Onveilige sleutelkluisjes bij ouderen |
|
Martine Baay-Timmerman (50PLUS) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het NOS-journaalitem «Oplossing voor onveilige sleutelkluisjes bij ouderen», d.d. 30 juli 20141 en het artikel «Unie KBO op NOS Journaal en Radio 1 n.a.v. rechtszaak «sleutelkluisjesbende», gepubliceerd op de website van Unie KBO?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het bericht dat er ca. 150 000 ouderen een onveilig sleutelkastje naast hun voordeur hebben hangen en dat er in het afgelopen jaar ruim 200 inbraken hebben plaatsgevonden door middel van een onveilig sleutelkastje?
Deze situatie vind ik zeer onwenselijk.
Hoe beoordeelt u het bericht dat onveilige sleutelkluisjes veel goedkoper zijn dan kluisjes met een politiekeurmerk?
Ik vind dat er geen afweging zou moeten plaatsvinden tussen prijs en veiligheid. De dienstverlenende organisatie is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de aangeboden sleuteloplossing en zou alleen veilige kluisjes moeten aanbieden.
Bent u het ermee eens dat in de keuze voor een sleutelkastje prijs geen belangrijker criterium mag zijn dan veiligheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid thuiszorgorganisaties een dwingende richtlijn op te leggen om alleen sleutelkluisjes met een PolitieKeurmerk Veilig Wonen te accepteren?
De sleutelkastjes worden ingezet bij personenalarmering en thuiszorg. Ik vind het vanzelfsprekend dat de aanbieders van deze diensten afzonderlijk en als branches in hun beleid en bij het maken van afspraken met de cliënt over het leveren van de dienst rekening moeten houden met het inbraakrisico van de woning van de cliënt. Deze aanbieders dragen zelf een verantwoordelijkheid, ik vind het dan ook te ver gaan om dit in wet- en regelgeving vast te leggen.
Welke andere acties gaat u ondernemen om ouderen én zorgorganisaties bewust te maken van de risico’s van onveilige sleutelkluisjes?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u de inzet van de Unie KBO om ouderen persoonlijk voor te lichten over veilig thuiswonen?
Ik heb grote waardering voor dit initiatief.
Herinnert u zich de motie Baay-Timmerman inzake een veiligheidsadviseur voor ouderen, ingediend tijdens de behandeling van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015?3
Ja.
Bent u het ermee eens dat het van belang is dat de veiligheid van thuiswonende ouderen zo goed mogelijk wordt geborgd, zeker nu steeds meer ouderen met een zorgvraag langer thuis (moeten) blijven wonen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in verschillende overleggen met uw Kamer heb aangegeven, gaat de veiligheid van ouderen mij zeer ter harte. Daarom zet ik in op de aanpak van ouderenmishandeling door het Actieplan «Ouderen in veilige handen» dat ik samen met de Minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) uitvoer. Dit plan richt zich op mishandeling in huiselijke kring of in de professionele setting.
Waar het gaat om misbruik of mishandeling door onbekenden (zoals babbeltrucs of woningovervallen) – de situaties die in de (verworpen) motie Baay-Timmerman worden genoemd – heeft de Minister van VenJ het voortouw. Het Ministerie van VenJ heeft diverse acties op touw gezet om ouderen in hun eigen omgeving voor te lichten over de risico’s met betrekking tot een babbeltruc, overval of inbraak. Daarvoor wordt onder andere samengewerkt met de Unie KBO. Ook wordt samengewerkt met een groot aantal gemeentes en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Er worden dus verschillende instrumenten ingezet om de veiligheid van ouderen te bevorderen. Daarbij spelen, onder regie van de gemeente, verschillende partijen een rol, zoals de sociale wijkteams, de wijkverpleegkundige, de wijkagent en de ouderenbonden. Het gaat dan om een integrale aanpak, met expliciet aandacht voor veiligheid. Het biedt geen meerwaarde om daar bovenop een aparte functionaris voor veiligheid te benoemen.
Bent u het ermee eens dat een veiligheidsadviseur voor ouderen in hoge mate kan bijdragen aan de veiligheid van ouderen thuis, en daarmee aan de maatschappelijke veiligheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u het ermee eens dat een dergelijke veiligheidsadviseur een belangrijke coördinerende rol kan spelen hierin? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u in het licht van dit nieuwsbericht inmiddels wel bereid om gemeenten expliciet te wijzen op instrumenten die de veiligheid en weerbaarheid van thuiswonende ouderen vergroten, bijvoorbeeld een veiligheidsadviseur voor ouderen, zoals in genoemde motie werd voorgesteld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
De artikelen 'Nederlandse Joden huren bewaking in', Angst onder Rotterdamse joden na bedreiging op straat', 'Gesprek moet helpen' en 'Antisemitisme: 'Zo doen wij dat in Amsterdam-Oost' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Nederlandse Joden huren bewaking in»1, «Angst onder Rotterdamse joden na bedreiging op straat»2, «Gesprek moet helpen»3 en «Antisemitisme: «Zo doen wij dat in Amsterdam-Oost»»?4
Ja.
Bent u van plan woningbouwvereniging Rochdale ter verantwoording te roepen vanwege het sommeren tot het weghalen van een Israelische vlag, terwijl Palestijnse vlaggen ongemoeid blijven? Zo neen, waarom niet?
Uit de berichtgeving van Rochdale5 hierover blijkt dat Rochdale, in een poging om langdurige wederzijdse irritatie tussen twee buren op te lossen, beide bewoners een brief heeft gestuurd waarin zij gesommeerd werden een Israëlische respectievelijk Palestijnse vlag weg te halen. Rochdale geeft aan dat zij zich achteraf realiseert dat de toon van de brieven niet passend was en dat zij daarmee de indruk heeft gewekt de vrijheid van meningsuiting in de weg te willen staan. Rochdale betreurt het sommeren tot het verwijderen van de vlaggen en heeft beide bewoners een excuusbrief gestuurd. Gezien de intenties van Rochdale en de stappen die zij inmiddels heeft gezet, wordt actie richting de woningcorporatie niet overwogen.
Bent u, nu de islamitische Jodenhaat zo ongegeneerd door de straten van Nederland klinkt, alsnog bereid een op zichzelf staand uitgebreid onderzoek te doen naar antisemitisme binnen de islamitische bevolking in Nederland? Zo neen, waarom niet?
Een onderzoek naar mogelijke voedingsbodems en triggerfactoren voor antisemitisme, aangekondigd in de brief aan uw Kamer van 16 januari 2014 over de «Ronde tafels antisemitisme»6 zal begin 2015 worden opgeleverd. In dit onderzoek wordt onder meer gekeken naar persoonlijke- en omgevingskenmerken die zorgen voor ontvankelijkheid voor discriminatie en antisemitisme. Religieuze overtuigingen maken deel uit van dit onderzoek.
Kunt u aangeven hoeveel moslims in Nederland, uit angst voor bedreiging door niet-moslims, hun hoofddoek of djellaba niet durven dragen op straat?
Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) van januari 2014 blijkt dat veel moslims discriminatie ervaren.7 Bijna twee op de drie moslims rapporteren tenminste één negatieve discriminatie-ervaring in het afgelopen jaar. Van de ondervraagde moslims geeft 22 procent aan dat zij op straat nageroepen wordt of uitgescholden. Van de moslims uit dit onderzoek heeft 7 procent te maken gehad met bedreiging en geweld. De vraag in hoeverre zij uit angst hun hoofddoek of djellaba niet meer durven dragen op straat maakt geen onderdeel uit van dit onderzoek van het SCP.
Wanneer verschijnt u in het Jeugdjournaal om alle Joodse kinderen in Nederland te vertellen dat ze zich geen zorgen hoeven maken over hun veiligheid of durft u hen die garantie niet te geven? Zo neen, waarom niet?
Op 4 augustus jongstleden heb ik, samen met de Minister-President en de Minister van Veiligheid en Justitie, gesproken met de Joodse gemeenschap. Naar aanleiding van dit gesprek is een verklaring uitgegaan waarin duidelijk is gemaakt dat de Nederlandse overheid alle beschikbare maatregelen neemt om antisemitisme en discriminatie tegen te gaan, en minderheidsgroepen de benodigde bescherming te bieden. Verder zijn momenteel aanvullende en verscherpte maatregelen getroffen bij verschillende Joodse instellingen. U kunt er van uitgaan dat bescherming van de joodse gemeenschap, waaronder joodse kinderen, geboden wordt zolang dat nodig is.
Wanneer knikkert u dat pro-ISIS- en pro-Gazatuig eindelijk eens Nederland uit, na inname van het Nederlands paspoort, en sluit u degenen zonder dubbel paspoort op?
Extremisme van wie dan ook vormt een bedreiging van onze rechtsstaat en wordt hard aangepakt door het kabinet. Onder verwijzing naar de Integrale Aanpak Jihadisme, is het kabinet voornemens van onderkende uitreizigers, die zich aansluiten bij een terroristische strijdgroepering, het Nederlanderschap te ontnemen.
In de huidige situatie is het zo dat indien iemand een strafbaar feit heeft begaan, het aan de rechter is om te beoordelen welke straf passend is, gelet op het delict, de persoon van de dader(s) en het aangedane leed. De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk. Wel kan de Nederlandse nationaliteit afgenomen worden indien sprake is van een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf dat is gepleegd na 1 oktober 2010. Na het intrekken van het Nederlanderschap, wordt betrokkene ongewenst vreemdeling verklaard en wordt hij uitgezet.
Voor zover het vreemdelingen betreft, is voor het beëindigen van het rechtmatig verblijf een onherroepelijke veroordeling nodig waarna aan de hand van de glijdende schaal wordt beoordeeld of het rechtmatig verblijf kan worden beëindigd. Het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM speelt bij deze beoordeling een belangrijke rol. Als het rechtmatig verblijf van een vreemdeling wordt beëindigd, krijgt hij een inreisverbod opgelegd of wordt hij ongewenst verklaard en moet hij Nederland direct verlaten. Als de vreemdeling dat niet doet, kan hij worden uitgezet.
Het artikel “Absurde bezuiniging zorg ouderen” en “Conflict tussen zorgverzekeraars en aanbieders van langdurige zorg” |
|
Martine Baay-Timmerman (50PLUS) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Absurde bezuiniging zorg ouderen»1 en «Conflict tussen zorgverzekeraars en aanbieders van langdurige zorg»2, gepubliceerd in het Eindhovens Dagblad op 31 juli 2014?
Ja.
Is het waar dat zorgverzekeraars op eigen gezag de tarieven verlagen, omdat zij niet willen opdraaien voor de ingeboekte bezuinigingen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
De korting op de contracteerruimte vanwege extramuralisering is door het kabinet geraamd op basis van de verwachte geleidelijke afbouw van het aantal lage zorgzwaartepakketten. De omvang van deze korting is in goed overleg met de zorgkantoren tot stand gekomen. Ik heb met de zorgkantoren afgesproken dat zij zich bij de inkoop 2015 op landelijk niveau houden aan deze landelijke volumeontwikkelingen en dat er daarom geen aanvullende tariefskorting uit hoofde van extramuralisering nodig is.
Voorts heb ik afgesproken dat ik de volumeontwikkelingen nauwgezet zal monitoren. Daar wordt dit najaar mee gestart. Indien zich afwijkingen van de ramingen voordoen die financiële consequenties hebben, dan zal ik het initiatief nemen om dat met betrokken partijen (NZa, zorgkantoren en zorgaanbieders) te bespreken.
Hoe beoordeelt u het bericht dat zorgaanbieders aangeven de korting «absurd» te vinden, omdat zij hiermee niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen?
Mede naar aanleiding van deze berichten, heb ik overleg gevoerd met Actiz, die mij via brieven van 17 juli en 6 augustus 2014 op de hoogte hebben gesteld van hun zorgen over het inkoopproces. In dit overleg heb ik uitgelegd dat de korting op de contracteerruimte aansluit bij de verwachte geleidelijke afbouw van het aantal lage zorgzwaartepakketten in 2015. Ook heb ik gewezen op de afspraken die ik heb gemaakt met zorgkantoren dat zij zich op landelijk niveau zullen houden aan de veronderstellingen van het kabinet over de geraamde volumeontwikkelingen en dat we de ontwikkelingen nauwgezet zullen monitoren. De conclusie van het gesprek met Actiz was dat het inkoopproces 2015 kan plaatsvinden op basis van deze uitgangspunten.
