Het artikel 'Veel woningen met (te) weinig bewoners: corporaties willen vaker huizen delen' |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel?1
Deelt u de mening dat woningdelen de snelste, meest duurzame en goedkoopste manier is om mensen die nu nog geen eigen plek hebben te huisvesten? Indien niet, waarom niet?
Herkent u het percentage van 61% als het gaat om mensen die in een onderbewoond huis wonen?
Is het op dit moment mogelijk voor corporaties om eisen te stellen aan de bezettingsnorm van een woning bij nieuwe verhuur?
Als dit niet kan, wat zijn dat belemmeringen en hoe kunnen die in de woningtoewijzing weggenomen worden?
Herkent u dat 51% van de 2,1 miljoen sociale huurwoningen verhuurd worden aan eenpersoonshuishoudens?
Kan u aangeven wat de potentie is van woningdelen?
Kan u aangeven welke overwegingen alleenstaande woningzoekenden maken als zij kiezen voor woningdelen?
Ervaren alleenstaande AOW’ers belemmeringen van de kostendelersnorm bij de overweging om een woning te delen of samen te wonen?
Ervaren alleenstaanden met een uitkering belemmeringen van de kostendelersnom bij de overweging om een woning te delen of samen te wonen?
Hoeveel alleenstaanden zoeken een sociale huurwoning?
Hoeveel van deze alleenstaanden hebben een AOW-uitkering?
Hoeveel van deze alleenstaanden hebben een bijstandsuitkering?
Op welke manier speelt u in op deze overwegingen?
Indien u hier geen zicht op heeft, bent u bereid een diepteanalyse uit te laten voeren naar specifieke beweegredenen van alleenstaanden die een sociale huurwoning zoeken?
Herkent u dat van de sociale huurwoningen die vrij komen 70,5% verhuurd worden aan een alleenstaande terwijl de woning ook aan meerdere alleenstaanden of aan een meerpersoonshuishouden zou kunnen worden verhuurd?
Op welke manier(en) kunnen woonruimteverdelingssystemen aangewend worden om meerdere alleenstaanden te selecteren en te huisvesten in een corporatiewoning die hier groot genoeg voor is?
Herkent u de stelling dat het beroep op de huurtoeslag daalt als er meer woningen gedeeld worden?
Wat zou (geduid in een bandbreedte) de ordegrootte zijn van het bedrag dat hiermee op de huurtoeslag bespaard zou kunnen worden uitgaande van enkele scenario’s: maximaal benutten kansen voor woningdelen, minimaal scenario en iets daartussen?
Herkent u de rekensom uit het artikel dat het om een besparing van € 600 miljoen zou gaan na tien jaar?
Op welke manier gaat u in uw aanpak Woningdelen om met de belemmeringen en kansen die u zelf heeft gedetecteerd of die door dit artikel worden aangereikt?
Kan u deze vragen binnen drie weken per stuk beantwoorden?
Ombouwen onzelfstandige studentenkamers |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Aukje de Vries (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Herkent u de ontwikkeling dat in studentensteden particuliere verhuurders onzelfstandige woningen ombouwen tot studio’s?
Kunt u aangeven hoeveel onzelfstandige kamers zijn omgebouwd naar studio’s in de grootste tien studentensteden gedurende de laatste vijf jaar?
Klopt het dat voor een studio gemiddeld meer huur gevraagd kan worden is dan voor onzelfstandige studentenkamers?
Klopt het dat de netto-huur van studio’s vaak juist lager ligt dan die van onzelfstandige studentenkamers door de huurtoeslag en dat de overheid hiermee een prikkel in stand houdt voor het realiseren van zelfstandige studio’s in plaats boven onzelfstandige kamers? Vindt u dit wenselijk?
Deelt u de mening dat het aantal onzelfstandige kamers zou moeten toenemen, in plaats van verminderen? Zo ja, hoe gaat u hier, naast de modernisering van het woningwaarderingsstelsel voor onzelfstandige woonruimte (WWSO), voor zorgen?
U heeft aangegeven dat huurtoeslag voor onzelfstandige kamers niet mogelijk is vanwege het feit dat deze niet geregistreerd staan in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Zou het mogelijk zijn de registratie van kamers te verplichten, of bewoners van kamers de mogelijkheid te geven hun kamer zelf aan te melden, zodat huurtoeslag voor onzelfstandige woonruimte wel mogelijk wordt?
Welke andere mogelijkheden ziet u om de huurtoeslag ook voor onzelfstandige woonruimten toch mogelijk te maken?
Klopt het dat het voor een deel van de onzelfstandige woonruimten – aangewezen voor de huurtoeslag vóór 1 juli 1997 – wel mogelijk is om huurtoeslag aan te vragen? Waarom is dat? Vindt u dit rechtvaardig?
Is het mogelijk om alle onzelfstandige kamers te laten aansluiten bij deze methodiek? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat uit onderzoek blijkt dat het welzijn van studenten sterk gebaat is bij het gezamenlijk wonen op kamers in plaats van alleen in studio’s? Kan de Minister een overzicht geven van de positieve effecten die gezamenlijk wonen kan hebben voor studenten?
Kunt u de vragen apart van elkaar beantwoorden, voor de plenaire behandeling van de Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag)?
Compensatie van gedupeerden die eigen geld hebben moeten inleggen voor de versterking of sloop-nieuwbouw van hun woning |
|
Julian Bushoff (PvdA), Sandra Beckerman (SP) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Herkent u dat bewoners die eigen geld hebben moeten inzetten voor de versterking of sloop-nieuwbouw van hun woning nog steeds in onzekerheid zitten terwijl hen schadelosstelling is beloofd?
Op 6 juli 2023 is de motie-Beckerman/Nijboer (Kamerstuk 33 529, nr. 1154) aangenomen over het schadeloos stellen van bewoners die eigen geld hebben moeten inzetten schadeloos te stellen alsmede een meldpunt openen voor deze groep gedupeerden, welke stappen zijn reeds gezet om deze motie uit te voeren?
Hoeveel meldingen zijn er binnengekomen bij het door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) ingestelde meldpunt voor gedupeerden? Om welke bedrag gaat het in totaal en om welke bedragen per gedupeerde?
Tijdens het meest recente commissiedebat Mijnbouw/Groningen heeft u toegezegd dat gedupeerden die zich gemeld hebben «in het begin van het tweede kwartaal uitsluitsel zouden moeten kunnen geven»? Is dit uitsluitsel reeds te geven?
Wat betekent het dat de gedupeerden uitsluitsel krijgen? Wordt ook direct tot compensatie overgegaan? Zo nee, waarom niet?
Wanneer zullen alle gedupeerden die zich reeds hebben gemeld gecompenseerd worden?
Wie gaat de compensatie uitbetalen voor Batch 1588? Het NCG of de gemeenten? Waarom is deze keuze gemaakt?
Hoe wordt deze compensatie vormgegeven? Krijgen gedupeerden de compensatie rechtstreeks op hun rekening gestort? Hoe wordt voorkomen dat gedupeerden weer in een bureaucratisch proces terecht komen? Hoe wordt voorkomen dat deze compensatie op welke manier dan ook belast wordt of gezien wordt als inkomen of vermogen voor toeslagen en gemeentelijke belastingen?
Herkent u dat bewoners uit Batch 1588 nu soms te horen krijgen zich bij de NCG te melden en soms dat ze zich bij hun gemeente moeten melden? Herkent u dat gedupeerden hierdoor het gevoel krijgen weer van het kastje naar de muur gestuurd te worden? Waar komt deze verwarring vandaan?
Zijn alle betrokken gemeenten goed op de hoogte van wat er van hen wel en niet verwacht wordt?
Klopt het dat een deel van de gedupeerden die hun verhaal gedeeld hebben bij een bezoek van de Staatssecretaris aan Delfzijl op 18 november een brief hebben gehad en een deel niet?
Waar kunnen gedupeerden met klachten over deze regeling terecht?
Is het meldpunt van de NCG voldoende bekend bij gedupeerden? Zo nee, welke stappen wil de regering zetten om te zorgen dat de bekendheid wordt vergroot?
Het bericht 'Pandeigenaren zijn vernielingen door krakers zat: ‘Met een moker heb ik de deur ingebeukt’' |
|
Peter de Groot (VVD), Ingrid Michon (VVD) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Pandeigenaren zijn vernielingen door krakers zat: «Met een moker heb ik de deur ingebeukt» uit de Telegraaf van 24 maart 2024?1
Hoe beoordeelt u de stelling van vastgoedondernemers en pandeigenaren dat het aangescherpte kraakverbod weinig tot geen oplossing biedt?
Is het onderzoek naar een toename of afname van het aantal krakers over de afgelopen jaren inmiddels afgerond? Wanneer volgt de brief van het kabinet hierover?
Kunt u aangeven hoeveel kraakpanden sinds de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving zijn ontruimd? Hoeveel van die kraakpanden zijn vreedzaam ontruimd en hoeveel ontruimingen zijn gepaard gegaan met wanordelijkheden en openbare ordeverstoringen?
In hoeveel gevallen is er ontruimd voor leegstand?
Houden politie en gemeenten bij welke kraakpanden er in hun stad of regio zijn en of deze ontruimd zijn of nog ontruimd gaan worden? Welke knelpunten zijn er bij de informatiehuishouding over kraakpanden?
In hoeveel gevallen vertrekken krakers vrijwillig uit een gekraakt pand?
Zien politie en gemeenten vaak dezelfde individuele krakers? Behoren deze krakers tot een collectief?
Deelt u de mening dat kraken diefstal is?
Is de wetgeving waarin kraken is verboden voldoende effectief? Geeft de wet voldoende juridische instrumenten en capaciteit om het aantal krakers terug te dringen?
Wat gaat u doen om het kraakverbod beter te handhaven en het aantal krakers terug te dringen?
Bent u bekend met de documentaire over de kraak en ontruiming van Hotel Mokum?2 Is het in een documentairefilm verwerken van instructies over hoe te kraken strafbaar?
Bent u bereid om publieksvoorlichting op het verbod op kraken in te zetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Valt het online oproepen tot een kraak onder opruiing? Zo nee, waarom niet?
Het verlagen van de NHG-premie. |
|
Barry Madlener (PVV), Teun van Dijck (PVV) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Deelt u de mening dat de NHG-premie voor starters zo laag mogelijk moet zijn? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het garantievermogen van de NHG hoger is dan noodzakelijk? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om de afdracht van de NHG aan het Rijk te verlagen of volledig te schrappen? Zo nee, waarom niet?
Zou de NHG-premie per 1 januari 2025 omlaag kunnen? Zo nee, waarom niet?
De NHG staat voor een toegankelijke koopwoningmarkt voor kwetsbare groepen en consumenten; bent u bereid om te onderzoeken hoe NHG het opgebouwde garantievermogen actiever kan inzetten om deze maatschappelijke doelstelling dichterbij te brengen? Zo nee, waarom niet?
De ongelijkheid voor bewoners van de Stadsweg in Ten Boer |
|
Sandra Beckerman (SP), Julian Bushoff (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u in uw gesprekken met de bewoners van de Stadsweg afgelopen donderdag ook geschrokken van de pijnlijke verhalen over de ongelijkheid doordat alle huizen om hen heen versterkt, sloop-nieuwbouw en/of verduurzaamt worden behalve de huizen aan de Stadsweg?
Deelt u de opvatting dat deze bewoners in een zeer onrechtvaardige situatie verkeren?
Hoe rijmt u deze ongelijkheid met het advies van de commissie-Van Geel: «Voor alle inwoners in het aardbevingsgebied een veilige, schadevrije en verduurzaamde woning in een leefbare wijk, dorp of buurt.»?
Bent u bekend met het bericht dat de gemeente Groningen de ongelijkheid voor de inwoners aan de Stadsweg wil oplossen, maar daarbij de hulp van meerdere partijen voor nodig is?1
Welke partijen blokkeren op dit moment nog een oplossing voor de ongelijkheid waarin de bewoners van de Stadsweg in Ten Boer zich in bevinden?
Bent u voornemens om conform het advies van de commissie-Van Geel en conform de wens van de gemeente Groningen de ongelijkheid voor de bewoners van de Stadsweg op te lossen? Zo ja, op welke termijn geeft u uitsluitsel? Zo nee, waarom wilt u geen recht doen aan de bewoners van de Stadsweg?
Herkent u het beeld dat inwoners in het aardbevingsgebied met eigen geld al geïnvesteerd hebben in het veilig, schadevrij en duurzaam maken van hun huis?
Deelt u de opvatting dat het onrechtvaardig is dat gedupeerden in het aardbevingsgebied dit met eigen geld hebben moeten doen, zeker als er op een later moment ook regelingen vanuit de overheid voor zijn gekomen en hoe staat het met de uitvoering van de motie-Beckerman/Nijboer (Kamerstuk 33 529, nr. 1154) om bewoners die eigen geld hebben moeten inzetten voor de versterking of sloop en nieuwbouw van hun huis schadeloos stellen?
Deelt u de mening dat het compenseren van dit onrecht cruciaal is, zeker gelet op het advies van de commissie-Van Geel, een overheid die aangeeft recht te willen doen aan Groningers en de ereschuld aan Groningen wil inlossen?
Herkent u dat de situatie aan de Stadsweg in Ten Boer niet uniek is maar symbool staat voor een groot probleem in het hele gebied? Deelt u de mening dat het daarom cruciaal is de van deur tot deur aanpak niet verder te vertragen?
Het gesprek van de gedeputeerde staten van Zuid-Holland betreffende woningbouwafspraken |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kunt u inzichtelijk maken welke juridische instrumenten u bedoelt die u in de Kamerbrief van 15 maart aanhaalt om de woningbouwimpasse in Zuid-Holland door te breken wanneer het bestuurlijk overleg niet tot een oplossing leidt?1
Kunt u aangeven welke juridische instrumenten u kan en wil inzetten met betrekking tot de 130% realistische plancapaciteit, het toevoegen van meer dan 3ha buitenstedelijke locaties, 40% sociale nieuwbouw verplichting uit het coalitieakkoord van Zuid-Holland en de afwijking van «betaalbare koop» van € 355.000 in Zuid-Holland ten opzichte van het landelijk vastgestelde € 390.000?
Bent u bekend met het persbericht van de gezamenlijke fractie van GroenLinks-PvdA Zuid-Holland die naar aanleiding van de situatie in Zuid-Holland is geschreven?2
In hoeverre bent u het eens met de opmerking in de brief van de fractie van GroenLinks-PvdA Zuid-Holland dat u de beweegruimte van een missionair provinciebestuur op deze manier dreigt aan te tasten – en daarmee de maatwerkmogelijkheden van alle provinciebesturen –, en dat dit volstrekt onacceptabel en ondemocratisch is?
