Het bericht dat de kraamzorg in Nederland onder druk staat |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de kraamzorg in Nederland onder druk staat?1
Beseft u dat de huidige werkdruk, slechte werkomstandigheden en magere vergoeding ervoor zorgen dat het vak van kraamverzorger steeds onaantrekkelijker wordt?
Beseft u dat de tekorten in de kraamzorg die daardoor zijn ontstaan ervoor zorgen dat mensen steeds vaker niet de juiste zorg voor hun pasgeboren baby kunnen krijgen?
Beseft u dat het dringend nodig is om zo snel mogelijk de werkdruk, werkomstandigheden en vergoeding te verbeteren voor zorgverleners in de kraamzorg?
Wat bent u van plan om de crisis in de kraamzorg aan te pakken?
Het tegengaan van buitenlandse beïnvloeding bij de verkiezingen |
|
Derk Boswijk (CDA), Inge van Dijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC), David van Weel (minister , minister ) , Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent op de hoogte van het bericht van RTL Nieuws «Desinformatie als wapen: Rusland mengt zich in verkiezingen in Polen en Roemenië»?1
Ja, hiervan ben ik op de hoogte.
Hoe reëel acht u de kans dat ook Nederland bij de aankomende verkiezingscampagne als doelwit zal worden gezien door andere staten voor hun grootschalige online desinformatiecampagnes?
Voorbeelden uit landen om ons heen laten zien dat verkiezingen doelwit kunnen zijn van (statelijke) actoren die democratische processen in Europa willen beïnvloeden of verstoren. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten waarschuwen al langer dat ook Nederland doelwit kan zijn van statelijke inmenging.2 Daarom volg ik nationaal en internationaal de ontwikkelingen rond de weerbaarheid van verkiezingen op de voet en zet ik mij in om dreigingen te signaleren, tegen te gaan en waar nodig te mitigeren.
Is Nederland naar uw mening goed genoeg bestand tegen eventuele grootschalige buitenlandse online desinformatiecampagnes zoals bij de Roemeense presidentsverkiezingen?
Het kabinet werkt samen met de veiligheids- en ketenpartners samen om de effecten van desinformatiecampagnes tijdens verkiezingen tegen te gaan. Tegelijkertijd zijn ons kiesstelsel en het verkiezingsproces robuust. Mede door het pluralistische parlementaire stelsel van evenredige vertegenwoordiging dat in principe minder kwetsbaar is dan een meerderheidsstelsel zoals het «winner takes all» stelsel waarbij er slechts één kandidaat of partij wint (bijvoorbeeld bij een presidentsverkiezing). Ook is het verkiezingsproces minder kwetsbaar voor digitale dreigingen doordat de kiezer met een papieren stembiljet stemt, dat vervolgens handmatig wordt geteld. Desondanks blijf ik scherp op mogelijke kwetsbaarheden in ons proces, in onze eigen context.
Recent heb ik uw Kamer een brief gestuurd over het tegengaan van risico’s op buitenlandse beïnvloeding in het verkiezingsproces.3 Maatregelen betreffen onder andere het organiseren van verkiezingstafels met relevante (veiligheids)partners, het organiseren van een online veiligheidsbriefing voor gemeenteambtenaren, het bevorderen van het (online) publieke debat en het versterken van de weerbaarheid van politieke partijen. Ook gaat het kabinet desinformatie rond het verkiezingsproces tegen met de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie.4
Met het oog op de geopolitieke ontwikkelingen en de reële dreiging tegen de nationale veiligheid wil ik eerder en beter zicht krijgen op de verspreiding van (buitenlandse) desinformatie gericht op het ondermijnen van het verkiezingsproces en het ondermijnen van maatschappelijke stabiliteit rond de verkiezingen. Hiervoor worden waar nodig nieuwe bevoegdheden of wettelijke grondslagen gecreëerd. Dit vraagt een zorgvuldige afweging. De benodigde nieuwe bevoegdheden of grondslagen zullen niet voor de Tweede Kamer verkiezingen van 2025 worden geïntroduceerd. Voor de aankomende verkiezingen wordt daarom binnen het huidige instrumentarium verkend welke extra inspanningen nodig zijn. Eventuele ervaringen van de NAVO-top worden hierin meegenomen. Om voorbereid te zijn voor volgende verkiezingen start ik de voorbereidingen voor het introduceren van nieuwe bevoegdheden en het creëren van grondslagen. Uw Kamer zal daarover in het najaar nader worden geïnformeerd.
Ten slotte laat ik verschillende onderzoeken uitvoeren. In september start een studie die, samen met de Europese Commissie, is uitgezet bij de OESO. Deze studie onderzoekt de wijze waarop andere Europese lidstaten detectie van buitenlandse desinformatie hebben ingericht en de eventuele mogelijkheden die dit biedt voor Nederland. De studie volgt op een eerdere ambtelijke verkenning van de Minister van BZ5 en sluit aan bij de voorbereidingen die het kabinet treft voor het introduceren van nieuwe bevoegdheden en het creëren van grondslagen om beter zicht te krijgen op de verspreiding van desinformatiecampagnes gericht op het ondermijnen van het verkiezingsproces en het ondermijnen van maatschappelijke stabiliteit rond de verkiezingen.6 Daarnaast laat het kabinet de impact van des- en misinformatie op de Nederlandse democratische rechtsstaat onderzoeken.7 Ik houd nauw contact met de onderzoekers om tussentijdse uitkomsten mee te nemen in de inzet voor het verbeteren van het zicht op desinformatiecampagnes.
Ook in Europees verband is er aandacht voor democratische en maatschappelijke weerbaarheid. Het voorstel tot het realiseren van een European Democracy Shield is hier onderdeel van en wordt nu uitgewerkt. Op basis van eerste gesprekken hierover is op te maken dat de onderwerpen verkiezingsintegriteit en het tegengaan van buitenlandse desinformatie onderdeel van het Shield worden.8 Ik onderschrijf de noodzaak van dit initiatief en steunt de Europese Commissie actief in het bevorderen en het faciliteren van Europese samenwerking ter bescherming van onze democratische processen.
Kunt u aangeven welke mogelijke gevaren van buitenlandse online desinformatiecampagnes voor de aankomende verkiezingen in Nederland op dit moment worden voorzien?
Online desinformatiecampagnes kunnen de integriteit van verkiezingskandidaten of politieke partijen schaden. Ook kan het verkiezingsproces worden ondermijnd door bijvoorbeeld de opkomst te beïnvloeden, of de integriteit van het verkiezingsproces in twijfel te trekken. Het kabinet onderkent deze gevaren en neemt daarom maatregelen om de effecten van desinformatiecampagnes tegen te gaan, zoals omschreven in vraag 3.
Heeft u inzicht in welke mogelijke onderwerpen door buitenlandse mogendheden als Rusland aangegrepen kunnen worden in online desinformatiecampagnes gericht op Nederland om te leiden tot onder andere polarisatie? Zo niet, bent u bereid om u hierop te oriënteren?
Rusland probeert westerse landen geregeld in een kwaad daglicht te stellen, westerse bondgenootschappelijke en maatschappelijke eenheid te ondermijnen en politieke besluitvorming en de publieke opinie te beïnvloeden. Dit gebeurt zowel heimelijk als openlijk en zowel in het digitale- als in het fysieke domein. Rusland weet hierbij opportunistische bestaande westerse maatschappelijke thema’s en grieven aan te grijpen voor beïnvloedingsoperaties9. Daarom is het van belang dat het publieke debat in Nederland goed functioneert en burgers toegang hebben tot transparante informatievoorziening. Een goed geïnformeerde samenleving is niet alleen veerkrachtiger, maar ook beter in staat om kritisch en verantwoord te handelen. Het kabinet neemt verschillende maatregelen om het publieke debat te bevorderen, bijvoorbeeld via de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie.10 Daarnaast wil ik, zoals omschreven in het antwoord op vraag 3, met oog op de geopolitieke en technologische ontwikkelingen eerder en beter zicht krijgen op de verspreiding van desinformatiecampagnes gericht op het ondermijnen van het verkiezingsproces en het ondermijnen van maatschappelijke stabiliteit rond verkiezingen. Daarvoor worden waar nodig nieuwe bevoegdheden of wettelijke grondslagen gecreëerd. Uw kamer zal daarover nader worden geïnformeerd.
Kunt u aangeven welke maatregelen er momenteel al zijn om buitenlandse (online) desinformatiecampagnes zoals bij de Roemeense presidentsverkiezingen tegen te gaan? Welke rol spelen de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en de inlichtingendiensten hierin?
Het kabinet beschikt over een combinatie van verschillende instrumenten om de weerbaarheid van verkiezingen tegen buitenlandse inmenging en ongewenste beïnvloeding te waarborgen, zoals omschreven in vraag 3. Zo gaat het kabinet, onder mijn coördinatie, de ondermijnende impact van desinformatie tegen via de Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie.11 Bij deze aanpak is, naast andere departementen, ook de NCTV betrokken vanuit haar coördinerende rol op nationale veiligheid, in het bijzonder de aanpak statelijke dreigingen. Wanneer desinformatiecampagnes door statelijke actoren de nationale veiligheidsbelangen schaden, zorgt de NCTV voor een gecoördineerde afgestemde opvolging en inzet van instrumentarium. Ook nemen de verschillende veiligheidspartners deel aan de verkiezingstafels.
De inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen onderzoek naar statelijke actoren en in welke mate zij een dreiging vormen voor de nationale veiligheid. In dat onderzoek kan ook worden gestuit op pogingen tot beïnvloeding, manipulatie of verstoring van verkiezingen, of het verspreiden van desinformatie. Als dit het geval is zullen de diensten partners voor wie dit relevant is informeren, zodat deze hiernaar kunnen handelen. Een voorbeeld hiervan is dat de Nederlandse inlichtingendiensten in juni 2024 hebben geholpen om een Russische digitale beïnvloedingscampagne te verstoren, die was gericht op het beïnvloeden van het Amerikaanse publieke debat.12
Op welke wijze wordt uitvoering gegeven aan de aangenomen motie Krul/Ceder waarin verzocht werd om mogelijke aanscherpingen van de digitaledienstenverordening (DSA) te onderzoeken en daarmee ook een DSA 2.0 voor te bereiden? Kunnen deze aanscherpingen ertoe leiden dat online platforms makkelijker kunnen worden aangesproken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om meer te doen tegen desinformatie?2
De DSA is sinds 17 februari 2024 volledig van kracht. Mogelijke aanscherpingen dienen te worden gebaseerd op nieuwe inzichten en evaluatie van de wet. De eerste evaluatie van de verordening dient de Europese Commissie uiterlijk 17 november 2027 te hebben afgerond. Dat is het eerste moment waarop er mogelijk een voorstel tot herziening komt. Dat is ook het moment om te bezien of de DSA effectief is gebleken in het aanpakken van de verspreiding van desinformatie via online platformen en eventueel moet worden aangescherpt.
Ter voorbereiding op de evaluatie onderhoudt het Ministerie van Economische Zaken doorlopend contacten met andere lidstaten (incl. gelijkgestemde lidstaten), maatschappelijke organisaties, toezichthouders, bedrijven en andere ministeries, om te begrijpen hoe de uitvoering van de DSA en het toezicht daarop verloopt en wat er beter kan of moet. De informatie en signalen die dit oplevert zullen vanzelfsprekend worden gebruikt in het kader van het evaluatieproces. Daarbij zal het Ministerie van Economische Zaken uiteraard de samenwerking zoeken met gelijkgestemde lidstaten.
Bent u ervan op de hoogte dat Zweden een «psychological defence agency» heeft opgericht met het oog op onder andere het tegengaan van desinformatie? Bent u bereid om met een voorstel te komen hoe we dit in de (nabije) toekomst ook in Nederland vorm kunnen geven?
Ik ben op de hoogte van de Zweedse «Psychological Defence Agency» en sta met hen in contact over (mogelijke) dreigingen en het uitwisselen van ervaringen. Naast Zweden zijn er ook andere gelijkgezinde partners die beschikken over soortgelijke instrumenten voor de detectie van statelijke informatieoperaties. Zo heeft Frankrijk bijvoorbeeld VIGINUM. Daarom start, zoals omschreven in antwoord 3, in september een onderzoek naar de wijze waarop andere Europese lidstaten detectie van buitenlandse desinformatie hebben ingericht en de eventuele mogelijkheden die dit biedt voor Nederland.
