Het bericht 'Als trans persoon gevlucht voor Trumps beleid, maar is dat genoeg voor asiel? ‘Het is niet veilig voor haar’' |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
David van Weel (minister , minister ) , Mariëlle Paul (VVD), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met bovenstaand bericht?1
Waarom hanteert u de opvatting dat een asielaanvraag door transgender personen uit de Verenigde Staten (VS) in Nederland momenteel geen stand kan houden vanwege het landenbeleid van Nederland richting de VS?
Bent u ook van mening dat de veiligheid van lhbti+-personen, waaronder transgender personen, is verslechterd sinds het laatste ambtsbericht over de VS (daterend van september 2024) en het aantreden van president Trump begin dit jaar? Kunt u daarvoor een onderbouwing geven?
Bent u bekend met het voornemen van de regering-Trump om zo’n 950 wetten en regelingen uit te voeren die ingaan tegen de rechten van transgender personen? Zo ja, bent u van mening dat deze ontwikkelingen de positie van transgender personen binnen afzienbare tijd zullen doen verslechteren? Kunt u hierop een toelichting geven?
Hoe kwalificeert u het feit dat Transgender Netwerk Nederland sinds maart dit jaar transgender personen adviseert om niet meer naar de Verenigde Staten te reizen, vanwege de grote zorgen om de veiligheid van transgender personen naar aanleiding van het gewijzigd reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor lhbtiq+-personen?
Hoe kwalificeert u het beleid dat in werking is getreden in de VS waarbij transgender personen voortaan aangeduid worden bij hun geboortegeslacht? Deelt u de mening dat dergelijk beleid een frontale aanval is op het bestaansrecht en de veiligheid van transgender personen? Zo ja, wat doet u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Hoe oordeelt u over het feit dat transgender personen een paspoort kan worden geweigerd in de VS waardoor zij niet kunnen uitreizen als zij dat zouden willen?
Bent u van mening dat het ambtsbericht op de kortst mogelijke termijn moet worden herzien? Zo nee, waarom niet?
Zo nee, wanneer bestaat er volgens u wel genoeg aanleiding om het ambtsbericht vervroegd te herzien? Kunt u dit toelichten in het licht van het voornemen van de Trump-regering om de rechten van transgender personen verder in te perken?
Bent u bereid om transgender personen uit de VS aan te merken als risicogroep? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om de discretionaire bevoegdheid te gebruiken om transgender personen uit de Verenigde Staten asiel te verlenen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar beantwoorden?
De MER Tata Steel en misleidende communicatie over uitstootcijfers |
|
Marieke Koekkoek (D66), Ilana Rooderkerk (D66), Mpanzu Bamenga (D66), Wytske de Pater-Postma (CDA), Joris Thijssen (PvdA), Ines Kostić (PvdD), Christine Teunissen (PvdD), Natascha Wingelaar (NSC), Geert Gabriëls (GL) |
|
Tieman , Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat Tata Steel op 30 juni 2025 het milieueffectrapport (MER) voor het project HeraCless-Groen Staal heeft ingediend bij de provincie Noord-Holland, en dat de MER openbaar is gemaakt op de website van Tata Steel?1
Ja. Het milieueffectrapport (MER) is conform toezegging ook met uw Kamer gedeeld via het de aanbiedingsbrief bij het Schriftelijk overleg van 8 juli jl. (Kamerstuk 28 089, nr. 339). Inmiddels heeft het bedrijf aangegeven wegens een aantal correcties een gereviseerde MER in te zullen dienen bij het bevoegd gezag6.
Bent u bekend met het feit dat volgens het onlangs gepubliceerde MER van Tata Steel de immissie van fijnstof, NOx en dioxines niet daalt, maar zelfs stijgt? Zo ja, hoe beoordeelt u deze uitkomst in het licht van het feit dat het RIVM concludeert dat fijnstof en NOx de grootste boosdoeners zijn voor de gezondheid van omwonenden?
Normaal gesproken wordt een MER pas openbaar wanneer deze door het bevoegd gezag als bijlage ter inzage wordt gelegd bij een ontwerpbesluit in het kader van vergunningverlening. Tata Steel heeft er, mede op verzoek van de omgeving en de Tweede Kamer, voor gekozen het ingediende MER te publiceren zodat eenieder dit stuk nu al kan inzien. Tegelijkertijd moet nog wel gewoon het reguliere proces van advies en verificatie rondom het MER door het bevoegd gezag en de door haar gemandateerde omgevingsdienst plaatsvinden.7 Er zijn door de Rijksoverheid nog geen stellingen in te nemen, omdat het bevoegd gezag de MER nog moet interpreteren en beoordelen. Ik wil hiervoor het reguliere proces afwachten en kan dus niet in alle gevallen ingaan op de door u gestelde vragen.
Vindt u het acceptabel dat de immissie van fijnstof, NOx en dioxines niet daalt, maar zelfs stijgt? Zo ja, waarom en op welke gezondheidsexperts baseert u zich dan?
Zie beantwoording vraag 2. De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Wat vindt u ervan dat uit het MER blijkt dat ziekmakende stoffen, zoals ultrafijnstof, benzeen, zware metalen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s), nauwelijks worden teruggedrongen en dat veel technieken die Tata noemt om emissies te beperken worden afgedaan als «nog in onderzoek», «niet verplicht» of «niet gebruikelijk»? Welke harde reductiedoelen en toetsbare resultaatsverplichtingen zijn er voor deze stoffen dan?
Zie beantwoording vraag 2. De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Bent u het ermee eens dat dit te veel onzekerheid met zich meebrengt en dat omwonenden – die jarenlang moesten vechten tegen een Tata Steel en een overheid, die lang wegkeken en de ziekmakende effecten van Tata ontkenden – garanties moeten krijgen over de exacte reducties van emissies van zulke ziekmakende stoffen (in absolute cijfers)?
Ik begrijp de zorgen van omwonenden over de onzekerheid die deze fase met zich meebrengt. Het verduurzamingsproject van Tata Steel kent verschillende fases, waarvan het MER één van de eerste stappen is binnen het formele proces van besluitvorming over een projectbesluit en bijbehorende vergunningen. Het is aan het bedrijf om de vergunningen voor hun activiteiten aan te vragen en een MER op te stellen. Het bevoegd gezag zal naar aanleiding van het MER, de daarbij behorende adviezen, en de nog in te dienen vergunningaanvragen de activiteit beoordelen.
Het doel van het MER is om de effecten van het project op het milieu in beeld te brengen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de impact van het project op verschillende (lucht)emissies van het bedrijf in kaart moet worden gebracht. Concrete bindende normen of eisen staan niet in het MER, maar worden op een andere manier geregeld. Algemene regels en de vergunningen zullen de Groen Staal-activiteiten van Tata Steel reguleren, waaronder de (lucht)emissies.8 Voordat de vergunning definitief is, zal de ontwerpvergunning openbaar worden gemaakt. Dan bestaat de mogelijkheid voor belanghebbenden om hierop zienswijzen in te dienen.
Bent u het ermee eens dat alle relevante mitigerende maatregelen (oftewel maatregelen die de schadelijke effecten beperken) in het MER moeten worden opgenomen, dus ook de overkappingen en maatregelen die in het buitenland al worden toegepast bij staalfabrieken? Zo nee, waarom niet? Hoe worden dan maatregelen die niet in het MER worden doorgerekend, maar wel worden toegepast via bijvoorbeeld maatwerkafspraken, onderworpen aan een verplichte toets op de effectiviteit en milieugevolgen?
Dit MER is opgesteld voor de vergunningverlening van het project Heracless-Groen Staal zoals dat in maart 2023 is aangekondigd met de notitie voornemen en in november 2023 is aangepast met de gewijzigde notitie voornemen.9 Het MER wordt, zoals ieder ander MER, door het bevoegd gezag getoetst aan de eisen die de wet aan een MER stelt.
Een MER is een middel om in kaart te brengen welke mitigerende maatregelen nodig zijn om negatieve milieueffecten (die een direct gevolg zijn van het project) te beperken. De genoemde overkappingen zijn geen onderdeel van het project en ook geen onderdeel van mitigerende maatregelen voor dit project. Daarom zijn deze niet opgenomen in het MER.
Het ingediende MER heeft een beperktere scope dan de eventuele maatwerkafspraak. Aanvullende (milieu)maatregelen die voortkomen uit de maatwerkafspraken en geen onderdeel zijn van de vergunningenprocedure voor het project Heracless-Groen Staal dat in maart 2023 is gestart, zullen te zijner tijd een eigen vergunningenspoor doorlopen en getoetst worden. Dit is eerder zo gecommuniceerd door het bevoegd gezag met de gewijzigde notitie voornemen in november 202310.
Zijn cruciale technieken voor de overkapping van de schrootverwerking, het slaktransport en de aanvoer en opslag van grondstoffen voor de «direct reduced iron» (DRI) meegenomen in het MER? Zo nee, waarom niet en bent u bereid om uit te spreken dat het nodig is om dit alsnog op te laten nemen in het MER?
De overkappingen en bronmaatregelen bij nieuwe schrootverwerking en bronmaatregelen bij slaktransport maken deels onderdeel uit van het ontwerp van de nieuwe DRP-EAF installaties en zijn dus opgenomen in het MER.11 Eventuele aanvullende milieumaatregelen die voort kunnen komen uit de maatwerkafspraken zijn zoals ook in vraag 6 toegelicht geen onderdeel van het MER.
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat Tata met het MER feitelijk een soort vorm van salderen in de tijd toepast: verslechtering van de leefomgeving in de komende jaren wordt goedgepraat met beloften over latere verbetering, maar zonder juridische garanties dat die verbetering er ook daadwerkelijk komt? Zo nee, welke juridische garanties zijn er dan concreet voor reductie van ziekmakende stoffen?
Zie beantwoording vraag 2 en 5. Een MER is een middel om in kaart te brengen welke mitigerende maatregelen nodig zijn om negatieve milieueffecten (die een direct gevolg zijn van het project) te beperken. De beoordeling van het MER (of dit in voldoende mate lukt in lijn met huidige wet- en regelgeving), ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Welke concrete, juridisch bindende normen per stofsoort met resultaatverplichtingen op korte termijn – ook voor de bouw- en transitiefase – worden gehanteerd om gezondheidswinst te garanderen?
Zie de beantwoording van vraag 2 en vraag 5. De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Erkent u dat in de bouw- en transitiefase, waarin oude vervuilende installaties (zoals kooksgasfabriek 2 en de hoogovens) nog jaren blijven draaien naast nieuwe bronnen als «electric arc furnace» (EAF) en DRI, de uitstoot en hinder toenemen? Kunt u ook aangeven welke maatschappelijke kosten en effecten op de gezondheid dit met zich mee zal brengen? Kunt u een oproep doen om ook de bouw- en transitiefase te laten meenemen in het MER?
Het klopt dat oude en nieuwe installaties enige tijd gelijktijdig actief zullen zijn. Het bevoegd gezag heeft eerder, in reactie op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau voor het MER, geadviseerd aan Tata Steel om in het MER expliciet in te gaan op de milieueffecten tijdens de bouw- en transitiefase. Deze zijn dus ook onderdeel van het door Tata Steel ingediende MER. Het bevoegd gezag zal hier dan ook op letten in haar beoordeling van het MER. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Wat is de planning, nu recent een coördinator is aangesteld om een gezondheidseffectrapportage (GER) te (laten) maken, het MER er is en de systematiek van de GER ook is ontwikkeld, om te komen tot een GER en worden omwonenden daar ook bij betrokken?
Zoals toegelicht in de beantwoording van de vragen uit het Schriftelijk Overleg van 8 juli jl12., zullen bij de uitvoering van de Gezondheidseffectrapportage Tata Steel Nederland (hierna: GER-TSN), naast andere betrokkenen, omwonenden worden geconsulteerd.
De GER-TSN wordt gebaseerd op informatie uit het MER en op data voor de milieu en gezondheidsmaatregelen van de eventuele maatwerkafspraak die buiten de scope van het MER vallen. De werkgroep GER-TSN is op basis van de huidige beschikbare versie van de MER gestart met de voorbereidende werkzaamheden van de GER-TSN. Echter moet het oordeel van het bevoegd gezag en het advies van de Commissie mer over het MER worden afgewacht om naar een definitieve GER toe te werken.
Doordat de GER voor het eerst wordt uitgevoerd en de uitvoering afhankelijk is van het proces van de MER, is de exacte duur van de verdere uitvoering niet geheel te voorspellen, maar alle betrokken partijen zijn zich bewust van de wens van de Kamer tot snelheid en zetten zich daarvoor in.
Wanneer verwacht u dat er adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond voor de omwonenden in IJmond op basis van de GER kunnen liggen? Bent u bereid te wachten met het maken van een maatwerkafspraak met Tata, totdat deze adviezen er zijn, zoals een meerderheid van de Kamer u heeft verzocht? Zo nee, waarom niet?
De gezondheid van omwonenden van Tata Steel zal een prominente plek krijgen in de eventuele maatwerkafspraak met TSN, zoals ook al eerder is aangegeven. In de Voortgangsbrief Milieuproblematiek Tata Steel van 10 april jl. bent u uitgebreid geïnformeerd over de GER -TSN. Tussentijdse inzichten die worden opgedaan bij de uitvoering van de GER-TSN zullen zoveel mogelijk worden betrokken bij de onderhandelingen over de maatwerkafspraak met TSN. In de Kamerbrief Voortgang maatwerkafspraken Tata Steel van 20 februari jl. is toegelicht dat de beoogde volgende stap in het maatwerktraject met Tata Steel een concept-JLoI is. De Adviescommissie Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie (AMVI) zal over de concept-JLoI een advies uitbrengen. Gelet op de bijzondere aandacht voor gezondheidsrisico’s in de maatwerkafspraak met Tata Steel zal de Expertgroep Gezondheid IJmond hierbij worden betrokken. De Expertgroep is immers ingesteld om te adviseren op milieu en leefomgevingsaspecten bij de verduurzaming van Tata Steel en de consequenties daarvan voor de gezondheid van inwoners in de IJmond.13
Door de samenwerking tussen de AMVI en de Expertgroep Gezondheid IJmond bij het adviseren over de concept-JLoI Tata Steel, zal hun advies onder andere zien op gezondheid, de geformuleerde doelstellingen en de haalbaarheid en de doelmatigheid hiervan. Dit geïntegreerde advies zal samen met de definitieve JLOI openbaar worden gemaakt. De JLoI wordt daarna verder uitgewerkt naar een definitieve, bindende maatwerkafspraak.
Als u niet gaat wachten op deze adviezen, hoe weten de omwonenden wat de gezondheidswinst precies zal zijn en hoe gaat u dan de door u in het vooruitzicht gestelde gezondheidswinst voor omwonenden waarmaken? En als u niet bereid bent te wachten op de adviezen van de expertgroep, beseft u dan dat u een meerderheid van de Kamer negeert, terwijl u veel belastinggeld wilt uitgeven aan een Indiaas bedrijf? Waarom doet u dat dan toch?
Het advies van de AMVI en Expertgroep zal samen met de JLoI openbaar worden gemaakt. De JLoI wordt daarna verder uitgewerkt naar een definitieve, bindende maatwerkafspraak (zie ook beantwoording vraag 12). Het advies van de AMVI en Expertgroep worden daarbij ook meegenomen.
Met de maatwerkafspraak wil de Staat groene, schone en circulaire staalproductie in de IJmond helpen realiseren. De aanvullende milieu en gezondheidsmaatregelen die onderdeel zijn van de maatwerkafspraak zijn bovenwettelijk en deze milieu en gezondheidswinst is niet te behalen middels het reguliere VTH-stelsel.
In de brief van 10 april 2025 is uitgebreid ingegaan op de borging van gezondheid in de maatwerkafspraken. Hierin is dus voorzien.
Uiteraard is het uiteindelijk aan TSN om de milieu-impact van hun activiteiten te verminderen.
Bent u bekend met het feit dat volgens het technisch rapport Detailstudie Stikstofdepositie behorend bij het MER van Tata Steel2 (tabel 10.3) er zowel in de aanlegfase, de transitiefase, de operationele fase met aardgas als in de operationele fase met waterstof, sprake is van een toename van de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied Noord-Hollands Duinreservaat? Welke gevolgen heeft dit, ook in het licht van de Greenpeace-uitspraak?
Voor het antwoord op uw vraag over de Greenpeace-uitspraak verwijs ik u naar de aanbiedingsbrief bij deze Kamervragen. Verder geldt dat de beoordeling van het MER bij het bevoegd gezag ligt, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Klopt het dat dit betekent dat met de aanleg niet kan worden begonnen, totdat de stikstofdepositie op Natura 2000 daalt? Wanneer verwacht u dat dit het geval zal zijn? Zo nee, op welke juridische adviezen baseert u zich daan? Kunt u deze juridische adviezen meesturen?
Dit is aan bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Het proces van vergunningverlening moet nog doorlopen worden.
Bent u bekend met het feit dat volgens het technisch rapport Detailstudie Externe Veiligheid – QRA Heracless, behorend bij het MER van Tata Steel3, is aangegeven dat het gifwolkaandachtsgebied van Tata Steel, zowel in de bestaande als nieuwe situatie, zich uitstrekt over diverse gemeentes? Wat gaat u met die informatie doen en welke maatregelen gaat u treffen op korte termijn?
Zie de beantwoording van vraag 2. De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Klopt het dat in het MER geen absolute emissiecijfers zijn opgenomen voor de belangrijkste schadelijke stoffen, zoals fijnstof, stikstofoxiden en dioxines, maar slechts informatie over toe- of afname ten opzichte van het huidige niveau en acht u een MER zonder absolute emissiegegevens voldoende om de milieueffecten goed te beoordelen? Als dit klopt, hoe rijmt u dit dan met a) het advies van Commissie m.e.r dat er absolute emissiecijfers moeten zijn en b) de expertsessie GER waaruit bleek dat zonder goede cijfers over emissie, depositie en immissie geen GER mogelijk is? Heeft u de Expertgroep Gezondheid hiernaar laten kijken en wat adviseert de Expertgroep precies over de bruikbaarheid van het huidige MER?
Het klopt niet dat in het MER geen absolute emissiecijfers zijn opgenomen. Deze cijfers zijn terug te vinden in de detailstudie luchtkwaliteit.16 De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Voor de beoordeling van het MER vraagt het bevoegd gezag advies aan de Commissie mer.
De Commissie mer geeft, als onafhankelijke organisatie, deskundig advies over de inhoud van milieueffectrapporten.17 De Expertgroep Gezondheid IJmond heeft geen rol in de beoordeling van het MER.
Kent u de door Tata Steel eerder gecommuniceerde en beloofde reductiecijfers?4 Welke absolute uitstootcijfers horen bij de daarin genoemde percentages?
Ja die reductiecijfers ken ik, TSN heeft emissiereductiedoelen voor de emissies van TSN en de energiecentrales van Vattenfall gepresenteerd in de Groen Staal Brief.19Deze brief is begin 2024 ook met de Tweede Kamer gedeeld als bijlage van de kamerbrief van 9 januari 202420.
Het is aan het bedrijf om absolute uitstootcijfers te koppelen aan de eerder gecommuniceerde reductiecijfers. Tata Steel stelt naar aanleiding van deze vraag een memo op over de absolute uitstootcijfers. Deze memo zal door het bedrijf bij de publicatie van de gereviseerde MER worden gepubliceerd.
Hoe verklaart u het grote verschil tussen deze eerder door Tata Steel gecommuniceerde reductiecijfers voor NOx en fijnstof uit puntbronnen5, en de daadwerkelijke cijfers in het MER?
Het door Tata Steel ingediende MER bevat niet het volledige verduurzamingsplan zoals de scope beschreven in de brief van 10 januari 2024. Het MER bevat namelijk niet de bovenwettelijke milieu en gezondheidsmaatregelen die onderdeel zijn van de maatwerkonderhandelingen. Hierdoor zijn de verduurzamingsplannen en bijbehorende ingeschatte reductiecijfers zoals die door Tata Steel zijn ingediend in 2024 in het kader van de maatwerkafspraken in scope en waarde niet gelijk aan de milieueffecten zoals die door Tata Steel zijn onderzocht in het MER voor de vergunningverlening van het project Heracless-Groen Staal.
Het ingediende MER ligt op dit moment ter beoordeling van het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Hoeveel emissiereductie voor NOx en fijnstof uit puntbronnen is gerealiseerd (in absolute uitstootcijfers) en zal naar verwachting nog worden gerealiseerd met Roadmap Plus, volgens de meest recente cijfers van de omgevingsdienst?
Het is geen taak van de omgevingsdienst om te rapporteren over de effectiviteit van individuele emissiereducerende maatregelen die door Tata Steel worden genomen. De uitstootcijfers van het bedrijf zijn beschikbaar via het openbaar milieujaarverslag (e-MJV) van het bedrijf. Deze gegevens worden gecontroleerd door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Tata Steel publiceert zelf het verslag; ook via emissieregistratie.nl worden de gegevens toegankelijk gemaakt.