U gaf aan in Bleizo-West liever woningen in plaats van windturbines gerealiseerd te zien worden3. Bent u bereid hierin ook juridische stappen te nemen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Het bericht 'Mila woont met haar pasgeboren baby in een auto in Noord, urgentieverklaring afgewezen' |
|
Pieter Grinwis (CU), Mirjam Bikker (CU) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Hoe luidt uw reactie op het bericht «Mila woont met haar pasgeboren baby in een auto in Noord, urgentieverklaring afgewezen»?1
Bent u ook zo geschokt dat de gemeente Amsterdam een pasgeboren baby in een auto laat slapen, omdat de moeder volgens de gemeente Amsterdam «haar huisvestingsprobleem had kunnen voorkomen»? Zo ja, wat vindt u van deze redenering? Zo nee, hoe beoordeelt u de situatie dat een pasgeboren baby en een pasbevallen moeder in een auto moeten overnachten dan?
Wat vindt u van de stellingname van de gemeente Amsterdam dat de vrouw een gezin heeft gesticht zonder dat ze een passende woonruimte had, er daarom was geen sprake was van overmacht en het verzoek daarom werd afgewezen? Wat vindt u van de reactie van de gemeente Amsterdam dat de wooncrisis zo heftig is dat strenge criteria voor een urgentieverklaring nou eenmaal nodig zijn? Deelt u de woede over deze stellingname?
Deelt u de overtuiging dat het onbestaanbaar is dat een pasgeboren baby in een auto woont? Deelt u de mening dat de opstelling van de gemeente Amsterdam alle perken te buiten gaat, blind is voor de redelijkheid en billijkheid en totaal geen rekening houdt met de belangen van het pasgeboren kind?
Hoe beoordeelt u deze situatie in het licht van de internationale verdragen, denk bijvoorbeeld aan art. 3 Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind?
Hoe gaat u de gemeente Amsterdam aanspreken op het volstrekt inhumane gevoerde beleid en zich inspannen om te voorkomen dat meer baby’s slachtoffer worden van dit beleid?
Bent u bekend met andere gemeenten die beleid voeren om urgentieverklaringen te weigeren als er sprake is van minderjarige kinderen, of zelfs baby’s? Zo ja, wilt u deze gemeenten hier zo snel mogelijk op aanspreken? Zo nee, wilt u klip en klaar aangeven dat dergelijk beleid niet te tolereren is?
Hoe verhoudt zich deze situatie van de baby en moeder Mila tot het programma Kansrijke Start en de inzet in Amsterdam waar op de homepage te lezen valt: »Elk Amsterdams kind verdient de best mogelijke start in het leven en daarmee een optimale kans op een veilige, gezonde en kansrijke toekomst»?
Biedt het programma Kansrijke Start of de beleidsvoornemens van het kabinet rond het terugdringen van het aantal abortussen ook perspectief voor jonge (aanstaande) ouders zonder passende woonruimte? Zo ja, hoe heeft deze situatie zich kunnen voordoen? Zo nee, bent u bereid samen met het betrokken maatschappelijk middenveld voor jonge (aanstaande) ouders te bezien welke verbeteringen mogelijk zijn?
Kunt u deze vragen gezien het spoedeisende karakter van de schrijnende situatie zo spoedig mogelijk beantwoorden?
De plotselinge sloopaankondiging van 46 woningen in Boskoop. |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de situatie in Boskoop, waar woningcorporatie Woonforte heeft aangekondigd 46 woningen te willen slopen1?
Wat is uw mening over deze situatie en de manier van handelen van Woonforte?
Kunt u verklaren hoe het mogelijk is dat Woonforte funderings- en verzakkingsproblemen te laat heeft vastgesteld?
Klopt het dat voor deze woningen, sloop de enige optie is?
Deelt u de mening, dat het slopen van woningen grote gevolgen heeft voor de zittende bewoners?
Deelt u de mening dat voor huurders die geconfronteerd worden met noodsloop, waardoor ze op zeer korte termijn uit huis moeten, er meer fysieke en financiële ondersteuning zou moeten zijn dan nu wordt geboden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deelt u de de mening, dat het tijdelijk huisvesten van bewoners van sloopwoningen zo veel mogelijk in buurt zou moeten plaatsvinden?
Bent u bereid zich ervoor in te zetten dat de bewoners van de woningen in Boskoop, die dat willen, ook in Boskoop kunnen blijven wonen?
Deelt u de mening dat bij sloop de inspraak en belangen van bewoners gewaarborgd moeten worden?
Kunt u inzicht geven hoe vaak de situatie van noodsloop, zoals in Boskoop, heeft plaatsgevonden in de afgelopen jaren?
Welk beleid voert u om noodsloop te voorkomen?
Herkent u dat bij de sloop in Boskoop funderingsschade en verzakking een grote rol speelt, en dat wanneer niet spoedig wordt ingegrepen veel meer woningen met vergelijkbare problemen te kampen krijgen?
Welke afspraken zijn er reeds gemaakt met corporaties over funderingsproblematiek, en welke afspraken zijn er reeds gemaakt met gemeenten over funderingsproblemen van sociale huurwoningen?
Bent u bereid om in de Nationale prestatieafspraken afspraken op te nemen over het voorkomen en verhelpen van funderingsproblemen?
Welk advies geeft u uw opvolgers wat betreft het vrijmaken van middelen om funderingsproblemen bij sociale huurwoningen te voorkomen en verhelpen?
Deelt u de mening dat het goed zou zijn om met woningbouwcorporaties nu een groot onderzoek te starten naar de kwaliteit van funderingen, met name in veenweidegebieden en gebieden met sterke bodemdaling?
Kan een meldpunt worden ingericht voor huurders die zich zorgen maken over deze problematiek bij hun woning?
Deelt u de mening dat snel handelen noodzakelijk is om te voorkomen dat opnieuw bewoners, zoals die in Boskoop, de dupe worden van te laat ingrijpen bij kwaliteitsproblemen van de woning?
De subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud van sportaccommodaties (BOSA) |
|
Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u een update geven over de stand van zaken van de BOSA-subsidieregeling? Hoeveel geld is er uitgekeerd, hoeveel aanvragen lopen en hoeveel geld is er nog over?
Kunt u ook een update geven over de aanvullende subsidieregeling BOSA, waarin geld is gereserveerd voor verduurzaming en inclusie? Kunt u ook van deze regeling aangeven hoeveel geld er is uitgekeerd, hoeveel aanvragen lopen en hoeveel geld er nog over is?
Wanneer verwacht u dat geld van deze subsidieregelingen op zal zijn en sportverenigingen geen aanvraag meer kunnen doen om te verduurzamen?
Hoe beoordeelt u de BOSA subsidieregeling? Kunnen sportvereniging de regeling goed vinden, is de subsidie werkbaar voor sportverenigingen en worden de doelstellingen van de subsidieregeling behaald?
Deelt u de mening dat het beter is als sportverenigingen sneller kunnen verduurzamen, zowel met oog op het klimaat als met het oog op de financiële weerbaarheid van die sportverenigingen? Zo nee, waarom niet?
Is de BOSA subsidieregeling in uw ogen toereikend? Komen alle sportverenigingen die in 2024 willen en kunnen verduurzamen in aanmerking voor een subsidie?
Hoeveel geld is er in 2024 nodig om alle sportverenigingen die willen en kunnen verduurzamen te financieren?
Kunt u een overzicht geven van alle fondsen waar sportverenigingen gebruik van kunnen maken voor de verduurzaming van de sportaccommodaties?
Bent u bereid om met de Minister van Economische Zaken en Klimaat in gesprek te onderzoeken of er middelen voor verduurzaming van sportverenigingen of maatschappelijk vastgoed ook ingezet kunnen worden voor de BOSA?
De publicatie van de internetconsultatie Huisvesting Nederlandse evacués |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Tot wanneer loopt deze internetconsultatie en wat is de vervolgprocedure?1
De internetconsultatie loopt tot 20 maart 2024. De vervolgprocedure is dat de consultatiereacties zullen worden meegenomen in de verdere besluitvorming. Naar aanleiding van de consultatiereacties kunnen eventueel aanpassingen worden doorgevoerd.
Kunt u onderbouwen waarom ervoor gekozen is om de Huisvestingswet 2014 hiervoor aan te passen en niet andere een andere regeling te overwegen?
Het betreft een ministeriële regeling op grond van artikel 31, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 en daarmee de toepassing van een bestaande bevoegdheid en niet de aanpassing van de Huisvestingswet 2014 zelf. Dit artikel geeft de Minister de mogelijkheid om categorieën van woningzoekenden aan te wijzen wier huisvesting bijzondere zorg van rijkswege behoeft. In de praktijk betekent dit de huisvesting van onderhavige groep kan worden meegenomen in de taakstelling voor gemeenten. Dit faciliteert de doorstroom naar een woning voor de groep die hiertoe niet zelfredzaam is.
De voorgestelde ministeriële regeling voor Nederlandse evacués uit het Midden-Oosten is in lijn met eerdere regelingen voor evacués uit Afghanistan en Sudan.
Heeft u er voldoende mee rekening gehouden dat andere Nederlandse staatsburgers in sommige gebieden al meer dan tien jaar op de wachtlijst staan voor een sociale huurwoning?
Ja. Het betreft in het onderhavige geval Nederlandse staatsburgers of personen die anderszins het recht hebben in Nederland te zijn en te blijven en noodgedwongen huis en haard hebben moeten achterlaten.
Waarom is niet overwogen om deze evacués te verwijzen naar huisvesting bij familie/vrienden of particuliere woningen, zoals geldt voor andere mensen op zoek naar een woning? Kunt u een schatting geven van het aantal mensen die gaan vallen onder deze aanpassing van de Huisvestingswet 2014?
Alleen personen die niet zelfredzaam genoeg zijn om anderszins zelfstandig in eigen huisvesting te voorzien kunnen van de regeling gebruik maken. Zij beschikken niet over de alternatieven die in de vraag zijn genoemd. Er is op dit moment niet te voorspellen hoeveel personen onder deze regeling zouden gaan vallen. Tot op heden zijn sinds 7 oktober 2023 enige tientallen Nederlandse paspoort- en verblijfsstatushouders inclusief hun gezin naar Nederland geëvacueerd. Vier gezinnen bleken onvoldoende zelfredzaam te zijn, waarvan uiteindelijk voor drie gezinnen een beroep op huisvesting bij een gemeente is gedaan.
Heeft u de mogelijke aanzuigende werking van een dergelijke wetsaanpassing overwogen? Heeft u hier een duidelijke beeld van? Om hoeveel evacués gaat het? Hoeveel van deze evacués kunnen aanspraak maken op nareis vanwege gezinshereniging? Om hoeveel mensen zou dat dan gaan? Krijgen deze mensen ook voorrang op een sociale huurwoning?
Gegeven het feit dat de regeling uitsluitend betrekking heeft op niet zelfredzame Nederlandse paspoort- en verblijfsverblijfsstatushouders en hun kerngezinsleden die door of namens Nederland zijn geëvacueerd is er niet onmiddellijk sprake van een aanzuigende werking. De vraag of en zo ja hoeveel Nederlandse paspoorthouders met hun gezin worden geëvacueerd is een ingrijpend besluit dat wordt genomen op grond van de omstandigheden in het crisisgebied. Het begrip nareis vanwege gezinshereniging, met een betekenis zoals in de asielketen, is hier niet aan de orde.
Kunt u aangeven welke groepen voorrang krijgen op de wachtlijst voor sociale huur op basis van nationale wetgeving en welke groepen gemeenten daar in de huisvestingsverordeningen in de regel nog aan toevoegen?
Als een gemeente een urgentieregeling heeft, dan moeten daar in elk geval de volgende groepen in worden opgenomen:
Het verschilt erg per gemeente welke groepen verder worden opgenomen in een urgentieregeling. Het kan bijvoorbeeld gaan om woningzoekenden die vanwege medische problematiek als urgent woningzoekende worden aangemerkt.
Daarnaast geldt er een taakstelling voor de huisvesting van statushouders voor gemeenten. Gemeenten kunnen indien zij dit wensen statushouders opnemen in de urgentieregeling. De groep van woningzoekenden die met de onderhavige ministeriële regeling gericht op evacués uit het Midden-Oosten wordt aangewezen, zal in de praktijk ook worden toegevoegd aan de taakstelling.
Wilt u de Kamer actief betrekken bij de procedure alvorens het doorvoeren van wijzigingen in deze regeling?
Deze ministeriële regeling wordt vastgesteld door de Minister op grond van de bestaande bevoegdheid die de Minister gegeven is in de Huisvestingswet. Er is derhalve geen formele procedurele betrokkenheid voor de Kamer. Mocht uw Kamer over deze regeling in debat willen gaan, dan ligt het voor de hand dit te doen onmiddellijk na sluiting van de internetconsultatie.
Welk moment heeft de Kamer de mogelijkheid om hierover met u in debat te gaan?
Zie het antwoord op vraag 7.
Kunt u alle bovenstaande vragen stuk voor stuk beantwoorden?
Ja
Wilt u deze vragen uiterlijk 19 maart 2024 beantwoorden? Wilt u tot die tijd geen onomkeerbare stappen nemen?
De vragen zijn beantwoord binnen het daarvoor geldende termijn van drie weken. Er zijn geen onomkeerbare stappen genomen.
De aanpak van malafide verhuurders |
|
Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten over malafide verhuurpraktijken in Den Haag?1
Ja.
Kunt u reageren op het gedrag van de verhuurders uit het geciteerde stuk? Wat vindt u ervan dat sommige malafide verhuurders stelselmatig en bedrijfsmatig de fout in gaan, en er vanwege de huidige focus van huurregels op individuele en geïsoleerde misstanden geen effectieve aanpak tegen veelplegende huisjesmelkers is?
Ik herken het beeld dat er verhuurders actief zijn die huurders onder druk zetten en de regels overtreden. Met de op 1 juli 2023 in werking getreden Wet goed verhuurderschap heb ik ervoor gezorgd dat huurders beter beschermd worden tegen dergelijke misstanden op de huurmarkt. Met deze wet hebben gemeenten meer mogelijkheden gekregen om op te treden tegen huurmisstanden, zoals te hoge borg, onredelijke servicekosten en intimidatie. Huurders staan door deze wet niet langer alleen in hun strijd tegen malafide verhuurgedrag. Zo kan met boetes en andere maatregelen worden gestuurd op gedragsverandering bij deze malafide verhuurders, zodat het veelvuldig overtreden van huurregels geen voordeel meer oplevert.