Bent u bereid om een bewustwordingscampagne op te zetten in aanloop naar de verkiezingen om te wijzen op de gevaren en het bestaan van buitenlandse desinformatiecampagnes op sociale media? Zo niet, waarom niet?
Ik ben bereid om meer publiekscommunicatie op te zetten rond desinformatie tijdens verkiezingen, aanvullend op reeds bestaande campagnes, zoals www.elkestemtelt.nl. Daarnaast kijk ik naar reeds bestaande initiatieven en hoe ik deze kan ondersteunen zodat zij een beter bereik hebben tijdens de verkiezingen.
Bent u bereid om verdere aanvullende maatregelen te nemen voor de aankomende verkiezingen? Zo ja, welke?
Ja, dat ben ik. Maatregelen om dreigingen voor het verkiezingsproces tegen te gaan worden doorlopend tegen het licht gehouden. Zoals aangegeven in antwoord 3 en in de Kamerbrief tegengaan van risico’s op buitenlandse beïnvloeding in het verkiezingsproces14 werk ik uit welke extra inspanningen nodig zijn om eventuele dreigingen tijdig te signaleren en te mitigeren. Eventuele ervaringen van de NAVO-top worden hierin meegenomen. Ook ben ik in gesprek met politieke partijen om gezamenlijk te kijken wat partijen kunnen doen om hun digitale weerbaarheid te vergroten.
De politiebegroting |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Digitalisering zet politiebegroting onder druk: «We moeten keuzes maken»»?1
Ja
Wat is de uitkomst van de doorlichting van de huishouding van de politie die de korpschef op meerdere terreinen heeft laten houden?
De politie heeft een Taskforce Ombuigingen ingesteld die de knelpunten in de politiebegroting en oplossingsrichtingen in kaart heeft gebracht. Uit de doorlichting van deze Taskforce blijkt dat de financiën van de politie onder druk staan.
Staat de politie naast de financiering van de IT-infrastructuur nog voor andere financiële uitdagingen? Zo ja, welke zijn dat en over welke bedragen gaat het dan?
In het 1e halfjaarbericht 2025 politie heb ik dit toegelicht. De politie heeft een Taskforce Ombuigingen ingesteld, die de knelpunten in de politiebegroting en oplossingsrichtingen in kaart heeft gebracht. Dit is breder dan alleen Informatievoorziening en betreft ook financiële knelpunten op de terreinen personeel en huisvesting.
De initiële doorlichting van de politie liet een aanzienlijke opgave zien (oplopend tot circa € 800 mln. structureel). De politie heeft deze opgave zelf teruggebracht door keuzes en financieel-technische maatregelen die de taakuitvoering van de politie niet raken. De financiële restproblematiek bedraagt daarmee in 2026 tientallen miljoenen en loopt op tot structureel ongeveer € 300 mln. vanaf 2030.
Deze € 300 mln. bestaat ten eerste uit hogere, onvermijdbare kosten voor het politiepersoneel die worden gemaakt vanuit goed werkgeverschap. Het betreft onder meer de vangnetregeling voor veilig en gezond werken en uitgaven in verband met arbeidsongeschiktheid. Daarnaast ontbreekt structurele dekking voor afspraken die rond doorstroombeleid voor operationeel personeel zijn gemaakt in de politie-cao en de dekking voor enkele andere posten, waaronder screening door de AIVD en functieherwaardering voor de heimelijke opsporing.
Ten tweede lopen de kosten voor informatievoorziening (IV) en digitalisering sterk op. De kostenstijgingen zijn voornamelijk het gevolg van een toename in dataverbruik, noodzakelijke investeringen in cybersecurity, kostenstijgingen van IV-contracten en de groei van beheerlasten. Niet alleen bij de politie is sprake van een dergelijke toename aan kosten, ook bij ministeries, taakorganisaties en agentschappen nemen de IV-uitgaven fors toe. Ondanks kostenbesparende maatregelen, is het bestaande budget niet toereikend om de politie op het vlak van IV en digitalisering toekomstbestendig te houden door middel van noodzakelijke vernieuwingen.
Ten derde is er sprake van hogere huisvestingskosten, in het bijzonder als het gevolg van wettelijke verplichtingen op het vlak van verduurzaming.
Tot slot is er bij de politie sprake geweest van meerdere taakstellingen, als gevolg van overheidsbrede taakstellingen.
Hoeveel bedraagt het tussen 2026 en 2029 oplopend exploitatietekort bij de politie? Waardoor wordt dit tekort veroorzaakt?2
Zie antwoord vraag 3.
Hoe wordt dat exploitatietekort opgeheven?
De korpschef en ik zijn in gesprek met de gezagen over het financiële tekort bij de politie. Als Minister van Justitie en Veiligheid moet ik op grond van artikel 34 van de Politiewet 2012 een begroting voor het komende begrotingsjaar vaststellen.
Omdat er vanaf 2026 een resterend financieel tekort van tientallen miljoenen ontstaat, moet de korpschef reeds in 2026 beheersmaatregelen treffen om de politiebegroting sluitend te krijgen. De korpschef zal de operationele slagkracht ontzien bij het oplossen van het financiële tekort voor 2026. Zo zullen de basisteams (gebiedsgebonden politie en opsporing) in 2026 buiten beschouwing worden gehouden. Ook wordt in 2026 niet getornd aan de instroom in de basispolitie opleiding.
Het past mij als demissionair Minister van Justitie en Veiligheid niet om verstrekkende, meerjarige besluiten te nemen. Tegelijkertijd zal de korpschef de komende periode vanuit haar beheersverantwoordelijkheid voorstellen moeten voorbereiden om de politiebegroting meerjarig te sluiten, in lijn met de Strategisch Agenda politie 2025–2030 «Stevig staan in deze tijd». De gezagen zullen worden betrokken bij het voorbereiden van deze voorstellen, teneinde deze in de politiebegroting 2027 te kunnen implementeren. Daarbij blijven de korpschef en ik inzetten op behoud van de operationele slagkracht van de politie.
De korpschef en ik hebben het voorgaande met de gezagen besproken in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) op 12 en 30 juni jl.
Hoeveel extra middelen zijn er sinds de start van het kabinet-Schoof aan de Nationale Politie beschikbaar gesteld? En welk deel van deze extra middelen voor de politie zijn flexibel inzetbaar, dan wel geoormerkt voor nieuwe prioriteiten?
Vanuit het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028 en de Miljoenennota 2025 is in totaal structureel € 216 miljoen voor de Nationale Politie extra beschikbaar. Hiervan is structureel € 45 miljoen beschikbaar gesteld om financiële problematiek bij politie te mitigeren (landelijke eenheden en nieuw stelsel beroepsgerelateerd letsel). De overige middelen zijn geoormerkt voor het anders organiseren van werk en prioriteiten zoals voor een digitaal vaardige politie (conform Position paper politie, OM en gezagen), de aanpak van lokale criminaliteit en de uitbreiding van de aanpak logistieke knelpunten (zie Kamerstukken II 36 600 VI, nr. 32).
Deelt u de mening «dat meerjarige financiële stabiliteit in balans met de taken en opgaven van de politie essentieel [is] om te kunnen blijven doen wat de maatschappij van de politie vraagt»?3 Zo ja, is er op dit moment en in de komende jaren sprake van die stabiliteit en balans? En zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, wat betekent dat voor de uitvoering van de taken en opgaven van de politie? En zo nee, hoe gaat er wel voor die financiële stabiliteit en balans met de taken en opgaven van de politie gezorgd?
Ik ben van mening dat de financiën en taken in balans moeten zijn. Meerjarig is er nu geen sprake van balans. Voor een toelichting op wat dit betekent en hoe dit opgepakt wordt verwijs ik naar het antwoord op vraag 5.
Kunt u bovenstaande vragen tenminste voor het komende commissiedebat over de politie op 2 juli 2025 beantwoorden?
Ja
De uitspraak van de rechter ten aanzien van het ambtsbericht inzake Syrië |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraak van de rechter inzake de openbaarmaking van het algemeen ambtsbericht over Syrië?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechter die stelt dat u op grond van het Europese Unierecht en het nationale recht verplicht bent om het algemeen ambtsbericht inzake Syrië te overleggen?
Het kabinet is de uitspraak aan het bestuderen en zal deze betrekken bij de nieuwe werkwijze inzake niet-openbare ambtsberichten.
Kunt u zo snel mogelijk voldoen aan de uitspraak van de rechter en het nieuwe ambtsbericht inzake Syrië, indien bekend, alsnog openbaar maken?
Het nieuwe ambtsbericht Syrië is op 6 juni jl. bij het Woo-besluit openbaar gemaakt.
Bent u voornemens in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak? Zo ja, waarom?
De uitspraak betreft een tussenuitspraak in een vreemdelingrechtelijke procedure. Het eventueel instellen van hoger beroep is eerst aan de orde indien de rechtbank een einduitspraak heeft gedaan. Dit ligt op de weg van het Ministerie van Asiel en Migratie.
Deelt u de constatering van de rechter dat het evident is «dat de openbaarmaking van een algemeen ambtsbericht, de nationale veiligheid of de veiligheid van die bronnen in het algemeen niet in gevaar zal brengen»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, klopt het dat u daarmee niet meer voldoet aan de enige uitzonderingsgrond voor het niet openbaar maken van ambtsberichten?
Per ambtsbericht dient te worden vastgesteld of er al dan niet uitzonderingsgronden van toepassing zijn. In het geval van het nieuwe ambtsbericht Syrië heb ik geconcludeerd dat er geen uitzonderingsgronden op grond van de Woo zijn om de informatie niet openbaar te maken.
Zoals aangegeven in mijn reactie op vraag 2 worden de overwegingen in de tussenuitspraak op dit moment bestudeerd door het kabinet. De genoemde artikelen maken hier onderdeel van uit en zullen ook worden betrokken bij de nieuwe werkwijze inzake niet-openbare ambtsberichten. Het is aan de Minister van Asiel en Migratie onder wiens verantwoordelijkheid onderhavige gerechtelijke procedure valt om te reageren op de tussenuitspraak.
Het besluit om ambtsberichten voortaan niet meer te publiceren blijft staan. Ik heb aangegeven dat Woo-verzoeken volgens de geldende procedures en criteria worden behandeld. Op basis van de juridische kaders van de Woo is het ambtsbericht Syrië op verzoek openbaargemaakt.
Klopt het dat de Unierechtelijke en nationale rechtelijke verplichtingen die aangehaald worden door de rechter in deze zaak ook van toepassing zijn op alle andere landen waar uw ministerie een algemeen ambtsbericht voor opstelt? Zo ja, bent u voornemens om uw eerder aangekondigd beleid om algemene en thematische ambtsberichten voortaan niet meer actief openbaar te maken in te trekken? Zo nee, kunt u uitgebreid toelichten waarom de aangehaalde Unierechtelijke verplichtingen, waaronder artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten, artikel 10 van richtlijn 2013/32, artikel 12 van richtlijn 2013/32 en artikel 23 van richtlijn 2013/32 niet van toepassing zouden zijn op uw onlangs aangekondigd beleid?
Zie antwoord vraag 5.
Op basis van welke adviezen en inzichten heeft u eerder gesteld dat er geen wettelijke verplichting bestaat om ambtsberichten actief openbaar te maken?2
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en kunt dat doen voor het commissiedebat JBZ-Raad 12–13 juni 2025 te Luxemburg (vreemdelingen- en asielbeleid) van 11 juni 2025?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Europese Unie stelt in gelekt rapport zélf oorlogsmisdaden in Gaza vast, toch blijft het stil over sancties tegen Israël’ |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Europese Unie stelt in gelekt rapport zélf oorlogsmisdaden in Gaza vast, toch blijft het stil over sancties tegen Israël»?1
Kunt u reconstrueren wanneer het eerste moment was dat u op de hoogte werd gebracht van het bestaan van een Europees rapport over grove Israëlische schendingen van het internationaal humanitair recht in Gaza?
Kunt u in het bijzonder reflecteren op de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juli 2024 die u voor het eerst bijwoonde als Minister van Buitenlandse Zaken? Was u toen al bekend met het bestaan van het rapport?