Acht u het aannemelijk (en op basis waarvan) dat Tata Steel niet wist dat deze cijfers niet klopten, gezien in het verleden Tata ook cijfers heeft gedeeld die misleidend waren of niet klopten (zie o.a. de uitspraak van Reclame Code Commissie, bevestigd door de omgevingsdienst) en welke consequenties verbindt u hieraan?
Zie ook het antwoord op vraag 19. Ik kan verder niet voor het bedrijf spreken.
Welke stappen onderneemt u om gegarandeerd te voorkomen dat bedrijven als Tata Steel misleidende informatie verspreiden over hun uitstoot en de verwachte effecten van verduurzamingsmaatregelen?
Bedrijven dienen jaarlijks hun emissiegegevens in bij het e-MJV. De gegevens in het e-MJV worden gecontroleerd door het bevoegd gezag. Ook het MER wordt beoordeeld door het bevoegd gezag. Daarbij laat zij zich laten adviseren door de Commissie mer. Er zijn daarnaast verschillende algemene organisaties die de toezicht houden op misleidende communicatie, zoals de Reclame Code Commissie.
Hoe wilt u, gelet op het feit dat Tata door de omgevingsdienst wordt gekwalificeerd als «calculerend en opportunistisch», een stap boven «crimineel», met dit bedrijf afspraken maken die worden nagekomen, waarbij u rekening houdt met de analyse van de Algemene Rekenkamer dat toezicht en handhaving tekortschieten? Welke waarborgen zitten er in de maatwerkafspraken, of welke waarborgen gaat u toevoegen, om ervoor te zorgen dat nauwkeurige onafhankelijke metingen, toezicht en handhaving op orde zijn?
De expertise van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) wordt benut bij de totstandkoming van eventuele maatwerkafspraken. Hiermee wordt geborgd dat de afspraken, voor zover relevant, ook uitvoerbaar zijn vanuit vergunningverlening-, toezicht- en handhavingsperspectief.
De maatwerkafspraken zullen bindend en afdwingbaar zijn. Dat betekent dat deze goed en onafhankelijk moeten kunnen worden gemeten en gecontroleerd. De invulling hiervan is afhankelijk van de vormgeving van de precieze afspraken. Op dit moment wordt over de beoogde afspraken en de borging daarvan onderhandeld. Vanwege de mogelijke koersgevoeligheid van de informatie kan ik daar op dit moment niet verder op ingaan.
Vindt u het ook onverstandig om afspraken te maken met bestuurders naar wie het Openbaar Ministerie (OM) strafrechtelijk onderzoek doet en met een bedrijf waar meerdere rechtszaken tegen lopen? Zo nee, waarom vindt u dit dan wel een verstandige keuze en hoe neemt u daar het risico voor de belastingbetaler in mee?
Vooropgesteld staat dat het bedrijf moet voldoen aan de geldige wet- en regelgeving, net als ieder ander bedrijf. Het Openbaar Ministerie is zelfstandig verantwoordelijk en bevoegd tot het doen van onderzoek naar vermeende strafrechtelijke overtredingen en het eventueel instellen van vervolging. De maatwerkafspraak ziet per definitie op bovenwettelijke milieumaatregelen. Dit zijn maatregelen die verder gaan dan wat via bestaande of voorgenomen wetgeving afgedwongen kan worden. Er wordt geen overheidssteun verleend aan maatregelen die met handhaving van bestaande regels kunnen worden afgedwongen. De maatwerkafspraken zullen bindend en afdwingbaar zijn.
De ontwikkelingen van dit strafrechtelijk onderzoek worden uiteraard gevolgd.
Ik wil echter niet nu al vooruitlopen op een mogelijke uitkomst van dit strafrechtelijk onderzoek. Uitstel of afstel van een maatwerkafspraak leidt er enkel toe dat de klimaatwinst, de verbetering van de leefomgeving en de daaruit volgende gezondheidswinst voor omwonenden niet of pas veel later optreedt. De snelste weg om deze doelen te kunnen behalen is via de maatwerkafspraak. Om die reden is er geen sprake van een risico maar heeft de belastingbetaler baat bij voorzetting van de gesprekken met Tata Steel om tot een maatwerkafspraak te komen.
Hoe bent u van plan om te gaan met een eventuele vervolging door het OM en wellicht veroordeling van Tata Steel-bestuurders?
Het Openbaar Ministerie handelt zelfstandig en gaat dus zelf over het doen van strafrechtelijk onderzoek en het eventuele besluit tot vervolging. Het past daarom ook niet in mijn rol als bewindspersoon om vooruit te lopen op een eventuele vervolging door het Openbaar Ministerie en de gevolgen daarvan.
Kunt u bevestigen dat de maatwerkafspraken alleen doorgang vinden als er harde, afdwingbare, concrete prestatieafspraken komen, volledig in lijn met alle adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond over het minimaliseren van gezondheidsschade en emissies van o.a. kankerverwekkende stoffen zoals PAK's (met concrete reductiedoelen), zoals door de Kamer geëist?
Het kabinet verwacht met de maatwerkafspraak voor 2030 een forse stap te zetten qua gezondheidswinst. Conform motie Olger-van Dijk is het doel om alleen overheidssteun aan Tata Steel te verlenen als er harde afdwingbare prestatieafspraken zijn gemaakt over het minimaliseren van gezondheidsschade en emissies. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de vragen van het Schriftelijk Overleg22, vinden op dit moment onderhandelingen plaats over de maatwerkafspraak met TSN in een vertrouwelijke setting. Gelet op de mogelijke koersgevoeligheid van (de uitkomsten van) deze onderhandelingen, wordt informatie over deze onderhandelingen op dit moment alleen vertrouwelijk met de Tweede Kamer gedeeld.
Zoals ook in eerdere correspondentie met de Tweede Kamer is aangegeven zal de motie Thijssen waar u impliciet in het tweede deel van uw vraag naar verwijst deels opgevolgd worden. De motie verzoekt de regering om het overnemen van de adviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond als harde voorwaarde in de onderhandelingen op te nemen en zodanig de gezondheid van de bevolking van de IJmond een volwaardige plaats te geven in de maatwerkafspraken. Zoals eerder aangegeven worden de adviezen van de Expertgroep zoveel mogelijk meegenomen in de onderhandelingen over de maatwerkafspraak. Het is echter niet mogelijk alle adviezen van de Expertgroep met behulp van de (beoogde) maatwerkafspraak met Tata Steel op te volgen. Het uitvoeren van alle adviezen behoeft meer maatregelen (dan alleen deze maatwerkafspraak), meer middelen en meer tijd. Zie ook de kabinetsreactie op het tweede advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond.23
Hoe gaat u, gelet op het feit dat de totale uitstoot – en daarmee de depositie – van NOₓ als gevolg van de cijfers in het MER minder hard zal dalen dan eerder door het PBL werd geraamd, zodat nog méér moet worden gedaan om aan het bevel van de rechtbank in de zaak van Greenpeace te voldoen, hiervoor concreet zorgdragen?
Voor het antwoord op uw vraag over de Greenpeace uitspraak verwijs ik u naar de aanbiedingsbrief bij deze Kamervragen. Verder geldt dat de beoordeling van het MER bij het bevoegd gezag ligt, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden. Ik wil hier daarom niet op vooruitlopen.
Kunt u bevestigen dat de verwachte CO₂-reductie van het Groen Staal-project maximaal 5 megaton per jaar bedraagt, maar dat de werkelijke uitstoot van Tata Steel de afgelopen jaren dusdanig lager lag dan eerder verondersteld, dat de feitelijke reductie dichter bij de 3,5 megaton ligt? Wat wordt de jaarlijkse CO₂-emissie, nadat HeraCless-Groen Staal is uitgevoerd en de hoogoven is gesloten?
In de Expression of Principles is afgesproken dat TSN de jaarlijkse CO2-uitstoot met 35–40% reduceert. Hierbij loopt de reductie op tot maximaal 5 megaton per jaar, gerekend ten opzichte van de bestaande maximale productievermogens van de fabrieken waarbij de uitstoot maximaal 12,6 megaton per jaar is. De uitstoot van maximaal 12,6 megaton per jaar vindt alleen plaats als de fabrieken op volle capaciteit draaien.
Een reductie van maximaal 40% betekent dat de fabrieken nog maximaal 7,6 megaton per jaar mogen uitstoten na de transitie. Deze maximale uitstoot kan in de praktijk lager uitvallen. In jaren waarin om operationele of economische redenen op een lagere productie wordt gedraaid, is de CO2-uitstoot lager. Wanneer na 2030 op lagere doorzet wordt geproduceerd zal dat dus ook betekenen dat de fabrieken van TSN minder dan 7,6 megaton per jaar uitstoten.
Wat is de verwachte chemische samenstelling van de EAF-slakken die vrijkomen bij het elektrisch smelten van staal, en hoe verhoudt deze zich tot de samenstelling van de huidige hoogovenslakken in termen van milieu en gezondheidsrisico’s (graag met bronvermelding)?
Dit heeft Tata Steel onderzocht in het MER, dat momenteel wordt beoordeeld door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft Tata Steel eerder, in reactie op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau, geadviseerd om in het MER expliciet in te gaan op:
Ook het advies van de Commissie mer op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau, dat het bevoegd gezag heeft overgenomen richting Tata Steel, schenkt veel aandacht aan de verwerking van staalslakken die ontstaan ten gevolge van het project Heracless-Groen Staal en is onderdeel van de beoordeling van het MER door het bevoegd gezag. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Bent u bekend met het feit dat in het technisch rapport Detailstudie secundaire stromen en afval, behorend bij het MER van Tata Steel6, is aangegeven dat Tata Steel momenteel nog de mogelijkheden onderzoekt voor de nuttige toepassing van EAF-slakken, wat volgens Tata Steel vanwege het zinkgehalte niet intern gerecupereerd kan worden, maar extern verwerkt en gestort moet worden? Hoe beoordeelt u dit?
De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Waarop is het vertrouwen gebaseerd dat de EAF-slakken toegepast kunnen gaan worden als secundaire bouwstof, gelet op de huidige maatschappelijke zorgen, de aangenomen motie-Teunissen c.s. (Kamerstuk 29 383, nr. 428) om in ieder geval tijdelijk te stoppen met het gebruik van staalslakken en de gebrekkige borging van milieuveiligheid bij bestaande toepassingen van staalslakken?
Met de huidige maatregelen die door de Rijksoverheid25en Provincie Noord-Holland zijn genomen om verdere milieurisico's ten gevolge van onjuiste toepassing van staalslakken te voorkomen, zijn er nog steeds mogelijkheden om staalslakken, indien veilig, toe te passen.
De verantwoordelijkheid voor de beoordeling of een materiaal een bijproduct is of een afvalstof ligt bij de houder van het materiaal. Deze beoordeling vindt van geval tot geval plaats op basis van de bijproductvoorwaarden uit de Wet milieubeheer, die overgenomen zijn uit de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen26.
Bedrijven moeten hun beoordeling altijd onderbouwen aan de hand van de geldende wet- en regelgeving onder toezicht van bevoegde autoriteiten. In Nederland is het bevoegd gezag voor het toezicht hierop gedecentraliseerd en bij de omgevingsdiensten belegd. Het is dus niet aan het ministerie om een beoordeling te maken van de beoordeling van toekomstige EAF-slakken.
TSN gaat bij de productie van EAF-slakken meer schroot gebruiken en volgt een ander proces. Daardoor zal de samenstelling niet gelijk zijn aan die van de huidige staalslakken. TSN kijkt hoe het verwerkingsproces van staalslakken verbeterd kan worden en het bedrijf zoekt naar nieuwe toepassingen voor de slakken, zodat het als reststof hergebruikt kan worden.
Deelt u de opvatting dat een nog niet bestaande of getoetste verwerkingsmethode geen geldige basis mag vormen voor een positief oordeel over de milieueffecten in een MER? Zo nee, op welke experts baseert u zich dan en is hierover advies gegeven door Expertgroep Gezondheid IJmond?
De beoordeling van het MER ligt bij het bevoegd gezag, de Provincie Noord-Holland. Dit proces moet nog doorlopen worden.
Bent u in het licht van bovenstaande constateringen – toename van schadelijke immissie, het ontbreken van emissiegegevens, onduidelijkheid over staalslakken, mogelijk overschatte CO₂-winst, juridische risico’s en misleidende communicatie – bereid om de onderhandelingen over de maatwerkafspraken te heroverwegen of ten minste aanvullende eisen te stellen, voordat verdere financiële steun aan Tata Steel wordt verstrekt met belastinggeld van Nederlandse burgers?
De onderhandelingen met het bedrijf over de maatwerkafspraken worden voortgezet. Zoals in vraag 24 is beschreven, leidt uitstel of afstel van een maatwerkafspraak er enkel toe dat de klimaatwinst, de verbetering van de leefomgeving en de daaruit volgende gezondheidswinst voor omwonenden niet of pas veel later optreedt. De snelste weg om deze doelen te kunnen behalen is via een maatwerkafspraak. Om die reden is er geen sprake van een risico maar heeft de belastingbetaler baat bij voorzetting van de gesprekken met Tata Steel om tot een maatwerkafspraak te komen.
De afspraken zijn bindend en moeten dus ook worden gehandhaafd. Daarvoor zal adequate monitoring worden ingericht en moet een handhavingsmechanisme worden ontwikkeld. Hierbij kan gedacht worden aan het (gedeeltelijk) terugvorderen of inhouden van de subsidie, als niet voldaan wordt aan de eisen.
Dit soort zaken worden uitwerkt in het kader van de maatwerkonderhandelingen. Gelet op de mogelijke koersgevoeligheid van (de uitkomsten van) deze onderhandelingen, wordt informatie over deze onderhandelingen op dit moment alleen vertrouwelijk met de Kamer gedeeld.
Bent u bekend met het persbericht van Tata Steel Nederland van 9 april jl. waarin wordt aangekondigd dat een op de vijf werknemers zijn of haar baan zal verliezen om het bedrijf toekomstbestendig te maken en dus ook om de groenstaalplannen mogelijk te maken? Wat vindt u van dit persbericht?
Ja, ik ben bekend met dit persbericht. In juli hebben de Minister van Klimaat en Groene Groei, de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat het bedrijf bezocht. Aansluitend aan dit werkbezoek is ook gesproken met een vertegenwoordiging van werknemers over onder andere hun zorgen over de reorganisatie. Ik leef mee met de werknemers, die vaak al decennialang voor het bedrijf werken, en begrijp hun zorgen.
Tata Steel geeft aan dat de reorganisatie nodig is om de winstgevendheid van het bedrijf te herstellen en om de transitie naar schoon en groen staal te kunnen maken. Voor Tata Steel Nederland, het Indiase moederbedrijf Tata Steel Limited én de Nederlandse overheid is het van belang dat het bedrijf een schone en duurzame toekomst heeft en een economisch levensvatbaar bedrijf wordt en blijft. Het is aan het bedrijf om haar eigen bedrijfsvoering vorm te geven richting deze duurzame toekomst.
Vindt u het acceptabel dat dit bedrijf mogelijk miljarden aan subsidie gaat ontvangen en ondertussen een op de vijf werknemers ontslaat? Zo ja, waarom is dit voor u acceptabel? Zo nee, welke voorwaarden omtrent werkgelegenheid en inspraak bent u voornemens af te spreken bij de maatwerkafspraken?
Zoals ook bij vraag 34 aangegeven is het aan het bedrijf om haar eigen bedrijfsvoering vorm te geven richting een duurzame toekomst. Het is in het belang van zowel de Nederlandse overheid als het bedrijf dat het bedrijf een schone en duurzame toekomst heeft en een economisch levensvatbaar bedrijf wordt en blijft.
Het doel van de maatwerkafspraak is schone, groene en economisch levensvatbare staalproductie in de IJmond. Een belangrijke voorwaarde om via een maatwerkafspraak steun te kunnen verlenen is wel dat een bedrijf financieel gezond is. Er mag geen staatsteun worden gegeven om een verlieslatend bedrijf overeind te houden. De Nederlandse staat en ook de Europese Commissie toetst streng op deze voorwaarde. Daarmee wordt geborgd dat eventuele staatssteun daadwerkelijk gebruikt wordt voor verduurzaming en schonere productie en niet voor het overeind houden van een verlieslatend bedrijf.
TSN en de vakbonden hebben eerder al een overeenkomst gesloten in de vorm van het Sociaal Contract Groen Staal. Deze overeenkomst is van toepassing op werknemers van TSN wiens functie door de transitie op termijn wordt uitgefaseerd. Het doel is om werknemers van de fabrieken die op termijn zullen sluiten te behouden door het bieden van baangaranties en begeleiding richting nieuwe functies.
Onderschrijft u dat een belangrijke voorwaarde voor steun vanuit de overheid naast harde garanties voor gezondheid van omwonenden, commitment vanuit de directie voor goede, gezonde en groene werkgelegenheid zou moeten zijn?
Ja, dat onderschrijf ik. Allereerst is goed werkgeverschap in Nederland wettelijk geregeld27 en dus moet ook TSN zich hieraan houden. Steun vanuit de overheid ziet alleen op bovenwettelijke maatregelen die verder gaan dan waar wettelijk al aan voldaan moet worden.
Het is daarnaast primair aan werkgever en vakbonden om verdere afspraken te maken over goed werkgeverschap. Dit gaat bijvoorbeeld over het creëren van goede en gezonde werkomstandigheden. Voor medewerkers van TSN zijn er aanvullende collectieve regelingen ingesteld, zoals de cao en afspraken tussen werkgever en de ondernemingsraden.
Zou het, ondanks de recente uitwisselingen tussen het bedrijf, de medewerkers en vakbonden, die de plannen lijken te hebben afgezwakt, volgens u mogelijk zijn dat volgend jaar (of ergens de komende jaren) alsnog een op de vijf medewerkers ontslagen wordt? Vindt u dit acceptabel?
Ik vind het belangrijk dat het bedrijf een schone en duurzame toekomst heeft en een economisch levensvatbaar bedrijf wordt en blijft. Dat is een prioriteit voor zowel de Nederlandse staat als voor het bedrijf zelf. Het is aan het bedrijf om hier invulling aan te geven.
Bent u bereid om als voorwaarde te bedingen dat de medewerkers betrokken worden en een finale stem krijgen bij het eventueel herstructureren van het bedrijf? Bent u bereid om als voorwaarde te stellen dat kerntaken van het bedrijf niet uitbesteed gaan worden?
Het is de verantwoordelijkheid van het bedrijf zelf om hier invulling aan te geven. Het is de rol van de vakbonden en de ondernemingsraad om de medewerkers te vertegenwoordigen en de betrokkenheid te organiseren. Hierin ligt geen rol voor de Nederlandse staat.
Gaat u er met de maatwerkafspraken ook voor zorgen dat omwonenden en werknemers meer zeggenschap krijgen in het bedrijf? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier gaat u hiervoor zorgen?
Het is aan het bedrijf zelf om hier invulling aan te geven. Dit geldt ook voor het organiseren van inspraak van werknemers, eventueel via de werknemersvertegenwoordiging. De Wet op de Ondernemingsraden bevat voorschriften over het betrekken van de ondernemingsraden. Zowel vakbonden als de ondernemingsraad kunnen vanuit hun eigen rol de belangen van werknemers behartigen. Op dit specifieke punt ligt dus geen rol voor de Nederlandse staat.
Op grond het Verdrag van Aarhus en de Omgevingswet, moeten omwonenden mogelijkheden tot inspraak krijgen bij besluitvorming over milieuaangelegenheden. Dit is aan de betrokken overheidsinstantie.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden en vóór het CD Verduurzaming Industrie dat begin september staat ingepland?
Het versturen van de beantwoording is helaas niet gelukt voor het CD Verduurzaming Industrie.
Bent u bekend met het artikel «Voortrekker Nederland blijk fors achter te lopen met voorbereidingen Migratiepact» van Trouw en het daarin benoemde rapport van de Europese Commissie?1
Ja
Hoe beoordeelt u de conclusie van de Europese Commissie dat Nederland achterloopt met de invoering van de migratie-afspraken uit het Europese Asiel- en Migratiepact (het Pact)?
Het algemene beeld dat wordt geschetst is dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt door alle lidstaten van de Europese Unie, ook door Nederland. Per bouwsteen wijst de Commissie op wat er goed gaat, en wat uitstaande acties en uitdagingen zijn richting de inwerkingtreding van het Pact in juni 2026.
Nederland ligt op schema om het Pact per juni 2026 te implementeren. De Commissie benoemt dat ook in meerdere onderdelen van het rapport. De Commissie noemt wel de Nederlandse opvangcapaciteit als aandachtspunt. Dat is niet nieuw. Om de opvangproblematiek aan te pakken zet het kabinet in op meerdere sporen, waaronder een vermindering van de instroom en het bevorderen van uitstroom en vertrek. Juist daarvoor biedt goede implementatie van het Pact, met name aan de buitengrenzen, handvatten.