Herkent u dat dit bij (te) veel verhuurders voorkomt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat rechtsbescherming van (in het bijzonder kwetsbare) huurders tegenover malafide verhuurders van groot belang is, zeker omdat er in tijden van wooncrisis nog moeilijker is om alternatieve huisvesting te vinden?
Ja, deze mening deel ik ten zeerste. Door de grote schaarste komen huurders onder druk te staan en is het versterken van de rechtsbescherming hoognodig. Met de Wet goed verhuurderschap heb ik er daarom voor gezorgd dat huurders beter beschermd worden en er niet langer alleen voor staan. In deze wet is een landelijke basisnorm voor goed verhuurgedrag opgenomen in de vorm van algemene regels. Deze norm ziet op het gedrag dat van verhuurders en verhuurbemiddelaars verwacht mag worden in relatie tot woningzoekenden en huurders. In aanvulling hierop kunnen gemeenten in bepaalde gevallen een verhuurvergunning instellen, waarmee zij extra eisen kunnen stellen aan verhuurders en waarmee het mogelijk wordt om malafide verhuurders harder aan te pakken. Gemeenten hebben de bevoegdheid om op de algemene regels en de verhuurvergunning te handhaven. Hiervoor hebben zij het klassieke bestuursrechtelijke handhavingsinstrumentarium tot hun beschikking. Ook dienen gemeenten sinds 1 januari 2024 een meldpunt te hebben ingericht, waar woningzoekenden en huurders terecht kunnen met meldingen over ongewenst verhuurgedrag. De Wet goed verhuurderschap draagt zodoende bij aan een sterkere rechtspositie van woningzoekenden en huurders. Ook zorgt het voor bewustwording en duidelijkheid over het gedrag dat van verhuurders en verhuurbemiddelaars verwacht wordt.
Herkent u dat de rechtsbescherming van huurders nu vaak tekort schiet? Welke acties onderneemt het kabinet om hun rechtsbescherming te versterken?
Zoals toegelicht in mijn antwoord op vraag 4, draagt de Wet goed verhuurderschap bij aan een sterkere rechtspositie van huurders. Die wet is op 1 juli 2023 in werking getreden en zorgt voor meer duidelijkheid voor verhuurders over wat wel en niet mag en zorgt voor betere bescherming van huurders. Sinds de inwerkingtreding zijn gemeenten volop bezig zich de nieuwe taken goed eigen te maken en met hun meldpunten aan de slag te gaan. Om huurders en verhuurders bewust te maken van de nieuwe regels, ben ik begin dit jaar een informatiecampagne gestart. Onderdeel van deze campagne is een communicatietoolkit waarin diverse communicatiemiddelen beschikbaar zijn gesteld aan gemeenten, brancheorganisaties en andere belanghebbenden. Hiermee kunnen zij huurders, verhuurders en hun achterban over de Wet goed verhuurderschap informeren. Gemeenten kunnen met de middelen uit de toolkit bovendien ook extra aandacht geven aan hun meldpunt goed verhuurderschap. Met het wetsvoorstel betaalbare huur wil ik nog een stap verder gaan in de bescherming van huurders. Ten eerste wordt hiermee de middenhuursector gereguleerd, waardoor middenhuurders huurprijsbescherming én toegang tot de Huurcommissie krijgen voor een breed scala aan onderwerpen. Ten tweede wordt de werking van de rechtsbescherming versterkt door het woningwaarderingsstelsel (WWS) dwingend te maken, zodat huurders makkelijker gebruik kunnen maken van de mogelijkheden om hun recht te halen. Zo krijgen gemeenten de bevoegdheid om toezicht te houden op te hoge huurprijzen en om verhuurders die zich niet aan de regels houden te beboeten. Daarnaast worden verhuurders met het wetsvoorstel verplicht om puntentellingen voor hun huurwoningen op te stellen en aan huurders te overleggen, zodat die inzicht krijgen in de kwaliteit van de woonruimte en de daarbij horende maximale huurprijs.
Bent u bekend met de hoge drempel die huurders ervaren om invidueel naar de huurcommissie te gaan, uit angst voor intimidatie of andere «sancties» vanuit de verhuurder en vanwege de grote hoeveelheid energie en tijd dat dit kost?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 en 3 al heb aangegeven, herken ik het beeld dat huurders niet naar de Huurcommissie durven te stappen uit angst voor de reactie van hun verhuurder. Dit onderstreept nog maar eens het belang van de Wet goed verhuurderschap, waarin voor verhuurders niet alleen de verplichting is opgenomen om hun huurders te informeren over diens rechten en plichten, maar waarin voor verhuurders en verhuurbemiddelaars ook een verbod op intimidatie is opgenomen, waar gemeenten bestuursrechtelijk (en op eigen initiatief) op kunnen handhaven. Ook is het voor huurders mogelijk om anoniem een melding van ongewenst verhuurgedrag te maken bij het meldpunt goed verhuurderschap van hun gemeente. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5, heb ik een set met communicatiemiddelen ontwikkeld, waarmee huurders en verhuurders worden geïnformeerd over de regels van goed verhuurderschap, en waarmee de gemeentelijke meldpunten extra aandacht krijgen. Door duidelijk te maken op welke wijze huurders hun recht kunnen halen, hoop ik bij te dragen aan het verlagen van de drempel om dit ook daadwerkelijk te doen.
Daarnaast werkt ook de Huurcommissie aan het bieden van een laagdrempelige en klantvriendelijke toegang aan huurders en verhuurders om hun recht te halen door hen snel en zorgvuldig te helpen en door duidelijke informatie te bieden. Dit doet de Huurcommissie bijvoorbeeld door huurders en verhuurders via haar klantcontactcentrum bij te staan bij het invullen van verzoekschriften en voorlichting te geven. Ook heeft de Huurcommissie met het moderniseren van haar website en online tools ingezet op het beter ontsluiten van informatie en is het makkelijker geworden om in contact te komen met de Huurcommissie.
Hoe is de afschrikkende werking om het recht te halen door intimidatie meegenomen in de huidige wetsbescherming en wat doet u eraan om de drempel voor huurders om hun recht te halen te verlagen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om passende handhavingsmethodes en hogere sancties te ontwikkelen tegen stelselmatig en bedrijfsmatige misstanden van malafide verhuurders, aangezien individuele sancties niet het gewenste vergeldende en afschrikkende werking hebben bij dat bedrijfsmatige karakter? Zo ja, wanneer hoort de Kamer daar meer over? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de Wet goed verhuurderschap kunnen gemeenten optreden tegen ongewenst verhuurgedrag. Gemeenten dienen proportioneel te handhaven op basis van de bestuursrechtelijke handhavingsladder. Wanneer de gemeente een overtreding constateert, wordt een verhuurder eerst door middel van een herstelsanctie gedwongen de overtreding te beëindigen. Indien dit geen effect heeft, kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. De bestuurlijke boete kan, in geval van recidive, worden verhoogd (per 1 januari 2024 tot maximaal € 103.000). Indien een verhuurder ook dan zijn gedrag niet wijzigt, kan als ultimum remedium het beheer van het pand door het college van burgemeesters en wethouders worden overgenomen, de zogenaamde beheerovername. De wet voorziet reeds in forse boetes voor het overtreden van de wettelijke voorschriften. Indien een bestuurlijke boete is opgelegd voor een overtreding van de algemene landelijke regels of indien gehandeld is in strijd met de door de gemeente ingestelde vergunningplicht óf indien de gemeente een besluit tot inbeheername heeft genomen, maakt de gemeente die bovendien kenbaar op de website van de gemeente.
Naast de mogelijkheden die gemeenten dus reeds hebben om een accumulatie van misstanden mee te nemen in hun handhaving, ben ik met het wetsvoorstel betaalbare huur ook voornemens om verhuurders die herhaaldelijk in het ongelijk worden gesteld door de Huurcommissie, zwaarder te sanctioneren door de mogelijkheden voor het heffen van een gedifferentieerd legestarief uit te breiden.
Hoe kijkt u aan tegen het initiëren van een accumulatiegrond voor sancties misstanden van verhuurders, die bij het vaststellen van de zwaarte van de sanctie zowel de stapeling van het aantal overtredingen per individuele huurder als het aantal huurders dat op vergelijkbare manier wordt benadeeld, meeweegt?
Zie antwoord vraag 8.
Het komt regelmatig voor dat huurders een collectieve zaak tegen hun verhuurder willen starten bij de huurcommissie. Een drempel daarbij is de eis dat minstens 50% van de huurders daaraan mee moet doen (de representativiteitseis). Bent u bereid om de 50%-norm substantieel te verlagen, om de drempel voor collectieve zaken te verlagen? Zo ja, welke nieuwe norm heeft u voor ogen? Zo nee, waarom niet?
Ik herzie momenteel de wet- en regelgeving op het gebied van de servicekosten. In dit traject onderzoek ik hoe het voor huurders makkelijker kan worden gemaakt om een geschil over (de afrekening van) hun servicekosten in te dienen bij de Huurcommissie. Ik zal hierbij in samenspraak met de Huurcommissie onderzoeken of de mogelijkheden om collectief zaken in te dienen kunnen worden verruimd.
Op de website van de huurcommissie zijn de mogelijkheden voor collectieve zaken momenteel niet te vinden. Is het mogelijk om die daar wel duidelijk aan de voorkant op weer te geven?
Ik heb de Huurcommissie verzocht de informatie over collectieve procedures duidelijk beschikbaar te maken op haar website.
Wat doet u verder om huurders beter te informeren over hun (collectieve) rechten?
Met de ingang van de Wet goed verhuurderschap zijn verhuurders en verhuurbemiddelaars verplicht om huurders schriftelijk te informeren over hun rechten en plichten als huurder. Gemeenten zijn bevoegd om op de naleving van deze informatieverplichting door verhuurders en verhuurbemiddelaars te handhaven.
Verder ben ik, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5, begin dit jaar een informatiecampagne gestart om huurders en verhuurders bewust te maken van de nieuwe regels van goed verhuurderschap. Ook de website en het in 2022 opgerichte klantcontactcentrum van de Huurcommissie zijn belangrijke bronnen van informatie voor huurders en verhuurders. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 11 heb aangegeven, heb ik de Huurcommissie verzocht te onderzoeken hoe informatie over collectieve procedures ontsloten kan worden.
Ook voor het wetsvoorstel betaalbare huur zal een communicatiecampagne richting huurders en verhuurders worden opgezet. Daarin zal ik samen optrekken met de VNG, makelaarsorganisaties, verhuurdersorganisaties, huurdersorganisaties en de Huurcommissie, om te zorgen voor een zo groot mogelijk bereik. Het wetsvoorstel zelf verbetert de informatiepositie van huurders ook al, nu verhuurders daarin verplicht worden om een puntentelling op te stellen voor elke huurwoning en om deze te overleggen aan de huurder. Deze puntentelling geeft huurders inzicht in de kwaliteit van hun woonruimte en in hoeverre de gevraagde huurprijs daarbij redelijk is.
Veel klachten en zaken van bewoners over verhuurders gaan over onderhoud en ernstige gebreken. Dit leidt bijvoorbeeld tot tocht, schimmel, bedwantsen of andere ongezonde leefmonstandigheden. (Zeer) achterstallig onderhoud is momenteel echter geen overtreding vanuit de landelijke regels in de Wet goed verhuurderschap. Bent u bereid om in de Wet goed verhuurderschap een bepaling om te nemen omtrent (zeer) achterstallig onderhoud? Zo nee, waarom niet?
Met betrekking tot de (staat van de) gebouwde omgeving heeft de gemeente al bestuurlijke handhavingsmogelijkheden. Ik heb er daarom voor gekozen om in de algemene regels van de Wet goed verhuurderschap geen aanvullende regels hierover op te nemen. Wel voorziet de Wet goed verhuurderschap momenteel in een bepaling die het voor gemeenten mogelijk maakt om het hebben en het uitvoeren van een onderhoudsplan als voorwaarde te stellen bij het verlenen van een verhuurvergunning. Gemeenten kunnen hier bijgevolg ook op handhaven.
Verder kunnen huurders in het gereguleerde segment ook naar de Huurcommissie wanneer sprake is van gebreken of achterstallig onderhoud aan de woning. De Huurcommissie kan in dat geval een huurverlaging uitspreken. Met het wetsvoorstel betaalbare huur zal de liberalisatiegrens worden verhoogd, waarmee ook huurders van woningen in het middenhuur-segment toegang zullen krijgen tot de Huurcommissie.
Met welke acties worden gemeenten (financieel en anders) ondersteund in het vergroten van hun handhavingscapaciteit, zodat zij hun handhavende rol goed kunnen uitvoeren?
Gemeenten moeten over voldoende ambtelijke capaciteit beschikken om hun wettelijke taken uit te voeren. Daarom stelt het Rijk middelen ter beschikking om gemeenten financieel te ondersteunen bij de implementatie en uitvoering van de Wet goed verhuurderschap. De financiering bestaat uit een incidentele bijdrage van € 9,2 miljoen in 2023 en een structurele bijdrage van € 12,4 miljoen per 2023 voor de structurele kosten als gevolg van het handhaven van de landelijke algemene regels en het meldpunt. Voorts heb ik, samen met de VNG en enkele gemeenten, op grond van artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet een onderzoek laten uitvoeren om de financiële gevolgen van het wetsvoorstel betaalbare huur in kaart te brengen. Op basis van de uitkomsten van het artikel 2-onderzoek stelt het Rijk middelen ter beschikking om gemeenten financieel te ondersteunen bij de implementatie en uitvoering van het wetsvoorstel. Deze financiering ziet er als volgt uit:
Jaar
Structureel
5,5
0
0
0
0
9,3
16,2
3,6
1,7
0
Om gemeenten te helpen hun nieuwe handhavende rol in het kader van de Wet goed verhuurderschap goed uit te kunnen voeren, is verder door onderzoeksbureau RIGO, in opdracht van de VNG en het Ministerie van BZK, in 2023 een Handreiking Goed verhuurderschap voor gemeenten opgesteld, evenals een modelverordening en een Handhavingsprotocol. Daarnaast heeft het Ministerie van BZK het afgelopen jaar samen met de VNG verschillende regiobijeenkomsten voor gemeenten georganiseerd en vinden er in opdracht van het Ministerie van BZK verschillende verdiepende sessies plaats met gemeenten, de VNG en de Huurcommissie, met als doel onderlinge samenwerking te bevorderen en kennis te delen. Ook heb ik, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5, begin dit jaar een set met communicatiemiddelen ontwikkeld, die onder andere gemeenten helpen om huurders en verhuurders te informeren over de regels van de Wet goed verhuurderschap en die de gemeentelijke meldpunten extra aandacht geven. Samen met de VNG bezie ik doorlopend waar gemeenten, groot en klein, eventueel additioneel nog mee geholpen zijn in de uitvoering van hun nieuwe taken. De in het kader van de Wet goed verhuurderschap opgestelde hulpmiddelen voor gemeenten, zoals de communicatiematerialen en de Handreiking over handhaving door gemeenten, zullen naar aanleiding van het wetsvoorstel betaalbare huur aangevuld worden met relevante informatie.