Kunt u met name ingaan op het feit dat er in het gelekte rapport staat dat het rapport geschreven is in november 2024, maar dat het een «update» is van het paper dat reeds op 22 juli 2024 voor de Raad Buitenlandse Zaken was gedeeld?
Klopt het dus dat u vanaf het prille begin van uw ambtstermijn op de hoogte was van het rapport en de inhoud ervan?
Is dit rapport daarnaast opgesteld in aanloop naar de voorbereiding van de EU-Israël-Associatieraad, zoals in het Verslag Raad Buitenlandse Zaken van 22 juli 2024 te lezen valt? Zo ja, klopt het dan dat dit rapport nota bene is opgesteld als gevolg van het bijeenroepen van de EU-Israël Associatieraad door Nederland op 27 mei 2024? Zo ja, waarom heeft u er al die tijd niets mee gedaan?
Wat vindt u ervan dat het rapport spreekt van «zeer serieuze aantijgingen» door «legitieme, onafhankelijke en onpartijdige organisaties» dat Israël internationale misdrijven begaat? Wat vindt u, als gastland van het Internationaal Strafhof en het Internationaal Gerechtshof, van de constatering op dezelfde pagina dat er een «overheersend klimaat van straffeloosheid» is? Is een dergelijke constatering voldoende voor u om te zeggen dat de EU een onderzoek naar naleving van het Associatieakkoord met Israël moet starten?
Wat vindt u ervan dat het rapport constateert dat de oproepen van de EU om het internationaal humanitair recht te respecteren, niet in acht zijn genomen door Israël? Denkt u dat daar wellicht mee gesuggereerd wordt dat er acties in plaats van oproepjes nodig zijn? Vreest u anders ook, in lijn met het rapport, dat «zonder onmiddellijke actie, Gaza dreigt uit te groeien tot de grootste door mensen veroorzaakte catastrofe van deze eeuw»?
Wat vindt u ervan dat het rapport spreekt van schendingen van het internationaal humanitair recht die oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid kunnen constitueren?
Wat vindt u ervan dat er wordt verwezen naar de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (IGH) uit 2004 en de conclusie dat Israël zich niet op «het recht op zelfverdediging» kan beroepen als het te maken krijgt met een gewapende aanval vanuit de gebieden die het zelf illegaal bezet?
Wat vindt u er bovendien van dat er staat dat zelfs als er een beroep op zelfverdediging gedaan wordt, dit proportioneel en noodzakelijk moet zijn omdat het anders verboden represailles betreft? Kunt u daarop reflecteren in het licht van de uitspraken die de Nederlandse Commandant der Strijdkrachten al in juni 2024 deed over «disproportioneel» gebruik van geweld door Israël?
Kunt u reageren op het feit dat het rapport uitgebreid reflecteert op Israëls collectieve bestraffing van Palestijnen; het inzetten van uithongering als oorlogswapen; marteling en inhumane behandeling van Palestijnse gevangenen; ernstige misdrijven tegen Palestijnse kinderen; het blokkeren van internationale humanitaire hulp; aanvallen op Palestijnse ziekenhuizen; grootschalige en systematische aanvallen op de Palestijnse burgerbevolking met een disproportioneel aantal dode vrouwen en kinderen; gedwongen verplaatsing van Palestijnen; gedwongen verdwijning van Palestijnen; aanvallen op internationale en Palestijnse humanitaire hulpverleners; dehumaniseren van Palestijnen door uitspraken van politieke en militaire leiders in Israël; etc.?
Wat vindt u ervan dat het rapport reflecteert op de plicht van EU-lidstaten in het licht van de Advisory Opinion van het IGH en zegt dat ze zich dienen te onthouden van het aangaan van economische handelsbetrekkingen met Israël met betrekking tot de illegaal bezette Palestijnse gebieden of delen daarvan die de onwettige aanwezigheid van Israël in het gebied kunnen versterken; zich te onthouden van het vestigen en onderhouden van diplomatieke missies in Israël die bijdragen aan de erkenning van Israëls illegale aanwezigheid in de illegaal bezette Palestijnse gebieden; stappen te nemen om handels- of investeringsrelaties te voorkomen die bijdragen aan het in stand houden van de illegale situatie die door Israël in de illegaal bezette Palestijnse gebieden is gecreëerd; de verplichting om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de verkoop en levering van militair materieel aan Israël te voorkomen; en de verplichting om ervoor te zorgen dat Israël het internationaal humanitair recht naleeft?
Kunt u bevestigen dat er op 23 juni gestemd zal worden over opschorting van het akkoord met Israël?
Kunt u bevestigen dat Nederland voor een opschorting zal stemmen?
Kunt u bevestigen of het artikel 2-onderzoek al is afgerond en door Nederland is ingezien? Zo ja, wat is de samenvatting ervan?
Indien het onderzoek waar u om heeft gevraagd nog niet af is, denkt u dan dat het iets wezenlijk anders zal bevatten dan een review van alle bestaande documentatie van schendingen van het internationaal recht door Israël? Zo nee, waarom was dit rapport dan niet afdoende om de opschorting van het associatieakkoord te bepleiten? Wat wilde u nog exact onderzocht hebben terwijl de omvang van het leed van de mensen in Gaza met de dag kolossaler werd?
Gaat u maatregelen met gelijkgezinde EU-landen tegen Israël treffen indien landen zoals Duitsland of Hongarije tegen opschorting van het akkoord stemmen? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat achter de schermen gewerkt wordt aan een verzachtende tussenoplossing waarbij Israël extra humanitaire toegang verleent in aanloop naar 23 juni, waarna de EU kan zeggen dat er «vooruitgang» is en er tegen de opschorting wordt gestemd? Vindt u dit ook immorele en duivelse diplomatie?
Vreest u niet alleen voor de geloofwaardigheid van Europa op het gebied van mensenrechten, maar ook voor die van Nederland en die van uzelf indien u niet duidelijk stelt dat het associatieakkoord opgeschort moet worden?
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden, maar in ieder geval vóór het plenaire debat over de Staat van de Europese Unie?
Het artikel ‘Brussel wil belasting van €2 op goedkope pakketjes uit China’ |
|
Robert Rep (PVV) |
|
Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) |
|
![]() |
Is de Staatssecretaris bekend met het artikel «Brussel wil belasting van € 2 op goedkope pakketjes uit China»?1
Ja.
Wat is het standpunt van de Staatssecretaris ten aanzien van het schrappen van de vrijstelling voor pakketjes uit China met een waarde onder de 150 euro, waarover nu geen invoerrechten worden betaald?
De Europese Commissie heeft voorstellen gedaan om het Douanewetboek van de Unie te moderniseren. Onderdeel hiervan is het schrappen van de huidige vrijstelling van invoerrechten voor zendingen met een waarde tot en met € 150. Dit past volgens het kabinet binnen de bredere inspanningen om fraude te bestrijden en een gelijk speelveld te creëren tussen Europese en niet-Europese leveranciers van goederen.
Kan de Staatssecretaris aangeven wat het schrappen van de vrijstelling aan invoerrechten oplevert voor Brussel en wat gaat daarvan naar de Nederlandse schatkist?
De opbrengsten van de douanerechten worden beschouwd als zogenoemde traditionele eigen middelen en vloeien in beginsel toe aan de EU-begroting. De lidstaten ontvangen een vergoeding voor het innen van de douanerechten ter dekking van de kosten. Op dit moment is dat 25%. De Europese Commissie heeft in haar impactassessment een inschatting gemaakt van de extra opbrengsten op EU-niveau. Dit schatten zij op 12 miljard over 15 jaar. Voor Nederland (en de andere lidstaten) geldt dat de additionele opbrengst voor de nationale schatkist beperkt zal blijven tot de eerdergenoemde 25% inningsvergoeding op de extra geinde douanerechten.
Hoe beoordeelt de Staatssecretaris het voornemen voor een nieuwe Europese belasting in relatie tot de doorwerking in de consumentenprijzen?
De Commissie heeft in haar mededeling van 5 februari 2025 gesuggereerd dat de lidstaten een forfaitaire non-discriminatore heffing kunnen introduceren. Inmiddels zijn de ideeën verder ontwikkeld en lijken deze opgenomen te worden in het nieuwe Douanewetboek van de Unie. De exacte uitwerking en hoogte van de heffing, een zogenoemde handling fee, wordt nog nader bepaald.
Een handling fee kan leiden tot een beperkte stijging van de consumentenprijs van dergelijke producten. De mate waarin dit doorwerkt in de prijs, is afhankelijk van de wijze waarop bedrijven deze handling fee als kosten doorberekenen. De handling fee is bedoeld voor de kosten van controle en afhandeling van de enorme hoeveelheid e-commerce pakketjes die nu dagelijks (circa 3 miljoen) Nederland binnenkomen. Het kabinet is dan ook positief over de introductie van een dergelijke handling fee.
COA-locaties |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Kunt u de Kamer een complete lijst doen toekomen met alle (reguliere en tijdelijke) COA-locaties waar asielzoekers worden opgevangen, zowel nu als in de toekomst (dus de beoogde opvanglocaties waarvoor met de gemeente een bestuursovereenkomst is gesloten maar die nog niet in bedrijf zijn ook graag apart vermelden op deze lijst)? Kunt u per locatie aangeven hoeveel asielzoekers er nu verblijven of in de toekomst gaan verblijven? Kunt u per locatie aangeven in welk jaar, voor bestaande locaties die al in bedrijf zijn, de locatie is geopend of, voor beoogde opvanglocaties, de bestuursovereenkomst tot stand is gekomen?
Hoeveel gerechtelijke procedures zijn er de afgelopen vijf jaar (uitgesplitst per jaar) aangespannen tegen (de komst van) asielzoekerscentra (van het COA)?
Hoeveel juridische kosten heeft het COA de afgelopen vijf jaar (uitgesplitst per jaar) moeten maken voor de bovengenoemde procedures?
Het artikel ’Onderzoek naar frauduleuze invoer e-bikes uit China’ |
|
Robert Rep (PVV) |
|
Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) |
|
![]() |
Herkent u het beeld en de conclusies die in het artikel van Nieuwsfiets.nu worden geschetst?1
De Douane is bekend met het beeld dat er fietsonderdelen worden ingevoerd in de Europese Unie om deze in de EU te assembleren, om daarmee hogere invoerrechten te voorkomen.
Heeft u al eerder signalen ontvangen die de bevindingen van dit artikel ondersteunen?
Ja, de Douane is ermee bekend dat er fietsonderdelen worden ingevoerd in de Europese Unie om deze in de EU te assembleren, om daarmee hogere invoerrechten te voorkomen.
Op welke wijze gaat u voorkomen dat e-bikes, die in onderdelen via Polen de Europese Unie binnenkomen en vervolgens in Portugal worden geassembleerd, ertoe leiden dat onze schatkist inkomsten misloopt? Hoe groot is het bedrag aan misgelopen inkomsten voor onze schatkist?
Wanneer goederen worden ingevoerd in de Europese Unie, dan heft de lidstaat van invoer namens de Europese Unie invoerrechten. De invoerrechten zijn eigen middelen van de Europese Unie en worden door deze lidstaat afgedragen aan de Europese Unie. De lidstaat ontvangt een percentage van de invoerrechten als vergoeding van de kosten die de lidstaat maakt voor het heffen en innen van de invoerrechten. Het is dus niet zo dat de Nederlandse schatkist een bedrag misloopt nu de goederen niet via Nederland worden ingevoerd. Na invoer bevinden de goederen zich in het vrije verkeer van de Europese Unie en kunnen de goederen zich vrij binnen de Europese Unie verplaatsen. De 27 nationale douanediensten van de Europese Unie werken dan ook veel samen bij het toezicht aan onze Europese buitengrens.
Hoe beoordeelt u het omzeilen van antidumpingheffingen met e-bikes vanuit China en welke maatregelen bent u eventueel bereid te treffen?
