Het stopzetten van een door Buitenlandse Zaken gefinancierd vrouwenrechtenactivistenprogramma in Afghanistan |
|
Agnes Mulder (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat een door Buitenlandse Zaken gefinancierd programma dat is stopgezet en waarover melding wordt gemaakt in de Kamerbrief van 23 mei jl. inzake «Update besluiten hulp en inzet Afghanistan»1 een programma betreft dat vrouwenrechtenactivisten ondersteunde?
Het betreffende programma richtte zich op tegengaan van geweld tegen vrouwen en versterken van politieke participatie door vrouwen. In de brief van 23 mei (Kamerstuk 34 952, nr. 159) werd vermeld dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken het voornemen had de subsidierelatie te beëindigen en dat dit voornemen aan de partner was gecommuniceerd. Inmiddels is na een vervolggesprek met de partner en nauwkeurige overweging van de visie van de partner op dit voornemen, het besluit de subsidie daadwerkelijk stop te zetten gecommuniceerd aan de organisatie.
Deelt u de mening dat dit signaal heel ongelukkig is nu de positie van Afghaanse vrouwen sinds augustus 2021 zienderogen is verslechterd?
Het besluit om dit specifieke project stop te zetten, is genomen op basis van een zorgvuldige afweging van inhoudelijke argumenten over veiligheidsrisico’s en te behalen impact, afgewogen tegenover het doel van steunen van vrouwenrechtenorganisaties dat onverminderd belangrijk blijft.
Wat betekent het stopzetten van het programma voor het Nederlandse commitment aan het nationale actieplan rondom de implementatie van de VN Veiligheidsraadresolutie 1325 in Afghanistan?
Het commitment van dit kabinet aan de wereldwijde inzet op vrouwen, vrede en veiligheid (WPS) blijft onverminderd groot. Op dit moment is het zaak om in nauw overleg met maatschappelijke partners en met Afghaanse lokale vrouwen(organisaties) en vrouwelijke mensenrechtenverdedigers een nieuwe afweging te maken en mogelijkheden te onderzoeken waarlangs dit kabinet wederom ondersteuning kan bieden aan initiatieven die vrouwenrechten en gendergelijkheid in Afghanistan ook in het kader van WPS kunnen bevorderen. Het kabinet blijft zich aanvullend in EU, VN en Wereldbank verband inzetten op het hanteren van strikte voorwaarden voor het leveren van hulp in Afghanistan, waaronder gelijke toegang voor vrouwen en meisjes.
Bent u het ermee eens dat het van groot belang is om het Afghaanse maatschappelijke middenveld, waaronder in het bijzonder vrouwenorganisaties, te blijven steunen om tegenwicht te bieden aan het steeds autocratischer wordende Taliban regime?
Ja, ik deel de mening dat het van belang is het Afghaanse maatschappelijk middenveld te blijven steunen. Om die reden is sinds de machtsovername van de Taliban met partnerorganisaties zorgvuldig gewerkt om te kijken in hoeverre hun activiteiten, al dan niet in aangepaste vorm, en onder nieuwe, stringente voorwaarden, doorgang zouden kunnen vinden in de huidige context in Afghanistan. Uit de consultaties is gebleken dat dit voor een deel van de lopende projecten haalbaar was. Als gevolg daarvan blijft het Afghaanse maatschappelijk middenveld door Nederland gesteund middels de heropstart van bestaande projecten (waar nodig in aangepaste vorm). Onderdeel daarvan is een programma gericht op vrouwenrechten middels steun aan vrouwenrechtenverdedigers en een programma dat zich richt op inclusieve besluitvormings- en vredesprocessen met focus op vrouwen en jeugd. Ook is een nieuw project met steun voor mensenrechtenverdedigers waaronder vrouwelijke mensenrechtenverdedigers opgestart. Voor deze projecten geldt dat aan de door het Ministerie gestelde voorwaarden kan worden voldaan.
Zoals in de brief van 7 januari jl. (Kamerstuk 2022D00384) aangegeven, zijn voor voortzetting van de inzet in Afghanistan nieuwe voorwaarden verbonden. Deze zijn opgesteld in nauwe samenspraak met partnerorganisaties. Het uitblijven van onacceptabele veiligheidsrisico’s voor staf of begunstigden van programma’s betreft een van deze voorwaarden. Hoewel dergelijke risico’s nooit geheel uitgesloten kunnen worden, is het juist door de volatiele context van belang risico’s zo goed mogelijk te mitigeren. Voor dit project was de onzekerheid over risico’s gepaard gaande met uitvoering van een aangepast programma en daarbij aansluitend de daarmee nog te behalen impact te groot. Dit heeft de doorslag gegeven in het besluit om de subsidierelatie te beëindigen. Dat neemt niet weg dat het kabinet ook in de toekomst zal blijven inzetten op ondersteuning van kritische maatschappelijke organisaties of vrouwenrechtenorganisaties en vredesactivisten.
Ik heb ook aan de betreffende partnerorganisatie laten weten dat het besluit voor dit specifieke project geen invloed heeft op de algehele Nederlandse inzet om Afghaanse vrouwen te blijven steunen. Daar waar dat kan, en impact heeft, blijft het kabinet gecommitteerd aan het ondersteunen van vrouwenrechtenorganisaties en organisaties die zich inzetten op het verbeteren van de positie en rechten van vrouwen en meisjes. Het Ministerie communiceert daar open en transparant over, onder andere in daarvoor bestemd Afghanistan overleg met maatschappelijke organisaties.
Welke programma’s blijft Nederland nog wel ondersteunen die vrouwenrechten bevorderen zoals u aangaf tijdens het tweeminutendebat van 31 mei jl.?
Zie antwoord vraag 4.
Als reden voor stopzetting wordt aangemerkt: «waarbij er geen onacceptabele veiligheidsrisico’s voor staf of begunstigden van projecten/programma’s mogen bestaan»; kunt u aangeven wat hiermee concreet wordt bedoeld? Hoe kan überhaupt de veiligheid van staf of begunstigden van door Nederland gefinancierde projecten en programma’s worden gegarandeerd in een situatie die zeer volatiel is, en waar Nederland ook geen diplomatieke aanwezigheid meer heeft in het land? Betekent dit dat Nederland op korte termijn geen kritische maatschappelijke organisaties of individuen meer gaat steunen in Afghanistan?
Zie antwoord vraag 2.
Is met de betrokken organisatie gesproken over andere manieren waarop het belangrijke werk kan worden voortgezet? Zo nee, waarom niet? Wat betekent het stopzetten van de subsidierelatie voor de betrokken organisatie en de door hen gesteunde activisten?
Ja. Met de betrokken organisatie hebben sinds het besluit om direct na de machtsovername van de Taliban tijdelijk alle OS-inzet on hold te plaatsen, meermaals gesprekken plaatsgevonden over manieren om in de nieuwe context in Afghanistan het werk van dit programma voort te zetten. Echter, bij het definitieve voorstel voor aanpassing van het oorspronkelijke programma dat de partnerorganisatie na verschillende consultatierondes indiende, blijft de beoordeling van het Ministerie dat voor de doelen van dit voorstel in de huidige context te moeilijk impact zou zijn te behalen zonder het nemen van onacceptabele veiligheidsrisico’s. De betrokken organisatie bepaalt zelf wat het besluit tot stopzetten van financiering voor dit programma voor hen betekent.
Kunt u in de nog te ontvangen Kamerbrief over de langere termijn betrokkenheid van Nederland in Afghanistan uitgebreid stil staan bij de toekomstige steun aan Afghaanse maatschappelijke organisaties en activisten, en daar ook substantieel middelen voor willen reserveren in uw begroting?
Ja, in de Kamerbrief over langere termijn inzet in Afghanistan zal ik ingaan op steun aan maatschappelijke organisaties en de positie van vrouwen in het bijzonder. Hiervoor houd ik middelen gereserveerd in mijn begroting.
Het Known Traveller Digital Identity (KTDI) project van het World Economic Forum (WEF) |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Is inmiddels misschien iets meer bekend over de status van het Known Traveller Digital Identity (KTDI) project? Hebben Canada en Nederland al heroverwogen of dit project wel of niet geïmplementeerd gaat worden1? Wanneer verwacht de regering het besluit hierover (ongeveer) te kunnen nemen?
Er bestaan op dit moment geen concrete voornemens om de KTDI pilot alsnog te implementeren.
Is dit project wellicht (al) aangemeld bij het Adviescollege IC-toetsing2? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit project is nog niet aangemeld bij het Adviescollege IC-toetsing aangezien er geen IV-investering vanuit de overheid boven de € 5.000.000 is voorzien.
Tot slot, wanneer verwacht u de toegezegde documenten (in antwoord op vraag 3 bij onze eerdere reeks vragen over het KTDI) naar de Kamer te kunnen sturen3?
Binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt extra capaciteit geworven om de toegezegde documenten te kunnen verzamelen en verzenden. De eerste inschatting is dat dit een omvangrijk verzoek betreft en daarom nog enkele maanden zal vergen. Ik streef ernaar u de documenten vóór het kerstreces te sturen.
Kritiek op het mandaat, de werkwijze en het eerste rapport van de onderzoekscommissie (COI) naar Israël en de Palestijnse gebieden binnen de VN-Mensenrechtenraad |
|
Kees van der Staaij (SGP), Don Ceder (CU), Raymond de Roon (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennis genomen van de briefing paper van Thinc. inzake de Commission of Inquiry (COI) die onderzoek doet naar de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden?1
Ja.
Klopt het dat de VN-Mensenrechtenraad, waar Nederland lid van is, van 13 juni tot 8 juli a.s. voor haar 50ste zitting bijeenkomt in Genève, en dat daar het rapport van de betreffende COI geagendeerd staat onder punt 2, sub-item 17, van de agenda?
Ja.
Klopt het dat Nederland zich in mei 2021 zeer kritisch heeft uitgelaten over de COI?2
Nederland heeft in mei 2021 in een stemverklaring tot uiting gebracht dat het kritiek heeft op verschillende aspecten van het mandaat van de COI.
Wat was de reden dat Nederland zich ondanks die zwaarwegende kritiek slechts van stemming heeft onthouden in plaats van te kiezen voor een tegenstem? Had dat laatste niet meer recht gedaan aan de kritische noten, en bent u voornemens in de toekomst in vergelijkbare gevallen vaker voor een tegenstem te kiezen?
