u uw antwoord toelichten?
Apotheker en zorgverzekeraars hebben willen en wetens afspraken gemaakt in de contracten die zij hebben gesloten. Of die afspraken tot verspilling en inefficiënties leiden kan ik niet overzien. Dat is aan partijen zelf.
Hoe frequent wijzigen verzekeraars gemiddeld de prijs van een geneesmiddel, en wat zijn de financiële gevolgen die apothekers hiervan ondervinden? Wilt u uw antwoord toelichten?
De meeste zorgverzekeraars wijzigen de met apothekers afgesproken prijzen in de contracten niet. Wel wordt uitgaan van de bruto-apotheekinkoopprijzen die eens per maand door de fabrikant kunnen worden gewijzigd. Een paar zorgverzekeraars hebben «historische» prijzen afgesproken die of per maand of 2 keer per jaar worden aangepast. Zie ook het antwoord op vraag 1. Wat de financiële gevolgen hiervan voor individuele apothekers zijn kan ik niet overzien en is afhankelijk van meerdere factoren zoals volumeontwikkelingen, prijsstijgingen en de compensatie in de overige contractsvoorwaarden.
Wat is uw oordeel over het in het artikel genoemde aanpassen van etiketten aan de kunstmatig verhoogde prijs, waardoor patiënten niet meer zien dat ze te veel betalen? Is hier geen sprake van bewuste misleiding? Wilt u uw antwoord toelichten?
In het onderhavige geval ging het niet om een kunstmatig verhoogde prijs maar om een apotheekinkoopprijs die inmiddels al was verlaagd. AGIS had die prijsverlaging nog niet meegenomen omdat AGIS de prijzen, conform de afspraken met de apothekers, tot nu toe 2 keer per jaar aanpast en niet iedere maand. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Het weigeren van een verzekerde enkel op grond van Downsyndroom |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u er mee bekend dat een echtpaar zijn geadopteerde dochter met het Downsyndroom om medische gronden niet mocht meeverzekeren voor een expatzorgverzekering van verzekeraar De Goudse?
Ja.
In welk opzicht verschilt een expatzorgverzekering van een reguliere zorgverzekering?
Een reguliere zorgverzekering is een sociale zorgverzekering zoals voorzien in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Verzekeringsplichtig zijn personen die verzekerd zijn ingevolge de AWBZ. Dat betreft ingezetenen en niet-ingezetenen die in Nederland in loondienst werken en aan de loonbelasting onderworpen zijn. Daarnaast voorziet het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen voor alle volksverzekeringen inclusief de AWBZ, in enerzijds een uitbreiding van de kring van verzekerden met niet-ingezetenen die op enigerlei wijze een sociale zekerheidsband met Nederland hebben, en anderzijds in een beperking van de kring van verzekerden met mensen die ingezetene zijn van Nederland, maar een (sterkere) sociale zekerheidsband hebben met een andere staat of een internationale organisatie.
Verzekeringsplichtigen hebben een vrije keuze wat verzekeraar en de polisvorm betreft. Verzekeraars zijn tot acceptatie verplicht en mogen wat de premie betreft geen onderscheid maken naar persoonskenmerken zoals leeftijd, geslacht of gezondheidssituatie.
De Zvw biedt werelddekking. Daarnaast kunnen verzekerden in het buitenland zorg inroepen met toepassing van internationale coördinatieregelingen waarin is voorzien in wederzijdse verlening van verstrekkingen.
Een expatzorgverzekering is geen zorgverzekering in de zin van de Zvw. Deze private verzekering wordt door sommige verzekeraars aangeboden aan mensen die in Nederland verblijf houden maar niet verzekeringsplichtig zijn voor de Zvw, en omgekeerd aan mensen die uit Nederland vertrekken en die een aanvullende dekking nodig hebben op hun Zvw-polis, of een vervangende dekking wanneer zij door hun vertrek uit Nederland niet langer Zvw verzekerd kunnen zijn. Omdat het een zuiver privaatrechtelijke verzekeringsovereenkomst betreft, zijn verzekeraars niet gebonden aan acceptatieplicht, en kunnen dus voorwaarden stellen aan verzekerd pakket en premie en mensen zelfs geheel van verzekering uitsluiten.
Hoe verhoudt deze afwijzing zich tot de acceptatieplicht?
Zie het antwoord op de vraag hierboven: er is geen acceptatieplicht voor dergelijke verzekeringen.
Deelt u de mening dat geadopteerde kinderen met het Downsyndroom meeverzekerd moeten kunnen worden, ook waar het gaat om een expat- zorgverzekering?
Op grond van de Europese schadeverzekeringsrichtlijnen mag de overheid ten aanzien van andere soorten van (ziektekosten)verzekeringen dan de Zvw geen regels stellen met betrekking tot verzekeringsvoorwaarden en premiestelling. Ik kan dan ook geen rol spelen in het beleid dat particuliere schadeverzekeraars voeren in het kader van zuiver privaatrechtelijke verzekeringsovereenkomsten voeren. Overigens is het acceptatiebeleid dat particuliere ziektekostenverzekeraars vóór 2006 voerden, een van de redenen geweest om de Zvw zo in richten dat risicoselectie niet mogelijk is.
Wilt u in gesprek gaan met De Goudse en met Zorgverzekeraars Nederland om uit te zoeken hoe het mogelijk is dat een verzekeraar een afweging maakt om op grond van het Downsyndroom iemand als verzekerde af te wijzen, zodat dit echtpaar zijn dochter alsnog kan meeverzekeren?
Zie antwoord vraag 4.
Vergoeding van fingolimod bij patiënten met MS |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op berichten over zorgverzekeraars die het geneesmiddel fingolimod niet vergoeden aan MS-patiënten, en de brief waarin MS Nederland haar zorgen uit?1 2
Het is niet waar dat fingolimod door de ene zorgverzekeraar wel wordt vergoed en de andere niet.
