het opinieartikel "Niet alleen pillen, ook preventie nodig in de zorg; Grote veranderingen in laatste honderd jaar hebben conflict veroorzaakt tussen onze genen en omgeving" |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u het artikel «Van curatieve naar preventieve geneeskunde is de oplossingsrichting kostencrisis gezondheidszorg» gelezen?1
Ja.
Wat vindt u van het pleidooi om het medische paradigma van curatieve naar preventieve geneeskunde te veranderen?
Het pleidooi past bij de omslag in het denken van ziekte /zorg/afhankelijkheid naar gezondheid/gedrag/eigen kracht. Deze verandering ligt ten grondslag aan het Nationaal Programma Preventie (NPP) en ook aan de cruciale veranderingen in de curatieve zorg, jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg. Dit betekent ook dat er meer aandacht moet komen voor preventie, zelfzorg en zelfmanagement. Een van de doelstellingen van het NPP is om preventie een meer expliciete rol in de zorg te geven.
Tegelijkertijd is het belangrijk te beseffen dat niet alle ziekten en aandoeningen te voorkomen zijn. Curatieve gezondheidszorg blijft op dat moment voor mensen nodig en ik vind het van belang dat ook de curatieve gezondheidszorg toegankelijk is, betaalbaar is en van voldoende kwaliteit.
Hoe kijkt u aan tegen de argumentatie van de auteurs dat de hoge inname van moderne voeding de oorzaak is van de epidemie van chronische ziekten?
Met de huidige voeding hebben we voedseltekorten overwonnen, kunnen we voedsel sneller en gemakkelijker bereiden en leven we langer en gezonder. Maar, net als andere leefstijlaspecten, speelt voeding een belangrijke rol bij veel (chronische) ziekten. Een ongezond voedingspatroon (teveel, te weinig of ongezond van samenstelling) kan net als andere leefstijlaspecten (zoals roken, alcohol drinken en niet bewegen), leefomstandigheden, genen en het feit dat we steeds langer leven bijdragen aan het ontwikkelen van een/meer (chronische) ziekte. Naar de concrete rol van voeding bij ontstaan en ook bij omgaan en herstel van ziekte wordt veel onderzoek verricht en discussie gevoerd. Voeding is niet alleen een bedreiging, maar biedt juist ook kansen. Daar waar kansrijke initiatieven ontstaan zien we dat zorgverzekeraars deze beweging ondersteunen. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Welke mogelijkheden ziet u om de kennis van de dokter en de apotheker voor voedings- en leefstijladviezen te verbeteren?
Beroepsgroepen zijn zelf verantwoordelijk voor het omschrijven welke kennis van een professional verwacht mag worden. Artsen en apothekers kunnen, net als anderen, informatie over voedingsadvies vinden bij het Voedingscentrum. Daarnaast kunnen ze informatie inwinnen bij diëtisten en voedingsdeskundigen en desgewenst patiënten naar hen doorverwijzen. Overigens zijn de verzamelde zorgpartijen, verenigd in de Agenda voor de zorg, een belangrijke partner in het NPP. Zij zien voor zichzelf een taak op het gebied van preventie, en vooral bij het verbeteren van de organisatie van preventie. Ik ga ervan uit dat zij in hun concrete voorstellen voor het NPP ook meenemen welke kennis er nodig is bij zorgverleners om preventie in de zorg te verbeteren.
Klopt het dat alle verdienmodellen om chronische ziekten te bestrijden gericht zijn op farmaco-interventie, en niet op voedings- en leefstijladviezen?
Nee, er zijn ook modellen mogelijk rondom leefstijlinterventies. Het kan voor zorgverzekeraars interessant zijn om voedings- en leefstijlinterventies te vergoeden, naast (en wellicht op den duur in plaats van) farmaco-interventies. Van leefstijlinterventies is het nog niet altijd mogelijk om de effectiviteit te vergelijken met farmaco-interventies. Sommige zorgverzekeraars geven, daar waar zij potentieel zien, leefstijlinterventies een kans om zich te bewijzen. Zo ondersteunt VGZ een initiatief van ggz-instelling Huis vol Compassie waarbij ggz-professionals en voedingsdeskundigen samenwerken bij de behandeling van psychiatrische stoornissen bij kinderen, zoals ADHD, ADD, ODD of Autisme. Voorts is de stichting VoedingLeeft in gesprek met een verzekeraar over een initiatief waarbij artsen en diëtisten door middel van leefstijlinterventies en door zelfzorg via e-health het zorggebruik bij diabetes type 2 terug willen brengen, in sommige gevallen zelfs tot curatie willen komen.
Welke mogelijkheden ziet u om voeding een veel centralere rol in de geneeskunde te geven?
De omslag naar het denken in gezondheid, gedrag (ook voeding) en eigen krachtpast in een cultuur, ook in de geneeskunde, waarbij eerst wordt gekeken naar de mogelijkheden in dat kader voordat farmaco-interventies worden ingezet. Zie ook mijn antwoorden op vraag 2, 4 en 5.
Bent u bekend met de preventieprogramma’s in de Amerikaanse staat Iowa, die bij een omvangrijke populatie geresulteerd hebben in een reductie van 40% in zorgconsumptie, en 21% in ziekteverzuim?
Nee, ik ben niet bekend met (de publicatie van) deze getallen. Van de publieke gezondheidszorg in Iowa weet ik dat er sinds 2004 grote veranderingen hebben plaatsgevonden, zoals de decentralisatie van preventieve zorg naar lokaal niveau. Daartoe zijn tussen 2005 en 2007 de Iowa Public Health Standards gemaakt, welke aangeven wat de standaarden zijn voor publieke gezondheid en wat er verwacht mag worden van publieke diensten op lokaal- en op staatsniveau. Vervolgens zijn pilots uitgevoerd en is een accreditatieprogramma voor lokale gezondheidszorgorganisaties opgetuigd.
In hoeverre zijn dergelijke programma’s binnen de Nederlandse gezondheidszorg bv. als onderdeel van het Nationaal Programma Preventie te implementeren?
De situatie in Iowa is niet hetzelfde als in Nederland en daarom zijn niet alle programma’s zonder meer in Nederland toe te passen. In Nederland is de publieke gezondheidszorg al langer op lokaal niveau georganiseerd via de Wet publieke gezondheid (Wpg). De primaire verantwoordelijkheid daarvan ligt dan ook bij gemeenten. Zij zijn het beste in staat om in te spelen op de specifieke lokale omstandigheden en hebben beter zicht op wat er lokaal nodig en mogelijk is. Zij worden daarbij ondersteund onder andere door hun GGD’en die aan kwaliteitsstandaarden moeten voldoen. Daarnaast kunnen zij gebruik maken van landelijke ondersteuning door onder andere het RIVM en ZonMw-programma’s. Die zijn er ook opgericht om kennis en goede ervaringen uit binnen- en buitenland naar boven te halen en te verspreiden. Uiteindelijk zal samenwerking tussen alle betrokkenen cruciaal blijken voor structurele en substantiële verbetering. Het NPP richt zich hier dan ook vol op.
Het bericht “Syrian chemical weapons mission funded only until end of month” |
|
Han ten Broeke (VVD), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Syrian chemical weapons mission funded only until end of mont»?1
Ja.
Is het waar dat de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW), die vorige maand de Nobelprijs voor de Vrede kreeg toegekend, over te weinig financiële middelen beschikt om het programma dat in Syrië wordt uitgevoerd, na november voort te zetten?
Nee.
Hoe groot is het financieringstekort van de OPCW voor het programma in Syrië, dat tot doel heeft de Syrische faciliteiten voor de productie van chemische wapens onklaar te maken en de chemische wapens van het land te vernietigen?
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2 is er op dit moment geen sprake van een financieringstekort bij de OPCW. Volgens opgave van de OPCW is door diverse donoren, waaronder Nederland, tot nu toe 10,4 miljoen euro gestort in het OPCW-Trust Fund. Daarnaast hebben meerdere landen toegezegd een bijdrage te zullen leveren. Dit geld is voldoende voor de financiering van de activiteiten van de OPCW in Syrië. Naast het OPCW Trust Fund is een apart VN Trust Fund ingesteld voor de financiering van het VN-deel van de Joint Mission.
De kosten voor de daadwerkelijke vernietiging van de Syrische chemische wapens vallen hier buiten. Hoeveel de vernietiging zal gaan kosten is nog niet bekend. Volgens het Chemische Wapens Verdrag is de bezitterstaat, i.c. Syrië, hiervoor verantwoordelijk. Syrië heeft aangegeven niet over de benodigde middelen te beschikken. Hiervoor zal een beroep worden gedaan op de internationale gemeenschap. Dit staat echter los van de twee hierboven genoemde Trust Funds.
Verwacht u dat het financieringstekort van de OPCW op korte termijn wordt opgelost? Welke landen hebben extra middelen ter ondersteuning van het werk van de OPCW in Syrië toegezegd?
Tot nu toe heeft de OPCW vrijwillige bijdragen ontvangen van Canada, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Ierland, Nederland, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en Zwitserland. Daarnaast hebben Tsjechië, Italië, Letland, Luxemburg, Nieuw-Zeeland en Zuid-Korea bijdragen toegezegd.
Bent u bereid de problemen rondom de financiering van de OPCW in internationaal verband aan te kaarten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en in welk forum gaat u dit doen?
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2, is er geen sprake van een financieringsprobleem voor de OPCW-activiteiten. De problematiek rond de vernietiging van de Syrische chemische wapens vormt onderwerp van intensief internationaal overleg. De belangrijkste fora in dit verband zijn de Uitvoerende Raad van de OPCW en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
Nederland heeft, en marge van de RBZ van 18 november, andere landen opgeroepen een bijdrage te leveren aan de gezamenlijke missie van OPCW en VN ter vernietiging van de Syrische chemische wapens.
De verwoesting van het Syrische christelijke dorp Sadad |
|
Joël Voordewind (CU), Raymond de Roon (PVV), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de volledige verwoesting van het Syrische christelijke dorp Sadad?1 Kunt u de inhoud van deze berichtgeving bevestigen? Zijn er inderdaad tientallen christenen door islamitische jihadisten vermoord?
Het Syrisch Observatorium voor Mensenrechten (SOHR) maakt melding van 45 burgerslachtoffers die zijn gevallen tussen 21 en 28 oktober jl. in het christelijke dorp Sadad, toen het onder controle stond van verschillende rebellengroepen, waaronder de Islamitische Staat van Irak en de Levant (ISIS). Er wordt geen melding gemaakt van de verwoesting van het dorp.
Er is geen andere informatie beschikbaar die deze berichtgeving kan bevestigen.
Kunt u de achtergronden van dit bloedbad belichten? Welke trends zijn hier zichtbaar? In hoeverre dreigt er op andere plekken in Syrië een herhaling hiervan?
Over de achtergronden van deze moorden is geen informatie beschikbaar.
Op welke wijze heeft de internationale gemeenschap gereageerd op de eerdere dramatische oproepen van Syrisch-orthodoxe leiders (waaronder aartsbisschop Selwaros Boutros Alnemeh) om de christenen van Sadad te redden? Welke concrete actie is hiertoe ondernomen door de internationale gemeenschap?
De internationale gemeenschap heeft zich op verschillende momenten uitgesproken tegen de groeiende invloed van jihadistische groepen en het belang van steun voor de gematigde oppositie hierbij benadrukt. Ook heeft de VN Veiligheidsraad in verschillende resoluties het belang van respect voor humanitair recht en minderheden opgenomen. Nederland zal het belang van respect voor minderheden in contacten met internationale partners, maatschappelijke organisaties en de gematigde oppositie blijven benadrukken en geweld tegen alle minderheden veroordelen. Daarnaast is het van belang dat personen die zich schuldig hebben gemaakt aan grove schendingen van internationaal recht verantwoordelijk worden gehouden, ongeacht de groep waartoe zij behoren. Nederland pleit daarom voor een doorverwijzing van de situatie in Syrië naar het Internationaal Strafhof.
Heeft het Syrische regeringsleger er in uw ogen zoveel mogelijk aan gedaan om dit bloedbad te voorkomen? Waarom is dit niet gelukt?
Door het ontbreken van specifieke informatie kan het kabinet hierover geen uitspraak doen.
Wat kan de internationale gemeenschap doen om dergelijke zuiveringen voor de toekomst zoveel mogelijk tegen te gaan? Wat is uw inzet hierbij?
Het kabinet is van mening dat er geen militaire oplossing is voor het conflict en benadrukt de noodzaak van een politiek proces dat moet leiden tot een politieke transitie. Nederland steunt daarbij de inzet van de internationale gemeenschap om alle partijen zo snel mogelijk aan tafel te krijgen voor onderhandelingen in het kader van Genève II. Nederland heeft er steeds toe opgeroepen dat de VN Veiligheidsraad zijn rol moet spelen met betrekking tot Syrië.
Duurzame vrede en stabiliteit in Syrië vragen om een inclusieve transitie waarbij de verschillende bevolkingsgroepen vertegenwoordigd zijn en civil society en vrouwen betrokken worden. Nederland staat in contact met diverse politieke en maatschappelijke Syrische organisaties, waarbij het sektarisch geweld een van de onderwerpen op de agenda is.
Bent u bereid, zo veel mogelijk in internationaal verband, luid en duidelijk uw afschuw uit te spreken over deze religieuze zuivering?