De Commission of Inquiry is ingesteld tijdens een speciale sessie van de VN-Mensenrechtenraad in mei 2021 in reactie op de escalatie van geweld tussen Israël en Hamas. In lijn met motie Amhaouch (21 501-02 nr. 2340) heeft Nederland in die sessie gepleit voor een onafhankelijk internationaal (VN-) onderzoek naar schendingen van het humanitair oorlogsrecht, specifiek in de strijd tussen Hamas en Israël destijds. Het kabinet was daarbij van mening dat het mandaat van de commissie te breed is geformuleerd, en dat het onwenselijk is dat de commissie voor onbepaalde tijd is ingesteld. Tegelijkertijd was het van mening dat de gebeurtenissen in de strijd tussen Hamas en Israël dienen te worden onderzocht om straffeloosheid tegen te gaan. Op basis van deze afweging heeft Nederland zich onthouden van stemming. Nederland zal blijven handelen in lijn met de motie-Van der Staaij (Kamerstuk 34 775, nr. 44), waarin het kabinet wordt opgeroepen om disproportionele aandacht in de VN voor één lidstaat, te weten Israël, tegen te gaan.
Kunt u zich in dat licht vinden in de argumenten die in de briefing paper van Thinc. genoemd worden voor de constatering dat deze COI vanuit het perspectief van het internationaal recht zeer problematisch is en nooit had mogen worden opgezet?
Het kabinet deelt de mening dat het mandaat van de CoI te breed geformuleerd is en dat de CoI voor bepaalde tijd had moeten worden ingesteld.
Bent u daarom voornemens zich tijdens de 50ste zitting van de VN-Mensenrechtenraad in te zetten voor a) opheffing van de COI, b) intrekking van het budget, c) publiekelijke afkeuring van de COI, en d) verbetering van het functioneren van de VN-Mensenrechtenraad zelf? Kunt u gedetailleerd ingaan op uw keuzes op deze punten en de onderbouwing daarbij?
Nederland heeft tijdens de 50ste zitting van de VN-mensenrechtenraad een door de VS geïnitieerde verklaring gesteund waarin duidelijke kritiek werd uitgesproken op het mandaat van de CoI en de disproportionele aandacht op Israël in multilaterale fora. Door disproportionele aandacht voor Israël tegen te gaan in de VN-Mensenrechtenraad tracht Nederland bij te dragen aan het vertrouwen van staten in het functioneren van de VN-Mensenrechtenraad als een gezaghebbend forum waar mensenrechtenschendingen aan de kaak kunnen worden gesteld.
Kunt u algemener ingaan op de Nederlands inzet en inbreng tijdens de 50ste zitting van de VN-Mensenrechtenraad ten aanzien van het bestaan, het mandaat en de werkzaamheden van de COI in algemene zin en wilt u zo snel mogelijk na deze zitting hierover nader verslag doen aan de Kamer?
De Nederlandse inzet tijdens de 50e zitting van de VN-Mensenrechtenraad in de sessie over de CoI bestond uit steun voor de eerder genoemde verklaring en voor een EU-verklaring. In de EU-verklaring is naast de kritiek op het mandaat van de CoI zorg uitgesproken over toegenomen spanningen in de regio.
Heeft u kennisgenomen van het eerste rapport van de COI, gepubliceerd op 7 juni 2022, maar gedateerd 9 mei 2022?3
Ja.
Bent u op de hoogte van de conclusie van het COI-rapport, dat de Israëlische bezetting «de enige gemeenschappelijke kwestie is die de onderliggende oorzaak vormt van de terugkerende spanningen, instabiliteit en voortzetting van het conflict in zowel de bezette Palestijnse gebieden, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, als Israël», en beaamt u dat deze conclusie geen recht doet aan de complexiteit van de situatie waarin zeer vele factoren én actoren, zowel aan Israëlische als Palestijnse zijde, een fundamentele rol spelen?
Het kabinet erkent dat het een zeer complexe situatie is. Daarbij brengen unilaterale acties zoals illegale nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden een duurzame oplossing niet dichterbij. Voor het kabinet is de twee-statenoplossing nog altijd leidend, mits de beide partijen gezamenlijk tot een andere oplossing komen. Nederland erkent dat meerdere factoren en actoren daarbij een rol spelen.
Deelt u onze zorg dat de COI relevante onderliggende oorzaken van het conflict negeert, zoals afwijzend gedrag, terreur en het aanzetten tot haat jegens Israël en het Joodse volk van Palestijnse zijde?
Het kabinet heeft geen reden om aan te nemen dat de CoI bewust bepaalde aspecten negeert in het streven om een compleet overzicht van onderliggende oorzaken te krijgen vanuit de verschillende zijden. Het kabinet erkent wel dat een compleet overzicht moeilijker is te realiseren, mede omdat verschillende partijen geen medewerking verlenen aan het onderzoek.
Deelt u tevens de mening dat de COI, door zich sterk te richten op bevindingen van eerdere VN-organen en -mechanismen, eenvoudigweg de vooringenomen en eenzijdige analyses van dergelijke organen en -mechanismen herhaalt, en dat dit onwenselijk is?
De CoI, als onafhankelijk comité, kan bepalen om reeds gedane bevindingen en analyses over te nemen. Het is belangrijk dat in het rapport recht wordt gedaan aan alle relevante ontwikkelingen en alle daarbij betrokken partijen. Disproportionele of eenzijdige aandacht voor een partij is onwenselijk.
Beaamt u dat de juridische analyse in het rapport op zich partijdig en onvolledig en daarom incorrect is, omdat: Kunt u op deze vier kritiekpunten afzonderlijk ingaan?
De focus op humanitair oorlogsrecht, mensenrechten en internationaal strafrecht biedt een overkoepelend internationaal erkend juridisch kader voor het onderzoek van de CoI en vormt hierom een logisch uitgangspunt.
In het CoI rapport wordt niet gesteld dat Israël volgens deze resolutie verplicht is tot het opheffen van de bezetting en het terugtrekken van troepen. In het rapport staat dat de resolutie Israël oproept tot het terugtrekken van troepen uit de bezette gebieden. Dit is in lijn met resolutie 242 (1967).
Het Internationaal Strafhof beschouwt de Palestijnse gebieden als «staat» in de zin dat het een staat is volgens artikel 12(2)(a) van het Verdrag van Rome inzake het Internationaal Strafhof. Wel houdt het Internationaal Strafhof daarbij de territoriale aanduiding aan zoals beschreven in resolutie 67/19 van de AVVN, «the court’s territorial jurisdiction in the Situation in Palestine extends to the territories occupied by Israel since 1967, namely Gaza and the West Bank, including East Jerusalem.»
Het CoI-rapport beschrijft dat de Oslo-akkoorden bedoeld waren om het proces te starten richting een vredesovereenkomst met daarin een onderscheid tussen areas A, B en C als gebieden voor geleidelijke overdracht. Echter benadrukt het COI-rapport ook terecht dat deze afspraken nooit volledig zijn geïmplementeerd. Er wordt hierbij niet ingegaan op de redenen die hieraan ten grondslag liggen.
Wilt u in het licht van deze kritiekpunten aangeven wat de Nederlandse inzet en inbreng zal zijn tijdens de 50ste zitting van de Mensenrechtenraad ten aanzien van de eenzijdige en juridisch gebrekkige inhoud van het eerste onderzoeksrapport van de COI, en wilt u zich diplomatiek en publiek tegen dit rapport uitspreken?
Zie antwoord op vraag 7.
Kunt u daarbij aansluiten bij de door de Verenigde Staten geuite kritiek op het COI-rapport4 en concreet het door de VS geïnitieerde joint statement hierover mede ondertekenen?
Nederland heeft het door de VS geïnitieerde joint statement gesteund en medeondertekend.
Kunt u deze vragen nog voor het hoofdlijnendebat van 14 juni a.s. met de Kamer delen, zodat de Kamer in elk geval voorafgaand aan de Nederlandse deelname aan de 50ste zitting van de VN-Mensenrechtenraad op de hoogte is van de Nederlandse stellingname, en indien nodig invloed kan uitoefenen op de Nederlandse stellingname?5
Dit is niet haalbaar gebleken.
Inbeslagname rijbewijs buitenland |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met signalen die ons bereikt hebben dat (vrachtwagen)chauffeurs die in het buitenland tijdelijk hun rijbewijs moeten inleveren bij overtredingen die in Nederland slechts een boete zouden opleveren, in grote problemen komen, doordat ze hun beroep niet meer kunnen uitoefenen?
Er zijn geen signalen dat dit momenteel op grote schaal voorkomt. Wel ontvangt de dienst wegverkeer (RDW) met enige regelmaat rijbewijzen die in andere landen tijdelijk ongeldig zijn gemaakt. Het is bij de RDW niet bekend op basis waarvan dit is gedaan. Andere landen hebben eigen wet- en regelgeving op basis waarvan ze een tijdelijke rijontzegging voor hun land kunnen opleggen en daarbij ook het rijbewijs tijdelijk in beslag kunnen nemen, ook voor overtredingen waar in Nederland een geldelijke boete op staat. Voorop moet worden gesteld dat de toepassing van deze sanctie onder het nationale strafrecht of bestuursrecht van een land valt, waarvoor geen geharmoniseerde regels of afspraken bestaan.
Het wordt chauffeurs in een geval van een dergelijke rijontzegging aangeraden om met de betreffende autoriteiten de afspraak te maken om een mogelijkheid te zoeken om niet het rijbewijs in te leveren, maar om bijvoorbeeld alleen een aantekening of stempel in het paspoort te krijgen, zodat het uitoefenen van het beroep in overige landen wel door kan gaan.
Hebben u of uw collega’s weleens contact gehad met buitenlandse ambtsgenoten over dergelijke gevallen, om zo bijvoorbeeld het belang van de Nederlandse transportsector te behartigen? Zo ja, wat is hier uitgekomen? Zo nee, bent u bereid deze gesprekken aan te gaan in Europees verband en de Kamer hierover te informeren?
Nee, dergelijke gevallen zijn niet aan de orde geweest in internationale context. Als er signalen zijn dat Nederlandse chauffeurs in het buitenland onrechtmatig of tegen internationale afspraken in worden benadeeld zal hierover contact opgenomen worden met de betreffende autoriteiten om zo het belang van de Nederlandse transportsector te behartigen. Daarvan is in deze gevallen geen sprake.