Het is wel zo dat patiënten die, naar het oordeel van de verzekeraar, niet voldoen aan de nadere voorwaarden die ik gesteld heb, fingolimod niet vergoed krijgen.
Ik licht mijn antwoord toe:
Fingolimod (Gilenya) is een extramuraal geneesmiddel. Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) heeft dit geneesmiddel beoordeeld. Op basis van het advies van CVZ, heb ik het middel per 1 maart 2012 opgenomen in het pakket. Omdat CVZ heeft geoordeeld dat (kort gezegd) dit middel alleen een plaats heeft als tweedelijns therapie, heb ik de aanspraak via bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering beperkt tot tweedelijns therapie. Er is dus alleen aanspraak op dit middel als een patiënt niet heeft gereageerd op de behandeling met interferon bèta en glatirameer, beide eerstelijns therapie.
Is het waar dat de ene zorgverzekeraar wel vergoedt en de andere niet? Zo ja, deelt u de mening dat dit ongewenst is? Wilt u uw antwoord toelichten?3
Deelt u de mening dat het advies van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) door zorgverzekeraars niet zo gelezen kan worden dat zij het middel niet vergoeden, als specialisten van mening zijn dat hun patiënten er wel baat bij hebben? Zo nee, op grond van welke passages in het CVZ-advies mogen zorgverzekeraars besluiten fingolimod niet te vergoeden?4
Moet niet de wijziging van de Zorgverzekeringswet en de AWBZ ter uitvoering van het begrotingsakkoord 2013 zodanig worden gelezen dat bij de toelating van nieuwe geneesmiddelen met meerkosten die therapeutische meerwaarde hebben en doelmatig zijn, waaronder fingolimod, voor de behandeling van relapsing remitting multiple sclerose, wanneer andere middelen zoals beta-interferon en glatirameer volgens de specialist gecontra-indiceerd zijn, deze nieuwe geneesmiddelen door de verzekeraar dienen te worden vergoed? Zo neen, waarom niet?5
Bent u bereid de meldingen van 27 patiënten bij MS Nederland te onderzoeken die fingolimod niet vergoed dreigen te krijgen, omdat injecties met een beta-interferon of glatirameer niet haalbaar zijn, en erop toe te zien dat deze patiënten de noodzakelijke behandeling alsnog vergoed krijgen? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen, gezien alle commotie, binnen 1 week beantwoorden?
Het vervallen van het pgb bij specialistische verpleging boven de 18 jaar |
|
Linda Voortman (GL) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Is het waar dat jongeren die een persoonsgebonden budget hebben voor medisch gespecialiseerde verpleging deze verliezen zodra zij 18 jaar zijn?1
Verpleging thuis die noodzakelijk is in verband met medisch specialistische zorg behoort tot het verzekerde pakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het gaat hier om verpleging die onder verantwoordelijkheid van de medisch specialist plaatsvindt. De uitvoering hiervan is voor volwassenen geregeld in het kader van de Zvw. Voor ernstig zieke kinderen die medisch-specialistische verpleging nodig hebben, is er een oplossing binnen de AWBZ getroffen. Als deze kinderen achttien jaar worden dan valt de uitvoering van de aanspraak op deze verpleging onder de Zvw.
Deelt u de mening dat mensen geen hinder mogen ondervinden van eventueel verschil in zorgregeling van waaruit de zorg wordt betaald en dat niet de regelingen, maar de mensen en hun zorg centraal dienen te staan?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat wanneer mensen medisch gespecialiseerde verpleegkundige zorg via een persoonsgebonden budget goed en naar eigen wens geregeld hebben, dit ook zo moet kunnen blijven nadat zij 18 jaar zijn geworden?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat wanneer mensen zelf de zorg kunnen en willen inrichten, zij zorg van goede kwaliteit regelen en dit kunnen doen binnen het budget dat een zorgverzekeraar kwijt zou zijn voor zorg in natura, dit mogelijk zou moeten zijn?
Als uitgangspunt geldt thans dat het pgb, onder voorwaarden, kan worden ingezet voor de bekostiging van zorg zoals omschreven op grond van de AWBZ. Voor zorg waarop de Zvw van toepassing is, geldt de mogelijkheid van niet-gecontracteerde zorg en van restitutie van zorgkosten. De Zvw staat een voorschot op restitutie niet in de weg. Het is aan de zorgverzekeraar om die mogelijkheid, en de voorwaarden waaronder, wel of niet te bieden. De verzekerde of diens vertegenwoordiger kan bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar in overleg treden met zijn zorgverzekeraar om te bezien of hij langs die weg een gewenste oplossing kan vinden.
Deelt u de mening dat eigen regie, bijvoorbeeld via een persoonsgebonden budget, zich niet alleen moet beperken tot zorg die vanuit de AWBZ of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt bekostigd, maar dat ook zorg uit de Zorgverzekeringswet hiervoor in aanmerking moet kunnen komen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid met zorgverzekeraars in overleg te gaan over een oplossing voor mensen die medisch specialistische zorg voor hun kinderen via een persoonsgebonden budget goed geregeld hadden, zodat die zorg doorgezet kan worden nadat zij 18 zijn geworden en zij zelf regie kunnen blijven voeren over die zorg, zoals zij dat gewend zijn? Zo ja, bent u ook bereid met hen te overleggen over een regeling waarmee deze mensen van een persoonsgebonden budget gebruik kunnen blijven maken?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat in 2014 medisch specialistische zorg voor kinderen wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet? Op welke manier wordt daarbij de mogelijkheid voor het voeren van eigen regie ingevuld? Bent u bereid te kijken op welke manier een persoonsgebonden budget in de Zorgverzekeringswet ingevoerd zou kunnen worden, om te beginnen bij medisch specialistische zorg?
