Het bericht ‘Zorgverzekeraars berispen dissident' |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat Zorgverzekeraars Nederland (ZN) zorgverzekeraar DSW heeft berispt op het openlijk leveren van kritiek op de macht van zorgverzekeraars?1
Ja, ik ken het bericht.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de branchevereniging van de zorgverzekeraars de kritische geluiden binnen de sector onderdrukt? Bent u bereid ZN hierop aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Ik zie de briefwisseling als een interne aangelegenheid tussen de vereniging ZN en één van haar leden en heb daar derhalve geen oordeel over.
Acht u het van belang dat ook kritische geluiden binnen de branche van zorgverzekeraars meegenomen moeten worden in onder andere de communicatie tussen de branche en uw ministerie? Zo ja, hoe wordt dit geborgd? Zo nee, waarom niet?
Individuele leden kunnen een afwijkend standpunt hebben van ZN. Niet alleen DSW, maar ook andere zorgverzekeraars brengen soms in bepaalde kwesties een eigen standpunt naar voren. Het is de verantwoordelijkheid van ZN en de individuele zorgverzekeraars zelf om mij en het ministerie daar op te duiden.
Deelt u de mening dat de kritiek van DSW symptomatisch is voor meer geluiden uit het veld over de steeds verderstrekkende macht van het blok van de vier grote zorgverzekeraars, en de vraag of deze machtsconcentratie wel in het belang is van verzekerden? Zo nee, waarom niet?
De geluiden vanuit het veld over de machtspositie van verzekeraars zijn mij bekend. Het is aan de NZa en de ACM te beoordelen in hoeverre daadwerkelijk sprake is van marktmacht of een overtreding in het kader van de mededingingswet. Indien er sprake is van marktmacht of een overtreding in het kader van de mededingingswet kunnen de NZa en ACM ingrijpen.
Bent u bereid in gesprek te treden met kleine zorgverzekeraars als DSW en niet defensief, maar juist met een open houding de problematiek van machtsconcentratie bij grote verzekeraars te bespreken? Zo nee, waarom niet?
Ik heb regelmatig gesprekken met ZN en ook met individuele zorgverzekeraars over het functioneren van het zorgverzekeringsstelsel en verbeteringen die hierin kunnen worden aangebracht. Ook op ambtelijk niveau vinden die gesprekken plaats. Ik ben altijd bereid, met welke individuele zorgverzekeraar dan ook, in gesprek te gaan.
De zaak-Spijkers |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de vaststellingsovereenkomst (VO) tussen dhr. Spijkers en de Staat der Nederlanden die het conflict tussen dhr. Spijkers en de Staat tot een einde zou moeten brengen?
Ja.
Is het waar dat de Minister van Binnenlandse Zaken een besluit heeft genomen, een «akte van vernietiging» met betrekking tot het medisch dossier getekend heeft, en dat hij deze aan een zorgverzekeraar heeft opgestuurd met het verzoek het medische dossier van dhr. Spijkers te vernietigen?
Zoals gemeld in het antwoord van 15 januari 2015 (Kamerstuk 28 686, nr.14) hebben noch de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), noch de Minister van Defensie een besluit genomen om (een gedeelte van) het medisch dossier van de heer Spijkers te laten vernietigen. Wel is de digitale versie van het medisch dossier uit het geautomatiseerde systeem van Achmea Arbo, de rechtsopvolger van de Rijks- bedrijfsgezondheids- en bedrijfsveiligheidsdienst (RBB), verwijderd. Daartoe is een «Verklaring van Vernietiging» opgesteld, conform artikel 8, Archiefbesluit 1995, Stb. 1995, nr. 671. Zowel de papieren versie van het medische dossier als genoemde verklaring maken deel uit van de collectie archiefbescheiden die door het Ministerie van Defensie is ondergebracht in het Nationaal Archief. De toegang tot deze collectie is geregeld in een convenant dat op 25 november 2006 is gesloten met de Ministeries van BZK en Defensie, het Nationaal Archief en een notaris.
Indien zo’n besluit bestaat, kunt u dat dan met de Kamer delen?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de zorgverzekeraar het digitale medische dossier vernietigd?
Niet een zorgverzekeraar maar de toenmalige arbodienst, Achmea Arbo, heeft het digitale medische dossier verwijderd uit zijn geautomatiseerde systeem. Een papieren kopie van dit medische dossier is ondergebracht in het Nationaal Archief.
Is het waar dat de zorgverzekeraar een papieren kopie van dit dossier in een verzegelde enveloppe aan de Staat gestuurd heeft?
Is deze verzegelde enveloppe ooit geopend, wie heeft hem verspreid en wie heeft er inzage in gehad?
Welke wettelijke grondslag heeft het besluit van de Minister om iemands medisch dossier te laten vernietigen?
Er is geen besluit genomen om het medische dossier van de heer Spijkers te laten vernietigen.
Kent u artikel 23 Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp) dat stelt dat dit voor de verwerking van persoonsgegevens niet is toegestaan tenzij hiervoor nadrukkelijk toestemming wordt gegeven door de betrokkene, in dit geval dhr. Spijkers?
Bent u van mening dat de VO, die ook door dhr. Spijkers is ondertekend, kan gelden als «nadrukkelijke toestemming van de betrokkene» zoals bedoeld in art. 23 Wbp.?
Deelt u de mening dat, nu artikel 7 uit de VO o.a. stelt dat door de Staat «informatie waardoor de heer Spijkers belemmerd wordt, uit zijn systemen zal worden verwijderd», uitsluitend dhr. Spijkers kan beoordelen welke informatie hij als belemmerend ervaart en dat hij dus op de hoogte gebracht dient te worden?
Bent van mening dat de Nederlandse Staat op basis van artikel 7 uit de VO gerechtigd is op welke manier dan ook Spijkers» medische dossier te verwerken, of een oproep te doen voor het wissen hiervan bij private organisaties?
Bent u bereid toe te geven dat de verwerking danwel vernietiging van Spijkers» medische dossier onwettig was omdat Spijkers geen «nadrukkelijke toestemming» heeft gegeven zoals omschreven in artikel 23 Wbp? Bent u bereid dit juridisch te laten toetsen?
Bent u bereid toe te geven dat de verwerking danwel vernietiging van Spijkers» medische dossier onwettig was omdat de formulering van artikel 7 uit het VO simpelweg niet toereikend is voor een dergelijke actie zonder de uitdrukkelijke in- en toestemming van dhr. Spijkers? Bent u bereid dit juridisch te laten toetsen?
Op welke wijze kan dhr. Spijkers inzage krijgen in het volledige medische dossier dat zich op dit moment in het nationaal archief bevindt?
Het archief is ondergebracht bij het Nationaal Archief. Hierbij zijn onder meer de Archiefwet, de Wet Openbaarheid van Bestuur en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wpb) van toepassing. De heer Spijkers heeft op grond van de Wpb recht op inzage in zijn persoonsdossier. Binnen dat kader heeft de heer Spijkers ook een kopie van zijn persoonsdossier ontvangen, inclusief het medische dossier dat zich bij Achmea Arbo bevond.
Indien informatie in het medisch dossier geschrapt diende te worden, is die medische informatie dan wellicht incorrect, zijn er incorrecte diagnoses gesteld, en is er dan niet aanleiding om een tuchtzaak te starten tegen de mensen die die informatie in het dossier gezet hebben?
Het volledige medische dossier dat zich bij Achmea Arbo bevond, is overgebracht naar het Nationaal Archief. In dit dossier is een informatie-overzicht opgenomen ten behoeve van een advies door de Commissie van beroep met persoonlijke aantekeningen van een bedrijfsarts. Hierbij is sprake van een onjuiste weergave van twee medische rapporten. De heer Spijkers heeft over dit informatie-overzicht een tuchtrechtelijke procedure tegen de betrokken bedrijfsarts aanhangig gemaakt, die in twee instanties is behandeld en uiteindelijk door het Centraal Medisch Tuchtcollege is afgewezen.
Op welke wijze kan de Tweede Kamer inzage krijgen in het hele dossier van de affaire-Spijkers en de affaire-Oova, zoals die nu in het nationaal archief liggen, om een oordeel te vormen over de gang van zaken?
Deze vragen zijn eerder aan de orde gekomen in de brief van de toenmalige Staatssecretaris Van der Knaap van 29 augustus 2005 (Kamerstuk 28 686, nr. 6). Daarin wordt gemotiveerd waarom het dossier Spijkers niet in zijn geheel en zonder beperkingen is opengesteld.
Op welke wijze kan een onderzoeker inzage krijgen in het hele dossier van de affaire-Spijkers en de affaire-Oova, zoals die nu in het nationaal archief liggen, om een oordeel te vormen over de gang van zaken?
Zie antwoord vraag 16.
Wie heeft op dit moment toegang tot het dossier van de zaak-Spijkers?
De toegang tot het dossier is geregeld in het convenant dat op 25 november 2006 is gesloten met de Ministeries van BZK en Defensie, het Nationaal Archief en een notaris. De Ministers van BZK en Defensie (of een door hen gemandateerde of gevolmachtigde vertegenwoordiger) hebben toegang tot het archief, uitsluitend in aanwezigheid van een notaris en een rijksarchivaris.
Deelt u de mening dat ten minste de indruk gewekt wordt dat de geheimhouding die wordt toegepast, meer dient om falen van mensen binnen het Nederlandse overheidsapparaat toe te dekken dan de persoonlijke levenssfeer van klokkenluiders te beschermen?
Mocht die indruk zijn gewekt, dan is dat in ieder geval niet de bedoeling geweest. Het op zorgvuldige wijze invulling geven aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Vaststellingsovereenkomst, heeft bij alle partijen steeds voorop gestaan.
De eigen bijdrage binnen de Jeugdwet |
|
Loes Ypma (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met signalen dat de eigen bijdrage voor de specialistische hulp (opname kinder- en jeugdpsychiatrie) voor ouders kan oplopen tussen € 900 tot € 1.500 per jaar?
Op basis van de huidige Wet op de jeugdzorg is een ouderbijdrage verschuldigd als de jeugdzorg in de vorm van verblijf (etmaal/dagdeel) plaatsvindt. Deze ouderbijdrage is ook onderdeel van de Jeugdwet. Dit betekent een verbreding van de doelgroep omdat vanaf 2015 ook een deel van de groep Awbz en Zvw onder de nieuwe Jeugdwet komt te vallen.
Een ouderbijdrage is van een andere aard dan een eigen bijdrage of het eigen risico dat we kennen in de Zorgverzekeringswet. Als het kind niet thuis kan wonen, kunnen ouders in aanmerking komen voor kinderbijslag als ze kosten maken voor hun kind. Ouders moeten aantonen dat ze deze kosten maken. Een ouderbijdrage geldt ook als kosten voor het kind. Ouders waarvan het kind niet thuis woont wegens ziekte of handicap of wegens het volgen van een school of studie, kunnen recht hebben op dubbele kinderbijslag. Zij moeten daartoe aantonen dat zij voldoen aan de onderhoudseis, namelijk dat zij tenminste € 1.103 per kwartaal uitgeven aan hun kind.
Deelt u de mening dat een eigen bijdrage geen drempel mag vormen en dat alle kinderen toegang moeten krijgen (voor zover dat nodig is) tot specialistische hulp?
In de Jeugdwet wordt rekening gehouden met de achtergrond van ouders en jeugdigen. Er is niet in elke situatie een ouderbijdrage verschuldigd.
Onder het overgangsrecht van de Jeugdwet houdt iedereen dezelfde rechten en plichten op basis van de afgegeven indicatie en/of verwijzing. Dit betekent dat de groep jeugdigen die nu onder de Awbz en de Zvw hun zorg ontvangen gedurende het overgangsrecht geen ouderbijdrage verschuldigd zijn.
Verder betalen adoptieouders en ouders waarvan het gezag beëindigd is ook geen ouderbijdrage. Als er jeugdhulp in een noodsituatie wordt geboden is er geen ouderbijdrage veschuldigd. Dit geldt dus voor crisisuithuisplaatsing maar ook voor crisisdbc.
Het CAK kan de hardheidsclausule toepassen en afzien van de (volledige) verschuldigde ouderbijdrage. Dit is mogelijk in het kader van redelijkheid en billijkheid.
Ook is er geen ouderbijdrage voor bepaalde bijstandsgerechtigden, asielzoekers, TBS’ers met zak- en kleedgeld en gedetineerden. De ouderbijdrage wordt voor deze groepen buiten invordering gesteld.
Waarom is er een eigen bijdrage als het gaat om een opname in de kinder- en jeugdpsychiatrie? Hoe hoog is de eigen bijdrage per jaar? Hoe wordt de situatie na 1 januari 2015?
Alle jeugdhulp met verblijf heeft te maken met de ouderbijdrage, dus ook opname in een instelling waar jeugd- en kinderpsychiatrie wordt geleverd. De argumentatie om ouderbijdrage te heffen is dat ouders/verzorgers een wettelijke onderhoudsplicht hebben en kosten besparen. Ouders maken immers minder kosten omdat het kind een deel van de dag of een etmaal niet meer thuis woont. Het gaat om kosten die bij een pleegouder of in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder extra worden gemaakt ten opzichte van een ambulante behandeling en die ouders vervolgens uitsparen omdat hun kind niet meer thuis woont. Deze verantwoordelijkheid van de ouders voor hun kinderen enerzijds en besparing van de verzorgingskosten anderzijds vormen de uitgangspunten voor de ouderbijdrage in de Jeugdwet. De ouderbijdrage is afhankelijk van de leeftijd van het kind en van het aantal etmalen of dagdelen jeugdhulp per week. Bij een volledige plaatsing zal de ouderbijdrage variëren tussen € 900 tot circa € 1.550 per jaar.
Welke maatregelen gaat u treffen als blijkt dat de eigen bijdrage een drempel vormt bij de toegang tot specialistische hulp?
Zoals ik in antwoord 2 heb aangegeven houdt de Jeugdwet rekening met situaties waarin het moeilijk is om een ouderbijdrage te betalen. Voor gevallen waarin een ouderbijdrage onwenselijk is, is een uitzondering gemaakt of een buiteninvorderingstelling. Verder bestaat de mogelijkheid voor het CAK om gebruik te maken van de hardheidsclausule (de ouderbijdrage wordt dan (deels) niet geïnd.
Bij welke andere zorg binnen jeugdhulp geldt een eigen bijdrage? Hoe hoog zijn die eigen bijdragen?
Voor alle jeugdhulp waar sprake is van verblijf (etmalen/dagdelen) is onder de Jeugdwet een ouderbijdrage verschuldigd.
De uitzending van Zembla “ Fijn dat we verzekerd zijn” |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u de uitzending van Zembla van donderdagavond 6 november 2014 gezien? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Ja, de uitzending heb ik gezien en ik vind dat Zembla de door sommige cliënten ervaren onterechte wijze van het selecteren op medische risico’s voor de aanvullende verzekering helder heeft geportretteerd.
Deelt u de mening van hoogleraar Zorgverzekeringen (de heer Van de Ven) dat verzekeraars verlies lijden op zieke mensen en winst maken op gezonde mensen, en dat dit volgens hem een verkeerde prikkel in het systeem is? Zo nee, waarom niet?
In het Nederlandse stelsel worden via de risicoverevening zorgverzekeraars gecompenseerd voor verschillen in zorgkosten voor zover die samenhangen met leeftijd, geslacht en gezondheid van hun verzekerdenportefeuille. Op die wijze corrigeren we de verkeerde prikkel die de heer Van de Ven signaleert. In het vereveningsmodel zijn daarom morbiditeitskenmerken opgenomen, die gericht zijn op verzekerden met een chronische aandoening. Deze morbiditeitskenmerken zijn gebaseerd op specifiek geneesmiddelengebruik, specifieke diagnosen bij ziekenhuisbehandelingen en op specifiek hulpmiddelengebruik. Daarnaast worden verzekerden die drie jaar lang zeer hoge kosten hebben, gecompenseerd via het kenmerk meerjarige hoge kosten. De compensatie berust op de gemiddelde (vervolg)kosten die verzekerden maken die in een klasse van een morbiditeitskenmerk vallen. Via de risicoverevening is de gemiddelde compensatie voor de verzekerden die in een morbiditeitskenmerk vallen adequaat. Er wordt niet gestreefd naar een adequate compensatie op het niveau van een individuele verzekerde of op het niveau van kleinere subgroepen. Binnen de groep verzekerden die in een morbiditeitskenmerk vallen kunnen er subgroepen zijn die bovengemiddelde kosten hebben, waar de zorgverzekeraar verlies op maakt, en subgroepen die ondergemiddelde kosten hebben, waar de zorgverzekeraar winst op maakt. Dit is echter inherent aan het werken met een compensatie die gebaseerd is op een gemiddelde.
Het is belangrijk is dat via de risicoverevening zoveel mogelijk chronisch zieken blijvend adequaat gecompenseerd worden. Het is niet wenselijk als er (grote) groepen chronisch zieken zijn, die identificeerbaar zijn voor de verzekeraar, en die voorspelbaar verliesgevend zijn. Daarom laat ik geregeld groot onderhoud plegen aan de morbiditeitskenmerken. In zo’n groot onderhoud wordt kritisch gekeken naar de definitie van het kenmerk en of alle relevante aandoeningen opgenomen zijn. Hiermee houd ik scherp in de gaten of de vereveningssystematiek nog steeds passend is. Dit jaar laat ik groot onderhoud plegen aan de farmaciekostengroepen en de diagnosekostengroepen. Tevens onderzoek ik dit jaar of een interactie van de morbiditeitskenmerken met leeftijd bepaalde ondercompensaties weg kan nemen. Ik verwacht daarom dat de compensatie voor chronisch zieken in het risicovereveningsmodel ook in 2016 verder verbeterd zal zijn.
Wat vindt u van het gestelde in de Zembla-uitzending, dat een manier om chronisch zieken buiten de deur te houden is, hen te weigeren voor de aanvullende verzekering, omdat de kans dat chronisch zieken een basisverzekering afsluiten, terwijl zij voor de aanvullende verzekering geweigerd worden, nihil wordt geacht?