Het succes van het Pact zal in belangrijke mate afhankelijk zijn van de mate van implementatie door alle lidstaten. Het kabinet is daarom blij met de voortgangsrapportage van de Europese Commissie waar in het nieuwsartikel aan wordt gerefereerd. Het is goed om te weten waar de lidstaten staan in hun traject, wat er goed gaat en waar de zorgen van de Commissie zitten. Nederland dringt er ook steeds op aan dit gesprek in Europa met elkaar te voeren.
Kunt u een toelichting geven op welke vlakken Nederland achterloopt op de invoering van het Pact en daarbij aangeven wat hiervan de oorzaak is geweest?
In de voortgangsrapportage geeft de Europese Commissie aan waar de Commissie en de lidstaten staan in het implementatietraject, wat goed gaat en waar lidstaten nog voor uitdagingen staan. Nederland wordt meerdere keren in het rapport genoemd, bijvoorbeeld als een van de drie lidstaten die reeds nationale wetgeving in voorbereiding van parlementaire behandeling heeft, als lidstaat die de adequate capaciteit voor de grensprocedure tijdig op orde heeft, en als lidstaat met best practicesvoor een efficiënt terugkeersysteem. Voor Nederland worden ook de uitdagingen in het Nederlands opvanglandschap specifiek genoemd. De Commissie ziet dat daar structurele oorzaken aan ten grondslag liggen, zoals de krapte op de woningmarkt. In de voortgangsrapportage spreekt de Europese Commissie over uitstaande acties en niet een tijdschema waar Nederland niet mee in de pas zou lopen.
Kunt u de tijdlijn «implementatie migratiepact Nederland 2025–2026» van een update voorzien aan de hand van vertragingen in het proces en deze de Kamer toesturen?
In antwoord op de motie van leden Rajkowski en Podt, die vraagt om periodiek geïnformeerd te worden over de stand van zaken rondom het Asiel- en Migratiepact, heeft u op 25 juni jl. een brief ontvangen over de voortgang van de implementatie.
Hoe gaat u als demissionair Minister zorgdragen voor de implementatie van het Pact?
De verordeningen van het Europees Asiel- en Migratiepact zijn per juni 2026 van toepassing. De implementatie gaat in deze demissionaire periode voortvarend door.
Kunt u toelichten op welke wijze Nederland momenteel invulling geeft aan de stelling van de Europese Commissie dat lidstaten hun daadwerkelijke opvangcapaciteit op orde moeten brengen, zodat zij beter kunnen inspelen op fluctuaties in migratiestromen? Kunt u daarbij ook ingaan op het structurele gebruik van nood- en crisisopvanglocaties?
Het COA zet zich dagelijks in om de opvangcapaciteit te vergroten. Daarin wordt nauw samengewerkt met het departement. Gelijktijdig zet het kabinet in op instroombeperkende en uitstroombevorderende maatregelen waarmee de noodzaak voor extra opvangcapaciteit op termijn vermindert. Het is al langer de doelstelling van het kabinet om het aandeel nood- en crisisopvanglocaties te reduceren. Daartoe wordt waar mogelijk ingezet op het langjarig duurzaam vastleggen van locaties bij nieuwe of verlenging van bestuursovereenkomsten. Bovendien zet het kabinet in op goede implementatie van het Asiel- en Migratiepact in de hele EU, ook aan de buitengrenzen. Met name de versnelde procedures voor kansarme asielverzoeken aan de buitengrenzen en een beter Dublin-systeem bieden handvatten voor het verminderen van migratie naar Nederland en op die manier ook tot vermindering van druk op de opvang.
In hoeverre acht u de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen, die inzet op flexibele asielopvang en de mogelijkheid tot op- en afschalen van opvangcapaciteit, beter aansluitend bij de doelstellingen van het Europese Migratie- en Asielpact dan de voorgestelde Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel?
De visie beschreven in de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen (hierna: de Uitvoeringsagenda) heeft rekening gehouden met het EU Asiel- en Migratiepact. De voorgestelde Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel zijn eveneens in lijn met de Uitvoeringswet van het EU Asiel- en Migratiepact opgesteld. Alle drie de wetten zijn gericht op het ontlasten van de asielketen en het beperken van de instroom. De inzet op flexibel op- en afschalen, voortkomend uit de Uitvoeringsagenda flex, maakt het bovendien mogelijk efficiënt in te spelen op de benodigde opvangcapaciteit.
Vindt u het zorgelijk dat Nederland achterloopt met de implementatie van het Pact, terwijl het zich juist heeft gecommitteerd als testland om vroegtijdig ervaring op te doen met het invoeren en onderhouden van de veranderingen? Zeker nu deze test al voor het najaar van 2025 gepland staat?
In antwoord 2 heb ik uitgelegd dat Nederland op schema ligt. Met het oog op de gebrekkige naleving van de huidige EU-asielafspraken door meerdere lidstaten heeft Nederland zich in de onderhandelingen over het Pact sterk ingezet voor meer waarborgen voor de monitoring, handhaving en naleving van de nieuw tot stand gekomen wetgeving. Een van de resultaten daarvan is een nieuw mandaat van het Europees Asielagentschap om een monitoringsmechanisme op de toepassing van het EU-asiel acquis in te stellen, dat bijvoorbeeld ook de Commissie in staat stelt om – als uiterste middel – in te grijpen als een lidstaat zijn verplichtingen niet naleeft
Daarom heeft Nederland zich, samen met Estland, opgeworpen om met het Europees Asiel Agentschap (EUAA) het nieuwe monitoringsmechanisme van het agentschap uit te testen. EUAA doet dat op basis van het nu bestaande gemeenschappelijke Europese asielstelsel (GEAS). De bevindingen van deze pilot worden door de EUAA uitgewerkt en zullen met Nederland worden gedeeld in de vorm van bevindingen. De exercitie zal door het EUAA ook gebruikt worden voor de omvorming van het monitoringsmechanisme naar de Pact-wetgeving, waarna elke lidstaat eens in de vijf jaar gemonitord zal worden.
Hoe beoordeelt u de zorgen van verschillende partijen in reacties op de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel over de grote druk die de versnelde implementatie van deze wetten legt op uitvoeringsinstanties in het licht van het feit dat diezelfde instanties momenteel al achterlopen met de implementatie van de regels uit het Pact?
In de voortgangsrapportage van de Commissie staan enkele aandachtspunten voor de Nederlandse implementatie voor de komende periode, maar staat niet dat de Nederlandse uitvoeringsdiensten achter zouden lopen met de implementatie. Dat is ook mijn beeld. Zoals hieronder wordt toegelicht in het antwoord op vraag 10, zijn zowel de Uitvoerings- en implementatiewet EU Asiel- en Migratiepact als de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel prioritair voor het kabinet, elk vanuit hun eigen achtergrond.
Kunt u beamen dat de invoering van de regels met betrekking tot het Pact prioriteit zouden moeten hebben over het versnelde invoeringstraject dat voorgesteld wordt in de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel en uw antwoord van een toelichting voorzien?
Het Pact omvat een fundamentele wijziging van het Europese asielstelsel, onder andere door het versterken van de Europese buitengrenzen via het invoeren van een screening van vreemdelingen en een versnelde grensprocedure voor asielzoekers die afkomstig zijn uit landen met weinig perspectief op verblijf. De nieuwe regels moeten het Europese asielstelsel, inclusief het Dublinstelsel, beter laten functioneren en leiden tot onder andere meer grip op asielstromen naar de EU. De nieuwe regels gelden per 12 juni 2026. De tijdige invoering van de EU-wetgevingshandelingen van het Pact in het Nederlandse stelsel is dan ook een prioriteit van het kabinet. De nationale maatregelen uit de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel hebben eveneens prioriteit van het kabinet vanwege de noodzaak om de druk op het nationale asiel- en opvangstelsel zo snel mogelijk te verminderen. Beide wetgevende trajecten hebben dus vanuit hun eigen achtergrond prioriteit.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja
Het bericht ‘Eigenrichting zoals bij de grens bij Ter Apel mag niet op begrip kunnen rekenen van politici’ |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Eigenrichting zoals bij de grens bij Ter Apel mag niet op begrip kunnen rekenen van politici»?
Ja.
Kunt u beamen dat de acties van deze burgers in strijd zijn met de wet? Zo ja, kunt u toelichten waarom er niet op wordt getreden tegen deze overtredingen van de wet? Zo nee, kunt u toelichten waarom u het geen schending van de wet vindt?
Het is aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk de rechter om te bepalen of er sprake is van strafbare feiten. Dat is niet aan mij om te beoordelen.
De taak van grenscontrole is voorbehouden aan de autoriteiten die daartoe zijn bevoegd zoals de Koninklijke Marechaussee.
Deelt u de mening dat de acties van de burgers die eigenhandig «grenscontroles» uitvoeren in strijd is met grondbeginsels van de democratie, aangezien het monopolie voor dergelijke controles bij de overheid ligt en dat we op moeten treden tegen iedere vorm van eigenrichting?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat het uitblijven van duidelijk optreden tegen wetsovertredingen, zoals eigenrichting door burgers, het risico met zich meebrengt dat het beeld ontstaat dat burgers boven de wet staan? En dat dit kan leiden tot een glijdende schaal met potentieel schadelijke gevolgen voor de rechtsstaat en de democratie? Zo ja, op welke wijze wordt hierop geanticipeerd?
We leven in een democratische rechtsstaat. Het staat eenieder vrij te demonsteren binnen de grenzen die de wetgever heeft gesteld.
Dat heeft de Minister-President in zijn interview in Tubantia van 10 juni jl. ook willen benadrukken. Het is echter geenszins de bedoeling dat het recht in eigen hand genomen wordt door «grenscontroles» uit te voeren. Het uitvoeren van grenscontroles is wettelijk voorbehouden aan autoriteiten, zoals de Koninklijke Marechaussee en is aan strenge nationale en Europese regels gebonden. Overigens merk ik op dat een demonstratie bestaat uit een actie van meerdere personen die gericht is op een gezamenlijke meningsuiting, een actie die vooral gaat om het uitoefenen van dwang valt niet onder de Wom.
Onderschrijft u de mening van de Minister-President, die stelde dat deze «grenscontroles» een vorm van demonstreren zijn? Zo nee, hoe verhoudt zich dit tot het uitgangspunt van eenheid van kabinetsbeleid? Zo ja, kunt u onderbouwen waarom deze acties gezien worden als demonstratie en hoe dit zich verhoudt tot het demonstratierecht en de oproepen van de burgemeesters?
Zie antwoord vraag 4.
Welke concrete stappen zet u om deze eigenrichting tegen te gaan, in het bijzonder na de oproep van Duitsland om hiermee te stoppen?
De politie staat in nauw contact met de Koninklijke Marechaussee en de Duitse politie om de situatie aan de grens goed te blijven volgen en waar nodig op te treden. Ook de Koninklijke Marechaussee onderhoudt reguliere contacten met de Duitse grensautoriteiten waar het om binnengrenscontroles gaat.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ik heb dit zoveel mogelijk gedaan.
Het artikel 'Organisatie meldt dat Israelische marine zeilboot Greta Thunberg heeft geënterd' |
|
Marieke Koekkoek (D66), Laurens Dassen (Volt) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Organisatie meldt dat Israëlische marine zeilboot Greta Thunberg heeft geënterd»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de actuele situatie van de Madleen en de opvarenden? Zo nee, wat doet u op dit moment om daarachter te komen? Zo ja, kunt u deze delen?
Ja. De Madleen is op maandag 9 juni door Israël onderschept en naar de Israëlische haven van Ashdod gebracht. Aan de Nederlandse burger aan boord van de Madleenis prompt consulaire bijstand verleend zodra deze daarom heeft verzocht. Vanwege de privacy van betrokkene kan het kabinet op dit moment niet verder ingaan op de inhoud van de zaak. In het kader van consulaire bijstand staat de ambassade in Tel Aviv in contact met de Israëlische autoriteiten over de precieze omstandigheden van de onderschepping van de Madleen.
Bent u bekend met het bericht dat de Madleen was omsingeld door drones, die het schip «bespuiten met een witte, verfachtige substantie»? Zo ja, hoe beoordeelt u dit, en kunt u uitleggen hoe u tot uw oordeel komt?
Ja, het kabinet is bekend met dit bericht. Het interfereren met de normale navigatie van een schip in internationale wateren is niet toegestaan zonder geldige internationale rechtsgrond. Het kabinet beschikt niet over voldoende informatie ten aanzien van de omstandigheden van dit specifieke incident om hier verdere uitspraken over te doen.
Bent u bekend met het bericht dat Israëlische militairen de zeilboot hebben geënterd?
Ja.
Bent u het eens dat dit een schending van het internationale recht is, en een schending van het recht op vrije doorgang op zee? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is onvoldoende bekend over de onderschepping van het schip om tot een definitief oordeel te komen. Onderzoek door met name de vlaggenstaat, het Verenigd Koninkrijk, zou meer gegevens moeten opleveren.
Welke strafbare feiten zou de Madleen volgens u plegen die rechtvaardigen dat Israëlische militairen de Madleen enteren? Indien geen, ben u het eens dat er geen rechtvaardiging is? Kunt u dit uitleggen?
Het schip bevond zich in internationale wateren in het kader van de uitoefening van de vrijheid van navigatie. Gelet op de exclusieve rechtsmacht van de vlaggenstaat, het Verenigd Koninkrijk, geldt aan boord van het schip alleen het strafrecht van het Verenigd Koninkrijk. Het kabinet heeft geen kennis van eventuele strafbare feiten die zouden kunnen zijn begaan aan boord van het schip. Eventueel nader onderzoek door het Verenigd Koninkrijk zou dat moeten uitwijzen, indien nodig gevolgd door passende vervolgmaatregelen.
Welke acties heeft u ondernomen om te voorkomen dat Israëlische militairen de zeilboot zouden enteren?
Nadat de Madleen was vertrokken, heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Israëlische autoriteiten geïnformeerd over de aanwezigheid van een Nederlands staatsburger aan boord en Israël opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen het schip en zijn opvarenden.
Welke acties heeft u ondernomen nadat Israëlische militairen de Madleen hebben geënterd?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft prompt consulaire bijstand verleend aan de Nederlander die aan boord zat van de Madleenzodra deze daarom heeft verzocht. Vanwege de privacy van de betrokkene kan het kabinet op dit moment niet verder ingaan op de inhoud van de zaak.
Bent u bereid om de acties van het Israëlische leger ten strengste te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is het te vroeg hier definitieve uitspraken over te doen. In het kader van consulaire bijstand staat de ambassade in Tel Aviv in contact met de Israëlische autoriteiten over de precieze omstandigheden van de onderschepping van de Madleen.
Bent u voornemens om de ambassadeur van Israël te ontbieden over deze schending van het internationaal recht en al het mogelijke te doen om ervoor te zorgen dat de opvarenden worden vrijgelaten? Zo nee, waarom niet?
Gelet op het feit dat onder internationaal recht een schip, zijn bemanning en alle personen aan boord als een eenheid kan worden beschouwd, ligt het in de eerste plaats voor de hand dat het Verenigd Koninkrijk, als vlaggenstaat van de Madleen, opkomt voor mogelijke schendingen van het internationaal recht. Aangezien zich aan boord van het schip ook een Nederlander bevond, kan Nederland diplomatieke bescherming uitoefenen in overeenstemming met het internationaal recht en naleving daarvan door Israël eisen. Het kabinet is op dit moment niet voornemens de Israëlische ambassadeur hiervoor te ontbieden.
Bent u met uw Europese collega’s in contact om maximale druk uit te oefenen op de Israëlische regering en sancties in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld heeft het kabinet zorgen over de huidige koers van de regering-Netanyahu, specifiek ten aanzien van het optreden in de Gazastrook. Het kabinet weegt continu af op welke wijze het beste invloed uitgeoefend kan worden om de situatie op de grond te verbeteren. Over de vaart van de Madleen is tijdig contact geweest met voornamelijk Frankrijk, Duitsland en Zweden, die ook staatsburgers aan boord hadden.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen twaalf uur beantwoorden?
Er is getracht te voldoen aan een zo spoedig mogelijke beantwoording.
Het bericht ‘Pentagon gaat duizenden transgender militairen ontslaan’ |
|
Marieke Koekkoek (D66), Laurens Dassen (Volt) |
|
Marjolein Faber (PVV), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met bovenstaand bericht?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het besluit van de Verenigde Staten om militairen die transgender zijn te ontslaan?
In een steeds onveiliger wereld heeft Defensie het beste van iedereen nodig om Nederland en bondgenoten te kunnen blijven beschermen. Iedereen moet zich thuis kunnen voelen en daarbij kijken wij niet naar geaardheid, genderidentiteit of voorkeuren. Nederland blijft zich daarom inzetten voor een diverse en daarmee sterke krijgsmacht. In dat licht kijken wij met zorg naar de recente overheidsmaatregelen in de Verenigde Staten aangaande transgender personen.
Bent u bereid het besluit van het Pentagon om transgender militairen te ontslaan te veroordelen?
Nederland spreekt zich voor en achter gesloten deuren uit over het belang van diversiteit binnen de krijgsmacht, en zal dat ook blijven doen. Het zorgt ervoor dat we vanuit verschillende invalshoeken naar oplossingen kijken. Daardoor word je als team creatiever en als organisatie effectiever en ben je beter opgewassen tegen de dreigingen van vandaag en morgen.
Hoe beoordeelt u het voornemen van de Verenigde Staten om militairen die «in stilte» transgender zijn op te sporen, onder andere door medische dossiers onder de loep te nemen en daarin te zoeken naar wie tekenen van genderdysforie vertoont?
Het opsporen van collega’s middels inzage in medische dossiers, is in Nederland en dus ook bij Defensie wettelijk verboden. Het is mogelijk dat wetgeving in de Verenigde Staten anders is. Los daarvan zien wij niet in wat de noodzaak zou zijn van dergelijke voornemens.
Bent u van mening dat deze actie past bij een land (tevens NAVO-bondgenoot) die wij een bondgenoot noemen? Kunt u hierop reflecteren?
Alle landen genieten soevereiniteit en zij nemen beslissingen op grond van hun eigen specifieke nationale prioriteiten.
Strookt dit besluit volgens u met de waarden die NAVO-lidstaten op basis van het NAVO-verdrag verdedigen, waaronder democratie, individuele vrijheid en de democratische rechtsstaat?
Zoals we in het NAVO-commissiedebat van 22 mei 2025 aangaven, is het een zorgelijke ontwikkeling waar we kritisch op zijn. Het standpunt van Nederland is daarbij duidelijk, zoals benoemd in vraag 2 en 3.
Klopt het dat Defensie met een aanzienlijk tekort aan opleidingscapaciteit kampt, waardoor veel aspirant-militairen momenteel niet opgeleid kunnen worden?
Defensie heeft bij initiële opleidingen de bestaande problemen opgelost. Voor in de toekomst wordt gewerkt aan bestendiging, zodat ook grote aantallen aspirant-militairen tijdig kunnen worden opgenomen in de organisatie. Zo beoogt het Deltaplan Opleidingen om de balans te herstellen met de daarin opgelegde maatregelen2.
Bent u bereid deze ontslagen militairen een veilige haven te bieden in Nederland en hen een baan aan te bieden als opleider van militairen in Nederland?
Asiel wordt niet aangeboden. Een persoon die in aanmerking wil komen voor asiel, dient daartoe persoonlijk een verzoek in te dienen. Mocht een ontslagen Amerikaanse militair zich in Nederland bevinden, dan staat het deze persoon vrij om een asielverzoek in te dienen. Bij de beoordeling daarvan maakt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een zorgvuldige afweging of iemand voldoet aan de voorwaarden voor asiel. Ontslag uit een militaire functie is op zichzelf bezien niet voldoende om een asielvergunning te verlenen, verder krijgt het verzoek an sich altijd een individuele beoordeling.
Daarnaast is de inzet van het kabinet niet gericht op het faciliteren van werk, dat is in de regel wel nodig om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in het kader van werk te verkrijgen.
Zo ja, welke acties, zoals het creëren van een speciale vluchtelingenstatus van trans personen uit de VS, bent u bereid hiertoe te ondernemen?
De aangekondigde wijzigingen in het beleid van de Verenigde Staten zijn op dit moment geen aanleiding om in algemene zin aan te nemen dat transgender personen uit de Verenigde Staten een gegronde vrees voor vervolging hebben of een reëel risico lopen op ernstige schade bij terugkeer. Er is nu dan ook geen aanleiding om aanvullend beleid op te stellen voor deze groep. Evenmin is dit aanleiding de bestaande kader daarvoor aan te passen, nog daargelaten de vraag of hier binnen het EU-acquis ruimte voor is. Dit neemt niet weg dat iedere asielaanvraag altijd op zijn eigen merites wordt beoordeeld.
Zo nee, waarom bent u hiertoe niet bereid?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid de samenwerking op te zoeken met andere Europese lidstaten (al dan niet NAVO-lidstaten) om militairen die transgender zijn een veilige haven te bieden in Europa?
Gezien de antwoorden op de vragen 8 t/m 10 bestaat daarvoor geen aanleiding.
Bent u bereid de samenwerking op te zoeken met andere Europese lidstaten (al dan niet NAVO-lidstaten) om transgender personen een veilige haven te bieden in Europa?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid deze vragen los van elkaar te beantwoorden?