Bent u bereid te onderzoeken welke mogelijkheden u heeft om de groep die hun rijbewijs tijdelijk moet inleveren voor een overtreding die hier slechts een boete oplevert tegemoet te komen, bijvoorbeeld middels een tijdelijk vervangend rijbewijs? Zo nee, hoe denkt u dan te voorkomen dat Nederlanders die in het buitenland hun rijbewijs op genoemde wijze verliezen, maar deze nodig hebben voor hun werk, zonder werk en inkomen belanden?
Het is volgens Europees rijbewijsrecht niet mogelijk om een tijdelijk, vervangend ander rijbewijs te verstrekken aan een aanvrager wiens rijbewijs in een andere lidstaat is beperkt, geschorst of ingetrokken. Het tijdelijk ongeldig maken van het rijbewijs elders kan worden voorkomen als chauffeurs zich aan de regels houden van het land waar ze op dat moment rijden.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en één voor één beantwoorden?
Ik heb uw vragen één voor één en zo spoedig mogelijk beantwoord.
De situatie met betrekking tot de Oeigoeren |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het onderzoeksartikel van Adrian Zenz:The Xinjiang Police Files: Re-Education Camp Security and political Paranoia in the Xinjiang Uyghur Autonomous Region?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit onderzoek en de onderliggende Xinjiang Police Files?
De nieuwe beelden van de onderdrukking van de Oeigoerse gemeenschap in Xinjiang in de Xinjiang Police Files zijn schokkend en bevestigen de reeds bestaande ernstige zorgen bij het kabinet over de mensenrechtensituatie in Xinjiang. Het kabinet heeft direct na publicatie van deze nieuwe informatie publiekelijk deze zorgen kenbaar gemaakt.2
Daarnaast heeft Nederland op 14 juni namens 47 landen een gezamenlijke verklaring voorgelezen in de VN Mensenrechtenraad over de mensenrechtensituatie in China.3 In deze verklaring uiten Nederland en de grote groep landen die zich bij de verklaring heeft aangesloten hun ernstige zorgen over de mensenrechtensituatie in China, in het bijzonder in Xinjiang. Mede gezien de recente publicatie van de Xinjiang Police Files en het bezoek van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan China en Xinjiang afgelopen maand acht het kabinet het van groot belang dat hiervoor internationale aandacht wordt gevraagd en heeft het deze voortrekkersrol op zich genomen.
Kunt u aangeven of dit onderzoek het Nederlandse standpunt verandert? Kwalificeert u de misstanden tegen de Oeigoeren in Oost-Turkestan als genocide op basis van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet?
De ernstige zorgen over de situatie in Xinjiang blijven bestaan. Zoals afgesproken in het coalitieakkoord bekijkt Nederland samen met een representatief aantal gelijkgestemde EU-lidstaten de erkenning van genocides en onder welke voorwaarden gezamenlijk tot erkenning van genocides kan worden overgegaan. Het antwoord op vraag 9 gaat verder in op de status van dit proces.
Zijn de Xinjiang Police Files aanleiding om vanuit de Verenigde Naties te onderzoeken of er, naast misdaden tegen de menselijkheid, ook sprake is van genocide?
Het groeiende aantal rapporten en berichten over de systematische mensenrechtenschendingen vraagt om een respons van de Chinese regering waarin deze rekenschap aflegt over de ernstige beschuldigingen en maatregelen neemt om de misstanden te beëindigen. Het kabinet zet zich hier al geruime tijd voor in en dringt er daarnaast op aan dat het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten (OHCHR) het aangekondigde rapport over de situatie in Xinjiang openbaar maakt. VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Michelle Bachelet kondigde op 13 juni tijdens de VN Mensenrechtenraad aan dat dit rapport voor het einde van haar termijn als Hoge Commissaris in augustus zal worden gepubliceerd. Het kabinet verwacht dat zij hierin een objectieve en onomwonden beoordeling zal geven van de mensenrechtensituatie in Xinjiang.
Sluit u zich aan bij uw Europese ambtsgenoot die opriep tot een transparant onderzoek en benadrukte dat dit niet iets is, wat genegeerd kan worden?2
Het kabinet zet zich al geruime tijd in voor betekenisvolle, ongehinderde toegang tot Xinjiang voor onafhankelijke onderzoekers en blijft China hier in bilateraal en multilateraal verband op aanspreken, meest recent via de hierboven genoemde gezamenlijke verklaring in de VN Mensenrechtenraad.
Hoe oordeelt u over de Chinese reactie op het lekken van de Xinjiang Police Files en opvolgende onderzoeken die ernaar zijn gedaan?
De Chinese autoriteiten doen de berichten af als leugens en desinformatie. Het kabinet bestrijdt deze reactie. Het groeiende aantal rapporten en berichten over de systematische mensenrechtenschendingen in Xinjiang biedt een overtuigend inzicht in de situatie ter plaatse dat niet zomaar terzijde kan worden geschoven. De Xinjiang Police Files illustreren dit op beeldende wijze.
Hoe oordeelt u verder over het bezoek en de kritiekloze uitlatingen van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, Michelle Bachelet, aan China? Kunt u erop aandringen dat mevrouw Bachelet zo snel mogelijk het VN-rapport over de misstanden tegen de Oeigoeren in Oost-Turkestan publiceert?
Het kabinet heeft nota genomen van het bezoek van de VN Hoge Commissaris van de Mensenrechten Bachelet aan Xinjiang en het feit dat het bezoek geen onderzoeksmissie was. De beperkingen en voorzorgsmaatregelen van de Chinese autoriteiten maakten objectieve en betekenisvolle waarheidsvinding onmogelijk. Hoge Commissaris Bachelet had zeer beperkte toegang tot het maatschappelijk middenveld, mensenrechtenverdedigers of detentiecentra. Hierdoor heeft ze de omvang van de politieke heropvoedingskampen niet kunnen waarnemen en bestaande zorgen niet weg weten te nemen.
In de hierboven genoemde gezamenlijke verklaring in de VN Mensenrechtenraad van 14 juni heeft Nederland de Hoge Commissaris van de Mensenrechten namens 47 landen opgeroepen om zo snel mogelijk het VN-rapport over de mensenrechtensituatie in Xinjiang te publiceren.
Bent u het ermee eens dat het een enorm gemiste kans is dat mevrouw Bachelet de genocide in Oost-Turkestan op z’n minst niet publiekelijk heeft geadresseerd jegens de Chinese staat? Bent u bereid in overleg te treden met het Internationaal Strafhof om te bezien of de deportaties van Oeigoeren in landen die het Statuut van Rome hebben ondertekend (Tajikistan, Cambodja, Afghanistan), voldoende basis kunnen zijn om een strafzaak te openen tegen China (zoals tegen Myanmar is gebeurd inzake de Rohingya in Bangladesh)?3 4 5
Zoals hierboven toegelicht maakten de beperkingen en voorzorgsmaatregelen van de Chinese autoriteiten objectieve en betekenisvolle waarheidsvinding onmogelijk en heeft Hoge Commissaris Bachelet tijdens haar bezoek aan Xinjiang geen inzage kunnen krijgen in de werkelijke omvang van de problematiek. De bestaande zorgen van het kabinet zijn niet weggenomen. Het bezoek is in dat opzicht een gemiste kans.
De Nederlandse regering respecteert de onafhankelijkheid van het Internationaal Strafhof en mengt zich derhalve niet in het vervolgingsbeleid van de Aanklager. Het kabinet heeft er het volste vertrouwen in dat de Aanklager van het Internationaal Strafhof zelfstandig zal beoordelen of er voldoende basis bestaat om een (voor)onderzoek te openen.
Kunt u hiernaast een update verschaffen van de ontwikkelingen rondom het erkennen van genocides door de Nederlandse staat samen met een representatief aantal gelijkgestemde EU-lidstaten, waaronder de Oeigoerse genocide, zoals omschreven in het coalitieakkoord?
Om opvolging te geven aan de betreffende passage in het coalitieakkoord is een plan van aanpak opgesteld. Dit plan van aanpak betreft outreach naar EU lidstaten in twee stappen, waarbij het primaire doel is om informatie te vergaren over de standpunten van onze partners ten aanzien van genocide en de erkenning hiervan. Daarna zal verdere verkenning met mogelijk geïnteresseerde landen plaatsvinden. Inmiddels is de fase van algemene outreach afgerond, waarbij onze EU-posten zijn verzocht te rapporteren over de situatie rondom de erkenning van genocide in de betreffende lidstaat. Op dit moment worden de ontvangen rapportages bestudeerd om te bezien naar welke EU landen specifieke outreach zal worden gedaan. Met deze EU lidstaten zal het gesprek worden aangegaan over de erkenning van genocides en onder welke voorwaarden gezamenlijk tot erkenning van genocides kan worden overgegaan.
Wanneer toont wetenschappelijk onderzoek volgens het kabinet genocide aan?6
Wetenschappelijk onderzoek dient verricht te worden volgens de normen die daarvoor gelden zoals vastgelegd in de Nederlandse Gedragscode voor Wetenschappelijke Integriteit9. Een onderzoek naar genocide toetst of handelingen uit het Genocideverdrag zijn gepleegd met de bedoeling om een nationale, etnische, godsdienstige groep, dan wel een groep, behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen. Ingevolge het Genocideverdrag gaat het daarbij om:
het doden van leden van de groep;
het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep;
het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging;
het nemen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen;
het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep.
Hoe oordeelt u bijvoorbeeld over onderzoeken als deUyghur Tribunal Judgment, Kashgar Coerced: Forced Reconstruction, Exploitation, and Surveillance in the Cradle of Uyghur Culture, «Ideological Transformation»: Records of Mass Detention From Qaraqash, Hotan, Demolishing Faith: The Destruction and Desecration of Uyghur Mosques and Shrines of The Uyghur Genocide: An Examination of China’s Breaches of the 1948 Genocide Convention?7
Dit onderzoek is gedaan door een zelfbenoemd volkstribunaal dat is opgericht door ngo’s en de Oeigoerse diaspora, onder leiding van rechter Sir Geoffrey Nice. Het werk van het volkstribunaal toont de ernst van de situatie ter plaatse aan. De bevindingen van dit volkstribunaal hebben evenwel geen juridische gelding.