Alhoewel wij in ons stelsel hebben geregeld dat je de basisverzekering en de aanvullende verzekering bij verschillende verzekeraars kunt afsluiten, leert de praktijk dat dit niet vaak gebeurt. Uit de marktscan die de NZa elk jaar maakt van de situatie op de zorgverzekeringsmarkt, blijkt dat in 2014 ruim 84% van de Zvw-verzekerden een aanvullende verzekering heeft afgesloten. Voorts blijkt dat 0,22% van deze 84% de aanvullende verzekering bij een ander concern heeft afgesloten dan het basispakket.
Zoals ik ook in Zembla heb aangegeven, vind ik indirecte vormen van risicoselectie bedreigend voor de toegankelijkheid en de solidariteit van ons stelsel. De NZa voert op dit moment op mijn verzoek een nieuw onderzoek uit naar risicoselectie. In dat onderzoek gaat de NZa expliciet de verhouding tussen de wettelijk verplichte zorgverzekering en de vrijwillige aanvullende verzekering bij de sturing van verzekerden onderzoeken.
Ziet u het gevaar dat genoemde hoogleraar schetst, namelijk dat het systeem mensen gaat uitsluiten die hoge zorgkosten hebben?
Zoals gezegd maak ik mij zorgen om de indirecte vormen van risicoselectie waarover ook de NZa de laatste tijd heeft gerapporteerd. De NZa ziet in het «Verdiepend onderzoek Naleving acceptatieplicht door zorgverzekeraars» van april 2014 dat zorgverzekeraars steeds meer proberen verzekerdenstromen te sturen. Dit blijft tot nu toe binnen het toegestane wettelijke kader. Een aantal zorgverzekeraars werpt drempels op voor de toegang tot de basisverzekering voor personen die niet tot de doelgroep behoren. Dit gebeurt bijvoorbeeld via informatieverstrekking en de «vindbaarheid» van polissen op de website. Of door het beperken van de toegang tot de aanvullende verzekering voor mensen die niet tot de doelgroep behoren. Dit kan risico's opleveren voor de toegang tot de basisverzekering en de keuzevrijheid van consumenten. Deze werkwijze draagt niet bij aan de bedoeling van het zorgstelsel (zie verder ook antwoord op vraag 5).
Klopt het dat uit de evaluatie van de Zorgverzekeringswet blijkt dat in de focusgroepen door deelnemers is aangegeven dat zorgverzekeraars terughoudend zijn in het investeren in zorginkoop en innovatie voor groepen verzekerden die ondergecompenseerd worden? Om welke zorgverzekeraars gaat dit? Bij welke vormen van zorg zijn zorgverzekeraars terughoudend qua zorginkoop en innovatie? Welke categorieën patiënten betreft het? Hoeveel jaar is dit al gaande?
Op pagina 25 van het KPMG rapport Evaluatie Zorgverzekeringswet 2014 schetsen de auteurs dat, alhoewel de risicoverevening aanzienlijk is verbeterd, de voorspelbaarheid van de ondercompensatie van bepaalde groepen verzekerden nog niet geheel is verholpen en dat dit doorwerkt in het beleid van zorgverzekeraars. Dit laatste ontlenen de auteurs aan opmerkingen vanuit de focusgroepen.
Ik weet niet welke zorgverzekeraars terughoudend zijn in het investeren in zorginkoop en innovatie en niet voor welke groepen patiënten precies en hoe lang dit al zou spelen. De NZa houdt mij op de hoogte van de voortgang van hun onderzoek en acties ter voorkoming van risicoselectie en ik zal u hierover informeren. Ik zal daarnaast onderzoeken, zoals toegezegd tijdens de Begrotingsbehandeling van november jongstleden, welke maatregelen ik kan nemen tegen het sturen van verzekerdenstromen.
Hiernaast heeft continu onderhoud van het risicovereveningssysteem mijn aandacht, aangezien één van de prikkels voor risicoselectie kan liggen in onvolkomenheden in de risicoverevening.
Welke maatregelen hebben de verantwoordelijke toezichthouders, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), genomen om te voorkomen dat de ondergecompenseerde verzekerden suboptimale zorg ontvangen, omdat zorgverzekeraars terughoudend zijn in het investeren in zorginkoop en innovatie voor groepen verzekerden die ondergecompenseerd worden?
De IGZ houdt toezicht op de kwaliteit van de zorgverlening, ook op de zorgverlening aan alle patiënten. Dit doet zij aan de hand van richtlijnen en protocollen van de behandelaar zelf.
De NZa ziet toe op de naleving van de zorgplicht en onderzoekt in dit kader de komende tijd of zorgverzekeraars voor enkele zorgvormen (GGZ, verloskunde, fysiotherapie en logopedie) voldoende zorg inkopen. De NZa zal haar eerste bevindingen hiervan rond eind februari 2015 bekend maken.
De NZa heeft voor de marktscan zorgverzekeringsmarkt 2013 iBMG onderzoek laten doen naar risicoselectie. Ook in het »Verdiepend onderzoek Naleving acceptatieplicht» van april 2014 heeft de NZa uitgebreid aandacht besteed aan doelgroepenbeleid. De NZa onderneemt de volgende acties naar aanleiding van de bevindingen uit dit onderzoek om te zorgen dat de feitelijke toegang tot één en dezelfde basisverzekering voor alle verzekerden gelijk blijft.
Recent heeft de NZa het thema risicoselectie besproken in het »Samenvattend rapport rechtmatige uitvoering Zorgverzekeringswet 2013». De NZa heeft in dit rapport aangekondigd ook komend jaar nader onderzoek te gaan doen naar risicoselectie. In dit kader gaat de NZa onderzoek doen naar verliesgevende groepen en de aard van de in- en uitstroom van verzekerden per polis en per risicodrager. Ook gaat de NZa, zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 3, de verhouding tussen de wettelijk verplichte zorgverzekering en de vrijwillige aanvullende verzekering bij de sturing van verzekerden nader onderzoeken.
Bent u bereid in de brief die u naar de Kamer zal sturen, waarin de ex-ante risicoverevening voor 2016 wordt aangekondigd, ook aan te geven hoe hoog de ondercompensatie is op de «gebruikers van wijkverpleging in het voorafgaand jaar» voor zowel de kosten van somatische zorg als de kosten van somatische zorg plus de overgehevelde AWBZ-zorg, beide zonder ex-post compensaties?
Ja, ik ben daartoe bereid. Ik zal deze informatie verstrekken in de brief van september omdat in juni het definitieve model nog niet is doorgerekend op de meest recente data.
Bent u bereid de NZa te verzoeken in haar onderzoek naar het risico op alle vormen van risicoselectie, dat u in mei 2015 de Kamer zal aanbieden, ook in te gaan op risicoselectie via terughoudendheid in de zorginkoop van wijkverpleging?
Vooralsnog ben ik niet van plan om in het kader van dit onderzoek de NZa te vragen aandacht te besteden aan het onderwerp zorginkoop van wijkverpleging. In 2015 is sprake van een overgangsregime waardoor bestaande cliënten hun zorg houden. In het antwoord op uw vraag 7 heb ik aangegeven dat ik u in mijn brief over de ex-ante risicoverevening voor 2016 zal berichten hoe hoog de ondercompensatie is op de gebruikers van wijkverpleging. Afhankelijk daarvan zal ik mij beraden op vervolgstappen.
Bent u van plan op basis van het bovenbedoelde onderzoek naar risicoselectie met een reactie te komen met passende, zo nodig wettelijke maatregelen waarmee risicoselectie kan worden tegengegaan, conform de motie Bouwmeester/Rutte (Kamerstuk 29 689, nr. 551)? Bent u bereid hierbij ook met maatregelen te komen om risicoselectie via «terughoudendheid in de zorginkoop van wijkverpleging» tegen te gaan?
Ja, zoals al eerder aangegeven, zal ik op basis van het NZa onderzoek met een reactie komen en met passende maatregelen om risicoselectie tegen te gaan. Het NZa onderzoek zal in mei 2015 gereed zijn. Nadat ik u mijn brief over de ex-ante risicoverevening voor 2016 heb gestuurd, zal ik bezien hoe de stand van zaken is rond de zorginkoop van de wijkverpleging.
Het bericht “Modale inkomens veel meer kwijt aan eigen bijdragen.” |
|
Mona Keijzer (CDA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Modale inkomens veel meer kwijt aan eigen bijdragen»?1 Wat vindt u daarvan?
Ja. Ik vind het van belang dat gemeenten, gecontroleerd door de gemeenteraad, een passend eigen bijdragebeleid voeren ten aanzien van het gebruik van algemene voorzieningen door mensen met beperkingen. Indien een ingezetene zich bij de gemeente meldt met een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, is het aan de gemeente om een onderzoek in te stellen dat moet voldoen aan de vereisten genoemd in artikel 2.3.2. van de Wmo 2015. Dit onderzoek brengt onder meer met zich mee dat een gemeente ook oog heeft voor de financiële situatie van de cliënt, waaronder de effecten van het gebruik van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen op diens situatie. De gemeente is gehouden de cliënt in het kader van het onderzoek te informeren over de hoogte van de verschuldigde eigen bijdrage voor het gebruik van een voorziening.
Bij de behandeling van het wetsvoorstel Wmo 2015 is in de Tweede Kamer de motie Van der Staaij2 aangenomen waarin de regering wordt verzocht er bij gemeenten op aan te dringen dat zij bij het vaststellen van de bijdragen voor algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen rekening houden met de onwenselijke stapeling van eigen bijdragen. Aan deze motie wordt op verschillende wijzen door mij uitvoering gegeven. Werkgroepen met gemeenten, de VNG, VWS en het CAK, maar ook andere communicatiekanalen en bijeenkomsten met gemeenten worden benut om gemeenten hiertoe op te roepen. De VNG heeft gemeenten er ook in een ledenbrief bij de modelverordening op gewezen wat zij kunnen doen om bij algemene voorzieningen stapeling van eigen bijdragen te voorkomen. Daarbij geeft de VNG aan dat gemeenten zich zouden moeten realiseren dat hoe hoger die eigen bijdrage is voor een algemene voorzieningen, hoe minder toegankelijk deze voorziening voor inwoners zal zijn en hoe groter het beroep op maatwerkvoorzieningen zal worden. Om die reden mag worden verwacht dat gemeenten terughoudend zullen zijn in het vragen van een (te) hoge bijdrage voor een algemene voorziening.
Heeft u ook kennisgenomen van het daarin genoemde modelbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zoals de VNG dit gestuurd heeft aan haar leden, de Nederlandse gemeenten?
Ja.
Heef u een overzicht hoeveel colleges dit Wmo-besluit (gaan) overnemen? Zo nee, bent u bereid hiernaar onderzoek te doen en de Kamer daarover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, de vaststelling van het beleidsplan en de verordening als bedoeld in de Wmo 2015 is voorbehouden aan de gemeenteraad. De Wmo 2015 vraagt van gemeenten om ingezetenen, waaronder cliënten of hun vertegenwoordigers, bij het opstellen van beleidsvoorstellen en verordening te betrekken. VNG heeft, ter ondersteuning van haar leden, een modelverordening en een modelbesluit Wmo 2015 opgesteld en verspreid. Ik beschik niet over een landelijk overzicht van de inhoud van de gemeentelijke beleidsplannen en verordeningen en zie ook geen aanleiding onderzoek te doen naar het aantal colleges dat het modelbesluit overneemt. De Wmo 2015 biedt het kader voor gemeenten. Het beleidsplan en verordening dienen in overeenstemming te zijn met deze kaders.
Wat vindt u ervan dat de VNG geen non-cumulatiebepaling in dit modelbesluit heeft opgenomen? Vindt u dat dit alsnog moet? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het van belang dat gemeenten, gecontroleerd door de gemeenteraad, een passend eigen bijdragebeleid voeren ten aanzien van het gebruik van algemene voorzieningen door mensen met beperkingen. Zoals ik onder 1. heb verwoord brengt dat met zich mee dat de gemeente als daar aanleiding toe bestaat, in individuele situaties beziet of de combinatie van algemene voorziening(en) en maatwerkvoorziening(en) tot ongewenste effecten zou leiden voor de financiële situatie van de betreffende cliënt. De gemeente heeft in die situatie de mogelijkheid en ook het instrumentarium om die effecten te voorkomen. Het ligt niet voor de hand om de hiervoor bedoelde individuele benadering, die is verankerd in de Wmo 2015, te vatten in generieke regels in het modelbesluit. De VNG heeft gemeenten in een ledenbrief bij de modelverordening gewezen op het belang van een passend eigen bijdragebeleid en de mogelijkheden om stapeling van eigen bijdragen te voorkomen.
Wat vindt u ervan dat gemeenten hulp bij het huishouden, maar ook dagbesteding onder de algemene voorzieningen laten vallen en hier vervolgens aan de gebruikers vanaf een bepaald laag middeninkomen de kostprijs voor vragen? Is dit te kwalificeren als maatwerk? Zo ja, hoe dan?
Gemeenten kunnen ervoor kiezen om naast of in plaats van maatwerkvoorzieningen, algemene voorzieningen aan te bieden. Als een cliënt van mening is dat een algemene voorziening niet toereikend is, dan kan hij dat bij een gemeente melden, waarna de gemeente gehouden is onderzoek te doen. De wettelijke voorgeschreven opzet van het onderzoek waarborgt dat er voldoende oog dient te zijn voor de specifieke situatie en de passendheid van de eventuele voorziening. Daar waar op basis van onderzoek wordt vastgesteld dat ondersteuning nodig is en dat die niet, dan wel niet volledig met behulp van eigen kracht, gebruikelijke hulp en/of een algemene voorziening gerealiseerd kan worden, dient de gemeente een maatwerkvoorziening te verstrekken. Mocht de gemeente van mening zijn dat de algemene voorziening tot passende ondersteuning leidt en de cliënt is deze mening niet toegedaan, dan kan hij een aanvraag voor een maatwerkvoorziening indienen. Tegen een afwijzing staat voor de cliënt bezwaar en beroep open.
Bent u bekend met de effecten op het besteedbaar inkomen van chronisch zieken, ouderen en mensen met een handicap van deze eigen bijdragen? Zo nee, bent u bereid hiernaar onderzoek te doen? Zo ja, mag de Kamer dit onderzoek dan uiterlijk 1 februari ontvangen? Indien u geen onderzoek wilt doen, waarom niet?
In de rijksbegroting worden de koopkrachteffecten van voorgenomen beleidswijzigingen voor chronisch zieken, ouderen en mensen met een handicap in beeld gebracht. Naast het standaardkoopkrachtbeeld besteedt de begroting (van SZW) ook aandacht aan maatregelen (waaronder de eigen bijdrage) die slechts een deel van de bevolking raken. Dit wordt gepresenteerd in de vorm van de zogenoemde puntenwolken, die het koopkrachtbeeld voor een breed scala aan huishoudens inzichtelijk maken. Daarnaast brengt de zogenaamde «stapelingsmonitor» de gevolgen van de samenloop van maatregelen bij huishoudens in kaart. De stapelingsmonitor houdt rekening met de huishoudsamenstelling, het inkomen, het vermogen en het gebruik van regelingen zoals de ontvangst van toeslagen, uitkeringen en zorggebruik. Voorts heb ik bij de behandeling van het wetsvoorstel tot afschaffing van de Wtcg en CER aan zowel uw Kamer als aan de leden van de Eerste Kamer toegezegd om te monitoren wat de effecten van het (nieuwe) gemeentelijk beleid zijn. Hierbij heb ik ook aangegeven dat dit pas kan zodra deze informatie beschikbaar is. De monitoring van de effecten van het gemeentelijk beleid maakt onderdeel uit van de brede monitoring van de uitvoering van de hervorming van de langdurige zorg die voor het eerst over 2015 tot resultaten zal leiden. Een eerder onderzoek is niet voorzien.
Deelt u de mening dat dit ertoe kan leiden dat chronisch zieken, mensen met een handicap en ouderen met een besteedbaar inkomen tussen de 120% en 130% en daarboven niet alleen een eigen bijdrage voor individuele voorzieningen betalen maar ook de kostprijs voor algemene voorzieningen en dat dit er vervolgens voor zorgt dat mensen onder het bestaansminimum terecht kunnen komen? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Gemeenten dienen, gecontroleerd door de gemeenteraad, een passend eigen bijdragebeleid te voeren ten aanzien van algemene voorzieningen. Hierbij verwijs ik ook naar mijn antwoord onder 1. In aanvulling daarop merk ik op dat gemeenten meerdere instrumenten ter beschikking staan om de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten te beschermen voor ongewenste effecten van eigen bijdragen voor voorzieningen van maatschappelijke ondersteuning. Gemeenten hebben de bevoegdheid om de eigen bijdragen voor maatwerkvoorzieningen lager dan het daartoe gestelde maximum vast te stellen. Daarnaast hebben zij vanaf 2014 op titel van de Wmo respectievelijk de Wmo 2015 de mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te verstrekken aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen en daarmee samenhangende aannemelijke meerkosten. Deze tegemoetkoming kan ook ten goede komen aan personen met een inkomen boven de inkomensgrenzen die in de gemeentelijke uitvoeringspraktijk voor de individuele bijzondere bijstand worden gehanteerd. Voor personen die onder het bestaansminimum dreigen te raken beschikken gemeenten bovendien over het instrumentarium van de bijzondere bijstand.
Deelt u vervolgens ook de mening dat de nieuwe Wmo geen armoedewet moet worden waar maatwerk leveren geïnterpreteerd wordt als financieel maatwerk leveren tot bijstandsniveau? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel de mening dat de Wmo 2015 geen armoedewet moet worden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bieden van maatschappelijke ondersteuning aan degenen die daarop aangewezen zijn. Bij het beoordelen van een verzoek om maatschappelijke ondersteuning dient er aandacht te zijn voor de gevolgen van het gebruik van algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen voor de financiële situatie van betrokkene; voor het toekennen van een maatwerkvoorziening gelden de kaders van de in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 neergelegde eigen bijdragesystematiek. Dit neemt niet weg dat het ook bij Wmo-cliënten zal kunnen voorkomen dat zij problemen ondervinden om financieel zelfstandig in hun bestaan te voorzien. Het is aan de gemeenten om voor deze cliënten waar nodig het beschikbare instrumentarium in te zetten om deze mensen hierin gericht te ondersteunen.