Gaat u zorgverzekeraars aanspreken op de opgelegde kortingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 2, heb ik goede afspraken gemaakt met zorgkantoren. Zorgkantoren zullen als gevolg van het extramuraliseringsbeleid in 2015 een minder groot volume aan lage zorgzwaartepakketten inkopen. Zij zullen op grond daarvan niet op voorhand tot kortingen op de tarieven overgaan.
Hoe kan voorkomen worden dat de betreffende kortingen een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van zorg aan ouderen, met alle risico’s van dien? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals blijkt uit mijn eerdere antwoorden is er op voorhand geen sprake van kortingen op de tarieven als gevolg van langer thuis wonen. De geschetste mogelijk negatieve gevolgen zijn dan ook niet aan de orde.
Hoe kan voorkomen worden dat de betreffende kortingen van negatieve invloed zijn op de bedrijfsvoering van zorginstellingen, met alle risico’s van dien? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
De berichten ‘Crimineel bedreigt Joden’, ‘Joodse vrouw zwaar mishandeld om Israëlische vlag’ en ‘Hamas-vlag aan de Admiraal de Ruijterweg’ |
|
Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Crimineel bedreigt Joden», «Joodse vrouw zwaar mishandeld om Israëlische vlag» en «Hamas-vlag aan de Admiraal de Ruijterweg»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van Said C.? Deelt u de mening dat onderzocht moet worden of hier sprake is van oproepen danwel aanzetten tot geweld?
De uitspraken die in het filmpje worden gedaan, zijn door het Openbaar Ministerie (OM) onderzocht. Deze kunnen volgens het OM worden gekwalificeerd als opruiing. De verdachte is in verband daarmee op 14 augustus 2014 voorgeleid aan de rechter-commissaris.
Kunt u aangeven of de uitspraken van Said C. door het Openbaar Ministerie (OM) worden onderzocht? Zo nee, kunt u het OM opdracht geven dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de mishandeling van de Joodse vrouw in Amsterdam? Wat doet de politie om de veiligheid van Joodse inwoners te garanderen?
Door racisme of antisemitisme gedreven geweld van wie dan ook vormt een bedreiging van onze rechtsstaat en wordt hard aangepakt door het kabinet.
De politie heeft goed contact met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap en Joodse instellingen en is scherp op aangiften. In eerste instantie zijn personen, en indien van toepassing hun werkgever, zelf verantwoordelijk voor hun beveiliging. Uiteraard worden door de overheid direct aanvullende maatregelen getroffen als de dreiging dusdanige vormen aanneemt dat van personen en de organisaties waartoe zij behoren, redelijkerwijs niet meer kan worden verwacht dat zij hier zelf weerstand tegen bieden. In dat verband verwijs ik verder naar mijn antwoord op vraag 6.
Hoe beoordeelt u het gebruik van symbolen van terroristische organisaties in het straatbeeld? Beschikt het lokale gezag over mogelijkheden om terroristische symbolen van terroristische organisaties zoals Hamas en ISIS uit het straatbeeld te weren? Kan hiervoor wellicht dezelfde grond gebruikt worden waarop nu al onder bepaalde omstandigheden de gemeente het dragen van kleding van voetbalclubs of het dragen van kleuren en logo’s van motorbendes kan verbieden? Zo nee, bent u bereid de nodige stappen te zetten die dit mogelijk maken?
Het OM heeft medio augustus het landelijk standpunt ten aanzien van de strafbaarheid van symbolen, vlaggen en andere uitingsvormen nader bepaald. Daarbij is rekening gehouden met de meest recente ontwikkelingen nadat lokaal reeds eerder beleid was afgestemd. Het standpunt houdt in dat, nu IS (voorheen ISIS/ISIL) en Hamas (door de EU en de VN) verboden, terroristische organisaties zijn die tot doel hebben geweld te plegen tegen bepaalde bevolkingsgroepen, het in het openbaar tonen van deze vlaggen van deze organisaties naar het oordeel van het OM, mede afhankelijk van de omstandigheden waaronder dit plaatsvindt, strafbaarheid oplevert op grond van artikel 137d en 137c Wetboek van Strafrecht. Tegen het in het openbaar tonen van deze vlaggen zal dan ook worden opgetreden.
Acht u het noodzakelijk opnieuw te bekijken of de beveiliging van Joodse instellingen voldoende is om de veiligheid van de gemeenschap te garanderen? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van de aanslag in Brussel zijn er direct aanvullende maatregelen getroffen en is sprake van intensief contact met de joodse gemeenschap. De lokaal bevoegde gezagen, de politie eenheden en de joodse gemeenschap bekijken op dit moment samen met de NCTV naar de lange termijn maatregelen die genomen kunnen worden. Zoals altijd wordt de situatie nauwlettend gemonitord en wordt voortdurend bezien of de getroffen maatregelen toereikend zijn.
De aanhoudende antisemitische golf die ons land overspoelt |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
Kent u het artikel «Joodse vrouw zwaar mishandeld om Israëlische vlag»?1
Ja.
In hoeverre ziet u het snel groeiende gevaar van het islamitisch gelegitimeerde antisemitisme in ons land?
Het kabinet verwerpt antisemitisme en elke andere vorm van discriminatie. Ieder mens moet zich in Nederland veilig en gerespecteerd voelen. Door racisme of antisemitisme gedreven geweld van wie dan ook vormt een bedreiging van onze rechtsstaat die hard wordt aangepakt door het kabinet.
De stijging van het aantal meldingen van antisemitisme in de afgelopen weken lijkt vooral voort te komen uit versterkte tegenstellingen als gevolg van de affiniteit van mensen in Nederland met één van de strijdende partijen in het Midden-Oosten. Het is goed invoelbaar dat mensen in Nederland uiting geven aan zorgen, verdriet en woede over wat elders in de wereld gebeurt. We zijn er echter met elkaar voor verantwoordelijk dat conflicten die zich elders in de wereld afspelen niet leiden tot antisemitische en anderszins discriminatoire uitingen of oplopende spanningen en conflicten tussen bevolkingsgroepen in onze Nederlandse samenleving en dat wij elkaar met wederzijds respect tegemoet blijven treden. Vanuit dat perspectief zal er door het kabinet ook een interreligieuze bijeenkomst worden georganiseerd in november.
Het kabinet zal, zoals ook is aangekondigd in de gemeenschappelijke verklaring na het overleg met de Joodse organisaties op 4 augustus jongstleden, in navolging van verschillende gemeenten, het initiatief nemen met alle betrokken partijen om de oplopende spanningen tussen groepen te bespreken en waar nodig te interveniëren. Dit zal onder meer gebeuren in de eerstvolgende Ronde Tafel antisemitisme bijeenkomst op 24 september a.s.
We juichen het initiatief toe van de Raad van Moskeeën en de Unie van Marokkaanse Moskeeën Nederland om in moskeeën op te roepen tot tolerantie en zetten het gesprek graag voort. De Joodse gemeenschap vormt een onlosmakelijk onderdeel van Nederland, net als andere minderheidsgroeperingen. Wij zijn het erover eens dat de gesprekken tussen de vertegenwoordigers uit al deze gemeenschappen van grote waarde zijn.
Deelt u de mening dat de schrikbarende ontwikkelingen van de afgelopen periode escaleren, zeker ook gezien het gegeven dat er sprake is van doodsbedreigingen, het gooien van brandende fakkels en inmiddels zelfs grof geweld tegen Joodse medeburgers?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer spreekt u zich klip en klaar uit tegen het steeds extremer wordende antisemitisme in Nederland?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vragen 2 en 3. Ook in de verklaring die is uitgegaan naar aanleiding van het gesprek op maandag 4 augustus jl. met de Joodse gemeenschap staat dat er in Nederland geen plaats is voor discriminatie en antisemitisme.
Bent u bereid zo spoedig mogelijk de tien aangedragen actiepunten om te zetten in beleid ten einde deze golf van antisemitisme tegen te gaan?2 Zo neen, waarom niet?
Met u onderschrijft het kabinet de noodzaak om hard op te treden tegen antisemitisme en discriminatie.
Waar het gaat om het tegengaan van Jihadisme bericht ik u binnenkort, samen met de Minister van Veiligheid en Justitie, over de aanpak van het kabinet.
Naast alle reeds op discriminatie ingezette maatregelen waarover uw Kamer jaarlijks wordt geïnformeerd middels de voortgangsbrief, zal door inzet op de sporen educatie, opvoeding en rolmodellen (peer education) een impuls worden gegeven aan de preventie en bestrijding van discriminatie en antisemitisme. In dat kader, en als vervolg op het Catshuisoverleg van 4 augustus jongstleden, zijn de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en ik in een overleg met het Centraal Joods Overleg ook overeengekomen om op korte termijn op lokaal niveau rondetafelgesprekken met gemeenten, scholen en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties te organiseren.
Eerder zijn in 2013 twee Ronde Tafels georganiseerd t.b.v. de aanpak van antisemitisme onder jongeren welke onder meer geleid hebben tot acties om handelingsverlegenheid onder onderwijzers tegen te gaan, leermiddelen beter beschikbaar te maken en antisemitisme bespreekbaar te maken in Turkse kring. Over deze aanpak is de Kamer 16 januari jongstleden geïnformeerd.3
Het bezorgen van pakketten op zondag door PostNL |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat PostNL pakketten ook op zondag gaat bezorgen?1
Ja.
Vindt u het een gewenste ontwikkeling dat de zondag steeds meer ingeschakeld wordt als werkdag, waardoor steeds meer mensen op zondag moeten werken en het karakter van de zondag als bijzondere en vrije dag afbreuk wordt gedaan?
Leef- en arbeidspatronen wijzigen, evenals consumentenvoorkeuren, en daarmee kunnen ook de daaraan verbonden afspraken veranderen. Bijzondere werkdagen of werktijden en welke specifieke aanvullende beloningen daarbij passen worden bepaald in collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) door cao-partijen (werkgevers en vakbonden). De overheid is daarbij geen partij. Op grond van de Arbeidstijdenwet heeft arbeid op zondag een bijzondere positie. Arbeid op zondag is alleen toegestaan als dat voortvloeit uit de aard van de arbeid of als de bedrijfsomstandigheden daartoe nopen en er toestemming is van zowel de Ondernemingsraad en/of de personeelsvertegenwoordiging als van de individuele werknemer. In artikel 670 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is expliciet geregeld dat weigering om op zondag te werken, niet mag leiden tot ontslag.
Is het wettelijk toegestaan om gekochte goederen op zondag af te leveren of te laten leveren bij particulieren en hoe verhoudt zich dit tot onder meer artikel 6 van de Zondagswet?
Op grond van artikel 6 van de Zondagswet is het verboden om op zondag door arbeid in beroep of bedrijf zonder genoegzame reden de openbare rust te verstoren. PostNL start, in samenwerking met webwinkel Coolblue, vanaf 31 augustus 2014 met een proef waarbij consumenten kunnen aangeven dat zij hun pakket op zondag willen ontvangen. Of er dan sprake is van verstoring van de zondagsrust in de zin van voornoemde bepaling zal in een voorkomend geval door de rechter moeten worden bepaald. In de Winkeltijdenwet zijn eisen gesteld aan de openingstijden van winkels waar koop en verkoop van goederen plaatsvindt en aan de tijden waarop in de uitoefening van een bedrijf goederen worden aangeboden of verkocht aan en in rechtstreekse aanraking met particulieren. Pakketbezorging is een vorm van dienstverlening en valt buiten de toepassing van de Winkeltijdenwet.
Hoe verhoudt het voornemen van PostNL zich tot de Winkeltijdenwet, op grond waarvan het in principe verboden is om op zondag in een winkel of op een andere wijze goederen te koop aan te bieden of te verkopen aan particulieren?
Zie antwoord vraag 3.
Indien er op dit moment onvoldoende wettelijke regels zijn om dit te voorkomen, bent u dan bereid om de wettelijke maatregelen voor te stellen die nodig zijn om het karakter van de zondag als collectieve dag van rust te beschermen?
Nee, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 kunnen leef- en arbeidspatronen wijzigen, evenals consumentenvoorkeuren. PostNL denkt dat pakketbezorging op zondag een goede optie kan zijn voor mensen die doordeweeks vaak niet thuis zijn. Ik vind het goed dat consumenten deze optie krijgen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat niet iedereen behoefte heeft aan deze optie.
Wat betekent dit voornemen van PostNL voor de werknemers en onderaannemers die voor dit bedrijf werken?