Omzeiling van antidumpheffingen ondermijnt het doel van deze heffingen. Daarom heeft dit de aandacht van de Douane. De douanecontroles op de invoer van e-bikes in de Europese Unie via Nederland zijn onderdeel van de algemene risicogerichte controlestrategie op omzeiling van invoerrechten en antidumpingheffingen. De Douane maakt daarbij een inschatting waar de grootste risico’s zich voordoen – op basis van een risicoanalyse – en richt daar zijn inzet op. Antidumpingheffingen in het algemeen brengen grotere risico’s met zich mee vanwege de bedragen die ermee zijn gemoeid. Zij vormen dan ook een prioriteit voor de Douane. De mate waarin specifiek op e-bikes wordt gecontroleerd is onderdeel van de controlestrategie. Deze strategie wordt regelmatig geactualiseerd, onder meer op basis van signalen die de Douane ontvangt.
Het bericht ‘Zorginstituut: ’Prijzen dure geneesmiddelen onnodig lang hoog’ |
|
Jimmy Dijk |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
Heeft u het bericht Zorginstituut: «Prijzen dure geneesmiddelen onnodig lang hoog» gelezen en wat is uw reactie hierop?1
Wat is volgens u de reden dat farmaceuten vaker onnodig lang een hoge prijs voor dure geneesmiddelen vragen?
Hoeveel meldingen van «evergreening» zijn er tot op heden in 2025 gemeld bij het Zorginstituut? Hoeveel waren dit er in 2024? Welke geneesmiddelen betroffen deze meldingen?
Deelt u de mening dat «evergreening» – bestaande medicijnen aanpassen om onder het patent te blijven zodat er geen concurrentie mogelijk is en de prijs hoog blijft – een slechte ontwikkeling is, en verboden zou moeten worden?
Welke wettelijke mogelijkheden heeft u om «evergreening» te beperken en/of te verbieden? Welke middelen gaat u hiervan inzetten?
Kunt u een reflectie geven op de tegenstelling tussen de belangen van de farmaceutische industrie en die van patiënten die goede en betaalbare geneesmiddelen nodig hebben, en de rol die de farmaceutische industrie heeft ingenomen in ons gezondheidszorgsysteem?
Bent u van mening dat het ontwikkelen en produceren van geneesmiddelen meer in publieke handen zou moeten komen, om de macht van de farmaceutische industrie te breken? Zo ja, op welke manier gaat u dit doen?
Wat is uw reactie op het initiatief van onder andere de SP om tot een Nationaal Onafhankelijk Onderzoekfonds Geneesmiddelen te komen?
Het bericht dat Netanyahu de bewapening van aan ISIS-gerelateerde groepen in Gaza heeft goedgekeurd |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Israel arming ISIS-affiliated militia in Gaza, ex-defense chief claims; Netanyahu: Fighting Hamas «in various ways»» van Haaretz, d.d. 5 juni 2025?1
Ja.
Keurt u deze bewapening af? Zo nee, waarom niet?
Het standpunt van het kabinet is dat er een onmiddellijk staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas nodig is om de gijzelaars vrij te krijgen, om massaal meer hulp te kunnen geven aan de noodlijdende bevolking in de Gazastrip en om te zorgen dat er een einde komt aan de vijandelijkheden. Daarbij is het van belang dat Hamas en aanverwante groepen geen rol krijgen bij het toekomstig bestuur van de Gazastrook en dat zij worden ontwapend.
Het kabinet kan niet eigenstandig vaststellen of de berichtgeving over de bewapening van met Hamas rivaliserende lokale groepen die al dan niet zijn geaffilieerd met ISIS klopt, maar erkent dat deze berichten zorgelijk zijn. Het kabinet keurt dan ook de bewapening van die groeperingen af.
Als de berichtgeving klopt, bent u bereid om Netanyahu op de Europese sanctielijst te zetten vanwege bewapening van terroristische organisaties? Zo nee, waarom niet?
Hiertoe zie ik op dit moment geen aanleiding, aangezien de veronderstelde verbinding tussen de lokale groepen en ISIS niet is vastgesteld.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en voor 12 juni a.s. beantwoorden?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord en zo snel mogelijk met de Kamer gedeeld.
Het opleggen van een sectoraal uitzendverbod aan de vlees- en pluimveesector. |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() |
Wat is de stand van zaken wat betreft het stoppen van malafide uitzenders in de vlees- en pluimveesector, twaalf maanden na het overleg op 3 juni 2024 met deze sector?
Zoals uit de verkenning blijkt zijn er wijdverbreide en stelselmatige misstanden in de vleessector. Signalen daarover waren mijn voorganger bekend en ook reden om op 3 juni 2024 het gesprek aan te gaan met als intentie om alle misstanden in de vleessector te stoppen. De sector kent een zeer hoog percentage uitzendkrachten. Uit de verkenning blijkt dat het bestaan van een uitzendrelatie de belangrijkste voorspeller is voor het bestaan van overtredingen op arbeidswetten en dat is ook zichtbaar in de wijdverbreide en stelselmatige misstanden in de vleessector.
Naar aanleiding van het gesprek van mijn voorganger hebben de partijen in de roodvlees en pluimveesector de afgelopen twaalf maanden stappen gezet wat betreft goed werkgeverschap. De acties die vorig jaar in juni zijn afgesproken zijn uitgevoerd, maar er kan tevens geconstateerd worden dat herhaling van misstanden daarmee niet is voorkomen. Er zijn door de sector zelf meldpunten opgericht en er wordt door inleners met vragenlijsten gewerkt om na te gaan of een uitzendbureau malafide is. Verder zetten de COV (de Centrale Organisatie voor de Vleessector) en NEPLUVI (de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie) actief in op het leggen van contacten tussen WorkinNL-punten en hun leden. Met de WIN-punten kan onafhankelijke hulp en ondersteuning geboden worden. Dit heeft er o.a. in geresulteerd dat WIN nu bij meerdere bedrijven spreekuur houdt in de kantine. Daarnaast zijn de COV en NEPLUVI toegetreden tot de «Alliantie Work in NL». Dat is de publiek-private samenwerking vanuit project Work in NL. Binnen deze alliantie gaan partijen samen hulp en ondersteuning aan arbeidsmigranten bieden. Denk daarbij aan het begeleiden van werk naar werk, het organiseren van tijdelijke huisvesting en organiseren van taalonderwijs.
Het effect van deze acties is nog onvoldoende zichtbaar. Helaas worden er nog steeds arbeidswetten in de sector overtreden. De Arbeidsinspectie ziet nog steeds malafide gedragingen bij dezelfde uitzendbureaus in de vleessector. Zo meldde de Arbeidsinspectie eind maart dat zij het voornemen hebben om een boete en een last onder dwangsom op te leggen aan een uitzendbureau gespecialiseerd in het roodvlees1. Tijdens een hercontrole van de Arbeidsinspectie constateerden inspecteurs weer overtredingen op de wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Zowel bij de Arbeidsinspectie als bij FairWork komen signalen van mogelijke arbeidsmisstanden binnen. De Arbeidsinspectie heeft een flink aantal onderzoeken lopen bij inleners en uitleners, met name in de roodvleessector. Ook publiceerde de Arbeidsinspectie op 11 juni jl. nog over vermoedens van arbeidsuitbuiting bij een uitzendbureau in de vleessector.2
Kunt u bevestigen dat de malafide uitzenders uit de vlees- en pluimveesector in de afgelopen twaalf maanden nog lang niet verdwenen zijn, zoals als doel was gesteld in de brief van 9 december 2024?1
Ja. Er zijn door de sector stappen gezet wat betreft goed werkgeverschap. Echter zijn er geen uitzendbureaus uit de sector verdwenen. Met de uitzendbureaus waarover eerder misstanden zijn gemeld, wordt door de werkgevers/inleners nog steeds samengewerkt. Uit de verkenning blijkt dat er in de onderzoeksperiode sprake was van wijdverbreide en stelselmatige misstanden in de vleessector. Daarnaast komen in de periode erna nog steeds signalen van misstanden binnen. Dit geeft geen aanleiding om te denken dat dit beeld nu is gewijzigd.
Hoeveel malafide uitzenders zijn inmiddels aangepakt en dus niet meer actief, door de sector? Is het beeld van de vlees- en pluimveesector daardoor wezenlijk veranderd?
Brancheverenigingen en inlenende bedrijven in de vleessector hebben met verschillende uitlenende bedrijven gesproken over signalen van malafide gedragingen. Het afgelopen jaar hebben zij gewerkt aan actie uitvoeren om malafide gedragingen tegen te gaan. Ondanks de inzet van de taskforce is het beeld nog niet wezenlijk veranderd. Met name in de roodvleessector blijf ik signalen van arbeidsmisstanden ontvangen (zie antwoord op vraag 1).
De Arbeidsinspectie blijft zich richten op het aanpakken van arbeidsmisstanden in de vleessector. Zij zet daarbij een breed pallet van interventies in, waaronder boetes en – bij recidive – (waarschuwingen) preventieve stilleggingen.
Bent u van mening dat de verbeteringen in de vlees- en pluimveesector nog steeds onvoldoende zijn?
Ja. De sector heeft een aantal concrete stappen gezet om de situatie te verbeteren. Ik zie in delen van de sector een constructieve houding om arbeidsmisstanden te voorkomen. Helaas ontvang ik zoals hierboven beschreven nog steeds signalen vanuit de Arbeidsinspectie en FairWork van arbeidsmisstanden in deze sectoren. De voortgang in de sector is nog niet voldoende. Tegelijkertijd blijf ik in gesprek zodat werkgevers (in- en uitleners) de beoogde verbetering daadwerkelijk gaan realiseren. Ik wil daarbij specifiek aantekenen dat inlenende partijen een cruciale factor zijn, aangezien zij op basis van signalen de samenwerking met malafide partijen kunnen stoppen en ook werkenden in eigen dienst kunnen nemen, zodat zij zekerheid hebben over het juist behandelen van werkenden die voor hen op de werkvloer werken.
Wanneer gaat u weer met de sector in gesprek over de vorderingen?
Vrijdag 20 juni 2025 heb ik weer met de roodvlees-, pluimvee en uitzendsector gesproken. De FNV en CNV sloten ook aan tijdens dit gesprek. Ik heb in dat gesprek aangegeven dat ik zie dat er vorderingen zijn. Deze zijn echter niet voldoende. De afspraak was immers dat er een einde aan de misstanden zou komen, en dat blijkt allerminst het geval.
Gaat u zoals u heeft toegezegd nu zo snel mogelijk een sectoraal uitzendverbod in de vlees- en pluimveesector instellen per algemene maatregel van bestuur (AMvB)? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik hiervoor benadrukt heb, ontvang ik nog steeds te veel signalen over misstanden en overtredingen in de vleessector. De afspraak was dat er een einde moet komen aan deze misstanden. Ik vind het ook belangrijk dat er snel een einde komt aan deze misstanden.
Ik ga daarom ook de amvb voorbereiden en uitwerken zodat het kabinet kan ingrijpen. Werkgevers moeten namelijk hun verantwoordelijkheid nemen voor de mensen die voor hen op de werkvloer werken. Wegkijken accepteer ik niet. De amvb dient als stok achter de deurwanneer ondanks de gesprekken die ik heb met de sector, misstanden blijven voortbestaan. Het is aan de sector om deze tijd te gebruiken om aantoonbare verbeteringen te realiseren. Het zal dan aan een volgend kabinet zijn om te besluiten deze of deze maatregel moet worden ingezet.
Wanneer verwacht u dat de AMvB die nodig is om een sectoraal uitzendverbod in te stellen klaar is en in werking kan treden?
Een sectoraal in- en uitleenverbod is een zware maatregel die niet zomaar kan worden ingezet. Deze maatregel behoeft ook een degelijke en zorgvuldige voorbereiding waarin er ruimte is een goede afbakening te kiezen (onder meer: welke subsectoren vallen eronder?), en de kosten en baten af te wegen. Dit is ook noodzakelijk om een dergelijke maatregel binnen het proportionaliteitsbeginsel van het Europees recht op te stellen. De schatting is daarom dat het ongeveer 12 maanden duurt totdat een AMvB kan worden ingevoerd.
Kun u de vragen separaat beantwoorden?
Ja.
Het riante wachtgeld voor de opgestapte PVV-bewindslieden |
|
Jimmy Dijk , Michiel van Nispen |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
Bent u ermee bekend dat ex-politici een zeer royale wachtgeldregeling krijgen voor de duur van twee jaar?