Voorts voorzie ik met het wetsvoorstel betaalbare huur in een objectivering van het woningwaarderingsstelsel voor zelfstandige en onzelfstandige woonruimte, zodat dit stelsel makkelijker toepasbaar is voor eenieder, waaronder begrepen ook gemeenten. Daarnaast herzie ik de regels voor servicekosten, waarmee deze ook handzamer worden gemaakt.
Het bericht 'VVD pleit voor Duits huurplafond als alternatief voor reguleren woninghuren' |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bovenstaand bericht?1
Ja
Kunt u de analyse waarover gesproken wordt in de memorie van toelichting van de Wet betaalbaar huur en op basis waarvan besloten is dat de Mietspiegel-systematiek in Nederland niet past aan de Kamer doen toekomen?
Het document «Internationale vergelijkingen» is bijgevoegd als bijlage bij deze beantwoording (bijlage2. Ook is het document aangeboden bij de openbare internetconsultatie en online te vinden via: https://www.internetconsultatie.nl/wetbetaalbarehuur/b1 (documenten: bijlage 1. Internationale vergelijkingen).
In dit document wordt toelicht dat een Duits stelsel (de zogenaamde Mietspiegel) in Nederland niet opportuun wordt geacht. De Mietspiegel stelt dat de verhuurder bij mutatie een nieuwe huurprijs per vierkante meter mag vragen van maximaal 110 procent van het gemiddelde van de buurt waarin de huurwoning zich bevindt. Er wordt dan gekeken naar contracten van de afgelopen vier tot zes jaar. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar onderhoudsniveau en kwaliteit van de woning (denk aan energielabels, oppervlakte en voorzieningen).
De VVD stelt in het artikel van het Financiële Dagblad regulering op basis van het Duitse model voor, waarbij de huurprijzen van de afgelopen vijf jaar als spiegel worden gebruikt voor de maximale huurprijs bij nieuwe contracten. In Nederland zijn de huren in de vrije sector echter de afgelopen vijf jaar sterk gestegen. Nieuwe huurprijzen spiegelen aan al te dure marktprijzen van de afgelopen vijf jaar betekent dat ook nieuwe huurprijzen (te) hoog worden en niet aansluiten bij wat mensen daadwerkelijk kunnen betalen. Daarbij komt dat er in het Duitse systeem nog steeds opwaartse druk blijft bestaan op de huurprijs. In Duitsland kan er bij een nieuwe verhuring immers maximaal 10 procent meer vragen dan het gemiddelde. Dit opwaartse effect werkt sneller door bij een hoge mutatiegraad. In Nederland is de mutatiegraad in het vrije huursegment erg hoog. Zo verhuisde in 2019 en 2020 36 procent van de huurders in de private middenhuur en 47 procent in de private dure huur.3 Doordat je bij een nieuwe verhuring maximaal 10 procent meer mag vragen, wordt het gemiddelde snel hoger en ontstaat er een vicieuze cirkel van prijsopdrijving.
Dit illustreer ik graag aan de hand van een voorbeeld. De onderstaande tabel toont de gemiddelde vierkanten meterprijzen in Amsterdam bij nieuwe vrije huurcontracten over een periode van vijf jaar.
2019 (Q4)
€ 23,68
2020 (Q4)
€ 22,08
2021 (Q4)
€ 23,24
2022 (Q4)
€ 25,75
2023 (Q4)
€ 27,28
Bron: Pararius Huurmonitor Q4 2023
De maximale aanvangshuurprijs voor een woning van 65 m2 zou daarmee neerkomen op 1.745 euro (65 x 24,41 euro x 1,10 (10 procent) = 1.745 euro). Deze prijzen zijn voor mensen met een middeninkomen niet betaalbaar. Het Duitse systeem pakt daardoor niet het probleem aan van de reeds bestaande te hoge huurprijzen.
Daarnaast geldt dat voor een dergelijk systeem inzicht moet zijn in oude huurcontracten en omliggende huurcontracten in de omgeving. In Nederland is er momenteel (nog) niet een dergelijk registratiesysteem. De kennis van huidige huurcontracten in Nederland wordt vergaard via vrijwillige enquêtes en dit is te vrijblijvend om de Spiegel op te baseren. Wel wordt momenteel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een huurregister, mede naar aanleiding van het onderzoek van PwC.
Tot slot zou de invoering van de Mietspiegel ertoe leiden dat het huurrecht nog complexer wordt met drie verschillende systemen: het woningwaarderingsstelsel (WWS) in het lage segment, Mietspiegel in het middensegment en daarboven het vrije segment. Vandaar dat het de voorkeur geniet aan te sluiten bij het bestaande WWS en de middenhuur te reguleren door de liberalisatiegrens op te hogen.
Kan de Minister aangeven of er berekeningen op het Ministerie van Financiën zijn gemaakt waarbij een bepaald rendementspercentage op basis van de WOZ-waarde is doorgerekend die inzichten geven in het oplossen van de excessen in de huursector?
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties is beleidsverantwoordelijk voor de huurmarkt. Bij het Ministerie van Financiën brengen ambtenaren doorlopend de effecten van beleid in kaart om zodoende onafhankelijk te kunnen adviseren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid. In dat kader hebben ambtenaren van Financiën eind vorig jaar een onderzoek gedaan naar rendementen van particuliere verhuurders.4 Hiervoor is gebruik gemaakt van een model dat eerder is ontwikkeld door SEO Economisch Onderzoek in een onderzoek dat mede in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties is gedaan naar het effect van beleid op rendementen van investeerders in huurwoningen.5
Naast de bevindingen die zijn gepubliceerd in het desbetreffende ESB-artikel zijn er daarnaast intern ambtelijk bij Financiën modelmatige exercities gedaan om inzicht te krijgen in hoeverre verschillende vormen van regulering het rendement van verhuurders beïnvloeden. Het model dat door ambtenaren van Financiën voor het ESB-artikel is gebruikt is recent online gepubliceerd op het platform Github en is ook publiekelijk toegankelijk.6
In deze interne modelmatige exercities heeft ambtelijk Financiën met de dataset en het model van het ESB-artikel voor eigen inzicht de effecten van een aantal alternatieven in kaart gebracht.7 Hierbij is onder andere gekeken naar een percentage van de WOZ-waarde als methodiek voor huurregulering. Onderstaande tabel geeft de resultaten van de berekeningen weer voor drie opties op basis van de dataset van 5.500 woningen: (0) nul-scenario (beleidswijziging noch rentestijging), (1) wetsvoorstel betaalbare huur (WBH) + fiscale maatregelen + gestegen rente en (2) fractie van WOZ-waarde8 + fiscale maatregelen + gestegen rente. Voor deze opties is het rendement afgezet tegen een marktconforme benchmark van 4,1 procent voor verschillende huurprijscategorieën.9 In de praktijk kunnen er beleggers zijn die genoegen nemen met een lager rendement. Dit is niet meegenomen in het model.
Nul scenario ESB (2020)
22%
53%
25%
Optie 1: WBH + fiscale maatregelen + gestegen rente
26%
11%
16%
Optie 2: Fractie WOZ-waarde i.p.v. WBH +_fiscale maatregelen +_gestegen rente
37%
45%
18%
De WBH (optie10 heeft als uitgangspunt om de betaalbaarheid van huurders te verbeteren. De WBH werkt op basis van het huidige WWS. Huurprijsverlaging wordt bepaald op basis van de eigenschappen van een woning. In de tabel is te zien hoeveel procent van de verhuurders nog een rendement van 4,1% kunnen halen. Volgens het model haalt in deze optie 47% van de verhuurders dit rendement niet meer11. De methodiek met een fractie van de WOZ (optie12 neemt als uitgangspunt dat verhuurders een marktconform rendement moeten kunnen behalen. Op basis van dit marktconforme rendement wordt vervolgens een algemeen percentage van de WOZ-waarde bepaald die ervoor zorgt dat een generieke belegger13 geen rendement onder de 4,1 procent heeft én dat verhuurders met een rendement boven marktconforme rendementseis hun huurprijzen moeten verlagen. Bij deze reguleringsvorm staat dus een marktconform rendement centraal, en niet de vraag of de daaruit voortkomende huur ook betaalbaar is voor de huurder. Het gevolg van de verschillende uitgangspunten is dat optie 1 voor meer woningen in de dataset de huren verlaagt dan optie 2. Anderzijds blijft in optie 2 het rendement voor meer woningen boven de rendementseis liggen.
Het is belangrijk om te benoemen dat net zoals voor het ESB-artikel geldt dat bovenstaande berekeningen enkel betrekking hebben op een subset particuliere verhuurders en niet representatief is voor de gehele woningmarkt. Daarnaast kunnen we hieruit geen conclusies trekken over de mate van uitponden – dit blijft een individuele investeringsbeslissing van een verhuurder. Ook zijn de berekeningen gebaseerd op de huidige macro-economische omstandigheden. Zo is het goed om aan te tekenen dat een rentedaling zou betekenen dat de rendementen van beleggers toenemen. Het effect op het rendement is derhalve een momentopname. Zo blijkt het uit ESB-artikel ook dat de rendementen van beleggers ook lang ver boven de marktconforme rendementseis hebben gelegen.
Ten aanzien van de deadline waar u om vraagt: ik heb uw Kamer op 21 maart per brief laten weten dat weten dat het niet mogelijk is gebleken om deze vragen voor het commissiedebat Woningbouwopgave en koopsector op 21 maart 2024 te beantwoorden14. De beantwoording van deze vragen vergde het nodige uitzoekwerk en afstemming, waardoor het niet mogelijk was om de vragen voor dit debat te doen toekomen. Het wetsvoorstel betaalbare huur, waar deze vragen aan raken, is op dit moment in behandeling bij uw Kamer en krijgt nog een eigen plenaire behandeling. Deze antwoorden op deze vragen zijn tegelijkertijd met de nota naar aanleiding van het verslag horende bij het wetsvoorstel betaalbare huur beantwoord, zodat deze antwoorden betrokken kunnen worden bij de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel.
Kan de Minister deze berekeningen als alternatief voor de Wet betaalbare huur aan de Kamer toesturen, uiterlijk vijf dagen voorafgaand aan het commissiedebat Woningbouwopgave en koopsector op 21 maart 2024?
Zie antwoord vraag 3.
Zou de Minister ook een berekening kunnen laten uitvoeren bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en door het Ministerie van Financiën, waarbij in plaats van het Duitse Mietspiegel-voorstel er gekeken wordt naar WOZ-waarde van woningen in een bepaald gebied, en om op basis van een bepaald percentage rendement te komen tot een maximering van de huurprijs? Indien deze berekeningen al gemaakt zijn, kunt u die dan vijf dagen voorafgaand aan het commissiedebat Woningbouwopgave en koopsector doen toekomen?
In 2021 heeft Stec Groep in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken twee mogelijke reguleringsvarianten nader uitgewerkt:
Het rapport is in 2021 met een aanbiedingsbrief aan uw Kamer gestuurd. Beide documenten zijn bijgevoegd bij deze beantwoording (bijlage 2 en 3).
Onderstaand wordt kort ingegaan op de effecten en berekeningen die zijn gemaakt voor het reguleren op basis van de WOZ-waarde. De gehele effecten en berekeningen zijn terug te vinden in het rapport.
Stec Groep heeft drie varianten onderzocht: de maximale huurprijs (op jaarbasis) bedraagt 4, 6 of 8 procent van de WOZ-waarde. In het onderzoek van Stec Groep komen alleen de woningen die op basis van het gekozen WOZ-percentage een huurprijs in het middensegment hebben (1.000 euro per maand/12.000 euro per jaar, prijspeil 2021) onder de regulering te vallen. Woningen die een op basis van het gekozen WOZ-percentage een hogere maximale huurprijs hebben, vallen dus buiten de regulering.
Stec Groep heeft met behulp van gegevens uit het WoON2018 een inschatting gemaakt van het aantal vrijesectorhuurwoningen dat in de drie verschillende varianten onder middenhuuregulering komt te vallen. Dit is weergeven in de onderstaande tabel.
1
4%
€ 300.000
400.000
74%
399.000
2
6%
€ 200.000
130.000
24%
128.000
3
8%
€ 150.000
35.000
6%
34.000
Zoals uit de bovenstaande tabel blijkt hangen de effecten van de invoering van middenhuurregulering op basis van de WOZ-waarde samen met het gekozen percentage van de WOZ-waarde. Bij een lager percentage vallen er meer onder de regulering. Bij een hoger percentage minder. Het aantal woningen dat onder de middenhuurregulering komt de vallen bij een percentage van 6 of 8 procent is zeer beperkt.
Daarnaast benoemt Stec Groep dat WOZ-waarden grotere regionale verschillen kennen dan kennen huurprijzen. In gebieden met een hoge marktdruk zal daarom een lager percentage van de WOZ nodig zijn om daadwerkelijk effect te zien van de maatregel. In gebieden met lagere marktdruk kunnen WOZ-percentages verhoudingsgewijs hoger zijn om middenhuur af te dwingen. Er zijn geen doorrekeningen gemaakt waarbij er verschillende percentages worden gehanteerd voor gebieden met een hoge marktdruk en gebieden met een lage marktdruk.
Ten slotte zeggen deze cijfers van het onderzoek van Stec niks over het (netto) rendement van verhuurders en enkel iets over de omvang van het gereguleerde segment bij verschillende huurreguleringsvormen. Het rendement hangt af van de huurprijs en huizenprijsontwikkeling (indirect rendement) en de financieringskosten, onderhoudskosten, etc.
Kan de Minister een berekening laten uitvoeren waarbij de maximering van de huur vaststaat op bijvoorbeeld 5.5–7 procent van de WOZ-waarde van een woning?2 Zou de Minister daarbij ook een berekening kunnen maken waarin er in een scenario per gemeente wordt gekeken naar een draagbaar rendementspercentage, en in een tweede scenario een algemeen vastgesteld percentage voor heel Nederland wordt vastgesteld?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn er andere alternatieven (anders die welke opgenomen) zijn in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel Betaalbare huur doorgerekend door de regering en zo ja, kunt u die naar de Kamer sturen?