Zie antwoord vraag 3.
Het rapport van de Europese Rekenkamer waaruit blijkt dat bijna 3 miljard euro aan landbouwsubsidies onterecht is uitgekeerd |
|
Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het rapport van de Europese Rekenkamer, waaruit blijkt dat op EU-niveau bijna 3 miljard euro onterecht is uitgegeven? 2. Kunt u aangeven hoeveel euro en hoeveel procent van de landbouwsubsidies in Nederland onterecht zijn uitgegeven?
Ja.
Als het ook in Nederland mis gegaan blijkt te zijn, in welke sectoren was dit en wat gaat u daaraan doen?
Het rapport van de Europese Rekenkamer is gebaseerd op representatieve steekproeven in de lidstaten. Voor wat betreft de landbouwfondsen heeft Nederland daar in 2012 geen deel vanuit gemaakt. Voor de beantwoording van deze vraag kan ik mij daarom niet baseren op bevindingen van de Europese Rekenkamer.
In het kader van de Nationale Verklaring laat het kabinet ook zelf onderzoek doen naar de foutenpercentages. Op basis van extrapolatie van geconstateerde niet-nalevingen heeft de Algemene Rekenkamer in het kader van de Nationale Verklaring over 2012 aangegeven dat de maximale fout in de in Nederland betaalde landbouwsubsidies maximaal 8,3 miljoen euro bedraagt. Daarmee is de door de Europese Commissie gehanteerde tolerantiegrens van 2% niet overschreden.
De Europese Commissie geeft boetes aan lidstaten voor het niet kunnen verantwoorden van deugdelijke uitgaven van landbouwsubsidies, hoeveel bedragen deze dit jaar en voorgaande jaren?
Zoals aangegeven heeft het rapport van de Europese Rekenkamer geen betrekking op bevindingen in Nederland en valt het in het kader van de Nationale Verklaring gevonden foutenpercentage binnen de tolerantiegrens van 2%. Er was daarom geen aanleiding tot het treffen van aanvullende maatregelen.
Gaat u de niet terecht verstrekte subsidies terugvorderen?
In het kader van de goedkeuring van de rekeningen kan de Commissie uitgaven die door de lidstaten aan begunstigden zijn uitbetaald en bij de Commissie zijn gedeclareerd, onttrekken aan communautaire financiering, wanneer zij van mening is dat deze uitgaven niet zijn gedaan overeenkomstig de communautaire voorschriften. Strikt genomen zijn dat geen boetes maar financiële correcties op de door de lidstaten bij de Commissie ingediende declaraties.
In onderstaand overzicht is aangegeven hoeveel de Europese Commissie in 2013 en voorgaande jaren heeft teruggevorderd bij de lidstaten.
Jaar van beschikking
Totaal bedrag aan correctiebeschikkingen EU-totaal
Aan Nederland opgelegde correcties
20131
824
0,7
2012
656
18,2
2011
744
24,9
Stand van zaken 15 november 2013.
Hoe gaat u voorkomen dat de belastingbetaler opdraait voor de boetes?
Op basis van EU regelgeving zijn de lidstaten verplicht betalingen waarbij sprake is geweest van onregelmatigheden terug te vorderen bij de begunstigden. Bij het beheer van de landbouwfondsen en de controle daarop voer ik een actief beleid ten aanzien van het terugvorderen van onterecht ontvangen subsidies. De Nederlandse autoriteiten hebben de afgelopen jaren jaarlijks gemiddeld 8 miljoen euro landbouwsubsidies teruggevorderd bij begunstigden.
Op welke wijze zullen in de toekomst de uitgaven voor landbouwsubsidies, bijvoorbeeld in agrarisch natuurbeheer, gecontroleerd worden om te voorkomen dat, zoals in Polen, boeren vergoedingen krijgen voor niet-maaien, maar dit op een veel kleiner areaal doen dan waarvoor ze gesubsidieerd worden?
Door EU-conformiteit bij het beheer van de landbouwfondsen voorop te stellen, is mijn inzet de financiële correcties terug te dringen. Daar waar mogelijk worden onterecht uitbetaalde subsidies teruggevorderd bij de begunstigden.
Jongeren die stagelopen na het afronden van een opleiding |
|
Paul Ulenbelt (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op de uitzending van EenVandaag over jongeren die stage lopen na het afronden van een opleiding?1
De uitzending toont enkele voorbeelden van jongeren die na afronding van hun studie bereid zijn tegen een lage vergoeding werkzaamheden te verrichten bij bedrijven en instellingen. De uitzending raakt de kern van de vraag of dit in overeenstemming met de wet- en regelgeving is. Op basis van alle relevante feiten en omstandigheden zal dat beoordeeld moeten worden. Als sprake is van een stage, dan geldt geen beloningsvereiste. Als geen sprake is van een stage, is juridisch sprake van een arbeidsovereenkomst en heeft de betrokkene aanspraak op het wettelijk minimumloon.
Hoeveel jongeren lopen na het afronden van hun opleiding een «stage»? Welke opleiding hebben zij genoten? Om welke leeftijden gaat het? In welke bedrijfstakken vindt het plaats? Welk soort werkgevers biedt deze «stages» aan?
Er zijn geen geaggregeerde gegevens beschikbaar over het aantal jongeren dat na het afronden van hun opleiding stage loopt en hun kenmerken. Evenmin heb ik beschikking over gegevens betreffende de bedrijfstakken waarin zij werken of de werkgevers die hen een stageplek bieden.
Deelt u de mening dat iedere jongere die aan zijn loopbaan begint ervaring op moet doen? Deelt u de mening dat daarmee bij iedere baan voor vrijwel iedere starter korter of langer het leeraspect centraal staat? Zo nee, waarom niet?
Het opdoen van ervaring is aan de orde van de dag voor iedereen die actief is op de arbeidsmarkt en niet alleen voor nieuwkomers. Dat is ook van wezenlijk belang om op nieuwe ontwikkelingen in het werk in te kunnen spelen en voor het behoud van een goede positie op de arbeidsmarkt.
Wat nu voorligt is de vraag of al dan niet sprake is van een stage. In de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Hamer zijn de criteria genoemd die de Inspectie SZW gebruikt als leidraad om op basis van de feiten en omstandigheden vast te stellen of sprake is van een stage of van werk op basis van een arbeidsovereenkomst2. Daarbij is ook aangegeven, dat de werkzaamheden van de «gewone werknemer» hoofdzakelijk van productieve aard zijn en gericht op het maken van omzet, winst of het behalen van doelen (etc.). Dit wil niet zeggen dat men geen ervaring op zou mogen of kunnen opdoen, omdat dat afbreuk zou doen aan de productieve aard van de werkzaamheden. Ervaring opdoen is immers welhaast onlosmakelijk verbonden met het verrichten van arbeid.
Accepteert u dat een groep jongeren niet het wettelijk minimumloon of het cao-loon betaald krijgt terwijl deze jongeren wel reguliere banen vervullen? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Nee. Het is niet acceptabel dat jongeren reguliere werkzaamheden verrichten zonder de daarvoor geldende beloning te ontvangen. Dit laat onverlaat dat het goed is dat bedrijven en instellingen projecten opzetten om jongeren die na hun opleiding geen baan kunnen krijgen als stagiair in een werkomgeving verder praktijkgericht te scholen.
De Inspectie SZW controleert de naleving van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Bij onderbetaling zal de Inspectie een boete opleggen en eventueel een last onder dwangsom om nabetaling van het achterstallige loon af te dwingen. Dit geldt ook als bij een bedrijf een stagiair wordt aangetroffen, maar uit feiten en omstandigheden blijkt dat het feitelijk om arbeid op basis van een arbeidsovereenkomst gaat.
Heeft u kennisgenomen van de vacatures die door www.startersbeurs.nu worden aangeboden? Deelt u de mening dat in het geval van de Startersbeurs ook veelal sprake is van stages voor afgestudeerde jongeren zonder dat zij het minimumloon of cao-loon betaald krijgen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb kennisgenomen van de vacatures die op www.startersbeurs.nu worden aangeboden. Het model van de Startersbeurs is niet gericht op werk – waarbij het wettelijk minimumloon van toepassing is – maar biedt de mogelijkheid een stage te volgen. De Startersbeurs is een in de praktijk gegroeid initiatief, ontwikkeld door de Universiteit van Tilburg met FNV Jong en CNV Jongeren. De Startersbeurs heeft tot doel dat de jongere tussen 18 en 27 jaar in de praktijk 6 maanden lang gericht werkt aan die competenties en vaardigheden die arbeidsmarktrelevant zijn én aansluiten bij zijn of haar opleidingsniveau. De jongere verricht daarbij activiteiten en werkzaamheden die additioneel van aard zijn en die in de eerste plaats een leerfunctie hebben. De jongere ontvangt van de werkgever een maandelijkse vergoeding, bekostigd door de gemeente. Soms draagt ook de werkgever financieel bij aan de vergoeding. Uiteraard is uiteindelijk de feitelijke situatie bepalend voor de vraag of sprake is van een stage of niet. Dit vereist dat gemeenten de jongere en de werkgever hierover goed informeren en aangeven wat wel en wat niet kan.
Bent u van mening dat de hoge werkloosheid onder jongeren door sommige werkgevers misbruikt wordt om goedkope arbeidskrachten in te huren door middel van een stageplaats voor jongeren die hun opleiding al hebben afgerond? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen gegevens die erop wijzen dat juist vanwege de hoge werkloosheid werkgevers aan jongeren een stageplek aanbieden, terwijl zij feitelijk op een reguliere functie worden geplaatst. Op zich is dit ook minder relevant. Waar het om gaat, is dat alleen sprake van een stage kan zijn als de feitelijke omstandigheden voldoen aan de criteria die daarbij worden gehanteerd. Is dat niet het geval, dan is juridisch gezien sprake van een arbeidsovereenkomst en heeft betrokkene aanspraak op een beloning conform de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Wat is uw reactie op de uitspraak van Peter Knip, directeur VNG Internationaal, dat de lijst met criteria van een stage duidelijkheid «lijkt te scheppen», maar dat de praktijk er anders uitziet?
De lijst met criteria van een stage wordt in voorkomende gevallen gehanteerd door de Inspectie SZW als leidraad bij de handhaving van de Wml. De criteria zijn in het algemeen goed toepasbaar bij de handhaving.
Wilt u de Inspectie SZW onderzoek laten doen naar het voorkomen van onderbetaling en schending van het arbeidsrecht in het geval van stages na het afronden van een opleiding en handhavend optreden? Zo nee, waarom niet? Wilt u de Tweede Kamer op de hoogte stellen van de uitkomsten van het onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Ja. Tijdens het VAO arbeidsmarktbeleid op 14 november jl. heb ik aangegeven dat de Inspectie SZW onderzoek doet wanneer er een vermoeden is van onderbetaling en schending van het arbeidsrecht in het geval van stages na het afronden van een opleiding en bij concrete klachten over de oneigenlijke inzet van stagiairs. Tot nu toe zijn naar aanleiding van meldingen van studenten drie onderzoeken gestart. Bij een onderzoek zijn geen onrechtmatigheden vastgesteld. De twee andere onderzoeken lopen nog.
De uitzending ‘Caribisch Nederland, Drie jaar later, Bonaire’ |
|
Roelof van Laar (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u de uitzending «Caribisch Nederland, Drie jaar later, Bonaire»?1
Ja.
Klopt de bewering van enkele in de uitzending aan het woord zijnde personen dat sinds 10-10-2010 de prijzen sterk zijn gestegen, terwijl de salarissen nagenoeg gelijk zijn gebleven? Zo ja, hoe verhoudt zich dit met de afspraak dat de inwoners van Caribisch Nederland er in koopkracht niet op achteruit zouden gaan? Zo ja, neemt u acties om deze onwenselijke ontwikkeling tegen te gaan?
De prijzen zijn de afgelopen jaren sterk gestegen. Dit jaar is de prijsontwikkeling weer gestabiliseerd. De belangrijkste oorzaken van de sterke prijsstijgingen zijn de wereldwijde stijging van energiekosten (en daarmee ook brandstofkosten en vervoerskosten), de stijging van andere wereldprijzen zoals voedsel en grondstoffen, en de dollarisatie. De stelselwijziging van 10-10-2010 heeft, volgens het koopkrachtonderzoek van Ecorys (bijlage bij Kamerstukken II, 2011/12, 33 000 H, nr. 7), echter geen grote rol gespeeld bij de prijsontwikkeling. Met oog op de koopkracht op de eilanden is bij de totstandkoming van het nieuwe fiscale stelsel voor Caribisch Nederland ook de afspraak gemaakt eventuele extra opbrengsten terug te sluizen.
Het kabinet heeft op dit moment nog onvoldoende inzicht in de loonontwikkeling op de eilanden. Het Ecorys onderzoek geeft voor 2011 echter wel aan dat de toename van het besteedbaar inkomen voor veel groepen meer dan voldoende was om de gestegen prijzen op te vangen. Er zijn echter ook groepen waar de koopkracht onder druk is komen te staan. Het Centraal Bureau voor de Statistiek is een onderzoek gestart naar, onder andere, (bewegingen in) de inkomenssfeer op de eilanden. Op basis daarvan kan ook worden gekeken naar de loonontwikkeling ten opzichte van de inflatie.