Kunt u een update geven over mogelijke medeplichtigheid van Nederlandse bedrijven aan dwangarbeid van Oeigoeren in Oost-Turkestan? Wat doet het kabinet eraan om dit te voorkomen? Zijn er voorbeelden van bedrijven die zijn vertrokken uit China vanwege de misstanden in Oost-Turkestan, zoals in Rusland het geval is?
De Nederlandse overheid heeft geen inzicht in de individuele waardeketens van Nederlandse bedrijven in China en eventuele medeplichtigheid aan dwangarbeid van Oeigoeren.
Het kabinet deelt evenwel de grote zorgen van de Kamer over de berichtgeving over mogelijke dwangarbeid in Xinjiang. Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal ondernemen dat zij de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights naleven. Het is de verantwoordelijkheid van de bedrijven zelf om due diligence uit te voeren.
Het bedrijfsleven kan op diverse manieren ondersteuning krijgen vanuit de overheid om gepaste zorgvuldigheid toe te passen. Voorbeelden van ondersteuning zijn het Fonds Verantwoord Ondernemen, de MVO risicochecker, voorlichting door het Nationaal Contactpunt OESO-Richtlijnen (NCP) en de mogelijkheid informatie over de lokale situatie in Xinjiang te verkrijgen bij BZ, RVO en de Nederlandse ambassade in Peking. Daarnaast zet de overheid in op voorlichting aan en het bewust maken van het bedrijfsleven door proactief informatiebijeenkomsten voor bedrijven te organiseren, in samenwerking met het Postennet, RVO en andere stakeholders.
Nederlandse bedrijven die gebruik maken van ondersteuning van het handelsinstrumentarium van het Ministerie van Buitenlandse Zaken moeten de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen onderschrijven. Ook worden bedrijven bij het verlenen van steun uit het BZ-buitenlandsinstrumentarium getoetst aan de hand van een set van IMVO-criteria, gebaseerd op de OESO-richtlijnen. Dit kan onder andere gaan om financiering/subsidies, exportkredietverzekering of deelname aan handelsmissies.
Op welke manier zet u zich in om de veiligheid en het welzijn van de Oeigoerse gemeenschap in Nederland te garanderen? Hoe spelen elementen als Chinese intimidatie vanuit het buitenland een rol?
De regering staat pal voor het beschermen van de rechten van alle Nederlandse ingezetenen, waaronder bescherming tegen mogelijke druk door andere overheden. Dit geldt uiteraard ook voor de vrijheid en veiligheid van Oeigoeren in Nederland. Iedere Nederlandse burger moet vrij zijn om zijn/haar fundamentele rechten uit te oefenen in de Nederlandse samenleving, zonder belemmering of tussenkomst van een buitenlandse statelijke actor. Het kabinet roept burgers op in geval van bedreiging aangifte te doen. Voor het tegengaan van ongewenste buitenlandse inmenging richting in Nederland wonende gemeenschappen met een migratie-achtergrond is in 2018 een aanpak Ongewenste Buitenlandse Inmenging ontwikkeld, waarover uw Kamer destijds is geïnformeerd.11 Deze aanpak is ook in 2022 onverminderd van kracht en er wordt doorlopend bekeken of de aanpak nog volstaat. De aanpak is landenneutraal en bestaat uit de volgende drie onderdelen:
Er wordt doorlopend gekeken of deze aanpak in het licht van huidige en nieuwe dreigingen volstaat om de veiligheid en vrijheid van deze burgers te kunnen blijven beschermen.
Bent u bekend met het feit dat veel kinderen en familie van Oeigoeren in Nederland zich momenteel in China bevinden en graag met hun gezin in Nederland herenigd willen worden, maar dit door hinder van de Chinese staat erg lastig is?
Het kabinet is bekend met deze informatie en heeft daarover in gesprekken met de Chinese ambassade in Den Haag ook zijn zorgen uitgesproken.
De IND registreert echter niet op bevolkingsgroep maar op nationaliteit. De IND registreert Oeigoeren dus niet als categorie bij gezinsherenigingsaanvragen. Het is daarom onduidelijk hoeveel aanvragen zijn ingediend door Oeigoeren. De IND erkent het belang van gezinshereniging van gezinsleden die, al dan niet door de vlucht, van elkaar zijn gescheiden en stelt zich daarbij zo flexibel mogelijk op. Bij de behandeling van de aanvraag wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met de situatie waarin gezinsleden verkeren en daarmee ook wat redelijkerwijs van hen verwacht kan worden bij het aannemelijk maken van de identiteit en gezinsband. De IND verlangt niet dat gezinsleden zich wenden tot de autoriteiten van hun land als dat vanwege de vluchtsituatie niet aanvaardbaar is. Eventueel kan nader onderzoek worden aangeboden, als dat nodig is.
Hoe zet het kabinet zich concreet in om mogelijke gezinshereniging alsnog mogelijk te maken? Op welke manier kan dit beleid mogelijk verbeterd worden? Wat zijn hierbij de grootste belemmeringen?
Bij de inhoudelijke beoordeling van een gezinsherenigingsaanvraag in het kader van nareis wordt zorgvuldig rekening gehouden met de omstandigheden waarin gezinsleden van vluchtelingen kunnen verkeren. Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd over aan aantal verbeteringen in dit beleid12. De inhoudelijke weging van de omstandigheden kan echter niet wegnemen dat deze ertoe kunnen leiden dat het voor de gezinsleden lastig kan zijn om hun visum daadwerkelijk bij een Nederlandse vertegenwoordiging op te halen, in geval van een positief besluit op de aanvraag.
Welke maatregelen worden er verder genomen om de mentale gezondheid en het trauma van de Oeigoerse gemeenschap te ondersteunen?
Alle asielzoekers hebben recht op medische zorg, dat geldt ook voor psychische zorg. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de reguliere zorg. Op de opvangcentra van het COA is deze zorg laagdrempelig aanwezig, inclusief speciale Praktijkondersteuner van de Huisarts (POH) voor geestelijke gezondheidszorg. Verder biedt het COA het programma Bamboo aan dat is gericht op het leren kennen, onderkennen van en omgaan met psychische klachten.
Vergunninghouders kunnen op dezelfde wijze gebruik maken van de medische zorg zoals deze ook voor ingezetenen geldt, dit geldt ook voor GGZ-instellingen, zoals Arq/Centrum 45.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het gebrek aan humanitaire toegang tot de Tigray-regio in Ethiopië |
|
Kati Piri (PvdA), Agnes Mulder (CDA), Jasper van Dijk (SP), Tunahan Kuzu (DENK), Ruben Brekelmans (VVD), Laurens Dassen (Volt), Tom van der Lee (GL), Christine Teunissen (PvdD), Chris Stoffer (SGP), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Learn lessons of Rwandan genocide and act now to stop Ethiopian war, UN urged»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de VN-Mensenrechtenraad vrij onderzoek moet kunnen doen naar oorlogsmisdaden en dat de Ethiopische regering hier volledige medewerking aan moet verlenen?
Ja, die mening deel ik. Nederland heeft dit herhaaldelijk uitgedragen in contacten met de Ethiopische regering. Overigens vindt Nederland ook dat oppositiebeweging TPLF toegang moet bieden tot de gebieden onder haar controle, omdat ook onderzoek gedaan moet worden naar mensenrechtenschendingen waarvan Tigrese strijders worden beschuldigd.
Van welk aantallen burgerslachtoffers die sinds het begin van het conflict zijn omgekomen in Ethiopië, gaat u uit? Welk aantal wijst u daarbij toe aan de regio Tigray?
Het is onmogelijk een exact aantal burgerslachtoffers te geven in het conflict in Noord-Ethiopië. De Tigray-regio is in sterke mate afgesloten van de buitenwereld. Journalisten, hulpverleners, onderzoekers, en diplomaten hebben slechts zeer beperkt toegang gekregen tot de regio door een combinatie van veiligheidsrisico’s, (bewuste) administratieve obstakels en logistieke problemen.
Desondanks is het duidelijk dat er sprake is van zeer hoge aantallen slachtoffers. De Universiteit Gent heeft eerder dit jaar, mede op basis van de zogenaamde Integrated Food Security Phase Classification van de VN en cijfers van de Wereldbank, een schatting gepubliceerd die uitgaat van 300.000–500.000 slachtoffers die overleden zijn als direct en indirect gevolg van het conflict in Tigray. Deze cijfers maken geen specifiek onderscheid tussen burgerslachtoffers en slachtoffers onder de strijdende partijen. Dit is, gezien het gebrek aan geverifieerde informatie, ook niet mogelijk.
Is er sprake, of sprake geweest, van een overtreding van de Wet Internationale Misdrijven (WIM)? Zo ja, dient Nederland daarop te acteren en op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het OM om een oordeel te vormen over de vraag of er sprake is van een verdenking op basis van de Wet Internationale Misdrijven.
Schat u in dat er sprake is geweest van ernstige mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden? Zo ja, wat kan er gedaan worden om bewijzen te verzamelen en toekomstige vervolging van daders mogelijk te maken?
Ja, de inschatting is dat er inderdaad sprake geweest is van ernstige mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdrijven. Dit is ook de conclusie van een gezamenlijk onderzoeksrapport van het kantoor van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten (OHCHR) en de Ethiopische Mensenrechtencommissie (EHRC)2. In dit rapport worden Ethiopische federale troepen, milities uit de Amhara regio, Tigrese troepen, en troepen uit Eritrea, allen beschuldigd van ernstige mensenrechtenschendingen. Deze conclusie wordt verder gestaafd door een groot aantal onderzoeken van onafhankelijke mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International, Human Rights Watch, en internationale mediaorganisaties.
Het gezamenlijke onderzoek van OHCHR en de EHRC heeft ook een aanzet gedaan tot het verzamelen van bewijsmateriaal dat toekomstige vervolging moet kunnen ondersteunen. Eind 2021 heeft de Ethiopische regering een task force opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van de verschillende ministeries, om onder meer daders te vervolgen. Nederland volgt dit proces nauwgezet.
Tevens heeft de Mensenrechtenraad van de VN in december 2021 een speciale onderzoekscommissie opgezet die verder onderzoek moet doen naar mensenrechtenschendingen in het conflict in Noord-Ethiopië. Bewijzen verzameld tijdens dit onderzoek kunnen dienen ter ondersteuning van toekomstige vervolgingen van daders.