Op grond van de Postwet 2009 is PostNL verplicht om op maandag rouw- en medische post te bezorgen. Voor een goede uitvoering van deze verplichting is het voor PostNL noodzakelijk om deze poststromen op zondag te collecteren. De voorgenomen pakketbezorging op zondag zal vooralsnog nagenoeg uitsluitend worden verzorgd door de personen die momenteel de rouw- en medische post op zondag collecteren. Voor ZZP’ers heeft het al dan niet werken op zondag geen contractuele gevolgen; ZZP’ers bepalen zelf of zij op zondag willen werken of niet. Voor medewerkers in dienst van PostNL zijn over het werken op zondag afspraken vastgelegd in een cao. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 heeft arbeid op zondag daarbij een bijzondere positie (op grond van de Arbeidstijdenwet) en is in het Burgerlijk Wetboek expliciet geregeld dat weigering om op zondag te werken niet mag leiden tot ontslag.
Welke wettelijke of andere mogelijkheden hebben zij om te weigeren op zondag voor dit bedrijf te werken, zonder dat dit voor hen arbeidsrechtelijke of contractuele gevolgen heeft?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe wordt voorkomen dat werknemers of onderaannemers die niet op zondag willen werken gedupeerd worden, doordat zij niet in dienst genomen worden of er met hen geen contract afgesloten wordt?
Zie antwoord vraag 6.
Indien er geen wettelijke mogelijkheden zijn om het bezorgen van pakketten op zondag tegen te gaan, hoe wordt dan gegarandeerd dat dit voornemen niet ten koste gaat van de gemeentelijke autonome bevoegdheid om de winkeltijden op zondag in hun gemeente vast te stellen?
Op basis van de Winkeltijdenwet zijn gemeenten bevoegd om in hun gemeente regels te stellen over de openingstijden van winkels op zondag. Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 3 en 4 is de Winkeltijdenwet niet van toepassing op pakketbezorging, omdat pakketbezorging een vorm van dienstverlening betreft. Er zijn geen algemene regels gesteld over de mogelijkheid tot dienstverlening op zondag. In beginsel kan een gemeente in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) regels stellen met betrekking tot (onder meer) verstoring van de openbare orde of veiligheid. Of daarvan sprake is, is afhankelijk van de specifieke omstandigheden en is ter beoordeling aan de desbetreffende gemeente. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat een activiteit als pakketbezorging op zondag een zodanige uitstraling heeft in het publieke domein dat dit het stellen van regels bij APV rechtvaardigt. Het is echter aan de rechter om dat in een voorkomend geval te beoordelen.
Welke mogelijkheden hebben gemeenten dan om bezorging op zondag via de algemene plaatselijke verordening, de winkeltijdenverordening of op andere wijze tegen te gaan, omdat zij grote waarde hechten aan het behoud van de zondag als collectieve dag van rust?
Zie antwoord vraag 9.
Welke garanties zijn er dat mensen, die via webwinkels goederen bestellen en die niet willen dat deze goederen bij hen op zondag afgeleverd worden, kunnen aangeven dat zij bezorging op een andere dag willen laten plaatsvinden?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 vind ik het goed dat consumenten, indien zij daar behoefte aan hebben, de optie krijgen om op zondag pakketten in ontvangst te nemen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat niet iedereen behoefte heeft aan deze optie. Bij de betreffende proef van PostNL moet een consument bij het bestellen van een product zelf actief aangeven dat hij of zij het product op zondag wil ontvangen. PostNL heeft aangegeven dat, indien een consument die gebruik maakt van deze optie niet thuis is op zondag, het pakket niet bij de buren zal worden bezorgd. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 heeft arbeid op zondag op grond van de Arbeidstijdenwet een bijzondere positie en is in het Burgerlijk Wetboek expliciet geregeld dat weigering om op zondag te werken niet mag leiden tot ontslag.
Bent u bereid in gesprek te gaan met PostNL om te voorkomen dat dit voornemen wordt uitgevoerd danwel dat er goede garanties zijn dat niemand gedwongen kan worden op zondag goederen te bezorgen of in ontvangst te nemen?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid deze vragen uiterlijk 20 augustus 2014 te beantwoorden?
Ja.
De berichten ‘Nederlandse Marokkanen nu ook in Marokko berecht’ en ‘Luxe auto’s en appartementen: daar gaat het geld naartoe’ |
|
Lilian Helder (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Nederlandse Marokkanen nu ook in Marokko berecht» en «Luxe auto’s en appartementen: daar gaat het geld naartoe»?1
Ja.
Hoeveel personen met een dubbel (Nederlands en Marokkaans) paspoort zitten in Nederland en Marokko vast op verdenking van (zware) misdrijven? Hoeveel daarvan ontvangen een uitkering van de Nederlandse staat, ondanks het feit dat een uitkering behoort te worden ingetrokken bij het uitzitten van een gevangenisstraf?
De Dienst Justitiële Inrichtingen heeft mij bericht dat eind juli 2014 ruim 150 personen, waarvan geregistreerd is dat zij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit bezitten, in Nederland gedetineerd waren vanwege (zware) misdrijven. Verder waren eind juli 2014 minstens ruim 150 personen met zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit gedetineerd in Marokko vanwege (zware) misdrijven. Dit zijn personen die bij het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend zijn omdat zij consulaire bijstand hebben gevraagd. Het totaal aantal in Marokko gedetineerden met zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit kan dus groter zijn.
Indien een persoon in detentie verblijft en een uitkering van de Nederlandse staat ontvangt, wordt deze uitkering beëindigd. Met betrekking tot personen van wie bekend is dat zij of in Nederland of in het buitenland in detentie verblijven vindt gegevensuitwisseling plaats tussen de Dienst Justitiële Inrichtingen, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Sociale Verzekeringsbank, UWV en gemeenten. Op basis van deze gegevensuitwisseling beëindigen de uitvoeringsorganen bij samenloop tussen detentie en het ontvangen van een uitkering in voorkomende gevallen de uitkering. Voor het beëindigen van de uitkering zijn gegevens over de nationaliteit of plaats van detentie niet van belang en deze maken dan ook geen deel uit van de eerder genoemde gegevensuitwisseling.
Deelt u de mening dat het in het artikel genoemde aantal van honderden schrikbarend is? Passen deze aantallen in het beeld van de culturele verrijking die de islamitische massa-immigratie ons land volgens overheidsrapporten heeft gebracht? Zo nee, waarom niet?
Het arrondissementsparket Amsterdam heeft op de dag van het verschijnen van het in vraag 1 aangehaalde bericht via een persbericht2 laten weten dat het onjuist is dat honderden Nederlands-Marokkaanse jongeren betrokken zouden zijn geweest bij liquidaties. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de schriftelijke vragen van de leden Van Klaveren en Bontes van uw Kamer (kenmerk 2014Z13817, ingezonden 1 augustus 2014).
Bent u bereid criminelen met een dubbel paspoort, in Nederland of in het buitenland berecht, financieel kaal te plukken, te denaturaliseren en ervoor te zorgen dat ze de toegang tot Nederland voortaan wordt ontzegd? Zo nee, waarom niet?
Als in Nederlandse strafzaken de mogelijkheden tot het afpakken van criminele winsten benut kunnen worden, zal dat gebeuren. Ook de Marokkaanse wetgeving kent de mogelijkheid van het afpakken van criminele winsten in strafprocedures. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 6.
Bent u bereid de samenwerking met Marokko meteen te gebruiken voor intensieve controles op bezit van vastgoed van uitkeringstrekkers? Zo nee, waarom niet?
Controles op het bezit van vastgoed in Marokko zijn reeds mogelijk in het kader van de controle op de rechtmatigheid van in Nederland verstrekte bijstandsuitkeringen. Deze controles vinden plaats op grond van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko en het daarbij behorende Administratief Akkoord. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uw Kamer op 3 juni jl.3 geïnformeerd over de actuele stand van zaken met betrekking tot controles in Marokko.
Deelt u de mening dat het goed voor Nederland zou zijn als hier minder Marokkanen zouden wonen, door vrijwillige remigratie te stimuleren, Nederlandse paspoorten van veroordeelde criminelen af te pakken, hen verplicht uit te zetten en pas uitkeringen toe te staan als er een arbeidsverleden van minimaal tien jaar in Nederland is? Zo nee, waarom niet?
Het kabinetsbeleid is erop gericht mensen in de Nederlandse samenleving te laten integreren en participeren, niet om teweeg te brengen dat mensen die hier rechtmatig verblijven terugkeren naar het land van herkomst of vertrekken naar het land van herkomst van hun voorouders.
Als sprake is van het begaan van een strafbaar feit is het aan de rechter om te beoordelen welke straf passend is. Het in vraag 1 aangehaalde bericht gaat over liquidaties, overvallen en drugsdelicten. De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor dergelijke commune misdrijven is niet mogelijk. Verder laat het gelijkheidsbeginsel uit artikel 1 van de Grondwet niet toe dat bij uitkeringen een onderscheid wordt gemaakt op basis van het arbeidsverleden.
Het bericht dat er nauwelijks verkeer is voor de dure snelweg naar Almere |
|
Sander de Rouwe (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat er nauwelijks verkeer is voor de dure snelweg naar Almere?1
Ja.
Kunt u aangeven waarom de bijgestelde prognoses geen aanleiding geven om de plannen tot wegverbreding bij te stellen, zowel ten aanzien van het traject van de A1, A6 als de A9?
Het besluit om de A1, de A6 en de A9 te verbreden is een weloverwogen besluit geweest, op basis van de best beschikbare informatie destijds en na veelvuldig overleg met de regio en uw Kamer. De regio Amsterdam is van groot economisch belang voor Nederland, met de een belangrijke logistieke functie (haven, Schiphol) en zakelijke dienstverlening voor een groot aantal topsectoren (waaronder de Creatieve Industrie en Life Sciences and Health). Verbetering van de bereikbaarheid is daarvoor essentieel. De meest actuele prognoses, waarin de vertraging in de groei door de crisis is meegenomen, laten een stijging zien van het aantal motorvoertuigen tot 130.400 per etmaal. In 2013 reden er 59.000 motorvoertuigen per etmaal over de A9 Gaasperdammerweg. Er is dus sprake van een forse, structurele toename (meer dan een verdubbeling) van het verkeer, dat in de toekomst (2020–2030) van de A9 Gaasperdammerweg gebruik gaat maken. De verbreding van de A9 blijft daarom noodzakelijk.
Dit jaar is in de verkeersmodellen het basisjaar aangepast van 2004 naar 2010. Hierdoor is de vertraging in de groei tijdens de crisis in de modellen meegenomen. Dat betekent dat de tragere ontwikkeling in de groei verwerkt is in de meest actuele prognose voor 2030. Voor meer informatie hierover verwijs ik naar het rapport van het PBL:
Kijkend naar de lange termijn (2040) laten de woningbehoefte prognoses voor Almere nog steeds de verwachte groei zien. Dit sluit ook aan bij de resultaten van het onderzoek naar de «Houdbaarheid Woningbehoefte prognoses Noordvleugel» (Kamerstuk 31 089, nr. 88) dat mede naar aanleiding van de motie De Rouwe (Kamerstuk 31 089, nr. 80) is uitgevoerd.
De groei van het verkeer hangt af van verschillende factoren, waaronder de groeicijfers van Almere. Maar andere factoren, zoals de economische groei en de keuzes in mobiliteit, zijn mede bepalend. Het tempo van de economische ontwikkeling bepaalt voor een groot deel de groei van meerdere sectoren, waaronder de bouw, de woningmarkt en in de ontwikkeling van arbeidsplaatsen op verschillende locaties. Die ontwikkelingen hebben weer consequenties voor verkeer en vervoer.
Wat is de stand van zaken van planningen en prognoses van overige wegverbredingen? Kunt u daar een overzicht van geven?
Een overzicht van de projecten en hun planningen treft u aan in de voortgangsrapportages van de Tracéwetplichtige projecten, die periodiek aan de Kamer worden verstuurd. De laatste is 24 april jl. aan de Kamer verstuurd en betrof de periode juli-december 2013. De volgende rapportage zal in het MIRT projectenboek, als bijlage bij de begroting voor 2015, worden opgenomen.