Het gebruik van de term «wachtgeld» leidt in mijn optiek tot onjuiste beeldvorming. Bewindspersonen ontvangen ambtshalve op grond van de Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers (Appa) een uitkering na het aftreden. Deze uitkering is bedoeld als tijdelijke overbrugging naar een nieuwe betaalde functie met toereikende inkomsten. Daarom is er ook een sollicitatieplicht die vergelijkbaar is met die van werknemers. Er moet actief worden gezocht naar een nieuwe werkkring. Er is dus geen sprake van «wacht’geld. In Appa komt deze aanduiding dan ook in het geheel niet voor.
De duur van een Appa-uitkering is afhankelijk van individuele omstandigheden. Dat wil overigens niet zeggen dat de uitkering ook telkens voor de gehele duur wordt uitbetaald. Het is een vangnetvoorziening. Nieuwe inkomsten worden met de uitkering verrekend. De Appa-uitkering is het enige vangnet voor politici die aftreden, terwijl er vanwege de vertrouwensregel geen waarborgen gelden zoals bij werknemers. Ik ga hier bij de beantwoording van vraag 2 en 3 nader op in.
Deelt u de mening dat de voormalige PVV-bewindslieden, nu zij uit zichzelf – vrijwillig – het kabinet hebben verlaten, verwijtbaar werkloos zijn? Zo ja, deelt u de mening dat zij af zouden moeten zien van hun wachtgeld, aangezien burgers ook geen recht op een uitkering hebben als er sprake is van verwijtbare werkeloosheid?
Die mening deel ik niet. Het begrip «verwijtbare werkloosheid» geldt in het kader van de Werkloosheidswet. Deze wet is echter niet van toepassing op bewindspersonen. Voor politieke ambtsdragers geldt een specifiek uitkeringsrecht op grond van de Appa, dat vanwege de vertrouwensregel bewust geen verwijtbaarheidstoets kent. De vertrouwensregel wil zeggen dat bewindspersonen op elk moment moeten kunnen aftreden als de volksvertegenwoordiging geen vertrouwen meer heeft in de betreffende ambtsdrager.
Ontslagbescherming is vanwege die vertrouwensregel ongewenst bij politiek en bestuur: zij moeten juist van het ene op het andere moment kunnen aftreden. Dat is een groot verschil met werknemers waar het ontslagsysteem juist gericht is op het voorkomen van willekeur en onterecht ontslag. Daarom zijn er voor hen allerlei waarborgen van een wettelijke ontslagbescherming. De WW is het sluitstuk van dat ontslagsysteem voor werknemers, terwijl de Appa het enige vangnet is voor politieke ambtsdragers. Een verwijtbaarheidstoets verhoudt zich dus niet met het karakter van een politieke functie.
Overigens is de verwijtbaarheidstoets in de WW ook versoepeld:
Bent u bereid de huidige wachtgeldregeling voor oud-politici helemaal af te schaffen en oud-politici ook gewoon onder de Werkloosheidsuitkering te laten vallen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet bereid de uitkeringsregeling voor oud-politici af te schaffen. Bewindspersonen zijn mensen die voltijds in de politiek bezig zijn voor het algemeen belang. Om integriteitsredenen is het niet gewenst dat zij naast hun politieke ambt hun oude baan of bedrijf behouden. Zij hebben dus een vangnet nodig als hun politieke werk ophoudt. Een politiek ambt is een bij uitstek tijdelijke functie die door de vertrouwensregel nog verder kan worden bekort. Een bewindspersoon moet te allen tijde zelf – zonder zorg over het recht op een uitkering – de politieke afweging kunnen maken of hij of zij het ambt nog wil blijven uitoefenen. Voor een goede werking van onze democratie mag het al dan niet krijgen van een uitkering geen rol spelen in de politieke afweging van de politieke ambtsdrager om af te treden. Als er voor politieke ambtsdragers onder deze omstandigheden geen vangnet is, kunnen alleen welgestelde mensen politiek bedrijven. Terwijl het uitgangspunt is dat iedereen in de Nederlandse samenleving een politiek ambt moet kunnen vervullen. Tijdens de uitkeringsperiode geldt er een sollicitatieplicht en de betrokkenen worden door re-integratiebureaus begeleid naar werk. Daarmee wordt de kans significant vergroot dat betrokkene niet gedurende de hele periode gebruik zal hoeven maken van dit vangnet.
Doordat politieke ambtsdragers vanwege de vertrouwensregel op elk moment moeten kunnen aftreden, is kort gezegd, het verschil als volgt: een werknemer kan niet zomaar worden ontslagen en de politiek ambtsdrager moet juist «zomaar» kunnen worden ontslagen. Dit verschil leidt tot de volgende verschillen in ontslagbescherming tussen (overheids)werknemers en politieke ambtsdragers:
Dat een eigenstandige uitkeringsregeling van groot belang is voor politieke ambtsdragers, is eerder in de integrale visie rechtpositie politieke ambtsdragers («Bijzondere ambten, een toegesneden rechtspositie») uiteengezet (Kamerstukken II 2014/15 28 479, nr. 73).
Ik roep nog in herinnering dat het initiatiefvoorstel-Van Raak Wet sociale zekerheid politieke ambtsdragers, dat beoogde politieke ambtsdragers onder de werking van de socialezekerheidswetgeving van werknemers te brengen, door de initiatiefnemer is ingetrokken (Kamerstukken II 2017/18 32 023, nr. 4). Vermeldenswaard is dat ook in dit wetsvoorstel – in afwijking van de WW – voor de aanspraak op een werkloosheidsuitkering geen verwijtbaarheidstoets was opgenomen.
Herinnert u zich de documentaire «Zitten en zwijgen», Videoland 20231 en het rapport van de inspectie Justitie en Veiligheid waarin de geconstateerde misstanden, zoals seksueel grensoverschrijdend gedrag en zedenmisdrijven van gevangenisbewaarders richting gedetineerde vrouwen, werden bevestigd?2
Deelt u de mening dat het absoluut onacceptabel is dat deze misstanden plaats konden vinden, en dat dit een grove schending is van het vertrouwen dat gedetineerden, het personeel en de hele samenleving moeten kunnen hebben in het gevangeniswezen waar de situatie zeer onveilig was voor mensen die aan de zorg van de overheid zijn toevertrouwd?
Vindt u dat kort na deze publicaties voldoende erkenning is uitgesproken over de misstanden die zijn vastgesteld? Is daar naar uw mening ook voldoende opvolging aan gegeven? Hoe kan het dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) nergens te bekennen was toen ze zo onder vuur lagen, maar enkel Minister Weerwind het woord lieten voeren? Was het niet passend geweest als ook DJI zich had laten horen?
Kunt u bevestigen dat verdachte medewerkers die uiteindelijk ook zijn veroordeeld destijds niet werden ontslagen maar met vaststellingsovereenkomst uit dienst vertrokken? Vindt u dat verstandig? Klopt het dat dit vertrek daardoor ook niet op de zogeheten «voorvallenlijst» hoefde te worden opgenomen?
Heeft u kennis genomen van de documentaire serie «Dubbel gestraft»?3
Wat is uw reactie op de medewerkers uit het gevangeniswezen die bevestigen dat er sprake is van een angstcultuur om zaken naar buiten te brengen maar dat er veel aan wordt gedaan om het imago van DJI te beschermen en de vuile was binnen te houden? Herkent u dit?
Hoe kan het dat de medewerker die deze misstanden aan de orde stelde, die beschouwd kan worden als een klokkenluider, zijn baan kwijt is geraakt en nergens bij DJI meer terecht kan? Verdient zo iemand niet eerder een schouderklopje en waardering dan het verwijt een verrader en disloyaal aan de organisatie te zijn?
Klopt het dat een van de beloftes was om een aandachtsfunctionaris, een soort vertrouwenspersoon, aan te stellen? Klopt het dat deze persoon, die veel tijd besteedde aan het luisteren naar gedetineerden en kritisch was op de directie, al na 10 maanden is weggestuurd door DI door de samenwerking te beëindigen? Hoe kan dit? Is er al een nieuwe aandachtsfunctionaris en zo niet. Hoe lang heeft dit geduurd?
Hoe wordt bij DJI voorkomen dat degene waar een klacht over gaat, bijvoorbeeld een inrichtingswerker, ook direct of indirect degene is die deze in ontvangst moet nemen?
Wat is uw reactie op de bevindingen over de staat van de medische zorg in detentie?
Is er goed zicht op de hoeveelheid medicijnen die precies de gevangenissen ingaan en aan gedetineerden worden verstrekt? Zo niet, hoe kan dat? Zo ja, waarom is daar geen openheid over?
Klopt het dat het is voorgekomen dat gedetineerden zelf een voorraad medicatie op cel hadden? Hoe vaak is dit voorgekomen? Is dit wel toegestaan?
Wat is uw reactie op de kritiek van nabestaanden in zaken van niet-natuurlijk overlijden in detentie dat zij zo slecht geïnformeerd worden? Hoe komt dat, volgens u? Wat gaat u er aan doen dit te verbeteren?
Is er nog steeds mogelijk sprake is van relaties tussen gevangenispersoneel en de gedetineerden nu het al langer duidelijk is dat dit volstrekt ongewenst is en dit moet worden voorkomen? Hoe wordt dat op alle mogelijke manieren voorkomen?
Bent u het ermee eens dat deze vormen van machtsmisbruik door het personeel in een situatie van volledige afhankelijk voor de gedetineerden, zeer traumatiserend is voor deze vrouwen?
Kunt u zich voorstellen dat deze situatie voor gedetineerden zeer beangstigend is omdat de gedetineerde letterlijk geen kant op kan en ook nergens terecht kan?
Bent u het met advocate Hannah Handriks eens dat de gedetineerden die hun verhaal hebben gedaan en melding hebben gedaan, slechts het topje van de ijsberg is en dat veel vrouwen waarschijnlijk geen melding durven te doen uit angst voor repercussies?
Hoe is het mogelijk dat de Gedetineerden Commissie in de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwersluis de opdracht heeft gekregen om positieve verhalen te verzamelen vanuit de gedetineerden om een «tegengeluid» te forceren in het nieuws? Vindt u dat, met mij, ook schandalig dat er op deze manier wordt omgegaan met schokkende feiten over grensoverschrijdend gedrag? Wat doe dit volgens u met het vertrouwensgevoel van de gedetineerden?
Bent u ervan op de hoogte hoe DJI omgaat met journalisten? Waarom worden vragen niet of nauwelijks beantwoord, wordt niet de gehele waarheid verteld, worden verzoeken om medewerking opzettelijk getraineerd? Bent u tevreden over de openheid die door DJI wordt geboden?
Kunt u een gedetailleerd overzicht geven op welke momenten DJI van de documentairemakers vragen heeft gekregen en op welke momenten dit tot antwoorden heeft geleid? Hoe beoordeelt u de kwaliteit van deze antwoorden?
Waarom is het document met informatie en cijfers over de kosten van medische zorg de afgelopen jaren (zoals medicijnen, ziekenhuiszorg etc.), dat tot allerlei serieuze vragen leidde, omdat het ongeloofwaardige grootheden waren, verwijderd in plaats van dat er verklaringen zijn gegeven voor de onjuistheden die hier in stonden?
Klopt het dat DJI de lijst met belangrijke incidenten, nadat de makers van de serie hier kritische vragen over hadden gesteld, heeft aangepast? Wie controleert die lijsten voordat ze aan de bewindspersoon worden gemeld? Waarom zijn deze voorvallenlijsten zeer recent uitgebreid en aangepast?
Bent u het ermee eens dat in het licht van de hierboven gestelde feiten, de directie een behoorlijk rooskleurig beeld heeft geschetst van de huidige stand van zaken voor het welzijn van vrouwelijke gedetineerden?4 5
Wat zegt deze documentaire volgens u over de inspanningen van DJI om verbeteringen aan te brengen in deze cultuur van grensoverschrijdend gedrag richting gedetineerden?
Was u op de hoogte van de vragen die door de documentairemaker aan u persoonlijk zijn gesteld? Hebben deze u bereikt of zijn deze bij u weggehouden?
Wat heeft u sinds uw aantreden gedaan aan het voorkomen van misstanden in vrouwen gevangenissen en het bevorderen van de veiligheid van met name gedetineerde vrouwen?
Bent u het met mij eens dat deze indringende documentaire laat zien dat er zo snel als mogelijk drastische stappen moeten worden genomen om de situatie te verbeteren waarin de privacy van vrouwelijke gedetineerden daadwerkelijk wordt gehandhaafd?