Enkel waar dit dienstig was aan de beantwoording zijn de antwoorden samengevoegd.
Het bericht ‘Waakhond slaat alarm: ‘Als je nu niet in actie komt, zit jouw foto straks in AI-bot van Instagram’ |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Als je nu niet in actie komt, zit jouw foto straks in AI-bot van Instagram»1?
Ja.
Bent u van mening dat de voorgenomen plannen van Meta om gebruikersdata in te zetten als AI-trainingsdata een grove inbreuk is op de privacy van gebruikers van platformen zoals Instagram en Facebook?
Ik begrijp dat de bedoelde plannen van Meta vragen oproepen naar de rechtmatigheid ervan in het licht van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), maar een oordeel daarover komt mij niet toe. Het beoordelen van de rechtmatigheid van (voorgenomen) gegevensverwerkingen is aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten, in Nederland is dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Ten aanzien van Meta is niet de AP, maar de Ierse toezichthouder, de Data Protection Commission (DPC), leidend, omdat de Europese hoofdvestiging van Meta in Ierland zit. Toezichthouders zijn bij uitstek bevoegd om stappen te ondernemen indien sprake is van een overtreding van de regels die zijn neergelegd in de AVG.
In verband met de inzet van gebruikersdata voor Artificiele Intelligentie (AI) training door Meta, heeft de DPC op 21 mei 2025 een verklaring afgelegd over de plannen van Meta om publieke content van volwassen gebruikers op facebook en Instagram in de Europese Unie (EU) en de Europese Economische Ruimte (EER) te gebruiken voor het trainen van generatieve AI modellen. De DPC heeft eerder in juni 2024 zorgen geuit over deze plannen en heeft Meta verzocht de training van het model te pauzeren. Meta heeft hierop gereageerd door de training uit te stellen en aanvullende maatregelen te nemen, waaronder verbeterde transparantie voor gebruikers, een vereenvoudigd bezwaarformulier en technische waarborgen zoals de-identificatie en filtering van datasets. De DPC blijft, als leidende toezichthoudende autoriteit, de situatie nauwlettend volgen en heeft Meta verzocht een rapport op te stellen met een bijgewerkte evaluatie over de effectiviteit en passendheid van de genomen maatregelen en waarborgen bij de verwerking van persoonsgegevens. Het rapport wordt verwacht in oktober 2025.2
Deelt u de opvatting dat het verlies van controle over de persoonsgegevens van gebruikers van Facebook en Instagram neerkomt op een aantasting van onze digitale soevereiniteit? Zo ja, wat voor stappen gaat u hiertegen ondernemen?
Het Europees Comité voor gegevensbescherming (EDPB), waarin de Europese gegevensbeschermingsautoriteiten samenwerken, heeft op 17 december 20243 een advies aangenomen over het gebruik van persoonsgegevens bij het ontwikkelen en in gebruik nemen van AI-modellen. Daarin wordt ook ingegaan op de verwerking van persoonsgegevens voor dit doel zonder dat daarvoor toestemming is verkregen van de gebruikers.
De AVG biedt zes grondslagen om persoonsgegevens te mogen verwerken. Toestemming van de betrokkene is een mogelijke grondslag voor het verwerken van persoonsgegevens (artikel 6, eerste lid, onder a, AVG), maar ook zonder toestemming van de betrokkene kan het verwerken van persoonsgegevens rechtmatig zijn. Dat kan het geval zijn als de verwerkingsverantwoordelijke een «gerechtvaardigd belang» (artikel 6, eerste lid onder f AVG) heeft voor de verwerking. Uit het advies van 17 december 2024 van de EDPB volgt dat een verwerkingsverantwoordelijke een gerechtvaardigd belang kan hebben dat erin bestaat dat gegevens worden gebruikt voor de ontwikkeling van een AI-model. Wel noemt de EDPB diverse voorwaarden voor het gebruik van deze grondslag bij het verwerken van persoonsgegevens ten behoeve van het ontwikkelen of inzetten van een AI-model. Zo moet worden vastgesteld dat, indien er sprake is van een gerechtvaardigd belang, aan twee verdere voorwaarden is voldaan: de beoogde verwerking van persoonsgegevens is noodzakelijk ter behartiging van het bovengenoemde gerechtvaardigde belang en de belangen of fundamentele rechten en vrijheden van betrokkenen die door de verwerking van persoonsgegevens worden geraakt, wegen niet zwaarder dan het gerechtvaardigde belang dat met de verwerking wordt gediend. Hoe een belangenafweging in concrete situaties uitvalt, wordt bepaald door de omstandigheden van het geval. Daaruit zal moeten blijken dat het gebruik van persoonsgegevens echt nodig is en dat hetzelfde doel niet kan worden bereikt met bijvoorbeeld geanonimiseerde gegevens. In deze afweging spelen de «redelijke verwachtingen» van de betrokkenen een belangrijke rol. Bij het vaststellen daarvan dient onder meer rekening te worden gehouden met de context van de verwerking en de informatie die de verwerkingsverantwoordelijke aan de betrokkene aanbiedt. De verwerkingsverantwoordelijke kan daarbij op de concrete omstandigheden van het geval toegespitste maatregelen nemen om de impact van de verwerking op de belangen van betrokkenen te mitigeren. Daarbij speelt de toegang tot rechten van betrokkenen onder de AVG een rol, zoals het recht op inzage en het recht op bezwaar. De toezichthouder beoordeelt uiteindelijk of (en zo ja: welke) stappen moeten worden ondernomen tegen een vorm van verwerking.
Hoe verhoudt het «opt-out» model voor dataverzameling dat Meta gebruikt zich tot de vereisten van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)?
Bij de beoordeling of de verwerkingsgrondslag «gerechtvaardigd belang» kan worden ingeroepen, weegt mee of de verwerkingsverantwoordelijke voldoende maatregelen heeft genomen om de impact van een gegevensverwerking op de belangen van betrokkenen te beperken. Het bieden van een onvoorwaardelijke «opt-out» kan volgens het advies van de EDPB worden beschouwd als een zodanige maatregel4, die de controle van individuen over de verwerking van hun persoonsgegevens versterkt. Of het opt-out model dat Meta gebruikt in overeenstemming is met de AVG, is ter beoordeling van de onafhankelijke toezichthouder.
Welke bevoegdheden en middelen heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) om in te grijpen tegen praktijken van grote bedrijven zoals Meta? Acht u dit voldoende?
Elke toezichthoudende autoriteit heeft op grond van artikel 58 van de AVG verschillende bevoegdheden. De toezichthouder kan bijvoorbeeld de verwerkingsverantwoordelijke of verwerker waarschuwen, berispen of gelasten een verzoek van een gebruiker voor de uitoefening van zijn of haar rechten in te willigen. Ook kan er een geldboete worden opgelegd. De toezichthouder kan bovendien een tijdelijk of definitief verwerkingsverbod opleggen of gelasten de gegevensstromen naar een ontvanger in een derde land op te schorten. Ik acht dit instrumentarium toereikend om toe te zien op de naleving van de gegevensbeschermingswetgeving en waar nodig handhavend op te treden. Ten aanzien van Meta is als gezegd niet de AP maar de Ierse toezichthouder leidend. Wel staan de AP en de andere Europese toezichthouders hierover overeenkomstig artikel 60 van de AVG in contact met de Ierse toezichthouder.
De AP stelt dat gebruikers momenteel zelf hun privacy moeten beschermen bij een bedrijf als Meta. Deelt u de opvatting dat de verantwoordelijkheid voor privacy niet bij de burgers zou moeten liggen? Ziet u een rol weggelegd voor de overheid om haar burgers te informeren over de bescherming van hun privacy en persoonsgegevens? Zo ja, welke?
Het is in de eerste plaats aan de verwerkingsverantwoordelijke om de gegevensbeschermingsregels na te leven en dat ook te kunnen aantonen, maar ook om duidelijk en transparant te communiceren naar haar gebruikers en hen in staat te stellen effectief hun rechten uit te oefenen. Het behoort verder tot de taken van de AP om voorlichting te geven over de AVG, bijvoorbeeld door in algemene zin te ondersteunen bij het uitoefenen van de rechten die de AVG biedt. Ik zie in deze situatie geen rol weggelegd voor de overheid, temeer nu de AP deze rol daadwerkelijk vervult. Haar oproep in de onderhavige kwestie geeft daar blijk van.
Als Europese privacytoezichthouders hun onderzoek naar mogelijke schendingen van de Europese privacywetgeving door Meta niet vóór 27 mei afronden, is de Nederlandse overheid dan bereid om zelfstandig maatregelen te nemen om de privacy van Nederlandse gebruikers te beschermen? Deelt u de mening dat de waarschuwing van de AP aanvullende actie vanuit de overheid legitimeert?
Nee, daarmee zou de Nederlandse overheid op de stoel van de toezichthouders gaan zitten. In het stelsel zoals de AVG dat kent, is het aan verwerkingsverantwoordelijken om verplichtingen na te leven, aan de betrokkenen om rechten uit te oefenen en is het toezicht bij onafhankelijke instanties belegd, niet bij de overheid.
Het bericht 'Fransen willen Amerikanen 'wetenschappelijk asiel' verlenen' |
|
Marieke Koekkoek (D66), Laurens Dassen (Volt) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Fransen willen Amerikanen «wetenschappelijk asiel» verlenen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het Franse voorstel om Amerikaanse wetenschappers een vluchtelingenstatus te geven en hen op die manier langdurige visa te kunnen verschaffen?
Gezien het grote belang van wetenschappelijk talent voor Europa, kijk ik met interesse naar de inzet van de verschillende lidstaten om internationale wetenschappers aan te trekken. Lidstaten hebben binnen het EU-brede toetsingskader voor de toelating van internationale wetenschappers een zekere ruimte voor eigen invulling.2 Aanvullend op het migratiebeleid hebben lidstaten ook de nodige mogelijkheden om al dan niet aantrekkelijk te zijn voor internationaal talent. Iedere lidstaat heeft derhalve zijn eigen context waarbinnen toelating en verblijf van internationale wetenschappers worden geregeld en het is niet aan mij om specifiek beleid van andere landen te beoordelen.
Worden Amerikaanse wetenschappers en onderzoekers volgens u bedreigd in hun persoonlijke en wetenschappelijke vrijheid door de regering-Trump?
Laat mij vooropstellen dat ik, zoals ook aangegeven in mijn beleidsbrief, pal voor de academische vrijheid sta. Het kabinet onderschrijft dat belang volledig. De komende tijd bekijk ik samen met het wetenschapsveld en kijkt ook het veld zelf hoe we deze belangrijke waarden nationaal en internationaal nog beter kunnen blijven beschermen dan we nu al doen.
Ik houd de ontwikkelingen in de Verenigde Staten op het gebied van wetenschappelijk onderzoek nauw in de gaten en spreek hierover met wetenschappers in eigen land, en ook met collega’s in Europese landen.
Welke concrete stappen onderneemt u – en heeft u reeds ondernomen – om Amerikaanse wetenschappers en onderzoekers aan te trekken richting Europa, al dan niet naar Nederland in het specifiek?
In Europa trek ik samen met de Europese Commissie en de andere lidstaten op om onderzoekstalent aan te trekken richting Europa. Hiertoe worden uiteenlopende maatregelen genomen. Een voorbeeld is de € 500 miljoen die de Europese Commissie heeft vrijgemaakt voor het initiatief «Choose Europe for Science», zoals 5 mei jl. aangekondigd. Een ander voorbeeld is het voorstel van de Europese Commissie voor een Vaardigheidsunie waarin een nieuwe aanpak wordt voorgesteld die het onderwijs-, opleidings- en werkgelegenheidsbeleid verenigt rond een gemeenschappelijke visie op het concurrentievermogen. Onderdeel daarvan zijn maatregelen om de aantrekkingskracht van de EU op talent te vergroten. Hierover is uw Kamer in april jl. geïnformeerd.3 De maatregelen zijn aanvullend op de inzet om Europa een aantrekkelijke plek voor onderzoek en innovatie te maken via de Europese Onderzoeksruimte. Door in te zetten op de ambitie om te komen tot een eengemaakte markt voor onderzoek en innovatie wordt het Nederlands en Europese concurrentievermogen en onze strategische autonomie versterkt. De komende tijd blijf ik hierover op Europees niveau in gesprek.
Voor het aantrekken van internationaal wetenschappelijk talent naar Nederland stelt het kabinet via NWO € 25 miljoen beschikbaar voor een afgebakend en gericht financieringsinstrument.4 Het is voor het concurrentievermogen, de strategische autonomie en de weerbaarheid van Europa en Nederland essentieel dat wij wetenschappers van topniveau blijven aantrekken. Dit instrument werk ik op dit moment verder uit in samenwerking met NWO en UNL. Uw Kamer wordt hierover voor de zomer nader geïnformeerd.
Hoeveel wetenschappers uit de Verenigde Staten zijn op dit moment van plan om hun werk voort te zetten aan Nederlandse kennisinstellingen of universiteiten? Zijn er al Amerikaanse wetenschappers verhuisd en aangesteld?
Ik heb op dit moment geen specifieke informatie over de aanstellingen van wetenschappers in combinatie met waar ze vandaan komen of wat hun voornemens zijn.
Welke verdere mogelijkheden ziet u – kijkend naar de Franse initiatieven – om wetenschappelijk talent uit Amerika aan te trekken naar Europa, dan wel naar Nederland in het specifiek?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor het (versneld) verhogen van de Europese onderzoeks- en wetenschapsbudgetten, zoals Horizon Europe?
Het kabinet onderschrijft het belang van investeren in onderzoek en innovatie, mede ter versterking van de internationale concurrentiekracht. Dit volgt ook uit recente rapporten zoals die van Draghi5, Letta6 en Heitor7, zij benadrukken de noodzaak van investeren in onderzoek en innovatie. De Europese Commissie komt rond deze zomer met de eerste voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader na 2028. De Ministers van Buitenlandse Zaken en Financiën hebben in maart van dit jaar de inzet hiertoe op hoofdlijnen met uw Kamer gedeeld. Nederland zet in op het versterken van het huidige en toekomstige Europees concurrentievermogen waarbij een coherente basis voor onderzoek, technologie en innovatie nodig is als fundament. Deze inzet is in lijn met het vision paper op het volgende kaderprogramma, dat het kabinet in oktober met de Kamer heeft gedeeld, waarin onderschreven wordt dat een ambitieus Europees kaderprogramma voor onderzoek en innovatie onmisbaar is voor een sterk concurrentievermogen.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor het versnellen van visaprocedures voor Amerikaans talent in cruciale sectoren en wetenschappers in het algemeen?
De Commissie zal later dit jaar een visumstrategie presenteren die ook maatregelen zal omvatten ter ondersteuning van de komst van excellente studenten, onderzoekers en gekwalificeerde professionals van buiten de EU. Ik kan daar op dit moment niet op vooruitlopen.
Bent u tevens bereid om het versnellen van visaprocedures in nationaal verband te bepleiten?
Zie mijn antwoord op vraag 8.
Welke concrete stappen zet u in nationaal en Europees verband om Amerikaanse diploma’s versneld te erkennen?
In Europees verband wordt de erkenning van diploma’s overgelaten aan de lidstaten. In Nederland is de bevoegdheid om diploma’s te erkennen belegd bij onderwijsinstellingen en werkgevers. In Amerika behaalde bachelor- en mastergraden worden vergelijkbaar geacht met de bachelor- en mastergraden in het hbo en wo. Onderwijsinstellingen en werkgevers zouden een Amerikaans diploma dus al direct moeten kunnen erkennen.
Bent u voorstander van het opzetten van een grootschalige wervingscampagne om Amerikaans talent aan te trekken richting Europa, dan wel specifiek richting Nederland?
Het versterken van het concurrentievermogen en de brede welvaart vraagt om hoogwaardig onderzoek, technologie en innovatie. Het aantrekken en behouden van wetenschappelijk talent is daarom van groot belang voor Europa en Nederland. In voorgaande antwoorden heb ik verwezen naar verschillende maatregelen die hiertoe worden genomen. De € 25 miljoen die het kabinet via NWO heeft vrijgemaakt voor het financieringsinstrument voor het aantrekken van excellente wetenschappers naar Nederland is hier een belangrijk voorbeeld van, net als de op 5 mei jl. aangekondigde € 500 miljoen voor het initiatief «Choose Europe for Science» van de Europese Commissie.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Pro-Russische hackers nemen Belgische overheidswebsites op de korrel' |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Pro-Russische hackers nemen Belgische overheidswebsites op de korrel»1?
Ja.
Deelt u de opvatting van het Belgische Centrum voor Cybersecurity dat een dergelijke ddos-aanval ongevaarlijk is?
De impact van een DDoS-aanval is vaak beperkt en symbolisch van aard. Met een DDoS-aanval wordt de capaciteit van onlinediensten of de ondersteunende servers en netwerkapparatuur aangevallen. Er worden meerdere verzoeken verstuurd zodat de diensten als gevolg van overbelasting slecht of niet meer werken.
Door een DDoS-aanval krijgt de aanvaller geen toegang tot vertrouwelijke informatie. Ook is in veel gevallen de bedrijfsvoering van een organisatie beperkt of niet afhankelijk van een website. Daardoor blijft in veel gevallen de impact van een DDoS-aanval beperkt. Hoewel DDoS-aanvallen niet leiden tot dataverlies of systeeminbraak, kunnen ze wel (tijdelijk) invloed hebben op de beschikbaarheid, informatieverstrekking en/of dienstverlening van de getroffen websites. Dergelijke aanvallen moeten daarom wel serieus worden genomen.
Zijn Nederlandse overheidswebsites ook vatbaar voor dit soort aanvallen? Zo ja, op wat voor schaal komt dit voor?
Nederlandse overheidswebsites zijn, net zoals iedere andere website, vatbaar voor DDoS-aanvallen. Ongeacht de genomen maatregelen kan een aanval van een bepaalde schaalgrootte altijd een verstoring opleveren.
Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) is enkel op de hoogte van de DDoS-aanvallen die bij hen worden gemeld en beschikt daarom niet over een volledig beeld van de schaal. Organisaties die onder de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni) vallen hebben in het geval van ernstige incidenten een meldplicht bij het NCSC. Voor andere organisaties geldt dat zij vrijwillig een melding van een incident kunnen doen bij het NCSC, waarbij er dus geen sprake is van een meldplicht.
Wat voor risico's hebben cyberaanvallen op overheidswebsites voor het gebruik van de websites en de bescherming van data zoals persoonsgegevens?
Voor de beantwoording verwijs ik u naar vraag 2.
Is er onderzocht wat voor groepen verantwoordelijk zijn voor ddos-aanvallen op bijvoorbeeld de DigiD? Zo ja, hoe wordt hierop gehandeld? Volgen hierop bijvoorbeeld diplomatieke stappen?
Organisaties zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor adequate cybersecuritymaatregelen en voor het uitvoeren van onderzoek naar cyberaanvallen waardoor zij zijn getroffen. Daarnaast kunnen organisaties aangifte doen bij de Politie indien zij slachtoffer zijn van een DDoS-aanval. In het specifieke geval van de DDoS-aanvallen op DigiD worden deze per incident onderzocht en worden, waar mogelijk, aanvullende passende maatregelen genomen. Verder doet het NCSC onderzoek naar DDoS-aanvallen in het algemeen om een (situationeel) beeld te creëren over de techniek en de slachtoffers. Het NCSC doet daarbij niet aan attributie.
Doorgaans is het vanwege de aard van DDoS-aanvallen lastig om te achterhalen wie achter een aanval zit. Een DDoS-aanval kan worden uitgevoerd door zowel statelijke als niet-statelijke actoren. Deze actoren gebruiken diverse middelen en technieken om hun identiteit te verbergen. Dit doen zij o.a. met IP-spoofing, botnets of door middel van reflectie-aanvallen. Daarnaast kunnen kwaadwillenden gebruikmaken van betaalde DDoS-diensten, zogenaamde Booters.
Diplomatieke stappen worden per incident zorgvuldig gewogen. Nederland zet zich actief in om het kwaadwillend gedrag te adresseren zowel bilateraal als in coalitieverband via de EU of de NAVO. Afgelopen februari sprak Nederland steun uit voor de Australische sancties volgend op de cyberaanval op Medibank in 2022. In juli vorig jaar heeft Nederlandse inzet gezorgd voor EU-sancties tegen zes Russische cybercriminelen.
Is er sprake van een toename van Russische aanvallen met betrekking tot de veranderende geopolitieke situatie? Zo ja, hoe reageert de Nederlandse overheid hierop?
Zoals opgenomen in de jaarverslagen van de diensten en het jaarlijkse Cybersecuritybeeld Nederland is de dreiging van Russische cyberaanvallen al jaren onverminderd hoog.2
Als gevolg van de oorlog in Oekraïne is een toenemend aantal Russische operaties waarneembaar gericht op het ondermijnen en/of in kaart brengen van de Nederlandse steun aan Oekraïne. Incidenten kunnen voor een deel worden geplaatst in de context van geopolitieke spanningen en verschuivende internationale machtsverhoudingen. Opvallend is de toename van cyberaanvallen door hacktivisten waarbij organisaties om symbolische redenen doelwit worden, bijvoorbeeld omdat het land waarin ze opereren Oekraïne steunt.