Verslechterde arbeidsvoorwaarden na de overname van Estro |
|
Keklik Yücel (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de signalen over verslechterde arbeidsvoorwaarden na overname van kinderdagverblijf Estro door Smallsteps?1
Naar aanleiding van de signalen over verslechterde arbeidsvoorwaarden heeft mijn departement contact opgenomen met Smallsteps en de curator. Smallsteps en de curator hebben aangegeven dat met het faillissement alle medewerkers van Estro door de curator ontslagen zijn (vlg. artikel 40 van de Faillissementswet). Vervolgens hebben – volgens opgave van Smallsteps – zo’n 2.600 medewerkers een nieuwe arbeidsovereenkomst ontvangen. Smallsteps geeft aan dat de arbeidsvoorwaarden voor deze medewerkers ongewijzigd zijn gebleven. Hun brutoloon, inschaling, periodiektoekenning en arbeidsuren zijn niet veranderd.
Wat klopt er van berichten dat oudere vaste krachten worden ontslagen en jonge flexkrachten hen vervangen?
Volgens Smallsteps is het niet zo dat oudere vaste krachten systematisch worden ontslagen en worden vervangen door jonge flexkrachten. Zij stelt dat per locatie naar het totale team gekeken is, waarbij gekozen is voor een evenwichtige leeftijdsopbouw. Smallsteps geeft daarbij aan dat de leeftijdsopbouw en aantal dienstjaren van medewerkers binnen Smallsteps uiteindelijk niet erg verschilt van de leeftijdsopbouw en dienstjaren van medewerkers binnen Estro.
Zoals bekend, is de vakbeweging echter ontevreden over deze uitleg van Smallsteps en is dit mede aanleiding voor het voornemen om de rechter te vragen om een oordeel.
Welke (arbeids)rechten hebben de werknemers die door Smallsteps of een andere organisatie worden overgenomen? Is het bijvoorbeeld geoorloofd om hen te laten solliciteren op hun eigen functie, hen minder uren aan te bieden dan het huidige contract of hen een tijdelijk contract aan te bieden, terwijl er nu nog sprake is van een vast contract?
Als gevolg van het faillissement van Estro zijn alle medewerkers door de curator ontslagen. Bij een doorstart na faillissement mag een overnemende partij in principe vervolgens een contract aanbieden met andere arbeidsvoorwaarden, zolang die passen binnen de wettelijke eisen en de cao kinderopvang. Wel heeft de Hoge Raad bepaald dat als de nieuwe werkgever gezien moet worden als «opvolgend werkgever» in de zin van de wet, het arbeidsverleden van de overgenomen werknemers moet worden gerespecteerd.2 De Hoge Raad heeft bepaald dat er sprake is van opvolgend werkgeverschap in de zin van artikel 7:668a lid 2 BW, indien:
De ketenbepaling loopt dan dus door; voorafgaande (vaste en tijdelijke) arbeidsovereenkomsten bij de gefailleerde werkgever tellen mee in de keten van arbeidsovereenkomsten. Als de werknemer vervolgens langer dan 36 maanden in dienst is, is het contract bij de nieuwe werkgever een vast contract. Daarnaast kan geen nieuwe proeftijd worden overeengekomen als de werknemer geen wezenlijk andere functie gaat uitoefenen dan tijdens het dienstverband met de gefailleerde werkgever. Een groot deel van de vestigingen is overgenomen door Smallsteps. Medewerkers van Smallsteps hebben dezelfde arbeidsovereenkomst aangeboden gekregen als die ze bij Estro hadden.
In hoeverre is er sprake van een overgang van onderneming van Estro naar Smallsteps, en in hoeverre moet Smallsteps dus als nieuwe eigenaar de arbeidsvoorwaarden en alle opgebouwde rechten van de werknemers direct overnemen?
In de wet (artikel 7:666 BW) en de richtlijn over behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen (Richtlijn 2001/23/EG) is bepaald dat de regels over overgang van onderneming niet gelden voor een overname van een onderneming na de faillietverklaring van de verkoper. Uit de media blijkt dat de FNV heeft aangekondigd een procedure te starten tegen Smallsteps, de koper van een belangrijk deel van Estro. De FNV is van mening dat de overname van Estro wel onder het bereik van de regels over overgang van onderneming valt. Naar ik begrijp, komt FNV tot die mening omdat de overname van Estro naar haar oordeel reeds voor de faillietverklaring tot stand is gebracht. FNV vindt daarom dat Smallsteps als nieuwe werkgever verplicht is alle werknemers over te nemen. Een oordeel over deze specifieke situatie is voorbehouden aan de rechter mocht deze daarom inderdaad door de FNV worden gevraagd.
Is er al meer bekend over de situatie van de 130 vestigingen en duizend daarbij betrokken werknemers die niet door Smallsteps worden overgenomen? Wanneer verwacht u de uitkomsten van het onderzoek naar het faillissement?
Zoals bekend is vanuit het faillissement ongeveer twee derde van de vestigingen overgenomen door Smallsteps. Naast deze overname zijn er nog meer – kleinere – overnames gerealiseerd door de curator. Na de overname door Smallsteps heeft de curator een lijst gekregen met 138 vestigingen. Van deze 138 vestigingen was er een aantal waar al geen opvang meer plaatsvond. Uiteindelijk zijn er van de vestigingen die te koop zijn aangeboden 30 vestigingen niet overgenomen.
De curator heeft aangegeven onderzoek te verrichten naar onder meer de oorzaken van het faillissement en de gang van zaken binnen Estro in de periode voorafgaande aan het faillissement. De omvang van dit onderzoek hangt samen met hetgeen feitelijk bij Estro heeft plaatsgevonden. Daaromtrent heeft de curator zich nog geen oordeel kunnen vormen en om die reden is op dit moment niet te zeggen wanneer het onderzoek gereed zal zijn.
Teveel uitgekeerde kinderopvangtoeslag |
|
Tjitske Siderius (SP), Bram van Ojik (GL) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Op welke wijze kunnen ouders, van wie de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag terugvordert enkel vanwege het ontbreken van de adresgegevens van een kind in een contract of vanwege een andere administratieve fout, alsnog deze onterechte vordering ongedaan maken?1
De Belastingdienst/Toeslagen vordert geen kinderopvangtoeslag terug enkel vanwege het ontbreken van het adresgegeven van een kind in een contract. Bij het vaststellen van het recht op kinderopvangtoeslag gaat het om de vraag of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Iedereen die (een voorschot) kinderopvangtoeslag aanvraagt, moet namelijk aan de wettelijke voorwaarden uit de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) en de Wet kinderopvang voldoen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de voorwaarde dat duidelijk is voor hoeveel uur en tegen welke prijs kinderopvang is afgenomen, dat een eigen bijdrage is betaald en dat de aanvrager en de toeslagpartner gewerkt hebben. Indien aan één van de voorwaarden niet is voldaan, bestaat geen recht op kinderopvangtoeslag. Als er twijfel is over de juistheid van de verstrekte gegevens, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de gegevens aan te vullen of de juistheid te staven met aanvullende verklaringen of documenten (bijvoorbeeld: een contract met een kinderopvanginstelling) zodat vastgesteld kan worden dat er inderdaad recht bestaat op kinderopvangtoeslag. Als de ouder kan aantonen dat er toch recht bestaat op (meer) kinderopvangtoeslag zal de eerder verstrekte terugvordering worden herzien.
De Belastingdienst/Toeslagen houdt toezicht op de naleving van de wettelijke voorwaarden en bestrijdt misbruik en oneigenlijk gebruik.
Bij hoeveel van de 164.000 situaties (36%) waarbij de kinderopvangtoeslag geheel of gedeeltelijk werd teruggevorderd in 2011 was er sprake van een «administratieve fout»?2
De Belastingdienst/Toeslagen houdt toezicht op de naleving van de wettelijke voorwaarden en bestrijdt misbruik en oneigenlijk gebruik. Er wordt alleen toeslag teruggevorderd als niet voldaan is aan wettelijke voorwaarden. Zoals hiervoor is beschreven vordert Belastingdienst/Toeslagen geen kinderopvangtoeslag terug enkel vanwege het ontbreken van een adresgegeven van een kind in een contract.
Ziet u mogelijkheden om de situatie zoals in eerdere vragen aan de orde gesteld en vergelijkbare casussen te laten onderzoeken door een onafhankelijke instantie? Zo nee, waarom niet?
Indien sprake is van een terugvordering door Belastingdienst/Toeslagen, bestaat voor de toeslaggerechtigde die het niet eens is met de terugvordering, de mogelijkheid om in bezwaar en beroep te gaan.
Indien een toeslaggerechtigde ontevreden is over de werkwijze of de handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen kan een klacht worden ingediend.
De Auditdienst Rijk (ADR) toetst of het toekennen van toeslagen rechtmatig plaatsvindt. Ik ben gezien de hiervoor genoemde waarborgen van mening dat aanvullend onderzoek niet nodig is.
Bent u bereid om de invordering van teveel ontvangen kinderopvangtoeslag in de beschreven situaties op te schorten tot in elk geval het Algemeen overleg op 24 september over de kinderopvang? Zo nee, waarom niet?
Door de belastingdienst/Toeslagen wordt vastgesteld of er recht bestaat op kinderopvangtoeslag. Als blijkt dat er geen recht bestaat (of minder) wordt de kinderopvangtoeslag teruggevorderd. Als een ouder een terugvordering onterecht vindt dan kan de ouder bezwaar maken. Als de ouder aantoont dat er toch recht bestaat op (meer) kinderopvangtoeslag wordt de eerder verstuurde terugvordering herzien. Met het tijdelijk opschorten van de terugvorderingen tot het Algemeen Overleg op 24 september stem ik niet mee in.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor het Algemeen overleg op 24 september over de kinderopvang?
Ja.
Ernstige wateroverlast op maandag 28 juli 2014 |
|
Eric Smaling |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u net als veel landgenoten doorweekt thuisgekomen op maandag 28 juli 2014?
Nee.
Hoe heeft de neerslagfrequentie, gemeten in dagen per jaar, zich de afgelopen 50 jaar ontwikkeld?
Op maandag 28 juli 2014 werd op het KNMI-station Deelen in één uur tijd (tussen 13 en 14 uur) 67 mm regen waargenomen. Dit is de op drie na hoogste uursom die ooit op een KNMI-station in Nederland is waargenomen. De zes hoogste waarden van de uursom zijn alle na 2000 gemeten. Het was een extreme meteorologische situatie.
Het KNMI heeft de afgelopen jaren op verschillende wijzen gerapporteerd over de toename van de frequentie en intensiteit van extreme neerslag. De gebeurtenissen van 28 juli jl. passen in dat beeld. Zo is in de afgelopen 50 jaar het aantal dagen per jaar met zware neerslag – dagen waarop er ergens in Nederland meer dan 50 mm neerslag is gemeten – toegenomen met meer dan 40%.
In mei jl. heeft het KNMI nieuwe klimaatscenario’s uitgebracht waaruit blijkt dat Nederland ook in de toekomst steeds vaker te maken zal krijgen met extreme regenbuien.
Wat is de geschatte hoogte van de schade als gevolg van de extreme neerslag op 28 juli? Springen sommige sectoren of objecten eruit?
De omvang van de schade van 28 juli jl. en de verdeling daarvan over sectoren of objecten is mij niet bekend. Een indicatie kan wel verkregen worden door de mededeling van het Verbond van Verzekeraars, dat op 29 juli jl. het schadebedrag aan particuliere woningen becijferde op 10 mln. euro, wat aanzienlijk meer is dan in eerdere wateroverlastsituaties het geval was. De schade voor overheden en bedrijven is nog niet bekend en wordt met name in de agrarische sector pas na enige tijd zichtbaar.
Is vast te stellen of in sommige (delen van) gemeenten de schade in relatieve zin mee- of tegenvalt doordat men voor dan wel achter loopt in het weersbestendig bouwen en weersbestendig ruimtelijk ordenen?
Dit is op dit moment nog moeilijk vast te stellen. In de loop van de komende jaren zal naar verwachting het inzicht in klimaatbestendigheid toenemen als gevolg van de uitvoering van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie, waarin alle betrokken partijen afspraken maken over hun toekomstig handelen. De deltabeslissingen worden op Prinsjesdag door het kabinet gepresenteerd. De uitvoering van de deltabeslissing is gekoppeld aan een monitoringssysteem op basis waarvan de feitelijke ontwikkelingen kunnen worden gevolgd en zo nodig het reeds beschikbare instrumentarium kan worden aangepast.