Bent u van plan om richting gedetineerden meer informatie te geven over de rechten die zij hebben als zij in de PI zitten en dat zij zich altijd moeten kunnen uitspreken tegen grensoverschrijdend gedrag?
Wat heeft u sinds uw aantreden gedaan aan het bevorderen van een open cultuur bij DJI waarin minder defensief gereageerd wordt op bijvoorbeeld media verzoeken en de angst- en zwijgcultuur die in sommige inrichtingen onder medewerkers heerst te veranderen?
Kunt u zich voorstellen dat ik, gelet op deze nieuwe documentaire, bepaald niet gerust ben op echte veranderingen in het gevangeniswezen, ten aanzien van de veiligheid van met name vrouwen, maar ook ten aanzien van de gewenste open cultuur waarin klokkenluiders worden beschermd en misstanden veilig kunnen worden onthuld zonder represailles, en hier voortaan eerlijk over wordt gecommuniceerd? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Bent u bereid grootschalig onderzoek te doen naar deze angstcultuur en deze cultuur van grensoverschrijdend gedrag aan te pakken bij DJI en de Kamer hierover open en transparant te informeren?
Het artikel 'Negen Nederlandse universiteiten doen gezamenlijk onderzoek met defensie-industrie van Israël' |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederlandse universiteiten doen gezamenlijk onderzoek met defensie-industrie van Israël» en de daarin gestelde bevindingen?1
Onderstreept u de feitelijke bevindingen uit het artikel? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u de bevinding dat via Horizon Europe subsidiegeld ten goede is gekomen aan onderzoek met de Israëlische defensie-industrie, ondanks het eerdere besluit van de Europese Commissie om geen subsidie te verstrekken voor onderzoek met een militair doel?
Hoe beoordeelt u de bevinding dat de TU Delft en TU Eindhoven respectievelijk deelnemen aan zeven en acht dual-use onderzoeksprojecten in samenwerking met de defensie-industrie van Israël? Veroordeelt u dit?
Welke acties bent u bereid te ondernemen aan de hand van de bevindingen uit bovenstaand artikel?
Kunt u met volledige zekerheid uitsluiten dat technologieën die momenteel in samenwerking met Nederlandse universiteiten worden ontwikkeld worden ingezet door Israël tegen onschuldige burgers in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever? Zo ja, hoe? Zo nee, welke gevolgen verbindt u aan die conclusie?
Bent u bereid de samenwerking tussen Nederlandse universiteiten en de Israëlische defensie-industrie te stoppen vanwege het risico op het bijdragen aan genocidaal geweld? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om richting de Europese Commissie te pleiten voor een stop op subsidies voor Israël uit het Horizon Europe programma? Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening dat er beter gecontroleerd zou moeten worden of een onderzoeksproject voor militaire doeleinden kan worden ingezet? Zo ja, hoe wilt u dit bewerkstelligen?
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar beantwoorden?
Bent u bekend met het bericht «Tweelingbroer Staatssecretaris gaat bij dronebedrijf werken, terwijl leger miljoenen investeert»?1
Ja.
Klopt het dat de tweelingbroer van een zittende Staatssecretaris van Defensie een functie heeft aanvaard bij een bedrijf dat actief is op een terrein waarop Defensie momenteel fors investeert?
Ja.
Hoe kan het dat de Minister van Defensie, die politiek verantwoordelijk is, niet op de hoogte was van de nieuwe baan van de broer van de Staatssecretaris van Defensie?
Het was binnen de relevante onderdelen van de defensieorganisatie bekend.
Vindt u, in het licht van de opmerkingen vanuit de legerleiding over het heersende ongemak en de mogelijke kwetsbaarheid, de huidige regels rondom integriteit en aanbestedingen binnen Defensie en de Rijksoverheid strikt genoeg om belangenverstrengeling en oneigenlijke beïnvloeding te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Defensie heeft regels ingesteld om belangenverstrengeling en oneigenlijke beïnvloeding te voorkomen.
In de Gedragsregels Defensie is de zogenaamde «afkoelperiode» vastgelegd. Deze houdt in dat Defensie voormalige medewerkers tijdens de eerste twee jaar na beëindiging van het dienstverband niet als gesprekspartner of bemiddelaar van het bedrijfsleven voor commerciële activiteiten accepteert. Defensiemedewerkers die zakelijke contacten met bedrijven onderhouden, moeten bij de vertegenwoordigers van die bedrijven navraag doen naar een eventueel verleden bij Defensie.
Op oud-defensiemedewerkers rust de verantwoordelijkheid dat zij hier transparant in zijn, zowel naar hun nieuwe werkgever als naar Defensie toe. Aanvullend geldt dat medewerkers van Defensie een geheimhoudingsplicht hebben met betrekking tot het gebruik van vertrouwelijke informatie.
Verder geldt voor alle bewindspersonen de «Gedragscode integriteit bewindspersonen». Daarbij gaat het onder meer om een geheimhoudingsplicht, het zorgvuldig omgaan met overheidsinformatie en het bewust zijn van privécontacten en eventuele daaraan verbonden integriteitsrisico’s.
Hoe wordt in deze kwestie nu concreet voorkomen dat bij de aankoop van nieuw materieel andere belangen dan louter inhoudelijke en zorgvuldige professionele afwegingen een rol spelen? Hoe kan daarop worden gecontroleerd?
In het geval van de uitdiensttreding van de broer van Staatssecretaris Tuinman gelden dezelfde afspraken zoals die gelden voor alle uitdienst tredende defensieambtenaren, die overstappen naar een commerciële werkgever. Deze zijn gebaseerd op de Gedragsregels Defensie, zoals hierboven toegelicht.
Verder geldt dat de Staatssecretaris terughoudend zal zijn in directe contacten met AI Armaments en dat specifieke communicatie over en/of specifieke samenwerking met AI Armaments onder de verantwoordelijkheid van de Minister valt.
Hoe kan voorkomen worden dat in een casus zoals deze staatsgeheimen van het Ministerie van Defensie uitlekken naar particuliere bedrijven?
Voor alle Nederlandse burgers is het lekken van staatsgeheimen strafbaar.
Wat vindt u van de kritiek van integriteitsexperts die spreken van een duidelijke «schijn van belangenverstrengeling» en die stellen dat Nederland achterloopt op het terrein van transparantie rond potentiële belangenverstrengeling?
De regelgeving en de reeds aanwezige maatregelen, zoals boven benoemd, bieden waarborgen om belangenverstrengeling te voorkomen.
Welke maatregelen bent u van plan te nemen om zowel belangenverstrengeling als de schijn daarvan in dit soort gevallen te voorkomen of te corrigeren? Bent u van plan deze maatregelen te betrekken bij de evaluatie van het integriteitskader bewindspersonen?
Zoals boven toegelicht bieden de regelgeving en de reeds aanwezige maatregelen waarborgen om belangenverstrengeling te voorkomen. De regels en maatregelen van de Gedragscode integriteit bewindspersonen zullen onderdeel zijn van een eventuele, toekomstige evaluatie.
Welke regels zijn er van toepassing voor familieleden van bewindspersonen? Hoe wordt eventuele bevoordeling of een andere vorm van verstrengeling van belangen voorkomen in een zaak zoals deze, waar nauwe familiebanden een rol spelen?
In de «Gedragscode integriteit voor bewindspersonen» zijn regels omtrent familieleden opgenomen. Daarin staat dat een bewindspersoon niet deelneemt aan de besluitvorming over zaken die zijn of haar partner, kinderen, andere familie, zakenrelaties, belangen of vroegere functies raken, voor zover deelneming in strijd zou kunnen komen met een goede ambtsuitoefening.
Deelt u de opvatting dat het bij integriteit en het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling niet alleen gaat om het naleven van regels, maar vooral ook om het hanteren van normen, zelfs als bepaalde gedragingen formeel niet verboden zijn? Zo ja, hoe oordeelt u daar dan over in deze kwestie? Hoe zorgt u ervoor dat dit normbesef ook binnen het kabinet en bij bewindspersonen heerst?
Integriteit is niet altijd in regels te vatten. Een eigen, moreel kompas is steeds van belang.
Het bericht ‘UWV gaat opnieuw de fout in, deze keer met de Ziektewet: 55.000 extra dossiers gecontroleerd’ |
|
Ilse Saris (CDA) |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «UWV gaat opnieuw de fout in, deze keer met de Ziektewet: 55.000 extra dossiers gecontroleerd»?1
Ja.
Hoe kijkt u naar de stelling uit het artikel dat met de fouten in de Ziektewet nu de bingokaart van ellende vol is?
Bij UWV werken 22.000 mensen en de dienstverlening is breed en divers. Er gaat veel goed in de dienstverlening van UWV, maar op dit moment gaat er helaas te veel mis waar burgers de dupe van zijn. Dat betreur ik.
Voor UWV als geheel ligt er een grote opgave om onder meer de dienstverlening en kwaliteitsborging te uniformeren en te verbeteren. Zo worden op verschillende plekken structurele controles opnieuw ingevoerd en wordt er aan verbeteringen in het kwaliteitsmanagementsysteem gewerkt. Ik blijf de ontwikkelingen die UWV doorvoert nauwlettend volgen en houd daarbij oog voor de context en druk op de dienstverlening bij UWV. Ook zal aan de hand van de uitkomsten van onderzoek van de Algemene Rekenkamer worden gekeken naar noodzakelijke aanpassingen in de sturing, die kunnen bijdragen aan het voorkomen en/of eerder signaleren van fouten.
Vanaf welk moment waren deze fouten in Ziektewet bekend binnen het UWV zelf?
Eind 2024 is bij een risicogerichte kwaliteitscontrole het probleem binnen UWV aan het licht gekomen.
Kunt u ophelderen hoe deze fouten in de Ziektewet al sinds 2016 worden gemaakt maar pas bijna 10 jaar later openbaar zijn geworden?
Door onvoldoende borging in het ICT-systeem was het mogelijk dat het proces van inkomstenkorting niet of niet volledig werd doorlopen. Hierdoor kon de uitkeringsdeskundige de uitkering vaststellen, zonder de doorgegeven inkomsten te korten. Uitkeringsgerechtigden en werkgevers hebben inkomsten doorgegeven, maar UWV heeft deze inkomsten in een deel van de gevallen niet op de uitkering gekort. In een ander deel heeft UWV deze doorgegeven inkomsten wel gekort op de uitkering, maar heeft er geen definitieve vaststelling van de uitkering plaatsgevonden.
Bij een kwaliteitscontrole is dit aan het licht gekomen. Er is een aanvullende signalering in het systeem ingebouwd, waardoor uitkeringsdeskundigen een signaal ontvangen als het proces van de inkomstenkorting niet is afgerond. Daarnaast kwam naar voren dat er bij een (klein) deel van de Wet arbeid en zorg (Wazo) uitkeringen ten onrechte inkomsten zijn gekort. UWV heeft op dat moment maatregelen genomen om dit in de toekomst te voorkomen.
Hoe lang zal het duren om de lopende 3.000 Ziektewet-dossiers te controleren?
UWV en mijn ministerie zijn met elkaar in overleg over hoe we omgaan met de situaties die zich voordoen. Daarin bekijken we ook hoeveel tijd en capaciteit dit vraagt en hoe dit zich verhoudt tot de andere hersteloperaties. Zodra hier duidelijkheid over is, informeren we uw Kamer.
Wat betekent het controleren van de Ziektewet-dossiers voor de andere lopende hersteloperaties bij het UWV?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer verwacht u opheldering te kunnen geven over de uitvoering en de reikwijdte van een mogelijke herstelactie?
Zodra de herstelaanpak duidelijk is, informeren we uw Kamer hierover zo spoedig mogelijk.
Bent u bereid om uit te sluiten dat terugvorderingen aan de orde komen als mensen te veel uitkering hebben ontvangen? Zo niet, waarom niet?
Ik ben met UWV in overleg over de herstelaanpak. Zoals toegezegd in het Kamerdebat over de suppletoire begroting van 17 juni jl. informeer ik uw Kamer voor het plenaire debat, uiterlijk eind september, over de actuele stand van zaken en financiële gevolgen.