Het kabinet reageert hier o.a. op door Oekraïne te ondersteunen in het versterken van hun cyberweerbaarheid, zowel civiel als militair. Doordat Russische cyberoperaties op Oekraïne ook spillover effecten kunnen hebben naar de rest van Europa, dient deze steun ook ons eigen nationale veiligheidsbelang.
In de Internationale Cyberstrategie 2023–2028 wordt beschreven hoe Nederland, binnen de turbulente geopolitieke context en de daaruit volgende cyberdreiging, vormgeeft aan de doelstelling om cyberdreigingen van staten en criminelen tegen te gaan.3 Daarnaast wordt in de Nederlandse Cybersecuritystrategie (NLCS) de nationale aanpak voor het versterken van de digitale weerbaarheid uiteengezet.4 Hiermee maken we Nederland digitaal weerbaar in een situatie van toenemende hybride en militaire dreiging, zoals de Russische. Zo investeert het kabinet in het tegengaan van digitale dreigingen van staten en criminelen. Tevens is het versterken van de digitale weerbaarheid overheidsbreed een van de prioriteiten in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) die voor de zomer van 2025 gepubliceerd wordt.
Het artikel 'Hongarije neemt wet aan die Pride-mars verbiedt' |
|
Marieke Koekkoek (D66), Laurens Dassen (Volt) |
|
Judith Uitermark (minister ) (NSC), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het artikel «Hongarije neemt wet aan die Pride-mars»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het verbieden van Pride-marsen in strijd is met de Europese waarden van vrijheid en democratie?
Het kabinet vindt de nieuwe anti-lhbtiq+ wetswijzigingen in Hongarije zeer zorgelijk en is van mening dat deze, net als eerdere Hongaarse anti-lhbtiq+ wetgeving, niet lijken te stroken met diverse grondrechten uit het EU-Handvest en de mensenrechten uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Of de recente wetswijzigingen daadwerkelijk in strijd zijn met het Unierecht, waaronder het EU-Handvest, is in eerste instantie aan de Europese Commissie, als hoedster van de Verdragen, om te beoordelen. Nederland zal de Commissie oproepen om dit voortvarend te doen en actie te ondernemen indien zij constateert dat het Unierecht is geschonden. Ook heeft de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger bij de Raad van Europa op 19 maart jl. in het Comité van Ministers een BeNeLux-verklaring2 uitgebracht met ernstige zorgen over de recente Hongaarse anti-lhbtiq+ wetswijzingen. Deze verklaring werd gesteund door in totaal 23 landen, waarvan 19 EU lidstaten.
Keurt u het wettelijk verbieden van Pride-marsen in Hongarije af?
Ja.
Keurt u het voornemen van de Hongaarse regering om mensen die Pride bijwonen een boete van 500 euro op te leggen en om gezichtsherkenningssoftware te gebruiken om deelnemers te identificeren af?
Ja.
Welke boodschap heeft u overgebracht of brengt u over aan de Hongaarse regering?
Het kabinet vindt de anti-lhbtiq+ wetswijzigingen die zijn aangenomen zeer zorgelijk en heeft deze zorgen reeds op verschillende manieren overgebracht. Zo heb ikzelf mijn zorgen publiekelijk uitgesproken via X3 en ik heb deze zorgen gedeeld met de Hongaarse ambassadeur. Zie ook het antwoord op vraag 2, voor wat betreft de BeNeLux-verklaring in de Raad van Europa en de oproep aan de Europese Commissie voor benodigde vervolgactie.
Bent u bekend met het voornemen van de burgemeester van Boedapest om Pride dit jaar alsnog doorgang te laten vinden?
Ja.
Bent u bereid om uit protest tegen deze wet zelf deel te nemen aan de Pride-mars in Boedapest? Zo nee, waarom niet?
De Pride staat gepland op 28 juni as., dat geeft voldoende tijd voor een zorgvuldige afweging ten aanzien van deelname namens Nederland, in nauw contact met andere EU lidstaten. Ikzelf ben niet voornemens hieraan deel te nemen.
Kunt u bovenstaande vragen los van elkaar beantwoorden?
Ja.
Bent u bekend met de berichten «Inspectie wilde strengere regels voor omstreden staalslak»1 en «800.000 ton staalslakken»2?
Ja, ik ben bekend met deze berichten.
Deelt u de mening dat milieu- en gezondheidsschade ten gevolge van opslag van staalslakken én het gebruik ervan als bouwstof, zoals in het Gelderse Eerbeek, te allen tijde voorkomen zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat milieu en gezondheidsschade ten gevolge van de opslag van staalslakken en ten gevolge van de toepassing ervan als bouwstof, voorkomen moeten worden.
Om welke reden is het advies van de ILT voor strengere regelgeving over staalslakken genegeerd?
Het advies van de ILT om de opgeslagen staalslakken bij Tata Steel als afvalstof aan te merken, was opgesteld met het oog op een nieuwe vergunningaanvraag van Tata Steel voor de opslag van grotere hoeveelheden staalslakken. Deze vergunningaanvraag is uiteindelijk niet gedaan omdat grote hoeveelheden staalslakken zijn afgevoerd. Het advies heeft geen formele status gekregen vanwege het ontbreken van een aanvraag voor een vergunning.
Waarom heeft u ervoor gekozen om het advies niet te delen met de Kamer ondanks de groeiende zorgen bij meerdere partijen?
Het advies dat, zoals aangegeven in de beantwoording bij vraag 3 er uiteindelijk nooit is gekomen, was gericht aan het bevoegd gezag ter plaatse en zag toe op de kwalificatie van de opgeslagen staalslakken op het terrein van Tata Steel. Het had daarmee geen betrekking op regelgeving in algemene zin over de toepassing van staalslakken.
Deelt u de mening dat ter waarborging van een transparante overheid adviezen van toezichthouders als de ILT nooit genegeerd zouden mogen worden om redenen als imagoschade, zoals aangekaart in het advies? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel deze mening. Daar was hier overigens ook geen sprake van.
Deelt u de mening dat het hergebruiken van secundaire materialen waarmee bodem en water vervuild raken juist een negatief effect heeft op de circulaire economie, omdat de grond en het water daardoor niet meer hergebruikt kan worden? Zo nee, waarop baseert u zich?
Het (her)gebruiken van secundaire materialen, zoals staalslakken, kan bijdragen aan de doelen van een circulaire economie. Toepassingen van staalslakken als bouwstof kunnen primaire bouwstoffen vervangen en stort kan worden voorkomen. Dit mag niet ten koste gaan van de bodem- en waterkwaliteit. Dit wordt geborgd in de desbetreffende regelgeving.
Bent u nog steeds van mening dat het gebruik van staalslakken als bouwstof veilig is en dat zij zonder al te veel problemen verhandeld moeten kunnen worden? Zo ja, wat beschouwt u precies onder zonder al te veel problemen?
De bodemregelgeving biedt een voldoende juridische basis voor een verantwoorde toepassing van staalslakken als bouwstof. In de praktijk blijkt het lastig hier invulling aan te geven. Daarom is reeds een aantal stappen gezet.
Zo is het sinds 2024 verplicht dat op de milieuverklaring bodemkwaliteit wordt aangegeven met welke voorwaarden en beperkingen een toepasser rekening moet houden en heeft de Circulaire toepassing van staalslak in mei 2024 een update gehad. Bovendien wordt de aangekondigde informatieplicht voor staalslakken omgezet in een meldplicht (zie de beantwoording van vraag3. Naar verwachting treedt deze begin 2026 in werking. Daarnaast wordt er in het kader van de herijking van de bodemregelgeving bekeken wat er nog meer nodig is om een verantwoorde toepassing beter te borgen. Zolang het past binnen de wet en regelgeving, moeten staalslakken verhandeld kunnen worden,.
Uit een recent signaal van de ILT over staalslakken dat op 17 april aan uw Kamer is aangeboden4 wordt geconcludeerd dat het gebruik van LD-staalslak als zandvervanger in toepassingen dikker dan een halve meter te risicovol is. In reactie op dit signaal, onderzoek ik of het wenselijk, effectief en mogelijk is om het gebruik van dit type LD-staalslak in dergelijke toepassingen uit te sluiten. Daarbij wordt onder meer gekeken welke aanpassingen in het opwerkproces mogelijk en nodig zijn om het product niet meer op de markt te brengen. Ook zal de producent worden verzocht inzicht te geven en/of een onderzoek uit te voeren naar alternatieve toepassingsmogelijkheden voor staalslak.
Bent u van mening dat na aantoning van het RIVM3 in 2023 – een onderzoek uitgevoerd in opdracht van de ILT – dat het gebruik van staalslakken als bouwstof tot milieuschade kan leiden, het gebruik hiervan strenger gereguleerd had moeten worden?
De kaders van de bodemregelgeving bieden een voldoende juridisch kader voor een verantwoorde toepassing. Deze kaders bestaan uit algemene regels en de zorgplicht. Dat het, ondanks deze kaders, in de praktijk toch mis kan gaan, was aanleiding voor het invoeren van een informatieplicht voor toepassing van staalslakken6. Op 22 april 2025 heeft uw Kamer een motie aangenomen waarin wordt opgeroepen tot de invoering van een meldplicht voor staalslakken. Hier zal invulling aan worden gegeven (zie antwoord op vraag7. Ook is het genoemde onderzoek van RIVM input geweest voor de evaluatie door RIVM van het normenkader voor secundaire bouwstoffen8 die u is aangeboden op 9 september 2024. Deze evaluatie vormt belangrijke input voor de herijking van de bodemregelgeving in het kader waarvan bekeken wordt wat nog meer nodig is om het veilig toepassen van secundaire bouwstoffen beter te borgen.
Daarnaast onderneem ik voor de LD staalslak die wordt gebruikt als zandvervanger in toepassingen van meer dan een halve meter dik aanvullende actie, zoals beschreven in het antwoord bij vraag 7.
Hoe verklaart u dat waar de Omgevingsdienst NL opmerkt dat bij het instellen van een informatieplicht niet voldoende toezicht kan worden gehouden op het gebruik van staalslakken door bedrijven die deze toepassen, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verkondigt geen aanleiding te zien om te denken dat toepassende bedrijven de omgevingsdiensten niet zullen informeren? Waar is deze aanname van het ministerie op gebaseerd?
Zowel met een informatieplicht als met een meldplicht wordt voorzien in de behoefte van het bevoegd gezag om vooraf op de hoogte te worden gesteld van een toepassing. Vervolgens kan het bevoegd gezag, indien dat nodig wordt geacht, ingrijpen op basis van de huidige wettelijke kaders. In die zin bestaat er dus geen verschil tussen een informatieplicht en een meldplicht. Alleen wanneer een toepasser verzaakt heeft om het bevoegd gezag vooraf op de hoogte te stellen van een toepassing, speelt het verschil tussen een informatieplicht en een meldplicht een rol. In dat geval kan het bevoegd gezag bij een meldplicht de activiteit stil leggen puur op basis van het niet-melden van de activiteit. Bij een informatieplicht kan dat niet; daar kan in geval van het niet informeren van het bevoegd gezag op reguliere wijze worden gehandhaafd, bijvoorbeeld door het opleggen van een boete.
Deelt u de mening dat bij het instellen van een informatieplicht voorbij wordt gegaan aan de grip op handhaving? Hoe kijkt u naar het advies van de werkgroep – die bestaat uit vertegenwoordigers van omgevingsdiensten, waterschappen, Rijkswaterstaat, politie en ILT – dat er met een meldplicht veel beter kan worden gereguleerd dan bij een informatieplicht, omdat ze dan bouwprojecten kunnen stilleggen wanneer die meldplicht genegeerd wordt?
Voor wat betreft de mogelijkheden tot regulering is het verschil tussen een informatieplicht en een meldplicht klein (zie het antwoord op vraag 9). De regelgeving biedt bevoegde gezagen op dit moment voldoende instrumentarium om preventief te handhaven. Het probleem is dat bevoegd gezag niet altijd vooraf op de hoogte is van voorgenomen toepassingen en daarin voorziet zowel een informatieplicht als een meldplicht.
Bent u alsnog bereid een meldplicht in te voeren? Zo ja, binnen welk termijn verwacht u dit te kunnen doen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben bereid om uitvoering te geven aan de aangenomen motie9 voor een meldplicht voor staalslakken. Er is op dit moment een Verzamelbesluit (een AMvB) dat op korte termijn aan uw Kamer zal worden aangeboden middels de voorhangprocedure (het Verzamelbesluit Omgevingswet IenW Bodem en Water 2026). In dit ontwerpbesluit staat nu nog een informatieplicht voor staalslakken. Dit voorstel zal moeten worden aangepast en daarvoor – om geen tijd te verliezen – zal de periode van voorhang worden benut. U zult in de versie van de voorhang dus nog een informatieplicht zien staan. Deze zal worden omgezet in een meldplicht. Dit is de snelste manier. Het streven is inwerkingtreding in het eerste kwartaal van 2026.
Staat u nog steeds achter uw eerdere beantwoording dat de risico’s bij de toepassing van staalslakken als bouwstof bekend zijn en hier op grond van de zorgplicht rekening mee wordt gehouden? Hoe staat dat antwoord in relatie tot het advies van de ILT waarin staat dat staalslakken vervuilender zijn dan eerder gedacht? Vindt u nog steeds dat u de zorgplicht adequaat naleeft?
De risico’s bij de toepassing van staalslakken als bouwstof zijn bekend, en toepassers dienen hiermee op basis van de zorgplicht rekening te houden. Tegelijkertijd blijkt dit in de praktijk lastig, wat aanleiding is geweest tot onder meer de herijking van de bodemregelgeving.
In het antwoord op vraag 7 staat een overzicht van maatregelen om milieuschade in de toekomst beter te voorkomen, waaronder het voorgenomen onderzoek naar uitsluiting van LD-staalslak als zandvervanger in toepassingen dikker dan een halve meter.
Hoe verhoudt de reactie van de voormalig staatsecretaris, waarin wordt gesteld dat het advies van de ILT aansluit bij de lijn van het ministerie om scherp te zijn op mogelijk risico’s, zich tot het nalaten van uitvoering van het betreffende advies?
Ik verwijs u hiervoor naar het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid, op basis van het genegeerde voornoemde advies van de ILT, staalslakken voortaan als «afval» aan te merken? Zo nee, bent u dan wel bereid om strengere regelgeving te maken voor de toepassing van staalslakken als bouwstof? Zo ja, kunt u schetsen waaruit deze regelgeving bestaat en hoe u waarborgt toekomstig milieu- en gezondheidsschade te voorkomen bij het gebruik van staalslakken als bouwstof?
Het is juridisch niet mogelijk om staalslakken generiek als afval aan te merken, omdat de beoordeling van de afvalstatus per geval moet plaatsvinden. De bodemregelgeving maakt bovendien geen onderscheid tussen materialen met of zonder afvalstatus bij toepassing als bouwstof, zolang aan de voorwaarden wordt voldaan.
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op de vragen 7 en 8, zijn en worden diverse aanvullende maatregelen getroffen om een veilige toepassing beter te borgen, waaronder herijking van de regelgeving, invoering van een meldplicht en onderzoek naar het uitsluiten van bepaalde toepassingen van LD-staalslakken.
De ontwikkelingen omtrent de strategische partnerschappen tussen de Europese Unie en Jordanië, Libië, Polen en Griekenland |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Welke formele rol speelt de nieuw aangestelde Commissioner for the Mediterranean, Dubravka Šuica, bij het strategisch partnerschap? Welke relatie is er tussen dit partnerschap en het New Pact for the Mediterranean?
Commissaris Dubravka Šuica is onder meer verantwoordelijk voor het ontwikkelen van brede partnerschappen in de Middellandse Zee-regio, zoals vermeld in de aan haar gerichte opdrachtbrief van de voorzitter van de Europese Commissie.1 Als zodanig was zij, samen met de Hoge Vertegenwoordiger, vanaf haar aantreden verantwoordelijk voor het voeren van de onderhandelingen over het strategische en brede partnerschap met Jordanië en ondertekende zij namens de Commissie de gezamenlijke verklaring over dit partnerschap op 29 januari jl. Zowel voor het aangaan van de onderhandelingen, als de ondertekening van de verklaring, ontving de Commissie formele goedkeuring van de Raad. De Commissie is ook verantwoordelijk voor een deel van de uitwerking en implementatie van het partnerschap, onder meer door programma’s binnen EU-instrumenten als het NDICI (het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking) en macro-financiële bijstand voor te stellen, en deze programma’s na aanname te implementeren en te monitoren. Daarnaast onderhoudt de EU een politieke dialoog met Jordanië, waaronder de Associatieraad, die wordt voorgezeten door de Hoge Vertegenwoordiger en waaraan de Commissaris deelneemt.
Zoals aangekondigd in het Commissiewerkprogramma zullen de Commissie en de hoge vertegenwoordiger dit najaar A New Pact for the Mediterranean publiceren. Dit zal een nieuw beleidskader vormen voor de benadering van de EU ten aanzien van het Zuidelijk Nabuurschap. Het kabinet vindt het belangrijk dat het aangaan en versterken van strategische en brede partnerschappen met landen in de regio, zoals Jordanië, centraal staat in deze benadering.
Kunt u inzage geven hoeveel financiële steun naar (samenwerking rondom) grensmanagement, mensensmokkel en mensenhandel gaat vanuit de Europese Unie? Worden er ook andere vormen van ondersteuning gebieden rondom deze onderwerpen vanuit de Europese Unie? Welke vormen zijn dit?
Het partnerschap tussen de EU en Jordanië, inclusief besluitvorming over financiële steun voor de samenwerking op grensbeheer, mensensmokkel en mensenhandel, zal de komende tijd verder worden uitgewerkt. Op dit moment wordt via twee steunmaatregelen onder de Europese Vredesfaciliteit, van 10 en 13,5 miljoen euro, bijgedragen aan de versterking van de capaciteit van het Jordaanse leger om de noordelijke en oostelijke grenzen te beheren. Deze maatregelen zijn complementair aan de operationele steun voor grensbeheer (10 miljoen euro) die wordt voorzien in de EU-programmering van 2024 in Jordanië.2 Ook lopen sinds 2019 twee projecten, van 5,5 en 5 miljoen euro, om de coördinatie tussen Jordaanse instanties te versterken ten behoeve van het beheer van grensovergangen. Daarnaast zijn onderhandelingen tussen Frontex en Jordanië gaande om een werkregeling, een formele verdere vorm van samenwerking, overeen te komen. Ook heeft Frontex in het kader van een breder project enkele activiteiten ontwikkeld ten behoeve van capaciteitsopbouw op het gebied van grensbeheer in Jordanië.
Kunt u inzage geven in de rol van Europese agentschappen, specifiek EASO, Frontex en Europol, bij het partnerschap?
Het Europees Asiel Agentschap (EUAA, voorheen EASO) ontplooit geen activiteiten in Jordanië. Frontex werkt in het kader van EU4Bordersecurity-project samen met Jordanië (zie antwoord op de vorige vraag). EUROPOL is niet actief in Jordanië, maar onderhandelt al enige jaren over een werkregeling, een formele verdere vorm van samenwerking. Daarnaast is EUROPOL/CEPOL actief op het gebied van capaciteitsopbouw ten aanzien van aanpak georganiseerde misdaad, waaronder mensenhandel en -smokkel. Het partnerschap zal de komende tijd, zoals ook aangegeven in het antwoord op de vorige vraag, verder worden uitgewerkt, waaronder op het vlak van migratie. Momenteel is nog onduidelijk of daarin een extra rol voorzien zal zijn voor de agentschappen. Lidstaten worden hierin betrokken via de verschillende instellingen van de agentschappen, zoals de Raad van Bestuur.
Welke rol ligt er voor Nederland in de «implementation roadmap under the Jordan-EU Association Agreement framework» waarover de Europese Commissie communiceert? Wat is de inzet van Nederland hierin?
De implementation roadmap zal de komende tijd worden uitgewerkt door de EU en Jordanië. Naar verwachting zullen de lidstaten hierbij betrokken worden. In de uitwerking van het partnerschap zal het kabinet aandacht vragen voor de opvang, terugkeer en herintegratie van vluchtelingen, grensbeheer, steun voor de hervormings- en moderniseringsagenda van Jordanië, samenwerking op het gebied van veiligheid, voldoende aandacht voor mensenrechten, goed bestuur en de rechtsstaat, en samenwerking op het gebied van water, landbouw, en private sectorontwikkeling.
Kunt u met de eerdere reactie op de schriftelijke vragen ter voorbereiding van de informele JBZ raad van afgelopen januari («Nederland spant zich er in Europees verband voor in om de toetsing en monitoring van de mensenrechtensituatie te versterken en dat eventuele zorgen op dit vlak onderdeel zijn van de dialoog met partnerlanden») in het achterhoofd terugkomen op de toezegging om huidige monitoring te delen met de Kamer zoals is gecommuniceerd rondom de motie van het lid Boomsma, Kamerstuk 36 600 XX, nr. 24?