Op dit moment wordt bezien hoe de ziekenhuisverplaatste zorg aan ernstig zieke kinderen het beste kan worden georganiseerd, gepositioneerd en bekostigd. Daarbij wordt nadrukkelijk gekeken op welke manier kan worden geborgd dat de zorg aan het kind kwalitatief zo goed mogelijk is en het gezin adequaat kan worden ondersteund. Het nieuwe kabinet zal hierover beslissen alsmede over het hierbij te volgen tijdpad.
Incontinentiezorg |
|
Joël Voordewind (CU), Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Maak einde aan afleveren met verlies»?1
Ik ben inderdaad bekend met het nieuwsbericht van de KNMP dat gaat over apothekers die zouden toeleggen op de prijs van geneesmiddelen.
Deelt u de mening dat een individuele patiënt recht heeft op de hoeveelheid incontinentiemateriaal die hij/zij in zijn/haar omstandigheden nodig heeft, en dat de zorgverzekeraar deze zorgvraag uit het basispakket dient te vergoeden? Is het niet mensonterend om als gevolg van budgettering te weinig incontinentiemateriaal te krijgen?
Volgens de Zorgverzekeringswet (Zvw) bestaat er recht op incontinentiemateriaal voor zover een verzekerde daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen. Het moet daarbij gaan om adequate en doelmatige (toereikende) zorg. Daarnaast biedt de Zvw de zorgverzekeraar de ruimte om met partijen afspraken te maken over het zo doelmatig mogelijk leveren van die zorg. In dit geval is een zorgverzekeraar met zorgaanbieders (apotheek of medisch speciaalzaak) overeen gekomen om de incontinentiezorg voortaan te vergoeden op basis van bepaalde zorgprofielen. Gezien de verplichting tot toereikende zorg, kan er van mensonterende situaties geen sprake zijn.
Deelt u de mening dat het toepassen van «gepast gebruik» er niet voor moet zorgen dat de hoeveelheid incontinentiemateriaal ontoereikend is? Zo ja, op welke wijze zou «gepast gebruik» beter kunnen worden toegepast door de zorgverzekeraars?
Wanneer er sprake is van «gepast gebruik» dan sluit dit per definitie een ontoereikende of overbodige hoeveelheid incontinentiemateriaal uit. Gepast gebruik kan door zorgverzekeraars vooral worden verbeterd door de meest doelmatige vormen van incontinentiezorg te contracteren.
In welk opzicht vindt u het groeperen en budgetteren van patiënten in de door de zorgverzekeraar gedefinieerde patiëntenprofielen, ten opzichte van een individuele patiënt, een verbetering van de kwaliteit van zorg?
Indien het werken met patiëntenprofielen ertoe leidt dat patiënten gepaste zorg ontvangen tegen maatschappelijk lagere kosten, komt dat de kwaliteit en houdbaarheid van ons zorgstelsel alleen maar ten goede.
Wilt u met de zorgverzekeraar Achmea in gesprek gaan over het feit dat er opnieuw een grote administratieve verplichting is komen te liggen bij apothekers, terwijl er juist aan een verlichting gewerkt zou worden? Zo ja, wilt u dan aan de orde stellen dat door de verhoging van administratieve verplichtingen de kosten en baten voor het leveren van incontinentiemateriaal niet meer tegen elkaar opwegen?
Ik heb geen rol in de overeenkomsten die tussen partijen worden afgesloten. Wanneer beide partijen instemmen met de gemaakte afspraken, waaronder de onderling afgesproken administratie, ga ik ervan uit dat beide partijen deze afspraken vervolgens kunnen nakomen.
Welke oplossingsrichting heeft u voor ogen, wanneer een patiënt in het juiste patiëntenprofiel is ingedeeld, maar toch onverhoopt voortijdig door zijn incontinentiemateriaal heen is?
De oplossing ligt al besloten in de Zvw. Immers, op grond van de Zvw heeft de verzekerde recht op adequaat functionerende hulpmiddelen. De zorgaanbieder die de zorgverzekeraar inschakelt, zal er op moeten toezien dat een verzekerde steeds de beschikking heeft over de voor hem noodzakelijke hulpmiddelen. Wanneer de verzekerde niet de noodzakelijke incontinentiezorg krijgt (wat bijvoorbeeld leidt tot het voortijdig opraken van zijn incontinentiemateriaal) en overleg tussen verzekerde en zorgaanbieder geen oplossing biedt, dan kan de verzekerde zich wenden tot zijn zorgverzekeraar. Deze verzekeraar kan dan bezien of de zorgaanbieder zich houdt aan het verlenen van de overeengekomen noodzakelijke zorg.
Is het waar dat patiënten niet mogen bijbetalen als zij extra incontinentiemateriaal willen kopen?
Wanneer het gaat om incontinentiemateriaal dat als noodzakelijke zorg tot het basispakket behoort en waarop een verzekerde qua aard en omvang recht heeft, is een bovenwettelijke bijbetaling niet toegestaan. Indien de verzekerde echter meer incontinentiemateriaal wenst dan waarop hij op grond van de Zvw is aangewezen en aanspraak heeft, dient hij dit zelf te betalen. Het staat een ieder vrij om incontinentiemateriaal zelf te kopen omdat voor deze hulpmiddelen geen recept verplicht is.
Het bericht ‘Verzekeraar wil luxe afkickresorts niet vergoeden’ |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Verzekeraar wil luxe afkickresorts niet vergoeden»?1
Ja.
Heeft u kennis genomen van de uitspraak van de directeur van zorgverzekeraar DSW dat het uit het Plan Samenwerking Nederlandse Antillen voor € 600 000,– gesubsidieerde Jellinek Retreat Curaçao «niet nodig en veel te duur» is, en van de kanttekeningen die hij plaatst bij de kwaliteit van de kliniek?
Ja.