In de memorie van toelichting heb ik alle overige onderzochte alternatieven geschetst. Zoals in de memorie van toelichting maar ook in de beantwoording van vraag 5 en 6 wordt omschreven, heb ik onderzoek laten uitvoeren naar regulering op basis van het WWS en regulering op basis van een percentage van de WOZ-waarde. Daarnaast heb ik gekeken naar reguleringsvarianten die in het buitenland worden toegepast. Zo is gekeken naar Duitsland, Ierland, Oostenrijk, Luxemburg en Zweden. Ook de vergelijking met deze landen is onderdeel van de memorie van toelichting en staan ook verder uitgeschreven in het de bijlage «Internationale vergelijkingen». In het programma Betaalbaar wonen16 is de keuze om te reguleren op basis van het WWS aangekondigd. Vervolgens is gekeken naar een verdergaande (regulering tot 232 WWS-punten) en een minder vergaande variant (regulering tot 187 WWS-punten). Ook dit wordt in de memorie van toelichting omschreven.
Zou de Minister de aanwezige berekeningen op het Ministerie van Financiën en de nieuw gemaakte berekeningen met de Kamer kunnen delen uiterlijk zeven dagen voor het commissiedebat Woningbouwopgave en koopsector op 21 maart 2024?
Zoals ik bij de beantwoording van vraag 4 heb aangegeven was het niet mogelijk is gebleken om deze vragen voor het commissiedebat Woningbouwopgave en koopsector op 21 maart 2024 te beantwoorden. Wel zijn deze antwoorden op deze vragen tegelijkertijd met de nota naar aanleiding van het verslag horende bij het wetsvoorstel betaalbare huur beantwoord, zodat deze antwoorden betrokken kunnen worden bij de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel.
De gang van zaken omtrent toekenningen en reserveringen voor het Nationaal Groeifonds |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bij de drie indieningsrondes die tot nu toe hebben plaatsgevonden is er over 52 projecten positief besloten, waarbij een bedrag van 8,5 miljard euro aan voorwaardelijke toekenningen is gemoeid, kunt u aangeven op welke manier deze bedragen voorwaardelijk zijn?
De voorwaarden die zijn gesteld bij voorwaardelijke toekenningen verschillen per project. De voorwaarden kunnen bijvoorbeeld gaan over het behalen van mijlpalen, het ophalen van meer cofinanciering of het borgen van lange termijn strategische thema’s als internationale samenwerking en valorisatie. De voorwaarden die per project zijn gesteld, zijn te vinden in de adviesrapporten van de adviescommissie Nationaal Groeifonds (hierna: de adviescommissie).
Er zijn inmiddels drie indieningsrondes geweest. Er zijn 52 projecten waarover positief is besloten. Hiermee is een bedrag van € 11,8 miljard gemoeid:
€ 4,9 miljard aan toekenningen (waarvan € 4,75 miljard via de departementale route en € 141 miljoen via de subsidieroute), € 3,8 miljard aan voorwaardelijke toekenningen en een bedrag van € 3,1 miljard aan reserveringen. Dit is de huidige stand van zaken; zie hieronder voor toelichting over de advisering van de adviescommissie van maart jl. over de omzetting van voorwaardelijke toekenningen en reserveringen.
De voorwaardelijke toekenningen (€ 3,8 miljard) zijn net als de directe toekenningen (€ 4,9 miljard) juridisch verplichte middelen, die al door het parlement zijn geautoriseerd. Wanneer er wordt voldaan aan gestelde voorwaarden, kan het kabinet op basis van een advies van de adviescommissie de voorwaardelijke toekenning omzetten in een toekenning.
In maart jl. heeft de adviescommissie opnieuw advies uitgebracht over elf projecten waarvoor een aangepast projectvoorstel is ingediend om een reservering of voorwaardelijke toekenning om te zetten. In mijn brief van 15 maart jl. heb ik, mede namens de Minister van Financiën, op dit advies gereageerd.1 Daarbij heb ik aangegeven dat het kabinet de adviezen van de adviescommissie integraal overneemt. De budgettaire verwerking hiervan vindt plaats bij Voorjaarsnota 2024. De omzettingen van de reserveringen worden juridisch verplicht na autorisatie van de eerste suppletoire begroting (Voorjaarsnota) door beide Kamers.
Indien deze besluitvorming wordt geautoriseerd door het parlement zal de nieuwe situatie als volgt zijn: € 6 miljard aan toekenningen (waarvan € 5,83 miljard via de departementale route en € 141 miljoen via de subsidieroute), € 3,6 miljard aan voorwaardelijke toekenningen en een bedrag van € 1,7 miljard aan reserveringen.
Kunt u aangeven hoe dit totaalbedrag verdeeld is over de verschillende voorziene tranches en wanneer deze tranches verwacht worden?
De timing van omzettingen van voorwaardelijke toekenningen in definitieve toekenningen is per project verschillend, afhankelijk van de voorwaarden die gesteld zijn. Wanneer het uitvoerende departement van mening is dat er aan de gestelde voorwaarden voor omzetting is voldaan kan zij dit voorleggen aan de fondsbeheerders.
De timing van deze omzettingen staat daarmee los van de timing van volgende indieningsrondes van het Nationaal Groeifonds.
In tabel 25 van de begroting van het Nationaal Groeifonds2 wordt een overzicht gegeven van de geraamde kasuitgaven per project, voor de definitieve toekenningen en de voorwaardelijke toekenningen.
Kunt u aangeven in welke mate de toekenningen verplicht zijn?
Toekenningen en voorwaardelijke toekenningen zijn juridisch verplicht.
Kunt u aangeven of en in welke mate de 3,1 miljard euro aan reserveringen verplicht zijn, indien de aanvrager aan afgesproken voorwaarden heeft voldaan of op korte termijn zal voldoen?
In de eerste drie indieningsrondes zijn er, op basis van het advies van de adviescommissie, middelen gereserveerd voor mogelijk kansrijke projecten die nog nader uitgewerkt moeten worden om een eerste toekenning te krijgen. Ook zijn er middelen gereserveerd voor de volgende fases van projecten met een toekenning.
Ten aanzien van de reserveringen heeft communicatie plaatsgevonden en zijn bestuurlijke verwachtingen gewekt, maar deze middelen zijn niet juridisch verplicht. Voor het omzetten van een reservering in een (voorwaardelijke) toekenning zal de adviescommissie op basis van een vernieuwd of aangevuld investeringsvoorstel een nieuw advies uitbrengen aan de fondsbeheerders. De omzetting van een reservering wordt door de fondsbeheerders aan de ministerraad voorgelegd. De omzettingen van de reserveringen zijn definitief na autorisatie door beide Kamers.
Op dit moment zijn er voor 12 projectvoorstellen reserveringen gedaan. Dit betreft 4 projecten die een nader uitgewerkt plan moeten indienen voor een eerste toekenning en 8 projecten waarbij het gaat om een reservering voor een volgende fase van een project dat al met middelen vanuit het Nationaal Groeifonds is opgestart. Indien de besluitvorming van 15 maart jl. bij Voorjaarsnota wordt geautoriseerd (zie het antwoord op vraag 1), dan gaat het nog om 6 projecten met een reservering. Dit betreft allemaal reserveringen waarbij het gaat om een volgende fase van een project dat al met NGF-middelen is opgestart. In de tussentijd werken de betrokken partijen bij alle projecten hard door aan het verbeteren om aan de gestelde eisen en voorwaarden van de adviescommissie te voldoen. Partijen maken hierbij ook kosten voor het verder uitwerken van hun projectvoorstellen.
Een voorbeeld van een reservering voor een volgende fase van een al lopend project is de Einstein Telescope. Er is € 42 miljoen toegekend voor de voorbereiding van het internationale bid om de telescoop in Limburg te vestigen. Daarnaast is er een reservering van € 870 miljoen voor de bouwkosten wanneer het bid wordt toegekend en de Einstein Telescope in Nederland wordt gebouwd. Vervolgfinanciering vindt alleen plaats als de Einstein Telescope daadwerkelijk in Nederland komt. De bouw van de Einstein Telescope zal naar verwachting leiden tot een hoogwaardig high tech ecosysteem gericht op verschillende technologieën, waaronder vacuümtechnologie, cryogene technologie en lasers.
Een ander voorbeeld is de reservering voor het Nationaal Onderwijslab AI. Er is € 79,6 miljoen beschikbaar gesteld voor het Nationaal Onderwijslab AI. In dit project worden prototypes ontwikkeld van digitale intelligente onderwijsinnovaties om de kwaliteit van het primair en voortgezet onderwijs te verbeteren. Er is een reservering van € 63 miljoen gemaakt om deze prototypes door te ontwikkelen tot producten die geschikt zijn om breed in de markt en in de klas in te zetten en tegelijkertijd het hele ecosysteem te versterken.
Kunt u aangeven of u, naast de pauzeknop voor nieuwe inschrijvingen, ook overweegt af te zien van bestaande reserveringen?
Nee, zie hiervoor ook de brieven die ik op 15 maart en 28 maart mede namens de Minister van Financiën naar uw Kamer heb gestuurd.3 Het kabinet vindt het van groot belang dat deze reserveringen in stand blijven. Ten aanzien van de reserveringen heeft communicatie plaatsgevonden en zijn bestuurlijke verwachtingen gewekt. Zoals in het antwoord op vraag 4 uiteengezet zijn er reserveringen gemaakt voor kansrijke projectvoorstellen die nog nader uitgewerkt moeten worden en zijn er reserveringen gemaakt voor de volgende fases van projecten met een reeds bestaande toekenning uit het Nationaal Groeifonds. Voor deze al lopende projecten zal het vervallen van de gereserveerde middelen betekenen dat de beoogde doelen in mindere mate of zelfs niet worden behaald doordat zij bijvoorbeeld niet naar de volgende fase kunnen opschalen.
Zijn er los van de 3,1 miljard euro aan reserveringen door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat concrete verwachtingen gewekt bij bedrijven voor toekomstige tranches? En zo ja welke?
Er heeft communicatie plaatsgevonden naar potentiële indieners over de vierde ronde. In de brief van 30 juni 2023 hebben de Minister van Financiën en ik de vierde ronde aangekondigd.4 In oktober 2023 is de communicatie naar potentiële indieners opgestart.5 Sindsdien zijn partijen bezig geweest met de ontwikkeling van voorstellen. Partijen hebben bijvoorbeeld hun eerste ideeën voor een Nationaal Groeifonds-aanvraag getoetst door middel van het indienen van een Quickscan bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Er is dus heeft dus communicatie plaatsgevonden over de vierde ronde en de voorstelontwikkeling, maar er zijn geen concrete financiële toezeggingen gedaan aan bedrijven.
In de brief van 28 maart heb ik u, mede namens de Minister van Financiën, geïnformeerd over de pauzering van de vierde ronde.6
Zo ja, gaat het daarbij ook om (schriftelijke) toezeggingen?
Nee, het betreft communicatie naar potentiële indieners over de vierde ronde. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Wilt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Kunt u de antwoorden op bovenstaande vragen binnen drie weken naar de Kamer sturen?
Dit is helaas niet gelukt.
Het artikel ‘Zeker negen gezondheidscentra in conflict met commerciële huisbaas’ |
|
Merlien Welzijn (NSC), Daniëlle Jansen (NSC) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bovenstaand artikel?1
Ja.
Wat is uw standpunt over het afwenden van onderhoudskosten op de huurder van vastgoed met een maatschappelijke bestemming (gezondheidscentra) door de commerciële huisbaas?
De inhoud van de huurovereenkomst in deze casus is mij niet bekend, dus ik kan niet inhoudelijk ingaan op deze specifieke casus. In het algemeen is de verantwoordelijkheidsverdeling voor het onderhoud afhankelijk van het type huur. Bij het aangaan van een huurovereenkomst tussen de huurder en verhuurder is het raadzaam om de verantwoordelijkheid over kosten, zoals onderhoudskosten, mee te nemen in het contract. Als de verantwoordelijkheid rondom de onderhoudskosten zijn benoemd in het huurcontract wordt duidelijk welke kosten voor rekening zijn van de huurder en welke kosten voor de rekening zijn van de verhuurder.
Wat vindt u van de ontwikkeling dat steeds meer gezondheidscentra in handen komen van een commerciële huisbaas, gezien het feit dat uit onderzoek van de Landelijke Huisartsenvereniging blijkt dat ruim driekwart van de huisartsen problemen heeft door gebrek praktijkruimte of gebrekkige praktijkruimte en gezien geschikt vastgoed schaars is, nieuwbouw duur is en in het hele land gepaard gaat met veel obstakels en dat als een gezondheidscentra van eigenaar wisselt, de kans groot is dat de koper Cortese is?
Voor toegankelijke huisartsenzorg is passende huisvesting een randvoorwaarde. Omdat in het huidige stelsel de praktijkhouder als ondernemer wordt gezien, is een praktijkhouder primair verantwoordelijk voor de huisvesting van zijn of haar praktijk. Dit biedt de eigenaar van een huisartsenpraktijk of gezondheidscentrum ook veel vrijheid in de wijze waarop deze de praktijk vormgeeft en huisvest. Het huren van huisvesting bij commerciële organisaties kan een goede manier zijn om passende huisvesting te organiseren, mits er goede afspraken worden gemaakt tussen de huurder en de verhuurder en men zich aan deze afspraken houdt. Ook moet de praktijkhouder in staat zijn om met de inkomsten van de praktijk de huisvestingskosten te kunnen dragen. Wanneer er knelpunten ontstaan, bijvoorbeeld door een huurverhoging, is het belangrijk dat de huisarts of het gezondheidscentrum tijdig in gesprek gaat met de verhuurder en waar nodig andere partijen betrekt, zoals de zorgverzekeraar, gemeente en regionale huisartsenorganisatie, om te zorgen dat de toegankelijkheid van zorg geborgd wordt.
Kunt u aangeven wat de mogelijke gevolgen zijn van de verhoogde huren voor de toegankelijkheid van gezondheidszorg?
In de maximumtarieven die de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vaststelt voor de huisartsenzorg zijn de huisvestingskosten verdisconteerd. Deze tarieven worden jaarlijks geïndexeerd en op dit moment voert de NZa ook het periodieke kostprijsonderzoek uit om de tarieven per 2025 te herijken. De werkwijze met maximumtarieven kan in sommige gevallen tot problemen leiden wanneer een praktijk of gezondheidscentrum ver bovengemiddelde huisvestingskosten heeft. Dit kan de toegankelijkheid van zorg onder druk zetten. Om deze situaties te voorkomen is het belangrijk dat praktijkhouders en gezondheidscentra bij dreigende knelpunten tijdig met de verhuurder of andere partijen zoals zorgverzekeraar, gemeente en regionale huisartsenorganisatie in gesprek gaan. Elk van deze partijen heeft eigen handelingsopties in het geval van huisvestingsproblematiek. Voor een overzicht van deze opties verwijs ik u naar de handreiking huisvestingsproblematiek voor huisartsen en gezondheidscentra.2
Wat zijn de mogelijkheden voor gezondheidscentra om bezwaar te maken tegen onredelijke huurverhogingen of pogingen om onderhoudskosten af te wentelen, en hoe ondersteunt het ministerie hen hierbij?