Deelt u de mening dat het UWV onvoldoende is doordrongen van de gevolgen die fouten in de uitvoering kunnen hebben op mensen vanwege de reactie «Bij de uitvoering van complexe wet- en regelgeving gaan helaas soms dingen niet goed»? Zo niet, waarom niet?
Uit mijn gesprekken met UWV blijkt wel degelijk dat ook zij zich ten volle bewust zijn van de impact van fouten op mensen. Ik vind het van belang dat er snel verbeteringen worden gerealiseerd in de aansturing en de organisatie van UWV, zodat de fouten sneller in beeld zijn en het aantal fouten wordt teruggedrongen. Over de aanpak voer ik eens per drie weken overleg met het UWV. Daarbij hebben we ook oog voor de complexiteit van wet- en regelgeving en de groeiende druk op de organisatie van UWV.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voor het plenaire debat over fouten bij de berekening van de ziektewetuitkeringen door het UWV?
Ja.
NAVO-doelstellingen |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich het antwoord dat u gegeven hebt naar aanleiding van een eerder gestelde schriftelijke vragen1 of u aan NAVO-verplichtingen gebonden bent en zo ja of u deze verplichtingen naar de Kamer kan sturen?
Ja.
Herinnert u zich dat u in antwoord op deze vraag schreef «Waar er richtlijnen zijn voor de bondgenoten voor het tegengaan van klimaatverandering, zijn deze niet verplicht» en in antwoord op deze vraag bovendien geen enkele verplichting naar de Kamer heeft gestuurd?
Ja.
Kan uit dit antwoord logischerwijs geconcludeerd worden dat u dus niet aan «NAVO-doelstellingen» gebonden bent? Zo nee, waarom niet? Hoe had de Tweede Kamer uw antwoord dan redelijkerwijs moeten interpreteren?
De formulering van uw vraag 4 in Kamerstuk 2024Z18561 leek gericht op andere NAVO-verplichtingen dan waar u de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar vroeg, gelet op uw gebruik van het woord «(ook)». Het antwoord op die vraag is in kamerstuk 2024Z18561 gegeven. Nu vraagt u specifiek naar het antwoord van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in vraag 23 van kamerstuk 2025Z01466, waarin gesproken wordt over de NAVO Resilience Objectives. Deze weerbaarheidsdoelen zijn, zoals de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangaf in haar antwoord 17 van datzelfde Kamerstuk4, richtlijnen voor lidstaten, die elk land zelf invult middels nationaal beleid. De Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Defensie hebben als coördinerend bewindspersonen deze weerbaarheidsdoelen – als onderdeel van een breder pallet aan overwegingen – meegenomen in de weerbaarheidsopgave zoals geformuleerd in de Kamerbrief Weerbaarheid tegen hybride en militaire dreigingen die op 6 december jl. aan de Kamer is verstuurd5. Die brief schetst een samenhangend beeld van wat een weerbare samenleving inhoudt en welke opgave er ligt om die te bereiken. Die opgave is een gezamenlijke opgave waarbij alle departementen – waaronder het Ministerie van KGG – in deze aanpak samenwerken, met één gezamenlijk doel, maar ieder vanuit hun eigen beleidsverantwoordelijkheid. Bijvoorbeeld op het terrein van de gezondheidszorg, transport en logistiek, crisisbeheersing, voedsel, energie, (tele)communicatie, migratie, de economie, arbeidsmarkt of de democratische rechtsorde. Ook decentrale overheden en maatschappelijke partijen spelen hierbij een rol, want, zoals de brief beschrijft, een veilig Nederland maken we samen.
Bent u bekend met het antwoord, gegeven op vraag 232 waarin de Minister van VWS wordt gevraagd welke bewindslieden, behalve de Minister van VWS, «nog meer gebonden [zijn] aan de NAVO-doelstellingen3» en waarbij het kabinet zeven ministeries noemt waaronder uw ministerie, het Ministerie voor «Klimaat en Groene Groei»?
Zie antwoord vraag 3.
Kunnen we uit dit antwoord van het kabinet logischerwijs concluderen dat u blijkbaar dus toch wél aan NAVO-doelstellingen gebonden bent? Zo nee, waarom niet? Waarom vermeldt de Minister van VWS in haar antwoord uw ministerie dan expliciet?
Zie antwoord vraag 3.
Indien u wél aan de NAVO-doelstellingen gebonden bent, kan u de Kamer deze NAVO-doelstellingen, zoals eerder al gevraagd, doen toekomen en zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De ‘NAVO-verplichtingen’ met betrekking tot ‘pandemische paraatheid’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Eddy van Hijum (minister , minister ) (CDA) |
|
![]() |
Waar, wanneer, door wie en op welke wijze (mondeling en/of schriftelijk, wel of niet vertrouwelijk etc.) bent u op de hoogte gesteld van de «NAVO-verplichtingen» met betrekking tot «pandemische paraatheid»?
Er zijn geen «NAVO-verplichtingen» met betrekking tot «pandemische paraatheid». Zodoende heeft dat logischerwijs ook nooit aan de orde kunnen zijn op welk moment en op welke wijze dan ook.
Wel vraagt de NAVO van bondgenoten om hun zorgsysteem zo in te richten dat deze voorbereid is op crisis en conflict, zodat de continuïteit van de zorg voor militairen en burgers ten alle tijden in stand gehouden kan worden. Dat is een begrijpelijke vraag, want we moeten in een dergelijke situatie goed voor onze soldaten zorgen. Infectieziekten zijn een van de dreigingen waar een weerbare zorg zich tegen moet wapenen.
Deze inzet is in lijn met de kabinetsbrede brief «Weerbaarheid tegen hybride en militaire dreigingen» die 6 december 2024 aan de Kamer is verzonden1. Daarin wordt in samenhang uiteengezet wat een weerbare maatschappij inhoudt en welke opgave er ligt om deze te bereiken. De zorg maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. In de uitwerking wordt rekening gehouden met verschillende dreigingen, zowel qua omvang als impact: (hybride) conflicten, natuurrampen of pandemieën.
Het belastinglek bij Duitse beleggingsfondsen |
|
Pieter Grinwis (CU), Jimmy Dijk , Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA) |
|
Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de FD artikelen «Schatkist loopt € 600 miljoen extra schade op door belastinglek»1 en «Hoe de fiscus ineens bijna 1,7 miljard euro aan opbrengsten zag verdampen»2?
Ja.
Klopt het dat de wetgever al decennialang de bedoeling had om buitenlandse beleggingsfondsen, waaronder Duitse vastgoedfondsen, wel vennootschapsbelasting te laten betalen over winsten in Nederland3en dat over de mogelijkheid hiertoe tot 2020 nauwelijks discussie over was?
Over de bedoeling van de wetgever ten tijde van de behandeling van het ontwerp van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) staat mij niet meer informatie ter beschikking dan hetgeen is opgenomen in de parlementaire geschiedenis. Desalniettemin kan ik uw Kamer informeren dat in de uitvoering decennialang buitenlandse fondsen als buitenlands belastingplichtig doelvermogen in de heffing van de vennootschapsbelasting zijn betrokken, ook omdat zij zelf meenden belastingplichtig te zijn ten aanzien van de winst uit hun Nederlandse vastgoed. Bovendien geldt internationaal het uitgangspunt dat het land waar het vastgoed is gelegen het heffingsrecht over dat vastgoed heeft (situsbeginsel). Sinds 2006 was er wel een discussie of deze buitenlandse beleggingsfondsen de regeling voor de fiscale beleggingsinstelling (fbi) konden toepassen. Op basis van die regeling geldt voor fbi’s een tarief van 0%, waardoor de facto geen vennootschapsbelasting wordt betaald over de winsten van de fbi. De discussie was ook de aanleiding voor de procedure die heeft geleidt tot het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862). Voor de volledigheid merk ik daarbij op dat dit kabinet er, net als het voorgaande kabinet, naar streeft om het heffingsrecht over Nederlands vastgoed te behouden. In dit kader wijs ik in de eerste plaats op de Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling waarmee het van fbi-regime per 1 januari 2025 niet langer openstaat voor lichamen die beleggen in Nederlands vastgoed. Daarnaast herinner ik uw Kamer eraan dat er om het heffingsrecht over Nederlands vastgoed te behouden tot op heden niet voor is gekozen om personenvennootschappen (met name de commanditaire vennootschap) uit te sluiten van de definitie van het fonds voor gemene rekening.4
Klopt het dat de buitenlandse beleggingsfondsen met vastgoed in Nederland die volgens het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862) niet belastingplichtig bleken voor de heffing van de vennootschapsbelasting, met ingang van 1 januari 2025 dat alsnog zijn geworden als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen?
Met de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen (Wet FKR) is het Nederlandse kwalificatiebeleid voor buitenlandse rechtsvormen met ingang van 1 januari 2025 gecodificeerd. De kwalificatie van een naar het recht van een andere staat opgericht of aangegaan lichaam (hierna ook: buitenlands lichaam) vindt voor Nederlandse fiscale doeleinden in eerste instantie plaats op basis van de zogenoemde rechtsvormvergelijkingsmethode. Hoewel de kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen op basis van de rechtsvormvergelijkingsmethode in de meeste gevallen volstaat, zijn onder andere in de Wet Vpb 1969 met ingang van 1 januari 2025 de vaste methode en de symmetrische methode opgenomen voor situaties waarin de rechtsvorm van een buitenlands lichaam ingevolge die rechtsvormvergelijkingsmethode niet vergelijkbaar is met die van een naar Nederlands recht opgericht of aangegaan lichaam. Op basis van de voorgaande kwalificatiemethoden wordt voor een buitenlands lichaam bepaald of het als transparant of niet-transparant in de Nederlandse heffing wordt betrokken. Indien het lichaam transparant is, wordt niet het lichaam, maar worden de achterliggers in de Nederlandse belastingheffing betrokken. Indien het lichaam niet-transparant lichaam is, wordt het lichaam zelf in de Nederlandse belastingheffing betrokken. Een buitenlands lichaam dat niet in Nederland is gevestigd en dat voldoet aan de definitie van fgr als bedoeld in artikel 2, vierde lid, Wet Vpb 1969 is belastingplichtig op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, Wet Vpb 1969. Als dat buitenlandse lichaam (dat wil zeggen het fonds voor gemene rekening) in Nederlands vastgoed belegt, maakt het inkomen uit dat Nederlandse vastgoed op grond van artikel 17a, onderdeel a, Wet Vpb 1969 onderdeel uit van het belastbaar bedrag van dat buitenlands belastingplichtig lichaam. Echter, indien een buitenlands beleggingsfonds dat belegt in Nederlands vastgoed voor Nederlandse fiscale doeleinden transparant is, worden de participanten in dat buitenlandse lichaam in de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting (afhankelijk van de hoedanigheid van die participant) betrokken. Ik merk daarbij expliciet op dat met de Wet FKR de opsomming van de buitenlands vennootschapsbelastingplichtige lichamen in lijn is gebracht met de binnenlands belastingplichtige lichamen waardoor onvolkomenheden in de belastingplicht zijn weggenomen. Daardoor zijn Duitse Immobilien Sondervermögen met meerdere participanten als fgr met ingang van 1 januari 2025 ook buitenlands belastingplichtig.5
Kan de Belastingdienst de participanten in de Duitse beleggingsfondsen – in plaats van de Duitse beleggingsfondsen zelf – in de heffing betrekken voor het rendement op het Nederlandse vastgoed tot 1 januari 2025, waaronder de waardestijging van het Nederlandse vastgoed tot 1 januari 2025?
Nee. De Hoge Raad heeft op 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862) geoordeeld dat deze Duitse beleggingsfondsen (Immobilien Sondervermögen) niet kwalificeren als buitenlands belastingplichtige in de zin van artikel 3 Wet Vpb 1969, omdat het fonds niet kwalificeert als doelvermogen (als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, Wet Vpb 1969) en ook niet kan worden aangemerkt als «andere niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld» (in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969). De Hoge Raad merkt ook op dat de opsomming van buitenlandse belastingplichtigen limitatief is en dat voor niet in Nederland gevestigde open beleggingsfondsen dan wel fondsen voor gemene rekening niet een vergelijkbare aanwijzing als buitenlandse belastingplichtige plaatsgevonden heeft. Nu een Immobilien Sondervermögen niet-transparant is, is het ondanks het feit dat een dergelijk open beleggingsfonds tot ultimo 2024 niet zelfstandig belastingplichtig is, niet mogelijk de participanten in die open beleggingsfondsen in de Nederlandse belastingheffing te betrekken.