Herinnert u zich de toezegging van de voormalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Kamer dat zij er zorg voor zou dragen dat de kliniek ook toegankelijk zou worden voor lokale Curaçaose verslaafden in plaats van alleen voor Nederlandse elite? Hoe strookt deze toezegging met de observatie van de directeur van DSW dat behandelingen bij Jellinek Curaçao «alleen bereikbaar zijn voor mensen die een ticket naar Curaçao kunnen betalen»? Is het waar dat een behandeling in de kliniek meer dan € 100 000,– per jaar kost? Wat is er terecht gekomen van de toezegging van de staatssecretaris dat lokale verslaafden ook bij Jellinek terecht zouden kunnen? Kunt u dit met cijfers onderbouwen? Wat is uw beoordeling van de stelling dat Jellinek Curaçao slechts uit is op zoveel mogelijk winst?
Iedereen kan zich voor behandeling in de Jellinek Retreat op Curaçao aanmelden, dus ook lokale Antilliaanse verslaafden. Naast de Nederlandse cliënten zijn er sinds de opening 6 cliënten geweest uit Curaçao en een klein aantal cliënten uit de omliggende (BES-) eilanden.
Voor iedereen geldt een zelfde tarief. Een behandeling in de kliniek duurt vier tot zes weken. Het tarief voor een opname van 4 weken is € 16 900,-. Dit is exclusief de kosten voor een vliegticket en de extra verblijfsactiviteiten (€ 750,- per week). Deze kosten komen niet ten laste van de verzekeraar. Voor verslaafden in Nederland en Curaçao staan tevens alternatieve vormen van verslavingszorg in het betreffende land ter beschikking.
Het Programma Samenwerking Nederlandse Antillen (PSNA) was primair bedoeld ter bevordering en diversificatie van de economie van Curaçao. Gelet op de doelstelling van dit project is een bedrijf opgezet dat de mogelijkheid heeft winst te maken. Dit is niet strijdig met de vergoedingssystematiek van de Zorgverzekeringswet. In dit kader is het cruciaal dat het aan verzekeraars is om met zorgaanbieders afspraken te maken over de vergoeding van een behandeling, waarbij de verzekeraar kan toetsen op doelmatigheid en kwaliteit van zorg. Er is immers sprake van maximumtarieven. Bovendien kan de verzekeraar, voor zijn natura polissen, toetsen of de behandeling op een andere plek doelmatiger en dus goedkoper kan worden gecontracteerd. Voor een restitutiepolis geldt dat de kosten die hoger zijn dan in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend is op basis van de Zorgverzekeringswet niet mogen worden vergoed en dus voor eigen rekening van de patiënt komen.
Herinnert u zich dat één van de voorwaarden voor de door Nederland verstrekte subsidie van € 600 000,– was dat er kennis en expertise over verslavingszorg overgedragen zou worden aan lokale arbeidskrachten? In hoeverre is hier sprake van geweest? Is het waar dat klinieken zoals Jellinek Curaçao momenteel veelal opgezet worden door ex-verslaafden in plaats van gekwalificeerd personeel? Is de vrees gegrond dat dit niet ten goede komt aan de kwaliteit van dergelijke klinieken? In hoeverre is hier sprake van geweest bij Jellinek Curaçao? In hoeverre heeft dit de overdracht van kennis en expertise in de weg gestaan? Is het waar dat de controle op de kwaliteit door de autoriteiten tekort schiet?
Eén van de voorwaarden voor de uitvoering van het project was dat het bedrijf minimaal 14 medewerkers in dienst zou nemen, waarvan de helft lokale personeelsleden. Aan het eind van dit project in het kader van het Programma Samenwerking Nederlandse Antillen (PSNA) in april 2011 is deze doelstelling gehaald. Er zijn op dit moment 10 lokale medewerkers in dienst als huishoudelijke kracht, verpleegkundige, klinisch psycholoog, sportinstructeur en diëtiste. Aan de voorwaarde dat een lokale arts deel zou uitmaken van het personeelsbestand kon helaas niet worden voldaan, omdat deze niet beschikbaar is. Om dit te compenseren wordt nu gebruik gemaakt van de diensten van lokale huisartsen. Bijkomend positief effect hiervan is dat deze huisartsen door Jellinek Retreat Curaçao worden ingehuurd en waar nodig ook training krijgen. Hierdoor wordt de kennisoverdracht tussen de locale huisartsen en de professionals van Jellinek Retreat Curaçao gestimuleerd.
Jellinek Retreat Curaçao werkt met (BIG) geregistreerde professionals. Het (behandel-)team op Curaçao bestaat onder andere uit een psychiater, internist, GZ psycholoog, klinisch psycholoog, verpleegkundigen, fysiotherapeut en een diëtiste. Bij het aanstellen van personeel zijn opleiding, kwalificaties en competenties een voorwaarde om in dienst te treden. Het behandelprogramma is gebaseerd op de methoden van Jellinek in Amsterdam. Er is geen aanleiding te twijfelen aan de kwaliteit van de door Jellinek Retreat Curaçao geboden zorg.
Wat is uw eindoordeel over het project Jellinek Curaçao in het licht van de doelstellingen van het Plan Samenwerking Nederlandse Antillen? Bent u van mening dat de lokale werkgelegenheid voldoende is gestimuleerd, dat er voldoende kennis en expertise over verslavingszorg is overgedragen aan lokaal personeel, dat er voldoende samengewerkt is met de lokale verslavingszorg op Curaçao en dat er voldoende lokale verslaafden terecht kunnen bij Jellinek Curaçao om de subsidie van € 600 000,– door Nederland te rechtvaardigen? Herinnert u zich de toezegging van de voormalige staatssecretaris dat de subsidie teruggevorderd zou worden indien de doelstellingen van het project niet gehaald zouden worden? In hoeverre is dit volgens u aan de orde?
Voor het beantwoorden van deze vraag is het relevant om eerst de tweeledige doelstelling van PSNA te vermelden:
Geconcludeerd kan worden dat het Jellinek Curaçao project een positieve bijdrage heeft geleverd aan beide programmadoelstellingen.