Met de kabinetsappreciatie op de IOB-evaluatie van het mensenrechtenbeleid,3 heeft het kabinet voldaan aan de toezegging van de Minister van Asiel en Migratie aan de Tweede Kamer van 7 november jl. om «schriftelijk terug te komen op welke procedures er zijn bij het maken van migratiedeals voor het borgen van mensenrechten».
Kunt u inzage geven in welke voorwaarden Nederland inzet binnen het EU-Jordanië partnerschap, met in het achterhoofd de eerdere reactie op de schriftelijke vragen ter voorbereiding van de informele JBZ raad van afgelopen januari («Ook bepleit Nederland dat macro-financiële bijstand dient te voldoen aan de gebruikelijke voorwaarden, waaronder mensenrechten, de rechtstaat, effectieve democratische mechanismen, een hervormingsagenda en een link met het IMF-programma»)?
De voorwaarden voor steun in het kader van het EU-Jordanië partnerschap hangen af van het instrument in kwestie.
De Commissie heeft een nieuwe macro-financiële bijstand (MFB) aan Jordanië van 500 miljoen euro aangekondigd binnen het EU-Jordanië partnerschap. Dit komt bovenop de MFB van 500 miljoen euro waarover uw Kamer in mei 2024 reeds is geïnformeerd.4 Zoals gebruikelijk voor MFB is de vrijgave van tranches strikt afhankelijk van de voortgang van zowel het IMF-programma als een aantal aanvullende beleidsmaatregelen, waarover de Commissie en de Jordaanse autoriteiten overeenstemming moeten bereiken en die in een memorandum van overeenstemming (MoU) moeten worden opgenomen. Het IMF-programma richt zich op het versterken van de economische stabiliteit en het bevorderen van duurzame groei. Het programma omvat maatregelen zoals fiscale hervormingen, verbetering van het investeringsklimaat en versterking van het sociale vangnet om kwetsbare bevolkingsgroepen te beschermen. De onderhandelingen over het MoU zijn nog niet begonnen, maar zullen aansluiten bij de hervormingen van het IMF en bij het vorige MoU. Hierbij kan gedacht worden aan hervormingen op het gebied van economisch bestuur, waaronder het beheer van de overheidsfinanciën en de belastingdienst; sociaal en arbeidsmarktbeleid; en bestuur en bestrijding van fraude, corruptie en het witwassen van geld. Het kabinet zet in op de gebruikelijke voorwaarden voor MFB, namelijk eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat en effectieve democratische mechanismen, een hervormingsagenda en link met het IMF-programma.
Steun onder het NDICI dient verstrekt te worden in lijn met de doelstellingen vastgesteld in de NDICI-Verordening, waaronder «het ontwikkelen van bijzondere versterkte partnerschappen en nauwere politieke samenwerking met de landen van het Europese nabuurschapschapsbeleid» zoals Jordanië.5 Ook dienen NDICI-middelen stabiliteit, goed bestuur, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten in de nabuurschapsregio te bevorderen. Het kabinet hecht eraan dat NDICI-middelen effectief en binnen de kaders van internationaal en humanitair recht worden besteed en blijft bij de Commissie benadrukken dat de toetsing en monitoring van de mensenrechtensituatie in het ontvangende land wordt versterkt. Zoals gemeld in de kabinetsappreciatie over het rapport van de Europese Rekenkamer over het EUTF zal het kabinet er bij de Europese Commissie ook op aandringen om procedures inzichtelijk te maken voor het melden van en het geven van follow-up aan aantijgingen van mensenrechtenschendingen en het eventueel opschorten van EU-steun.6
Wat betreft steunmaatregelen onder de Europese Vredesfaciliteit, waaronder de in november 2024 aangenomen steunmaatregel voor Jordanië,7 hecht het kabinet aan stevige waarborgen, waaronder rapportage en onafhankelijke monitoring. Dergelijke waarborgen hebben tot doel het adequaat gebruik van middelen en het garanderen van respect voor mensenrechten en internationaal humanitair recht.
Voor al deze instrumenten geldt dat indien niet aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan, de steun kan worden opgeschort.
Naast het partnerschap met Jordanie is er afgelopen jaar een partnerschap opgezet tussen de Europese Unie en Libanon. Kunt u inzage geven in de huidige invulling van het partnerschap tussen de Europese Unie en Libanon en de inzet van Nederland?
Tijdens haar bezoek aan Libanon op 2 maart 2024 kondigde de voorzitter van de Commissie een steunpakket aan van 1 miljard euro tot 2027. Hiervan is inmiddels 500 miljoen euro geprogrammeerd middels de aanname van een speciale maatregel gericht op steun voor kwetsbare Libanezen en Syrische vluchtelingen8 en een meerjarig actieplan.9 In lijn met de inzet van het kabinet draagt de EU hiermee bij aan opvang in de regio, verbeterd grensbeheer en de veiligheid en stabiliteit van Libanon. Ook heeft de EU als onderdeel van het steunpakket financiering gereserveerd voor duurzame oplossingen voor Syrische vluchtelingen, inclusief de ondersteuning van terugkeer naar Syrië voor vluchtelingen die daartoe besluiten.
De belangrijkste kaders van de relaties tussen de EU en Libanon betreffen het Associatieakkoord (2006) en de partnerschapsprioriteiten (2016). In het kader daarvan, en van bovengenoemd steunpakket, vindt een dialoog plaats met de onlangs aangetreden Libanese regering, zoals recent tijdens het bezoek van Commissaris Šuica aan Beiroet. Van een strategisch en breed partnerschap tussen de EU en Libanon is vooralsnog geen sprake.
Bent u op de hoogte van de recente ontdekking van een massagraf met de lichamen van ten minste 28 migranten uit Sub-Sahara Afrika in het zuidoosten van Libië?
Ja.
Kunt u in VN-verband een oproep doen om een nieuwe Fact-Finding Mission on Libya te starten?
In reactie op de aanhoudende en ernstige schendingen van mensenrechten in Libië, evenals het gebrek aan vermogen van de nationale autoriteiten om effectief hiertegen op te treden, heeft de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties op 22 juni 2020 de Fact-Finding Mission on Libya (FFM) in het leven geroepen op initiatief van de Libische autoriteiten. Het primaire doel van de FFM was het onderzoeken van de mensenrechtensituatie in Libië sinds 2016, met een bijzondere focus op het vaststellen welke actoren verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen en schendingen van het internationaal recht. Het mandaat van de FFM is afgelopen op 23 april 2023.
De recente ontdekkingen van massagraven in het zuidoosten van Libië hebben brede aandacht van zowel de internationale gemeenschap als de Libische autoriteiten. Deze massagraven worden momenteel onderzocht door de Libische autoriteiten, met de steun van internationale experts. Het onderzoek staat onder leiding van de Libische procureur-generaal. Om het lopende onderzoek niet te doorkruisen en de efficiëntie van bestaande inspanningen niet te ondermijnen is Nederland op dit moment geen voorstaander van oproepen tot een nieuwe FMM. Een nieuwe FFM resolutie gesteund door de Libische autoriteiten is bovendien in de huidige politieke context naar verwachting een onrealistische uitkomst.
Hoe beoordeelt u het recente advies van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel over de versterking van de governance aanpak mensenhandel, en hoe zal dit worden geïmplementeerd in het huidige beleid?
Wij hebben met interesse kennisgenomen van het advies van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen over de governance van de aanpak van mensenhandel. Naar ditzelfde vraagstuk wordt op dit moment ook onderzoek gedaan door het WODC. Parallel hieraan voert het Ministerie van Justitie en Veiligheid gesprekken met bestuurders over de vraag op welke wijze aan het advies opvolging kan worden gegeven. Uw Kamer wordt naar verwachting hierover in de loop van dit jaar geïnformeerd.
Welke maatregelen neemt de regering om de identificatie en bescherming van slachtoffers van mensenhandel onder migranten en asielzoekers in Nederland te verbeteren, met name degenen die via Libië zijn gereisd?
Alle betrokken uitvoeringsorganisaties in de vreemdelingenketen hebben een verantwoordelijkheid en rol om signalen van mensenhandel te identificeren om slachtoffers tijdig te herkennen, zodat zij de bescherming kunnen krijgen waar zij recht op hebben. Op dit moment wordt in het kader van het Actieplan programma Samen Tegen Mensenhandel onder actielijn 3 gewerkt aan een betere vaststelling van slachtofferschap en bescherming van slachtoffers. Zo wordt er een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden van het loskoppelen van de vaststelling van slachtofferschap en het strafrechtelijk onderzoek naar verdachten van mensenhandel. De implicaties voor het vaststellen van slachtofferschap die worden genoemd in het rapport «Migranten als verdienmodel: Mensenhandel op de migratieroute door Libië» van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel worden ook meegenomen in deze verkenning.
Is deze assessment reeds afgerond en, zo ja, kan deze openbaar worden gemaakt? Zo nee, wat is de reden voor eventuele vertraging?
Op dit moment wordt er in de EU gesproken over de mandaatherziening van EUBAM Libië, met het oog op besluitvorming over een mogelijke verlenging van het missiemandaat dat in juni dit jaar afloopt. Als onderdeel van de mandaatherziening van EUBAM vindt een strategic review van de missie plaats. Deze wordt niet openbaar gemaakt.
Op welke wijze wordt in deze review getoetst of EUBAM Libya effectief bijdraagt aan stabiliteit, grensbeheer en rechtsstatelijkheid in Libië?
Het mandaat van EUBAM Libië is gericht op het versterken van de capaciteit van de relevante Libische autoriteiten en agentschappen ten behoeve van grensmanagement, de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, waaronder mensenhandel en mensensmokkel, en terrorismebestrijding. De komende maanden zal de EU zich buigen over de strategische mandaatherziening van EUBAM Libië, met het oog op besluitvorming over een mogelijke verlenging van het missiemandaat. Als onderdeel van de mandaatherziening van EUBAM vindt de komende maanden een strategic review van de missie plaats. In deze review zal de politieke relevantie van het mandaat worden getoetst in de context van de bredere EU inzet in Libië. Ook zal worden bekeken of het mandaat nog altijd goed aansluit bij de behoeften van de Libische autoriteiten en of er andere factoren zijn die de operationele activiteiten en de effectiviteit van de missie zouden kunnen beïnvloeden.
Wordt in de beoordeling van EUBAM Libya ook rekening gehouden met recente berichten over de vondst van massagraven in Libië en de mogelijke betrokkenheid van gewapende groepen?
De strategic review van EUBAM Libië richt zich in algemene zin op de politieke relevantie en uitvoerbaarheid van het mandaat, zoals beschreven in antwoord op vraag 13. De massagraven die recent zijn gevonden bevinden zich buiten het geografische werkgebied van EUBAM – dat zich op dit moment hoofdzakelijk tot Tripolitania beperkt – en in delen van het land waar de internationaal erkende regering geen de facto controle uitoefent. Wel verzorgt EUBAM, als onderdeel van haar mandaat op grensmanagement en grensoverschrijdende criminaliteit, dit jaar trainingen aan onder andere forensische experts. Deze expertise kan worden ingezet voor de identificatie van slachtoffers in graven.
Kunt u aangeven wanneer het actieplan dat volgens de procedure rondom het Schengenevaluatiemechanisme volgt op de evaluatie wordt gepubliceerd?1 Bespreekt Nederland met Polen de concrete verbeterpunten zoals genoemd in de samenvatting van de Schengenevaluatie, specifiek aanbeveling 13, 14, 15 en 16? Kunt u hierop reflecteren, met in het achterhoofd de beantwoording van de schriftelijke vragen ter voorbereiding van de informele JBZ raad van afgelopen januari («De Europese Commissie heeft een belangrijke rol en verantwoordelijkheid ten aanzien van monitoring en naleving van geldende wet- en regelgeving, dit gebeurt onder meer aan de hand van het Schengenevaluatiemechanisme»)?
De Schengenevaluatieverordening kent een uitgebreid mechanisme voor de opvolging van aanbevelingen naar aanleiding van een evaluatie. Lidstaten dienen binnen de daarvoor gestelde deadlines een actieplan op te stellen en daar kunnen andere lidstaten opmerkingen over indienen. De Commissie beoordeelt samen met het evaluatieteam de toereikendheid van een actieplan.11 De Schengenevaluatie van Polen is in maart-april 2024 uitgevoerd. De verwachting is dat het actieplan van Polen binnenkort door de Raad zal worden besproken. Nederland zal ten behoeve van deze bespreking in de Raad het actieplan van Polen op zijn merites beoordelen en daarbij aandacht hebben voor de verbeterpunten uit de Schengenevaluatie en de specifieke bovengenoemde aanbevelingen.
Kunt u aangeven welke mogelijkheden er zijn voor Frontex om dergelijke signalen te onderzoeken aangezien er geen Frontex medewerkers werkzaam zijn aan de Pools-Belarussische grens, met in het achterhoofd de eerdere reactie op de schriftelijke vragen ter voorbereiding van de informele JBZ raad van afgelopen januari («Daarnaast kunnen eventuele signalen van pushbacks via het klachtenmechanisme bij het Fundamental Rights Bureau van Frontex aangekaart worden. Deze signalen worden dan onderzocht en de conclusies worden geadresseerd in de Management Board waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn.»)?
Lidstaten zijn in beginsel zelf verantwoordelijk waar het de uitvoering van grenstoezicht conform Europese wetgeving betreft. Het is aan de Europese Commissie om hierop toe te zien. Daarnaast levert het Agentschap op verzoek van Polen wel ondersteuning aan de Poolse buitengrenzen, waaronder de grens met Belarus. In de Europese Grens- en Kustwacht Verordening zijn verschillende mechanismen opgenomen om grondrechten in Frontex operaties te waarborgen, zoals een onafhankelijke grondrechtenfunctionaris, een adviesforum, toezichthouders voor de grondrechten, en klachten- en rapportagemechanismen. Waar het de operationele inzet door Frontex betreft monitort de grondrechtenfunctionaris van Frontex de naleving van grondrechten door het Agentschap, onder andere door onderzoek te doen naar activiteiten ontplooid door Frontex. Signalen van vermeende misstanden kunnen via het klachtenmechanisme bij de grondrechtenfunctionaris van Frontex worden gemeld. Indien er uit gezamenlijke operaties meldingen volgen van vermeende misstanden, worden deze via het zogeheten Serious Incident Report Mechanisme direct gedeeld met de grondrechtenfunctionaris. Wanneer er sprake is van mogelijke schendingen van grondrechten informeert de grondrechtenfunctionaris de uitvoerend directeur. Ook rapporteert de grondrechtenfunctionaris aan de leden van de Raad van Bestuur.
Kunt u aangeven welke signalen van pushbacks over de gehele Europese Unie wel zijn besproken tijdens het Frontex Management Board van 22 en 23 januari («Tijdens de Management Board van 22 en 23 januari 2025 zijn geen signalen van pushbacks aan de Poolse buitengrens geagendeerd»)?
Het is niet aan Nederland om hierover uitspraken te doen, temeer omdat de grondrechtenfunctionaris de mogelijkheid moet hebben om nader onderzoek te kunnen doen naar signalen om deze te kunnen verifiëren. Nederland heeft in de bijeenkomst van 22 en 23 januari jl. aandacht gevraagd voor het belang van onderzoek naar mogelijke mensenrechtenschendingen aan de buitengrenzen. Signalen van pushbacks kunnen via het klachtenmechanisme bij de grondrechtenfunctionaris van Frontex worden gemeld. Deze signalen worden dan onderzocht en de conclusies worden geadresseerd in de Raad van Bestuur waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn. Het is de rol van de grondrechtenfunctionaris om onafhankelijk onderzoek te doen en hierover te rapporteren. Voor een breder inzicht in de activiteiten van het grondrechtenbureau verwijzen wij u naar het jaarrapport dat de grondrechtenfunctionaris opstelt en waarin de voornaamste bevindingen zijn opgenomen. Het rapport over 2024 wordt dit voorjaar verwacht.
Wanneer zal de Kamer geïnformeerd worden over de opvolging van het rapport zoals gevraagd in de schriftelijke vragen ter voorbereiding op de informele JBZ raad van afgelopen januari? Wordt hierin meegenomen welke concrete stappen het Ministerie van Asiel en Migratie zal ondernemen naar aanleiding van dit feitenonderzoek? Wanneer wordt er een beslissing verwacht over de verlenging van het moratorium op terugkeer naar Griekenland?2
Uw Kamer is in de brief Diverse onderwerpen op het gebied van migratie van 11 maart jl. geïnformeerd over de opvolging van het feitenonderzoek uitgevoerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken.13
Digitale sloten in studentenwoningen |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Mona Keijzer (minister ) (BBB), Zsolt Szabó (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de plannen van een woningstichting in Enschede om over te stappen op digitale sloten voor studentenwoningen?
Ja.
Bent u bekend met de zorgen hierover vanuit de studenten en de gemeenteraad van Enschede?1 2
Ja.
Kunt u toelichten hoe u denkt over de plannen om over te stappen op digitale sloten en de mogelijke risico's, waaronder privacyrisico’s, die hierbij spelen?
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik hebben geen zeggenschap over de inzet van technologieën door private organisaties, zoals woningcorporaties. Vanzelfsprekend geldt ook voor private organisaties dat zij zich bij de inzet van digitale technologieën moeten houden aan de geldende wet- en regelgeving.
Bij de toepassing van digitale sloten gaat het voornamelijk over de verwerking van persoonsgegevens, waarop de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van toepassing is. Het is echter niet aan het kabinet om onderzoek te doen of in voorkomende gevallen de privacywetgeving wordt geschonden. Dit is aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), die als onafhankelijke toezichthouder verantwoordelijk en bevoegd is voor het handhaven van de AVG in Nederland.
Daarom kan ik geen appreciatie geven van de situatie in Enschede.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat van bewoners wordt geacht dat zij een smartphone met daarop een app zouden moeten gebruiken om hun woning of woongebouw te kunnen betreden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat digitaal wordt geregistreerd wanneer bewoners hun woning in- en uitgaan?
Zie antwoord vraag 3.
Beschikt u over een volledig of gedeeltelijk overzicht van woningen en/of woongebouwen in Nederland waar digitale sleutels vereist zijn voor het betreden van de woningen of waar het betreden of verlaten van de woningen digitaal wordt geregistreerd? Zo ja, kunt u dit overzicht met de Tweede Kamer delen?
Nee, dit overzicht heb ik niet.
Hoe oordeelt u over het in gebruik nemen van digitale sleutels, zoals voorgenomen in Enschede, gelet op artikel 8 EVRM en de AVG in het licht van een eerdere uitspraak van de Finse privacytoezichthouder die het bij een soortgelijke praktijk onrechtmatig achtte?3 4
Zoals ik aangaf in antwoord op vragen 3–5, is het niet aan mij om een oordeel te geven over de verenigbaarheid van het gebruik van digitale sloten met de AVG. In Nederland is de AP, die onafhankelijk opereert, belast met het toezicht op de naleving van de AVG. Het is aan de toezichthouder om per geval te beoordelen of wordt voldaan aan de wettelijke regels, en zo niet, of en op welke manier daartegen wordt opgetreden. Zij zal daarbij de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie betrekken.
Chemours |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Marieke Koekkoek (D66), Geert Gabriëls (GL), Ines Kostić (PvdD) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() |
Vindt u dat Chemours onder extra toezicht moet komen gezien de recente lek, de eerdere ongelukken en het consequente gevaar voor omwonenden?
Ik interpreteer uw vraag zo dat deze betrekking heeft op toezicht met betrekking tot de risico’s voor zware ongevallen. Ik ga daar niet over. Chemours is een zogenaamde Seveso-inrichting. In de regelgeving gelden voor deze bedrijven extra eisen waaronder het moeten hebben van een preventiebeleid met betrekking tot zware ongevallen. Toezicht op de Seveso-inrichting Chemours vindt plaats door samenwerkende inspectiepartners zoals DCMR Milieudienst Rijnmond (DCMR), Nederlandse Arbeidsinspectie, de Veiligheidsregio en het bevoegde gezag voor de waterlozingen. De samenwerkende inspectiepartners werken met een landelijke strategie voor de beoordeling van de Seveso-inrichting, ook ten aanzien van de noodzaak of toezicht verscherpt moet worden. De resultaten van deze periodieke gezamenlijke Inspecties zijn openbaar en te vinden op www.seveso-plus.nl.
Met betrekking tot het toezicht op de emissies naar water en lucht van PFAS is de frequentie van toezicht al opgeschaald.
Neemt de kostenpost rond het schoonmaken van de vervuiling toe? Zo ja, met hoeveel en vindt u dat een wenselijke ontwikkeling? Zo nee, wat gaat u daaraan doen?
Bij het recente lek zijn stoffen in de lucht vrijgekomen die zich diffuus hebben verspreid. Er is geen sprake geweest van verontreiniging van bodem of water. Als gevolg van die incidenten zijn er dus geen extra kosten ontstaan.