Als een huisarts of gezondheidscentrum het niet eens is met de huurverhogingen of het afwentelen van onderhoudskosten is het allereerst raadzaam om in gesprek te gaan met de verhurende partij. Mocht het geschil niet middels gesprekken opgelost worden, dan kan een gezondheidscentrum of huisarts juridisch advies inwinnen voor eventuele verdere stappen.
Ik zet in op de huisvestingsproblematiek van huisartsen en gezondheidscentra via de IZA-afspraak.3 Afgelopen december heeft de toenmalig Minister van VWS, in samenwerking met de veldpartijen, de NZa en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de handreiking huisvestingsproblematiek huisartsen en gezondheidscentra gepubliceerd. Ik verwacht eind 2024 een geactualiseerde versie van de handreiking op te leveren waarin er meer aandacht wordt besteed aan de recente uitvoering en de aard en omvang van financiële knelpunten. De handreiking zal dan ook naar uw Kamer toegestuurd worden.
Welke stappen bent u bereid te ondernemen om ervoor te zorgen dat niet nog meer gezondheidscentra in handen van commerciële huisbazen terechtkomen?
Zoals aangegeven in mijn reactie op vraag 3 zijn huisartsen en gezondheidscentra primair zelf verantwoordelijk voor hun huisvesting. Voor toegankelijke huisartsenzorg is het belangrijk dat huisartsen en gezondheidscentra dichtbij hun populatie gevestigd zijn. In de huidige vastgoedmarkt kan het vinden van passende huisvesting een uitdaging zijn. Het huren bij commerciële partijen kan een goede mogelijkheid zijn om te voorzien in passende huisvesting. Tegelijkertijd voorkomen de maximumtarieven in de huisartsenzorg dat een te groot deel van het premiegeld kan worden besteed aan (dure) huisvesting.
Het zou vergaande wijzigingen van wet- en regelgeving vergen om huisvesting van huisartsenpraktijken een publieke taak te maken. Dit vergt een zorgvuldige afweging en de keuzes hierover zijn aan een volgend kabinet. Daarnaast kan een ongewenst neveneffect van het uitsluiten van commerciële vastgoedpartijen zijn dat de vastgoedmarkt voor huisartsen en gezondheidscentra verder versmalt waardoor juist meer huisvestingsproblematiek ontstaat. Op dit moment hebben de gemeenten geen wettelijke, maar – zoals de VNG zelf aangeeft – wel een maatschappelijke verantwoordelijkheid om zich in te zetten voor huisvesting van huisartsen en gezondheidscentra. Lokale overheden, zoals gemeenten, hebben een belangrijke faciliterende rol ten aanzien van huisvesting van huisartsen. Zoals beschreven in de handreiking huisvestingsproblematiek huisartsen en gezondheidscentra hebben gemeenten de mogelijkheid om beleidsdoelen te formuleren over het bevorderen van voldoende huisvesting voor eerstelijnszorg, waaronder huisartsenzorg. Andere handelingsopties zijn het vaststellen van referentienormen voor maatschappelijke-, zorg- en sportvoorzieningen en rekening houden met huisvesting voor huisartsen en gezondheidscentra bij het vaststellen of wijzigen van omgevingsplannen en/of nieuwbouwplannen.4
Kunt u aangeven in hoeverre u samenwerkt met andere departementen om ervoor te zorgen dat niet nog meer gezondheidscentra in handen van commerciële huisbazen terechtkomen?
Ik voer geen actief beleid op het voorkomen van commerciële huisvesting binnen de huisartsenzorg. Zoals aangegeven in mijn reactie op vragen 3 en 6 kan commerciële huisvesting een oplossing bieden in een zoektocht naar passende huisvesting voor huisartsen en gezondheidscentra in de huidige vastgoedmarkt. Het uitsluiten van commercieel vastgoed kan leiden tot een verdere versmalling van de huisvestingsmarkt van huisartsen en gezondheidscentra. Door het reguleren van de tarieven in de huisartsenzorg voorkomen we dat onnodig veel premiegeld wordt uitgegeven aan (dure) huisvesting.
Ik heb wel oog voor de huisvestingsproblematiek die huisartsen en gezondheidscentra kunnen ervaren in de huidige markt. In samenwerking met de veldpartijen, de NZa en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de toenmalig Minister van VWS afgelopen december de handreiking huisvestingsproblematiek van huisartsen en gezondheidscentra opgeleverd. In deze handreiking staan de rollen en handelingsperspectieven bij huisvestingsproblematiek van verschillende partijen beschreven. Zoals aangegeven in mijn reactie op het Schriftelijke Overleg over de Kamerbrief Stand van zaken versterking huisartsenzorg5 heb ik met de partijen afgesproken om meer inzicht te vergaren in de aard en omvang van de financiële knelpunten die huisartsen en gezondheidscentra ervaren in hun zoektocht naar passende huisvesting. Ik verwacht eind 2024 een geactualiseerde versie van de handreiking op te leveren en, zoals toegezegd, zal ik uw Kamer hierover in de tweede helft van 2024 nader infomeren.
Welke maatregelen overweegt u om de duurzaamheid en stabiliteit van de huisvesting van gezondheidscentra op lange termijn te waarborgen, met speciale aandacht voor de rol van commerciële huisbazen?
Zoals aangegeven in mijn reactie op vraag 3 zijn huisartsen en gezondheidscentra zelf verantwoordelijk voor hun huisvesting en kan commercieel vastgoed een uitkomst bieden voor passende huisvesting. Als het huisartsen of gezondheidscentra niet lukt om passende huisvesting te vinden, dan is het aan hen om tijdig in gesprek te gaan met partijen zoals gemeenten, zorgverzekeraars en regionale huisartsenorganisaties. Elke partij heeft hierbij een eigen rol en handelingsopties, zoals beschreven in de handreiking huisvestingsproblematiek voor huisartsen en gezondheidscentra.
In mijn reactie op vraag 7 ga ik in op mijn verdere acties met betrekking tot huisvestingsproblematiek van huisartsen en gezondheidscentra. Eventuele verdergaande stappen – waarvoor mogelijk ook aanpassingen in wet- en regelgeving nodig zijn – zijn aan een volgend kabinet.
Welke rol ziet u bij deze kwestie voor uzelf weggelegd met het oog op de toegankelijkheid van de zorg?
Voor toegankelijke zorg is het belangrijk dat iedere inwoner van Nederland zich bij een huisarts kan inschrijven die werkt volgens de kernwaarden van de huisartsenzorg. Ik heb daarbij extra aandacht voor de kernwaarde «continuïteit». Zoals beschreven in de Kamerbrief Stand van zaken versterking huisartsenzorg6 zet ik hierop in via verschillende routes. Allereerst doe ik dit door, samen met het veld, de eerstelijnszorg te versterken met de afspraken uit de visie op de eerstelijnszorg 2030. Daarnaast doe ik dit door uitvoering te geven aan de huisartsenafspraken uit het IZA zoals Meer Tijd voor de Patiënt, het anders inrichten van avond-, nacht-, en weekenddiensten en de handreiking huisvestingsproblematiek van huisartsen en gezondheidscentra.
Zoals aangegeven in de Kamerbrief Stand van zaken versterking huisartsenzorg werk ik vier aangrijpingspunten om het werken met een vaste patiëntenpopulatie in de huisartsenzorg aantrekkelijker te maken verder uit. De besluitvorming hierover is aan een volgend kabinet.
Wilt u de vragen afzonderlijk beantwoorden binnen een termijn van drie weken?
Door interdepartementale afstemming is het bij deze vragen helaas niet gelukt om aan de termijn van drie weken te voldoen.
Het artikel 'Corporaties blijven ver achter met de bouw van betaalbare huizen, als gevolg van sloop en verkoop' |
|
Merlien Welzijn (NSC) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bovenstaande artikel?1
Wat vindt u van de uitspraak van de Autoriteit Woningcorporaties dat de woningbouwopgave voor de sector onhaalbaar is?
Wat moet er volgens u concreet gebeuren om de woningbouwopgave voor corporaties haalbaar te maken?
Hoe en op welke termijn kunnen de investeringsmogelijkheden volgens u verruimd worden voor de corporatiesector?
In welke mate is bij de genoemde aantallen gesloopte woningen in 2022 sprake van sloop zonder vervangende nieuwbouw?
In welke mate is bij de genoemde aantallen gesloopte woningen in 2022 sprake van sloop met vervangende nieuwbouw waarbij een gelijk aantal woningen in een ander jaar wordt teruggebouwd?
In welke mate is bij de genoemde aantallen gesloopte woningen in 2022 sprake van sloop met vervangende nieuwbouw waarbij een groter aantal woningen in een ander jaar wordt teruggebouwd?
Indien sloop met vervangende nieuwbouw een significant onderdeel is van de sloop, vindt u het dan niet verstandiger om te rapporten op een tweejaarstermijn?
Wat vindt u van de oproep van de voorzitter van Aedes om meer overheidsgeld in te zetten voor de aankoop van bouwlocaties?
Hoeveel bouwgrond heeft de Rijksoverheid beschikbaar?
Hoeveel bouwgrond hebben de gemeenten gezamenlijk beschikbaar?
Welk deel van de bouwgronden van de Rijksoverheid zijn of worden beschikbaar gesteld voor sociale woningbouw?
Welk deel van de bouwgronden van de Rijksoverheid zijn of worden beschikbaar gesteld voor de bouw van middenhuur woningen?
Welke grondprijzen rekent de Rijksoverheid voor haar bouwgronden als het sociale huurwoningen betreft?
Welke grondprijzen rekent de Rijksoverheid voor haar bouwgronden als het middenhuurwoningen betreft?
Indien er verschillende grondprijzen per genoemd segment (sociaal/middenhuur) op verschillende locaties worden gerekend, vindt u dan dat er sprake zou moeten zijn van één vaste grondprijs per segment? Waarom wel of niet?
Welk deel van de bouwgronden van de gezamenlijke gemeenten zijn of worden beschikbaar gesteld voor sociale woningbouw?
Welk deel van de bouwgronden van de gezamenlijke gemeenten zijn of worden beschikbaar gesteld voor de bouw van middenhuur woningen?
Welke grondprijzen rekenen gemeenten voor hun bouwgronden als het sociale huurwoningen betreft?
Welke grondprijzen rekenen gemeenten voor hun bouwgronden als het middenhuurwoningen betreft?
Indien verschillende gemeenten, verschillende grondprijzen rekenen per segment (sociaal/middenhuur), vindt u dan dat er sprake zou moeten zijn van één vaste grondprijs per segment? Waarom wel of niet?
Uitgaande van tweederde betaalbare woningbouw bij nieuwbouwprojecten, hoeveel betaalbare huur- en koopwoningen kunnen tot 2030 totaal gebouwd worden op de bouwgronden van de Rijksoverheid?
Uitgaande van tweederde betaalbare woningbouw, hoeveel betaalbare huur- en koopwoningen kunnen tot 2030 totaal gebouwd worden op de bouwgrond van de gezamenlijke gemeenten?
Wilt u de vragen afzonderlijk beantwoorden binnen een termijn van drie weken?
Het bericht dat buitenlandse beleggers een flat in Den Bosch laten verslonzen. |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Buitenlandse beleggers laten flat in Den Bosch verslonzen. «Wij hebben het koud door slecht onderhoud»»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat bij de meerdere overnames van de Bomenlandflat er vanuit de investeerders weinig tot geen onderhoud heeft plaatsgevonden?
Wanneer sprake is van een gebrek aan een woonruimte, moet een verhuurder dit verhelpen. Dat er de afgelopen jaren weinig tot geen onderhoud heeft plaatsgevonden aan de Bomenlandflat, als gevolg waarvan huurders in hun woongenot worden gestoord, vind ik uiteraard een zeer slechte zaak. Daarom ben ik voornemens om met het wetsvoorstel betaalbare huur de mogelijkheden voor huurders om – in geval van gebreken – bij de Huurcommissie een huurverlaging te vragen, uit te breiden naar het middenhuursegment.
Wat vindt u van de zorgen en problemen van de bewoners van de Bomenlandflat over het onderhoud van hun thuis?
Ik deel deze zorgen uiteraard. Met de Wet goed verhuurderschap heb ik ervoor gezorgd dat huurders beter worden beschermd tegen achterstallig onderhoud en gebreken aan hun huurwoning. Gemeenten kunnen als gevolg van deze wet het hebben en het uitvoeren van een onderhoudsplan als voorwaarde stellen voor het al dan niet verlenen van een verhuurvergunning en kunnen hier ook op handhaven. Zoals ik in mijn beantwoording van vraag 2 reeds heb aangegeven, ben ik met het wetsvoorstel betaalbare huur daarnaast ook voornemens om de mogelijkheden voor huurders om een procedure te starten bij de Huurcommissie over onderhoud en/of gebreken uit te breiden door ook huurders van woonruimte in het middenhuursegment toegang te geven tot de laagdrempelige geschilbeslechting van de Huurcommissie. Verder geldt dat gemeenten vanuit hun verantwoordelijkheid voor de gebouwde omgeving ook kunnen handhaven wanneer relevante bouwregelgeving en -voorschriften niet worden nageleefd.
Bent u bereid Heimstaden aan te spreken op hun verantwoordelijkheid als verhuurder?
In de eerste plaats is dit aan de gemeente. In mijn gesprekken met de markt, die ik in mijn brief van 16 februari 2024 heb aangekondigd, zal ik hier uiteraard ook aandacht voor blijven vragen.
Wat vindt u ervan dat de huidige eigenaar Heimstaden mogelijk van plan is om deze sociale huurwoningen te gaan verkopen?
Heimstaden heeft aangegeven woningen individueel te gaan verkopen nadat een huurder opzegt. In dat geval krijgen starters of eigenaar-bewoners de kans om de woning te kopen. Een bepaalde mate van uitponding zie ik als een correctie op de grote toename van het aantal beleggers de afgelopen jaren. Ik zie het verkopen van huurwoningen dan ook niet per se als een ongewenste ontwikkeling, daar dit kansen biedt voor starters en eigenaar-bewoners die er afgelopen jaren niet tussen kwamen. Overigens merk ik op dat het rijk hierin geen rol heeft.
Bent u bereid te zoeken naar mogelijkheden om deze woningen weer onderdeel te laten zijn van een corporatie of coöperatie?