Naast deze economische hoofddoelstelling van PSNA zijn met de uitvoerder vooraf afspraken gemaakt die de lokale impact van het project vergrootten. Naast het creëren van lokale werkgelegenheid en personeelstraining (zie het antwoord bij vraag 4) was de uitvoerder verplicht om diverse activiteiten te ontplooien gericht op lokale samenwerking met en kennisoverdracht naar organisaties en instanties zoals verslavingspreventie organisaties en scholen. Gedurende het project heeft uitwisseling van medewerkers plaatsgevonden tussen Klinika Caprilese en de moederorganisatie van Jellinek Curaçao in Nederland, Stichting Arkin. Er zijn tevens diverse trainingssessies en workshops gehouden in het kader van intensieve kennisuitwisseling met Fundashon pa Maneho di Adikshon (FMA). Met deze laatste organisatie is ook een preventieproject uitgevoerd op scholen. FMA is positief over de samenwerking met Jellinek Curaçao. Los hiervan heeft ook de samenwerking met lokale huisartsen geleid tot vergroting van de lokale kennis op het terrein van verslavingszorg.
Vanuit de PSNA-subsidie zijn geen voorwaarden gesteld met betrekking tot het behandelen van lokale verslaafden.
De handelwijze van Achmea en apothekers bij het verstrekken van incontinentiemateriaal aan patiënten |
|
Henk van Gerven |
|
|
|
Wat is uw oordeel over het nieuws dat de fabrikant Tena bepaalt hoeveel luiers patiënten vergoed krijgen?1
Vindt u niet dat de apotheker op basis van een voorschrift van de behandelaar moet bepalen welk incontinentiemateriaal voor de patiënt het beste is, en dat dit niet moet worden uitbesteed aan een fabrikant met commerciële belangen?
Is hier sprake van een aantasting van de privacy van patiënten?
Is de verzekeraar Achmea hier in gebreke? Is het niet in strijd met de Zorgverzekeringswet dat de verzekeraar aan de hand van een profiel bepaalt hoeveel incontinentiemateriaal iemand krijgt?
In hoeverre belemmert de huidige wet- en regelgeving dat patiënten incontinentiemateriaal krijgen dat nodig is voor hun behoefte, en dat de privacy gewaarborgd blijven?
Is er sprake van een bezuinigingsoperatie van Achmea en andere verzekeraars die ook het Achmeamodel willen volgen?
Gaat u nog stappen ondernemen tegen de handelwijze van betrokken apothekers en verzekeraar? Zo neen, waarom niet?
De prijs van het geneesmiddel voor de zeldzame ziekte van Pompe |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het geneesmiddel voor de zeldzame ziekte van Pompe in de Verenigde Staten de helft kost van de prijs, die in Nederland wordt gerekend?1
Er zijn twee varianten van de ziekte van Pompe: de klassieke vorm en de niet-klassieke vorm. De klassieke vorm openbaart zich al bij jonge baby’s, terwijl de niet-klassieke vorm zich pas op latere leeftijd openbaart. De toepassing bij de klassieke vorm wordt in het conceptrapport van het CVZ niet ter discussie gesteld.
Voor zover ik kan nagaan, is in de Verenigde Staten het middel Myozyme door de FDA (Food and Drug Administration) alleen goedgekeurd voor de klassieke vorm en wordt dus voornamelijk toegepast bij jonge kinderen. De dosering is afhankelijk van het lichaamsgewicht. Daarnaast zijn er tussen artsen verschillen wat betreft behandelregimes (en dus gebruikte doseringen). Dit heeft effect op de uitgaven per patiënt. Voor zover ik kan nagaan, is de prijs per dosering gelijkwaardig.
Bent u bereid een tariefmaatregel te nemen op het geneesmiddel in plaats van het geneesmiddel uit het basispakket te halen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer past u deze tariefmaatregel toe?
Zoals ik in mijn brief van 28 maart 2012 heb aangekondigd, voer ik in 2012 voor het eerst pilots uit waarin ik onderhandel met de fabrikant over de prijs van geneesmiddelen waarvan de kosteneffectiviteit onvoldoende is of het kostenbeslag te hoog. Ik ben blij dat de Tweede Kamer na het oorspronkelijk controversieel verklaren van dit beleid mij vlak voor de zomer alsnog deze ruimte heeft gegeven. Ik ga dan ook op korte termijn met de producenten van deze weesgeneesmiddelen om de tafel zitten om te onderhandelen over de prijs in relatie tot de gebleken therapeutische meerwaarde. Over de uitkomst van deze gesprekken zal ik de Kamer informeren.
Het bericht dat het College voor Zorgverzekeringen wil stoppen met het vergoeden van dure medicijnen voor enkele zeldzame ziekten |
|
Geert Wilders (PVV), Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ook zo geschrokken van de concept-adviezen van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) inzake vergoedingen van medicijnen?1
Het CVZ heeft nog geen advies uitgebracht. Het betreft een concept dat, na inspraak van veldpartijen, besproken zal worden in de Adviescommissie Pakket (ACP) van het CVZ. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomst van dit proces. Het is overigens één van de taken van het CVZ om advies uit te brengen over het opnemen of behouden van geneesmiddelen in de aanspraken op grond van de Zorgverzekeringswet. Het CVZ doet dat mede op basis van gegevens over de kosteneffectiviteit van die geneesmiddelen. Zie ook het antwoord op de vragen 3 en 4.
Deelt u de mening dat het niet onethisch is om deze medicijnen te vergoeden voor deze groepen patiënten, maar dat het onethisch is van het CVZ om deze adviezen uit te brengen?
Zie antwoord vraag 1.
Waar ligt volgens u de grens bij het vergoeden van medicijnen als het gaat om het aantal patiënten dat aan een zeldzame aandoening lijdt?