Bent u het eens met de interpretatie van de VNG die in haar ledenbrief op pagina 27 het volgende schrijft: «Maar volgens de memorie van toelichting van de Wmo 2015 mogen gemeenten voor algemene voorzieningen geen inkomensafhankelijke eigen bijdrage vragen volgens de systematiek van de landelijke eigenbijdrageregeling voor maatwerkvoorzieningen zoals het CAK die uitvoert»? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u dan bereid de VNG te vragen dit aan te passen?
De VNG verwijst in haar ledenbrief naar de landelijk geldende systematiek voor het innen en vaststellen van eigen bijdragen voor maatwerkvoorzieningen die het CAK uitvoert. Het CAK berekent aan de hand van het inkomen, het vermogen, de leeftijd (AOW-gerechtigd of niet) en de gezinssituatie de maximale eigen bijdrage per vier weken en houdt hierbij ook rekening met een eventuele andere eigen bijdrage binnen het huishouden op grond van de Wmo 2015 of de Wlz. Het is voor gemeenten niet mogelijk om deze berekening zelf (te laten) te maken omdat gemeenten niet over gegevens van de Belastingdienst beschikken en daarnaast niet de informatie hebben die noodzakelijk is om een regeling van anticumulatie toe te passen op het niveau van een specifiek huishouden.
Wordt met deze gestaffelde eigenbijdrageregeling voor algemene voorzieningen door gemeenten inkomensbeleid gevoerd? Zo nee, waarom bent u deze mening toegedaan?
Voorop staat dat maatschappelijke ondersteuning beschikbaar moet zijn voor degenen die daarop zijn aangewezen, ongeacht de hoogte van het inkomen en het vermogen. Ook financieel draagkrachtige cliënten moeten een beroep op maatschappelijke ondersteuning kunnen doen, bijvoorbeeld indien zij niet in staat zijn dit zelf te organiseren. Gemeenten mogen op basis van het inkomen en vermogen dan ook geen ondersteuning weigeren dan wel de toegang daartoe inperken. De gemeente bepaalt of cliënten voor ondersteuning van de gemeente een eigen bijdrage verschuldigd zijn en de hoogte daarvan. Voor maatwerkvoorzieningen gelden hierbij de kaders van de eigen bijdragesystematiek van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Gemeenten mogen geen eigen bijdrage vragen die hoger ligt dan de kostprijs van de voorziening. Hierbij is geen verschil tussen maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen.
Op basis van de Wmo 2015 geldt voor de eigen bijdragen voor algemene voorzieningen in tegenstelling tot maatwerkvoorzieningen geen voorgeschreven systematiek. Algemene voorzieningen zullen ook naar aard (omvang en inhoud) per gemeente sterk verschillen. Voor algemene voorzieningen geldt het uitgangspunt dat zonder administratieve rompslomp een passende bijdrage gevraagd moet kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan een euro voor de deelname aan een avondje bingo of een bijdrage voor een maaltijdvoorziening of was- en strijkservice. Algemene voorzieningen kunnen bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie van mensen, ook als die niet op initiatief of onder regie van de gemeente tot uitvoering komen.
Een gemeente kan er op grond van de Wmo 2015 wel voor kiezen groepen ingezetenen te benoemen die in aanmerking komen voor een korting op de bijdrage voor een algemene voorziening. Het variëren in de hoogte van eigen bijdragen voor verschillende inkomens voor een algemene voorziening, zoals de gestaffelde eigen bijdrage voor algemene voorzieningen in het modelbesluit, is feitelijk niet anders dan een korting op de bijdrage voor een bepaalde groep met een bepaald inkomen maar dan vooraf vastgelegd. Van gemeenten wordt verwacht dat zij een passend lokaal beleid voeren met aandacht voor de lokale problematiek en lokale mogelijkheden en ook gericht op het voorkomen van ongewenste stapeling van eigen bijdragen in individuele situaties. Gemeenten moeten ingevolge artikel 2.3.2. van de Wmo 2015 rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de cliënt, waaronder zijn financiële situatie, daartoe te rekenen de effecten van het gebruik van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen.
De informatie aan mensen die nu nog AWBZ-zorg krijgen en die te maken krijgen met wijzigingen per 2015 |
|
Renske Leijten (SP), Tjitske Siderius (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het dat de zorgkantoren van plan waren om de mensen die nu nog zorg via de AWBZ ontvangen een brief te sturen met daarin uitleg over de wijzigingen per 2015?
Ja, het klopt dat de zorgkantoren dit van plan waren.
Klopt het tevens dat de zorgkantoren verschillende brieven hadden gemaakt, zodat doelgroepen op maat geïnformeerd zouden worden over wie verantwoordelijk zou worden voor hun zorg per 2015?
Het klopt dat de zorgkantoren conceptbrieven hebben gemaakt voor diverse doelgroepen. Aanvankelijk werd aan brieven voor veertien verschillende doelgroepen gedacht, zodat informatie op maat gegeven kon worden. Echter de uitvoerbaarheid van verzending naar veertien afzonderlijke doelgroepen bleek een obstakel. Dit was de reden om vervolgens brieven voor vier doelgroepen op te stellen. Het betrof vier brieven voor cliënten die komen te vallen onder respectievelijk de verantwoordelijkheid van a) het zorgkantoor, b) de gemeente, c) de zorgverzekeraar of d) de zorgverzekeraar en de gemeente. Over zowel de opzet als inhoud van deze brieven zijn tussen Zorgverzekeraars Nederland, namens de zorgkantoren, en VWS meerdere overleggen gevoerd. Ook andere partijen, waaronder de landelijke koepelorganisaties van zorgaanbieders ActiZ en VGN, de VNG en de patiëntenorganisaties NPCF en Per Saldo, waren hierbij betrokken.
Kunt u de brieven aan de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Als bijlagen bij deze antwoorden stuur ik u de laatste versies van de conceptbrieven mee. Deze zijn op 16 september aan VWS verstuurd ter beoordeling.1
Waarom is afgezien van het versturen van de brieven? Kunt u uitleggen waarom u niet wilde dat 800.000 mensen persoonlijk geïnformeerd zouden worden over de veranderingen in hun zorg per 2015?
Het persoonlijke informeren van mensen over veranderingen in hun zorg vind ik van groot belang. Echter, de conceptbrieven van zorgkantoren bevatten slechts algemene informatie voor cliënten. De brieven konden geen persoonlijke informatie op maat bevatten. Ik heb hierover met diverse partijen gesproken en ben tot de conclusie gekomen dat een dergelijke algemene brief geen meerwaarde bood. Een brief aan cliënten met algemene informatie in deze vorm heeft naar mijn mening geen toegevoegde waarde ten opzichte van de reeds ingezette communicatiemiddelen.
Een andere overweging was dat een grote groep cliënten ten onrechte een brief zou ontvangen. Het beoogde moment van verzending van de brieven was de tweede helft van oktober. Door dit moment was er geen afbakening mogelijk met de groep van 14.000 mensen met een indicatie voor extramurale zorg die een brief van CIZ zouden ontvangen, inhoudende dat zij voor de Wlz kunnen kiezen. Het gevolg daarvan zou zijn dat zij zowel de brief van het CIZ zouden ontvangen waarin staat dat zij de Wlz in kunnen, als een brief van het zorgkantoor waarin zou komen te staan dat zij vanaf 1 januari hun zorg op grond van de Wmo 2015, de Jeugdwet of hun zorgverzekering zouden kunnen ontvangen. Dat zou veel verwarring wekken.
In het Wlz-debat in de Tweede Kamer op 10 september jl is het versturen van brieven vanuit zorgkantoren aan cliënten ook aan de orde geweest. In het debat heb ik aangegeven dat het versturen van brieven met een algemene boodschap naar cliënten niet wenselijk is, maar dat specifieke informatie beschikbaar moet komen over wat voor mensen persoonlijk verandert vanuit de nieuwe verantwoordelijke partijen. De publiekscampagne is op 16 oktober jl. van start gegaan. Als vervolg op de publiekscampagne kunnen cliënten door zowel gemeenten, zorgverzekeraars als zorgkantoren nader geïnformeerd worden over wat er in hun persoonlijke situatie verandert. In de antwoorden op de vragen van mevrouw Keijzer2 van 20 juni 2014 heb ik deze communicatie inzet beschreven.
Denkt u werkelijk dat de gekleurde reclames in dagbladen alle 800.000 mensen bereiken die nu via de AWBZ zorg ontvangen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De advertenties zijn slechts één onderdeel van de publiekscampagne. Hiernaast zetten we diverse websites en radio en televisiespots in om mensen te informeren. Verschillende informatiekaarten en brochures zijn beschikbaar. De algemene informatiebrochure voor cliënten zal te vinden zal bij gemeenten, huisartsen, apotheken en bibliotheken. Mensen kunnen daarnaast gratis bellen met het Informatiepunt langdurige zorg en jeugd met vragen over de wijzigingen per 2015, met vragen over welke instantie vanaf 2015 verantwoordelijk is voor hun zorg en ondersteuning en over hoe het overgangsrecht is ingericht.
Tevens ondersteunen we partijen bij het informeren van hun doelgroep. Een voorbeeld hiervan is de app en mobiele website die op verzoek van en voor zorgaanbieders door VWS is ontwikkeld. Deze hebben als doel dat zorgaanbieders en hun medewerkers gemakkelijk over de juiste informatie beschikken om vragen van cliënten te kunnen beantwoorden. Mijns inziens is er hiermee een intensieve publiekscampagne ingezet, waarmee ik verwacht mensen goed te kunnen bereiken.
Vindt u het wenselijk dat 800.000 mensen in onzekerheid verkeren over wat er precies verandert in hun zorgsituatie? Beseft u dat deze mensen afhankelijk zijn van zorg, onder andere om hun leven te organiseren, en dat onzekerheid niet bijdraagt aan de gezondheid en het welbevinden van deze mensen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik informeer alle mensen in Nederland over de veranderingen in de zorg per 1 januari 2015 via de publiekscampagne. Alle partijen die vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk zijn voor zorg en ondersteuning, zijn hard aan de slag om cliënten te informeren over wat er voor hen persoonlijk verandert. Ik faciliteer deze partijen daarbij waar kan en waar nodig.
De vrije artsenkeuze en Europeesrechtelijke belemmeringen |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Inperking vrije artsenkeuze mag niet van Brussel»?1
Ja.
Wat vindt u van de conclusie van dit onderzoek dat de voorgenomen inperking van de vrije artsenkeuze in strijd is met de Europese wet?
Die conclusie deel ik niet. De voorgestelde wijziging van artikel 13 Zorgverzekeringswet (Zvw) maakt het mogelijk dat een zorgverzekeraar een lagere of in het geheel geen vergoeding geeft indien een verzekerde met een naturapolis gebruik maakt van zorg bij een niet door de zorgverzekeraar gecontracteerde zorgaanbieder. In grensoverschrijdende situaties kan dit een belemmering van het vrij verkeer van diensten opleveren in relatie tot niet-gecontracteerde zorgaanbieders in andere EU-lidstaten. Met betrekking tot het onderwerp van grensoverschrijdende zorg in relatie tot de verkeersvrijheden is er in Europees verband een afzonderlijke richtlijn vastgesteld: Richtlijn 2011/24/EU betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg2 (hierna: de Patiëntenrichtlijn). Zoals uitgebreid uiteengezet in de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer ben ik er van overtuigd dat de voorgestelde wijziging van artikel 13 Zvw in overeenstemming is met deze richtlijn. Ook de Raad van State concludeert in zijn voorlichting aan de Eerste Kamer van 22 oktober 2014 over de voorgestelde wijziging van artikel 13 Zvw dat er sprake is van een verschil in opzet tussen de Patiëntenrichtlijn en het Nederlandse stelsel. De patiëntenrichtlijn lijkt uit te gaan van een publiek georganiseerd zorgverzekeringsstelsel en het Nederlandse stelsel gaat uit van een private verzekering onder publieke randvoorwaarden. De voorgestelde regeling sluit echter in grote lijnen aan bij het stelsel van de Patiëntenrichtlijn.
Wat is uw mening over het standpunt van deskundigen die stellen dat de wijziging van artikel 13 Zorgverzekeringswet geen stand zal houden voor het Europees Hof van Justitie?
Dat standpunt deel ik niet. Zij lijken hun standpunt mede te baseren op uitspraken van het Europees Hof van Justitie in zaken waarbij het ging om publiek georganiseerde ziektekostenstelsels (volledige naturastelsels). Die zijn niet te vergelijken met het huidige private Nederlandse stelsel onder publieke randvoorwaarden, waarin een verzekerde voorafgaand aan het kalenderjaar een keuze maakt voor natura- of een restitutiepolis. Dat maakt vergelijken lastig. De algemene lijn die volgt uit de uitspraken van het Europees Hof van Justitie op het terrein van de vergoeding van grensoverschrijdende zorg is enkele jaren geleden gecodificeerd in de Patiëntenrichtlijn. Zoals hierboven reeds aangegeven ben ik er van overtuigd dat de voorgestelde wijziging van artikel 13 Zorgverzekeringswet in overeenstemming is met deze richtlijn.
Deelt u de mening dat het kunnen kiezen voor een bepaalde polis een andere keuze is dan een vrije artsenkeuze? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Er is een verschil tussen het kiezen voor een bepaalde polis en de vrije artsenkeuze, maar in ons stelsel bepaalt de polis van welk zorgaanbod de verzekerde gebruik kan maken indien hij een volledige danwel marktconforme vergoeding wenst. Een verzekerde kan kiezen voor een naturapolis of restitutiepolis (of mengvorm daarvan). Bij een naturapolis heeft een verzekerde recht op volledige vergoeding indien hij kiest uit het door de zorgverzekeraar gecontracteerde zorgaanbod. De verzekerde heeft dan nog steeds de vrijheid om te kiezen voor een niet-gecontracteerde aanbieder, maar dan bestaat de mogelijkheid dat hij een lagere vergoeding krijgt. Het is aan de verzekerde om te beoordelen of hij het gecontracteerde aanbod binnen de naturapolis bevredigend vindt. Indien het niet bevredigend is kiest de verzekerde een andere polis en daarmee voor een ander gecontracteerd zorgaanbod. Hiernaast heeft de verzekerde keuze voor een restitutieverzekering. In dit geval blijft de verzekerde recht hebben op een markconforme vergoeding voor gebruik van zorg, ongeacht of de zorg gecontracteerd is of niet. De keuzevrijheid van de patiënt wordt niet ingeperkt door de wetswijziging van artikel 13 Zvw. Door de wetswijziging wordt het mogelijk om een meer gedifferentieerd aanbod van naturapolissen aan te gaan bieden. Hierdoor neemt het aantal keuzeopties voor de verzekerde toe.
Wat vindt u van het standpunt van de aangehaalde deskundigen dat bijna de helft van alle zelfstandige behandelcentra failliet gaat door de inperking van de vrije artsenkeuze, dat dit leidt tot lange wachtlijsten en dat zorgverzekeraars minder innovatieve en effectieve behandelingen zullen inkopen?
Een mogelijke consequentie van de wijziging van artikel 13 Zvw is dat zorgaanbieders zonder contract minder zekerheid hebben over de inkomsten die zij zullen genereren. Echter het staat niet vast dat zorgaanbieders zonder contract failliet gaan, restitutieverzekerden kunnen gebruik maken van niet-gecontracteerde zorg tegen een marktconforme vergoeding en ook naturaverzekerden kunnen gebruik blijven maken van niet-gecontracteerde zorg, hierbij kan de vergoeding echter lager (of op 0) worden vastgesteld. Voor mij staat het belang van de patiënt/verzekerde voorop. Zolang zorgverzekeraars aan hun zorgplicht voldoen en ervoor zorgen dat zorg binnen een redelijke afstand en op een redelijke termijn kan worden geleverd is er geen knelpunt. Ik verwacht ook niet dat de wijziging van artikel 13 Zvw zal leiden tot wachtlijsten.
Hiernaast zijn in de voorgestelde wetswijziging een aantal transparantievereisten voor verzekeraars opgenomen met betrekking tot de inkoop van zorg. Deze transparantievereisten schrijven voor dat verzekeraars inzicht moeten geven in hoe zij invulling geven aan hun non-discriminatoir inkoopbeleid, hoe zij ruimte bieden aan innovatief aanbod en dat zij voor 1 april hun inkoopbeleid inzichtelijk dienen te maken (inclusief de kwaliteitscriteria op basis waarvan zij inkopen). De NZa zal op deze verplichtingen toezien en hierover jaarlijks rapporteren.
Bent u op de hoogte van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie2 over vergoeding van zorg in een ander EU-land, waar volgens het Hof planbare zorg in een ander EU-land volledig vergoed moet worden als die zorg in het eigen land niet binnen redelijke termijn gegeven kan worden? Wat betekent deze uitspraak voor de vergoeding van zorg die Nederlanders in het buitenland hebben genoten, omdat de zorg niet binnen redelijke termijn in Nederland gegeven kon worden?
Ja, ik ben op de hoogte van deze uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de zaak Petru.4 Deze zaak ging over een Roemeense vrouw die aan haar ziektekosteninstelling op grond van de Europese sociale zekerheidsverordening nr. 1408/71 toestemming had gevraagd voor een medische behandeling in een andere lidstaat. Bij dit toestemmingsmechanisme, waarvan verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet en de Zorgverzekeringswet ook al enkele decennia gebruik kunnen maken, worden de volledige behandelingskosten vergoed zonder maximering tot het tarief van het verzekeringsland. Die toestemming mag door de ziektekosteninstelling niet geweigerd worden indien de zorg behoort tot het verzekerde pakket en niet binnen een termijn die medisch verantwoord is in eigen land kan worden gegeven. In deze uitspraak heeft het Hof gepreciseerd, dat ook een gebrek aan geneesmiddelen en de meest fundamentele medische benodigdheden ertoe leiden dat toestemming moet worden gegeven aan een sociaal verzekerde om zich in een andere lidstaat te laten behandelen.
Ook Zvw-verzekerden kunnen hun zorgverzekeraar op grond van de Europese sociale zekerheidsverordening nr. 883/2004 (sinds 2010 de rechtsopvolger van verordening nr. 1408/71) vragen om toestemming voor een behandeling in een andere lidstaat. Die toestemming mag niet worden geweigerd indien de zorg niet binnen een termijn die medisch verantwoord is in Nederland kan worden gegeven.
Behalve een nadere precisering van het Hof bevat de genoemde uitspraak geen verandering in de reeds jaren bestaande praktijk.