Heeft de wateroverlast van 28 juli inzichten opgeleverd, bijvoorbeeld op het gebied van wateropslag, die nog meegenomen kunnen worden in de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie?
Op zich niet, de wateroverlast van 28 juli jl. was weliswaar zeer fors, maar het fenomeen zelf is niet nieuw. Over de problematiek is al veel nagedacht en onderzocht, er zijn daarom heel veel mogelijke maatregelen bekend. De invoering van die maatregelen is afhankelijk van de mate van urgentie die voor het probleem wordt ervaren. De vele eerdere incidenten met wateroverlast hebben wel geleid tot een groot gevoel van urgentie bij alle bestuurlijke partners (Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen) die betrokken zijn bij het Deltaprogramma.
Hoe verhouden de kosten van de implementatie van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie zich tot de geleden schade op een dag als 28 juli en op soortgelijke dagen die te verwachten zijn, gelet op het huidige weerpatroon?
Het uitgangspunt bij het denken over ruimtelijke adaptatie is dat de aanpassing aan de klimaatverandering heel goed en bij voorkeur kan en moet meekoppelen met investeringen en onderhouds- en beheeractiviteiten die voortdurend plaatsvinden in de ruimtelijke inrichting. De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie zal ook op dit gedachtegoed gebaseerd zijn.
Er kan geen relatie gelegd worden met de schade van een specifieke dag, wel kan gesteld worden dat de te vermijden schade zeer aanzienlijk is en dat deze de met de ingrepen gemoeide kosten zeker te boven zullen gaan. De te vermijden schades in de periode tot 2050 lopen in de miljarden euro’s, zo wijst onderzoek van Deltares uit 2012 uit.
Welke maatregelen, zoals het verhogen van de verhouding groen/betegeld oppervlak of het verbieden van ruimtelijke ontwikkelingen die de schade als gevolg van hoge wateraanvoer, het verlagen van opslagcapaciteit en het vertragen van waterafvoer in de hand werken, zijn nu en in de toekomst onder het regime van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie en later eventueel de Omgevingswet afdwingbaar? Voorziet de Watertoets hier nu en onder de genoemde nieuwe regimes nog in? Zo nee, op welk wettelijk en bestuurlijk niveau dient dat dan volgens u te worden geregeld?
De kracht van het Deltaprogramma is dat het een interbestuurlijke samenwerking is waarbinnen de partners (Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen) ieder hun eigen verantwoordelijkheid nemen op basis van de afspraken die met de deltabeslissingen in september gepresenteerd worden. Het uitvoeren van deze afspraken wordt gefaciliteerd met diverse instrumenten, waaronder de watertoets. Afdwingbaarheid van maatregelen staat daarbij niet voorop, ook de watertoets als procesvereiste voorziet daar niet in. De gezamenlijke partners zullen in de komende jaren (2014 – 2017) de uitvoering van de deltabeslissing monitoren en op basis daarvan eventueel besluiten tot bijsturing.
De groei van het anti-homogeweld |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Meer geweld tegen homo's in Amsterdam»?1
Ja.
Hoe duidt u de enorme stijging van het aantal geweldsincidenten specifiek gericht tegen homo's?
Het bewuste mediabericht spreekt over een lichte toename van geweld tegen homo’s, van 176 geregistreerde incidenten in 2012 naar 189 in 2013. Deze gegevens zijn ontleend aan informatie van de politie-eenheid Amsterdam. Dit doet overigens niets af aan de ernst van de feiten. Het kabinet neemt dit probleem zeer serieus. Ik verwijs ook naar het antwoord op vragen 4 en 5.
Deelt u de analyse dat er, gezien de enorme aantallen, allang geen sprake meer is van incidenten maar van een groot structureel probleem? Zo nee, wanneer spreekt u bij dit probleem wel van een structureel probleem?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u inmiddels dat niet-westerse allochtonen in Amsterdam relatief gezien veel vaker verdachte zijn van anti-homogeweld dan autochtonen? Zo ja, wat doet u met dat gegeven?
De Nationale politie registreert niet op de etnische achtergrond van verdachten of daders. Geweld tegen lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders is altijd onaanvaardbaar ongeacht wie de verdachte of dader is.
Wanneer trekt u de conclusie dat het beleid van praatprojectjes en knuffelinitiatieven tegen homogeweld hebben gefaald en dat het tijd is voor repressie in de vorm van lik-op-stuk-beleid, snelrecht en veel zwaardere straffen?
Geweld tegen lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders is ernstig en onacceptabel. Dit kabinet staat voor een aanpak die enerzijds is gericht op preventie van dit geweld, door uit te dragen dat «anders zijn» dient te worden geaccepteerd en gerespecteerd in onze samenleving, en anderzijds op een repressieve aanpak van geweldsdelicten die gericht zijn tegen lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders. De aanpak van homofoob geweld is opgenomen in de prioriteiten van de Veiligheidsagenda 2015–2018.
Het bericht Christenen in Irak vluchten voor ISIS |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Christenen in Irak vluchten voor ISIS», waaruit blijkt dat christenen uit Mosul in Irak verdreven worden door ISIS?1
Ja.
Deelt u de mening dat in Mosul en in ander door ISIS gecontroleerd gebied christenen specifiek doelwit zijn van ISIS omdat ze beschouwd worden als ongelovigen en zich daardoor moeten bekeren, extra belasting moeten betalen of het gebied moeten ontvluchten?
ISIS is een Jihadi Salafi organisatie, die een zeer strenge vorm van de islam nastreeft. Na het uitroepen van het kalifaat door ISIS op 30 juni jl., en de omdoping van de organisatie tot de Islamitische Staat (IS), poogt zij een in haar ogen zuivere islamitische staat te vestigen. Dit resulteert onder andere in het uitbannen van eenieder die zich niet aan de regels van IS conformeert. Religieuze minderheden, waaronder christenen, hebben hier sterk onder te lijden.
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de Franse regering om christenen uit Mosul op te nemen in Frankrijk als vluchtelingen?2
Ja. Naar ik heb begrepen, kent het Franse stelsel de voorziening van het aanvragen van een visum op asielgronden op de consulaire post. Criteria die bij de beoordeling worden betrokken zijn zware bedreiging voor minderheden wegens hun godsdienstige overtuiging en banden met Frankrijk. Bij een positief besluit wordt een inreisvisum voor Frankrijk verleend. Vervolgens kan de vreemdeling een asielverzoek indienen in Frankrijk. De mogelijkheid van het vragen van een visum op asielgronden op de consulaire post is, naar ik heb begrepen, niet beperkt tot Irak. Wel zijn op de twee Franse posten in Irak personele versterkingen gedaan, opdat meer dossiers kunnen worden behandeld.
Kunt u nagaan of andere landen hiertoe ook zijn overgegaan?
Op korte termijn wordt door de Minister van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht Irak uitgebracht. Op basis van de informatie in dat ambtsbericht, zal ik nagaan of het landgebonden asielbeleid inzake Irak aanpassing behoeft. Zoals uw Kamer bekend, wordt voor een dergelijke beleidsbeslissing het landgebonden asielbeleid inzake Irak in de ons omringende landen opgevraagd en betrokken.
Indien uit die bevraging blijkt dat die landen recent aanvullende beleidsmaatregelen hebben getroffen zal ik uw Kamer daar over informeren. Overigens kent Nederland sinds 2003 (kamerbrief 19 637, no. 719) in beginsel geen beleid van «asiel op de post» meer. Buiten het nareisbeleid, is de enige manier waarop Nederland vluchtelingen faciliteert in de overkomst naar Nederland, via het hervestigingsbeleid, op voordracht van UNHCR. Het kabinet wil hier ook aan vast houden, omdat UNHCR bij uitstek de organisatie is die in staat is te beoordelen welke vluchtelingen deze oplossing het hardst nodig hebben.
Bent u bereid dit voorbeeld van Frankrijk te volgen en eveneens christenen uit Mosul op te nemen en onder het quotum te laten vallen van uitgenodigde vluchtelingen via de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties of het quotum voor dit jaar hiervoor uit te breiden?
Door de opmars van ISIS zijn niet alleen christenen gevlucht uit Noord-Irak, maar ook andere Iraakse minderheden zoals Yaziden. De humanitaire situatie in Noord-Irak is schrijnend. De droppings met voedsel en water door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, maar ook door de Iraakse en Koerdische autoriteiten, in samenwerking met VN-organisaties en Turkije, zijn een zeer welkome stap ter verlichting van de meest dringende noden. Ook de inzet van het kabinet is daarop gericht. Daarom heeft het kabinet besloten een extra bijdrage van 6,4 miljoen Euro aan het Internationale Rode Kruis te geven voor noodhulp in Irak, alsmede 1,5 miljoen Euro voor twee ontmijningsactiviteiten. Tevens is een Defensie-toestel met humanitaire hulpgoederen naar Erbil gevlogen. Het kabinet komt hiermee tevens tegemoet aan een verzoek om extra humanitaire hulp vanuit de Koerdische regionale autoriteiten.
Het kabinet is niet voornemens om een specifieke minderheidsgroep uit Irak aan te duiden die voor hervestiging in Nederland in aanmerking kan komen, maar richt zijn inspanningen in de eerste plaats op het verlichten van de humanitaire noden van alle minderheden in Noord-Irak. De precieze invulling van het quotum voor 2015 is nog niet vastgesteld. Leidend daarin is wie UNHCR als prioriteit voordraagt. UNHCR is immers het beste in staat om te bepalen welke individuen en/of groepen het beste in aanmerking komen voor hervestiging.
Bent u bereid deze vragen met spoed te beantwoorden gezien de schrijnende en bedreigende situatie van christenen in ISIS-gecontroleerd gebied in Irak?
Ik heb getracht uw vragen zo snel mogelijk te beantwoorden. Er is toch enige tijd mee gemoeid geweest, omdat ik informatie van de Franse overheid wilde betrekken bij mijn beantwoording.
De onrust die is ontstaan in Zeeland rondom de plannen van het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis (ADRZ) |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de plannen van het ADRZ om de zorg te concentreren op de locatie in Goes en op Walcheren nog slechts poliklinische zorg aan te bieden? Zo ja, kunt u aangeven wat de status van deze plannen is?
Ja. In het verleden heeft ADRZ regelmatig gecommuniceerd over de verdeling van de medisch specialistische zorg in midden en noord Zeeland. De acute en complexe medisch specialistische klinische zorg is in maart 2011 geconcentreerd in Goes en de planbare laag complexe klinische zorg in Vlissingen. Op alle locaties van ADRZ vinden poliklinische spreekuren en diagnostiek plaats. Diverse ontwikkelingen zoals verdergaande medische technologie, verkorting van verpleegduur en substitutie van laag complexe medisch specialistische zorg naar de eerste lijn zal er toe leiden dat de verdeling van medisch specialistische zorg over locaties periodiek geëvalueerd en aangepast wordt. Naar ik begrepen heb wil ADRZ nog steeds poliklinische spreekuren, diagnostiek en OK-verrichtingen op Walcheren blijven aanbieden. Het ADRZ heeft becijferd dat 85 á 90% van de medisch specialistische zorgvragen van de Walcherse bevolking in de ziekenhuisvoorziening op Walcheren (thans Vlissingen) behandeld kan worden.
Heeft u inzage in het rapport van onderzoeksbureau CEAN waarin de plannen van het ADRZ getoetst en nader onderbouwd worden? Bent u bereid dat rapport openbaar te maken? Kunt u uw antwoorden nader toelichten?
Ik heb geen inzage gehad in het rapport van het onderzoeksbureau CEAN. Het ADRZ heeft bij mij aangegeven op basis van dit rapport haar benodigde capaciteiten (aantal OK’s, aantal bedden en aantal polikliniekruimtes) en de verdeling hiervan over de locaties te bepalen. Dit heeft tot gevolg dat de omvang van de toekomstige klinische voorziening op Walcheren waarschijnlijk kleiner zal worden. Over welke ingrepen in de nieuwe klinische voorziening op Walcheren gaan plaatsvinden zijn nog geen besluiten genomen.
Heeft u inzage in de toekomstvisie die zorgverzekeraar CZ heeft opgesteld voor de Zeeuwse ziekenhuiszorg? Indien ja, bent u bereid die openbaar te maken? Indien nee, bent u bereid die alsnog op te vragen en te delen met de Kamer? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De toekomstvisie van zorgverzekeraar CZ is vervat in de Regiovisie Westelijk Noord Brabant & Zeeland. Deze Regiovisie wordt besproken met alle relevante partijen in de regio. Ik heb de Regiovisie van CZ niet en het is ook niet aan mij om die openbaar te maken.