Belangrijk gegeven is dat het wettelijk minimumloon (en uitkeringen) jaarlijks wordt geïndexeerd met de inflatie. Inwoners van Caribisch Nederland die het wettelijk minimumloon verdienen worden hiermee gecompenseerd voor prijsontwikkelingen. Daarnaast zij erop gewezen dat het kabinet de afgelopen jaren verschillende structurele maatregelen heeft genomen met het oog op de koopkracht in Caribisch Nederland. Voorbeelden hiervan zijn het verhogen van de belastingvrije som per 1 oktober 2011 en 1 januari 2012, het uitbreiden per 1 januari 2013 van het nultarief eerste levensbehoeften ABB met een aantal voedselproducten en de verlaging per zelfde datum van de accijns op benzine met 10 dollarcent per liter. Voorts heeft het kabinet dit jaar afgesproken dat elke nieuwe maatregel van de Rijksoverheid die direct of indirect een negatief effect op de koopkracht van de inwoners op Caribisch Nederland zou kunnen hebben, in een vroeg stadium aan de Ministeries van SZW en BZK wordt voorgelegd. Indien geoordeeld wordt dat er een negatief effect zou kunnen optreden, wordt in breder interdepartementaal verband (BZK, FIN, SZW, EZ) bezien of compensatie wenselijk en/of mogelijk is. Koopkracht en armoede is tevens een terugkerend overlegpunt met de eilandsbesturen tijdens de Caribisch Nederland week. In dit verband zij opgemerkt dat de bestuurscolleges tijdens de laatste Caribisch Nederland week in oktober 2013 zijn geïnformeerd over het door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid genomen besluit om ingaande 2014 structureel jaarlijks € 600.000 beschikbaar te stellen ten behoeve van het bestrijden van armoede in Caribisch Nederland.
Op het prijsniveau wordt bij beantwoording van vraag 6, 7, 8 en 9 verder ingegaan.
Zijn ook in 2013 de uitkeringen en het wettelijk minimumloon geïndexeerd met de gerealiseerde inflatie over het derde kwartaal van het voorgaande jaar? Zo nee, waarom niet?
Ja. De uitkeringen en het wettelijk minimumloon zijn per 1 januari 2013 geïndexeerd op basis van het consumentenprijsindexcijfer voor het derde kwartaal 2012 zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Hierbij is net als voorheen gekozen voor verschillende indexatiecijfers per openbaar lichaam, daarmee rekening houdend met de uiteenlopende inflatiecijfers (Bonaire 2,3%, Sint Eustatius 4,6% en Saba 3,0%). Zoals de Tweede Kamer bij brief van 19 december 2013 (kamerstukken II, 2013/2014, 33 750 XV, nr. 57) is gemeld, is indexatie overeenkomstig de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer wederom toegepast per 1 januari 2014 (aangevuld met een autonome verhoging voor Saba).
Is het waar dat vóór 10 oktober 2010 een relatief groot deel van de economische activiteiten op de eilanden zich aan het zicht van de overheid onttrok ofwel dat de eilanden een relatief grote informele economie kenden? Behoorden ook de handel en verkoop van primaire levensmiddelen, zoals groenten en fruit veelal tot de informele economie?
Het verschijnsel dat een deel van de economie zich aan het zicht van de overheid onttrekt doet zich wereldwijd voor. Hoewel hier geen gericht onderzoek naar is gedaan zal daar op Bonaire, Sint Eustatius en Saba ook sprake van zijn. Dit geldt zowel voor de periode voor de transitie, waarin deze eilanden nog deel uitmaakten van de Nederlandse Antillen als voor de periode na de transitie, waarin deze eilanden openbare lichamen van Europees Nederland zijn. De vraag of handel en verkoop van primaire levensmiddelen, zoals groenten en fruit, voor de transitie ook tot de informele economie behoorden – en, zo dit het geval zou zijn, in welke mate – is vanwege gebrek aan betrouwbare (statistische) informatie niet goed te beantwoorden. Wel kan meer in het algemeen worden opgemerkt dat de relatieve omvang van de informele economie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba sinds de transitie naar verwachting zal zijn afgenomen, hoewel dit effect vanwege gebrek aan gegevens niet kan worden gekwantificeerd. De inschatting dat de omvang van de informele economie is afgenomen is enerzijds gebaseerd op het feit dat het nieuwe belastingstelsel voor Caribisch Nederland minder ontgaansmogelijkheden kent dan het oude, Nederlands Antilliaanse belastingstelsel. Dat geldt met name voor de algemene bestedingsbelasting (ABB). Anderzijds geldt dat de Belastingdienst / Caribisch Nederland (onderdeel van de Nederlandse belastingdienst) ten opzichte van de voormalige Nederlands Antilliaanse belastingdienst verbeteringen in de uitvoering en controle van het fiscale stelsel heeft doorgevoerd, waardoor de compliance is toegenomen.
Wat betreft de belastingopbrengsten en de koopkracht wordt opgemerkt dat tijdens de totstandkoming van het nieuwe fiscale stelsel voor Caribisch Nederland de afspraak is gemaakt dat de opbrengst van het nieuwe fiscale stelsel in 2011 (het jaar van invoering) gecorrigeerd voor inflatie, op macroniveau niet hoger zou moeten zijn aan de opbrengst die het oude Nederlands Antilliaanse belastingstelsel in 2010 op Bonaire, Sint Eustatius en Saba genereerde.2 Op basis van die afspraak zijn, nadat uit cijfers van de Belastingdienst / Caribisch Nederland bleek dat het nieuwe fiscale stelsel van Caribisch Nederland over 2011 meer zou opleveren dan geraamd, inmiddels diverse lastenverlichtende maatregelen getroffen om deze meeropbrengst terug te sluizen.3 In zoverre kan de vraag of de uit de afname van de informele economie voortvloeiende toename van de belastinginkomsten ten goede is gekomen aan de inwoners van Caribisch Nederland bevestigend worden beantwoord. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de hogere belastingopbrengst in 2011 niet alleen zal samenhangen met een afname van de omvang van de informele economie, maar ook met autonome ontwikkelingen, zoals toename van de bevolkingsomvang en stijging van de economische activiteit. Tot slot wordt opgemerkt dat een afname van de informele economie op papier tot een toename van de (totale) koopkracht zal leiden maar dat de effectieve koopkracht zoals die door de bevolking in de praktijk wordt ervaren lager kan zijn omdat het voorheen informele deel van hun inkomen belastingvrij werd ontvangen en belastingvrij kon worden uitgegeven, terwijl er over het formeel geworden deel van het inkomen nu wel belasting moet worden betaald.
Is het waar dat de omvang van de informele economie de laatste jaren sterk is afgenomen, ten faveure van de formele economie? Is dit terug te zien in de hoeveelheid belastinginkomsten en in de koopkracht van burgers? Deelt u de mening dat indien de belastinginkomsten inderdaad fors zijn toegenomen, deze inkomsten ten goede moeten komen aan de inwoners van Caribisch Nederland?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat de tarieven voor stroom en elektriciteit op Bonaire erg hoog zijn? Zo ja, wat zijn hiervan de oorzaken en welke instrumenten heeft u om hier iets aan te doen?
Het elektriciteitstarief op Bonaire is bijna twee keer zo hoog als in Europees Nederland. Dit komt doordat het merendeel van de elektriciteit opgewekt wordt uit olie, hetgeen veel duurder is dan de opwekking uit kolen en gas in Europees Nederland. Daarnaast kent de elektriciteitsvoorziening aan de iets minder dan 8.000 aangeslotenen aanmerkelijke schaalnadelen. Tot slot zijn er aanwijzingen dat de efficiëntie van de bedrijfsvoering van het eilandelijk elektriciteitsbedrijf verder verbeterd kan worden. Er wordt nu al subsidie vanuit het Ministerie van Economische Zaken verleend om de elektriciteitsrekening van de afnemers te beperken. Deze is in 2012 ingesteld nadat een arbitrage uitwees dat het eilandelijk elektriciteitsbedrijf met terugwerkende kracht meer voor de ingekochte elektriciteit aan de producent moest betalen dan zij voorheen deed. Deze marktsituatie is overigens beschreven in een rapport dat de Minister van Economische Zaken aan de Tweede Kamer heeft gestuurd (31 568 nr. 125, vergaderjaar 2012–2013). In dit rapport wordt ook een advies uitgebracht over een regulerend kader dat de betaalbaarheid van elektriciteit verder dient te verbeteren, onder andere door tariefregulering en vereisten aan de governance. Een wetsvoorstel hiertoe is langs de lijnen van het advies in ontwikkeling. Het conceptwetsvoorstel is van 19 augustus tot en met 1 november 2013 geconsulteerd onder belanghebbenden en wordt in 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden.
Is het waar dat de prijzen voor groenten en fruit op Bonaire erg hoog zijn? Hoe hebben deze prijzen zich de afgelopen jaren ontwikkeld? Deelt u de mening dat – mede gezien de obesitas-problematiek op de Caribische eilanden – groenten en fruit op Bonaire tegen een redelijke prijs moeten kunnen worden gekocht?
Als gevolg van een gebrek aan voldoende feitelijk cijfermateriaal is het op dit moment niet goed mogelijk adequaat inzicht te geven in de ontwikkelingen van de prijzen voor groenten en fruit op Bonaire. Ook is onvoldoende informatie beschikbaar voor een grondige prijsvergelijking tussen Bonaire en de omliggende gebieden. Momenteel wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek gewerkt aan een verbetering van de beschikbaarheid van statistieken, opdat een goede prijsvergelijking in de toekomst mogelijk wordt. Voor wat het prijsniveau in Caribisch Nederland betreft, alsook factoren die daar invloed op hebben, wordt verwezen naar de antwoorden op vragen 8 en 9.
Is de beperkte concurrentie tussen supermarkten en distributeurs een oorzaak van de hoge prijzen, zoals door een vertegenwoordiger van de Consumentenbond Bonaire wordt beweerd? Is het waar dat er soms wel twee of drie keer (Curaçao, Bonaire) invoerrechten moeten worden betaald voor groenten en fruit, zoals door een ondernemer in de uitzending wordt gesteld? Zo ja, zijn er mogelijkheden om dit te wijzigen?
Naar aanleiding van klachten over hoge prijzen in Caribisch Nederland heeft het Ministerie van Economische Zaken in 2011 extern onderzoek laten uitvoeren naar de marktwerking in een aantal specifieke sectoren – waaronder de markt voor levensmiddelen – in Caribisch Nederland (zie de bijlage bij Kamerstukken II, 2011/12, 33 000 H, nr. 7). Uit dit onderzoek blijkt dat de belangrijkste verklarende factor voor de prijsvorming in Caribisch Nederland de beperkte economische schaal van de eilanden is. Doordat de bevolkingsgrootte in Caribisch Nederland gering is, en vanwege het insulaire karakter van Caribisch Nederland, is op veel markten weinig ruimte voor meerdere aanbieders en is het perspectief voor effectieve concurrentie zeer beperkt. Ook kan de kleine economische schaal als gevolg hebben dat de productiekosten voor veel goederen en diensten (per eenheid) relatief hoog zijn en dat producten of diensten moeten worden geïmporteerd vanuit nabijgelegen gebieden. Deze factoren hebben een verhogend effect op de prijzen op de eilanden.
Naast de beperkte economische schaal, het insulaire karakter en transportkosten kunnen ook andere factoren invloed hebben op de prijsvorming in Caribisch Nederland. Zoals ook is aangegeven in het in 2012 door Ecorys uitgevoerde koopkrachtonderzoek Caribisch Nederland (bijlage bij Kamerstukken II, 2011/12, 33 000 H, nr. 7), heeft ook de overstap van de Antilliaanse gulden naar de Amerikaanse dollar invloed gehad op de prijzen. Deze invloed was niet, zoals verwacht, prijsdrukkend maar prijsopdrijvend, vanwege het gedrag van marktpartijen. Dit kan worden toegelicht aan de hand van de op blz. 4/5 van dit kabinetsstandpunt opgenomen passage:
«Daarnaast heeft volgens Ecorys ook de overstap van de Nafl naar de USD als (enig) wettig betaalmiddel invloed gehad op de prijzen. Daar waar deze overstap in beginsel een prijsdrukkend effect (gehad) zou moeten hebben (door het vervallen van wisselkosten), is door Ecorys vastgesteld dat de overstap naar de USD in een aantal gevallen juist een prijsopdrijvend effect heeft gehad. Dat is verrassend omdat de koers van de Nafl al decennia gekoppeld was aan de koers van de USD. In de praktijk is gebleken dat winkeliers of restaurants de overstap van de Nafl naar de USD hebben gebruikt om de prijzen naar boven af te ronden tot psychologische of makkelijk hanteerbare prijzen. »
In aanvulling hierop wordt opgemerkt dat als onderdeel van het Belastingplan 2013 met ingang van 1 januari 2013 diverse eerste levensbehoeften, waaronder groenten en fruit zijn vrijgesteld van algemene bestedingsbelasting (tarief 8% op Bonaire en 6% op Sint Eustatius en Saba). Uit waarnemingen van onder andere de Unkobon (een consumentenorganisatie op Bonaire) is gebleken dat deze lastenverlichting door handelaren en winkeliers slechts voor een deel is doorgegeven aan de consument.