Kunt u inzage geven of er sprake is van buitenlandse inmenging in het conflict?
Ja, er is sprake van buitenlandse inmenging in het conflict. Eritrese troepen hebben op verzoek van de Ethiopische regering actief meegevochten aan de zijde van de Ethiopische federale overheid. Sporadisch is er nog altijd sprake van gevechten tussen Eritrese troepen en troepen uit Tigray en de situatie aan de grens blijft gespannen. Nederland heeft zich herhaaldelijk aangesloten bij oproepen van EU en andere gelijkgezinden tot terugtrekking van deze Eritrese troepen als onderdeel van een politieke oplossing van het conflict.
Daarnaast hebben verschillende landen wapens geleverd aan de strijdende partijen, die invloed hebben gehad op het verloop van het conflict. Nederland heeft daarom, in lijn met de motie Sjoerdsma3, in de RBZ gepleit voor een EU-wapenembargo op Ethiopië. Daar was indertijd niet voldoende draagvlak voor.
Is er sprake, of sprake geweest, van een overtreding van VNVR-resolutie 2417 (2018)? Zo ja, wat voor consequenties heeft dit voor de Ethiopische regering?
Overtreding van resolutie 2417 is een zware beschuldiging. Daarom hecht Nederland aan een gedegen onderbouwing, op grond van onafhankelijk onderzoek. Er bestaan aanwijzingen dat het gebrek aan voedsel inderdaad gebruikt is als oorlogswapen gedurende het conflict. Hoge functionarissen van de VN en EU, evenals rapporten van mediaorganisaties, maken hier melding van. Het gezamenlijke rapport van de OHCHR en EHRC van november 2021 concludeerde echter dat beide organisaties niet konden verifiëren of honger ingezet is als oorlogswapen, en riep op tot verder onderzoek naar obstructie van de leveranties van humanitaire hulp aan de getroffen bevolking.
Nederland heeft bij de nieuwe onderzoekscommissie van de VN-Mensenrechtenraad voor Ethiopië aangegeven dat het mogelijke gebruik van honger als oorlogswapen, evenals de blokkade van humanitaire hulp, een belangrijk zorgpunt is en dat verder onderzoek van groot belang is.
Kunt u er in Europees en internationaal verband voor pleiten om de druk op de Ethiopische regering en het Volksbevrijdingsfront van Tigray (TPLF) maximaal te verhogen om de humanitaire toegang aan Tigray te behouden en te versnellen en ervoor zorgen dat burgers niet langer het slachtoffer worden van het interne conflict tussen strijdende groepen in Ethiopië?
Nederland pleit er zowel in EU als VN verband voor dat de humanitaire toegang tot de bevolking van Tigray en andere getroffen gebieden in Noord-Ethiopië verbetert. Dit is een van de grootste prioriteiten voor de EU in Ethiopië, samen met overeenkomen van een staakt-het-vuren en de vervolging en berechting van vermeende daders van mensenrechtenschendingen. De EU heeft deze drie voorwaarden consequent uitgedragen richting de strijdende partijen, en duidelijk gemaakt dat normalisering van de betrekkingen tussen de EU en Ethiopië afhankelijk is van vooruitgang op deze drie punten. Nederland heeft zelf deze boodschap ook actief uitgedragen, inclusief in de VN en Internationale Financiële Instellingen.
Dit heeft ook tot enkele resultaten geleid. Druk van de EU, in nauwe samenwerking met onder meer de gezanten van de Afrikaanse Unie en de VS, heeft een belangrijke rol gespeeld in het toegenomen aantal trucks met hulpgoederen dat de Tigray regio binnen is gekomen. Tevens heeft de aanhoudende druk ertoe geleid dat de Ethiopische regering geen verder militair offensief heeft ingezet, en dat Tigrese troepen zich grotendeels hebben teruggetrokken uit naburige regio’s. Dit is positief, maar nog niet voldoende. Nederland zal zich in blijven zetten, in EU- en internationaal verband, op de hierboven genoemde drie prioriteiten.
Kunt u ervoor pleiten dat de VN, de EU, en andere gelijkgestemde partners zoals de VS en het VK persoonsgerichte sancties opleggen aan de Ethiopische regering en het Volksbevrijdingsfront van Tigray (TPLF), indien er inderdaad sprake is van grove overtredingen van het volkenrecht?
Nederland heeft meerdere malen, binnen de EU, ook binnen de RBZ, actief gepleit voor sancties tegen partijen die hulp blokkeren, die een politiek proces tegenhouden, en die verantwoordelijk zijn voor grootschalige mensenrechtenschendingen. Daar bleek indertijd geen draagvlak voor te zijn binnen de EU. De Kamer is daarover ook geïnformeerd.4
Nederland denkt dat sancties tot de mogelijkheden moeten behoren indien dit bijdraagt aan vooruitgang op de drie voorwaarden van de EU. Sancties zijn daarbij niet bedoeld om verantwoording af te dwingen, maar als politiek instrument om deze vooruitgang te bewerkstelligen.
Nu in de afgelopen maanden het conflict enigszins is gede-escaleerd, humanitaire toegang is verbeterd, en er een begin gemaakt is door de Ethiopische regering met verantwoording, zal het draagvlak in EU-verband om sancties in te voeren heel beperkt zijn. Mocht de situatie daartoe aanleiding geven, dan ben ik zeker bereid de sanctiediscussie wederom in EU-verband aan te gaan.
Wordt er in VN-verband gesproken over het creëren van veilige zones in de regio rondom Tigray, waar burgers naar toe kunnen vluchten om te ontsnappen aan het geweld en de juiste voeding en medische hulp toegediend kunnen krijgen? Acht u dit nodig? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u hiervoor pleiten en kunt u de Kamer hierover informeren?
Op dit moment wordt in VN-verband niet gesproken over het creëren van veilige zones in de regio rondom Tigray. In de regio’s rondom Tigray (Afar en Amhara) is geweld op dit moment grotendeels gestopt en keren intern ontheemden weer terug naar hun huizen.
Met uitzondering van West-Tigray, heeft de oppositiebeweging TPLF de controle over het grondgebied van Tigray. De veiligheidssituatie is op dit moment relatief kalm. Burgers hebben dringend behoefte aan voedsel en medische hulp. Die hulp ontvangen zij het liefst in Tigray in plaats van in naburige regio’s, waar men zich onveilig voelt omdat daar grote animositeit heerst jegens Tigreëers. Voor Nederland is het van belang dat hulp alle mensen bereikt die getroffen zijn, ongeacht waar ze zich bevinden, in lijn met de humanitaire principes.
Kunt u zich tevens inzetten voor persvrijheid in de Tigray-regio, zodat journalisten op locatie onderzoek en verslag kunnen doen van de mensenrechtenschendingen? Zo ja, op welke manier gaat Nederland dit in gezamenlijkheid met partners afdwingen?
Onder Premier Abiy Ahmed was de afgelopen jaren meer vrijheid gekomen voor journalisten om hun werk te doen. Sinds de uitbraak van de oorlog in Noord-Ethiopië is de persvrijheid echter weer ingeperkt. Zowel nationale als internationale journalisten wordt het werk sterk belemmerd, met name waar het onafhankelijke berichtgeving betreft over de oorlog. Nederland zet zich specifiek in op dit thema en spreekt de Ethiopische regering hierop aan. De ambassade in Addis Abeba is onder meer co-voorzitter van de Media Freedom Coalition.
Binnen de regio Tigray is TPLF aan de macht. Nederland onderhoudt geen direct regulier contact met TPLF. Vanuit de EU-instellingen is de EU Speciaal Gezant voor de Hoorn van Afrika gemandateerd om contact te onderhouden met de TPLF ter bevordering van het vredesproces. Nederland zal in overleg gaan met de EU Speciaal Gezant of het mogelijk en wenselijk is specifiek te vragen om toegang voor journalisten tot Tigray om onderzoek te doen naar de situatie ter plaatse, inclusief mensenrechtenschendingen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Frontex left 'traumatised' says caretaking leadership’ |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat sommige personeelsleden van Frontex weigeren naar hun werk te gaan door de slechte reputatie ten aanzien van het niet naleven van rechten door het Agentschap?1
Ja, het bericht is bekend.
Op welke schaal belemmert dit de werkzaamheden van het Agentschap? Kunnen grens- en kustwachters nog op korte termijn worden ingezet in uitzonderlijke situaties door Frontex?
Het Agentschap heeft aangegeven dat ondanks de controverse rondom het vertrek van de vorige Uitvoerend Directeur, de lopende operaties gewoon doorgaan. Er worden nog steeds 2000 permanente korps officieren ingezet in alle verschillende operationele activiteiten. Daaronder zijn ongeveer 480 grenswachters die deelnemen in operaties bij de Oost-Europese grenzen, zoals Moldavië. In het geval van uitzonderlijke situaties kan Frontex een zogeheten Rapid Border Intervention starten. Categorie 4 van het permanente korps is hiervoor doorlopend beschikbaar. Zoals in mijn brief aan uw Kamer van 22 juni jl. aangegeven, heeft iedere lidstaat, dus ook Nederland, een pool voor deze categorie gereed.2 Er zijn – door het vertrek van de Uitvoerend Directeur – bevoegdheden naar de waarnemend Uitvoerend Directeur gedelegeerd, waaronder het starten van een operatie of Rapid Border Intervention.
Hoe functioneert de organisatie nu Fabrice Leggeri is opgestapt? Welke impact heeft dit op de werkzaamheden en het functioneren van Frontex gezien de onrust binnen de organisatie?
Naar aanleiding van het OLAF-rapport is de Uitvoerend Directeur opgestapt. Deze keuze respecteert het kabinet. Het OLAF-rapport gaat over (vermeende) integriteitsschendingen van een drietal leidinggevende medewerkers, waaronder de Uitvoerend Directeur. OLAF heeft geen onderzoek gedaan naar eventuele pushbacks als zodanig maar naar het optreden van deze drie medewerkers. Er volgen echter grote uitdagingen en meerdere aanbevelingen uit voorgaande onderzoeken, die bijvoorbeeld zien op het gebied van strategische sturing, interne cultuur en waarborging van fundamentele rechten. Met het vertrekken van de vorige Uitvoerend Directeur zijn die uitdagingen natuurlijk niet weg. Het is van groot belang dat de positie dus spoedig wordt ingevuld door iemand met bestuurlijke ervaring, kennis van grensbeheer en een duidelijke visie over de toekomst van het Agentschap en die de noodzaak van een cultuurverandering bij Frontex erkent.