Wat is het effect van het lozen en lekken op de beschikbaarheid van drinkwater?
Er is geen effect op de beschikbaarheid van drinkwater.
Hoe reageert u op het nieuws dat Chemours in Europa vooroploopt in de lobby tegen het pfas-verbod?1
Het is de keuze van een bedrijf zelf hoe het zijn belangen wil behartigen en waar het tijd en geld aan besteedt. Het is aan de Europese Commissie hoe wordt omgegaan met belanghebbenden gedurende een restrictieproces.
Bent u het met de indieners eens dat Chemours zijn geld beter kan besteden aan onderzoek naar alternatieven voor pfas dan aan het verdubbelen van hun lobbybudget in Europa?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kan het dat Chemours de meest frequente bezoeker bij de Europese Commissie is omtrent pfas?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u het kwalijk dat van de 17 «high-level meetings», er maar 2 afspraken waren met ngo’s en 12 met de industrie?
Nee.
Denkt u dat de Europese Commissie met deze scheefgegroeide lobby een weloverwogen afweging kan maken bij het opstellen van het pfas-verbod?
Ja. Zie de toelichting op antwoord 9.
Bent u in gesprek met de Europese Commissie, en bent u van mening dat zij de volksgezondheid en het milieu te zwaarte geven die het verdient?
Ja. Het voorstel voor de restrictie ligt nu bij het Europese agentschap voor chemische stoffen, ECHA. De lidstaten én de Europese Commissie hebben geen invloed op de beoordeling die daar plaatsvindt. Die procedure kent wel twee inspraakrondes, één aan het begin die heeft gelopen van maart tot in september 2023, met ruim 5600 reacties, en één over de sociaaleconomische opinie aan het eind van de beoordeling door ECHA. Voor zover er bij het ministerie verzoeken komen om te spreken over het restrictievoorstel, worden betreffende bedrijven of andere stakeholders naar deze inspraakprocedures verwezen.
Als vervolgens de Europese Commissie op basis van het restrictievoorstel en de ECHA-opinies een voorstel voorlegt aan de lidstaten, dan zal inspraak van zowel bedrijven als belanghebbenden en ngo’s worden georganiseerd door het ministerie. Dan beginnen ook de gesprekken met de Commissie over de belangenafweging in het voorgelegde voorstel.
Bent u het eens met pfas-expert Emil Damgaard-Møller dat bij heel veel producten pfas eenvoudig te vervangen is ondanks de claim van 500 bedrijven dat dit niet zo is?[2] Zo nee, op welke wetenschappelijke bronnen baseert u zich?
Bij het restrictievoorstel gaat het over veel stoffen en veel verschillende toepassingen. Het is belangrijk dat de weging van belangen en aanwezigheid van geschikte alternatieven zorgvuldig is. Die weging vindt plaats en aan de hand van de uitkomst daarvan zal duidelijk worden welke toepassingen eenvoudig te vervangen zijn.
Bent u het met dezelfde expert eens dat veel producten «overengineered» zijn? Ze nee, waar baseert u zich op?
Het is niet aan mij om te oordelen over hoe producten worden gefabriceerd. Wel is het belangrijk dat stoffen die op de markt worden gebracht, veilig kunnen worden gebruikt. Daar kunt u mij op aanspreken. Voor zover het gaat om consumentenproducten ziet de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport op de veiligheid.
Erkent u dat het onderzoek naar alternatieven voor pfas al zestig jaar stilstaat?
Vanuit de overheid heb ik geen direct zicht op onderzoeksprogramma’s binnen de chemische industrie. Wel constateer ik dat er gelukkig steeds meer PFAS-vrije consumentenproducten op de markt komen zoals PFAS-vrije pannen en regenjassen.
Bent u het met de indieners eens dat uitzonderingen op het pfas-verbod voor industriële applicaties de zoektocht naar meer en goedkopere alternatieven remt? Zo ja, wat bent u van plan hiertegen te doen?
Op dit moment is er geen sprake van een generieke uitzondering voor gebruik van PFAS door de industrie. Wel zal voor specifieke industriële toepassingen worden onderzocht of de doelstelling van de restrictie, het fors verminderen van emissies van PFAS naar het milieu, ook kan worden bereikt met andere middelen. Het zal dan gaan om strenge emissie-eisen tijdens productie, gebruik én in het afvalstadium. Er zal een kostenplaatje zitten aan deze eisen waardoor de zoektocht naar veiliger alternatieven ongetwijfeld doorgaat. Sowieso zal de industrie altijd open staan voor goedkopere alternatieven, zelfs zonder restrictievoorstel.
Hoe reageert u op het bericht dat Chemours en de industrie verwijzen naar twee onderzoeken over de veiligheid van fluorpolymeren, terwijl 23 van de 24 auteurs van die onderzoeken zelf in de industrie werken?2
Het restrictievoorstel wordt nu beoordeeld door onafhankelijke experts in de betreffende ECHA-comités die kijken naar respectievelijk het risico van de stof als de sociaaleconomische aspecten. Ik zal mijn standpunt over de veiligheid van de stof bepalen op basis van hun opinie.
Wat doet het met het vertrouwen in Chemours en de industrie dat zij fluorpolymeren «polymers of low concern» noemen terwijl daar geen definitie van is en daarmee onterecht impliceren dat deze stoffen veilig(er) zouden zijn?
Het is helder dat sommige PFAS gevaarlijker zijn dan andere. Gelijktijdig is het van belang om niet alleen te kijken naar de PFAS-stof in kwestie zelf maar ook naar de emissies tijdens productie, gebruik en in het afvalstadium. Dat gebeurt in de beoordeling van het restrictievoorstel.
Hoe verhoudt de agressieve lobby van Chemours zich tot de gesprekken die u voert met hen over het afbouwen van het pfas-gebruik?
Er is geen invloed van de lobby van Chemours op de gesprekken over het afbouwen van PFAS-gebruik of emissies.
Zal u pleiten voor de huidige, zeer redelijke, uitzondering op het verbod, waarin bedrijven zelf moeten aantonen dat er nog geen alternatief voor pfas is waarna ze 12 jaar de tijd hebben een alternatief te creëren? Zo nee, waar baseert u zich op?
Het restrictievoorstel zoals ingediend kent voor bepaalde toepassingen een overgangstermijn van 5 of 12 jaar. Dit voorstel wordt nu beoordeeld door ECHA en zal samen met de opinies van ECHA de basis zijn voor het voorstel dat de Europese Commissie gaat voorleggen aan de lidstaten. Zo gauw dat voorstel er is, zal ik daar een standpunt over innemen.
Hoe gaat u zich in Europa inzetten om te zorgen dat de volksgezondheid beschermd wordt?
Ik zet me dagelijks in voor het zorgen voor een goede bescherming van de volksgezondheid en het milieu aangaande chemische stoffen, zowel nationaal als in Europa.
De herkomst van budgetten voor maatwerkafspraken |
|
Marieke Koekkoek (D66) |
|
Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel budget verwacht u in totaal te besteden aan de maatwerkafspraken?
Er is circa € 1.004,30 miljoen beschikbaar specifiek voor maatwerkafspraken. Daarnaast is er € 66 miljoen toegekend voor uitvoeringskosten voor maatwerk. Dit betreffen middelen voor uitvoeringkosten bij de Ministeries van KGG en I&W en extra capaciteit bij de omgevingsdiensten voor vergunningverlening. Voor maatwerkafspraken met afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) is er € 222 miljoen beschikbaar. Er is ook € 2,8 miljoen gereserveerd voor uitvoeringskosten bij het Ministerie van I&W. Deze middelen zijn allen afkomstig uit het Klimaatfondsperceel Verduurzaming industrie en innovatie mkb (in totaal € 4,9 miljard). Daarnaast is er nog het gehele generieke financieringsinstrumentarium (voor de meeste regelingen ook gefinancierd uit het Klimaatfonds) dat ook gebruikt kan worden voor de maatwerkafspraken. Het is daardoor op voorhand niet met zekerheid te zeggen wat uiteindelijk de totale uitgaven worden aan de maatwerkafspraken.
Klopt het dat er 804 miljoen euro is gereserveerd voor de maatwerkafspraken in het Klimaatfonds, exclusief de 222 miljoen euro voor maatwerk bij Afvalverwerkingsinstallaties, en na toekenning van 200 miljoen euro aan Nobian? Zo nee, hoe zit dit dan precies?
Dit klopt, er is € 804,3 miljoen beschikbaar exclusief de middelen voor Nobian en AVI's. Hierbij passen de onder antwoord 1 genoemde kanttekeningen.
Worden de middelen gereserveerd voor de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) (1 miljard euro) geheel of gedeeltelijk ingezet voor de maatwerkafspraken? Zo ja, hoeveel hiervan wordt maximaal voor maatwerkafspraken gebruikt?
De NIKI is een generieke regeling voor de industrie waar zowel maatwerkbedrijven als andere bedrijven aanspraak op kunnen maken. Toekenning van middelen uit de NIKI verloopt via een jaarlijkse tenderprocedure op basis van de meest vermeden CO2-emissie per euro subsidie. Hierdoor worden de middelen toegekend aan de meest competitieve projecten. In de maatwerkaanpak worden bedrijven gestimuleerd om van het generieke financieringsinstrumentarium gebruik te maken. Gezien de specifieke systematiek van de NIKI kan er op voorhand niet bepaald worden welke bedrijven subsidie toegekend krijgen vanuit dit financieringsinstrument.
Bij de uitwerking van de maatwerkafspraken wordt altijd eerst onderzocht in hoeverre de bestaande instrumenten zoals de SDE++, de NIKI en de VEKI ingezet kunnen worden. Pas als die instrumenten niet toereikend zijn, kan een maatwerksubsidie overwogen worden. Het projectfolio waarover maatwerkafspraken worden voorbereid kan gefaciliteerd worden door een mix van instrumenten.
Wordt het niet-gealloceerde bedrag binnen het perceel «verduurzaming industrie en mkb» van het Klimaatfonds (796 miljoen euro) geheel of gedeeltelijk ingezet voor maatwerkafspraken? Zo ja, wat is het maximale bedrag dat hiervoor wordt vrijgemaakt?
De vrije ruimte in het Klimaatfondsperceel verduurzaming industrie en innovatie mkb is beschikbaar voor aanvragen in het Meerjarenprogramma (MJP) 2026. Dit proces loopt en besluitvorming hierover zal plaatsvinden bij de voorjaarsbesluitvorming. De Kamer wordt hierover gelijktijdig met de Voorjaarsnota geïnformeerd.
Welk maximaal bedrag bent u bereid in te zetten voor maatwerkafspraken vanuit de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie-subsidie (SDE++)?
De SDE++ is een generieke regeling waar zowel maatwerkbedrijven als andere bedrijven een aanvraag kunnen indienen. Toekenning van projecten vindt ook bij de SDE++ plaats op basis van de meeste vermeden CO2-emissie per euro subsidie. Op voorhand kan niet bepaald worden welke bedrijven subsidie toegekend krijgen. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Klopt het volgens u dat indien zowel de volledige NIKI-gelden als alle nog niet-gealloceerde middelen binnen het perceel «verduurzaming industrie en mkb» worden ingezet voor maatwerkafspraken, er een potentieel budget van 2,6 miljard euro ontstaat? Zo nee, wat is volgens u het totaal beschikbare bedrag, en uit welke middelen komt dit?
Zie de antwoorden op vragen 3 en 4.
In de media is eerder gesproken over 3 miljard euro voor maatwerkafspraken specifiek voor Tata Steel; kunt u aangeven uit welke middelen dit bedrag zou moeten komen?
Er is op 26 april jl. een onderhandelingsmandaat door de ministerraad vastgesteld en op basis daarvan lopen momenteel de onderhandelingen met Tata Steel. Vanwege de onderhandelingspositie van de Staat en de mogelijke koersgevoeligheid van de informatie kunnen er verder geen uitspraken hierover worden gedaan. Tijdens vertrouwelijke technische briefings kunt u worden geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen. De maatwerkafspraak zal worden gemaakt onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring.
Hoe waarborgt u een gelijk speelveld voor andere bedrijven die willen verduurzamen, indien u middelen uit verschillende subsidiepotten inzet voor een beperkt aantal grote vervuilers?
Voor de verduurzaming van de industrie en het mkb is er een breed scala aan generieke en specifieke instrumenten beschikbaar. Naast de specifieke middelen voor de maatwerkbedrijven zijn er generieke subsidie-instrumenten zoals de NIKI, VEKI, ISDE, DEI++ en SDE++ beschikbaar voor een brede groep van bedrijven. Vanuit de SDE++ is in 2022 bijvoorbeeld € 2,6 miljard beschikt ten behoeve van het mkb1. Daarbovenop is in 2022 circa € 2 miljard aan innovatie- en investeringsregelingen ingezet voor het verduurzamen van het mkb. Op die manier faciliteert het kabinet de verduurzaming van diverse doelgroepen binnen het bedrijfsleven met een passend instrumentarium.
Het bericht 'Faber beperkt inspraak van adviesorganen bij overhaaste wetgeving’ |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Marieke Koekkoek (D66), Don Ceder (CU), Kati Piri (PvdA) |
|
Struycken , Judith Uitermark (minister ) (NSC), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Marjolein Faber (minister ) (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Faber beperkt inspraak van adviesorganen bij overhaaste wetgeving»?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom u niet de gangbare consultatieperiode van minimaal vier weken hanteert bij deWijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de introductie van een tweestatusstelsel en het aanscherpen van de vereisten bij nareis?
Het kabinet vindt het noodzakelijk om met urgentie in te zetten op een breed pakket aan maatregelen om de asielketen per direct en duurzaam te ontlasten. De invoering van een tweestatusstelsel en het aanscherpen van de voorwaarden voor nareis zijn onderdeel van die maatregelen, zoals ook is opgenomen in het regeerprogramma.2 Om die reden is het wetgevingsproces, waaronder de consultatiefase, versneld doorlopen zodat het wetsvoorstel nog in 2024 aan de Afdeling advisering van de Raad van State kon worden voorgelegd. Daarmee heb ik uitvoering gegeven aan de brieven van 25 oktober 2024 en van 14 november 2024.3 Ik merk overigens op dat uw Kamer door middel van een motie heeft gevraagd om een nog spoediger tijdpad, waarin de wetsvoorstellen in 2024 aan de Tweede Kamer zouden worden voorgelegd.4
Zoals ik aangaf in het commissiedebat van 19 december 2024, en zoals in de memorie van toelichting staat vermeld, zal ik adviezen die op een later moment nog worden ontvangen alsnog betrekken in het wetgevingsproces. In dit verband heeft onder meer de Raad voor de rechtspraak een nader advies aangekondigd.5
Kunt u toelichten waarom de asielnoodmaatregelenwet niet ter consulatie is gestuurd naar de Nederlandse Orde van Advocaten, in tegenstelling tot wat u eerder schreef in de kamerbrief van 14 november?2
Gelet op de hierboven beschreven urgentie is het concept voor een Asielnoodmaatregelenwet voorgelegd aan de organisaties die in hun uitvoering direct door het voorstel worden geraakt. Het concept is daarom voorgelegd aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), de Dienst Terugkeer en Vertrek, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Raad voor de rechtspraak, het openbaar ministerie en de politie. In de kamerbrief van 14 november 2024 is overigens niet opgenomen dat het concept voor een Asielnoodmaatregelenwet aan de Nederlandse Orde van Advocaten zou worden voorgelegd.
Aan welke organisaties is de asielnoodmaatregelenwet wel ter consulstatie voorgelegd?
Zie antwoord vraag 3.
Op basis van welke kenmerken kan een wetsvoorstel als vertrouwelijk geclassificeerd worden en kunt u aangeven welke van deze kenmerken voorkomen bij de asielnoodmaatregelenwet?
Als uitgangspunt geldt dat een consultatieronde niet vertrouwelijk is. Dat was ook in dit geval beoogd. Op het briefhoofd van de aanbiedingsbrief waarmee het wetsvoorstel ter consultatie is voorgelegd was echter de aanduiding «Dep. vertrouwelijk» blijven staan. Dit is abusievelijk gebeurd en inhoudelijk ook niet juist, aangezien bij een consultatie-uitnodiging naar haar aard geen sprake is van departementaal vertrouwelijke informatie. In de tekst van de aanbiedingsbrief zelf is ook niet om vertrouwelijkheid gevraagd. De beide wetsvoorstellen zijn na toezending ervan aan de Afdeling advisering van de Raad van State actief openbaar gemaakt door publicatie op de wetgevingskalender.
Welke maatregelen treft u om de verkorte consultatieperiode niet tot gebruikelijke werkwijze te maken?
Ik heb op dit moment geen voornemen om ook in andere trajecten op het gebied van asiel en migratie deze verkorte consultatietermijn te hanteren.
Kunt u aangeven of het proces voor beide wetsvoorstellen geheel verloopt volgens de Aanwijzingen voor de regelgeving? Zo nee, op welke punten wordt precies afgeweken en waarom?
In de Aanwijzingen voor de regelgeving7 is geen minimumtermijn opgenomen voor het in consultatie geven van wetgeving.
Hoe verhoudt dit proces zich tot de recent gepubliceerde eerste versie van de Staat van de wetgeving?3
In de Staat van de Wetgevingskwaliteit wordt opgemerkt dat bij spoedwetgeving de uitdaging is om een balans te vinden tussen de gewenste snelheid en zorgvuldigheid in het wetgevingsproces. In het onderhavige geval is een afweging gemaakt tussen de noodzaak om op zeer korte termijn maatregelen te nemen om de asielketen te ontlasten, en het belang om het wetgevingsproces zo zorgvuldig mogelijk te doorlopen. Dat heeft ertoe geleid dat in dit geval het wetgevingsproces versneld is doorlopen.
Wordt het gebruikelijke proces van ambtelijke afstemming en onderraden doorlopen, of gaan deze twee wetsvoorstellen zonder de gebruikelijke voorfase direct naar de ministerraad? Zo ja, wat is hiervan de precieze reden?
De wetsvoorstellen zijn vanwege de urgentie niet in een ambtelijk voorportaal besproken, maar geagendeerd voor de Raad Asiel en Migratie en daar op 17 december 2024 behandeld. Vervolgens zijn de wetsvoorstellen op 20 december 2024 door de ministerraad behandeld.
Klopt het dat de IND niet voor alle wetsvoorstellen die op de planning staan vooraf een uitvoeringstoets heeft kunnen doen en klopt het dat de IND hiertegen (formeel) bezwaar heeft ingediend? Zo ja, bij welke wetsvoorstellen is dit niet gebeurd en wat bent u voornemens te doen na het bezwaar van de IND?
De IND is bij het opstellen van de wetsvoorstellen betrokken en heeft ook in de consultatiefase advies uitgebracht. De IND heeft daarbij de zorg uitgesproken dat er onvoldoende inzicht is in de effecten van de beoogde veranderingen op de IND. Deze zorg neem ik serieus. Bij het bepalen van het precieze tijdstip van invoering van de wetsvoorstellen en de daarin opgenomen maatregelen, zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de (on)mogelijkheden van de relevante uitvoeringsorganisaties, waaronder de IND.
Herkent u het beeld dat de Nederlandse Orde van Advocaten door uw werkwijze «buiten spel» wordt gezet? Zo nee, waarom niet?
Ik herken dit beeld niet. Het advies van de Nederlandse Orde van Advocaten van 2 december 2024 is bij het opstellen van het wetsvoorstel tot invoering van een tweestatusstelsel betrokken. Ik ben op dit moment niet in gesprek met de Nederlandse Orde van Advocaten.
Bent u in gesprek met de Nederlandse Orde van Advocaten over de bezwaren die zij uiten, waaronder de ingekorte consultatieperiode? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u motiveren waarom maartschappelijke organisaties zonder toelichting van u de vraag krijgen om vertrouwelijke met informatie om te gaan? Hoe gebruikelijk is deze werkwijze?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven bij welke op de planning staande wetsvoorstellen u de spoedprocedure met een verkorte consultatie periode wilt hanteren, en kunt u per wetsvoorstel toelichten waarom het gebruik van de spoedprocedure gerechtvaardigd is?
Ik heb op dit moment geen voornemen om ook in andere trajecten op het gebied van asiel en migratie deze verkorte consultatietermijn te hanteren.
De appreciatie van de Minister van het amendement Stoffer/Eerdmans |
|
Marieke Koekkoek (D66), Mpanzu Bamenga (D66), Daniëlle Hirsch (GL), Stephan van Baarle (DENK), Christine Teunissen (PvdD), Sarah Dobbe (SP) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het amendement Stoffer/Eerdmans1 dat een verlaging voorstelt van de Nederlandse bijdrage aan UNRWA van 19 miljoen naar 0 euro, en de gewijzigde versie van dit amendement dat een verlaging naar 9 miljoen euro voorstelt?
Ja. Dit amendement is inmiddels aangepast en stelt nu een verlaging voor naar 15 miljoen euro in 2025.
Herinnert u zich dat u op 20 november het amendement heeft ontraden omdat «het kabinet de juridische verplichtingen aan UNRWA respecteert en voor 2025 is dat 19 miljoen»?2
Ja.