Overigens hebben verzekerden op basis van de Zvw op dit moment reeds recht op een volledige vergoeding van zorg indien de verzekeraar niet aan zijn zorgplicht kan voldoen (de zorg niet binnen redelijke afstand en redelijke termijn kan leveren). In het wetsvoorstel waarmee artikel 13 Zvw wordt gewijzigd, is hierover expliciet een bepaling opgenomen (art 13 Zvw lid 2 sub b).
Welke gevolgen heeft deze uitspraak voor de houdbaarheid van het wetsvoorstel dat de wijziging van artikel 13 Zorgverzekeringswet bevat?
De uitspraak heeft geen gevolgen voor het genoemde wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel doet, net als de Patiëntenrichtlijn, niets af aan het toestemmingsmechanisme in de Europese sociale zekerheidsverordening dat al enkele decennia bestaat. Een verzekerde kan, naast zijn rechten op grond van de Zorgverzekeringswet, jegens zijn zorgverzekeraar een beroep blijven doen op dit toestemmingsmechanisme.
Heeft deze uitspraak tot gevolg dat de zorgverzekeraar straks toch niet-gecontracteerde zorg in het buitenland volledig moet vergoeden, indien de zorg niet binnen redelijke termijn in Nederland kon worden gegeven?
Ja, dit is echter geen nieuwe ontwikkeling maar een systeem dat al decennia lang bestaat. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 6 hebben verzekerden op basis van de Zvw op dit moment reeds recht op een volledige vergoeding van zorg indien de verzekeraar niet aan zijn zorgplicht kan voldoen.
Kent u de analyse van de uitspraak door de Frankfurter Rundschau3, waarin wordt gewezen op het kwaliteitsverschil van de gezondheidszorg in Duitsland en met name Bulgarije en Roemenië? Bent u van mening dat, aangezien het Hof nu heeft bepaald dat zorg in een ander EU-land ook vergoed moet worden als in het thuisland het essentiële medische materiaal ontbreekt om tijdig de behandeling uit te voeren, dit zou kunnen leiden tot medisch toerisme vanuit die landen? Voorziet u medisch toerisme in Nederland als gevolg van het arrest? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen kan dit volgens u hebben voor de Nederlandse ziekenhuizen?
Ja, die analyse ken ik. De uitspraak kan er inderdaad toe leiden dat er meer verzekerden uit landen met een gebrek aan essentieel medisch materiaal zorg gaan inroepen in een andere lidstaat. In hoeverre die verzekerden er voor zullen kiezen om voor dergelijke behandelingen naar Nederland te komen kan ik niet inschatten. Overigens geldt op grond van de Europese sociale zekerheidsverordening 883/2004 een betalingsverplichting voor de lidstaat waar de betrokkenen verzekerd zijn.
Medisch toerisme kan beslag leggen op de capaciteit van zorgaanbieders. Zorgaanbieders dienen een eigen keuze te maken voor wat betreft het behandelen van buitenlandse patiënten, tenzij er sprake is van acute zorg, die dient altijd verleend te worden. Zorgaanbieders kunnen zorg bieden aan buitenlandse patiënten, zolang zij hun contractuele afspraken met zorgverzekeraars nakomen (indien van toepassing) en zorgverzekeraars aan hun zorgplicht blijven voldoen.
De nieuwe zorgverzekeraar Anno12 |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat vindt u ervan dat zorgverzekeraar Anno12 vanaf volgend jaar zorgverzekeringen gaat aanbieden?1
Ik vind het een goede zaak dat een nieuwe zorgverzekeraar de markt gaat betreden. Hiermee wordt de concurrentie op de zorgverzekeringsmarkt bevorderd, wat een positief effect heeft op de betaalbaarheid van zorg.
Hoe beoordeelt u het dat Anno12 verzekerden stimuleert ledencertificaten aan te schaffen van de gelijknamige coöperatie die eigenaar is van de verzekeraar, in ruil voor korting op de premie van de verzekering?
De coöperatie (ANNO12 U.A.) en de zorgverzekeraar (ANNO12 zorgverzekeraar N.V.) zijn twee gescheiden organisaties. Door lidmaatschap van de coöperatie wordt een aandeel in de verzekeraar verkregen. Dit geschiedt door aanschaf van een ledencertificaat. ANNO12 heeft mij laten weten dat de verzekeraar verzekerden niet stimuleert om lid te worden van de coöperatie. Omgekeerd stimuleert de coöperatie wel haar leden om een zorgverzekering bij de zorgverzekeraar af te sluiten. Blijkens de website van ANNO12 geschiedt het aanprijzen van de zorgverzekering door onder meer het aanbieden van een premiekorting op de zorgverzekering. Tussen de zorgverzekeraar en de coöperatie wordt hiertoe een collectiviteitsovereenkomst gesloten conform de vereisten in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Als lid van de coöperatie is het overigens niet verplicht om een zorgverzekering af te sluiten bij ANNO12. De mogelijkheid bestaat om te opteren voor een andere zorgverzekeraar. Het lid zal in dat geval wel een derde moeten aanwijzen die op het ledencertificaat verzekerd wil zijn. Er dient namelijk altijd een verzekerde gekoppeld te zijn aan het ledencertificaat.
Wat wordt de premie voor de basisverzekering van Anno12, en hoe hoog is de korting voor verzekerden met een ledencertificaat? Bent u bereid dit uit te zoeken?
De premies van de zorgverzekeringen van ANNO12 zijn op dit moment nog niet bekend. ANNO12 zal de premie voor de basisverzekering naar verwachting op korte termijn bekend maken. Leden van de coöperatie profiteren van een collectiviteitskorting van 10%. Een korting van 10% is in de Zvw toegestaan. Ik onderschrijf dat ANNO12, net als andere verzekeraars die een collectiviteitsovereenkomst hebben gesloten, zich dient te houden aan de bepalingen in de Zvw.
Erkent u dat de korting die Anno12 aan verzekerden met ledencertificaat geeft niet hoger mag zijn dan het collectiviteitenpercentage? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u ook van mening dat, ongeacht de constructies die zorgverzekeraars bedenken, het uitgangspunt moet blijven dat er geen risicoselectie plaats mag vinden op de basisverzekering? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de Zvw is het uitgangspunt dat voor alle zorgverzekeraars een acceptatieplicht geldt. Iedere verzekeringsplichtige die kiest voor een door een bepaalde zorgverzekeraar aangeboden polis moet door die zorgverzekeraar worden geaccepteerd. Daarnaast geldt onverkort het verbod op premiedifferentiatie. Met de acceptatieplicht en het verbod op premiedifferentiatie wordt bewerkstelligd dat het basispakket voor iedereen toegankelijk is. Dat moet het uitgangspunt blijven. Ik vind het daarom van belang dat de NZa toeziet op naleving van de Zvw en ontwikkelingen rondom aangeboden constructies nauwlettend volgt.
Erkent u dat het voor mensen met een laag inkomen (die statistisch vaker hogere zorgkosten hebben) niet haalbaar is een ledencertificaat à 850 euro aan te schaffen? Kunt u uw antwoord toelichten?
ANNO12 heeft aangegeven dat diverse minima en mensen met uitsluitend een AOW-uitkering lid zijn geworden van de coöperatie. ANNO12 is in gesprek om een lidmaatschapsovereenkomst met één of meerdere sociale diensten of werkgevers te sluiten. Deze partijen zouden dan de ledencertificaten betalen. Met één werkgever is een dergelijke overeenkomst reeds gesloten. ANNO12 heeft te kennen gegeven dat daarnaast door enkele partijen buiten ANNO12 gewerkt wordt aan het opzetten van een fonds waarop mensen met een laag inkomen een beroep kunnen doen. De haalbaarheid hiervan is afhankelijk van partijen die maatschappelijk willen investeren in een dergelijk fonds. Er lijkt derhalve van alles aan te worden gedaan om de toegang tot het lidmaatschap van de coöperatie voor iedereen mogelijk te maken.
Iedereen die zich aanmeldt voor een verzekering bij ANNO12 wordt geaccepteerd. De aanschaf van een ledencertificaat wordt niet verplicht gesteld. Dus ook mensen die de inleg van 850 euro niet willen of kunnen doen, kunnen zich verzekeren bij ANNO12. Verzekerden zonder ledencertificaat krijgen dezelfde verzekering als verzekerden met certificaat. Daarin is geen verschil. Om die reden is de aanschaf van het ledencertificaat niet in strijd met de acceptatieplicht of het verbod op premiedifferentiatie. Ik merk op dat verzekeringsplichtigen zelf opteren voor een zorgverzekeraar. Daarbij ga ik ervan uit dat iedereen zelf afweegt of zij deze eenmalige inleg wil doen om een participatie in ANNO12 te verkrijgen.
Is het bieden van korting in ruil voor de aanschaf van een ledencertificaat à 850 euro niet het opwerpen van een financiële drempel, en daarmee een vorm van risicoselectie op de basisverzekering? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de vrees dat met de komst van Anno12 de strijd om de gezonde verzekerde (vanwege de beperkte of afwezige schadelast) absurde vormen gaat aannemen? Kunt u aangeven waar voor u de grens ligt met het paaien van gezonde (en rijke) verzekerden?
Die vrees deel ik niet. ANNO12 richt zich op alle potentiële verzekerden en niet uitsluitend op gezonde verzekerden. Zo heeft ANNO12 in haar uitingen op de website en in de media aangegeven dat ook zieke verzekerden welkom zijn. Het toetsen van de gezondheidstoestand van een potentiële verzekerde zou niet stroken met de acceptatieplicht. Op grond daarvan mag een verzekeringsplichtige die een zorgverzekering bij een zorgverzekeraar wil afsluiten namelijk niet worden geweigerd, ongeacht zijn of haar gezondheidstoestand. Overigens zijn, door de inrichting van het risicovereveningssysteem, zieke en minder vermogende verzekerden ook interessant voor een zorgverzekeraar. De bijdrage die een zorgverzekeraar krijgt is immers van een aantal factoren afhankelijk, waaronder de (chronische) gezondheidstoestand. Een zorgverzekeraar betaalt voor een jonge, gezonde verzekerde en ontvangt een bijdrage voor oudere en zieke verzekerden. De NZa ziet erop toe dat zorgverzekeraars niet toch op een bepaalde wijze risicoselectie toepassen. Indien signalen ontstaan dat ANNO12 drempels opwerpt die de toegankelijkheid van verzekerden aantast, zal de NZa ANNO12 hierop aanspreken. Ik verwijs u tevens naar mijn antwoord op de vragen 6 en 7.
Erkent u dat de mogelijkheid om een polis af te sluiten niet betekent dat er geen risicoselectie plaatsvindt, omdat de prijs voor de polis wel degelijk zo nadelig kan zijn dat het feitelijk mensen ontmoedigt?
In het algemeen kan premiehoogte verzekerden ontmoedigen om over te stappen naar een andere verzekeraar. Dat geldt niet alleen voor ANNO12 maar ook voor andere verzekeraars die een hogere basispremie hanteren dan de verzekeraar waarmee een verzekerde al een overeenkomst heeft gesloten. Iedere verzekeringsplichtige is vrij in de keuze voor een zorgverzekeraar. Voor de een zullen bij deze keuze andere motieven een rol spelen dan voor de ander. Zorgverzekeraar ANNO12 kan juist – los van de premiehoogte – om andere redenen aantrekkelijk zijn voor verzekerden. De NZa ziet erop toe dat zorgverzekeraars niet op risico’s selecteren door een bepaalde groep potentiële verzekerden feitelijk te ontmoedigen.
Bent u bereid Anno12 aan te spreken op het feit dat hij zich richt op welgestelde verzekerden die over het algemeen een betere gezondheid hebben? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
ANNO12 richt zich op alle potentiële verzekerden en niet uitsluitend op welgestelde (veelal gezonde) verzekerden. Zie verder mijn antwoord onder vraag 8.
Hoe oordeelt de Nederlandse Zorgautoriteit over het polis- en ledenbeleid van Anno12?
De NZa heeft aangegeven dat ANNO12 haar ledenbeleid aan haar heeft voorgelegd. De NZa heeft dit beleid getoetst aan het verbod op premiedifferentiatie. De leden die participeren in de coöperatie krijgen een vergoeding voor hun participatie indien het resultaat van de coöperatie daartoe aanleiding geeft. Dit is geen korting op de te betalen premie. Wel kan ANNO12 deze vergoeding verrekenen met de te betalen premie voor een zorgverzekering bij ANNO12. Hiernaast worden de leden lid van een collectiviteit. Op basis daarvan ontvangen leden een collectiviteitskorting op de zorgverzekering bij de zorgverzekeraar. Deze collectiviteitskorting mag maximaal 10% bedragen van de premiegrondslag. Het is aan de zorgverzekeraar zelf om te bepalen tegen welke premie hij de zorgverzekering aanbiedt. De basispremie is bij ANNO12 voor iedere verzekerde hetzelfde, dus zowel voor leden als voor niet-leden. Leden krijgen enkel een collectiviteitskorting. Voorgaande voldoet naar het oordeel van de NZa aan de Zvw en is derhalve niet in strijd met het verbod op premiedifferentiatie. ANNO12 heeft ook haar polisvoorwaarden aan de NZa voorgelegd. De NZa beoordeelt of deze polisvoorwaarden in overeenstemming zijn met de Zvw.
Bent u ervan op de hoogte dat Anno12 vorig jaar heeft besloten rond deze tijd niet van start te gaan vanwege de «prijzenslag» die onder de grote verzekeraars gaande was? Wat is de reden dat deze verzekeraar nu heeft besloten zich wel aan te melden bij De Nederlandsche Bank?3
Ik ben hiervan op de hoogte. ANNO12 heeft mij laten weten dat de door u genoemde «prijzenslag» niet de enige reden was om op 22 oktober 2013 aan te kondigen dat ANNO12 niet van start ging per 1 januari 2014. Het feit dat de vergunning van DNB nog niet rond was alsmede onduidelijkheid over op welke termijn deze zou kunnen worden verkregen, resulteerden in een te korte periode om een succesvolle campagne te kunnen voeren. De zorgverzekeraar heeft zich naar eigen zeggen op basis van de vele ontvangen reacties op voornoemde aankondiging nader georiënteerd op de prijselasticiteit van de premie. Het onderzoek van Nivel en de Open Universiteit, gepubliceerd in het artikel «Premieverschillen te klein voor wisseling zorgverzekeraar» in ESB gezondheidszorg van 8 november 2013, is hiervoor de basis geweest. ANNO12 heeft de procedure voor het verkrijgen van de vereiste vergunningen en goedkeuringen na de aankondiging van 22 oktober 2013 overigens voortgezet.
Wat zijn de eisen voor Anno12 met betrekking tot eigen vermogen, weerstandsvermogen en solvabiliteit? Hoeveel procent van de verzekerden dient een ledencertificaat aan te schaffen om aan deze eisen te kunnen voldoen? Kunt u uw antwoord toelichten?
ANNO12 dient aan alle eisen te voldoen waaraan bestaande zorgverzekeraars ook zijn gehouden. ANNO12 geeft hieraan invulling door het uitgeven van ledencertificaten door de coöperatie. Door aanschaf van het ledencertificaat brengt iedere verzekerde eigen solvabiliteit in. Dit bedrag wordt teruggestort indien de verzekerde vertrekt of komt te overlijden. In de vergunning is op voorstel van ANNO12 zelf als voorschrift opgenomen dat de coöperatie op 1 januari 2015 minimaal 10.000 ledencertificaten moet hebben. Er zijn door DNB geen eisen gesteld aan een percentage. In het prospectus ledencertificaat heeft de coöperatie aangegeven dat minimaal 75% van de verzekerden een ledencertificaat moet hebben dan wel gekoppeld moet zijn aan een ledencertificaat. Indien het percentage lager ligt dan kan de zorgverzekeraar naar eigen zeggen niet voldoen aan de gestelde solvabiliteitseisen.
Het bericht dat de zorgpremie een stuk lager kan |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de zorgpremie een stuk lager kan?1
Ik heb hier kennis van genomen.
Wat is uw reactie op de stelling dat de vier grote zorgverzekeraars 3 tot 5,8 miljard euro meer aan reserves hebben dan ze verplicht zijn?
Het is mij bekend dat de vier grote zorgverzekeraars meer reserves aanhouden dan zij op dit moment verplicht zijn. Echter, de Consumentenbond corrigeert niet voor zogenaamde double gearing. De berekeningen zijn gebaseerd op enkelvoudige balansen van de zorgverzekeringsentiteiten waardoor bij optelling op moedermaatschappijniveau er sprake is van dubbeltellingen van reserves. Hierdoor komt de omvang van reserves hoger uit dan in werkelijkheid het geval is.
Bij de beantwoording van vragen en opmerkingen over de brief van 25 juni 2014 inzake het Risicovereveningsmodel 2015 (29 689, nr. 529) heb ik aangegeven dat door de overhevelingen vanuit de AWBZ en de verhoogde solvabiliteitseis onder Solvency II een hogere buffer noodzakelijk is per 2015 en 2016.
Op basis van voorlopige berekeningen en uitgaande van de thans bekende solvabiliteitscijfers zal, als gevolg van de extra schadelast die de overheveling vanuit de AWBZ met zich meebrengt en de verhoogde solvabiliteitseis onder Solvency II, de solvabiliteitsratio afnemen van 211% tot 127%-143%. Dit betekent dat, rekening houdend met de overhevelingen en Solvency II, zorgverzekeraars ongeveer 1½ tot 2 miljard meer in kas hebben dan vereist. Met het oog op het belang van een stabiele premieontwikkeling en met het oog op een gezond financieel huishouden van de verzekeraar is het overigens gewenst om enige ruimte te hebben ten opzichte van het minimum.
Wat is uw reactie op de inventarisatie van Follow the Money dat de winsten van zorgverzekeraars in 2013 zijn opgelopen tot 1,46 miljard euro?2
Deze winstcijfers zijn mij bekend. Met de beantwoording van vragen en opmerkingen over de brief van 25 29 689, nr. 529) bent u hierover geïnformeerd (zie tabel 1, pagina 29).
Dat ondanks de premiedaling in 2013 de resultaten van zorgverzekeraars zo gunstig zijn, geeft aan dat zorgverzekeraars de zorginkoop goed op orde hebben. Dit is ook de reden geweest dat zorgverzekeraars in 2014 tot een forse premieverlaging zijn overgaan.