Werken aan de grote uitdagingen voor Frontex is primair een opdracht voor het Agentschap en de toekomstige uitvoerend directeur, maar ook voor de Commissie en de lidstaten. Deze actoren hebben een gezamenlijk belang bij het goed functioneren van het Agentschap en nemen deel aan de Management Board (MB). Frontex is onmisbaar bij het EU-grensbeheer. Het agentschap opereert in complexe omstandigheden. Het kabinet onderstreept dat het Agentschap voor grote uitdagingen staat. Recente rapporten hebben duidelijke conclusies getrokken over nodige verbetering in rapportage- en monitoringsmechanismen, governance en cultuur. Adequate opvolging van al deze signalen en transparante communicatie zijn nu cruciaal. De Nederlandse inbreng in de MB is hierop al lange tijd kritisch maar constructief. De benoeming van een nieuwe Uitvoerend Directeur is een goed moment om in gezamenlijkheid de uitdagingen het hoofd te bieden. Tegelijkertijd vergt een cultuurverandering tijd en daarom moet het Agentschap ook de mogelijkheid krijgen om die verandering te laten zien. Een cultuur is niet gemakkelijk te veranderen. Dat heeft tijd nodig. Inmiddels is de vacature voor de functie van Uitvoerend Directeur gepubliceerd3. De inschrijving voor deze vacature sluit op 19 juli 2022. De vacaturetekst en specifiek gevraagde capaciteiten van de nieuwe Uitvoerend Directeur weerspiegelen op een groot aantal terreinen de hiervoor geschetste uitdagingen.
Op welke wijze is een veranderd leiderschap binnen Frontex te zien? Welke concrete stappen worden nu genomen om de cultuurverandering binnen de organisatie, waaronder de transparantie en de mismanagement binnen het agentschap, te bewerkstelligen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u de operatie in Griekenland? Moet Frontex daar wel blijven opereren na alle mistanden over pushbacks? Wordt hier een standpunt over ingenomen tijdens de Schengen Council?
Het beëindigen van een activiteit van Frontex in een lidstaat, zoals de vraag suggereert, is mogelijk op basis van artikel 46 lid 4 van de EGKW Verordening 2019/1896. De Uitvoerend Directeur heeft de exclusieve bevoegdheid om na raadpleging van de grondrechtenfunctionaris en na de betrokken lidstaat op de hoogte te hebben gesteld, te beslissen om een activiteit van Frontex te schorsen of te beëindigen. De Uitvoerend Directeur kan dit besluit nemen, indien er in verband met de betrokken activiteit sprake is van schendingen van de grondrechten of de internationale verplichtingen op het gebied van bescherming, die ernstig zijn of waarschijnlijk zullen voortduren. Krachtens artikel 46 lid 6 worden deze beslissingen op naar behoren gemotiveerde gronden genomen. Bij het nemen van deze beslissingen houdt de Uitvoerend Directeur rekening met relevante informatie, zoals het aantal en de inhoud van de geregistreerde klachten die niet door een nationale bevoegde autoriteit zijn opgelost, rapporten over ernstige incidenten en verslagen van coördinerend functionarissen, relevante internationale organisaties, en instellingen, organen en instanties van de Unie op de onder de EGKW Verordening vallende gebieden. In o.a. het rapport van het Europees Parlement over Frontex wordt kritisch geschreven over deze bevoegdheid van de Uitvoerend Directeur en de onduidelijkheid omtrent het gebruikt ervan. Daarom is inmiddels een werkinstructie opgesteld over artikel 46, waarin wordt toegelicht hoe en op basis van welke informatie de Uitvoerend Directeur, na consultatie van de grondrechtenfunctionaris tot een dergelijk besluit kan komen. In 2020 is, na een uitspraak van het Hof4, de gezamenlijke operatie in Hongarije op basis van artikel 46 gepauzeerd.
In voorgaande brieven aan uw Kamer is het kabinetsstandpunt ten aanzien van vermeende misstanden aan de grens toegelicht. Het kabinet neemt stelling tegen alle vormen van het schenden van mensenrechten aan de buitengrens. Lidstaten zijn zelf primair verantwoordelijk voor de uitvoering van grenstoezicht. Voor Lidstaten met buitengrenzen is dit niet altijd eenvoudig. Echter staat voorop dat optreden aan de grens altijd in lijn moet zijn met Europees en Internationaal recht. Daarbij ligt tevens een belangrijke rol voor de Commissie, als hoedster van de EU-Verdragen. Zorgen over mensenrechtenschendingen aan de grens heeft de Staatssecretaris Justitie en Veiligheid meermaals, ook recentelijk, aangekaart bij o.a. de Griekse en Kroatische collega’s. Tevens, zoals in het verslag van de JBZ-Raad van 9-10 juni jl. reeds geschreven, is tijdens de JBZ-Raad benadrukt dat de werkzaamheden van Frontex te allen tijde binnen de kaders van het internationaal en Europees recht dienen plaats te vinden. Robuust grensbeheer moet hand in hand gaan met waarborging van grondrechten.
Wat zijn de gevolgen voor de terugkeeroperaties van mensen die niet in de EU mogen blijven? Worden deze op dit moment gecoördineerd en gefinancierd? Hoeveel mensen zijn met behulp van Frontex in 2019, 2020 en 2021 daadwerkelijk teruggekeerd?
Het vertrek van de Uitvoerend Directeur heeft geen gevolgen voor de terugkeeroperaties van Frontex. Na inwerkingtreding van Verordening 2019/1896 heeft Frontex onder meer een versterkt mandaat inzake terugkeer gekregen. Hierdoor kan Frontex, op verzoek van de lidstaat, ondersteuning bieden op het gebied van terugkeer. Deze ondersteuning kan betrekking hebben op alle terugkeeraspecten, van de voorbereiding op terugkeer, zoals het boeken van tickets (ook voor zelfstandige terugkeerders), het organiseren van chartervluchten en identificatiemissies, tot de activiteiten na terugkeer en na aankomst. Alle activiteiten van Frontex worden volledig door het Agentschap betaald en worden uitgevoerd door functionarissen van Frontex.
In 2019 zijn 15.876 migranten teruggekeerd vanuit de EU met hulp van Frontex. In 2020 waren dit er 12.073 en in 2021 waren dit er 18.310. In Nederland kunnen migranten naast terugkeer via Frontex ook vertrekken met behulp van de DT&V, de IOM of een NGO.
Worden er door Frontex nog risicoanalyses en kwetsbaarheidsonderzoeken verricht zodat de Europese landen een goed beeld krijgen van onderliggende trends en patronen als het gaat om irreguliere migratiestromen en grensoverschrijdende criminaliteit? In hoeverre vult dit de bestaande inzichten in Nederland aan?
Het vertrek van de Uitvoerend Directeur heeft ook geen gevolgen voor het uitvoeren van risicoanalyses en kwetsbaarheidsonderzoeken door Frontex. Ieder jaar wordt, conform de EGKW-verordening, door Frontex de zogeheten kwetsbaarheidsbeoordeling uitgevoerd. Het kabinet hecht aan dit kwaliteitsmechanisme naast het Schengenevaluatiemechanisme, waarin getoetst wordt in hoeverre lidstaten het Schengen-aqcuis correct toepassen. De EGKW-verordening bepaalt verder dat de uitkomsten van de kwetsbaarheidsbeoordeling, met inbegrip van een uitvoerige beschrijving, worden gedeeld met het Europees Parlement, de Commissie en de Raad. Ook zijn de ontwikkelingen van Frontex onderdeel van het jaarlijks te publiceren State of Schengen rapport. Voor wat betreft risicoanalyses maakt de Frontex Risk Analysis Unit diverse periodieke analyse producten over irreguliere migratiestromen en grensoverschrijdende criminaliteit die samen de «European Situational Picture» vormen. Daarnaast worden er door Frontex ook «Specific Situational Pictures» gemaakt, bijvoorbeeld ten aanzien van migratiestromen rond Oekraïne. Deze analyses en rapporten geven het kabinet zowel inzicht in de situatie in Europa en aan de EU-buitengrenzen, als de ontwikkelingen van de activiteiten bij Frontex zelf.
Elke lidstaat heeft en nationaal punt van contact (NFPOC). De NFPOC is o.a. verantwoordelijk voor de communicatie met het Agentschap. Via de NFPOCs wordt alle informatie verspreid naar de relevante autoriteiten.
De relatie van het kabinet met het WEF |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Uit het antwoord op vraag 101 blijkt dat het World Economic Forum (WEF) uitnodigingen voor bijeenkomsten verstuurt naar de werkadressen van leden van het kabinet, namens het WEF: betekent dit ook dat kabinetsleden namens het kabinet en niet als privaat persoon deelnemen?
Ja dat klopt.
Kunt u uitsluiten dat het WEF suggesties krijgt vanuit het kabinet betreffende welke personen uitgenodigd moeten worden? Indien ja, op basis waarvan kan het WEF dan weten wie uit te nodigen?
Nee, dat kan ik niet uitsluiten. Het WEF nodigt bewindslieden uit die verantwoordelijkheid dragen voor thema’s die relevant zijn voor de jaarvergadering.
Uit de antwoorden op deze vragen en andere vragen doemt een beeld op van een kabinet dat veelvuldig op velerlei niveaus in contact staat met het WEF, klopt dit?
Naast een goede vertegenwoordiging vanuit het kabinet bij de jaarvergaderingen van het WEF is dat is niet het geval.
Is het kabinet bereid alle communicatie tussen het WEF en het kabinet in één keer geheel vrij te geven voor nader onderzoek, geordend per Minister, in chronologische volgorde? Zo nee, waarom niet?
In de bijlagen bij het antwoord op vraag 10 van de Kamervragen die werden ingezonden op 12 augustus 2021 met kenmerk 2021Z14231 heb ik u de schriftelijke communicatie tussen het WEF en het Nederlandse kabinet over de afgelopen 5 jaar gestuurd.
Kunt u deze vragen alle afzonderlijk beantwoorden, zonder er een over te slaan en zonder antwoorden op verschillende vragen samen te voegen?
Ja.