In principe kunnen corporaties uit de regio woningen van investeerders kopen als zij van mening zijn dat deze woningen noodzakelijk zijn voor de lokale volkshuisvesting. Zij zullen zich daarbij onder meer laten leiden door het type woning dat wordt aangeboden in relatie tot de woningbehoeften van de doelgroep. Ook de prijs is van belang. Ik merk daarbij wel op dat aankoop van woningen ten laste gaat van hun investeringscapaciteit. Het vereist dus een zorgvuldige afweging, die op lokaal niveau gemaakt moet worden. Het rijk heeft hierin geen rol.
Deelt u de mening dat de verkoop van sociale huurwoningen aan sprinkhaaninvesteerders een slechte invloed heeft op de staat van de volkhuisvesting?
Het is onverstandig om alle verkopen van woningen door woningcorporaties aan commerciële partijen over een kam te scheren. Verkoop van sociale huurwoningen kan onderdeel zijn van een gezonde bedrijfsvoering en portefeuillestrategie van corporaties. Ook complex-gewijze verkoop aan investeerders kan hierbij een optie zijn.
Wat gaat u doen om huurders zoals die van de Bomenlandflat beter te beschermen tegen de verkoop en verslonzing van hun huizen door investeerders?
Verhuurders moeten zich vanzelfsprekend houden aan de geldende wet- en regelgeving. Gemeenten zijn bevoegd om vanuit hun verantwoordelijkheid voor de gebouwde omgeving handhavend op te treden wanneer relevante bouwregelgeving en -voorschriften niet worden nageleefd.
Daarnaast kunnen huurders wanneer sprake is van gebreken terecht bij de Huurcommissie om een huurverlaging te vragen. Met het wetsvoorstel betaalbare huur, breid ik de groep huurders die gebruik kan maken van de geschilbeslechting van de Huurcommissie uit naar het middenhuursegment.
De uitspraak van de kantonrechter in Amsterdam om enkel glas als gebrek te erkennen |
|
Sandra Beckerman (SP), Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van de kantonrechter in Amsterdam?1
Ja.
Wat is uw mening over deze uitspraak?
De casus waarin de rechter een oordeel heeft gegeven, waarvan nog hoger beroep openstaat, betreft een specifieke situatie en een specifiek dispuut tussen partijen. Dit kan niet gemakkelijk veel breder getrokken worden. In individuele zaken als deze mag de rechter toetsen of, gelet op de specifieke omstandigheden van het geval, is voldaan aan de wettelijke maatstaf voor een gebrek. De rechter erkent de ruimte voor mijn huidige beleid dat ziet op integrale verduurzaming van huurwoningen.
Wat is uw mening over het feit dat uw eigen kamerbrief (Kamerstuk 27 926, nr. 380), waarin u stelt enkel glas juist niet als gebrek te willen erkennen, gebruikt wordt als onderbouwing van het vonnis?
Ik zie in de uitspraak verschillende overwegingen naar voren komen naast de verwijzing naar de genoemde Kamerbrief. De rechter geeft onder meer aan:
Gelet op de genoemde overwegingen ben ik dan ook van mening, dat het vonnis expliciet ruimte laat voor het algemene beleid waaraan mijn genoemde brief aandacht besteedt. De uitspraak van de rechter heeft betrekking op 1 zaak; gegeven de specifieke aspecten kan niet worden gesteld dat die heroverweging nodig maakt van het algemene beleid dat gericht is op integrale verduurzaming van huurwoningen.
In Nederland zijn er 1 miljoen woningen met enkel glas, acht u het wenselijk dat iedere huurder bij de rechter of huurcommissie juridische stappen gaat zetten om hun verhuurder te dwingen tot dubbelglas?
Nee, ik acht het niet wenselijk dat een norm inzake enkel glas iedere huurder tot juridische stappen zou dwingen. Ik meen wel dat slechte isolatie van huurwoningen, waaronder enkel glas, moet worden aangepakt. Ik vind dat verhuurders een duidelijke taak hebben om hier de komende jaren voortvarend mee aan de slag te gaan, maar wel tegelijk met de verdere verduurzaming van hun huurwoningen. Met andere woorden: wij willen hetzelfde, maar ik kies voor een andere route, die van integrale verduurzaming van huurwoningen met een nadruk op de energetisch slechtste woningen. Ik stuur niet op losse maatregelen zoals vervangen van enkel glas. Zoals ik in mijn brief van 19 januari jl. ook heb toegelicht, is de verwachting dat deze integrale aanpak zal leiden tot een substantiële vermindering van enkel glas in huurwoningen, naast verdere verduurzaming van deze woningen.
Deelt u de mening dat het effectiever en goedkoper is voor de verhuurderssector om als overheid met een duidelijke termijn voor het uitfaseren van enkel glas te komen en dit juist wel als gebrek aan te merken? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat het effectiever en goedkoper is voor de verhuurderssector als de overheid een duidelijke norm stelt voor verduurzaming in brede zin, met een duidelijke termijn. Daarbij merk ik op dat deze norm met duidelijke termijn een belangrijk onderdeel is van mijn beleid, waarbij van belang is dat deze norm zich richt op 2029 en het energielabel centraal stelt.
Ter realisatie van deze norm heb ik allereerst de normstelling ingebracht in de Nationale prestatieafspraken die ik heb gesloten met Aedes, VNG en de Woonbond. Hierin is vastgelegd
dat corporaties uiterlijk in 2028 alle E, F en G-labels uit de sector hebben laten verdwijnen, met uitzondering van gemeentelijke, provinciale en Rijksmonumenten en voor sloop aangemerkte woningen.
Voorts beoog ik het woningwaarderingsstelsel aan te passen ter versterking van de waardering van het energielabel. Dit leidt tot het toepassen van aftrekpunten voor de energielabels E, F en G, en het toekennen van extra punten voor de energielabels A en beter. Het ontwerpbesluit hiervoor heb ik toegezonden aan de Tweede Kamer bij brief van 6 februari 2024 (Kamerstuk 27 926, nr. 381).
Tenslotte beoog ik deze norm uitgaande van energielabels te realiseren door wettelijke eisen per 1 januari 2029. Deze eisen zullen erop neerkomen dat vanaf die datum alle huurwoningen met een E, F, en G-label moeten zijn verbeterd naar minimaal energielabel D. Dit geldt zowel voor corporatiewoningen als private huurwoningen. Hierover heb ik u laatstelijk geïnformeerd met mijn brief van 19 januari 2024 (Kamerstuk 27 926, nr. 380).
Bent u bereid te zoeken naar extra middelen voor corporaties om sneller enkel glas en andere gebreken te vervangen? Zo nee, waarom niet?
Mijn uitgangspunt is dat ik vasthoud aan de Nationale prestatieafspraken die ik heb gesloten met Aedes, VNG en de Woonbond. Daarbij wil ik ook benadrukken, zoals ik ook in mijn brief van 19 januari heb gedaan, dat het twijfelachtig is of het praktisch haalbaar zou zijn voor de corporaties om een extra verduurzamingsopgave op zich te nemen gegeven de krapte aan vakmensen, als daar al financiële middelen voor zouden zijn.
Het afwijzen van sociale huurwoningen aan woningzoekenden met een verleden als cliënt in de jeugdzorg |
|
Marijke Synhaeve (D66) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Wat is uw reactie op het feit dat woningcorporaties woningzoekenden afwijzen voor een sociale huurwoning op grond van het feit dat zij in het verleden cliënt waren in een jeugdzorginstelling?1
Juist voor jongeren die uitstromen uit jeugdzorg is het van belang dat zij hun verdere leven kunnen starten met een stabiele woonplek. Dat is in lijn met het Wetsvoorstel versterking regie op de volkshuisvesting.
Bij het toewijzen van woningen maken woningcorporaties een afweging tussen het belang van de woningzoekende en het belang van de buurt of omgeving. Hierbij wordt naast het inkomen en de huishoudsamenstelling ook gekeken naar het woonverleden om te beoordelen of de kandidaathuurder in staat is zelfstandig te kunnen huren. Wanneer een kandidaathuurder afspraken met de vorige verhuurder niet is nagekomen of zelfs uit de woning is gezet, kan dit worden meegenomen in de toewijzing van een volgende sociale huurwoning. Het is verstandig om, bij twijfels of zorgen door het (woon)verleden van de kandidaathuurder, met elkaar in gesprek te gaan en op die manier gezamenlijk te bepalen of de woning past en of er een zorg- en ondersteuningsbehoefte is. Daar kunnen indien nodig vervolgens aanvullende afspraken over worden gemaakt.
Dit laatste is bij deze specifieke casus gebeurd en het is uiteindelijk naar behoren afgerond: woningcorporatie Domijn heeft een gesprek gehad met de genoemde personen in het artikel, waarbij Domijn excuses voor de gang van zaken heeft aangeboden en een passende woning heeft kunnen toewijzen.
Wat is uw reactie op het feit dat kwetsbare groepen, zoals voormalige cliënten uit de jeugdzorg, in het algemeen vaak jaren moeten wachten om aanspraak te kunnen maken op een sociale huurwoning waardoor problematiek verergert en maatschappelijke problemen ontstaan?
Jongeren die uitstromen uit een jeugdzorginstelling bevinden zich in een kwetsbare positie. Een stabiele woonomgeving is voor deze groep daarom van belang. Ik vind het niet wenselijk dat deze groep lang moet wachten op woonruimte. Er worden wel woningen met voorrang toegewezen aan jongeren die uitstromen uit een jeugdzorginstelling, maar dit geldt niet overal en voor de hele groep.
Met het programma «Een thuis voor iedereen» heb ik aangegeven hoe ik de regie op het huisvesten van mensen uit aandachtsgroepen, waaronder voormalige jeugdzorgcliënten, herneem. Belangrijk onderdeel hierbij is het bouwen tot 2030 van 250.000 sociale huurwoningen door woningcorporaties en het toewerken naar een evenwichtige balans in de woonvoorraad. Zo komen er meer woningen bij voor mensen zoals in het artikel waaraan u refereert en nemen alle gemeenten een «fair share» in de huisvestingsopgave.
Met de wet Versterking regie volkshuisvesting wil ik regelen dat alle gemeenten invulling geven aan de woon- en zorgvraag van alle aandachtsgroepen en daarover prestatieafspraken maken met woningcorporaties waarbij ook zorgpartijen worden betrokken. Zo moeten er duidelijke afspraken komen over hoe onder meer wordt gezorgd voor voldoende betaalbare huisvesting voor mensen die de jeugdzorg verlaten. Specifiek komt hierbij dat alle gemeenten een huisvestingsverordening gaan opstellen met daarin een urgentieregeling voor onder andere mensen die uitstromen uit accommodaties voor jeugdhulp. Dit zorgt ervoor dat deze mensen met voorrang een woning toegewezen kunnen krijgen.
Deelt u de mening dat deze jongeren die uitstromen vanuit de jeugdzorg hierdoor worden gestraft voor een situatie waar zijzelf geen schuld aan dragen?
Ik vind het niet wenselijk dat deze groep lang moet wachten op woonruimte. Daarom zet ik sterker in op het huisvesten van mensen uit aandachtsgroepen, waaronder voormalige jeugdzorgcliënten. Zie ook mijn antwoord bij vraag 2.
Bent u van mening dat hier sprake is van de schending van de Algemene wet gelijke behandeling en het verbod op onderscheid door uitsluiting op basis van verblijf in een jeugdzorginstelling? Zo ja, kunt u dan de Kamer infomeren over hoe u van plan bent deze schending tegen te gaan?
Gelukkig zijn in de genoemde casus de woningcorporatie en de woningzoekenden inmiddels tot een oplossing gekomen. Daarmee hebben de personen uit het artikel woonruimte gevonden waar ze zo naar verlangden.
De Awgb biedt bescherming aan mensen die gediscrimineerd worden op grond van de volgende persoonskenmerken: godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele gerichtheid en burgerlijke staat. Ook discriminatie op grond van handicap of chronische ziekte is verboden. Dat staat in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz). Uit het artikel blijkt niet dat het verleden van de woningzoekende in een jeugdzorginstelling mogelijk tot (direct of indirect) onderscheid op één van de wettelijk beschermde gronden heeft geleid.
Bent u voornemens te onderzoeken wat nodig is om woningcorporaties hun maatschappelijke plicht te gaan laten uitvoeren om mensen uit kwetsbare groepen te huisvesten?
Hiervoor heb ik al maatregelen getroffen. Zie hiervoor het antwoord op vraag 2.
Wat vindt u van de maatregel van de gemeente Utrecht om kwetsbare groepen waaronder voormalige cliënten uit de jeugdzorg komend jaar meer kans op een huurwoning te geven? Kunt u de Kamer hierover informeren?2
Uit het artikel blijkt dat de gemeente Utrecht o.a. voormalig cliënten uit de jeugdzorg met voorrang gaat huisvesten. Hiermee loopt de gemeente vooruit op de verplichte wettelijke urgentie die ik via het Wetsvoorstel versterking regie op de volkshuisvesting wil invoeren. Ik moedig dit besluit van de gemeente dan ook aan.
Welk gevolg is er gegeven aan uw conclusie uit uw Kamerbrief onder Kamerstuk dat er in de huisvestigingsmogelijkheden van aandachtsgroepen een trend van verslechtering zit en hoe verhoudt zich dat tot deze situatie dat voormalige jeugdzorgcliënten geweigerd worden voor een sociale huurwoning?3
U verwijst naar de Kamerbrief van 14 februari 2022 waarin ik heb aangekondigd hoe ik de regie op de volkshuisvesting wil hernemen. Met het programma «Een thuis voor iedereen» heb ik aangegeven wat ik doe voor het huisvesten van mensen uit aandachtsgroepen, waaronder voormalige jeugdzorgcliënten. Zie mijn antwoord op vraag 2 voor een toelichting hierop.
Herkent u zichzelf nog altijd in de uitspraak uit uw Kamerbrief dat het bestrijden van dakloosheid in feite gaat over het bestrijden van uitsluiting?4
Wij herkennen ons nog altijd in deze uitspraak. Ik ben van mening dat de woningmarkt inclusief moet zijn en ook kansen moet bieden voor bijzonder kwetsbare groepen.
Op welke wijze wilt u verdere uitsluiting van voormalige bewoners van jeugdzorginstellingen in de toekomst voorkomen?
Met de Wet versterking regie op de volkshuisvesting wil ik regelen dat de overheid de regie herneemt om nu en in de toekomst te sturen hoeveel, waar en voor wie er gebouwd wordt. De Wet versterking regie op de volkshuisvesting wil landelijk vastleggen dat kwetsbare groepen verplicht voorrang krijgen op een woning. Een van deze groepen vormen jongeren die uitstromen uit een jeugdzorginstelling. Het streven is dat de huisvestingsopgave van deze groepen evenwichtig verdeeld wordt in de regio.