Beschikt u over schattingen van de verwachte winsten van zorgverzekeraars in 2014 en de huidige reserves van zorgverzekeraars?
Behalve de halfjaarcijfers van Achmea beschik ik niet over schattingen van verwachte winsten 2014 en schattingen van reserves ultimo 2014.
Op welke wijze heeft u naar aanleiding van de resultaten van zorgverzekeraars in 2012 de oproep gedaan aan zorgverzekeraars om de winsten terug te geven door de premies te verlagen?
Ik vind dat zorgverzekeraars de maatschappelijke plicht hebben om hun verzekerden goed over de hoogte van de premie en de behaalde resultaten te informeren. Hiertoe heb ik zorgverzekeraars meerdere malen opgeroepen. Op dit moment rond ik gesprekken met zorgverzekeraars over een uniforme, transparante verantwoording af. Bij de beantwoording van de vragen en opmerkingen over de brief van 25 juni 2014 inzake het Risicovereveningsmodel 2015 (29 689, nr. 529) heb ik aangegeven dat ik verwacht dat zorgverzekeraars bij de premiebekendmaking voor 2015 niet alleen een betere verantwoording geven over de besteding van de premiegelden, maar nu ook inzicht bieden in de totstandkoming van de premie. Het betreft hier transparantie ten aanzien van de inzet van reserves, de invloed van beleggingsopbrengsten en de door zorgverzekeraars gehanteerde risico-opslagen bij het vaststellen van de premie. Daarbij heb ik toegezegd om u in oktober op de hoogte te stellen van de precieze afspraken die ik met zorgverzekeraars heb gemaakt over het sjabloon voor een uniforme publieksvriendelijke verantwoording.
Heeft u, mede gezien de cijfers over 2013, dit jaar een dergelijke oproep gedaan of overwogen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit alsnog te doen?
De vaststelling van de hoogte van de premie is primair een zaak van zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars hebben daarbij een verantwoordingsplicht richting hun verzekerden over de vaststelling van de hoogte van de premie. Zoals eerder aangegeven ben ik er voorstander van om oversolvabiliteit terug te laten vloeien naar de verzekerden via een lagere nominale premie. Dit heb ik meerdere malen publiekelijk aangegeven.
Op welke wijze hebben de reserves van zorgverzekeraars, en uw oproep om overmatige reserves terug te geven, meegespeeld in de schatting van de stijging van de zorgpremie, zoals deze in de begroting van uw ministerie voor het jaar 2015 is gegeven?
Het is vanzelfsprekend dat zorgverzekeraars bij de vaststelling van hun premie niet alleen rekening houden met de ontwikkeling van kosten, maar ook de hoogte van reserves een rol laten spelen. Bij de raming van de nominale premie 2015 is, zoals in de begroting aangegeven, rekening gehouden met een teruggave van reserves van 800 miljoen euro. Dit betekent een afbouw van de reservepositie van 70 euro per premiebetalende verzekerde.
Zorgen om het voortbestaan van GGz voor mensen met gehoorproblemen |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Belangenorganisaties bezorgd om voortbestaan GGZ voor mensen met gehoorproblemen»?1
Ja, ik ken het bericht.
Bent u ermee bekend dat in de jaren 80 de bekostiging van specialistische GGz voor doven en slechthorenden met uw medewerking tot stand is gebracht? Hoe beoordeelt u de inspanningen van destijds?
Inderdaad was VWS in de jaren tachtig en negentig nauw betrokken bij de totstandkoming van de specialistische ggz voor doven en slechthorenden, en bij het realiseren van een passende bekostiging voor deze zorg. De inspanningen van die periode zijn mijns inziens zeer waardevol geweest. Waar tot in het begin van de jaren tachtig er niet of nauwelijks expertise of specifiek aanbod voor doven en slechthorenden met psychische problemen aanwezig was, hebben de inspanningen van die jaren geleid tot een netwerk van (afdelingen van) instellingen die zich specifiek op deze doelgroep richten. De huidige gespecialiseerde afdelingen en instellingen bouwen op de inspanningen uit die periode voort en hebben veel expertise opgebouwd op dit gebied.
Deelt u de mening dat het belangrijk is de specialistische GGz voor mensen met gehoorproblemen te behouden? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat ook doven en slechthorenden toegang moeten hebben tot goede geestelijke gezondheidszorg. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders hebben de verantwoordelijkheid om de geestelijke gezondheidszorg zo in te richten dat deze ook is toegerust op de hulpvragen van doven en slechthorenden, en dat kennis en expertise op dat gebied behouden blijft.
Bent u van mening dat de specialistische GGz voldoende geborgd is in het bestaande aanbod binnen de GGz?
Mij hebben geen berichten bereikt dat het bestaande aanbod ontoereikend is.
Bent u bereid de overgangsregeling te continueren zolang deze zorg niet structureel ingebed is in het totale GGz-aanbod? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in de voorhangbrief (Kamerstuk 30 597, nr. 466) heb aangegeven ben ik voornemens de NZa een aanwijzing te geven om met ingang van 2015 de overgangsregeling voor zover deze kan worden toegeschreven aan de bekostiging van (doventolk-) zorg door instellingen met een bovengemiddeld aantal cliënten met een auditieve beperking te continueren. Ik zal met de NZa, het Zorginstituut en de VNG verkennen wat een toekomstbestendige oplossing voor de bekostiging is. Zodra duidelijk is hoe de toekomstige bekostiging van deze zorg wordt geregeld zal de overgangsregeling worden beëindigd.
Hoe wilt u GGz voor mensen met gehoorproblemen borgen? Verwacht u dat de vraag naar GGz onder slechthorenden nu zodanig gewijzigd is dat het aanbod binnen de reguliere GGz geborgd kan worden?
Zoals ik hierboven aangaf ga ik ten aanzien van de bekostiging verkennen wat een toekomstbestendige oplossing is. Van belang is wel dat zorgverzekeraars een zorgplicht hebben tegenover hun verzekerden. Die zorgplicht geldt ook voor doven en slechthorenden die een hulpvraag hebben op het gebied van de ggz. Op welke wijze de zorg aan deze doelgroep wordt ingericht is aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Het is daarbij wel van belang dat de kennis en expertise voor deze doelgroep behouden blijft.
Hoe beoordeelt u het advies van de Nederlandse Zorgautoriteit om de overgangsregeling te beëindigen?
De NZa heeft mij om aandacht gevraagd voor een toekomstbestendige oplossing voor de bekostiging van de (doventolk)zorg. Dit advies neem ik ter harte. Deze toekomstbestendige oplossing kan per 1 januari 2015 nog niet gerealiseerd worden. Daarom ben ik voornemens om in afwijking van haar advies de NZa een aanwijzing te geven de overgangsregeling in 2015 te continueren, voor zover deze kan worden toegeschreven aan de bekostiging van (doventolk-) zorg door instellingen met een bovengemiddeld aantal cliënten met een auditieve beperking.
De intensieve kindzorg vanaf 2015 |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe wordt er, gezien het feit dat zorgverzekeraars op dit moment niet op reguliere basis begeleiding inkopen, voor gezorgd dat zorgverzekeraars voldoende en goede begeleiding inkopen ten behoeve van Intensieve Kindzorg, die zorggerelateerd is en daarom vanaf 2015 valt onder de Zorgverzekeringswet (Zvw)?
Het gaat bij de intensieve kindzorg om kinderen met een somatische ziekte die intensieve verpleging en verzorging nodig hebben. De begeleiding die zij ontvangen is inderdaad direct gerelateerd aan de ziekte van het kind of aan het omgaan met de ziekte. Daarnaast kan het gaan om het bieden van toezicht. De begeleiding kan ook pedagogische ondersteuning in kinderhospices en verpleegkundig kinderdagverblijven omvatten.
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en zijn verantwoordelijk voor de inkoop van de intensieve kindzorg, inclusief de begeleiding zoals hierboven benoemd. Zorgverzekeraars zijn zich bewust van deze verantwoordelijkheid. In de inkoopgids van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) staat dat het borgen van de continuïteit van zorg voor intensieve kindzorg van groot belang is. Tevens is in die gids opgenomen dat het uitgangspunt is om de zorg die in 2014 is ingezet, zoveel als mogelijk te continueren in 2015.
Ik heb er vertrouwen in dat zorgverzekeraars voldoende en goede begeleiding inkopen ten behoeve van intensieve kindzorg.
Wat wordt het pgb-tarief voor persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding? Hoe komt dit tarief tot stand? Zijn zorgverzekeraars vrij in het bepalen van het tarief of zijn er nog landelijke regels?
De zorgverzekeraars stellen het pgb-tarief voor persoonlijke verzorging en verpleging vast. De hoogte van het tarief wordt voor professionele zorgverleners begrensd door de maximumtarieven in het kader van de Wet marktordening gezondheidszorg. Voor niet-professionele zorgaanbieders zal een maximumtarief bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden vastgesteld. Dit zal hetzelfde tarief zijn als nu ook voor de AWBZ en straks voor de Wlz geldt, namelijk € 20 per uur. Het voorstel tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars zelf zorg verlenen of zorg laten aanbieden door zorgaanbieders waarin zij zelf zeggenschap hebben (Kamerstukken 33 362), bevat een bevoegdheid om die amvb vast te stellen. Zodra het voorstel tot wet verheven is, zal van die bevoegdheid gebruik gemaakt worden.
Op welke wijze gaan zorgverzekeraars informatie geven over het pgb, zodat cliënten een bewuste keuze kunnen maken voor het pgb?
De rechten en plichten van de verzekerde staan in de modelovereenkomst van de zorgverzekering die de verzekerde met de zorgverzekeraar heeft afgesloten. Op basis van de modelovereenkomst werkt de zorgverzekeraar de voorwaarden voor het Zvw-pgb verder uit. Voor het aanvragen van een Zvw-pgb stelt de zorgverzekeraar een aanvraagformulier op. Onderdeel daarvan is een formulier voor het in te vullen budgetplan. Al deze informatie vindt de verzekerde op de website van de zorgverzekeraar.
Kunt u een duidelijke en zo uitgebreid mogelijke afbakening en onderbouwing geven welke kinderen onder de Wet langdurige zorg (Wlz)en welke onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallen, en waarom? Hoe, wanneer en door wie worden ouders geïnformeerd onder welk «loket» de zorg voor hun kind valt?
Bij intensieve kindzorg, dat onder de Zvw is gepositioneerd, gaat het om kinderen met complexe somatische problematiek of een lichamelijke handicap, waarbij:
Specifiek gaat het om de volgende twee situaties:
Kinderen met intensieve kindzorg die onder de Zvw is gepositioneerd, worden automatisch door hun zorgverzekeraar benaderd en geïnformeerd.
Kinderen waarbij zich op zeer jonge leeftijd naast de complexe somatische problematiek of lichamelijk handicap ook een verstandelijke handicap manifesteert, kunnen tot hun vijfde levensjaar behoren tot de doelgroep voor de intensieve zorg voor kinderen met een somatische aandoening. Tot hun vijfde levensjaar ligt het accent veelal op de medische zorg en valt deze zorg daarom onder de intensieve zorg voor kinderen met een somatische aandoening. Gaandeweg verschuift het aangrijpingspunt van de medische zorg naar de gehandicaptenzorg en kan duidelijk worden dat deze kinderen vanwege hun ernstige verstandelijke handicap levenslang en levensbreed zorg nodig hebben. Als deze kinderen voldoen aan de toelatingscriteria van de Wlz, ongeacht hun leeftijd, dan vallen zij onder de Wlz en krijgen zij de zorg op grond van de Wlz.
Meervoudig complex gehandicapte kinderen met een extramurale AWBZ-indicatie met intensieve kindzorg in de leeftijdscategorie 5 tot en met 19 jaar, vallen onder het overgangsrecht «cliënten met een extramurale AWBZ-indicatie en een Wlz-profiel». De ouders van deze kinderen krijgen persoonlijk een brief waarmee zij op eenvoudige wijze toegang kunnen krijgen tot het overgangsrecht Wlz.
Valt zowel de persoonlijke verzorging als verpleging onder de Zvw bij Intensieve Kindzorg?
Ja, deze kinderen krijgen naast de verpleging, ook de voor hen benodigde persoonlijke verzorging vanuit de Zvw.
Valt er ook nog een deel onder de Jeugdwet? Zo ja, welk deel? Waaronder valt de dagbesteding?
De verpleging, persoonlijke verzorging en begeleiding die nodig is in het kader van intensieve kindzorg valt onder de Zvw. Het kan echter zijn dat het kind ook een andere zorgvraag heeft. Als er bijvoorbeeld begeleiding nodig is in het kader van opvoed- en opgroeiproblematiek valt dit onder de Jeugdwet. Dit zal weinig voorkomen. Waar bij IKZ vanwege de integrale aanpak is gekozen om de zorg onder de Zvw onder te brengen, is dit voor de overige vormen van hulp aan jeugdige de afweging geweest om één Jeugdwet te maken.
Hoe vindt de indicatiestelling plaats? Kunt u een uitgebreide beschrijving geven hoe dit in de praktijk in zijn werk zal gaan? Wie bepaalt uiteindelijk welke zorg daadwerkelijk nodig is?
De indicatiestelling vindt primair plaats onder verwijzing van de kinderarts in het ziekenhuis. Vervolgens stelt de kinderverpleegkundige in samenspraak met de ouders en de kinderarts een zorgplan op. Dit zorgplan is de uiteindelijke Zvw-indicatie.
Hoe ziet de bezwaarprocedure eruit?
Bij een negatieve beslissing is de op de polis van toepassing zijn de reguliere klachten- en geschillenregeling van toepassing. Dit betekent dat de verzekerde eerst een klacht indient bij zijn zorgverzekeraar, die vervolgens zijn besluit moet heroverwegen. Kan de verzekerde zich niet vinden in de beslissing van de zorgverzekeraar, dan kan de verzekerde zich wenden tot de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekering (SKGZ).
In hoeverre kan worden overgestapt naar een andere zorgverzekeraar indien de ouders niet tevreden zijn met de geleverde zorg en ondersteuning? Geldt in dit geval in de praktijk niet een belemmering, omdat ouders vaak ook afhankelijk zijn van hulpmiddelen en de aanvullende verzekering bij hun huidige zorgverzekeraar?
De verzekerde kan ieder jaar overstappen naar een andere zorgverzekeraar. Als hij een aanvullende verzekering heeft bij zijn oude zorgverzekeraar, mag deze oude zorgverzekeraar die aanvullende verzekering op grond van artikel 120 van de Zvw niet beëindigen. Er is dus wat dat betreft geen belemmering.
Blijft de mogelijkheid van een restitutiepolis bestaan? Is een restitutiepolis straks de enige mogelijkheid met betrekking tot het pgb, in verband met niet-gecontracteerde zorgverleners vanuit zorg in natura?
Zoals in de toelichting op de tweede nota van wijziging op het voorstel tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten teneinde te voorkomen dat zorgverzekeraars zelf zorg verlenen of zorg laten aanbieden door zorgaanbieders waarin zij zelf zeggenschap hebben (Kamerstukken 2013/14, 33 362, nr. 12) is aangegeven, krijgen zorgverzekeraars de opdracht om een al bestaande mogelijkheid van restitutie in iedere polis aan te bieden. De mogelijkheid om te kiezen voor een Zvw-pgb voor verpleging en verzorging wordt daarmee zowel voor verzekerden met een naturapolis als voor verzekerden met een restitutiepolis wettelijk vastgelegd. Dit is ook gemeld in de brief van 24 maart 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 25 657, nr. 104), het schriftelijk overleg over die brief (Kamerstukken II 2013/14, 25 657, nr. 107) en de nota naar aanleiding van het tweede verslag op voornoemd wetsvoorstel (Kamerstukken II 2013/14, 33 362, nr. 23).
Dit betekent dus dat niet alleen de restitutiepolis de mogelijkheid biedt om met het Zvw-pgb niet-gecontracteerde verpleging en verzorging in te kopen, maar dat dit ook voor de naturapolis geldt.
Onder welke wet valt straks de woningaanpassing voor een kind tot 18 jaar, en onder welke wet in geval van 18 jaar of ouder?
Kunnen ouders die voor zorg aan hun kind een pgb ontvangen ook als zorgverlener worden aangemerkt als ze zorgtaken uitvoeren voor hun kind? Zo ja, wanneer? Hoe gaat dat in zijn werk? Kunnen ouders die zorgtaken uitvoeren ten behoeve van hun kind gecertificeerd worden?
Ja, ouders kunnen ook zorgverlener zijn. Dat geldt ook voor voorbehouden handelingen als bedoeld in de wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Uiteraard is het hierbij wel van belang goede afspraken te maken met de professionele zorgverlening om de kwaliteit van de zorg te borgen. In veel gevallen zal het gaan om kinderen die onder behandeling staan van een specialist en zal de specialist er in de praktijk voor kunnen zorg dragen dat de ouders voldoende geïnstrueerd zijn. Ouders zullen dus worden geïnstrueerd. Het gaat niet om certificatie. Voor de hoogte van de vergoeding van de mantelzorger, in deze casus de ouders, zal, zoals hiervoor is aangegeven een maximumtarief bij amvb worden vastgesteld dat net als bij de AWBZ en straks bij Wlz € 20 per uur zal bedragen.
Hoe wordt de vergoeding aan ouders die als zorgverlener een pgb krijgen voor de zorg voor hun kind bepaald?
Zie antwoord vraag 12.
Hoe wordt ten aanzien van het pgb omgegaan met de budgetplanning als zorg niet makkelijk te plannen is? Als er sprake is van 24/7-zorg, is er dan één budget of toch weer sprake van functies en klasse?
Hoe zal in het pgb worden omgegaan met het vrij besteedbaar bedrag en de feestdagenuitkering?
Anders dan in de AWBZ kent de Zvw geen vrij besteedbaar bedrag. De verzekerde kan de zorg waarop hij aanspraak heeft bij zijn zorgverzekeraar declareren. Dat doet hij op basis van het door de zorgverzekeraar toegekende Zvw-pgb.