Om als weesgeneesmiddel aangemerkt te worden hebben de lidstaten van de Europese Gemeenschap in het jaar 2000 een bovengrens voor het aantal patiënten vastgesteld: een prevalentie van niet meer dan vijf per 10 000 burgers in de EG per afzonderlijke – en ernstige – ziekte (Verordening (EG)141/2000). In Nederland betekent dat maximaal ongeveer 8 000 patiënten per afzonderlijke zeldzame ziekte. In het overgrote deel van de zeldzame ziekten is de prevalentie overigens vele malen lager en gaat het meestal om enkele tientallen of een paar honderd patiënten. Het vaststellen van deze bovengrens heeft de volgende reden. Het was gebleken dat voor veel zeldzame ziekten er geen of onvoldoende geneesmiddelen beschikbaar waren. Een belangrijke reden hiervoor is de zeer geringe marktomvang die niet of nauwelijks opweegt tegen de kosten van ontwikkeling. Teneinde de ontwikkeling van geneesmiddelen voor zeldzame ziekten toch van de grond te krijgen is de genoemde Verordening ontworpen in de EG. Een geneesmiddel dat ontwikkeld is voor de behandeling van een zeldzame ziekte krijgt een tien jaar durende marktexclusiviteit , dat wil zeggen er worden in deze periode geen vergelijkbare geneesmiddelen toegelaten tot de markt. Het was hiervoor wel nodig een bovengrens van prevalentie aan te geven. Deze bovengrens is ruim genomen.
Vindt u dat het aantal patiënten, dat aan een zeldzame aandoening lijdt, een criterium moet zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Waar ligt volgens u de grens als het gaat om de kosten van een medicijn?
De therapeutische waarde van een geneesmiddel is leidend bij de vraag of een nieuw geneesmiddel opgenomen dient te worden in het basispakket of er in moet blijven. Bij het bepalen van de therapeutische waarde wordt vergeleken met de zogenaamde standaardtherapie. Naast de therapeutische waarde speelt ook de (kosten)effectiviteit een rol bij de afweging. Gegevens over kosteneffectiviteit van een geneesmiddel zijn belangrijk om een beeld te kunnen krijgen van wat een redelijke prijs zou kunnen zijn van een geneesmiddel. Uiteindelijk is het mijn streven dat er redelijke prijzen betaald worden voor geneesmiddelen.
Er is wat betreft de kosten of kosteneffectiviteit geen grens aan te geven.
Vindt u dat de grens van de kosten van een medicijn een criterium moet zijn?
Zie antwoord vraag 5.
Is het naar uw mening aan het CVZ of aan de politiek om een beslissing te nemen op basis van deze criteria?
Het CVZ adviseert mij over de samenstelling van het basispakket. De uiteindelijke beslissing ligt bij mij en is daarmee het primaat van de politiek.
Deelt u de mening dat het CVZ zich beter kan bezig houden met het beoordelen van de stapels doelmatigheidsonderzoeken van legio andere medicijnen, die nog op de plank liggen?
Voor zover de vragenstellers doelen op de achterstand die aan het eind van 2011 is ontstaan bij het beoordelen van een groot aantal aanvragen op grond van de beleidsregels Dure geneesmiddelen en Weesgeneesmiddelen, kan ik mededelen dat dit probleem reeds is opgelost.
Gaat u de (concept) adviezen van het CVZ naast u neer leggen?
Zie mijn antwoord op de vragen 1 en 2.
Het concept-advies van het College voor Zorgverzekeringen omtrent het vergoeden van geneesmiddelen aan patiënten met een zeldzame ziekte |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bereid afstand te nemen van de twee concept-adviezen van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), waarin wordt gesteld dat de medicatie voor de zeldzame ziekten Pompe en Fabry niet meer vergoed zouden moeten worden, omdat deze medicaties te duur zijn?1 Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft u dit het CVZ al laten weten?
Het CVZ heeft nog geen advies uitgebracht. Het betreft een concept dat, na inspraak van veldpartijen, besproken zal worden in de Adviescommissie Pakket (ACP) van het CVZ. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomst van dit proces.
Vindt u het gepast dat het CVZ oordeelt dat dure geneesmiddelen voor zeldzame ziekten niet te duur mogen zijn, ongeacht hun medische werking en de medische noodzakelijkheid voor de patiënt? Zo ja, hoe duur mag een patiënt in uw opvatting zijn? Zo neen, kunt u het CVZ vragen geen bedragen meer mee te nemen in (concept) adviezen?
De therapeutische waarde van een geneesmiddel is leidend bij de vraag of een nieuw geneesmiddel opgenomen dient te worden (of blijven) in het basispakket. Bij het bepalen van de therapeutische waarde wordt vergeleken met de zogenaamde standaardtherapie. Naast de therapeutische waarde speelt ook de (kosten)effectiviteit een rol bij de afweging. Gegevens over kosteneffectiviteit van een geneesmiddel zijn belangrijk om een beeld te kunnen krijgen van wat een redelijke prijs zou kunnen zijn van een geneesmiddel. Uiteindelijk is het mijn streven dat er redelijke prijzen betaald worden voor geneesmiddelen. Om deze reden vind ik het zeker tot de taken van het CVZ behoren om inzicht te geven in de kosten en kosteneffectiviteit van geneesmiddelen, ook van deze geneesmiddelen.
Erkent u dat dit concept-advies uitgaat van de stelling dat gezondheidszorg een prijs heeft? Waar ligt wat het CVZ betreft daarbij de grens?
Gezondheidszorg heeft een prijs en over de uitgaven aan de zorg moet daarom een weloverwogen besluit genomen worden, zeker als het relatief dure behandelingen betreft. Er is wat betreft de kosten of kosteneffectiviteit geen grens aan te geven.
Heeft u het CVZ opdracht gegeven om te werken met grenzen van wat iemand mag kosten in de basisverzekering? Vindt u dit een begaanbare weg voor het samenstellen van het basispakket? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen opdracht gegeven om te werken met grenzen. Het CVZ heeft, als adviserend orgaan, een eigen verantwoordelijkheid. Zie ook mijn antwoord op vraag 3. Weesgeneesmiddelen worden veel eerder toegelaten tot het pakket dan andere middelen. Deze geneesmiddelen moeten dan wel hun therapeutische meerwaarde en kosteneffectiviteit over de loop van een aantal jaren aantonen.