Welk gevolg is er gegeven aan uw brief van 2 juni 2022, waarin werd geschreven dat wonen eerst en preventie belangrijk zijn bij het voorkomen van dakloosheid voor onder andere uitstromers van jeugdzorginstellingen?
In het Nationaal Actieplan: Eerst een Thuis én in de Hervormingsagenda Jeugd is het versterken van de overgang van jeugdhulp naar volwassenheid een speerpunt. Er zijn verschillende acties in gang gezet die bijdragen aan het versterken van deze overgang. Zo ondersteunt het ondersteuningsteam Zorg en Jeugd (OZJ) regio’s in het land bij het creëren van een sluitend aanbod in ondersteuning op de verschillende leefgebieden. De geleerde lessen en best practices worden daarbij breed verspreid. Verder wordt door het Nederlands Jeugd Instituut (NJi) gewerkt aan een richtlijn voor de werkwijze toekomstgericht werken voor jeugdprofessionals. Daarnaast werken we zoals bij antwoord 2 aangegeven aan passende en betaalbare huisvesting voor aandachtsgroepen, waaronder voor jongeren die uitstromen uit een jeugdzorginstelling.
Kunt u de Kamer informeren over de voortgang van het Programma «Een thuis voor iedereen» dat als doel had om huisvesting van kwetsbare mensen te verbeteren en dan specifiek voor jongeren die in een jeugdzorginstelling hebben gezeten?5
Naast wat ik in de antwoorden hiervoor al heb aangegeven over het Wetsvoorstel versterking regie op de volkshuisvesting, wordt er in het land gewerkt aan regionale woonzorgvisies waarin de opgave voor de verschillende aandachtsgroepen in beeld wordt gebracht. Daarnaast is in de woondeals afgesproken dat er 290.000 sociale huurwoningen worden gebouwd. In 2023 is er € 34.705.000 beschikbaar gesteld via de vierde tranche van de Regeling huisvesting aandachtsgroepen (RHA). Met deze tranche is een bijdrage geleverd aan de realisatie van 4.365 woonruimten, waaronder 140 voor mensen tot 27 jaar die uitstromen uit een instelling. Alle tranches bij elkaar hebben bijgedragen aan de realisatie van in totaal 21.380 woningen voor aandachtsgroepen.
Deze resultaten zijn eerder gemeld in de voortgangsrapportages waarmee ik de Kamer twee keer per jaar informeer over «Een thuis voor iedereen». Dat gebeurt een keer aan het eind van het jaar met de Staat van de Volkshuisvesting over alle volkshuisvestingsprogramma’s en een keer rond de zomer met een voortgangsrapportage voor het afzonderlijke programma. Met «Een thuis voor iedereen» werken vijf departementen, het IPO, de VNG en Aedes onverminderd hard aan het verbeteren van de huisvesting van kwetsbare mensen. De eerste specifieke voortgangsrapportage van het programma heeft de Kamer ontvangen bij brief van 8 juni 2023. Voor de zomer 2024 ontvangt de Kamer een tweede rapportage.
Kunt u aangeven of bij het uitvoeren van de passage uit de Hervormingsagenda dat Rijk, provincies, gemeenten en woningcorporaties afspraken maken over bouw, toewijzing van woningen en ondersteuning ook specifiek deze problematiek wordt betrokken van jongeren die geweigerd worden?
U verwijst met de passage uit de Hervormingsagenda naar: «Om dit doel te realiseren maken Rijk, provincies, gemeenten en woningcorporaties afspraken over bouw, toewijzing van woningen en ondersteuning. Welke afspraken dit zijn, staat gedetailleerd omschreven in het programma (Een thuis voor iedereen)».
De uitvoering is er juist op gericht dat er voor alle aandachtsgroepen voor passende huisvesting wordt gezorgd, dus ook voor mensen die uit de jeugdzorg komen.
De acuut onveilige Vlamovenflat in Delfzijl |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de situatie rondom de flat aan de Vlamoven in Delfzijl waarbij acute onveiligheid is vastgesteld?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat bewoners moeten leven in een flat waar bakstenen uit de muren vallen en er grote scheuren zitten in de muren?2
Ik vind het uitermate vervelend dat deze bewoners geconfronteerd zijn met deze onveilige situatie en de daaruit voortvloeiende zorgen. Ik begrijp de bezorgdheid van de bewoners. Het is belangrijk dat zij zich gehoord en serieus genomen voelen door alle betrokken instanties en bovenal dat de veiligheid van deze bewoners is en blijft gewaarborgd.
Is de veiligheid van de bewoners gegarandeerd?
De veiligheid van de bewoners heeft absoluut de hoogste prioriteit. Op het moment dat iemand zich onveilig voelt in zijn of haar woning of een ander gebouw door schade door aardbevingen, kan er een melding voor een acuut onveilige situatie worden gedaan. Het IMG beoordeelt dan binnen 48 uur of het gebouw veilig is en neemt, indien nodig, maatregelen om het gebouw veilig te stellen. Daarbij wordt niet gekeken of de situatie is ontstaan door aardbevingsschade, maar naar of de situatie veilig is of niet.
Bij de flat aan de Vlamoven is geconstateerd dat er sprake is van een acuut onveilige situatie, vanwege vallende steendelen en voegen. Kort na de melding is het pand, in overleg met de eigenaar, veiliggesteld door middel van hekken aan de voorzijde en zijkanten van het gebouw. Ook is de luifel van de entree van de flat verlengd. De inspecteur heeft geen constructieve problemen geconstateerd, waardoor met deze tijdelijk genomen maatregelen de acute onveilige situatie is wegenomen.
De maatregelen zijn tijdelijk, totdat de schade permanent wordt hersteld. De precieze omvang van de schade aan de flat wordt door middel van een schade-opname vastgesteld. Vervolgens wordt gekeken hoe de schade aan de flat aan de Vlamoven hersteld kan worden. Tot dat herstel monitort IMG de situatie en tijdelijk genomen maatregelen. De gemeente Eemsdelta is door het IMG geïnformeerd over de acuut onveilige situatie.
Wat zijn de bevindingen van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) met betrekking tot de veiligheid van het gebouw en welke directe maatregelen zijn er genomen om de veiligheid van de bewoners te waarborgen? Welke maatregelen gaat IMG op korte termijn nog meer nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt de uitspraak dat het tot 15 maanden kan duren voor IMG een rapport over de schade klaar heeft en pas daarna het herstel kan beginnen? Zo nee, kunt u aangeven wat de verwachte tijdlijn dan is voor het opstellen van een rapport over de schade door het IMG, en hoe lang het naar verwachting zal duren voordat het herstel daadwerkelijk kan plaatsvinden?3
Doordat er sprake was van een acuut onveilige situatie, wordt het verzoek tot schadevergoeding met prioriteit behandeld door het IMG. Dat betekent dat de behandeling van dit dossier voorrang heeft op reguliere dossiers.
Vanwege de omvang van de schade is in overleg met de eigenaar van het pand gekeken hoe de schade van het pand en de appartementen het best in kaart kan worden gebracht, zodat deze in totaliteit gemeld kan worden bij het IMG.
Hiervoor wordt door de eigenaar afgestemd met bewoners om de schadeopnames in de appartementen van de huurders en het pand als geheel te plannen.
Gezien de omvang van het pand (de buitenzijde en dertig appartementen) verwacht het IMG dat de schadeopname meerdere dagen in beslag zal nemen.
Het IMG kan op dit moment nog geen uitspraken doen over de precieze doorlooptijd van de schademelding. Het is ook nog niet duidelijk hoelang het zal duren voordat de schade daadwerkelijk is hersteld, aangezien dat afhangt van de afstemming met de eigenaar en de maatregelen die nodig zijn.
Klopt het dat er al een jaar geleden een schademelding voor deze flat is gedaan bij IMG? Zijn er eerdere schademeldingen gedaan? Zijn deze gehonoreerd? Is de schade ook daadwerkelijk hersteld?
Voordat begin februari 2024 de melding is gedaan van een acuut onveilige situatie is er een schademelding gedaan. In de zomer van 2023 is er voor het eerst contact geweest over de flat aan de Vlamoven tussen de eigenaar en het IMG over een schade in een appartement. Eind november werd meer duidelijk over de omvang (aantal schademeldingen binnen het complex). Vanwege de mogelijk grotere omvang van de schade is toen in overleg met de eigenaar van het pand gekeken hoe de schade van het pand en de appartementen het best in kaart kan worden gebracht, zodat deze in totaliteit gemeld kan worden bij het IMG. Onlangs is gebleken dat er ook sprake is van een acuut onveilige situatie, daarom wordt de schademelding nu met prioriteit behandeld door het IMG.
Is deze flat onderdeel van de versterkingsoperatie? Zo ja, wat is de stand van zaken met betrekking tot de opname, beoordeling en planning van maatregelen? Zo nee, bent u bereid om spoedig onderzoek te laten uitvoeren naar de staat van het flatgebouw aan de Vlamoven, om zo de veiligheid van de bewoners te garanderen?
Het versterkingsproces voor de Vlamovenflat is in juli 2023 afgerond. Uit de beoordeling is gebleken dat het gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet. Deze acuut onveilige situatie wordt veroorzaakt door de schade aan het gebouw, maar niet door de algehele constructie. Er is dus geen twijfel over de vraag of dit gebouw voldoende aardbevingsbestendig is; dat is het geval.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de bewoners, waarin zij aangeven zich niet gehoord en serieus genomen te voelen door de betrokken instanties?
Dat vind ik uitermate vervelend. Het is belangrijk dat bewoners zich gehoord en serieus genomen voelen door alle betrokken instanties. Omdat het contact over de schade via de eigenaar van de flat verloopt, kan ik me voorstellen dat dit anders ervaren wordt. Inmiddels heeft de eigenaar in overleg met het IMG bewoners verder geïnformeerd. De bewoners kunnen, als zij daar behoefte aan hebben, steun krijgen van professionals. Dit kan door contact op te nemen met het IMG, de organisatie Stut-en-Steun of de inwonersondersteuners van de gemeente Eemsdelta.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de bewoners van de flat aan de Vlamoven tijdens deze periode van onzekerheid en gevaarlijke omstandigheden passende ondersteuning en indien gewenst huisvesting krijgen?
Het pand is geheel veiliggesteld door het IMG. Er is geen sprake van constructieve onveiligheid. De bewoners kunnen veilig in hun woning verblijven. De situatie en tijdelijk genomen maatregelen worden bovendien gemonitord, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4.
Hoe wordt er gecommuniceerd met huurders over achterstallig onderhoud? Klopt het dat (vrije sector) huurders niet betrokken worden in de communicatie tussen huisbazen en Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en IMG?
Wanneer door de NCG onderzocht wordt of een gebouw (on)veilig is en mogelijk versterkt dient te worden, verloopt de communicatie altijd via de eigenaar van het gebouw. Via de eigenaar wordt de bewoner van het gebouw geïnformeerd en kunnen eventuele vragen worden geadresseerd. Dat heeft de eigenaar nu ook gedaan. Hetzelfde geldt voor de afhandeling van schade aan het gebouw.
Daarnaast is er via de websites van de NCG en het IMG actuele informatie beschikbaar voor bewoners van een huurwoning en zijn ook andere instanties zoals Stut-en-steun en de betrokken gemeente bereikbaar voor eventuele vragen, een luisterend oor of steun.
Het reguliere onderhoud aan gebouwen is een verantwoordelijkheid van de woningcorporatie c.q. de particuliere verhuurder. Bij vragen daarover kan de huurder contact opnemen met de verhuurder. De NCG en het IMG spelen daarin geen rol.
Hoe beoordeelt u de klachten van bewoners over de slechte telefonische bereikbaarheid van de eigenaar en het gebrek aan onderhoud in de flat, en welke stappen gaat u ondernemen om deze kwesties aan te pakken?
Ik begrijp dat bewoners vragen hebben over de situatie. Het is vervelend als de verhuurder deze niet of niet tijdig beantwoordt. Echter, de flat is ondanks de schade wel veilig om in te wonen. Bewoners die klachten hebben over de bereikbaarheid van de verhuurder of het onderhoud van de flat en er niet uitkomen met de verhuurder, kunnen zich wenden tot de Huurcommissie.
Herkent u dat deze situatie tot stress, onzekerheid, woede en verdriet leidt bij bewoners? herkent u dat deze bewoners vaak vrij hoge huren betalen voor een gebouw dat zich in slechte staat bevindt?
Ja, ik snap dat deze situatie bij bewoners leidt tot stress, onzekerheid, woede en verdriet. De persoonlijke verhalen raken mij. De angst voor het wonen in een onveilig huis, zeker als je wat ouder bent of juist jonge kinderen hebt, doet veel met mensen. Ik ben daarom blij dat het IMG ervoor heeft gezorgd dat de situatie nu veilig is en dat de aanwezige schade met de nodige prioriteit wordt behandeld.
Bewoners die klachten hebben over de huurprijzen of het onderhoud van de flat en er niet uitkomen met de verhuurder, kunnen zich wenden tot de Huurcommissie.
Wat vindt u van het verhaal van bewoonster Lennie van Vulpen die met haar ouders eerst jaren in een kapot en onveilig huis en daarna in tijdelijke containers woonde en had gehoopt dat nooit meer te hoeven meemaken? Snapt u haar angst dat zij nu opnieuw lange tijd in een kapot onveilig huis te moeten zitten?
Dit zijn natuurlijk zeer verdrietige verhalen. Het raakt me diep dat bewoners, volwassenen en kinderen, zich door aardbevingen onveilig voelen in hun eigen huis. Als je dat voor de tweede keer meemaakt, zoals Lennie van Vulpen, kan ik me de angst en zorgen over de toekomst goed voorstellen.
Ook het lezen van de machteloosheid die Judith Reintsema voelt om haar zoon te beschermen, doet me oprecht pijn.
Ik ga graag met deze bewoners in gesprek.
Wat vindt u van het verhaal van Judith Reintsema die zegt «mijn jongste zoon van 7 leest ook de borden en voelt zich nadat deze hekken en borden zijn geplaatst niet veilig in ons huis, zijn slaapkamer zit vol scheuren, hij is bang dat ons huis instort»? Snapt u dat de kinderen in de flat last hebben van de situatie en bijvoorbeeld slecht slapen, prikkelbaar zijn en slechter presteren op school? Snapt u dat Judith Reintsema zich machteloos voelt omdat ze haar zoon wil beschermen maar ze zelf ook niet weet hoe het verder gaat en waar ze heen moeten?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid om op korte termijn met deze bewoners in gesprek te gaan?
Zie antwoord vraag 13.