Betekent het gegeven dat verpleging tijdens onderwijs vanaf 2015 onder de Zvw valt, gemeenten verantwoordelijk zijn voor begeleiding en persoonlijke verzorging op grond van de Jeugdwet? Betekent dit dat ouders te maken krijgen met een knip tussen verpleging, verzorging en begeleiding? Wie bepaalt het budget als er sprake is van een pgb? Hoe worden afspraken gemaakt?
Zorgintensieve kinderen krijgen in het kader van intensieve kindzorg (IKZ) hun verpleging en de daarbij behorende persoonlijke verzorging en begeleiding tijdens de schooluren vanuit de Zvw. Indien de ouders een Zvw-pgb wensen, moeten zij dat namens hun kind bij de zorgverzekeraar van hun kind aanvragen. De zorgverzekeraar beoordeelt de aanvraag op basis van de vastgestelde zorgbehoefte door de wijkverpleegkundige, het budgetplan en eventueel een bewust keuzegesprek.
Kunt u bovenstaande vragen ruim voor de voortzetting van de tweede termijn van het debat over de Wlz, voorzien op dinsdag 23 september a.s., beantwoorden?
Ik heb de vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het inperken van het verzekerd pakket in Caribisch Nederland |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat u per 1 januari 2015 van plan bent het verzekerd pakket in Caribisch Nederland gelijk te trekken met Europees Nederland? Betreft dit dezelfde maatregelen als eerder aangekondigd in uw brieven van 21 december 2012 en 18 juni 2013?1 2
Het klopt dat ik heb besloten het verzekerde pakket in Caribisch Nederland per 1 januari 2015 te versoberen. Hierdoor komt het verzekerde pakket in het Caribische deel van Nederland meer in overeenstemming met het basispakket in het Europese deel. Ik wil er wel op wijzen dat het hier niet gaat om een recent besluit. Op 18 juni 2013 heb ik immers de bestuurscolleges van de drie openbare lichamen en de beide Kamers der Staten-Generaal over mijn besluit geïnformeerd.
Overigens komen de aanspraken in beide delen van Nederland per 1 januari 2015 ook meer met elkaar in overeenstemming, doordat dan ook de hielprik voor pasgeborenen in Caribisch Nederland wordt aangeboden. In dit verband verwijs ik u graag naar mijn brief van 23 oktober 2013 aan uw Kamer (Kamerstuk 29 323, nr. 87), waarin ik uw Kamer over mijn voornemen tot invoering van de hielprik in Caribisch Nederland heb geïnformeerd.
Betekent dit dat inwoners van Bonaire, Saba en Statia voortaan de eerste 20 behandelingen bij de fysiotherapeut voor eigen rekening moeten nemen?
Deze vraag kan ik niet met een simpel ja of nee beantwoorden. Laat ik daarom schetsen hoe de situatie er met ingang van 1 januari 2015 uit zal zien. Wat in het verzekerde pakket blijft, is samengevat weergegeven:
Fysiotherapiebehandelingen die niet in de hiervoor genoemde categorieën vallen komen per 1 januari 2015 geheel voor eigen rekening.
Deelt u de zorg dat, gezien het feit dat een aanzienlijk deel van de inwoners van Bonaire, Saba en Statia onder de armoedegrens leeft, fysiotherapie voor veel mensen vanaf 1 januari a.s. onbereikbaar zal zijn?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 uiteen heb gezet, blijft een deel van de fysiotherapie in het pakket. Daarbij geldt dat het pakket voor fysiotherapie niet afwijkt van dat in Europees Nederland.
Dit neemt niet weg dat ik mij goed kan voorstellen dat de pakketversobering voor bij de verzekerden in Caribisch Nederland niet met instemming wordt begroet. Er moet immers betaald gaan worden voor iets dat eerst kosteloos was. Maar zoals ik bij diverse eerdere gelegenheden al heb aangegeven: deze pakketmaatregel is onderdeel van een continue afweging van diverse belangen en overwegingen, zoals het streven de kostenontwikkeling van de zorg ook in Caribisch Nederland in de hand te houden. Het is in dit verband goed te benadrukken dat er ook in Caribisch Nederland geregeld sprake is van behandelingen (bijv. nieuwe medicijnen) die aan het pakket worden toegevoegd.
Is niet juist vanwege de ongelijke sociaaleconomische situatie ten opzichte van Europees Nederland in het Statuut opgenomen dat regels en voorzieningen mogen afwijken wanneer dat noodzakelijk is? Waarom volhardt u dan toch in deze maatregelen?
Deelt u de zorg dat voor fysiotherapeuten na 1 januari 2015 slechts een derde van het werk zal overblijven? Deelt u de vrees dat de fysiotherapeutische zorg op termijn op Bonaire, Saba en Statia helemaal zal verdwijnen?
Artikel 1, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, biedt inderdaad een grondslag voor verschillen in regelgeving tussen het Caribische en het Europese deel van Nederland. Dat is ook het geval als het gaat om de regelgeving ten aanzien van de zorg in Caribisch Nederland. Ik noem hier als voorbeeld het feit dat inwoners van Caribisch Nederland, anders dan die van Europees Nederland, geen nominale premie of eigen risico hoeven te betalen voor hun zorg. Ik sta echter, zoals eerder uiteengezet, op het standpunt dat het niet noodzakelijk is om op het terrein van de aanspraken fysiotherapie in het verzekerde pakket vast te houden aan een ruimere regeling voor de inwoners van Caribisch Nederland.
Welke gevolgen heeft het dat de afdeling revalidatiezorg van het ziekenhuis op Bonaire per 1 januari 2015 nog niet gereed is en tegelijkertijd fysiotherapiepraktijken in hun voortbestaan worden bedreigd? Waar kunnen mensen die deze zorg nodig hebben terecht?
Dat er voor fysiotherapeuten na 1 januari 2015 slechts een derde van het werk zal overblijven, kan ik bevestigen noch ontkennen. Ik benader het onderwerp fysiotherapie in Caribisch Nederland – en hetzelfde geldt trouwens voor Europees Nederland – overigens niet primair vanuit het perspectief van werkgelegenheid. Ten aanzien van de vrees dat fysiotherapeutische zorg op termijn helemaal van de eilanden zal verdwijnen kan ik duidelijk zijn: die vrees deel ik niet.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 uiteen heb gezet, blijft er ondanks de pakketversobering een heel fatsoenlijke regeling over, met behoorlijke toegang tot fysiotherapie.
Deelt u de mening dat het in de huidige omstandigheden onverantwoord is om de fysiotherapie grotendeels uit het verzekerd pakket te halen?
Zoals ik al in mijn brieven van 18 juni 2013 heb aangegeven, zal revalidatiefysiotherapie vanaf 1 januari 2015 op alle drie de eilanden beschikbaar zijn vanuit de ziekenhuizen.
Het afkopen van het eigen risico bij het Iza Cura Rotterdampakket |
|
Henk van Gerven (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u zorgverzekeraar Iza Cura (onderdeel van zorgverzekeraar VGZ) die zich richt op mensen met lage inkomens, en samenwerkt met diverse gemeenten, waaronder Rotterdam?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat mensen met het Iza Cura Rotterdampakket in 2013 maandelijks ca. 25 euro betaalden om het eigen risico af te kopen, en dit bedrag kwijt waren, ongeacht of zij een beroep deden op het eigen risico?
Ik ben bekend met constructies waarbij via de aanvullende verzekering het verplicht eigen risico wordt herverzekerd. Dergelijke verzekeringen worden veelal aangeboden aan specifieke doelgroepen, zoals zeevarenden, buitenlandse (seizoen)arbeiders, expats, uitkeringsgerechtigden, minima en (tot en met 2013) studenten. Deze constructies doen zich voor buiten het wettelijk kader van de Zorgverzekeringswet – in de aanvullende verzekering – en vormen daarmee een verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars. Daarbij zijn verzekerden vrij in de keuze voor een verzekering tegen een met de zorgverzekeraar overeengekomen premie. Het is voor minima derhalve geen verplichting om het Iza Cura Rotterdampakket 2013 af te sluiten. De verzekerde opteert er bij de keuze voor dit pakket zelf voor dat bij het ongebruikt laten van het eigen risico geen restitutie plaatsvindt van de betaalde premie. Overigens is volgens Iza Cura uit klantonderzoek gebleken dat juist het kunnen afkopen van het eigen risico voor minima een belangrijke reden is (geweest) om de collectieve verzekering bij Iza Cura Rotterdam af te sluiten. De verzekering lijkt dus te voorzien in een behoefte onder de doelgroep.
Vindt u het betalen van (12 x 25 =) 300 euro om de kans op een uitgave van 350 euro af te kopen met elkaar in verhouding staan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, ligt de verantwoordelijkheid voor aanvullende verzekeringen bij zorgverzekeraars. Het is Iza Cura toegestaan om een dergelijke verzekering aan te bieden. Het is vervolgens aan verzekerden om te bepalen of, en zo ja, tegen welke prijs zij het risico op aanvullende zorgkosten willen verzekeren. Iza Cura heeft aangegeven een risicopremie vast te stellen op basis van ervaringscijfers. Volgens Iza Cura laat de prognose (het kalenderjaar 2013 is voor 97,9% afgesloten) zien dat het geconsumeerde eigen risico als totaalschade nagenoeg overeenkomt met de premie die Iza Cura hiervoor ontvangt. Iza Cura heeft laten weten geen winst te maken over het herverzekeren van het wettelijk eigen risico.
Kunt u zich voorstellen dat, gezien de hoogte van het afkoopbedrag, mensen met een Iza Cura Rotterdamzorgverzekeringspakket in de veronderstelling zijn dat zij dit terugkrijgen wanneer zij geen beroep doen op het eigen risico? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ga ervan uit dat verzekerden met een Iza Cura Rotterdampakket 2013 bekend zijn met het principe van een verzekering en kennis hebben van het feit dat indien een verzekerd risico zich niet voordoet geen restitutie van de betaalde premie plaatsvindt. Iza Cura heeft mij ervan in kennis gesteld dat in nagenoeg alle uitingen (brochures, flyers, website) naar de klant wordt gecommuniceerd dat het wettelijk eigen risico herverzekerd wordt en onderdeel is van de maandelijkse premie.
In welke plaatsen worden er in samenwerking met gemeenten nog meer collectieve zorgverzekeringen aangeboden voor mensen met lage inkomens? Hoe wordt er bij die verzekeringen omgegaan met het eigen risico?
Ik houd niet centraal bij hoeveel gemeenten collectieve zorgverzekeringen aanbieden. Ik zie wel een ontwikkeling die samenhangt met de afschaffing van de algemene tegemoetkoming Wtcg en de Compensatie eigen risico (Cer) met ingang van 2014. Naast een fiscale regeling, ontvangen gemeenten in 2015 aanvullend budget dat zij mogen inzetten voor maatschappelijke ondersteuning. De Wmo 2015 biedt de mogelijkheid om in een gemeentelijke verordening beleid te formuleren om cliënten met aanmerkelijke meerkosten als gevolg van een beperking tegemoet te komen. Gemeenten geven dit, met ondersteuning van het TransitieBureau Wmo, lokaal vorm. Eén van de mogelijkheden die door gemeenten wordt overwogen is het inzetten van middelen voor het afsluiten van collectieve contracten voor groepen mensen met lagere inkomens. Vrijwel alle gemeenten in Nederland bieden dergelijke collectiviteiten aan voor minima en bijstandsgerechtigden. Bij een aantal van die gemeenten (voor Iza Cura zijn dit de gemeenten Rotterdam, Den Haag en Capelle aan den IJssel en 20 gemeenten in Zuid Limburg) is het mogelijk om het verplicht eigen risico te herverzekeren. Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag 1 is het al dan niet herverzekeren van het eigen risico de keuze van de verzekerde zelf.
Hoeveel winst maakt Iza Cura op het Rotterdampakket? Wat bedraagt de winst van zorgverzekeraars op vergelijkbare collectieve zorgverzekeringen die gemeenten worden aangeboden?
Winstcijfers van collectiviteiten zijn niet bekend. Zorgverzekeraars, waaronder Coöperatie VGZ, presenteren jaarlijks hun winstcijfers in de jaarverslagen. Zorgverzekeraars zijn hierbij niet verplicht om winsten van afzonderlijke collectiviteiten te presenteren.
Wat verdient Iza Cura aan het herverzekeren van het eigen risico van mensen met het Rotterdampakket? Wat bedraagt de winst van zorgverzekeraars bij vergelijkbare situaties in andere gemeenten?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat in 2012 een zorgverzekering die het eigen risico herverzekerde van de markt is gehaald, mede door interventie van De Nederlandsche Bank (DNB), omdat ASR de zorginkoop verzorgde voor deze verzekeraar? Kunt u een feitenrelaas geven hoe dat is verlopen? Zo neen, waarom niet?2
DNB heeft mij laten weten dat het niet klopt dat zij in 2012 een zorgverzekering met herverzekerd eigen risico van de markt heeft gehaald. DNB geeft geen feitenrelaas over individuele instellingen.
Vindt u het afkopen/herverzekeren van het eigen risico een gewenste ontwikkeling? Kunt u uw antwoord toelichten?
Herverzekeren van eigen risico is wettelijk toegestaan en vindt plaats, zoals opgemerkt bij mijn antwoord op vraag 1, buiten het wettelijk kader van de Zorgverzekeringswet. Herverzekering van het eigen risico kan wenselijk zijn in verband met het beperken van betalingsrisico’s onder minima (zij kunnen niet altijd hun eigen risico opbrengen). Uit de marktscan zorgverzekeringsmarkt 2014 van de Nza komt naar voren dat het herverzekeren van eigen risico wel onwenselijk is als deze constructie wordt ingezet om het verbod op premiedifferentiatie te omzeilen en de risicosolidariteit daarmee wordt aangetast. Hiervoor bestaan op dit moment geen aanwijzingen.
Als het herverzekeren en/of afkopen van het eigen risico op grote(re) schaal gaat plaatsvinden, is het dan niet logischer het eigen risico af te schaffen en de boete op zorg te laten vervallen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NZa volgt de ontwikkelingen rondom herverzekeren van eigen risico en rapporteert hier jaarlijks over. Uit de marktscan zorgverzekeringsmarkt 2014 volgt dat het percentage verzekerden met herverzekering van het eigen risico in 2014 sterk is afgenomen. De daling bedraagt 30%, tegenover 22% in 2013. De oorzaak is dat met ingang van 2014 geen enkele zorgverzekeraar herverzekering van eigen risico aanbiedt aan studenten. Uit de uitvraag collectiviteiten blijkt dat er
per februari 2014 nog 111.140 verzekerden zijn met herverzekering van het eigen risico. Deze bestaan voor 97% uit uitkeringsgerechtigden, minima en buitenlandse seizoenarbeiders. Het herverzekeren van eigen risico vindt dus op beperkte schaal plaats. Overigens zie ik geen reden om het eigen risico, als prikkel voor doelmatige zorgconsumptie, af te schaffen. Ook niet indien herverzekering van eigen risico op grotere schaal zou gaan plaatsvinden. Het afschaffen van eigen risico heeft namelijk een premieverhoging voor alle verzekerden tot gevolg, aangezien de zorg ergens van betaald moet worden. Voor verzekerden die geen gebruikmaken van zorg zit een begrenzing aan het bedrag dat zij hieraan willen meebetalen. Door middel van het eigen risico wordt het draagvlak voor de ziektekostenverzekering zo breed mogelijk gehouden.
De winststijging van Achmea Zorg tot 159 miljoen euro in het eerste halfjaar van 2014 |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van de berichtgeving over de 5% winststijging van Achmea Zorg over het eerste halfjaar van 2014 ten opzichte van dezelfde periode in 2013 tot een totaal van maar liefst 159 miljoen euro?1
Ja, ik heb kennis genomen van deze berichtgeving. De 5% stijging betreft het totaal resultaat behaald op zorgactiviteiten. Achmea geeft in de publicatie van haar halfjaarresultaten 2014 aan dat het behaalde resultaat op de basisverzekering in het eerste halfjaar van 2014 113 miljoen euro bedraagt, een afname van 4% ten opzichte van dezelfde periode in 2013.
Kunt u zich voorstellen dat, vanwege het stijgende eigen risico, een uitgekleed basispakket en een oplopend aantal mensen dat door zorgkosten in de financiële problemen raakt, het voor velen onbegrijpelijk is dat zorgverzekeraars enorme winsten van u mogen maken?
De stelling dat er sprake is van een uitgekleed basispakket is onjuist. Het basispakket groeit. Er komen nieuwe geneesmiddelen en hulpmiddelen in het pakket en de vraag naar zorg stijgt.
Zoals blijkt uit de publicatie van Achmea bedraagt het resultaat over de eerste helft van 2014 ongeveer 0,5% van de netto premie-inkomsten. Achmea geeft aan dat zij dit resultaat aan de reserves van het zorgbedrijf zal toegevoegen, hetgeen leidt tot een toename van de (aanwezige) solvabiliteit.
Belangrijke reden achter het positieve resultaat zijn de meevallende zorgkosten. Meevallende zorgkosten zijn gunstig voor alle verzekerden. In die zin ben ik blij dat zorgverzekeraars hun rol in het stelsel goed oppakken.
Acht u het wenselijk dat de toch al torenhoge reserves van Achmea Zorg door deze winststijging verder zijn opgelopen, en leiden tot een solvabiliteit van maar liefst 195%? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgverzekeraars hebben een financiële buffer nodig in relatie tot de risico’s die zij lopen met het verzekeren van zorg. Deze buffers zijn onder meer nodig omdat zorgverzekeraars steeds meer risico’s zelf moeten dragen als gevolg van de afbouw van ex post compensatie in de risicoverevening. Daarnaast bereiden zorgverzekeraars zich voor op de overhevelingen vanuit de AWBZ en de invoering van Solvency II.
Achmea geeft in de publicatie van haar halfjaarresultaten 2014 aan te verwachten dat de overhevelingen tot een daling van de solvabiliteit van het zorgbedrijf met 10 à 15 procentpunt zal leiden. Voorlopige berekeningen van DNB laten zien dat de solvabiliteitseis onder Solvency II naar schatting gemiddeld zal stijgen van 11% naar 15% tot 17% van de bruto schadelast. Dit leidt tot een sterke daling van de solvabiliteitsratio. Globale berekeningen laten een daling zien van 60 tot 70 procentpunten.