Herinnert u zich uw uitspraken tijdens het commissiedebat humanitaire hulp op 9 oktober en uw brief van 8 oktober, waarin u ook aangaf de aangegane financiële verplichting na te willen komen? Herinnert u zich de redenen die u hiervoor aandroeg, namelijk vanwege de humanitaire noden in de regio, omdat het doorbreken van verplichtingen aan UNRWA negatief gepercipieerd wordt door internationale partners, en omdat wij UNRWA volgens u «nodig» hebben «om in ieder geval de noodhulp bij de mensen zelf te krijgen»?
Ja.
Kunt u bevestigen dat uw appreciatie van het amendement daarom niet wijzigt, aangezien elke vorm van verlaging van de juridisch verplichte 19 miljoen – zowel naar 0 miljoen als naar 9 miljoen – nog altijd betekent dat het kabinet een aangegane financiële verplichting van 19 miljoen niet respecteert, en u heeft aangegeven juridische verplichtingen te willen respecteren?
Hierover is uw Kamer geïnformeerd middels de Kamerbrief van 6 december jl.3
Indien uw appreciatie van het amendement wel wijzigt, kunt u onderbouwen waarom?
Zie antwoord vraag 4.
Aangezien het een juridische verplichting betreft, kunt u de ambtelijke adviezen die onder uw appreciatie van het amendement liggen met de Kamer delen vóór woensdagavond 4 december, zodat de Tweede Kamerfracties genoeg tijd hebben zich te beraden over de stemming over het amendement op donderdag 5 december?
Dit is niet meer van toepassing.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden vóór woensdagavond 4 december, zodat de Tweede Kamerfracties genoeg tijd hebben zich te beraden over de stemming over het amendement op donderdag 5 december?
Dit is niet meer van toepassing.
Kunt u kennisnemen van de meegestuurde brief?1
Ja. De brief is voor beantwoording doorgezonden aan de verantwoordelijk bewindspersoon.
Kunt u namens het kabinet reageren op meegestuurde brief?
U treft mijn reactie hieronder.
Na het vertrek van Staatssecretaris Achahbar heeft een groot aantal fracties in de Tweede Kamer door middel van een brandbrief2 aan de Minister-President haar zorgen geuit over mogelijke vertraging die de hersteloperatie oploopt. Ook hebben deze fracties opgemerkt dat de opstelling van de vertrekkend Staatssecretaris de voornaamste reden was dat «er weer een klein beetje groeiend vertrouwen leek te ontstaan dat de hersteloperatie zich in de goede richting zou gaan bewegen.» Als nieuwe bewindspersoon op deze portefeuille reageer ik op deze brief.
Bij mijn hoorzitting heb ik aangegeven in te zetten op versnellen en verslimmen van de hersteloperatie, met daarbij veel aandacht voor het luisteren naar gedupeerde ouders. Mijn voorgangster heeft geconstateerd dat de hersteloperatie op onderdelen vastloopt en stelde een andere, meer mensgerichte benadering voor. Herstel vormgeven op een integrale manier, waarbij de wensen en noden van de gedupeerde centraal staan. Ik onderschrijf deze insteek en heb veel waardering voor de lijn die mijn voorgangster heeft ingezet.
Ik heb daarbij aandacht voor het verleden, het heden en de toekomst van toeslagen. Onder andere door de toeslagenaffaire is het vertrouwen van burgers in de overheid afgenomen. Dit leidt er onder meer toe dat zij minder of geen gebruik meer willen of durven te maken van voorzieningen die juist bedoeld zijn om hen te helpen, zoals toeslagen of andere vormen van inkomensondersteuning. Door open, eerlijke gesprekken te voeren en samen met ouders en hun gezin, ketenpartners en andere belanghebbenden te werken aan structurele oplossingen, kunnen we bouwen aan een toekomst waarin transparantie en rechtvaardigheid voorop staan. Vanuit mijn eigen portefeuille doe ik dat zowel via de hersteloperatie als door de komende jaren verder te gaan met verbeteringen in en hervorming van het huidige toeslagenstelsel.
De hersteloperatie is erop gericht om gedupeerden en hun gezin ruimhartig te compenseren voor gemaakte fouten, de geleden schade te vergoeden en hen in staat te stellen verder te gaan met hun leven. Om de op onderdelen vastgelopen hersteloperatie vlot te trekken is door mijn voorgangster een spoedadviescommissie ingesteld.3 Deze commissie heeft tot taak om, met oog voor de behoeften van de gedupeerden, te onderzoeken op welke wijze de uitvoering van de hersteloperatie toeslagen kan worden versneld en verbeterd en hoe eventuele knelpunten daarin op korte termijn kunnen worden weggenomen. De commissie, onder leiding van Chris van Dam, is half november van start gegaan. De commissie heeft inmiddels laten weten op 23 januari haar rapport uit te brengen en ik zie uit naar de aanbevelingen.
Mijn voorgangster heeft al een eerste stap gezet in het meer mensgericht en versneld uitvoeren van de hersteloperatie met de aankondiging van de pilot Totaalherstel.4 Hierbij gaan het Instituut Publieke Waarden (IPW) en de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) samen zorg dragen voor een integrale totaalaanpak die de mens centraal stelt. Deze pilot richt zich specifiek op nabestaanden van overleden gedupeerden; een relatief kleine en overzichtelijke, maar wel diverse groep binnen de hersteloperatie. Momenteel wordt door IPW en UHT een concreet plan van aanpak opgesteld, in samenwerking met alle andere betrokken organisaties. Deze maand wordt gestart met de eerste nabestaanden. Gedurende de uitvoering van de pilot wordt gekeken of deze werkwijze kan worden uitgebreid naar andere groepen gedupeerden.
Op 10 december jl. is het centraal aanmeldpunt voor schadeherstel van start gegaan.5 Er is gestart met een grootschalige praktijktest met een diverse groep van ca. 500 ouders. Daarnaast is op 10 december ook een praktijktest gestart voor de digitale schadevergoedingsroute met maximaal 200 ouders.
Als zich geen onvoorziene belemmeringen voordoen, zal het aanmeldportaal in de tweede helft van januari definitief open gaan voor alle gedupeerden met aanvullende schade. De praktijktest van de digitale schaderoute wordt in de tweede helft van januari geëvalueerd.
In het regeerprogramma is afgesproken dat alle Integrale Beoordelingen (IB’s) eind 2025 zijn afgerond en dat alle gedupeerde ouders hun aanvullende schade uiterlijk 2027 gecompenseerd krijgen. Die ambitie onderschrijf ik volledig. Tegelijk is in de laatste Voortgangsrapportage (over de periode mei t/m aug. 2024) een aantal zorgpunten benoemd. Deze zijn niet nieuw. Het betreft de achterstanden in de bezwaarafhandeling, het verstrekken van dossiers en de noodzakelijke opschaling van de aanvullende schadeherstelroutes. Hier wordt hard aan gewerkt. Zo zijn er sinds deze voortgangsrapportage stappen gezet in het verhogen van de productiviteit en capaciteit van de CWS. En na een bij de verwachtingen achterblijvende (her)start neemt het aantal schadestaten via de SGH inmiddels toe. Tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat het gewenste niveau van productiviteit en capaciteit in de schaderoutes nog niet op niveau is. In de volgende Voortgangsrapportage Hersteloperatie Toeslagen wordt hier nader over gerapporteerd. Uw Kamer ontvangt de volgende Voortgangsrapportage medio februari 2025.
Ik wil uw Kamer aanmoedigen om zich persoonlijk te laten informeren over de werkzaamheden van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) door de mensen die daar werken. Hiervoor kan een op maat gemaakt werkbezoek worden georganiseerd of kan UHT met een presentatie naar uw Kamer komen.
Vanuit mijn rol als Staatssecretaris Herstel en Toeslagen wil ik bijdragen aan een beter toekomstig stelsel van inkomensondersteuning. In het regeerprogramma is opgenomen dat de kinderopvangtoeslag wordt afgeschaft. Daarvoor in de plaats komt een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding voor alle werkende ouders en is er niet langer sprake van voorschotten voor ouders, noch van terugvorderingen.
Ook voor de andere toeslagen zet het kabinet in op structurele oplossingen. Vorige maand heb ik uw Kamer geïnformeerd over een aantal actuele ontwikkelingen bij Dienst Toeslagen.6
Daarnaast werkt dit kabinet aan een herziening van het belasting- en toeslagenstelsel. Dat is de eerste stap richting een eenvoudiger stelsel, dat beter aansluit bij mensen, meer zekerheid geeft en waarin (meer) werken loont. In het voorjaar ontvangt uw Kamer een eerste inhoudelijke brief met enkele varianten en keuzeopties, als startpunt voor een parlementaire dialoog.
De toeslagenaffaire is een bladzijde in onze geschiedenis die we niet mogen, willen en kunnen vergeten, maar op een gegeven moment wel om moeten slaan. Het proces van herstel van dit collectieve overheidsfalen is voor iedere ouder en ieder gezin anders. Samen met uw Kamer zet ik mij deze kabinetsperiode maximaal in om alle gedupeerden en hun gezinnen het onrecht voorbij te helpen.
De gevolgen van de overwinning van Trump voor vrouwen wereldwijd |
|
Marieke Koekkoek (D66), Wieke Paulusma (D66), Sarah Dobbe (SP), Lisa Westerveld (GL), Christine Teunissen (PvdD), Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Fleur Agema (minister ) (PVV), Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het beleid van de vorige regering-Trump en andere Republikeinse regeringen, bekend als de Mexico City Policy, dat stelde dat niet-gouvernementele organisaties (ngo's) actief op mondiale gezondheid «geen abortus zouden uitvoeren of actief promoten» als zij Amerikaanse financiering ontvingen, zelfs niet als de ngo’s dit met eigen middelen deden?
Ja.
Bent u bekend met onderzoek waaruit blijkt dat dit beleid grote gevolgen had voor vrouwen wereldwijd, en heeft geleid tot een toename in het aantal onveilige abortussen?1
Ja.
Bent u bekend met Project 2025, de verzameling ultraconservatieve beleidsvoorstellen gekoppeld aan de Trump-campagne van 2024? Wat is uw analyse van het voorstel om de Mexico City Policy toe te passen op álle Amerikaanse ontwikkelingshulp, ook humanitaire hulp, een nog veel verdergaande stap die een bedrag van $ 51 miljard aan hulp zal beïnvloeden2?
Ja, het kabinet is bekend met het Presidential Transition Project, ook wel bekend als Project 2025.
De Mexico City Policy werd voor het eerst aangekondigd in 1984 door de regering-Reagan. Republikeinse regeringen voerden dit beleid doorgaans in, en Democratische regeringen schaften het weer af. Op dit moment, onder de regering Biden, is de Mexico City Policy niet van kracht. Als de Mexico City Policy wel van kracht is, stelt de Amerikaanse overheid een voorwaarde aan buitenlandse Ngo’s, voor het ontvangen van Amerikaanse hulp op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. De voorwaarde is dat zij geen abortus zullen uitvoeren of actief promoten als methode voor gezinsplanning, ook als dit wordt gedaan met financiering uit niet-Amerikaanse fondsen.
Het is nu nog niet duidelijk of dit beleid, of een uitbreiding daarvan, daadwerkelijk wordt ingevoerd.
Wat zullen de gevolgen zijn als de Verenigde Staten wegvallen als grootste donor op het gebied van mondiale gezondheid? Wat betekent dit voor miljoenen mensen, vooral in lage-inkomenslanden, die afhankelijk zijn van Amerikaanse financiering voor de gezondheid van moeders, het voorkomen van onveilige abortussen, anticonceptie, moedersterfte, en HIV-preventie en -behandeling?
Het kabinet loopt daar niet op vooruit.
Bent u bereid om in gezamenlijkheid met stakeholders als de WHO, UNFPA, de EU, gelijkgestemde landen en maatschappelijke organisaties te kijken hoe het enorme gat dat de Verenigde Staten zouden achterlaten op het gebied van mondiale gezondheid kan worden gevuld?
Het kabinet zal de komende jaren blijven inzetten op het thema mondiale gezondheid. De beleidsbrief over ontwikkelingshulp zal begin 2025 naar de Kamer worden gestuurd. Nederland hecht aan een goede samenwerking met partners zoals WHO, UNFPA, de EU, en maatschappelijke organisaties. Een goede samenwerking draagt bij aan een effectieve inzet op mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.
Deelt u de mening dat het Nederland – als land dat internationaal wordt erkend om zijn vooruitstrevende en invloedrijke rol op seksuele en reproductieve gezondheidszorg en hiv/aids-bestrijding – zou passen om zich uit te spreken tegen een dergelijke stap door de Verenigde Staten? Bent u bereid dit te doen? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Nederland blijft zich inzetten voor gezondheid wereldwijd, inclusief seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en de bestrijding van hiv/aids. Het kabinet loopt op dit moment niet vooruit op eventuele koerswijzigingen van de Amerikaanse regering.
Aangezien Nederland na de Verenigde Staten de belangrijkste donor is op dit gebied, deelt u de mening dat voortzetting hiervan door de winst van Trump nu nog belangrijker is? Welk effect hebben de geplande bezuinigingen op Nederlandse ontwikkelingssamenwerking op de wereldwijde toegang tot reproductieve gezondheidszorg zoals abortus en anticonceptie?
Het kabinet wil niet vooruitlopen op mogelijke koerswijzigingen van de nieuwe Amerikaanse regering. Het kabinet zal de komende jaren blijven inzetten op mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. De beleidsbrief over ontwikkelingshulp wordt begin 2025 naar de Kamer gestuurd.
Ziet u hoe het voorgenomen beleid van Trump maatschappelijke organisaties wereldwijd nog verder onder druk zet? Hoe gaat u ervoor zorgen dat maatschappelijke organisaties die toegang tot alle seksuele en reproductieve gezondheidsdienten bewerkstelligen, dit werk kunnen blijven doen?
Het is op dit moment nog niet bekend welk beleid de nieuwe Amerikaanse regering zal voeren. Het kabinet wil daarop niet vooruit lopen. De Kamer is op maandag 11 november geïnformeerd over het nieuwe beleidskader maatschappelijk middenveld voor de periode 2026–2030. Maatschappelijke organisaties blijven in de toekomst een partner in de uitvoering van de Nederlandse ontwikkelingshulp op het terrein van gezondheid.
De invoering van interne grenscontroles in Nederland |
|
Marieke Koekkoek (D66), Laurens Dassen (Volt) |
|
David van Weel (minister ) , Dirk Beljaarts (minister ) , Marjolein Faber (minister ) (PVV), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de tv-uitzendingen van Nieuwsuur en EenVandaag van respectievelijk 27 en 28 oktober over de invoering van interne grenscontroles in Nederland?
Ja.
Welke directe en indirecte kosten zullen worden veroorzaakt door verscherpte grenstoezicht in Nederland? Kunt u toelichten waar deze kosten uit bestaan? Kunt u specifiek ingaan op de economische kosten?
Het kabinet neemt maatregelen om de impact van grenscontroles op de economie en de (grens)regio’s zo veel mogelijk te beperken en is scherp op signalen vanuit de praktijk. Zoals aan uw Kamer eerder is meegedeeld, zullen de Nederlandse grenscontroles niet systematisch uitgevoerd worden, maar risico-/informatiegestuurd. Bij de controles worden geen snelheidsbeperkende maatregelen genomen, tenzij strikt noodzakelijk. Ook heeft Nederland ervoor gekozen om geen doorlaatposten aan te wijzen wat inhoudt dat grensoverschrijdend verkeer gebruik kan blijven maken van de reguliere wegen van en naar buurlanden. Het kabinet verwacht daarom dat er geen significante extra kosten zullen ontstaan vanwege de herinvoering van binnengrenstoezicht.
Welke dragende motivering voor het aanscherpen van het grenstoezicht heeft u?
Zoals opgenomen in de notificatie1 die uw Kamer ook heeft ontvangen is het besluit voor de herinvoering van het grenstoezicht o.a. gebaseerd op de bestrijding van irreguliere migratie. Nederland wordt al jaren geconfronteerd met de gevolgen van een hoge instroom van irreguliere migratie en aanzienlijke secundaire migratiestromen, die worden versterkt door een slecht functionerend Dublin-systeem. Irreguliere migratie gaat deels gepaard met grensoverschrijdende criminaliteit, in het bijzonder mensensmokkel. Dit veroorzaakt een hoge druk op het bestaande migratiesysteem en in het bijzonder op de opvangcapaciteit en beschikbare huisvesting op lokaal niveau. Tegelijkertijd is het aantal criminele incidenten in opvangcentra toegenomen. Het kabinet neemt alle mogelijke maatregelen om verdere verstoring van het migratiesysteem te voorkomen, omdat dit kan leiden tot schrijnende situaties en een grotere dreiging voor de openbare orde. Deze factoren samen hebben geleid tot het besluit van het kabinet om tijdelijk het binnengrenstoezicht opnieuw in te voeren.
Van welke «ernstige bedreiging van de openbare orde en binnenlandse veiligheid», zoals nodig is om een uitzondering aan te vragen bij de Europese Commissie, zou er volgens u momenteel sprake zijn die verscherpt grenzen rechtvaardigt?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer is deze «bedreiging van de openbare orde en binnenlandse veiligheid» volgens u voorbij of minimaal genoeg om het verscherpte grenstoezicht af te bouwen en/of te stoppen met het verscherpte grenstoezicht? Op welke cijfers en/of feitelijke inzichten baseert u zich?
Voor het kabinet is het van belang dat herinvoering binnengrenstoezicht moet bijdragen aan het meer grip krijgen op de instroom van irreguliere migratie, waaronder asiel. Bij deze instroom speelt mensensmokkel ook een belangrijke rol. De instroom leidt tot grote uitdagingen voor de migratieketen, in de eerste plaats voor de opvang. Tegelijk met de herinvoering, werkt het kabinet aan maatregelen die eraan zullen bijdragen om het instrument van binnengrenstoezicht op termijn af te bouwen, waaronder het versterken van de controles in het kader van Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV).
Klopt het dat u eind november met de verscherpte interne grenscontroles in Nederland van start wil gaan? Zo ja, heeft u al aangetoond bij de Europese Commissie en de andere Europese lidstaten wat de gronden zijn waarop u de grenscontroles wil invoeren? Zo ja, wat heeft u hierbij als «gevaar voor openbare orde dan wel binnenlandse veiligheid» opgegeven? Zo ja, kunt u deze communicatie met de Kamer delen?
Zie antwoord vraag 3.
Zal Nederland zich houden aan het opgelegde maximum van een verlenging van twee jaar in het geval dat de interne grenscontroles worden verlengd?
Herinvoering van binnengrenstoezicht is conform de Schengengrenscode een tijdelijke maatregel. Verlengen is onder strikte voorwaarden mogelijk. De vraag of eventuele verlening mogelijk of noodzakelijk is, zal tegen het einde van de eerste zes maanden bezien moeten worden, onder meer door te kijken naar de effecten van grenstoezicht. Het kabinet kan hier niet op vooruitlopen.
Hoe lang zullen de maatregelen voor interne grenscontroles aan de Nederlandse grenzen blijven gelden?
Herinvoering binnengrenstoezicht vindt plaats tussen 9 december 2024 en 8 juni 2025. Voor verdere details verwijs ik u naar de brief van Minister Asiel en Migratie d.d. 11 november jl.
Welke personele gevolgen zullen de verscherpte grenscontroles hebben voor de Koninklijke Marechaussee (KMar), waar reeds een enorm personeelstekort is met meer dan 1600 openstaande vacatures?
Uitgangspunt is dat het grenstoezicht niet-systematisch wordt uitgevoerd en binnen de bestaande beschikbare KMar-capaciteit. De verwachting is dat de impact op de KMar beperkt zal zijn, net als eventuele verdringingseffecten voor andere taken van de KMar.
Zullen alle 840 grensovergangspunten in Nederland beveiligd worden? Zo ja, hoe wilt u dit doen gezien de grote personeelstekorten bij de KMar?
Nee, de KMar zal niet parallel toezicht houden op alle grensovergangen, maar op basis van informatie en risicoanalyse gericht controles uitvoeren. De KMar maakt hierbij gebruik van technische ondersteuning. De controles worden niet-systematisch en plaatselijk uitgevoerd. De KMar verkent momenteel de wijze waarop de controles zo effectief mogelijk uitgevoerd kunnen worden.
Deelt u de mening van experts dat aangescherpt grenstoezicht zal leiden tot het in de kaart spelen van meer mensensmokkel? Zo nee, waarop baseert u dit?
Nee. Doordat herinvoering binnengrenstoezicht de mogelijkheid geeft om meer controles uit te voeren, kan dit juist het zicht op grensoverschrijdende criminaliteit, waaronder mensensmokkel vergroten.
Bent u bereid deze vragen met spoed te beantwoorden, bij voorkeur voorafgaand aan de Asiel en Migratie-begrotingsbehandeling?
Beantwoording voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Asiel en Migratie is niet gelukt, mede omdat de notificatie aan de Europese Commissie nog niet was afgerond.