De aanwezigheid dit jaar bij de Bilderbergconferentie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Waren de heer Rutte en de heer Hoekstra aanwezig bij de Bilderberg conferentie georganiseerd van 2 tot en met 5 juni 2022 in Washington?1
Ja.
Op welke conferentiedagen waren zij aanwezig?
Beide bewindspersonen hebben de gehele conferentie bijgewoond.
Waarom zijn de premier en Minister van Buitenlandse Zaken aanwezig bij deze conferentie?
Ik verwijs naar het secretariaat van de Bilderberg Conferentie. Zij zijn verantwoordelijk voor het uitnodigingsbeleid. De Bilderberg Conferentie biedt de gelegenheid om in een meer informele setting inhoudelijk stil te staan bij belangrijke actuele, geopolitieke, maatschappelijke en economische thema’s, samen met vertegenwoordigers uit onder meer de politiek, de wetenschap, journalistiek en het bedrijfsleven zonder dat hier besluitvorming over voorzien is.
Bij welke sessies (of gespreksonderwerpen)2 waren de premier en/of Minister van Buitenlandse Zaken aanwezig en waarom?
Voor het overzicht van gespreksonderwerpen verwijs ik naar de website van de Bilderberg conferentie.3
Welke onderwerpen werden bij deze sessies besproken? Kunt u een beschrijving geven van de verschillende meningen die bij die sessies zoal ter tafel kwamen? Of was er sprake van een (breed gedeelde) consensus? Zo ja, wat was die consensus?
De besprekingen tijdens de conferentie worden gevoerd onder de Chatham House Rules om zo een open uitwisseling van ideeën en meningen te bevorderen. Door deel te nemen heb ik dat aanvaard. Voor een verdere verslaglegging verwijs ik graag naar de website van de Bilderbergconferentie. Op de website van de Bilderberg Conferentie valt te lezen over welke veertien onderwerpen o.m. gesproken werd op deze bijeenkomst: Geopolitieke herschikkingen, NAVO-uitdagingen, China, Indo-Pacifische herschikking, Chinees-Amerikaanse technische competitie, Rusland, Continuïteit van overheid en economie, Verstoring van het wereldwijde financiële systeem, Desinformatie, Energiezekerheid en duurzaamheid, Gezondheid na pandemie, Fragmentatie van democratische samenlevingen, Handel en Globalisering en tot slot Oekraïne.4
Wat was bij de sessies waar de premier en/of Minister van Buitenlandse Zaken aanwezig waren de (eventuele) inbreng van Nederlandse zijde?
De besprekingen tijdens de conferentie worden gevoerd onder de Chatham House Rules om zo een open uitwisseling van ideeën en meningen te bevorderen. Door deel te nemen heb ik dat aanvaard.
Kunnen we de notulen en (gespreks)verslagen ontvangen van de sessies en gesprekken waar de Nederlandse premier en/of Minister van Buitenlandse Zaken bij aanwezig waren? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u de bovenstaande zeven vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De Bilderberg-conferentie |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Willem-Alexander met Rutte en Hoekstra bij Bilderberg-conferentie»1 en het wel «zeer openhartige» optreden van de Minister-President over deze bijeenkomst2?
Ja.
Klopt het dat de Koning, de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken naar Washington zijn afgereisd voor de 68e editie van de Bilderberg-conferentie? Zo ja, met welk mandaat zijn zij naar Washington gevlogen?
Ja. De uitnodigingen zijn verstuurd aan de Minister-President van Nederland, de Minister van Buitenlandse Zaken van Nederland en Zijne Majesteit de Koning.
Wat is er op de Bilderberg-conferentie besproken? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven.
Zoals ook aangegeven in de beantwoording op de vragen van het lid van Houwelingen vallen de besprekingen tijdens de conferentie onder de Chatham House Rules om zo een open uitwisseling van ideeën en meningen te bevorderen. Door deel te nemen heb ik dat aanvaard.
Welke beslissingen zijn er op de Bilderberg-conferentie genomen? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
Zie het antwoord op vraag 3. Op de Bilderberg-conferentie worden geen besluiten genomen.
Heeft de Nederlandse belastingbetaler meebetaald aan de trip van de Nederlandse delegatie? Kunt u in uw beantwoording een totaal kostenplaatje van uw geheimzinnige reis opnemen?
De kosten voor reis- en/of verblijf komen voor leden van de regering voor Rijksrekening. De totale kosten van mijn deelname betroffen € 8.837,99. Deze kosten vormen ook onderdeel van de regeling «Openbaarmaking Bestuurskosten» en worden altijd openbaar gemaakt.
Op welke wijze heeft de Nederlandse kiezer invloed bij deze ondemocratische politieke bijeenkomst? Kunt u een gedetailleerd antwoord geven?
De kiezer heeft de leden van de Tweede Kamer gekozen. De leden van de Tweede Kamer mandateren de leden van het kabinet, om ze vervolgens ook ter verantwoording te kunnen roepen.
Deelt u de mening dat het niet meer van deze tijd is dat een klein groepje welgestelden uit het bedrijfsleven, politiek, wetenschap, media en de financiële wereld over ons denkt te kunnen beslissen? Zo neen, waarom niet?
Ik herken mij niet in het door u geschetste beeld van deze conferentie.
Heeft u de bereidheid om volledige transparantie te verschaffen over de Bilderberg-conferentie? Zo neen, dan de klemmende oproep om geen Nederlandse delegaties af te vaardigen.
Zie het antwoord op vraag 3.
De uitnodiging per email aan minister Kaag voor de virtuele meeting van de Regional Action Group for the Middle East and North Africa van het World Economic Forum (WEF) van 24 november 2020 |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Is het u opgevallen dat deze mail is verstuurd op 3 november 2020 om 13:50:28 Europese tijd? Zo nee, waarom niet?
Dat was mij niet opgevallen.
Is het u bekend dat op 3 november 2020 de Amerikaanse presidentsverkiezingen plaatsvonden?
Ja, dat is mij bekend.
Is het u bekend dat op 3 november 2020 om 13:50:28 Europese tijd de stembussen aan de oostkust van de Verenigde Staten mogelijk net geopend waren? Zo nee, waarom niet?
Ja, uitgaande van een tijdsverschil van 6 uur zouden deze op dat moment mogelijk net geopend kunnen zijn.
Is het u opgevallen dat het World Economic Forum (WEF) de volgende meeting van deze Regional Action Group aankondigde onder verwijzing naar een «critical juncture»? Is het u opgevallen dat deze «critical juncture» wordt ingevuld met een verwijzing naar de resultaten van de verkiezingen in de VS? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik heb dit gelezen.
Is u de volgende zinsnede opgevallen: «The result of the US election will change the global trade landscape and the architecture of the world’s economy»? Zo nee waarom niet?
Ook deze zin heb ik gelezen.
Bent u het eens met de volgende vertaling van deze zin: «Het resultaat van de verkiezingen in de VS zal het landschap van de wereldwijde handel en de architectuur van de wereldeconomie veranderen»? Zo nee waarom niet?
Ja.
Indien u het eens bent met deze vertaling, erkent u dan dat dit geïnterpreteerd moet worden als een uitgesproken verwachting dat de verkiezingen in de VS tot een diepgaande verandering in de wereldhandel en wereldeconomie zouden leiden? Zo nee, waarom niet?
Ik ben niet bekend met de achterliggende bedoeling van deze zin van het WEF in de door u aangehaalde email.
Indien ja, erkent u dan dat het bijzonder is dat het WEF al voordat de stembussen in de VS goed en wel waren geopend zeker meende te weten dat er een diepgaande verandering op komst was?
Ik ben niet bekend met de achterliggende bedoeling van deze zin in de door u aangehaalde email.
Erkent u dat een overwinning van President Trump niet tot een dergelijke verwachting van een diepgaande verandering zou kunnen leiden? Zou President Trump immers niet doorgegaan zijn op de door hem ingeslagen weg? Indien nee, waarom niet?
Beantwoording van de vraag wat er dan zou zijn gebeurd is speculatief van aard.
Is het u opgevallen dat het WEF helemaal niet zeker kon weten dat er een drastische verandering zou gaan optreden in het beleid van het Witte Huis? Indien nee, waarom niet (leest de voormalig Minister dergelijke mails niet goed?)? Indien het de voormalig Minister wel is opgevallen, heeft zij dan bijvoorbeeld de Amerikaanse ambassadeur van dit vreemde bericht op de hoogte gebracht? Of neemt de Minister voorspellingen van het WEF niet serieus?
Het WEF kon dit inderdaad niet weten. De Amerikaanse ambassadeur is hiervan destijds niet op de hoogte gebracht.
Als het de Minister destijds niet is opgevallen, vindt u de voorspelling van het WEF, gezien het tijdstip van de mail, dan nu bij nader inzien niet verwonderlijk? Zo nee, waarom niet? Bent u dan wellicht aan dergelijke voorspellingen van het WEF gewend?
Ik ken aan de mail noch aan het tijdstip van de verzending ervan enige voorspellende waarde toe.
Bent u bekend met de onlangs verschenen documentaire «2000 mules»?1 Is het in uw ogen bij het zien van deze documentaire voldoende bewezen of op zijn minst aannemelijk gemaakt dat er verkiezingsfraude is gepleegd van een dusdanige omvang dat het waarschijnlijk bepalend is geweest voor de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2020? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Amerikaanse regering hierop aan te spreken?
Nee, ik ben niet bekend met de documentaire «2000 mules».
Kunt u de bovenstaande twaalf vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het World Economic Forum (WEF) |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Erkent u dat veel Kamervragen in onze (lange lijst) met (vervolg)vragen over het World Economic Forum (WEF) niet beantwoord zijn1? Indien u dit erkent, waarom is dit het geval? En bent u in dat geval bereid de Kamer alsnog een volledige beantwoording van de vragen te doen toekomen?
Ik heb alle 105 vragen die u hebt gesteld beantwoord in mijn brief van 25 april 2022.
Indien u dit niet erkent, waar kunnen we dan (bijvoorbeeld…) de beantwoording vinden van de laatste zes deelvragen van het eerste vragenblok?
De beantwoording van uw vragen over het overleg tussen het WEF en Nederlandse ambtenaren ter voorbereiding van de jaarvergadering van het WEF treft u aan in de laatste zin van het antwoord: «Tenslotte is van belang op te merken dat het WEF een platform biedt voor de sessies rond de jaarvergadering, en dat er over de inhoud van de sessies niet met het WEF wordt overlegd.»