Kortom, de verwachting is dat de huidige solvabiliteitsratio de eerstkomende jaren bij alle verzekeraars (fors) zal dalen. De huidige ruimte in de solvabiliteit maakt het in principe mogelijk om deze ontwikkelingen binnen de bestaande solvabiliteit op te vangen en dat hiervoor geen extra premiestijgingen in 2015 en 2016 nodig zijn.
Hoe is de actuele situatie bij de andere zorgverzekeraars? Hoe zien hun winstcijfers er uit over het eerste halfjaar van 2014?
Achmea publiceert als enige zorgverzekeraar halfjaarresultaten. Voor de overige zorgverzekeraars geldt dat de jaarresultaten over 2013 de laatst bekende informatie zijn.
Bent u ook van mening dat door middel van premies publiek opgebracht geld niet opgepot moet worden door zorgverzekeraars, maar terug moet stromen naar de zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Door de basisverzekering opgebrachte premies komen ten goede aan verzekerden. Reserves zijn noodzakelijk voor een gezonde financiële positie van de verzekeraar, waarmee de zorgplicht ook in mindere periodes kan worden nagekomen. Hierbij houden zorgverzekeraars rekening met toekomstige ontwikkelingen die hun financiële bedrijfsvoering kunnen beïnvloeden. Voor zover de reserves de solvabiliteitseisen te boven gaan, kunnen deze op twee manieren worden ingezet. Een zorgverzekeraar kan reserves terug laten vloeien naar de zorg in de vorm van investeringen in innovatie en kwaliteit van zorg of reserves kunnen worden ingezet om de premieontwikkeling van het komende (of lopende) jaar te beheersen.
Naar aanleiding van de crisis op de financiële markten zijn de eisen aan reserves van financiële instellingen, waaronder zorgverzekeringen, aangescherpt. Dit is gebeurd in overleg met de Tweede Kamer en vindt zijn weerslag in Solvency II, dat per 1 januari 2016 in werking treedt.
Ik ben overigens van mening dat te hoge overreserves zo veel mogelijk moeten worden ingezet om de premie van het komende jaar lager vast te stellen. Daarbij teken ik aan dat het de zorgverzekeraar zelf is die daarover beslist.
Bent u bereid de enorme, wettelijk gezien overbodige reserves van verzekeraars af te romen, en dit geld terug te laten stromen naar de zorg, zodat bijvoorbeeld het eigen risico volgend jaar fors naar beneden kan in plaats van omhoog? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben daartoe niet bereid. In de eerste plaats is het niet aan mij om te bepalen welk deel van de reserves als overbodig kunnen worden betiteld en in de tweede plaats heb ik ook geen wettelijke mogelijkheden om reserves af te romen.
Kunt u toelichten waarom, nu zelfs in tijden van crisis, bezuinigingen en onzekerheid de reserves nog altijd stijgen, er überhaupt reserves zijn? Tot welk niveau moet de (bereikbaarheid van) zorg afglijden willen zorgverzekeraars hun reserves aanspreken?
Zoals aangegeven zijn reserves noodzakelijk voor een gezonde financiële positie van de verzekeraar, waarmee de zorgplicht ook in mindere periodes kan worden nagekomen. Hierbij wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en onzekerheden. Bovendien zorgen reserves voor een meer stabiele premie. Zo heeft Achmea de premies in 2013 niet verhoogd, terwijl de zorgkosten wel waren gestegen. In 2014 heeft Achmea een deel van de opgebouwde reserves teruggegeven via een verlaging van de premie.
Bent u bereid nog aanvullende maatregelen te nemen voor 2015 om te komen tot een beperking van de reserves van de zorgverzekeraars tot een aanvaardbaar niveau? Kunnen dergelijke voorstellen tegemoet worden gezien bij de komende begrotingsbehandeling? Zo neen, waarom niet?
Ik neem voor 2015 geen maatregelen om te komen tot een beperking van de reserves. Ik ga er wel vanuit dat – net als voor 2014 – zorgverzekeraars reserves zullen betrekken bij de premievaststelling. Zorgverzekeraars zijn gehouden aan de Wet op het financieel toezicht en daarmee aan de Europese richtlijnen voor (schade)verzekeringen. Tevens zijn sommige Europese verordeningen rechtstreeks van toepassing op de (private) zorgverzekeraars. De Europese dimensie wordt sterk bepaald door toegankelijkheid van de nationale markten door organisaties uit de gehele EU. Beperking van de reserves door bijvoorbeeld maximumsolvabiliteitseisen is geen onderdeel van het huidige stelsel en kunnen door de EC aangemerkt worden als een belemmerende regeling voor niet-Nederlandse verzekeraars die op de Nederlandse (zorg-)verzekeringsmarkt toe willen treden.
Het bericht “Hoe Buurtzorg miljoenen misloopt door willekeur zorgverzekeraars” |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hoe Buurtzorg miljoenen misloopt door willekeur zorgverzekeraars»?1
Ja.
Deelt u de mening dat goede prestaties in de zorg niet worden beloond maar afgestraft wanneer een organisatie succesvol is, en daardoor gedwongen wordt cliënten door te verwijzen naar de concurrent? Vindt u dit niet de omgekeerde wereld? Zo nee, waarom niet?
Voor mij staat de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg aan cliënten centraal. Zorgaanbieders en zorgkantoren maken daartoe afspraken omtrent de te leveren zorg aan cliënten. Het is aan zorgkantoren om de partijen te contracteren die een goede prijs/kwaliteit verhouding leveren. Zorgaanbieders dienen binnen die afspraken de zorg te leveren.
Is er sprake van een toename van zorgvragen? Zo ja, hoe komt dat? Zo nee, zou de groei van Buurtzorg elders dan tot een afname van zorg moeten leiden? Kan Buurtzorg niet gefinancierd worden uit de onderproductie van andere organisaties? Bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
In de loop der tijd is er sprake van een toename van de zorgvraag vanwege de toenemende medische mogelijkheden, toenemend aantal mensen met een chronische ziekte en de vergrijzing. De groei die Buurtzorg de afgelopen jaren heeft doorgemaakt hangt hier deels mee samen. De zorgkantoren geven niet aan dat de groei van Buurtzorg wordt gecompenseerd door een afname van zorglevering bij andere zorgaanbieders. Op dit moment vindt een onderzoek plaats naar de doelmatigheid van de zorglevering door Buurtzorg.
Bent u ervan op de hoogte dat waar andere instellingen de productie neerwaarts bijstellen, daar bij Buurtzorg geen sprake van is, en dat ook andere partijen afwegingen hebben te maken hoe om te gaan met een instroom van cliënten die kan leiden tot overproductie? Is de instroom dan niet het gevolg van het neerwaarts bijstellen van de productie van andere organisaties?
Deze signalen zijn mij niet bekend.
Wanneer kunnen de resultaten van het doelmatigheidsonderzoek worden verwacht?2
De resultaten van het doelmatigheidsonderzoek worden in het najaar verwacht.
Vindt u dat geleverde geïndiceerde zorg te allen tijde betaald moet worden? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid het systeem, zoals neergelegd in de beleidsregels van de Nederlandse Zorgautoriteit, aan te passen nu uit de praktijk blijkt dat deze regels de groei van succesvolle en innovatieve organisaties in de weg staan? Zo nee, waarom niet?
Het zorgkantoor heeft de zorgplicht in een regio en bepaalt in hoeverre (extra) productieafspraken gezien de zorgvraag bij een zorgaanbieder noodzakelijk zijn. Een zorgkantoor kan verschillende redenen hebben om geen aanvullende productieafspraken te maken met een zorgaanbieder. Het zorgkantoor moet immers met alle zorgaanbieders productieafspraken maken waardoor extra productie bij een zorgaanbieder ten koste kan gaan van de afgesproken capaciteit van een andere zorgaanbieder. Niet van te voren afgesproken overproductie leidt dus niet automatisch tot bijstelling van het budget. Bij zorgaanbieders is overigens bekend dat productie boven de productieafspraak voor eigen risico kan zijn. Zorgaanbieders kunnen hier dus rekening mee houden bij hun zorglevering.
Het afsluiten van lopende behandelingen in de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg vanwege het bereiken van het inkoopplafond van zorgverzekeraars Menzis en Achmea |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u aangeven hoeveel meldingen u c.q. uw ministerie en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hebben gekregen over het moeten afsluiten van lopende behandelingen van therapieën omdat het inkoopplafond van de zorgverzekeraar is bereikt?1
Door enkele koepelpartijen is onlangs aangegeven dat bij sommige aanbieders het inkoopplafond is bereikt of binnenkort bereikt zal worden. Het is niet duidelijk om hoeveel aanbieders dit gaat. Dergelijke signalen zijn alleen bij het ministerie binnengekomen, niet bij de NZa. Het bereiken van het omzetplafond is geen reden om een behandeling te staken. Wel kan het zijn dat een zorgverlener die het omzetplafond heeft bereikt geen nieuwe cliënten van een verzekeraar meer kan aannemen. In dat geval kan de verzekerde zelf een andere gecontracteerde zorgverlener zoeken. Eventueel bemiddelt de verzekeraar de verzekerde naar een andere zorgverlener. Dit kan zowel via een tool op de website (bij onder andere Achmea en DSW) als via telefonisch contact met de klantenservice.
Wat vindt u ervan dat zorgverzekeraars Menzis en Achmea het goed vinden dat behandelingen van hun verzekerden worden afgesloten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Achmea en Menzis hebben aangegeven zich niet in dit signaal te herkennen. Achmea heeft in de zorgverlenersovereenkomsten specifiek opgenomen dat het bereiken van een omzetplafond geen reden kan zijn om een behandeling tussentijds te beëindigen.2
Menzis heeft aangegeven het niet goed te vinden als door aanbieders van de Generalistische Basis GGZ reeds gestarte behandelingen omwille van het eventueel bereiken van een budgetplafond worden stopgezet. Dit is niet hetgeen Menzis met de zorgaanbieders heeft afgesproken. Bovendien wordt in de Generalistische Basis GGZ de gehele behandeling in één prestatie gedeclareerd met één afgesproken maximumtarief. De behandeling kan dus niet worden opgeknipt of stopgezet omdat het budgetplafond is bereikt. De zorgaanbieder dient aan het begin van de behandeling ervoor zorg te dragen dat de te verwachten (gehele) prestatie past binnen het plafond. Indien vooraf blijkt dat dit niet het geval is, kan de zorgaanbieder geen nieuwe cliënten meer aannemen. De verzekerde kan dan zelf een andere zorgverlener zoeken of er kan contact worden opgenomen met de verzekeraar die in het kader van zijn zorgplicht zal aangeven welke zorgaanbieders in de Generalistische Basis GGZ wel beschikbaar zijn.
Menzis heeft aangegeven dat sommige aanbieders inderdaad hun budgetplafond dreigen te gaan overschrijden, en om die reden cliënten via de zorgadviseurs van Menzis hebben laten bemiddelen naar andere Generalistische Basis GGZ aanbieders.
Vindt u het wenselijk dat mensen die behandeld worden in verband met traumatisch seksueel misbruik tijdens hun behandeling moeten veranderen van therapeut, en opnieuw een vertrouwensrelatie moeten opbouwen?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 1. Het bereiken van een omzetplafond is geen reden om een behandeling te staken.
Vindt u het wenselijk dat mensen die behandeld worden vanwege ernstige suïcidale neigingen tijdens hun behandeling moeten veranderen van therapeut, en opnieuw een vertrouwensrelatie moeten opbouwen?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 1. Het bereiken van een omzetplafond is geen reden om een behandeling te staken.
Vindt u het wenselijk dat mensen die behandeling willen voortzetten bij hun vertrouwde eerstelijns psycholoog dit zelf moeten betalen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nogmaals benadruk ik dat het bereiken van een omzetplafond geen reden is om de behandeling te staken. De zorgaanbieder mag niet vragen aan de patiënt om een behandeling zelf (in zijn geheel) te betalen als het omzetplafond is bereikt. De zorgaanbieder dient de behandeling gewoon af te maken of de patiënt vóór dat de behandeling is begonnen naar een andere zorgaanbieder te sturen die wel nog budgettaire ruimte heeft om de zorg te verlenen. Eventueel bemiddelt de verzekeraar de verzekerde naar een andere zorgverlener.
Kunt u aangeven welk voordeel het stoppen van een lopende behandeling heeft voor het slagen van een therapie? In welke richtlijn is het voordeel van het tussentijds stoppen met een behandeling omschreven als effectieve zorgverlening?
Ik verwijs naar de antwoorden op de vorige vragen.
Hoe verwijzen zorgverzekeraars patiënten met een gestaakte behandeling door naar een andere psycholoog? Gebeurt dit zonder wachttijd, en in de regio? Kunt u een overzicht geven?
Zoals in de beantwoording van de vorige vragen is aangegeven, worden behandelingen niet gestaakt vanwege een budgetplafond. Indien het budgetplafond is bereikt, neemt de zorgaanbieder nieuwe cliënten niet meer aan en kan de verzekeraar een andere zorgaanbieder zoeken voor zijn verzekerde. Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en dienen daarom voldoende zorg te contracteren, zodat verzekerden ook elders terecht kunnen.
Wordt er bij het doorverwijzen naar een psycholoog of eerstelijnspraktijk rekening gehouden met gelijkwaardige deskundigheid? Zo nee, wat vindt u hiervan? Zo ja, kunt u aangeven hoe zorgverzekeraars dat doen?
Bij het zoeken naar een alternatieve zorgaanbieder wordt door alle verzekeraars aangegeven dat er wordt bemiddeld naar een andere gecontracteerde zorgverlener met dezelfde deskundigheid. Menzis heeft aangegeven dat er vaak ook een voorkeur is bij de verzekerde voor een «mannelijke» of «vrouwelijke» zorgaanbieder en dat ook hiermee – en eventueel andere klantenwensen – rekening wordt gehouden.
Klopt het dat geen enkele zorgverzekeraar zich houdt aan de NZa-beleidsregels dat eerstelijns geestelijke gezondheidszorg onbeperkt wordt aangeboden? Zo nee, welke zorgverzekeraar koopt in zonder plafond (maximum)? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Verzekeraars kopen over het algemeen in met omzetplafonds per zorgaanbieder. Het totaal aan gecontracteerde zorg moet voldoende zijn om in de geïndiceerde zorgvraag te kunnen voorzien. Als het totale volume aan ingekochte zorg onvoldoende blijkt te zijn moeten verzekeraars in het kader van hun zorgplicht aanvullend contracteren. Er is geen strijdigheid tussen de NZa-beleidsregels en het stellen van omzetplafonds. Verzekeraars kunnen met aanbieders afspraken maken over de totaalomzet binnen de gestelde regels van de NZa.
Welke zorgverzekeraar heeft in zijn polisvoorwaarden opgenomen dat mensen tijdens een behandeling in de geestelijke gezondheidszorg van behandelaar moeten kunnen wisselen in verband met bereikte inkoopplafonds? Kunt u een overzicht verschaffen?
Ik verwijs hierbij naar de antwoorden van de vorige vragen.
Vindt u het ook onwenselijk dat behandelingen afgesloten worden zonder dat de therapie ten einde is? Zo ja, gaat u hier een einde aan maken? Zo nee, kunt u uitleggen wat hier wenselijk aan is?
Ik verwijs naar de antwoorden op de vorige vragen.
Verrassingsrekeningen na bezoek aan spoedeisende hulp in het ziekenhuis |
|
Lea Bouwmeester (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Herkent u signalen dat mensen onnodig op de spoedeisende hulp (SEH) van een ziekenhuis komen, terwijl de huisartsenpost een passender alternatief is qua behandeling en kosten, maar zij daar niet over worden geïnformeerd?
Samenwerking tussen Huisartsenpost (HAP) en spoedeisende hulpafdeling van ziekenhuizen (SEH) is speerpunt van mijn beleid. In het Regeerakkoord (2012) is een passage opgenomen over integratie van HAP en SEH. Ook in het Convenant met Huisartsen (2012) zijn over substitutie van SEH naar HAP specifieke afspraken gemaakt die de verdere implementatie en financiële verschuiving van tweede naar eerste lijn bevorderen. Er is al veel in gang gezet door zorgaanbieders en verzekeraars, maar ik ben het met u eens dat aan de informatievoorziening over behandeling en kosten van HAP en SEH nog meer aandacht gegeven kan worden. Daarom besteed ik hier samen met veldpartijen in diverse trajecten expliciet aandacht aan. Zowel in de informatievoorziening van de aanbieders, de verzekeraars, de patiëntenverenigingen als van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport richting de patiënten wordt dit punt de komende periode expliciet opgepakt. Zie hiervoor ook mijn voortgangsbrief «Kostenbewustzijn» van 2 juli 2014 en mijn voortgangsbrief «Aanpak verspilling in de zorg» van 28 mei, waarin hierop ingegaan wordt.
Herkent u ook de signalen dat mensen van tevoren de kosten van de SEH voor henzelf niet kennen, waardoor zij achteraf worden verrast door een hoge rekening?
Ik herken de signalen van mensen die onvoldoende inzicht hebben in de kosten voorafgaand aan een behandeling. Zoals ik in mijn voortgangsbrief kostenbewustzijn van 2 juli 2014 beschrijf ben ik met partijen aan de slag om hier meer helderheid in te creëren. Hierbij dient wel het onderscheid te worden gemaakt tussen electieve behandelingen, waarbij patiënt de tijd heeft om zich in de kosten te verdiepen en een vergelijking tussen aanbieders te maken, en spoedeisende vraagstukken, waarbij direct gestart moet worden met de behandeling. Zo zal het opzetten van een site of omgeving waarin patiënten inzicht krijgen in (gemiddelde) prijzen, patiënten helpen bij besluitvorming rond electieve behandelingen. Voor spoedeisende zorg ligt er vooral een verantwoordelijkheid bij de zorgaanbieders en zorgverzekeraars om de zorg zo te organiseren dat patiënten automatisch bij de juiste professional terecht komen en de patiënt vooraf afdoende geïnformeerd wordt over de kosten.
Op welke manier kunnen patiënten beter worden geïnformeerd over waar zij terecht kunnen met een zorgvraag, en welke kosten hieraan verbonden zijn? Wat is de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar en de zorgverlener hierin, en hoe gaat u hierop sturen?