De betreffende geneesmiddelen zijn in 2007 opgenomen op de beleidsregel weesgeneesmiddelen en worden vergoed. De voorwaarde is dus dat aanvullende gegevens moeten worden verzameld over de therapeutische meerwaarde en de kosteneffectiviteit van de middelen. Aan de hand van deze gegevens heeft het CVZ de middelen nu herbeoordeeld na vier jaar voorlopige opname. Met mijn beleid beoog ik juist dat weesgeneesmiddelen voor bijzonder ernstig zieken beter toegankelijk zijn.
Bent u bereid om met de producenten van deze dure geneesmiddelen om tafel te gaan om te bekijken of de prijs kan worden verlaagd? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat u dit doen en kunt u de Kamer hiervan op de hoogte houden?
Zoals ik in mijn brief van 28 maart 2012 heb aangekondigd, voer ik in 2012 voor het eerst pilots uit waarin ik onderhandel met de fabrikant over de prijs van geneesmiddelen waarvan de kosteneffectiviteit onvoldoende is of het kostenbeslag te hoog. Ik ben blij dat de Tweede Kamer na het oorspronkelijk controversieel verklaren van dit beleid mij vlak voor de zomer alsnog deze ruimte heeft gegeven. Ik ga dan ook op korte termijn met de producenten van deze weesgeneesmiddelen om de tafel zitten om te onderhandelen over de prijs in relatie tot de gebleken therapeutische meerwaarde. Over de uitkomst van deze gesprekken zal ik de Kamer informeren.
Het bericht dat steeds meer mensen achterstanden hebben bij het betalen van zorgpremie |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat steeds meer mensen de maandelijkse nominale zorgpremie niet kunnen betalen? Blijft u volharden in uw afwijzing van inkomensafhankelijke zorgpremies? Zo ja, op grond waarvan, gelet op de ernst van de situatie?1
In het desbetreffende bericht gaat het over een toename van het aantal mensen dat een betalingsregeling heeft gesloten met hun zorgverzekeraar en niet over een toename van het aantal verzekerden met een betalingsachterstand.
De wanbetalersregeling schrijft voor dat een zorgverzekeraar de verzekeringnemer over een premieachterstand van twee maanden dient te informeren en tegelijkertijd een betalingsregeling dient aan te bieden. Een verzekeringnemer die meewerkt aan een betalingsregeling houdt zo de schuld beperkt en voorkomt hiermee dat hij in het bestuursrechtelijke premieregime belandt. Een betalingsregeling die door de verzekeringnemer wordt nagekomen, bevordert juist dat een verzekeringnemer zo snel mogelijk terugkeert naar een normaal betaalpatroon. Het is een goede ontwikkeling dat steeds meer verzekerden tot de conclusie komen dat het niet betalen van de nominale premie geen optie is.
Verder wil ik uw Kamer erop wijzen dat de zorgtoeslag ervoor zorgt dat de nominale premie voor lage inkomens betaalbaar is. De zorgtoeslag zorgt er immers voor dat de nominale premie en het verplichte eigen risico nooit meer bedragen dan een bepaald percentage van het inkomen. Hierdoor werkt een stijging van de nominale premie slechts «gematigd» door in de netto premie die resteert na aftrek van de zorgtoeslag.
Het voorgaande in overweging nemende zie ik geen reden om mijn beleid in dezen bij te stellen.
Deelt u de mening dat het bestuursrechtelijke premieregime, waarin iemand met betalingsachterstanden 30% boete betaalt over de premie, niets oplost aangezien de meeste van deze mensen al geen 100% kunnen betalen, laat staan 130%? Wilt u uw antwoord toelichten?
Nee.
Uit de evaluatie van de wanbetalersregeling die ik op 4 november 2011 aan uw Kamer heb doen toekomen, blijkt de regeling voor nieuwe gevallen de beoogde afschrikwekkende werking te hebben en te bevorderen dat de wanbetaler zich inspant om te voorkomen dat hij in het bestuursrechtelijk regime terecht komt.
De bestuursrechtelijke premie wordt overigens pas opgelegd nadat de verzekeringnemer een betalingsachterstand van zes premiemaanden heeft opgebouwd. In de preventieve fase die daaraan voorafgaat, dient de zorgverzekeraar wettelijk voorgeschreven incassoactiviteiten te verrichten en medewerking te verlening aan activiteiten die gericht zijn op de aflossing van de schuld.
Wat is uw reactie op de constatering dat de verhoging van het eigen risico de voornaamste oorzaak is van de stijging van het aantal betalingsregelingen bij zorgverzekeraars? Deelt u de mening dat verdere stijging van het eigen risico, zoals afgesproken in het Kunduz-akkoord, volstrekt onverantwoord is? Wilt u uw antwoord toelichten?
De stijging van het aantal betalingsregelingen laat zich deels verklaren doordat verzekeraars zich meer soepel opstellen bij de totstandkoming van een betalingsregeling. Een verruiming van de betalingstermijn voor het aflossen van de premieschuld en/of een verlaging van het minimale aflossingsbedrag doet de kans toenemen dat er een betalingsregeling tot stand kan worden gebracht. Dit is mijns inziens een goede ontwikkeling, het voorkomt dat er niet oplosbare schuldsituaties ontstaan en biedt de verzekeringnemer juist gelegenheid om zijn financiële huishouden weer op orde te krijgen.
Daarnaast zouden volgens het krantenbericht enkele verzekeraars aangeven dat de toename van het aantal betalingsregelingen samenhangt met een recente verhoging van het eigen risico. Een verhoging van de eigen betalingen in de zorg is noodzakelijk om de zorg voor iedereen betaalbaar te houden. In het Lenteakkoord is overigens opgenomen dat de extra verhoging van het verplicht eigen risico met € 115,- in zijn geheel via de zorgtoeslag zal worden gecompenseerd voor de laagste inkomens. Dit zal ervoor zorgen dat de laagste inkomens volledig worden ontzien.