Ten behoeve van de betaalbaarheid van de voorzieningen beschikken de Bestuurscolleges in Caribisch Nederland op grond van de Prijzenwet BES over de bevoegdheid om de prijzen van goederen en diensten te reguleren en om inzage te vereisen in de manier waarop prijzen tot stand komen. Het prijsbeleid houdt in dat de eilandbesturen maximale marges kunnen stellen op bepaalde producten en diensten. De Bestuurscolleges hebben de afgelopen jaren niet of slechts zeer beperkt gebruik gemaakt van deze bevoegdheid. Om te komen tot een effectief systeem van prijsregulering heeft het Openbaar Lichaam Bonaire in 2013 extern onderzoek laten verrichten door onderzoeksbureau SEO.4 Hoewel de onderzoekers als gevolg van een gebrek aan voldoende feitelijk cijfermateriaal geen volledig prijsvergelijkend onderzoek hebben kunnen uitvoeren, constateren zij voor een aantal specifieke producten dat het prijsniveau op Bonaire hoger ligt dan op Curaçao en Aruba en dat er aanwijzingen zijn dat de prijsverschillen niet geheel verklaard kunnen worden door transportkosten of door importbelastingen.5 Volgens de onderzoekers komt dit doordat het grootste deel van de import van Bonaire vanuit Curaçao via «belastingvrije» entrepots plaatsvindt6 en het fiscale stelsel op Caribisch Nederland minder prijsopdrijvend werkt dan het fiscale stelsel op Curaçao. De onderzoekers merken op dat vanuit fiscaal oogpunt bezien producten op Bonaire goedkoper zouden moeten zijn dan op Curaçao, omdat op Curaçao zowel invoerheffingen als omzetbelasting wordt geheven (over de verkoopwaarde, soms in meerdere schakels) terwijl op Bonaire alleen algemene bestedingsbelasting bij invoer verschuldigd is over de inkoopwaarde (incl. vracht- en verzekeringskosten).7
Tegen deze achtergrond heeft SEO het Bestuurscollege van Bonaire een voorstel gedaan ten behoeve van een effectieve inzet van hun bevoegdheid voor prijsregulering op grond van de Prijzenwet BES. Het Bestuurscollege van Bonaire werkt dit voorstel momenteel nader uit en heeft recent bekend gemaakt voor een aantal specifieke producten maximumprijzen in te stellen, waaronder voor rijst, brood, koffie, groenten, fruit en suiker. Met de Bestuurscolleges van Caribisch Nederland heeft het Ministerie van Economische Zaken voorts afgesproken dat bij het ontwerpen van de prijsregulering een beroep kan worden gedaan op inhoudelijke expertise die aanwezig is bij het ministerie.
In hoeverre zijn de prijsstijgingen een gevolg van de overstap van de Antilliaanse gulden naar de Amerikaanse dollar?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht dat de douane meer designerdrugs en grondstoffen onderschept |
|
Marith Volp (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Douane onderschept meer designerdrugs en grondstoffen»?1 Herinnert u zich voorts eerdere vragen over het bericht dat de Politie de groei van xtc-labs niet kan bijbenen?
Ja.
Hoeveel is er van de grondstof apaan, een grondstof voor de vervaardiging van synthetische drugs als xtc, amfetamine en lsd, door de douane in 2011 en 2012 aangetroffen?
Wanneer de douane APAAN aantreft wordt dit na overleg met en in opdracht van het Openbaar Ministerie en in overleg met de FIOD in beslag genomen. In 2011 is 1.150 kilogram APAAN in beslag genomen. In 2012 is 5.551 kilogram APAAN in beslag genomen. Zoals op eerdere Kamervragen van het lid Oskam2 reeds is geantwoord, is het tot een veroordeling gekomen in een zaak waar verdachten werd verweten dat zij van APAAN het middel BMK maakten en APAAN voorhanden hadden. Dit is door de rechtbank gekwalificeerd als het plegen van voorbereidingshandelingen met het oog op de productie van amfetamine en metamfetamine (artikel 10a Opiumwet). Een verdenking van overtreding van genoemde bepaling vormt een voldoende juridische basis om tot inbeslagname van APAAN over te gaan. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 5.
Is de door de douane aangetroffen grondstof apaan in beslaggenomen? Zo ja, op welke juridische basis is dit gedaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt naast de import van apaan deze grondstof ook in Nederland zelf geproduceerd of geëxporteerd? Zo ja, kunt u een indicatie van de omvang van deze productie geven? Zo nee, hoe weet u dat?
Voor zover bekend wordt APAAN niet in Nederland geproduceerd of vanuit Nederland geëxporteerd naar andere landen. Tot op heden zijn alleen partijen APAAN aangetroffen die afkomstig zijn uit China.
Kan de apaan voor andere doeleinden dan het maken van synthetische drugs worden gebruikt? Zo ja, voor welke doeleinden? Zo nee, pleit dit dan niet voor een verbod van apaan, hoe gaat u dat bewerkstelligen en op welke termijn kunt u dit realiseren?
Zoals op voornoemde Kamervragen van het lid Oskam reeds is geantwoord, wordt APAAN tegenwoordig niet gebruikt ten behoeve van andere (productie) processen. APAAN is geen Opiumwetmiddel. Plaatsing op lijst 1 van de Opiumwet is niet mogelijk, gelet op de vereisten uit artikel 3a van de Opiumwet. APAAN staat op dit moment wel op de «Voluntary Monitoring List» die als voorportaal geldt voor de lijst met geregistreerde stoffen. Het wachten is op de inwerkingtreding van de betreffende EU Verordeningen. Daarmee zal het bezit van en de handel in APAAN onder de werking van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën komen te vallen. Overtredingen hiervan zijn strafbaar gesteld via artikel 1, sub 1, van de Wet op de economische delicten.
Verpleegkundigen en verzorgenden die zichzelf onvoldoende toegerust vinden voor preventie en bevorderen van zelfmanagement |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de uitkomsten van het Nivel-onderzoek «Preventie en bevorderen van zelfmanagement – visies en ervaringen van zorgprofessionals»?1
ja
Wat vindt u ervan dat een relatief groot percentage verpleegkundigen en verzorgenden stelt dat het lang niet altijd in voldoende mate is toegerust voor preventie en het bevorderen van zelfmanagement?
Het onderzoeksrapport geeft een indruk van hoe verplegenden en verzorgenden staan tegenover preventie en zelfmanagementbevordering. Het rapport meldt dat voor wat betreft preventie 50% van de verpleegkundigen en verzorgenden zeggen in voldoende mate te zijn toegerust voor het uitoefenen van hun taak. Voor wat betreft het bevorderen van zelfmanagement is dit 68%. De overigen (respectievelijk 50% en 32%) geven aan niet altijd voldoende te zijn toegerust. Dit verschilt overigens per zorgsector en geldt niet voor alle onderscheiden activiteiten binnen beide taken. Ook verschilt dit gevoelen bij enerzijds de zorgprofessionals op HBO-niveau en de zorgprofessionals op MBO-niveau.
Het onderzoek geeft een signaal van het gevoelen bij deze zorgprofessionals. Een nadere analyse van waar het precies aan schort en wat de oorzaak daarvan is ontbreekt. Zo is in dit onderzoek niet bevraagd welke specifieke competenties nog aangeleerd zouden moeten worden om de rollen bij preventie en zelfmanagementbevordering te vervullen.
Preventie en zelfmanagement zijn kernbegrippen in het huidige gezondheidszorgbeleid van het Kabinet. Zorgprofessionals moeten zelfmanagement stimuleren; zij moeten uitgaan van wat mensen (nog) wel kunnen in plaats van wat zij niet kunnen. Het is dan ook een goede zaak dat de nieuwe beroepsprofielen voor verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, en zorgkundigen expliciet aandacht besteden aan het belang van zelfmanagementbevordering en preventie en verpleegkundigen daarop ook beter toerusten.
Hoe is het in de opleidingen tot verpleegkundige en verzorgende gesteld met vaardigheden die preventie en bevordering van zelfmanagement faciliteren? In hoeverre is er gedurende deze opleiding ruimte voor het aanleren van deze vaardigheden in praktijkscholing, bijvoorbeeld in wijken en buurten? Hoe kijkt u aan tegen verantwoordelijkheden van opleidingen met betrekking tot preventie en het bevorderen van zelfmanagement?
In de opleiding van zowel de mbo- als de hbo-verpleegkundige wordt op dit moment opgeleid in de competenties op het gebied van preventie en het bevorderen van zelfmanagement. Het is een competentie die van oudsher in het beroepsprofiel en daarmee ook in de opleidingsprofielen is opgenomen, en door het gehele opleidingsprofiel is verweven.
Gelet op de maatschappelijke ontwikkelingen en de vernieuwde belangstelling voor de wijkverpleegkundige, die hbo is opgeleid, vernieuwen de hbo-verpleegkunde opleidingen het opleidingsprofiel. Dit vindt plaats op basis van het nieuwe profiel van de wijkverpleegkundige, waarin preventie en bevordering van zelfmanagement, ook wel zelfzorg genoemd, een belangrijke rol spelen.
Wat vinden opleidingen ervan dat een relatief groot deel verpleegkundigen en verzorgenden zichzelf onvoldoende toegerust vindt voor preventie en het bevorderen van zelfmanagement? Herkennen zij zich in dit beeld?
De opleidingen geven aan dat zij zich niet in dit beeld herkennen.
Bent u van mening dat vaardigheden van verpleegkundigen en verzorgenden voor preventie en bevordering van zelfmanagement van groot belang zijn bij het werken in wijken en buurten?
Ik zie de wijkverpleegkundige als de spil bij mensen thuis, die door preventie en het bevorderen van zelfmanagement bevordert dat mensen langer zelfstandig en zelfredzaam zijn.
Bent u van mening dat er, gezien de uitkomsten van het Nivel-onderzoek, aanpassingen nodig zijn in opleidingen tot verpleegkundige en verzorgende? Zo ja, welke aanpassingen, en wat dient er gestimuleerd te worden? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoorden op vraag 3 en 4.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het begin december te plannen algemeen overleg Arbeidsmarktbeleid zorgsector?
Ja.
Het bericht dat het UWV slordig omgaat met medische dossiers |
|
Grace Tanamal (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «UWV slordig met medische dossiers»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het vertrouwelijke rapport van emeritus hoogleraar gezondheidsrecht Sjef Gevers aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)? Herkent u zich in de aan de orde gestelde problemen met medische dossiers bij het UWV?
Ja. Naar aanleiding van het krantenartikel heeft UWV mij geïnformeerd over de aanleiding van het onderzoek. UWV toetst periodiek haar eigen werkwijze. UWV maakt daarbij soms gebruik van expertise van derden. Begin dit jaar heeft UWV het initiatief genomen om het eigen werkproces in de Ziektewet kritisch te evalueren en zo nodig aan te passen. In dat kader heeft UWV de emeritus hoogleraar gezondheidsrecht Sjef Gevers gevraagd om hierover een advies uit te brengen. De conclusies en adviezen van het rapport van professor Gevers heeft UWV ter hand genomen door deze nader uit te werken in maatregelen waarvan de implementatie in december 2013 plaats vindt. Ik kan mij vinden in de wijze waarop UWV zelf het werkproces Ziektewet evalueert en geconstateerde onvolkomenheden verbetert.
Deelt u de opvatting dat medische dossiers uitsluitend door medewerkers met een medische bevoegdheid ingezien mogen worden?
Ja. In het werkproces Ziektewet mag de verzekeringsarts de medische gegevens inzien en gebruiken voor zover dit uit hoofde van zijn taak ten aanzien van de betrokken klant noodzakelijk is. Hij kan alleen medische dossiers van andere verzekeringsartsen gebruiken voor zover hij voor hen waarneemt of hen opvolgt. De werkondersteuner van de verzekeringsarts mag het medisch dossier inzien mits dit krachtens zijn administratieve of inhoudelijke taakomschrijving of ter uitvoering van een bepaalde werkopdracht van de verzekeringsarts noodzakelijk is. Voor de werkondersteuner geldt een afgeleid medisch beroepsgeheim.
Kunt u aangeven hoeveel vertrouwelijke medische dossiers waren in te zien door medewerkers zonder medische bevoegdheid? Zijn er gevallen bij u bekend waarbij artsen hun verantwoordelijkheid voor de medische aspecten in een aantal opzichten onvoldoende waar hebben kunnen maken?
UWV heeft mij laten weten dat er geen sprake van is geweest dat medische dossiers toegankelijk zijn voor anderen dan zij die daar toe uit hoofde van hun functie toegang toe hebben. Wel zijn er enkele gevallen bekend waarin medische informatie in het niet- medisch dossier terecht is gekomen. In deze situaties hebben verzekeringsartsen onvoldoende hun verantwoordelijkheid kunnen waarmaken. UWV heeft daarom, naar aanleiding van de adviezen van professor Gevers, maatregelen (zie hiervoor het antwoord op vraag 8) genomen die betrekking hebben op het voorkomen dat medische informatie over een klant buiten het medisch dossier terecht zou kunnen komen.
Wat vindt u er van dat uit het rapport van Gevers gebleken is dat keuringsartsen de laatste tijd steeds minder betrokken zijn bij pogingen om zieken het werk te laten hervatten? Deelt u de mening in het rapport dat dit op «gespannen voet» staat met hun verantwoordelijkheid?