Bestaat volgens u na het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862) aldus de mogelijkheid om voor fiscale doeleinden door het Duitse beleggingsfonds heen te kijken (transparantie) tot 1 januari 2025? Zo ja, in hoeverre beperkt deze mogelijkheid het budgettaire verlies van 1,1 miljard euro?
Zoals uit het antwoord op vraag 4 blijkt, is het niet mogelijk om door deze niet-transparante lichamen heen te kijken. Bij het berekenen van de budgettaire gevolgen van dit arrest is dan ook geconstateerd dat er geen mogelijkheden zijn om de nadelen van het arrest te beperken.
Waarom zijn na het arrest van de Hoge Raad van 24 januari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:155), toen het risico op het belastinglek levensgroot werd, door het kabinet geen voorzorgsmaatregelen voorgesteld, zoals bijvoorbeeld in het verleden (wel) is gedaan met een «tussenregeling» toen valutaresultaten op een deelneming dreigden te kunnen worden afgetrokken?4
Met het arrest van 24 januari 2020 heeft Hoge Raad antwoord gegeven op prejudiciële vragen van het gerechtshof Den Bosch die waren gesteld in het kader van een zaak over een verzoek tot teruggaaf van dividendbelasting. Hoewel de uitleg van het begrip doelvermogen aan de orde komt, was in die procedure een ander geschilpunt aan de orde dan in de procedure die geleid heeft tot het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862).
In die procedure was namelijk in geschil of buitenlandse beleggingsfondsen die beleggen in Nederlands vastgoed in aanmerking konden komen voor de regeling voor de fiscale beleggingsinstelling (fbi). Het gerechtshof Den Bosch heeft in die procedure op 3 september 2021 (ECLI:NL:GHSHE:2021:2629) geoordeeld dat een naar Duits recht opgericht Immobilien-Sondervermögen een doelvermogen is (r.o. 4.11) en hiermee belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Vervolgens heeft de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad in die procedure in zijn conclusie van 27 mei 2022 (ECLI:NL:PHR:2022:517) eveneens geconcludeerd dat sprake is van een doelvermogen en dat op dit punt de uitspraak van het gerechtshof Den Bosch in stand kan blijven. De Hoge Raad heeft ten slotte in het arrest van 14 juni 2024, in afwijking van de conclusie van de Advocaat-Generaal, de uitspraak van het gerechtshof Den Bosch gecasseerd en geoordeeld dat er geen sprake is van een doelvermogen. Gezien de uitspraak van het gerechtshof Den Bosch en de conclusie van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad is er voor het kabinet geen aanleiding geweest om voorzorgsmaatregelen te treffen met betrekking tot de buitenlandse belastingplicht in de vennootschapsbelasting van deze buitenlandse beleggingsfondsen.
Klopt het dat buitenlandse beleggingsfondsen het Nederlands vastgoed dat zij op 1 januari 2025 bezitten wegens gebrek aan een nader wettelijk waarderingsvoorschrift kunnen waarderen op de waarde in het economische verkeer (step-up)?
Ja. Bij het ontstaan van de vennootschapsbelastingplicht wordt een openingsbalans opgesteld. In dat geval zullen de vermogensbestanddelen op de openingsbalans gewaardeerd worden naar de waarde in het economische verkeer, tenzij er sprake is van nadere (of afwijkende) waarderingsvoorschriften. Voor buitenlandse beleggingsfondsen met Nederlands vastgoed is hiervan geen sprake en deze beleggingsfondsen moeten dus met ingang van 1 januari 2025 hun vastgoed waarderen tegen de waarde in het economische verkeer.
Klopt het dat hierdoor over de waardestijging tussen de aankoopwaarde in het verleden en de waardering per 1 januari 2025 geen vennootschapsbelasting wordt geheven als het vastgoed na 1 januari 2025 wordt verkocht, ondanks dat het altijd de bedoeling van de wetgever was om wel over deze winsten te heffen?
Voor zover er geen onherroepelijk vaststaande aanslagen vennootschapsbelasting zijn opgelegd voor jaren waarin de realisatie van de waardestijging in de heffing is betrokken, blijven die waardenstijgingen tot 1 januari 2025 in beginsel buiten de heffing van vennootschapsbelasting. De toekomstige stijging ten opzichte van de waarde op 1 januari 2025 wordt wel in de Nederlandse heffing betrokken.
Klopt het dat deze omissie alsnog kan worden hersteld waardoor de waardestijging tussen de aankoopwaarde in het verleden en de waardering per 1 januari 2025 wel in de heffing kan worden betrokken bij realisatie na 1 januari 2025 en de Nederlandse schatkist dus niet 600 miljoen euro misloopt?
Het alsnog in de heffing van vennootschapsbelasting betrekken van waardestijgingen tussen de aankoopwaarde in het verleden en de waardering ultimo 2024 kan worden beschouwd als belastingheffing met terugwerkende kracht. In beginsel wordt in Nederland doorgaans terughoudend omgegaan met terugwerkende kracht in belastingmaatregelen. Ook de Raad van State is van oordeel dat aan belastingmaatregelen die een verzwaring van de belastingheffing betekenen geen terugwerkende kracht mag worden gegeven, tenzij (zeer) bijzondere omstandigheden een afwijking van deze regel rechtvaardigen.7 Ik zie in het onderhavige geval vooralsnog onvoldoende rechtvaardiging om maatregelen te nemen die onbelaste waardestijgingen die zien op jaren vóór 2025 alsnog (dat wil zeggen met terugwerkende kracht) in de heffing van vennootschapsbelasting te betrekken. Bovendien merk ik op dat er ook andere discussies ten aanzien van buitenlandse beleggingsfondsen met Nederlands vastgoed zullen herleven bij een dergelijke maatregel met terugwerkende kracht, zoals de vraag of deze fondsen het fbi-regime (0%-tarief) kunnen toepassen.
Hoe kijkt u bijvoorbeeld aan tegen de introductie van een waarderingsvoorschrift in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 op grond waarvan de buitenlandse beleggingsfondsen die onbedoeld buiten de vennootschapsbelasting zijn gevallen door het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862) op 1 januari 2025 hun Nederlandse vastgoed dienen te activeren tegen de boekwaarde die het vastgoed zou hebben gehad als zij altijd al belastingplichtig waren geweest?
Ik zie daarvoor op dit moment onvoldoende rechtvaardiging. Zie het antwoord op vraag 9.
Klopt het dat het ontbreken van een dergelijk waarderingsvoorschrift een omissie is bij de nazorg van Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen?
Nee. Met de nazorgmaatregelen bij de Wet FKR in het Belastingplan 2025 zijn redactionele onjuistheden en onbedoelde gevolgen van de Wet FKR hersteld. Blijkens de parlementaire geschiedenis houden deze maatregelen geen verband met de gevolgen van het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862). Het invoeren van een dergelijk waarderingsvoorschrift zou een heffing met terugwerkende kracht zijn. Ik zie daarvoor op dit moment onvoldoende rechtvaardiging en verwijs naar mijn antwoord op vraag 9.
Bent u bereid om deze omissie te herstellen en daarmee het toekomstige heffingslek van 600 miljoen euro voor Duitse vastgoedfondsen zo spoedig mogelijk te repareren?
Nee. Zie het antwoord op vraag 9.
Klopt het dat de step-up per 1 januari 2025 hoger kan uitvallen dan de WOZ-waarde van het Nederlandse vastgoed en zo ja, kunnen buitenlands beleggingsfondsen in dergelijke gevallen vanaf 2025 ten laste van de belaste winst in Nederland afschrijvingskosten aftrekken (die nooit zijn gemaakt)?
Door het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862) zijn deze Duitse Immoblien Sondervermögen tot ultimo 2024 niet belastingplichtig in Nederland. Met ingang van 1 januari 2025 is de Wet Vpb 1969 door de Wet FKR aangepast, waardoor in het buitenland gevestigde fondsen voor gemene rekening met in Nederland gelegen vastgoed, zoals deze Duitse Immoblien Sondervermögen, zelfstandig belastingplichtig zijn.
In de situatie dat een voorheen niet belastingplichtig lichaam op enig moment zelfstandig belastingplichtig wordt, start op dat moment de fiscale onderneming. De fiscale openingsbalans wordt dan opgesteld tegen de waarde in het economische verkeer van de bezittingen en de schulden. Dit is de heersende fiscale leer, die ook toegepast wordt als een hobby tot een onderneming uitgroeit of als buitenlandse activiteiten naar Nederland worden verplaatst. Hiermee wordt uiteindelijk over de gehele tijdsperiode van de fiscale onderneming de winst belast (totaalwinstbegrip) en wordt voorkomen dat er resultaten van vóór de start van de fiscale onderneming in de heffing worden begrepen. Bij het belastingplichtig worden van de energiebedrijven, woningcorporaties en overheidsondernemingen in het verleden is deze leer ook van toepassing geweest.
De WOZ-waarde is een bij wet vastgestelde methodiek om de waarde in het economische verkeer op de peildatum vast te stellen (ten behoeve van verschillende wetten). Er kan een verschil in waardering zijn tussen de WOZ-waarde en de waarde in het economische verkeer op de vast te stellen openingsbalans. De waarde in het economische verkeer kan hoger, maar ook lager zijn dan de WOZ-waarde. Afschrijven op vastgoed kan voor Nederlandse fiscale doeleinden slechts tot de WOZ-waarde. Dit kan betekenen dat er tijdelijk enig (in grootte beperkt) afschrijvingspotentieel voor de Immobilien Sondervermögen zal zijn.
Klopt het dat als gevolg van het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862) ook verkoopwinsten onbelast kunnen blijven die in het (verre) verleden door buitenlandse beleggingsfondsen op Nederlands vastgoed zijn gemaakt en die via een herinvesteringsreserve zijn afgeboekt op nieuw aangeschaft Nederlands vastgoed dat per 1 januari 2025 nog steeds in het bezit is van het beleggingsfonds?
In de situatie dat een vóór 2025 niet belastingplichtig buitenlands beleggingsfonds per 1 januari 2025 vennootschapsbelastingplichtig wordt, klopt dat voor zover een eventuele stille reserve ziet op de periode vóór 1 januari 2025.
Waarom kan voor verkoopwinsten op beleggingsvastgoed überhaupt een herinvesteringsreserve worden gevormd? Klopt het dat hierdoor belastingheffing over verkoopwinsten op beleggingsvastgoed gedurende vele decennia kan worden uitgesteld?
De faciliteit van de herinvesteringsreserve hangt samen met de zogenoemde ruilarresten van de Hoge Raad, met de economische gedachte dat belastingheffing over de winst behaald bij een ruiltransactie van activa een belemmering voor de continuïteit van de onderneming kan vormen. Het gaat daarbij om gevallen waarin de belastingplichtige ten tijde van de vervreemding van een activum een concreet plan heeft om in directe samenhang met de vervreemding van het activum een ander activum te verwerven dat zowel functioneel als economisch in het vermogen van de belastingplichtige dezelfde plaats inneemt als het vervreemde activum. Goed koopmansgebruik staat dan toe de ter gelegenheid van de vervreemding behaalde boekwinst in mindering te brengen op de kostprijs van dat andere activum, waardoor bij de vervreemding geen winst tot uitdrukking behoeft te worden gebracht. Deze regel vormt een onderdeel van de herinvesteringsreserveregeling en geldt voor de gehele fiscale winstbepaling (in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting).
Het is mogelijk dat door het benutten van een herinvesteringsreserve belastingheffing over verkoopwinsten op beleggingsvastgoed wordt uitgesteld, mits het betreffende vastgoed kwalificeert als bedrijfsmiddel. Een herinvesteringsreserve kan niet worden gevormd voor panden die worden gekocht met het oog op de verkoop en die niet worden gekocht met het oog op exploitatie. Overigens wordt door de afschrijvingsbeperking op gebouwen de opbouw van stille reserves afgeremd.8
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat internationale fiscaliteit (gepland op 3 juli 2025)?
Ja.
De NAVO ‘resilience requirements’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Onder welk van de zeven NAVO «resilience requirements» valt «pandemische paraatheid»?