Wat is uw reactie op mevrouw Jungmann, lector rechten, schulden en incasso, die het voorbeeld noemt van mensen die met zijn tweeën van één AOW-uitkering leven en in het begin van het jaar in een klap 700 euro aan eigen risico kwijt zijn? Deelt u de mening dat hier feitelijk sprake is van belemmering van de toegang tot zorg voor lagere inkomens? Wilt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik deel die mening niet.
De hier bedoelde verhoging van het verplicht eigen risico naar € 350,- zal gepaard gaan met een forse verhoging van de zorgtoeslag. Dit komt erop neer dat in de zorgtoeslag de verhoging van het eigen risico met € 115,- volledig zal worden meegenomen.
Bovendien zijn de meeste zorgverzekeraars bereid om een gespreide betaling voor het eigen risico aan te bieden, ingeval de verzekerde daarom vraagt.
Bent u van mening dat de zorgpremies en het eigen risico voor een modaal gezin nog redelijk te dragen zijn? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, deelt u de mening dat een inkomensafhankelijke zorgpremie een lastenverlichting voor deze gezinnen betekent? Wilt u uw antwoord toelichten?
De hoge kosten van de zorg impliceren nu eenmaal, onafhankelijk van hoe het financieringssysteem wordt ingericht, dat de premielasten hoog zullen zijn voor modale gezinnen. Derhalve acht ik het van het grootste belang dat alles op alles wordt gezet om de kosten van de zorg zo laag mogelijk te houden. Alleen dan zal de premie ook in de toekomst voor gezinnen betaalbaar blijven. Daarvan staat dus los of de zorg wordt gefinancierd via een nominale of procentuele premie.
Hoeveel verzekerden worden maandelijks in totaal geroyeerd door zorgverzekeraars op grond van betalingsachterstanden?
Op twee zorgverzekeraars na, ONVZ en ASR, hebben sinds de inwerkingtreding van de wanbetalersregeling in 2009 alle zorgverzekeraars de wanbetalersregeling uitgevoerd. ASR heeft zich inmiddels bij het CVZ gemeld omdat deze verzekeraar alsnog de wanbetalersregeling wil gaan uitvoeren.
Zolang een zorgverzekeraar niet meewerkt aan het bestuursrechtelijk premieregime, kan de zorgverzekeraar een niet betalende verzekeringnemer royeren. Het betreft dan een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen zorgverzekeraar en verzekeringnemer waar de overheid geen bemoeienis mee heeft. Om dezelfde reden ben ik niet op de hoogte van het aantal royementen vanwege niet betaling van de zorgverzekeringpremie. Overigens heeft het CVZ mij bericht niet te beschikken over aanwijzigen dat dit zich op substantiële schaal voordoet.
Erkent u dat het argument dat het eigen risico het kostenbewustzijn zou vergroten, definitief onderuit wordt gehaald nu blijkt dat zorgverzekeraars dit bedrag uitspreiden en optellen bij de maandelijkse premie? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het een goede ontwikkeling dat verzekeraars bereid zijn om het eigen risico op verzoek van de verzekerde te spreiden. Dit draagt eraan bij dat een verzekerde als gevolg van (hoge) eigen betalingen niet in betalingsnood komt te verkeren en uiteindelijk belandt in een problematische schuldensituatie en/of vanwege financiële drempels noodzakelijke zorg gaat mijden. Tegelijkertijd zal een verzekerde nog steeds merken in zijn portemonnee dat hij een eigen bijdrage is verschuldigd, waardoor de verzekerde zich bewust blijft van de kosten van zorg.
Erkent u dat het argument dat het eigen risico de premies zou verlagen weinig indruk maakt, zeker nu blijkt dat het feitelijk gaat om een premieopslag voor grote groepen mensen en leidt tot een toename van betalingsproblemen? Zo nee, waarom niet?
Om de premie voor iedereen betaalbaar te houden, is het nu eenmaal nodig dat de mensen die het zelf kunnen betalen ook daadwerkelijk een deel van hun zorgkosten voor eigen rekening nemen. Wel is daarbij een belangrijk uitgangspunt dat lage inkomens waar nodig en mogelijk worden ontzien. Om die reden voorziet het Lenteakkoord , zoals ik al in mijn antwoorden bij de vragen 3 en 4 aangaf, in een forse verhoging van de zorgtoeslag. Bovendien worden chronisch zieken en gehandicapten via de Compensatieregeling Eigen Risico (CER) gecompenseerd voor het verplichte eigen risico.
Hoe verhoudt de compensatie via de zorgtoeslag van de in het Kunduz-akkoord overeengekomen verhoging van het eigen risico zich tot de mogelijkheid om bij mensen met premieachterstanden beslag te leggen op de zorgtoeslag? In hoeverre kan nog gesproken worden van compensatie voor deze groep mensen die in een zeer moeilijke financiële situatie zitten? Wilt u uw antwoord toelichten?
In de huidige situatie kan zowel het CVZ als de zorgverzekeraar beslag laten leggen op de zorgtoeslag van de verzekeringnemer. Dit vloeit voor uit het algemene uitgangspunt in het burgerlijk recht dat een schuldeiser in beginsel zijn vordering kan verhalen op alle goederen van diens schuldenaar.
Daarnaast zal met ingang van 1 januari 2013 de zorgtoeslag door het CVZ worden gebruikt als bron voor de inning van de bestuursrechtelijke premie.
Naar verwachting verkleint deze maatregel de groep wanbetalers waarop incassomaatregelen moeten worden toegepast en zal hiermee de uitstroom van wanbetalers uit het bestuursrechtelijke premieregime worden bevorderd. De met incasso gepaard gaande additionele kosten zorgen er namelijk voor dat de afloscapaciteit van wanbetalers afneemt.