Ik ben van mening dat een verzekeringsarts zodanig in het werkproces Ziektewet betrokken moet zijn dat hij ook zijn verantwoordelijkheid waar kan maken. Mij is duidelijk geworden dat door de wijziging van het Ziektewet arbo proces in 2011/2012, waarin de re-integratiebegeleider de rol van klantregisseur heeft en verantwoordelijk is voor de klantindeling, de verzekeringsarts meer in een consultrol gepositioneerd is. Door professor Gevers is aangegeven dat hierdoor de verzekeringsarts niet voldoende zijn verantwoordelijkheid kan nemen met betrekking tot het ziekteproces van de klant. De adviezen van professor Gevers worden op dit moment door UWV uitgewerkt, zodat geborgd wordt dat in alle gevallen de verzekeringsarts zijn verantwoordelijkheid kan dragen (zie ook het antwoord op vraag 8).
In hoeverre heeft het inzien van medische dossiers door medewerkers zonder medische bevoegdheid geleid tot het onjuiste gebruik van medische gegevens van zieke werknemers?
UWV heeft mij laten weten dat er geen situaties bekend zijn waarbij sprake zou zijn geweest van onjuist gebruik van medische gegevens of dat op basis van medische gegevens verkregen van een klant, is afgeweken van het oordeel van de verzekeringsarts over de arbeidsmogelijkheden.
Kunt u aangeven welke maatregelen het UWV neemt om deze problemen op te lossen? Gebeurt dat in samenspraak met het College Bescherming Persoonsgegevens?
UWV heeft naar aanleiding van de adviezen van professor Gevers medio van dit jaar een werkgroep ingesteld. Deze werkgroep heeft maatregelen voorgesteld die in december van dit jaar geïmplementeerd zullen worden.
De maatregelen betreffen zowel de backoffice als de frontoffice van UWV. In de backoffice wordt de werkwijze van de medewerker ziekteverzuim aangepast ten aanzien van de klanten die zich ziek melden. Zij mogen gegevens uitvragen en registreren die betrekking hebben op werkhervatting en verzuimduur. Indien een klant ongevraagd medische informatie verstrekt, wordt de klant erop gewezen dat de medewerker geen arts is en deze informatie niet zal registreren. Hetzelfde geldt voor de functionaris van de frontoffice (de re-integratie begeleider). Zij vragen alleen naar de re-integratie mogelijkheden en de mogelijkheden voor werkhervatting en leggen alleen deze gegevens vast. Verder wordt in het frontoffice het werkproces zodanig aangepast dat de verzekeringsarts in samenwerking met de re-integratiebegeleider de klantindeling uitvoert, zodat zeker wordt gesteld dat de verzekeringsarts zijn verantwoordelijkheid kan nemen voor het ziekteproces.
Deze maatregelen passen binnen het bestaande UWV-beleid voor het opslaan van medische gegevens dat gebaseerd is op de richtlijnen van het College Bescherming Persoonsgegevens.
Binnen welke tijdspanne verwacht u dat de problemen door het UWV zijn opgelost? Kunt u de Kamer van de voortgang op de hoogte houden?
Zie antwoord vraag 7.
De komst van geweldsimam Al Haddad |
|
Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Bezoek bij MJA: Sheikh dr. Haitam al-Haddad uit Engeland»?1
Ja.
In hoeverre bent u bekend met het gegeven dat geweldsimam al-Haddad heeft gesteld dat afvalligen de doodstraf verdienen en overspeligen gestenigd dienen te worden?
Mocht hij dergelijke uitspraken hebben gedaan, dan vind ik dat verwerpelijk. Echter, de beoordeling van de strafbaarheid dient in een individueel geval in eerste instantie door het openbaar ministerie en uiteindelijk door de strafrechter te geschieden. Ik kan dan ook niet aangeven in hoeverre de vermeende uitspraken een overtreding van de strafwet kunnen inhouden.
Erkent u dat deze islam-prediker, door zijn oproep tot geweld, een gevaar vormt voor de openbare orde en veiligheid? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe duidt u de uitspraak van de betreffende geweldsimam dat moslims in Nederland sharia-rechtbanken moeten eisen?
Medio juni 2012 heeft de heer Al Haddad zich in de Nederlandse media positief uitgesproken over een mogelijke oprichting van een Nederlandse sharia-raad. Deze uitspraak deed hij naar aanleiding van berichtgeving over moslimvrouwen die hun islamitische huwelijken willen beëindigen en zich daartoe wenden tot de Britse Islamic Sharia Counsil. Het staat de heer Al Haddad vrij om zijn mening te geven. De islamitische rechtsspraak is binnen de Nederlands juridische context niet aan de orde.
Deelt u de visie dat deze islamitische geweldsprediker, bij overtreding van de Nederlandse wet, direct moet worden opgepakt en ons land moet worden uitgezet? Zo neen, waarom niet?
Zoals ik eerder al eens aan uw Kamer meldde2 is de heer Al-Haddad in het bezit van de Britse nationaliteit. Volgens richtlijn 2004/38 kan aan EU-onderdanen de toegang tot Nederland slechts worden ontzegd om redenen van openbare orde of openbare veiligheid danwel volksgezondheid. Wat betreft het aspect van gevaar voor openbare orde en openbare veiligheid gelden strenge eisen. Een EU-burger kan op grond van de richtlijn alleen de toegang geweigerd worden indien hij op grond van zijn persoonlijk gedrag een actueel, werkelijk en ernstig gevaar vormt voor een fundamenteel belang van de samenleving. Er wordt ingegrepen indien een dergelijk gevaar zich zou voordoen.
Het is mij overigens bekend geworden dat de bijeenkomst is geannuleerd
Het bericht 'Miljoenensubsidie voor taxi's die amper reden' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Reinette Klever (PVV) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Miljoenensubsidie voor taxi's die amper reden»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het gedrag van de voormalig directeur van Prestige GreenCab, zoals dat in het bewuste artikel wordt beschreven en hoe gaat u bewerkstelligen dat het subsidiegeld wordt terugbetaald?
Het project heeft slechts een gedeeltelijke financiële verantwoording ingeleverd. De aangeleverde informatie is onvoldoende om vast te kunnen stellen wat de rechtmatigheid van de gedeclareerde projectkosten is. Op grond daarvan heeft AgentschapNL op 16 december jl. besloten de subsidie van het project vast te stellen op «nihil». In de bezwaarperiode van 6 weken heeft het bedrijf dan de mogelijkheid alsnog voldoende financiële informatie aan te leveren. Als dat niet gebeurt, zal AgentschapNL overgaan tot het terugvorderen van de betaalde subsidies.
Welke projecten aangaande elektrisch rijden en infrastructuur voor elektrisch rijden worden gesubsidieerd via AgentschapNL? Voor welke bedragen en op welke wijze worden deze projecten gemonitord? Kennen deze projecten concreet afrekenbare doelstellingen en hoe wordt de invloed van deze projecten op het klimaat gemeten?
Op het gebied van elektrisch vervoer en infrastructuur voor elektrisch rijden voert AgentschapNL de volgende subsidieprogramma’s uit:
Deze proeftuinprojecten zijn onderdeel van het Plan van Aanpak Elektrisch Rijden 2009–2011, waarin het kabinet de ambitie heeft geformuleerd om in 2020 200.000 elektrische voertuigen in Nederland op de weg te hebben. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan CO2-reductie en de luchtkwaliteit. Daarnaast biedt elektrisch vervoer kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven en voor een duurzame energievoorziening, gekoppeld aan smart grids. Door uitvoering van de proeftuinprojecten worden kennis en praktijkervaring opgedaan met het gebruik van elektrisch vervoer in verschillende marktsegmenten en de bijbehorende laadinfrastructuur. De kennis en ervaring worden ingezet om de introductie van elektrisch vervoer te kunnen versnellen. Binnen de proeftuinprojecten worden gegevens verzameld op het gebied van praktische haalbaarheid, samenwerking, economische aspecten, veiligheid, gebruikerservaringen en energie en milieu. De resultaten tot nu toe zijn samengevat in de Proeftuinenrapportage 2013, die ik u bij dezen doe toekomen.2
In 2009 is het project Truck van de Toekomst opgestart dat een doorlooptijd kent tot einde 2014. Het project bestaat uit 2 onderdelen, waaronder een subsidieprogrammaonderdeel om vrachtwagens met alternatieve aandrijflijn of alternatieve brandstoffen op de weg te zetten en een jaar lang te monitoren op besparingen op brandstofgebruik, onderhoudskosten en gebruiksgemak. Deze gegevens worden gedeeld met andere ondernemers via een openbaar kennisportal. Via het programma rijden inmiddels 69 voertuigen bij 32 transportondernemingen in 12 verschillende projecten. Voor eind 2013 zullen er naar verwachting 75 voertuigen op de weg zijn bij 37 transportondernemers.
Elektrisch vervoer is economisch interessant voor Nederland, omdat het leidt tot nieuwe marktkansen voor bedrijven. Daarom stimuleer ik mkb-ondernemers om meer gebruik te maken van de bij kennisinstellingen aanwezige kennis over elektrisch vervoer door het verstrekken van innovatievouchers. Mkb-ondernemers die innoveren op het gebied van elektrisch vervoer konden een voucher aanvragen ter waarde van € 5.000. Deze voucher kan de ondernemer verzilveren bij één van de kennisinstellingen met expertise op het gebied van elektrisch vervoer. Het programma draagt bij aan de uitrol van elektrisch vervoer door innovatie te stimuleren.
Het doel van de subsidieregeling schone taxi's en bestelauto's is om de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen in de binnenstedelijke omgeving terug te dringen. Het rijden in nieuwe, schone bestelwagens en taxi’s draagt hieraan bij. Daarnaast draagt het programma bij aan de Rijksdoelstelling van 200.000 elektrische voertuigen in 2020 en de bijbehorende klimaatdoelstelling.
Bent u bereid alle subsidies voor projecten met een link naar klimaat, duurzaamheid en/of CO2 stop te zetten, aangezien er geen wetenschappelijk bewijs bestaat voor de invloed van menselijke CO2-uitstoot op het klimaat? Zo nee, waarom niet?
Nee, vele wetenschappelijke rapporten geven aan dat het klimaat verandert, grotendeels door activiteiten van de mens met risico’s voor mens en economie als gevolg. Het IPCC heeft dit in september in zijn laatste rapport ook aangegeven. Ik zal het beleid daarom niet wijzigen.
Welke projecten worden er dit jaar en in 2014 nog meer gesubsidieerd via AgentschapNL, welke doelen hangen er aan die projecten en kennen deze projecten concreet afrekenbare doelstellingen vanuit AgentschapNL of de betrokken ministeries? Welke systematiek wordt er gehanteerd aangaande de uitkering van deze subsidies?
Er zullen via AgentschapNL naar verwachting in 2013 en 2014 ook weer nieuwe projecten voor elektrisch vervoer mogelijk worden gemaakt, conform wat hierover in het Energieakkoord is gesteld. De doelstellingen zijn reeds beschreven onder vraag 3. Voor wat betreft de lopende projecten onder de eerder genoemde programma’s is de systematiek hiervan als volgt:
De subsidie bedraagt maximaal € 2.000.000 per project. De regeling gaat uit van maximaal 70% van de meerkosten, afhankelijk van de grootte van de onderneming. De projectkosten bestaan onder andere uit de aanschaf van voertuigen en laadinfrastructuur en kosten voor monitoring en projectmanagement. Er wordt bevoorschot conform artikel 44 van de zogenaamde Kaderregeling subsidies duurzaamheid Verkeer en Waterstaat. Dat houdt in dat bevoorschot wordt tot maximaal 80% van de verleende subsidie. De voorschotten worden betaald bij overlegging van bewijzen dat kosten gemaakt en betaald zijn of bij het behalen van vastgestelde mijlpalen in het project. De laatste minstens 20% van de verleende subsidie wordt verrekend bij de subsidievaststelling.
De subsidie bedraagt maximaal € 500.000 per project. De regeling gaat uit van maximaal 70% van de meerkosten, afhankelijk van de grootte van de onderneming. Dit komt overeen met € 15.000 tot € 35.000 subsidie per vrachtwagen. Er wordt bevoorschot conform artikel 44 van de Kaderregeling subsidies duurzaamheid Verkeer en Waterstaat. Dat houdt in dat bevoorschot wordt tot maximaal 80% van de verleende subsidie. Daarvan wordt 10%-punt van de verleende subsidie uitgekeerd bij verlening, de overige 70%-punt op aanvraag, naar rato van het aantal aangeschafte voertuigen ten opzichte van het begrote aantal in het project, bij overlegging van de opdrachtbevestiging voor de aanschaf van de vrachtauto’s. De laatste minstens 20% van de verleende subsidie wordt verrekend bij de subsidievaststelling. Voordat de vaststellingsaanvraag wordt ingediend, moet men eerst minstens een jaar lang gemonitord hebben. Dit vloeit voort uit artikel 45 van eerder genoemde kaderregeling.
De kennisinstelling kan na afloop van het project – dus als de kennisvraag van het bedrijf is beantwoord – door het overleggen van de voucher de gemaakte kosten tot een maximum van € 5.000 vergoed krijgen.
Om voor subsidie in aanmerking te komen moet het kentekenbewijs van de nieuwe (schone) taxi of bestelauto overgelegd worden.
Hoeveel projecten die worden gesubsidieerd via AgentschapNL zijn succesvol en welke criteria worden er gehanteerd aangaande de bepaling van dat succes?