Patiënten kunnen op verschillende manieren worden geïnformeerd over waar zij terecht kunnen met een acute zorgvraag en de daaraan verbonden kosten. Ik zie zowel een verantwoordelijkheid voor de verzekeraars als de zorgaanbieders.
Er zijn goede voorbeelden van huisartsenposten die op hun website of in de wachtruimte prijslijsten hebben opgehangen van de kosten die in rekening worden gebracht. Ook zijn er voorbeelden van zorgverzekeraars die een informatiefolder hebben ontwikkeld over waar en wanneer men terecht kan met een acute zorgvraag (bijvoorbeeld Achmea). Zo is er ook een app beschikbaar (www.thuisarts.nl) waarbij de patiënt zelf beter kan inschatten of spoedeisende hulp nodig is.
Wat de prikkels betreft merk ik het volgende op. Ik zie vooral een rol voor verzekeraars als contracterende partij en als vertegenwoordiger van de belangen van de patiënt om met zorgaanbieders afspraken te maken over de toegang tot de acute zorg. Zorgverzekeraars Nederland heeft mij enige tijd geleden al laten weten dat zij ernaar streven dat er in de toekomst geen toegang tot de SEH meer is zonder dat de patiënt fysiek eerst huisartsgeneeskundig wordt getrieerd. Daarbij zal de patiënt zo mogelijk huisartsgeneeskundig worden behandeld. Zorgverzekeraars zetten in op de HAP/SEH met één poort/loket.
Bent u ervan op de hoogte dat er gemeenten zijn waarin goede samenwerking bestaat tussen de huisartsenpost en de SEH, of waarbij deze onder één dak werken, waardoor de patiënt op de juiste plek behandeld wordt, en niet verrast wordt door een onnodig hoge rekening? Welke prikkels zijn mogelijk om deze voorbeelden leidend te laten zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Is u bekend welke ziekenhuizen geen afspraken hebben gemaakt met huisartsen over het terugdringen van het onnodig gebruik van SEH in ziekenhuizen? Zo ja, kan de Kamer daarvan een overzicht ontvangen?
In 2013 is er onderzoek gedaan naar samenwerking tussen HAP en SEH (Gupta Strategists). Daaruit bleek dat er 76 huisartsenposten en spoedeisende hulpafdelingen van ziekenhuizen zijn in Nederland, die op één locatie zijn gesitueerd. Daarvan werkt 70% samen. Op 31 locaties is sprake van geïntegreerde of seriële samenwerking (HAP vóór SEH). In nog eens 8 gevallen is de samenwerking in 2013 gereed en in 9 gevallen zal die na 2013 zijn gerealiseerd. Er zijn 5 locaties waar uit het Gupta-onderzoek uit 2013 bleek dat er geen plannen voor samenwerking waren.
De informatie in welke ziekenhuizen geen afspraken zijn gemaakt met huisartsen over het terugdringen van het onnodig gebruik van de SEH is mij niet bekend.
Is via spiegelinformatie of anderszins bekend welke SEH-posten van ziekenhuizen in verhouding meer patiënten behandelen, zodat zorgverzekeraars gaan sturen op het behandelen van mensen op de juiste plek?
Zorgverzekeraars beschikken over declaratiegegevens die inzicht bieden in het aantal en soort behandelingen van patiënten in ziekenhuizen. Voor wat betreft de SEH gegevens ligt dit moeilijker omdat er geen aparte DBC/DOT is voor een SEH consult. Maar het doelmatig inrichten van de spoedeisende zorg is een belangrijk thema waar zorgverzekeraars momenteel veel aandacht aan schenken.
Zij zijn druk bezig vergelijkende gegevens te verzamelen en de contractering met (huisartsen)posten en spoedeisende hulpafdelingen van ziekenhuizen daarop aan te passen.
Het artikel “Absurde bezuiniging zorg ouderen” en “Conflict tussen zorgverzekeraars en aanbieders van langdurige zorg” |
|
Martine Baay-Timmerman (50PLUS) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Absurde bezuiniging zorg ouderen»1 en «Conflict tussen zorgverzekeraars en aanbieders van langdurige zorg»2, gepubliceerd in het Eindhovens Dagblad op 31 juli 2014?
Ja.
Is het waar dat zorgverzekeraars op eigen gezag de tarieven verlagen, omdat zij niet willen opdraaien voor de ingeboekte bezuinigingen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
De korting op de contracteerruimte vanwege extramuralisering is door het kabinet geraamd op basis van de verwachte geleidelijke afbouw van het aantal lage zorgzwaartepakketten. De omvang van deze korting is in goed overleg met de zorgkantoren tot stand gekomen. Ik heb met de zorgkantoren afgesproken dat zij zich bij de inkoop 2015 op landelijk niveau houden aan deze landelijke volumeontwikkelingen en dat er daarom geen aanvullende tariefskorting uit hoofde van extramuralisering nodig is.
Voorts heb ik afgesproken dat ik de volumeontwikkelingen nauwgezet zal monitoren. Daar wordt dit najaar mee gestart. Indien zich afwijkingen van de ramingen voordoen die financiële consequenties hebben, dan zal ik het initiatief nemen om dat met betrokken partijen (NZa, zorgkantoren en zorgaanbieders) te bespreken.
Hoe beoordeelt u het bericht dat zorgaanbieders aangeven de korting «absurd» te vinden, omdat zij hiermee niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen?
Mede naar aanleiding van deze berichten, heb ik overleg gevoerd met Actiz, die mij via brieven van 17 juli en 6 augustus 2014 op de hoogte hebben gesteld van hun zorgen over het inkoopproces. In dit overleg heb ik uitgelegd dat de korting op de contracteerruimte aansluit bij de verwachte geleidelijke afbouw van het aantal lage zorgzwaartepakketten in 2015. Ook heb ik gewezen op de afspraken die ik heb gemaakt met zorgkantoren dat zij zich op landelijk niveau zullen houden aan de veronderstellingen van het kabinet over de geraamde volumeontwikkelingen en dat we de ontwikkelingen nauwgezet zullen monitoren. De conclusie van het gesprek met Actiz was dat het inkoopproces 2015 kan plaatsvinden op basis van deze uitgangspunten.
Gaat u zorgverzekeraars aanspreken op de opgelegde kortingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 2, heb ik goede afspraken gemaakt met zorgkantoren. Zorgkantoren zullen als gevolg van het extramuraliseringsbeleid in 2015 een minder groot volume aan lage zorgzwaartepakketten inkopen. Zij zullen op grond daarvan niet op voorhand tot kortingen op de tarieven overgaan.
Hoe kan voorkomen worden dat de betreffende kortingen een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van zorg aan ouderen, met alle risico’s van dien? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals blijkt uit mijn eerdere antwoorden is er op voorhand geen sprake van kortingen op de tarieven als gevolg van langer thuis wonen. De geschetste mogelijk negatieve gevolgen zijn dan ook niet aan de orde.
Hoe kan voorkomen worden dat de betreffende kortingen van negatieve invloed zijn op de bedrijfsvoering van zorginstellingen, met alle risico’s van dien? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
De korting van CZ voor verzorgingshuizen |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgverzekeraar CZ bij de zorginkoop in Zuid-Limburg 50 procent korting toepast op de verzorgingshuizen?1
Per 1-1-2013 is gestart met de extramuralisering van de ZZP’s V&V1–2, VG1–2 en GGZ1–2. Per 1-1-2014 is een vervolgstap gemaakt met V&V3. Nieuwe cliënten krijgen in plaats van een indicatie voor een laag zorgzwaartepakket een indicatie voor extramurale zorg en ondersteuning (in functies en klassen). Het resterende aantal lage ZZP’s in de sector V&V zal hierdoor geleidelijk steeds verder afnemen. De verwachte landelijke volumeontwikkeling is opgenomen in de hierna volgende tabel.
Het kabinet verwacht dat het gemiddelde aantal resterende lage ZZP’s in de V&V in 2015 met 12 duizend afneemt tot 12 duizend. Ten opzichte van het volume in 2014 (24 duizend) is dit een daling van 50%.
De korting die zorgverzekeraar CZ toepast op het inkoopvolume van lage zorgzwaartepakketten in de V&V is dus in lijn met de door het kabinet verwachte landelijke volumeontwikkelingen voor 2015. Deze is daarmee tevens in lijn met de voorlopige contracteerruimte voor 2015 zoals deze is opgenomen in mijn brief van juli 2014 aan de NZa.
In absolute aantallen is de geraamde daling in 2015 (12 duizend) groter dan de geraamde daling in 2014 (8 duizend). Dit is een logisch gevolg van het feit dat het effect van extramuralisering van V&V3 zich vanaf 1-1-2014 geleidelijk opbouwt. Het aantal nieuwe cliënten dat geen indicatie meer krijgt voor V&V3 neemt immers geleidelijk toe vanaf 1-1-2014. Bezien als jaargemiddelde is er in 2014 sprake van een halfjaarseffect. Hierdoor is de afname van het gemiddelde aantal plekken in 2015 hoger dan in 2014.
Bij de geschetste volumeontwikkelingen in de voorgaande tabel is uitgegaan van de verwachtingen rond in- en uitstroom zoals ook opgenomen in de bijlage bij de brief aan de Tweede Kamer over de hervorming van de langdurige zorg van 25 april 2013. De afbouw met 50% in 2015 vloeit hier dan ook uit voort. De feitelijke volumeontwikkelingen van de lage zorgzwaartepakketten zal ik met de NZa, de zorgkantoren en de zorgaanbieders overigens nauwgezet monitoren. Daar wordt dit najaar mee gestart. Indien zich afwijkingen van de ramingen voordoen die financiële consequenties hebben dan zal ik het initiatief nemen om dat met genoemde partijen te bespreken. De zorgkantoren zullen daarbij de rechten van bestaande cliënten respecteren.
Is de korting van 50 procent in lijn met de contracteerruimte die in juli 2014 is gegeven?2 Zo nee, waarom past CZ deze korting dan toe?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u een afbouw van het budget van 50 procent een gewenste uitkomst van uw beleid om te extramuraliseren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat een korting van het budget van 50 procent zeker ook huidige bewoners zal treffen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bestaande cliënten met een (indicatie voor een) zorgzwaartepakket V&V1, 2 of 3 behouden hun recht op een intramurale plaats. In de beschikbare contracteerruimte voor 2015 is daar ook rekening mee gehouden. In directe zin treft de aanpassing van het budget huidige bewoners dus niet.
Erkent u dat verzorgingshuizen die hun budget voor de helft gekort zien bewoners op straat zullen moeten zetten? Zo ja, vindt u dat vijf maanden voorbereidingstijd voldoende is om oude mensen weer een woonplek voor zichzelf te laten zoeken? Zo nee, waarom niet?
De maatregelen van extramuralisering dateren reeds uit het begrotingsakkoord 2013 (van september 2012). Daarbij wordt aangesloten op een trend die reeds jaren daarvoor is ingezet. Met het extramuraliseren wordt aangesloten bij de trend dat mensen langer thuis blijven wonen. Tussen 1980 en 2010 is het aantal plekken in verzorginghuizen (waar de lichtere cliëntgroepen wonen) afgenomen van ongeveer 150.000 plekken naar 84.000 plekken, terwijl het aantal 80-plussers in dezelfde tijd meer dan verdubbeld is.
Verzorgingstehuizen hebben dus reeds geruime tijd kunnen anticiperen op de geleidelijke afbouw van het aantal lage zorgzwaartepakketten. Instellingen kunnen zich bijvoorbeeld meer zijn gaan richten op zwaardere doelgroepen of op het verhuren van verblijfsruimten aan mensen zonder intramurale indicatie.
Als een verzorgingstehuis onverhoopt niet kan voldoen aan de wensen van de tijd of de cliënten kan dit ertoe leiden dat bestaande cliënten moeten verhuizen naar een ander locatie. Deze verhuizingen zullen zo zorgvuldig mogelijk worden voorbereid. De zorgkantoren, waaronder ook CZ, hebben daarbij een zorgplicht jegens de cliënten. Zij dienen dus te bemiddelen bij het vinden van een nieuwe geschikte woonplek.
Op welke wijze geeft CZ invulling aan haar zorgplicht als bewoners van verzorgingshuizen niet kunnen blijven wonen waar zij nu wonen?
Zie antwoord vraag 5.
Vindt u het niet ontzettend hypocriet om aan te kondigen dat er aan de ene kant een «aanjager» komt om langer thuis wonen te stimuleren en «te helpen bij eventuele gedwongen verhuizingen» terwijl er aan de andere kant willens en wetens zoveel op het budget voor verzorgingshuizen gekort wordt, dat er hoe dan ook gedwongen verhuizingen zullen ontstaan? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Nee. Zoals ik heb aangegeven bij de beantwoording van vraag 1 tot en met 3 is de korting op de contracteerruimte in 2015 in lijn met de verwachte daling van het aantal benodigde plekken voor mensen met een laag zorgzwaartepakket. Verzorgingshuizen kunnen zich omvormen tot moderne woonzorgcentra en hun appartementen verhuren, gecombineerd met het leveren van extramurale zorg en ondersteuning of zich richten op de zwaardere doelgroepen. Er kan sprake zijn van gedwongen verhuizingen voor zover verzorgingstehuizen hun deuren sluiten in het geval zij niet meer kunnen voldoen aan de wensen van de tijd of cliënten. Ook in eerdere jaren is er steeds sprake geweest van een zekere dynamiek in de huisvesting door verzorgingstehuizen, waarbij cliënten soms gedwongen waren om te verhuizen naar een andere locatie. Deze verhuizingen gebeuren zo zorgvuldig mogelijk en staan los van het feit dat het nuttig is om via een aanjaagteam het langer thuis wonen te stimuleren.
Kunt u aangeven wanneer u de Kamer heeft geïnformeerd dat de korting voor verzorgingshuizen – ontstaan door het extramuraliseren – € 880 miljoen betreft?
In de nota naar aanleiding van het nader verslag Wlz heb ik de Kamer geïnformeerd over de opbouw van de netto besparingen van extramuralisering ten opzichte van ongewijzigd beleid. Daarbij zijn de budgettaire effecten opgedeeld naar de verschillende domeinen (Wlz, Wmo, Zvw en huurtoeslag) en is ook de besparing van € 880 miljoen op de Wlz-uitgaven in beeld gebracht. Zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het nader verslag Wlz zijn deze financiële effecten direct gerelateerd aan aantallen cliënten, het afgesproken tempo van extramuralisering en de kosten van intramurale respectievelijk extramurale zorg. De besparing van € 880 miljoen vloeit op die manier voort uit het tempo van extramuralisering zoals opgenomen in de bijlage van mijn brief over de hervorming van de langdurige zorg van 25 april 2013 (Kamerstuk 30 597, nr. 296). In die brief heb ik aangegeven dat intramurale zorg geleidelijk wordt vervangen door extramurale zorg en ondersteuning.
Is de korting van 5 procent op verpleeghuiszorg verantwoord? Heeft u hierover advies ingewonnen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het zorginkoopdocument 2015 van CZ is opgenomen dat de initiële productieafspraken voor hoge zorgzwaartepakketten 5 procent lager worden vastgesteld dan de realisatiecijfers over 2014. Daarbij merkt CZ overigens op dat de productieafspraken nog kunnen worden aangepast naar de daadwerkelijke realisatie per zorgaanbieder binnen de financiële kaders en de gemaakte afspraken over de productmix.
Dit is een belangrijke opmerking. Zoals blijkt uit mijn brief aan de NZa over het voorlopige budgettaire kader Wlz in 2015 komen er per saldo namelijk extra middelen beschikbaar voor de hogere zorgzwaartepakketten in 2015. Tegenover de intramurale tariefskorting van € 40 miljoen en de efficiencykorting van € 30 miljoen staat namelijk een extra bedrag aan groeimiddelen van € 240 miljoen.
Met de korting van 5 procent in de initiële productieafspraken houdt CZ op voorhand ruimte over om bij de tweede ronde via productieafspraken gericht extra middelen toe te kennen. Daarbij kan CZ ook rekening houden met de ontwikkelingen in de vraag naar zorg bij de verschillende instellingen binnen haar regio’s.
Het artikel “In de watten gelegd” |
|
Bas van 't Wout (VVD) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel: «In de watten gelegd»?1
Ik ben bekend met dit artikel.
Deelt u de mening dat de in het artikel beschreven praktijk valt onder seksuele handelingen en derhalve niet onder AWBZ-verzekerde zorg?
De praktijk van een seksueel hulpverlener valt onder seksuele hulpverlening. Dit is geen AWBZ-verzekerde zorg. Ik deel uw mening.
Wat is uw reactie op de constatering in het artikel dat de geïnterviewde seksueel hulpverlener in sommige gevallen wordt betaald uit pgb-middelen?
Dat de seksueel hulpverlener vermeldt dat zij in sommige gevallen wordt betaald uit pgb-middelen verbaast mij, omdat het hier gaat om handelingen die niet vallen onder verzekerde zorg. De budgethouder dient aan het zorgkantoor te verantwoorden welke zorg hij heeft ingekocht. Deze zorg valt niet onder verzekerde zorg en zal daarom na controle op de verantwoording van de besteding van het budget door het zorgkantoor opgemerkt en afgewezen moeten worden.
Kunt u aangeven, in vervolg op het antwoord op eerder gestelde vragen, dat zorgkantoren, indien zij constateren dat het pgb besteed is aan seksuele handelingen, verantwoording van dergelijke kosten zullen afwijzen2 – hoe vaak verantwoordingen met dergelijke posten worden ingediend en hoe vaak deze ook daadwerkelijk worden afgewezen?
Wanneer zorgkantoren constateren dat er een verantwoording is gedaan over pgb-geld dat is besteed aan seksuele handelingen, dan zullen zij dit afwijzen. Dit soort specifieke afwijzingen wordt niet gemonitord. Ik beschik niet over deze gegevens.
Bent u van mening dat het voor cliënten voldoende duidelijk is dat zij het pgb niet voor seksuele handelingen mogen gebruiken?
Er bestaat een vergoedingenlijst voor het pgb die gemaakt is door zorgkantoren en Per Saldo en op de websites van deze organisaties te vinden is. Deze lijst kan een budgethouder raadplegen om te controleren of de zorg die hij wil inkopen wel verzekerde zorg is. Seksuele dienstverlening is hierop vermeld als niet verzekerde zorg.