Wat betreft de spoedzorg plannen heeft ZN in februari 2013 de gezamenlijke uitgangspunten bekend gemaakt. Op basis daarvan zijn vervolgens per regio
gesprekken gevoerd tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders. De uitgangspunten zijn dus transparant. De uitgangspunten van de zorgverzekeraars zijn ook te raadplegen op de website van ZN.
Zorgverzekeraars hebben een eigen verantwoordelijkheid voor hun individuele inkoopbeleid. Welke keuze de zorgverzekeraar uiteindelijk maakt is uiteraard aan de individuele zorgverzekeraar. Dat zolang er geen definitieve keuze is gemaakt, dit nog niet bekend is, acht ik onderdeel van het inkoopproces.
Acht u het wenselijk dat als de plannen doorgang vinden op Walcheren, met 115.000 inwoners en zomers ook veel toeristen, straks alleen nog een «maandag tot vrijdag»-ziekenhuis aanwezig is? Zo ja, hoe gaat u de veiligheid garanderen?
Volgens informatie verkregen van het ADRZ, heeft het ADRZ nog niet exact bepaald welke activiteiten het in de nieuwe ziekenhuisvoorziening op Walcheren gaat uitvoeren. Sinds maart 2011 is de locatie van ADRZ te Goes de locatie voor acute opvang van klinische patiënten en level 2 opvang van traumapatiënten. Tevens beschikt deze locatie over een IC op niveau 2. Het RIVM heeft berekend dat de locatie Goes binnen de wettelijke norm van 45 minuten gesitueerd is. Desalniettemin is op Walcheren een extra ambulance gestationeerd. Ik ben op grond hiervan van mening dat de acute zorg voor inwoners en bezoekers van Walcheren gegarandeerd is.
Kunt u aangeven wat de consequenties zijn voor het personeel dat op de huidige locaties in Middelburg en Vlissingen werkt? Zijn gedwongen ontslagen uitgesloten? Indien nee, hoe gaat u dit verlies in werkgelegenheid in de regio Walcheren opvangen?
Van de directie van het ADRZ heb ik vernomen dat zij een locatie te Middelburg in stand houden tot aan de opening van de nieuwe ziekenhuisvoorziening te Walcheren. In de huidige locatie te Vlissingen zal in de komende periode gewerkt gaan worden zoals in de nieuwe ziekenhuisvoorziening gewerkt zal gaan worden. Dit betekent dat een aantal voorzieningen van Vlissingen naar Goes verplaatst wordt. Ten gevolge van deze verplaatsing verwacht het ziekenhuis geen gedwongen ontslagen.
Bent u op de hoogte van de invloed van de zorgverzekeraar(s) op de plannen om het aantal locaties van het ADRZ terug te brengen en de capaciteit en openingstijden op Walcheren drastisch in te perken? Wat is daarover uw oordeel, mede in relatie tot de motie voor behoud van een klein volwaardig ziekenhuis op Walcheren? Wat gaat u ondernemen om het doel van deze motie te verwezenlijken?1
Zorgverzekeraars onderhandelen met het ADRZ over kwaliteit, volume en prijs. Het is aan het ADRZ hoe en waar zij de gecontracteerde zorg organiseert. Daarbij moet onder andere rekening gehouden worden met efficiency van de zorgverlening en bereikbaarheid voor acute klinische patiënten. Hierbij draagt het ADRZ de verantwoordelijkheid huisartsen en inwoners van Midden en Noord Zeeland goed te informeren.
Hoewel ik de motie voor een klein volwaardig ziekenhuis begrijp, is het aan de partijen te bepalen hoe klinische zorg, binnen de kaders van wet en regelgeving, georganiseerd wordt. Groot of klein is hierbij geen criterium, wel het voldoen aan de kwaliteitseisen en bereikbaarheidsnormen voor medisch specialistische zorgverlening.
Bent u ervan op de hoogte dat het ADRZ doorverwijst naar het Amphia Ziekenhuis in Breda in plaats van het veel nabijer gelegen ZorgSaam Ziekenhuis te Terneuzen? Wat is daarover uw oordeel, mede gelet op het feit dat de te behalen aantallen verrichtingen voor bepaalde behandelingen voor het laatstgenoemde ziekenhuis hierdoor mogelijk niet gehaald worden?
Door de medisch specialisten wordt per situatie bepaald waar de patiënt de beste zorg voor zijn/haar situatie kan ontvangen als blijkt dat ADRZ deze gespecialiseerde zorg niet kan of mag bieden. Dat betekent dat ADRZ met meerdere ziekenhuizen in de regio samenwerkingsrelaties heeft. Hierbij staat volgens het ziekenhuis altijd het belang van de patiënt en de kwaliteit van zorg voorop.
Ziekenhuis ZorgSaam dient, net als het ADRZ, te voldoen aan alle kwaliteitseisen voor goede medisch specialistische zorg. De Raad van Bestuur ADRZ is vrij, ter realisatie van de kwaliteitseisen, binnen de mededingingsregels samenwerkingsverbanden met omliggende ziekenhuizen aan te gaan.
Heeft u inzicht in hoeveel er wordt doorverwezen van de ADRZ-locatie Zierikzee naar nabijgelegen privéklinieken zoals de Victoriakliniek? Zo ja, kunt u de cijfers hiervan van de afgelopen vijf jaar aan de Kamer doen toekomen? Is het waar dat specialisten naar hun eigen privékliniek verwijzen? Is hier niet sprake van een soort gedwongen winkelnering door private belangen? Zo ja, vindt u dit wenselijk?
Dit inzicht heb ik niet.
Voor de volledigheid verwijs ik naar mijn beantwoording van Kamervragen (2011Z15479) over een vergelijkbaar thema. Ter aanvulling kan ik melden dat een aantal medisch specialisten van ADRZ eveneens werkzaam is bij de Victoriakliniek. De Victoriakliniek is 100% eigendom van Zeeland Care BV, en niet in eigendom van de medisch specialisten. Zeeland Care BV is een gezamenlijk initiatief van het ADRZ en een private investeerder. Zeeland Care BV is een zelfstandig behandelcentrum, en in bezit van een WTZi-vergunning.
Het bericht dat de beoogde Venezolaanse consul generaal voor Aruba, Hugo Carvajal, is vrijgelaten |
|
Wassila Hachchi (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Aruba ontsnapt aan Venezolaanse inval»?1
Ik heb van het bericht kennis genomen.
Klopt het dat de Arubaanse kustwacht zondag 27 juli jl. alarm heeft geslagen over vier Venezolaanse oorlogsschepen die de kust naderden en dat er dreigementen zijn geuit vanuit Venezuela?2
De Kustwacht in het Caribisch Gebied heeft zondag 27 juli jl. voor de kust van Curaçao en Aruba, buiten de territoriale wateren, Venezolaanse marineschepen gesignaleerd. De eenheden waren in transit van Maracaibo naar hun thuishaven Porte Cabello. Dit is een gangbare route. Er zijn geen militaire bedreigingen geuit.
Hoe beoordeelt u in dit verband de uitspraak van de Venezolaanse president Nicolas Maduro: «We hadden een plan klaarliggen dat de spanning in Latijns-Amerika zou laten escaleren» en «niets te schuwen» om Hugo Carvajal vrij te krijgen?3
Ik heb van deze uitspraak uit de media kennis genomen.
Is met het besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen een regionaal conflict voorkomen?
Op grond van internationaal recht (Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963) geniet de heer Carvajal Barrios immuniteit. De conclusie over de immuniteit van de heer Carvajal Barrios is uitsluitend hierop gebaseerd in het licht van de feitelijke omstandigheden en de daaruit voortvloeiende internationale rechten en verplichtingen.
Klopt het dat via artikel 11 van de Venezolaanse grondwet inzake het grondgebied van Venezuela een verwijzing naar de exclusieve economische zone is opgenomen waarop, onder het geldend internationaal recht, aanspraak kan worden gemaakt tot maximaal 200 zeemijlen uit de kust?4
Het Koninkrijk en Venezuela hebben de zeegrenzen vastgesteld in een verdrag (Grensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela van 31 maart 1978). Deze zeegrenzen vormen de grenzen van de territoriale zeeën, de continentale platten, de exclusieve economische zones of enige andere zeegebieden met inbegrip van de daaronder gelegen zeebodem en ondergrond die de partijen, in overeenstemming met het internationale recht, hebben ingesteld of zouden kunnen instellen. Deze regeling heeft voorrang op het nationaal recht van zowel het Koninkrijk als Venezuela.
In hoeverre vormt deze aanspraak een bedreiging voor de soevereiniteit van het Koninkrijk der Nederlanden, gezien het feit dat het grondgebied van zowel Aruba, Bonaire als Curaçao binnen die exclusieve economische zone vallen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke acties onderneemt u om de mogelijke dreiging vanuit Venezuela voor het Koninkrijk der Nederland het hoofd te bieden?
Er is geen aanleiding voor acties.
In hoeverre heeft de mogelijke dreiging vanuit Venezuela voor het Koninkrijk der Nederlanden een rol gespeeld bij het besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de reden dat u heeft besloten Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen? Heeft u bij dit besluit eerdere uitspraken van de rechter op Aruba meegewogen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt het besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen zich tot uw eerdere uitspraken dat een verzoek tot goedkeuring niet aan de orde is?5
In antwoord op de vragen van de leden De Roon en Helder (PVV) over de benoeming van de Venezolaanse Consul in Aruba (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1215) heb ik aangegeven dat op dat moment een verzoek van Venezuela om een nieuwe Venezolaanse consul-generaal op Aruba te plaatsen niet aan de orde was. Via de geëigende diplomatieke kanalen (ambassade van het Koninkrijk te Caracas of diplomatieke vertegenwoordiging te Den Haag) was geen verzoek ontvangen.
In dezelfde periode heeft de Directie Buitenlandse Betrekkingen van Aruba een nota ontvangen van Venezuela waarin de heer Carvajal Barrios wordt aangewezen als consul-generaal van de Bolivariaanse Republiek Venezuela op Aruba. Vanwege deze onvolkomenheid in de betrachte procedure is deze nota niet aangemerkt als een benoemingsbrevet of soortgelijke akte als bedoeld in artikel 11 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963. Na juridische duiding van de feitelijke situatie en de nota op 27 juli 2014 ben ik tot de conclusie gekomen dat Venezuela er, onder deze omstandigheden, op mocht vertrouwen dat de heer Carvajal Barrios voorlopig, in afwachting van de verlening of de weigering van het exequatur, tot de werkzaamheden van consul-generaal was toegelaten. Hij genoot derhalve de immuniteiten die voortvloeien uit de functie van consul-generaal.
In hoeverre is uw besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen afgestemd met de bevoegde instanties van de Verenigde Staten?
Het betreft een autonoom besluit van mij dat niet is afgestemd met de VS.
In hoeverre hebben economische belangen voor Nederland een rol gespeeld bij het besluit om Hugo Carvajal diplomatieke immuniteit te verlenen, gezien het feit dat diverse Nederlandse bedrijven in Venezuela actief zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat voor het verlenen van diplomatieke immuniteit op basis van artikel 13 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen het noodzakelijk is dat er een aanvraag ligt voor goedkeuring van een nieuwe consul-generaal en dat expliciet goedkeuring gegeven moet worden aan de nieuwe consul-generaal om, in afwachting van de verlening van de exequatur, over te gaan tot uitoefening van zijn werkzaamheden?
Op grond van artikel 13 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963 kan, in afwachting van de verlening (of weigering) van het exequatur, het hoofd van een consulaire post voorlopig tot de uitoefening van zijn werkzaamheden worden toegelaten. In dit geval zijn de bepalingen van dit verdrag van toepassing. In een nota van het consulaat-generaal van de Bolivariaanse Republiek Venezuela op Aruba aan de Directie Buitenlandse Betrekkingen van Aruba, aldaar ontvangen op 12 februari 2014, is de heer Carvajal Barrios aangewezen als consul-generaal van de Bolivariaanse Republiek Venezuela op Aruba. Deze nota is niet via de geëigende diplomatieke kanalen ontvangen. Vanwege deze onvolkomenheid in de betrachte procedure is deze nota niet aangemerkt als een benoemingsbrevet of soortgelijke akte als bedoeld in artikel 11 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963. Artikel 13 van het verdrag vereist echter niet dat er voor de voorlopige toelating van hoofden van consulaire posten expliciet goedkeuring dient te worden gegeven. Na juridische duiding van de feitelijke situatie en de nota op 27 juli 2014 ben ik tot de conclusie gekomen dat Venezuela er op mocht vertrouwen dat de heer Carvajal Barrios voorlopig, in afwachting van de verlening of de weigering van het exequatur, tot de werkzaamheden van consul-generaal was toegelaten. Hij genoot derhalve de immuniteiten die voortvloeien uit de functie van consul-generaal.