Dankzij de proeftuin Hybride en elektrisch rijden worden waardevolle kennis en praktijkervaring opgedaan met het gebruik van elektrisch vervoer in verschillende marktsegmenten en de bijbehorende laadinfrastructuur. De kennis en ervaring worden ingezet om de introductie van elektrisch vervoer te kunnen versnellen.
Elektrisch rijden is een innovatie; van te voren is niet te voorspellen wat wel werkt en wat niet werkt. De proeftuinen zijn bedoeld om in verschillende situaties (taxi's, deelauto's, stedelijke distributie etc.) te ontdekken wat de (on)mogelijkheden zijn van elektrisch vervoer. Het is te verwachten dat een aantal van de proeftuinen stroef loopt en niet zal leiden tot voortzetting van elektrisch rijden in die specifieke situatie na beëindiging van de proef.
Het subsidieprogramma Truck van de Toekomst wordt door de transportsector als succesvol gezien. In 10 van 12 projecten zijn ondernemers daadwerkelijk overgegaan tot de aanschaf van voertuigen waarmee nu ervaringen worden opgedaan, wat het hoofddoel is van dit programma. De verwachte besparingen op brandstofgebruik, onderhoudskosten en gebruiksgemak komen goed in beeld en leveren waardevolle informatie aan de ondernemers. Ondernemers geven aan tevreden te zijn met dit programma, omdat het hen ondersteunt bij te nemen investerings- en vervangingsbeslissingen in nieuwe voertuigen. Juist de ervaringen van hun collega’s uit de praktijk tellen daarbij zwaar mee.
In de eerste helft van 2013 zijn in korte tijd alle 100 vouchers afgegeven aan mkb-ondernemers die innoveren op het gebied van elektrisch vervoer. Na het verstrekken van de voucher heeft de ondernemer een jaar de tijd om het project uit te voeren. Meer dan de helft van de ondernemers is inmiddels gestart en werkt samen met een kennisinstelling.
Op dit moment is het aantal voertuigen in de markt die voldoen aan de criteria om voor subsidie in aanmerking te komen nog beperkt. Daarom is het nog te vroeg om uitspraken te doen over het aantal taxi’s en bestelauto’s dat vroegtijdig vervangen wordt door een exemplaar dat minder schadelijke stoffen uitstoot. De regeling loopt nog door tot 2015. Het criterium is het aantal verkochte schone taxi’s en bestelauto’s in de steden waar luchtkwaliteit een knelpunt is.
Het negeren van waarschuwingen over het binnensmokkelen van verboden goederen in een Penitentiaire Inrichting |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Undercover in Nederland over het binnensmokkelen van verboden goederen in Penitentiaire Inrichting (PI) De Schie?1 Zijn de beweringen en de geschetste gang van zaken, zoals die in de uitzending naar voren komen, waar? Zo nee, op welke punten niet?
Zoals ik reeds heb vermeld in het antwoord op de vragen van het Lid Van der Steur ingezonden op 5 november 2013 (vraagnummer 2013Z21156), is Bureau Integriteit en Veiligheid van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) op 21 februari jl. op basis van zelfstandig verkregen informatie verzocht een onderzoek in te stellen naar de mogelijke invoer van verboden goederen in PI De Schie. Hangende het onderzoek is één medewerker op non-actief gesteld. Uiteindelijk heeft het onderzoek geresulteerd in het ontslag van twee medewerkers van PI De Schie.
De heer Stegeman van Undercover Nederland wekt in zijn programma de suggestie dat DJI en medewerkers van mijn Ministerie niet adequaat is respectievelijk zijn omgesprongen met de door de heer Stegeman aangeleverde informatie. Ik werp deze suggestie verre van mij. De heer Stegeman heeft zich tot de inrichting gewend en is voorts in contact gekomen met de directie Voorlichting van mijn Ministerie, enkele dagen voordat de ex-medewerker van PI De Schie door de directeur van de inrichting op non-actief werd gesteld. Een medewerker van de directie Voorlichting heeft de heer Stegeman verzocht de beelden op te sturen om deze door de directie van PI De Schie te kunnen laten bekijken. De heer Stegeman was hiertoe echter niet bereid.
Uiteindelijk heeft op 5 juni jl. een afspraak met de heer Stegeman plaatsgevonden waarbij de beelden zijn bekeken. Dit heeft echter op geen enkele wijze geleid tot nieuwe of andere inzichten dan reeds in het onderzoek van DJI zelf naar voren waren gekomen.
Welke maatregelen zijn er genomen om verboden goederen, zoals drank, drugs en mobieltjes, buiten de muren van de penitentiaire inrichtingen te houden?
Het is reeds staand beleid dat regelmatig reguliere en onaangekondigde cel inspecties worden uitgevoerd. Het regime waarin de gedetineerden verblijven bepaalt de frequentie. Dit kan ook dagelijks zijn. Voor het opsporen van mobiele telefoons wordt in het bijzonder gebruik gemaakt van een zogenoemde «mobifinder», een apparaat waarmee zendersignalen worden opgespoord.
Is het waar dat in eerste instantie niet of nauwelijks is gereageerd op de tip van de programmamakers dat het eenvoudig zou zijn om verboden goederen deze PI binnen te smokkelen? Waarom is er pas maanden later, op het moment dat in het nieuws kwam dat Samir A. in het bezit was van een smartphone, actie ondernomen?
Zie antwoord vraag 1.
Welke risico’s zijn er genomen in de maanden dat niet is onderzocht wat er waar was van de beweringen van de programmamakers? Is onderzocht hoeveel verboden goederen in deze periode zijn binnengesmokkeld?
Zoals reeds is vermeld in het antwoord op de vragen 1, 3 en 5 heeft Bureau Integriteit en Veiligheid van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) in februari al zelfstandig een onderzoek ingesteld naar de mogelijke invoer van verboden goederen in PI De Schie. Hangende het onderzoek is één medewerker op non-actief gesteld. Uiteindelijk heeft het onderzoek geresulteerd in het ontslag van twee medewerkers van PI De Schie. Er zijn dus geen risico’s genomen.
Op welk moment is het ministerie op de hoogte gebracht van de bevindingen van de programmamakers? Welke maatregelen zijn op dat moment genomen?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u inmiddels gesproken met de directie van deze PI? Hoe is dat gesprek verlopen en wat is daaruit gekomen?
Ik heb reeds gesproken met de directeur van PI De Schie toen deze aankondigde dat hij Bureau Veiligheid en Integriteit de opdracht zou geven om een onderzoek uit te voeren naar de integriteit en de betrouwbaarheid van het personeel binnen PI De Schie. Ik heb direct met een dergelijk onderzoek ingestemd.
Gaat u er voor zorgen dat voortaan wel direct werk wordt gemaakt van tips over mogelijke beveiligingslekken? Zo ja, hoe?
Zie antwoord vraag 1.
Welke sancties zijn er recent in deze PI opgelegd aan gevangenismedewerkers vanwege het meewerken aan het binnensmokkelen van verboden goederen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat een Armeense man na 14 jaar rechtmatig verblijf alsnog moet terugkeren |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Hovsep Khachatryan na 14 jaar terug moet naar Armenië?1
Deze zaak is mij bekend.
Waarom wordt Hovsep Khachatryan gestraft voor de keuzes die hij onder druk van een volwassen familielid als 16-jarige vluchteling heeft moeten maken?
Zoals uw Kamer bekend is, acht ik het niet wenselijk om in de beantwoording van Kamervragen in te gaan op individuele aspecten van een zaak.
In algemene zin kan ik u melden dat verblijfsvergunningen kunnen worden ingetrokken, indien blijkt dat bij de aanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt. De intrekking van een vergunning ziet op rechtsherstel waarbij de situatie wordt gecorrigeerd naar een beslissing die genomen zou zijn indien de betreffende gegevens ten tijde van de beoordeling van de asielaanvraag bekend zouden zijn. Deze beoordeling vindt op zorgvuldige wijze plaats. Daarnaast heeft de vreemdeling ook nog de mogelijkheid om in beroep te gaan tegen de beslissing tot intrekking.
De verblijfsduur in Nederland en het maatschappelijk draagvlak in de samenleving zijn geen toetsingsgronden in de asielprocedure. In intrekkingsprocedures wordt op grond van de dan bekend zijnde gegevens beoordeeld of er sprake is van risico op schending van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Op welke wijze is rekening gehouden met zijn verblijfsduur en het maatschappelijk draagvlak in de samenleving?
Zie antwoord vraag 2.
Is in deze zaak uitvoerig onderzocht of het asielrelaas van Hovsep Khachatryan geloofwaardig is ondanks het feit dat hij een andere naam had opgegeven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u voorts de mening dat in strijd wordt gehandeld met onder andere artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn indien de vreemdeling niet de kans wordt gegeven alsnog bewijs in te brengen met betrekking tot zijn asielrelaas? Zo nee, waarom niet?
Lidstaten dienen de Procedurerichtlijn op 20 juli 2015 te hebben geïmplementeerd. Het in de vraag aangehaalde artikel is derhalve nog niet van toepassing. Evenwel heeft met de implementatie van de verbeterde asielprocedure per 1 juli 2010 een verruiming van de ex nunc-toetsing in beroep plaatsgevonden, waardoor een vreemdeling de mogelijkheid heeft om alsnog bewijs aan te dragen in beroep voor zover dat relevant is voor de beoordeling van de aanvraag.
Weet u zeker dat Armenië vrijwillig een uitgeprocedeerde asielzoeker en zijn staatloze gezin zal terugnemen? Zo nee, op welke wijze kunt u garanderen dat door de uitzetting geen inbreuk wordt gemaakt op artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens?
Armenië werkt mee aan zowel gedwongen als vrijwillige terugkeer van eigen onderdanen nadat de Armeense nationaliteit is vastgesteld.
Bent u bereid de uitzetting op te schorten totdat antwoord is gegeven op de brief van de burgemeester van Boxmeer en deze vragen?
Deze vragen en de brief van de burgemeester van Boxmeer worden beantwoord voordat van uitzetting sprake zal zijn.
De uitzetting van een Eritreese vrouw |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «De zoektocht naar een huis» en kloppen de feiten zoals weergegeven daarin?1
Hoe gaat u voorkomen dat de in het artikel genoemde vrouw van het kastje naar de muur wordt gestuurd?
Deelt u de mening dat de in het artikel genoemde vrouw niet terug kan en mag naar Eritrea dan wel Griekenland? Zo nee, waarom niet?
Deelt u voorts de mening dat de in het artikel genoemde vrouw op grond van het Nederlandse asielbeleid in aanmerking zou moeten kunnen komen voor een verblijfsvergunning? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid op grond van uw discretionaire bevoegdheid alsnog een verblijfsvergunning te verlenen aan deze vrouw? Zo nee, waarom niet?
Het incident in het Libische Corinthia Hotel |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kunt u beschrijven wat zich volgens u op 10 oktober 2013 in het Corinthia Hotel te Tripoli heeft afgespeeld?1 2 Hoe beoordeelt u het verslag van dit incident, zoals op 3 november 2013 uitgezonden in het VPRO-programma Bureau Buitenland?
In de ochtend van 10 oktober werd de Libische premier Zeidan door een gewapende militie uit het Corinthia hotel te Tripoli meegenomen. Na enkele uren is hij vrijgelaten.
In het VPRO-radioprogramma meldde een woordvoerder van het beveiligingsbedrijf van de EU Border Assistance Mission in Libië (EUBAM) dat militieleden gedurende de inval ook zijn binnengedrongen in de hotelkamers van de missie en dat zij daarbij kogelwerende vesten hebben meegenomen.
Klopt het dat in dit hotel een groot aantal Europese diplomaten verblijft, onder meer uit Nederland?
Met het oog op de veiligheid van de naar Libië uitgezonden Nederlandse en andere Europese diplomaten, kan het kabinet geen uitspraken doen over hun huisvestingslocatie.
Kunt u toelichten wat de achtergrond van de gewapende groep is die op 10 oktober 2013 minister-president Zeidan van Libië ontvoerde? Klopt het dat deze groep beschikte over een arrestatiebevel voor de premier? Zo ja, hoe verklaart u de beschikking over dit arrestatiebevel?
Het gaat om de Libyan Revolutionaries» Operations Room (LROR), een groep die formeel onder het ministerie van Binnenlandse Zaken valt en in die hoedanigheid deelverantwoordelijkheid had voor de veiligheid in Tripoli.
De LROR heeft in de media aangegeven te hebben gehandeld op basis van een door een aanklager ondertekend arrestatiebevel. Door de Libische regering wordt ontkend dat er een dergelijk arrestatiebevel is uitgevaardigd.
Klopt het dat de gewapende groep de vertrekken van de EU Border Assistance Mission (EUBAM) in Libya is binnen geweest? Klopt het voorts dat de gewapende groep wapens heeft meegenomen? Hebben de kamers, waar mogelijk Nederlandse diplomaten verbleven, een diplomatieke status krachtens het Verdrag van Wenen? Is dit verdrag in uw ogen geschonden? Zo nee, waarom niet?
Een woordvoerder van het beveiligingsbedrijf van EUBAM heeft aangegeven dat de gewapende groep inderdaad de vertrekken van de EUBAM-missie heeft betreden. Volgens dezelfde verklaring zijn er geen wapens buitgemaakt, wel heeft de groep kogelwerende vesten meegenomen (zie ook antwoord vraag 1).
Volgens artikel 30 van het Verdrag van Wenen inzake Diplomatiek Verkeer geldt dat de woning van een diplomaat onschendbaarheid geniet. Dat kan ook een hotelkamer betreffen, indien een in het betreffende land geaccrediteerde diplomaat daar zijn of haar verblijf heeft. Indien de gewapende groep hotelkamers die bewoond werden door diplomaten zou hebben binnengedrongen, zou er daarmee een schending hebben plaatsgevonden van het Verdrag van Wenen.
In hoeverre was de veiligheid van Europese en/of Nederlandse diplomaten in het Corinthia Hotel in het geding?
Zie antwoord op vraag 2.
Kan de veiligheid van Europese diplomaten in Tripoli nog voldoende gegarandeerd worden? Heeft het incident geleid tot aangescherpte veiligheidsmaatregelen?
Zowel in de voorbereiding van, als gedurende diplomatieke activiteiten van zowel Nederland als de EU in landen met (potentiële) veiligheidsrisico’s staat veiligheid van het personeel voorop. De veiligheidssituatie wordt continu gemonitord op basis waarvan de noodzaak voor aanvullende veiligheidsmaatregelen wordt bezien. Op dit moment is er geen aanleiding om het beveiligingsregime in Tripoli te herzien. Met het oog op de operationele veiligheid kan het kabinet niet op de details hiervan ingaan.
Heeft Hoge Vertegenwoordiger Ashton reeds op dit incident gereageerd? Zo ja, hoe beoordeelt zij dit incident?
Ja. HV Ashton heeft namens de lidstaten haar bezorgdheid uitgesproken over de ontvoering van premier Zeidan en de partijen in Libië opgeroepen om te streven naar nationale verzoening en vestiging van de rechtsstaat.
Klopt het dat overwogen wordt de EUBAM-missie in Libië uit te breiden? Is al bekend of de EU consequenties verbindt aan de toekomst van de missie? Zo ja, welke?
Van uitbreiding van de EUBAM-missie is geen sprake. De missie is op 22 mei jl. opgericht en bevindt zich nog in de opbouwfase. De personeelsbezetting wordt op dit moment gefaseerd op de vastgestelde sterkte gebracht. Het veiligheidsincident in het hotel heeft niet tot wijzigingen geleid.
Welke consequenties verbindt u aan het incident, met het oog op de veiligheid van Nederlandse diplomaten in Libië?
Zie antwoord vraag 6.
Het smokkelen van mobiele telefoons en cocaine door een gevangenismedewerker in De Schie in Rotterdam |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Cipier betrapt op smokkel van mobieltjes en drugs»?1
Ja.
Klopt dit bericht?
Nee, dit bericht klopt niet.
Klopt het dat een medewerker van gevangenis De Schie in Rotterdam mobieltjes en cocaïne de gevangenis in smokkelde?
Er zijn twee medewerkers van penitentiaire inrichting (PI) De Schie in Rotterdam ontslagen vanwege de invoer van contrabande in de inrichting.
Klopt het dat u «maandenlang heeft getreuzeld» nadat deze affaire door journalist Alberto Stegeman van Undercover Nederland onder uw aandacht was gebracht? Zo ja, waarom? Zo nee, wat is er dan met de melding gedaan?
Het Bureau Integriteit en Veiligheid van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is op 21 februari jl. op basis van zelfstandig verkregen informatie verzocht een onderzoek in te stellen naar de mogelijke invoer van verboden goederen in PI De Schie. Hangende het onderzoek is één medewerker op non-actief gesteld. Uiteindelijk heeft het onderzoek geresulteerd in het ontslag van twee medewerkers van PI De Schie.
De heer Stegeman van Undercover Nederland wekt in zijn programma de suggestie dat DJI en medewerkers van mijn ministerie niet adequaat is respectievelijk zijn omgesprongen met de door de heer Stegeman aangeleverde informatie. Ik werp deze suggestie verre van mij. De heer Stegeman heeft zich tot de inrichting gewend en is voorts in contact gekomen met de directie Voorlichting van mijn ministerie, enkele dagen voordat de ex-medewerker van PI De Schie door de directeur van de inrichting op non-actief werd gesteld. Een medewerker van de directie Voorlichting van mijn ministerie heeft de heer Stegeman verzocht de beelden op te sturen om deze door de directie van PI De Schie te kunnen laten bekijken. De heer Stegeman was hiertoe echter niet bereid.
Uiteindelijk heeft op 5 juni jl. een afspraak met de heer Stegeman plaatsgevonden waarbij de beelden zijn bekeken. Dit heeft echter op geen enkele wijze geleid tot nieuwe of andere inzichten dan reeds in het onderzoek van DJI zelf naar voren waren gekomen.
Is door de journalist aangeboden de betreffende beelden aan u te laten zien, wanneer is op dat aanbod gereageerd en wanneer heeft u de beelden bekeken? Kwam u pas in actie toen Samir A. over een mobiele telefoon bleek te beschikken zoals de krant stelt?
Zie antwoord vraag 4.
Is de mobiele telefoon die in het bezit was van Samir A. door de betreffende medewerker de gevangenis binnen gesmokkeld?
In de uitzending van Undercover Nederland wordt een relatie gelegd tussen de medewerkers die contrabande hebben ingevoerd in PI De Schie en de aanwezigheid van een smartphone in de cel van Samir A. Ook naar de herkomst van deze telefoon – die overigens actief is opgespoord door de inrichting zelf – heeft een onafhankelijk onderzoek plaatsgevonden. In het onderzoek zijn echter geen concrete en overtuigende aanwijzingen naar voren gekomen op grond waarvan de aanwezigheid van de smartphone kan worden gekoppeld aan betrokkenheid van personeel bij de invoer van het toestel.
Had door snelle actie van uw kant, na de melding van deze corrupte medewerker, het bezit van een mobiele telefoon door Samir A. voorkomen kunnen worden?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe is door u gehandeld met betrekking tot de betreffende medewerker en beschikte hij over een handlanger die volgens het krantenbericht inmiddels ontslagen is? Hebt u de directie van de betreffende gevangenis hierop aangesproken en wat zijn de consequenties?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe voorkomt u dat gevangenispersoneel verboden goederen zoals mobiele telefoons en drugs de gevangenis binnensmokkelt? Hoe vaak komt dat voor en wat is uw reactie?
Ieder personeelslid wordt bij het betreden van de inrichting gedetecteerd op metalen en telefoons. Incidenteel kan ook gebruik worden gemaakt van drugshonden. Voorts kan de (plaatsvervangend) directeur van een inrichting aan Bureau Integriteit en Veiligheid opdracht geven tot het uitvoeren van onderzoeken naar zowel de veiligheid binnen de inrichting, als de integriteit van het personeel.
Indien er aanwijzingen zijn van integriteitsschending, dan wordt – zoals ook in dit geval is gebeurd – direct actie ondernomen.
Gaat u maatregelen nemen om het gebruik van mobiele telefoons en smartphones binnen de gevangenismuren onmogelijk te maken? Zo ja, wanneer is dat uitgerold in alle Nederlandse gevangenissen?
Het is reeds staand beleid dat regelmatig reguliere en onaangekondigde cel inspecties worden uitgevoerd. Het regime waarin de gedetineerden verblijven bepaalt de frequentie. Dit kan ook dagelijks zijn. Voor het opsporen van mobiele telefoons wordt in het bijzonder gebruik gemaakt van een zogenoemde «mobifinder», een apparaat waarmee zendersignalen worden opgespoord.
Ik heb DJI voorts de opdracht gegeven tot een marktverkenning naar apparatuur en methoden om mobiele telefoons of signalen daarvan te detecteren en te blokkeren. Hierbij wordt ook gekeken naar ontwikkelingen en de aanpak in andere landen.
Het bericht dat in Azerbeidzjan en Armenië duizenden meisjes worden geaborteerd vanwege hun geslacht |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht, gebaseerd op rapporten van het Guttmacher Institute, dat in Azerbeidzjan en Armenië vele duizenden meisjes (10% van alle meisjes) worden geaborteerd louter vanwege hun geslacht? Hoe beoordeelt u dit bericht?1
Ja. Dit is zorgwekkend.
Is het u bekend of de betreffende overheden in deze landen voldoende hun verantwoordelijkheid nemen om deze ernstige vorm van gendercide tegen te gaan en met welk resultaat?
In Azerbeidzjan is de belangstelling voor deze problematiek beperkt, zowel bij de regering als bij het maatschappelijk middenveld. Recent heeft de vicevoorzitter van de parlementaire commissie voor Sociaal Beleid, Musa Guliyev, een wetgevingspakket aangekondigd over reproductieve gezondheid, waarbij expliciet aandacht zal worden besteed aan selectieve abortus.
Ook in Armenië wordt de kwestie van selectieve abortus niet als prioriteit gezien. Een UNFPA rapport terzake vormde aanleiding voor enkele ministeries (Sociale Zaken, Gezondheid) om hieraan meer aandacht te schenken. Een voorstel van het Ministerie van Gezondheid om d.m.v. aangepaste wetgeving beperkingen te stellen aan het bekendmaken van het geslacht binnen prenataal onderzoek, is echter niet gerealiseerd.
Worden deze landen vanuit de internationale gemeenschap op enigerlei wijze aangesproken op deze praktijken? Wanneer en op welke wijze is dit voor het laatst gebeurd?
Ja. Binnen de Raad van Europa, waarvan zowel Azerbeidzjan als Armenië lid zijn, hebben het Comité van Ministers (CM) en de Parlementaire Assemblee regelmatig in rapportages en verklaringen de aandacht gevraagd voor deze problematiek. Het CM is van oordeel dat prenatale geslachtsselectie de fundamentele waarden van de Raad van Europa, zoals die zijn neergelegd in het Europese Verdrag, voor de Rechten van de Mens ondermijnt.
In Azerbeidzjan zijn UNICEF en UNPFA op dit terrein actief, echter zonder veel maatschappelijke steun. Hun inspanningen zouden gebaat zijn met meer belangstelling van de zijde van de regering en het maatschappelijk middenveld terzake.
In Armenië is UNFPA op dit gebied leidend, onder meer met onderzoek en bewustmaking op TV-stations en online media, in overleg met de overheid. UNFPA spoort de Armeense overheid aan beleidsmaatregelen te treffen, vooralsnog met bescheiden resultaat (zie antwoord2.
In beide landen volgen de Nederlandse ambassade en ambassades van andere EU-landen de situatie op het gebied van vrouwenrechten en seksediscriminatie. Waar nodig worden de autoriteiten aangesproken op voorkomende problemen. Dit omvat mede de problematiek van selectieve abortus.
Welke mogelijkheden ziet u om deze praktijken – langs bilaterale of multilaterale kanalen – aan de orde te stellen bij de betreffende overheden in deze landen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u tevens bereid om de overheden in deze landen, zo mogelijk gezamenlijk met andere landen, te stimuleren en te ondersteunen in het terugdringen van deze vorm van gendercide, mede gedachtig uw toezeggingen naar aanleiding van de motie-Van der Staaij c.s.?2
Ja.
Het autorijverbod voor vrouwen in Saoedi-Arabië |
|
Joël Voordewind (CU), Bram van Ojik (GL), Harry van Bommel , Kees van der Staaij (SGP), Pieter Omtzigt (CDA), Marianne Thieme (PvdD), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de recente acties in Saoedi-Arabië waarbij tientallen vrouwen het autorijverbod voor vrouwen negeerden?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat ten minste veertien vrouwen zijn vastgezet en beboet omdat zij auto hebben gereden? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Voor zover bekend zijn er vrouwen opgepakt, kortstondig vastgehouden en weer vrijgelaten omdat zij auto hebben gereden. Het is echter niet mogelijk om het aantal vrouwen dat is vastgezet onafhankelijk bevestigd te krijgen, noch of zij zijn beboet.
Klopt het dat een journalist die zich kritisch heeft uitgelaten over het rijverbod voor vrouwen is gevangengenomen? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Tariq al Mubarak heeft korte tijd gevangen gezeten. Hij heeft op 7 oktober jl. een column geschreven in de Asharq al-Awsat krant uit Londen, waarin hij zich sterk maakt voor vrouwenrechten in de Golfregio. Mubarak verwijst hierin onder andere naar het feit dat vrouwen zich moeilijk kunnen verplaatsen vanwege het gebrek aan publieke transportmiddelen en beperkingen die vrouwen ondervinden om auto te rijden. In de Saoedische media is de afgelopen dagen uitgebreid over de Women2Drive campagne geschreven door zowel voor- als tegenstanders van het initiatief.
Hoe beoordeelt u de positie van vrouwen in Saoedi-Arabië op dit moment en de ontwikkelingen met betrekking tot hun positie in de laatste jaren?
De positie van vrouwen in Saoedi-Arabië is zorgelijk en internationale aandacht hiervoor is van belang. Het kabinet meent dat er ook enige positieve ontwikkelingen op gebied van vrouwenrechten zijn waar te nemen, veelal actief gestimuleerd vanuit het Saoedische Koningshuis. Zo bestaat de Consultatieve Raad sinds 2013 voor 20% uit vrouwen en vrouwen genieten de laatste jaren grotere vrijheden op het gebied van werk en studie. Nederland zal zich er voor in blijven zetten om meer hervormingen op gebied van vrouwenrechten in Saoedi-Arabië te bevorderen.