Kunt u precies aangeven wanneer de aanvraag is binnengekomen van Venezuela voor een nieuwe consul-generaal op Aruba en wanneer de aanvraag is goedgekeurd?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u toelichten waaruit blijkt dat Hugo Carvajal, in afwachting van de verlening van de exequatur, was toegelaten tot de uitoefening van zijn werkzaamheden? Is er schriftelijk bewijs van de toelating?
Zie antwoord vraag 13.
Op basis van welke informatie en met welke redenen heeft u Hugo Carvajal persona non grata verklaard?
Op grond van artikel 23 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963 mag het Koninkrijk te allen tijde de zendstaat ervan in kennis stellen dat een consulaire ambtenaar persona non grata is. In artikel 23, vierde lid, van het verdrag is bepaald dat het Koninkrijk niet verplicht is redenen te verschaffen voor het verklaren tot persona non grata. In dit geval zijn er ook geen redenen gegeven aan de zendstaat.
Klopt het dat met het tot persona non grata verklaren van Hugo Carvajal ook het verlenen van de exequatur is afgewezen? Zo ja, in hoeverre is artikel 13 dan van toepassing in deze kwestie?
Door het nemen van de beslissing om de heer Carvajal Barrios persona non grata te verklaren is duidelijk dat hij niet langer welkom is in het Koninkrijk en het Koninkrijk hem dus nimmer een exequatur zal verlenen. De heer Carvajal Barrios genoot op grond van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963 de immuniteit van een consul-generaal tot het moment dat hij het grondgebied van het Koninkrijk had verlaten.
De militaire dreiging door Venezuela om Aruba binnen te vallen |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Aruba ontsnapt aan inval»?1
Ja.
In hoeverre klopt het, in overeenstemming met de verklaring van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat er betrouwbare aanwijzingen bestaan dat er zeer sterke dreigementen door de Venezolaanse regering aan Aruba en Nederland zijn geuit?
Venezuela heeft geprotesteerd tegen de arrestatie en aangegeven dat er sprake was van inbreuk op internationaal recht.
Wat is de reden ervoor geweest dat u de socialistische spionnenchef Carvajal heeft vrijgelaten en houdt dit op enige wijze verband met de militaire dreiging door Venezuela?
De heer Carvajal Barrios is vrijgelaten omdat hij op grond van internationaal recht (Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963) immuniteit geniet. De conclusie over de immuniteit van de heer Carvajal Barrios is uitsluitend hierop gebaseerd in het licht van de feitelijke omstandigheden en de daaruit voortvloeiende internationale rechten en verplichtingen.
Zo nee, wat is dan de reden dat u vorige week, in opdracht van de Verenigde Staten, Carvajal nog inrekende en hem nu plotseling op vrije voeten hebt gesteld?
De heer Carvajal Barrios is in Aruba gearresteerd. Justitie is een autonome bevoegdheid van Aruba. Diplomatieke en consulaire relaties, inclusief immuniteit, zijn bevoegdheden van het Koninkrijk. Alleen de Minister van Buitenlandse Zaken is bevoegd daarover een beslissing te nemen.
Hoe duidt u de uitlatingen van de Venezolaanse president Nicoals Maduro dat hij een plan had klaarliggen dat de spanning in Latijns-Amerika zou doen escaleren?
Ik heb van deze uitlatingen uit de media kennis genomen.
Wanneer dringt het besef door dat in deze tijd van enorme mondiale spanningen en terreurdreiging investeren – in plaats van bezuinigingen – op Defensie een absolute noodzaak is?
Het kabinet is van mening dat verdere bezuinigingen op Defensie, gegeven de zich ontwikkelende mondiale veiligheidssituatie, niet voor de hand liggen. Of, en zo ja in welke mate, in de nabije toekomst weer ruimte ontstaat voor verhoging van de Nederlandse defensie-uitgaven, zal moeten worden bezien bij de komende begrotingsbesprekingen.
Het gebruik van artikel 7d van de rijkswetwet Goedkeuring en bekendmaking van verdragen |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Raymond Knops (CDA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Hoe vaak en wanneer heeft het kabinet sinds de Tweede Wereldoorlog gebruik gemaakt van artikel 7d van de rijkswet Goedkeuring en bekendmaking van verdragen, dat stelt: «Tenzij een verdrag bepalingen bevat welke afwijken van de Grondwet of tot zodanig afwijken noodzaken, is de goedkeuring niet vereist: [....] d. indien in buitengewone gevallen van dwingende aard het belang van het Koninkrijk het bepaald noodzakelijk maakt dat het verdrag een geheim of vertrouwelijk karakter draagt»?
De rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen is sinds 20 augustus 1994 van kracht. Artikel 13, derde lid, van de rijkswet bepaalt: «Verdragen met een geheim of vertrouwelijk karakter worden, tenzij het belang van het Koninkrijk zich bepaaldelijk tegen ter kennisbrenging verzet, ter kennis gebracht [van de Staten-Generaal] onder voorwaarde van geheimhouding.»
Het kabinet heeft vanzelfsprekend altijd uitvoering gegeven aan deze verplichting uit de rijkswet en het parlement schriftelijk geïnformeerd, behalve wanneer het belang van Koninkrijk zich daartegen zou verzetten. Zoals gebruikelijk zal u op korte termijn een overzicht van deze mededelingsbrieven ter vertrouwelijke kennisneming worden toegezonden.
De bepaling in de rijkswet formaliseert overigens een al sinds 1945 bestaande praktijk. Op de site www.statengeneraaldigitaal.nl zijn vertrouwelijk ter kennis van de Staten-Generaal gebrachte verdragen, en hun titels, over de periode 1945 tot 1994 beschikbaar.
Kunt u de titels geven van deze verdragen en de tekst van deze verdragen ter vertrouwelijke inzage beschikbaar stellen?
Zie antwoord vraag 1.
De recente ontwikkelingen omtrent de arrestatie van de Venezolaanse consul op Aruba |
|
André Bosman (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de recente ontwikkelingen omtrent de arrestatie van de Venezolaanse consul op Aruba, dhr. Carvajal?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe de procedure rondom een benoeming van een consul op Aruba in zijn werk gaat?
Het Koninkrijk dient aan het beoogd hoofd van de consulaire post een machtiging (exequatur) te verlenen.
Hoe kan het dat het verzoek tot accreditatie niet op de juiste manier is behandeld? Wat ging er mis en waarom?2
In een nota van het consulaat-generaal van de Bolivariaanse Republiek Venezuela op Aruba aan de Directie Buitenlandse Betrekkingen van Aruba, aldaar ontvangen op 12 februari 2014, is de heer Carvajal Barrios aangewezen als consul-generaal van de Bolivariaanse Republiek Venezuela op Aruba. Deze nota is niet via de geëigende diplomatieke kanalen (ambassade van het Koninkrijk te Caracas of diplomatieke vertegenwoordiging te Den Haag) ontvangen. Vanwege deze onvolkomenheid in de betrachte procedure is deze nota niet aangemerkt als een benoemingsbrevet of soortgelijke akte als bedoeld in artikel 11 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963. Na juridische duiding van de feitelijke situatie en de nota op 27 juli 2014 ben ik tot de conclusie gekomen dat Venezuela er, onder deze omstandigheden, op mocht vertrouwen dat de heer Carvajal Barrios voorlopig, in afwachting van de verlening of de weigering van het exequatur, tot de werkzaamheden van consul-generaal was toegelaten. Hij genoot derhalve de immuniteiten die voortvloeien uit de functie van consul-generaal.
Kunt u aangeven wie de bevoegdheid heeft tot het goedkeuren en aanstellen van een consul? Wat is de rol van het Koninkrijk hierin?
Venezuela benoemt de hoofden van haar consulaire posten. Het benoemingsbrevet, of soortgelijke akte, dient via de geëigende diplomatieke kanalen te worden aangeboden aan het Koninkrijk. Diplomatieke en consulaire relaties, inclusief immuniteit, zijn bevoegdheden van het Koninkrijk. Alleen de Minister van Buitenlandse Zaken is bevoegd daarover een beslissing te nemen.
Kunt u aangeven hoe iemand, met een achtergrond als dhr. Carvajal, wordt goedgekeurd als consul in een deel van het Koninkrijk?
Er is geen machtiging (exequatur) verleend en dus geen goedkeuring gegeven.
Kunt u aangeven of de VS, voorafgaand aan het verzoek tot aanhouding van dhr. Carvajal, contact hebben gehad met het ministerie van Buitenlandse Zaken, danwel van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties? Zo ja, wat was daar de uitkomst van?
De VS heeft voorafgaand aan het verzoek tot aanhouding geen contact gelegd met het Ministerie van Buitenlandse Zaken of het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Zo nee, waarom niet? Hadden de VS kunnen inschatten dat een dergelijk verzoek grote consequenties heeft voor de buitenlandse politiek van het Koninkrijk en dat bovendien de diplomatieke verantwoordelijkheid ligt bij de minister van Buitenlandse Zaken?
Het is niet bekend waarom de VS Nederland niet heeft ingelicht.
De anti-Israëldemonstratie die zaterdag 12 juli jl. 2014 in Den Haag is gehouden |
|
Joël Voordewind (CU), Gert-Jan Segers (CU) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de anti-Israëldemonstratie die zaterdag 12 juli 2014 in Den Haag is gehouden, waarbij hakenkruizen en ISIS-vlaggen werden getoond?
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat nazi-symbolen en vlaggen van uiterst gewelddadige en terroristische organisaties, zoals ISIS, in de Nederlandse publieke ruimte worden getoond?
Ik verwijs naar het antwoord op de schriftelijke vragen 2 en 4 van de leden Van Klaveren en Bontes over hakenkruizen bij een anti-Israëldemonstratie (ingezonden 15 juli 2014).
Op welke manier gaat u het tonen van deze symbolen en vlaggen tegen?
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft mij bericht dat het medio augustus het landelijk standpunt ten aanzien van de strafbaarheid van symbolen, vlaggen en andere uitingsvormen nader heeft bepaald. Daarbij is rekening gehouden met de meest recente ontwikkelingen nadat lokaal reeds eerder beleid was afgestemd. Het standpunt houdt in dat nu IS (voorheen ISIS/ISIL) en Hamas (door de EU en de VN) verboden, terroristische organisaties zijn die tot doel hebben geweld te plegen tegen bepaalde bevolkingsgroepen, het in het openbaar tonen van deze vlaggen van deze organisaties naar het oordeel van het Openbaar Ministerie strafbaarheid oplevert op grond van artikel 137d en 137c Wetboek van Strafrecht. Tegen het dragen van deze vlaggen zal dan ook worden opgetreden.
Zie verder het antwoord op de schriftelijke vraag 4 van de leden Van Klaveren en Bontes over hakenkruizen bij een anti-Israëldemonstratie (ingezonden 15 juli 2014).
Bent u bekend met artikel 17 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), dat bepaalt dat de in het verdrag vastgelegde rechten en vrijheden er niet zijn om misbruikt te worden? Wat betekent dat voor de Nederlandse vrijheid van meningsuiting en demonstratie? Op welke manier kan voorkomen worden dat deze vrijheden in Nederland worden misbruikt voor het verheerlijken en aanmoedigen van geweld, antisemitisme en de gewelddadige jihad?