Bent u bereid naar aanleiding van deze kwestie, bij voorkeur in EU verband, uw Saoedische collega’s op te roepen de positie van vrouwen te verbeteren en de gevangengenomen journalist vrij te laten? Indien neen, waarom niet?
Zowel Nederland als de EU zijn in gesprek met Saoedi-Arabië over de mensenrechtensituatie in dat land. Versterken van de positie van vrouwen krijgt hierin uitgebreid aandacht. Meest recentelijk gebeurde dit nog tijdens de Universal Periodic Review (UPR) over Saoedi-Arabië op 21 oktober jl. te Geneve. De heer Mubarak is inmiddels vrijgelaten.
Het bericht dat de Rabobank heeft aangekondigd de Liborboete in mindering te brengen op de nettowinst van de bank |
|
Ed Groot (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Boete Rabobank kost schatkist 46 miljoen»?1
Ja.
Klopt het dat de Rabobank de door Britse en Amerikaanse toezichthouders opgelegde boetes in mindering mag brengen op de nettowinst en op die manier minder winstbelasting hoeft te betalen?
Op grond van de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik geen informatie geven over individuele belastingplichtigen. In het algemeen geldt op grond van artikel 3.14, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 dat geldboetes en schikkingen niet aftrekbaar zijn voor de winstbelasting als die zijn betaald aan de Nederlandse overheid. Hetzelfde geldt voor boetes die zijn opgelegd door een instelling van de EU. Artikel 3.14 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige toepassing op de vennootschapsbelasting.
Geldboetes en schikkingen die zijn betaald aan een buitenlandse overheid, zijn op grond van de Nederlandse wet in beginsel wel aftrekbaar. Echter, voordat tot aftrekbaarheid van een buitenlandse boete of schikking kan worden gekomen, moet wel vaststaan of deze boete of schikking niet kan worden toegerekend aan een buitenlandse dochtermaatschappij of aan een buitenlandse vaste inrichting (filiaal). Immers, als de boete in het buitenland thuishoort, kan er geen sprake zijn van aftrek in Nederland.
De wetgever heeft destijds bij de parlementaire behandeling in 19902 om de volgende redenen afgezien van het uitbreiden van de niet-aftrekbaarheid tot boetes die aan een buitenlandse overheid zijn betaald:
Ik vraag me echter sterk af of een onderscheid in behandeling tussen binnenlandse en buitenlandse boetes in het huidige tijdsgewricht nog wenselijk is. Ik overweeg daarom voor te stellen ook buitenlandse boetes niet langer in aftrek toe te laten. Ik zal daarover zo mogelijk dit jaar nog of anders begin volgend jaar een brief aan de kamer sturen. Daarin zal ik de gevolgen van een eventuele wijziging, onder andere voor de uitvoerbaarheid daarvan, tegen het licht houden. Daarbij wil ik ook bekijken hoe voorkomen zou kunnen worden dat het in het buitenland actieve Nederlandse bedrijfsleven onevenredig zwaar zou worden getroffen door in het buitenland opgelegde geldboetes die in een vergelijkbaar geval nooit in Nederland zouden kunnen worden opgelegd.
Hoe verhoudt dit zich tot de staande praktijk waar geldt dat boetes in welke vorm ook niet aftrekbaar zijn voor de belasting?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een onwenselijke situatie zou ontstaan als de Rabobank de opgelegde boetes in mindering brengt op de nettowinst, terwijl deze mogelijkheid voor andere Nederlandse bedrijven niet bestaat?
Het is niet juist dat andere Nederlandse bedrijven en de Rabobank op verschillende wijze worden behandeld. Ook voor andere Nederlandse bedrijven gelden de wettelijke bepalingen ten aanzien van de aftrekbaarheid van boeten en schikkingen, zoals beschreven bij het antwoord op vraag 2 en 3.
In welke gevallen mag een reservering in mindering worden gebracht op de nettowinst?
Voor fiscale doeleinden kan een voorziening worden getroffen ten laste van de fiscale winst indien op de balansdatum duidelijk is dat een toekomstige betaling moet worden gedaan die zijn oorsprong vindt in feiten en omstandigheden die zich voorafgaand aan de balansdatum hebben voorgedaan. Daarbij geldt dat er een redelijke mate van zekerheid moet bestaan dat de uitgaven zich ook daadwerkelijk materialiseren en bovendien toerekenbaar zijn aan het onderhavige jaar. Wellicht ten overvloede merk ik op dat vorming van een voorziening niet aan de orde kan zijn indien de gemaakte uitgaven niet voor aftrek in aanmerking komen op grond van een wettelijke bepaling.
Bestaat een verschil in fiscale behandeling van een opgelegde boete of het aangaan van een schikking of een schadevergoeding van punitieve aard? Zo ja, ziet u mogelijkheden dit aan te passen?
Er bestaat geen verschil in fiscale behandeling van een opgelegde boete of het aangaan van een schikking. Deze worden fiscaal op een gelijke wijze behandeld. Schadevergoedingen daarentegen vloeien voort uit een privaatrechtelijke rechtsbetrekking en kunnen als kosten die samenhangen met het drijven van een onderneming in mindering worden gebracht bij de bepaling van de belastbare winst. Overigens kent het Nederlandse burgerlijk recht als zodanig geen schadevergoedingen van punitieve aard.
Bestaat een verschil in fiscale behandeling tussen binnenlandse en buitenlandse boetes? Zo ja, ziet u mogelijkheden dit aan te passen?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat honderden Syrische vluchtelingen niet zijn toegelaten tot Jordanië |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het rapport «Growing restrictions, tough conditions – The plight of those fleeing Syria to Jordan» van Amnesty International, waaruit blijkt dat honderden – zo niet duizenden – Syrische vluchtelingen zijn geweigerd aan de Jordaanse grens?1
Het kabinet deelt de zorgen van Amnesty International over de situatie van ontheemden in Zuid-Syrië. Nederland brengt deze problematiek in diverse contacten met de Jordaanse autoriteiten onder de aandacht. Tegelijkertijd verdient Jordanië – als klein en bronnenarm land – lof voor de grote aantallen vluchtelingen die het opvangt.
Kunt u deze cijfers bevestigen? Kunt u bevestigen dat het voornamelijk gaat om vier «categorieën» personen, namelijk Palestijnse vluchtelingen uit Syrië, individuele mannen die niet kunnen aantonen dat ze familiebanden hebben in Jordanië, personen zonder identiteitsbewijzen en Iraakse vluchtelingen die in Syrië woonden?
Volgens cijfers van UNHCR bevonden zich begin november ongeveer 545.000 Syrische vluchtelingen in Jordanië van de in totaal ruim 2,2 miljoen Syriërs die hun land zijn ontvlucht. Volgens UNHCR Jordanië komen dagelijks ca. 300 Syriërs illegaal Jordanië binnen; zij worden opgevangen door het Jordaanse leger en naar het Za’ateri-kamp overgebracht. Het klopt dat de Jordaanse grens gesloten is voor de vier in het AI-rapport genoemde «categorieën» personen: Palestijnse vluchtelingen uit Syrië, individuele mannen die niet kunnen aantonen dat ze familiebanden hebben in Jordanië, personen zonder identiteitsbewijzen of met vervalste identiteitsbewijzen en Iraakse vluchtelingen die in Syrië verbleven.
Op welke wijze bevordert u bilateraal en in EU-verband dat Jordanië de grenzen voor Syrische vluchtelingen openhoudt?
Nederland heeft meerdere malen het belang benadrukt van het opvangen van Syrische vluchtelingen in de regio, zowel bilateraal als in EU-verband.
Het kabinet heeft ruimhartig bijgedragen aan de opvang van Syrische vluchtelingen en ontheemden door in totaal 59 miljoen euro ter beschikking te stellen ten behoeve van de slachtoffers van de Syrische crisis. Een deel van dit bedrag is bestemd voor het UNHCR programma in het door haar gecoördineerde Syria Regional Response Plan, gericht op de opvang van vluchtelingen in de buurlanden. De 59 miljoen euro is inclusief de door Nederland in september beschikbaar gestelde 17 miljoen euro voor zowel ontheemden binnen Syrië als vluchtelingen in de buurlanden. Deze bijdrage kan o.a. gebruikt worden voor goede opvang en «winterisation» van vluchtelingen voor de komende koude winter.
Op welke wijze bevordert u bilateraal en in EU-verband dat Jordanië de capaciteit heeft deze vluchtelingen op te vangen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat doet Nederland concreet om ervoor te zorgen dat het percentage toegezegde gelden voor het Syria Regional Response Plan van de Verenigde Naties niet slechts 47% is, maar stijgt naar 100%?
Het kabinet brengt zowel binnen de EU als bij andere partners actief op dat de internationale gemeenschap nieuwe middelen moet blijven vinden om zowel de zwaar onder druk staande buurlanden als hulpbehoevenden binnen Syrië te blijven ondersteunen.
Deelt u de mening dat het onevenwichtig is dat de 28 landen van de Europese Unie met meer dan 500 miljoen burgers minder dan 20.000 Syrische vluchtelingen opvangen, en dat van die 20.000 vluchtelingen meer dan 70% wordt opgevangen door Zweden en Duitsland? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet acht het wenselijk dat vluchtelingen dicht bij eigen land worden opgevangen zodat ze bij stabilisatie van de toestand weer snel en makkelijk kunnen terugkeren.
Voorkomen moet worden dat komst van grote stromen vluchtelingen destabiliserend werkt in de betreffende landen. Om goede opvang te kunnen realiseren draagt dit kabinet daarom ruimhartig bij aan steun aan de regio in de vorm van humanitaire hulp. Mede om steun te betuigen en draagvlak te behouden voor de opvang door Jordanië van grote aantallen vluchtelingen op haar grondgebied heeft Nederland gehoor gegeven aan de oproep van UNHCR om Syrische vluchtelingen te hervestigen. Verder voert Nederland een coulant asielbeleid ten aanzien van Syrische asielzoekers die in Nederland aankomen; bijna alle asielaanvragen worden ingewilligd. In september 2013 stond het aantal Syrische asielaanvragen in Nederland op de tweede plaats en bedroeg 21% van alle eerste asielaanvragen.
Deelt u de mening dat Nederland ruimhartigere toegang moet bieden voor Syrische vluchtelingen, waaronder tijdelijke opvang van Syrische vluchtelingen die in Nederland familie hebben?
Ik verwijs u naar de brief van 29 oktober jl. van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Welke aanbevelingen van Amnesty International worden door u opgevolgd en welke niet? Kunt u in beide gevallen aangeven waarom?
Amnesty International doet een aantal aanbevelingen naar aanleiding van haar rapport. De eerste aanbeveling betreft het verzoek om financiële steun aan omringende landen van Syrië en bij te dragen aan het VN Syria Regional Response Plan. Zoals hierboven aangegeven draagt Nederland al bij aan hulp ten behoeve van de Syrische vluchtelingen in de buurlanden en ontheemden in Syrië. De verwachting is dat Nederland in 2014 wederom direct en indirect via ongeoormerkte core-bijdragen aan internationale organisaties zal bijdragen voor de slachtoffers van de Syrië-crisis. Uiteraard is de uiteindelijke besteding van middelen mede-afhankelijk van eventuele andere humanitaire crises in het komende jaar.
Volgens UNHCR Jordanië is de situatie in het Za’ateri kamp aanzienlijk verbeterd ten opzichte van juni jl., toen Amnesty International het kamp bezocht. Zo zijn er consultatieplatforms ingesteld met leiders van de vluchtelingen in het kamp, terwijl Canada, het VK en de VS programma’s voor betere «community policing» financieren. Verreweg het grootste deel van de vluchtelingenfamilies verblijft inmiddels in containerwoningen die op slot kunnen, wat hun veiligheid ten goede komt. Bij de gezamenlijke toiletten is bewaking en goede verlichting. Hoewel het aantal vluchtelingen officieel 100.000 bedraagt, wees een «deur tot deur» telling uit dat het aantal feitelijk 75.000–80.000 bedraagt. Het aantal fluctueert en kan op bepaalde dagen oplopen tot 120.000.
Door de Jordaanse politie ingehouden identiteitsdocumenten bevinden zich thans in beheer van UNHCR en zullen aan de vluchtelingen worden teruggegeven. Met ingang van volgende week worden ingenomen documenten nog dezelfde dag aan UNHCR overhandigd. Zodra vluchtelingen door UNHCR zijn geregistreerd krijgen zij hun identiteitspapieren terug. Dit gebeurt binnen enkele dagen.
Huwelijken van vluchtelingen vanaf 18 jaar die in het bezit zijn van identiteitsdocumenten worden geregistreerd bij de Jordaanse burgerlijke stand. Daarnaast vinden religieuze huwelijken plaats waarvan de kinderen wettig worden erkend. Als een vrouw bevalt, geeft het ziekenhuis of de vroedvrouw een verklaring af en wordt het kind bij de Jordaanse burgerlijke stand geregistreerd, tenzij de vrouw ongehuwd is. Alle kinderen die geboren worden uit vluchtelingen worden geregistreerd door UNHCR, inclusief kinderen waarvan de moeder ongehuwd is.
Voor wat betreft de aanbevelingen van Amnesty International om bij te dragen aan hervestiging en asielaanvragen van Syriërs zorgvuldig te behandelen een geen gedwongen terugkeer te laten plaatsvinden naar Syrië verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.