De vrijheid van meningsuiting en demonstratie zijn hoekstenen van een pluriforme samenleving en een levendige democratie. Deze rechten kunnen worden uitgeoefend binnen de grenzen van de artikelen 10, 11 en 17 EVRM. Uitgangspunt in Nederland voor de (grond)wettelijke bescherming van deze vrijheden, gegarandeerd in de Wet Openbare Manifestaties, is dat preventieve censuur niet is toegestaan. Demonstraties mogen dus niet op voorhand worden verboden omdat deze naar inhoud of doelstelling, of vanwege de inhoud van de mee te voeren leuzen, ongewenst worden geacht. Wel is het mogelijk om vooraf voorschriften en beperkingen te stellen of een verbod te geven ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Daarnaast geldt dat op grond van de Grondwet en artikel 10, tweede lid, EVRM de vrijheid van meningsuiting kan worden beperkt, indien men het gebruik van geweld propageert of aanzet tot discriminatie of haat of ter bescherming van een of meer van de andere in artikel 10, tweede lid, EVRM genoemde belangen. Waargenomen uitingen die aan een delictsomschrijving voldoen, zoals aanzet tot haat of (groeps)discriminatie (artikelen 137c en 137d Wetboek van Strafrecht), kunnen worden vervolgd. Het is in eerste instantie aan het OM om in het concrete geval de strafbaarheid van een uitlating te beoordelen. De rechter geeft vervolgens een definitief oordeel.
Vindt u dat een burgemeester effectief moet kunnen ingrijpen indien nazi- en jihadsymbolen getoond worden bij een demonstratie? Zo ja, waarom lukt dat nu kennelijk niet en wat zijn uw voornemens om dit te veranderen? Bent u bereid om hierover het gesprek met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan te gaan?
Het is een verantwoordelijkheid van de lokale driehoek, burgemeester, OM en politie, om te bepalen welke beleidsuitgangspunten en tolerantiegrenzen worden gehanteerd ten aanzien van een demonstratie. Een burgemeester kan deze verwerken in de eventuele voorschriften en/of beperkingen die hij verbindt aan een demonstratie en deze bekend maken. Zie voorts het antwoord op de schriftelijke vraag 4 van de leden Van Klaveren en Bontes over hakenkruizen bij een anti-Israël demonstratie (ingezonden 15 juli 2014), waarin de relevante bevoegdheden van een burgemeester worden beschreven. Er is op dit moment geen aanleiding te veronderstellen dat die bevoegdheden tekortschieten.
In hoeverre bent u bereid burgemeesters meer bevoegdheden te geven om bij het tonen van bijvoorbeeld nazi- en jihad-symbolen in te grijpen, bijvoorbeeld door aanpassing van de Wet openbare manifestaties?
Zie antwoord vraag 5.
Massale dodingen door gesjoemel met veevoer |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Ruimingen dreigen»1 en «2.474 kalveren gedood om furazolidon»2, over de duizenden dieren die massaal afgemaakt worden vanwege de vondst van het verboden middel furazolidon in veevoer?
Ja.
Klopt het dat de vier kalverhouders van de besmette bedrijven niet bereid zijn om hun kalveren individueel te laten testen omdat het testen duurder is dan de slachtopbrengst zoals het artikel «Ruimingen dreigen» suggereert? Zo nee, welke andere redenen spelen hierbij een rol?
Ja, dat klopt.
Erkent u dat het testen van individuele dieren kan voorkomen dat er onnodig dieren worden afgemaakt? Zo ja, bent u bereid vanwege het respect voor dieren en het dierenwelzijn om de veehouders op het individueel testen aan te spreken en dit in toekomstige gevallen, indien het individueel testen van dieren mogelijk is, te verplichten? Zo nee, welk belang acht u zwaarder dan de respectvolle omgang met dieren en dierenwelzijn?
De onderzoeksprocedure bij een bedrijf waar het gebruik van verboden stoffen wordt vermoed, is beschreven in de Europese Richtlijn 96/23/EU. Bij het onderzoek worden op een bedrijf via een representatieve steekproef dieren bemonsterd en onderzocht. Wanneer meer dan 50% van de dieren in deze steekproef positief testen, wordt ervan uitgegaan dat alle dieren positief zijn op de verboden stof. Dit is op de betreffende kalverhouderijen het geval.
Volgens bovenstaande Richtlijn wordt de veehouder vervolgens de mogelijkheid geboden om de dieren individueel te laten bemonsteren en te testen op de verboden stof. Indien hij van deze mogelijkheid geen gebruik maakt, worden alle dieren gedood zonder extra onderzoek.
Bent u bereid om maatregelen te treffen zodat de kosten van dit individueel testen in de toekomst verhaald kunnen worden op degene die de wet heeft overtreden? Zo nee, waarom niet?
In Richtlijn 96/23/EC staat dat de kosten van het onderzoek en het vernietigen van de dieren voor rekening van de veehouder zijn. De veehouder kan deze kosten privaatrechtelijk verhalen op de veroorzaker.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat het verboden middel furazolidon in veevoer terecht is gekomen en vervolgens aan meer dan 100 bedrijven is geleverd in Nederland en Duitsland? Zo nee, waarom niet?
Dit wordt momenteel onderzocht in het strafrechtelijk onderzoek dat onder leiding staat van het Functioneel Parket. Over lopende strafrechtelijke onderzoeken kunnen geen mededelingen worden gedaan.
Kunt u de Kamer informeren over de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek? In hoeverre wordt de rol en de verantwoordelijkheid van de veehouders in dit onderzoek meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoe ziet u de vondst van het verboden furazolidon in het licht van andere schandalen zoals onder andere de MPA-affaire, dioxinekippen, hormoonvarkens en aflatoxinekoeien waar geknoeid was met verboden middelen en kunt u aangeven of er overeenkomsten zijn in deze schandalen en welke consequenties dit heeft voor het fraude- en handhavingsbeleid?
Ongewenste stoffen kunnen via diervoeders in de voedselketen terechtkomen. Daarom is het bij contaminatie van diervoeders van belang de partij zo spoedig mogelijk te signaleren, te traceren en uit de handel te nemen. De vondst van furazolidon in het veevoeder is aan het licht gekomen bij een gericht onderzoek door de NVWA op het gebruik van verboden stoffen in de veehouderij. Dit is het resultaat van het handhavingsbeleid op het gebruik van diergeneesmiddelen en verboden stoffen door de NVWA. Dit incident lijkt op het incident met MPA in 2002, alhoewel het huidige incident in omvang kleiner is. De vondst van furazolidon toont aan dat er zwakke schakels binnen de keten voorkomen. Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 31 juli 2014 (TK 26 991, nr. 427) zal ik hierover zo spoedig mogelijk het gesprek aangaan met het bedrijfsleven. Voor mijn aanpak verwijs ik verder naar de brieven aan uw Kamer van 4 juli 2014 over de voortgang van de Taskforce Voedselvertrouwen (TK 26 771, nr. 423) en het Plan van Aanpak NVWA (TK 33 835, nr. 10).
Kunt u aangeven hoe de vondst van furazolidon zich verhoudt tot eerder onderzoeken naar de veevoerindustrie, waaronder het onderzoek van het Korps landelijke politiediensten (2003)3 waarin wordt gesteld dat: 1. «de diervoedersector zich structureel schuldig maakt aan overtreding van de wet», 2. «het wegmengen van afval in veevoer een potentiële bedreiging is voor de volksgezondheid en voedselveiligheid» en 3. «er is sprake van organisatiecriminaliteit en ketencriminaliteit»?
Gezien het feit dat geen mededelingen kunnen worden gedaan over lopende strafrechtelijke onderzoeken, kan ik nu ook nog geen uitspraken doen over mogelijke overeenkomsten met eerdere onderzoeken.
Kunt u aangeven of de bevindingen van KLPD (2003) over de spaghettistructuur van de veevoerindustrie ook in de huidige situatie van toepassing zijn? Erkent u dat deze spaghettistructuur in de veevoerindustrie de handhaving bemoeilijkt zoals het KLPD-rapport stelt?
Zie het antwoord op vraag 8.
Deelt u de mening dat een positieflijst voor veevoeringrediënten duidelijkheid zal verschaffen voor veevoerproducenten, veehouders en handhavers en bent u bereid om een positieflijst op te stellen voor veevoeringrediënten ter verduidelijking en ter vereenvoudiging van de handhaving? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Een positieflijst voor veevoeringrediënten biedt naar mijn mening geen meerwaarde, en zou strijdig zijn met de bestaande Europese regelgeving. Er bestaat reeds een Europese catalogus met voedermiddelen, die is vastgesteld door de Europese lidstaten conform de Europese marktverordening voor diervoeders (nr. 767/2009). Daarnaast bestaat er een centraal Europees registratiesysteem. Zodra bedrijven nieuwe voedermiddelen op de markt brengen, moeten zij deze in dit centrale Europese registratiesysteem opgeven. Op deze wijze is te allen tijde duidelijk welke grondstoffen op de markt circuleren. Een lijst met toegestane veevoedergrondstoffen biedt overigens geen garantie dat zich géén contaminatie voordoet met een ongewenste stof.
Bent u bereid om bij mogelijke massale «ruimingen» de Kamer vooraf informatie te verschaffen over de toegepaste dodingsmethode en de uitvoering hiervan per diersoort en per bedrijf en bent u bereid om de controle op het welzijn van individuele dieren te vergroten door de mogelijke «ruimingen» in de stal te filmen? Zo nee, waarom niet? Is het voor de pers mogelijk om bij de dodingen aanwezig te zijn? Zo ja, is dit gecommuniceerd? Zo nee, waarom niet?
Er geldt een nultolerantie voor verboden stoffen bij levende dieren. De dieren die positief testen op een verboden stof moeten volgens de Europese Richtlijn 96/23/EC terstond gedood worden en uit de handel worden gehaald. De dieren worden afgevoerd naar een slachthuis en daar volgens de normale procedures gedood. Hierna worden de kadavers afgevoerd naar de destructor. Dit hele proces staat onder toezicht van de NVWA, die daarbij ook let op het dierenwelzijn. Vanuit welzijnsoogpunt voor de dieren is het niet gewenst meer mensen dan noodzakelijk ter plaatse toe te laten. In het belang van de privacy van de ondernemers wordt de pers niet door de NVWA uitgenodigd op locatie.
Kunt u aangeven hoe groot het risico is dat het besmette veevoer nog veel wijder verspreid is dan tot nu toe is bekend gemaakt? Zo ja, hoe wordt de consument en de producent van dit risico de hoogte gebracht?
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 31 juli jl. (TK 26 991, nr. 427) zijn op basis van de beschikbare documenten en gegevens alle mengvoerberdrijven die mogelijk verontreinigde grondstoffen hebben ontvangen bekend. De voersporen vanuit deze bedrijven zijn onderzocht om zo de verspreiding van het besmette veevoer in beeld te krijgen. Producenten van diervoeders worden door de NVWA op de hoogte gebracht wanneer er diervoedergrondstoffen geleverd zijn die mogelijk vervuild kunnen zijn me deze stof. Pas als er daadwerkelijk een risico voor de volksgezondheid is, wordt de consument hierover actief geïnformeerd. Dat is in dit geval zoals eerder aangegeven niet aan de orde.
Erkent u dat het gesleep met dieren naar het buitenland een extra risico met zich meebrengt voor de verspreiding van furazolidon in de internationale voedselproductie? Zo nee, waarom niet?
Wanneer dieren die aan deze stof zijn blootgesteld of hun vlees of het diervoeder geëxporteerd zijn, dan worden de betrokken lidstaten door de NVWA door middel van een RASFF (Rapid Alert System for Food and Feed) melding hiervan op de hoogte gebracht. Deze landen kunnen daarop eigen maatregelen nemen.
Kunt u bevestigen dat furazolidon vrij te koop is in dierenwinkels en vooral gebruikt wordt bij duivenhouders? Kunt u aangeven wat dit betekent voor de resistentieontwikkeling bij duiven en hun houders? Bent u bereid om de toepassing van furazolidon ook bij duivenhouders te verbieden? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Sinds januari 2014 is de verkoop van alle antibiotica in dierenwinkels verboden. Daarvoor was furazolidon alleen in 5 grams verpakking verkrijgbaar in dierenwinkels voor de toepassing bij aquarium- en terrariumdieren en dus niet voor de toepassing bij andere dieren, zoals duiven.
Furazolidon is bovendien ook niet als diergeneesmiddel op de Nederlandse markt toegelaten. Wanneer er echter geen andere alternatieven beschikbaar zijn, mag furazolidon in uiterste noodgevallen worden voorgeschreven door een dierenarts (via de zgn. cascaderegeling) voor dieren die niet voor de voedselproductie bestemd zijn.
Alle gebruik van antibiotica kan resistentie geven, daarom is het voorschrijven en toepassen van antibiotica voorbehouden aan de dierenarts. Het kabinet is van mening dat het voorschrijven van antibiotica moet restrictief en selectief moet zijn en dit geldt ook voor het gebruik hiervan bij duiven.