Kunt u deze zes deelvragen, die we hieronder weer zullen stellen, (wederom of alsnog) afzonderlijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Wie nam(en) er van WEF-zijde deel aan dit vooroverleg?
De initiatiefnemers van de bijeenkomsten die gedurende de jaarvergadering worden georganiseerd nemen het voortouw bij het overleg over de inzet van bewindspersonen bij deze events. Uit privacy-overwegingen geven we de namen van deze personen niet.
Kunt u de «special agenda» die de uitkomst is van dat overleg tussen ambtenaren en het WEF met de Kamer delen? Zo ja, kunt u dan alle documentatie betreffende die nauwe samenwerking tussen Nederlandse ambtenaren en het WEF ter voorbereiding van deze bijeenkomst met de Kamer delen?
De special agenda is geen uitkomst van een overleg tussen ambtenaren en het WEF, maar is een voorstel van een medewerker van het WEF en bevat een reeks suggesties voor events die voor een specifieke bewindspersoon interessant kunnen zijn. Mede op basis hiervan wordt het programma voor de desbetreffende bewindspersoon opgesteld.
Deze special agenda kan uit privacyoverwegingen niet worden gedeeld. De reden hiervoor is dat deze reeks suggesties grotendeels bestaat uit namen van voorgestelde deelnemers.
Dat geldt ook voor de documentatie van de samenwerking tussen Nederlandse ambtenaren en het WEF.
Indien u dat niet kunt, waarom niet?
Daarbij geven privacyoverwegingen de doorslag.
Heeft deze nauwe samenwerking inderdaad plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet, zo ja, wat houdt die nauwe samenwerking precies in?
Nederlandse ambtenaren hebben medewerkers van het WEF benaderd over vragen met betrekking tot het programma van de jaarvergadering.
Daarnaast heeft overleg plaatsgevonden over specifieke events waaraan bewindspersonen deelnamen.
Indien u de bovenstaande zes vragen niet volledig en afzonderlijk heeft beantwoord, erkent u hiermee impliciet dat deze Kamervragen dus inderdaad in eerste instantie (zie vraag 1) niet zijn en bovendien ook niet zullen worden beantwoord door de regering? Kunt u hiervoor een reden aan de Kamer geven?
Nee.
Tot slot, er wordt in het antwoord op vraag 90 verwezen naar een «readout» die naar de Kamer zou worden gestuurd maar die de Kamer nog steeds niet heeft ontvangen: wanneer ontvangt de Kamer deze readout?
In reactie op mijn vraag aan het WEF of er bezwaar is tegen openbaarmaking van deze readout heeft het WEF aangegeven dat het daartegen bezwaren heeft. Om die reden zal dit document dan ook niet worden toegestuurd.
En als de Kamer deze readout niet toegestuurd krijgt, wat is hiervoor de reden?
Het WEF wil een platform zijn voor de uitwisseling van ideeën tussen wetenschappers, politici en vertegenwoordigers van bedrijven en NGO’s, met het oog op het helpen aanpakken van wereldwijde problemen. Discussies hebben daarom vaak een vertrouwelijk karakter. Een veilige omgeving, waarin met enige discretie wordt omgegaan met wat iedereen precies zegt, is nodig om dit platform optimaal te laten functioneren. Het openbaar maken van readouts en andere documenten is in strijd met dit uitgangspunt.
Kunt u de bovenstaande twaalf vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het WEF-tasje van de premier |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
In antwoord op vraag 51 stelt u dat de Minister-President geen kandidaat is om Klaus Schwab op te volgen als leider van het World Economic Forum (WEF): Kunt u dan ten minste bevestigen of ontkennen dat uw naam als opvolger van Klaus Schwab wordt genoemd?
Daar ben ik me niet van bewust.
In antwoord op vraag 6 naar de reden waarom de Minister-President al jaren met een WEF-tasje rondloopt antwoordt u laconiek dat hij deze tas gebruikt om spullen mee naar zijn werk te nemen: Hoe komt de Minister-President aan deze WEF-tas?
De Minister-President heeft deze gekregen toen hij deelnam aan een activiteit van het WEF.
Waarom gebruikt hij speciaal deze tas om spullen mee naar zijn werk te kunnen nemen? Hij zou immers ook een tasje van de Albert Heijn kunnen gebruiken of Shell of Unilever, of van zijn favoriete sportclub?
De door u genoemde tas bevalt de Minister-President goed.
Is de Minister-President het ermee eens dat het ongepast zou zijn voor hem in zijn ambt om met een tasje van Shell of Unilever rond te lopen? Zo ja, waarom is het dan niet ongepast om een tasje van een andere private organisatie zoals het WEF te gebruiken?
Het WEF wil een inspirerend platform bieden voor de uitwisseling van ideeën over de oplossing van wereldwijde vraagstukken, en kan niet vergeleken worden met de door u genoemde bedrijven.
Is de Minister-President zich ervan bewust dat hij door zo’n tas te gebruiken een bepaald signaal afzendt naar de Nederlandse bevolking, en wellicht ook naar prof. Klaus Schwab?
Dat is niet het geval.
Kunt u deze vragen alle afzonderlijk beantwoorden, zonder er een over te slaan en zonder antwoorden op verschillende vragen samen te voegen?
Ja.
Juridisch bindende overeenkomsten tussen het kabinet en het WEF |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kan het kabinet een lijst verschaffen van alle juridisch bindende afspraken, die zo blijkt worden gemaakt tussen het World Economic Forum (WEF) en de Nederlandse overheid1? Zo nee, waarom niet?
Deze vraag is reeds beantwoord in eerdere set vragen (15 feb 2022, kenmerk 2021Z24046). Naast de genoemde juridische afspraken (Sustainable Investement Policy; Tropical Forest Alliance; Food Systems Initiative; Food Innovation Hubs) zijn er geen andere juridisch bindende afspraken gemaakt met het WEF.
Kan de Kamer de volledige documentatie met betrekking tot deze juridisch bindende contracten (waaronder uiteraard de contracten zelf) toegestuurd krijgen?
Deze vraag is reeds beantwoord in een eerdere set Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1699) waar ook een bijlage is gevoegd van de aan het WEF verstrekte subsidiebeschikkingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot de subsidie voor het Global Coordinating Secretariat van de Food Innovation Hubs is reeds openbaar gemaakt als bijlage bij de beantwoording van Kamervragen, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1464.
Kan het kabinet een lijst verschaffen van alle bijeenkomsten waaraan Nederlandse ministers of ambtenaren deelnamen, die hebben geleid tot juridisch bindende afspraken met het WEF? Zo nee, waarom niet?
Deze juridisch bindende afspraken zijn niet door kabinetsleden of ambtenaren op een bijeenkomst gesloten.
Kunt u deze vragen alle afzonderlijk beantwoorden, zonder er een over te slaan en zonder antwoorden op verschillende vragen samen te voegen?
Ja.
Het indienen van een VN-resolutie bij de Emergency Special Session over Oekraïne. |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het feit dat Rusland doelbewust de toegang tot de Zwarte Zee blokkeert en daarbij toegeeft dat het dit met voorbedachte rade doet?1
Volgens Oekraïne zijn de havens geblokkeerd door de Russische maritieme operaties als onderdeel van een economische oorlog. Rusland stelt dat het een humanitaire zee corridor heeft ingesteld, maar dat de Oekraïense zeemijnen de belemmering vormen. Feit is dat reders nu niet naar Oekraïne varen omdat er sprake is van een actief conflictgebied en ook als zodanig is aangemerkt door Rusland. Het kabinet acht het – ook met het oog op de voedselzekerheid – dan ook van groot belang dat Rusland zijn militaire operaties gericht tegen Oekraïne in de Zwarte Zee beëindigt.
Bent u bekend met het feit dat hiermee 25 miljoen ton graan Oekraïne niet kan verlaten, en dit in de context van een dreigende voedselcrisis waarin de VN schat dat 161 miljoen mensen in 42 landen aan acute honger zullen lijden, ontzettend grote consequenties zal hebben?
Ja. Het wegvallen van het aanbod van graan uit Oekraïne leidt tot serieuze tekorten en heeft een prijsopdrijvend effect. Volgens de VN is het aantal mensen in ernstige voedselonzekerheid als gevolg van de Russische oorlog tegen Oekraïne gestegen van 276 miljoen naar 323 miljoen2.
Bent u het eens dat Rusland daarmee honger als wapen gebruikt en hiermee grove oorlogsmisdaden begaat of anderszins het internationaal recht schendt?
Nederland veroordeelt ten sterkste de blokkades die door Rusland zijn opgeworpen en die de export door Oekraïne van Oekraïens graan via de Zwarte Zee op dit moment onmogelijk maken. Het kabinet vindt het politiek onaanvaardbaar dat Rusland voedsel inzet als wapen, waardoor de wereldwijde voedselzekerheid in het geding komt.
Juridisch is het opzettelijk uithongeren van de burgerbevolking ten tijde van een gewapend conflict een schending van het humanitair oorlogsrecht en zou mogelijk kunnen worden gekwalificeerd als een oorlogsmisdrijf. Dit geldt echter alleen ten aanzien van de bevolking in het gebied waar het gewapend conflict plaatsvindt, dus ten aanzien van de Oekraïense bevolking. Het verbod op opzettelijke uithongering is vastgelegd in het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève. Rusland is partij bij dit protocol.
Nederland kwalificeert de situatie in Oekraïne als een internationaal gewapend conflict. Dit betekent dat het niet per definitie is verboden voor partijen bij het gewapend conflict om zeeblokkades in te stellen. Het humanitair oorlogsrecht voorziet namelijk in het onder bepaalde voorwaarden instellen van zeeblokkades voor militaire doeleinden. Een dergelijke blokkade is niet toegestaan wanneer het leidt tot uithongering van de burgerbevolking, in dit geval de bevolking van Oekraïne.
Dit alles laat onverlet dat Nederland het gedrag van Rusland ten sterkste veroordeelt.
Bent u bekend met het feit dat er door het activeren van het Uniting for Peace-mechanisme een Emergency Special Session over Oekraïne bij de Verenigde Naties loopt waarbij de Algemene Vergadering veiligheidsonderwerpen van de Veiligheidsraad overneemt en bespreekt in de Algemene Vergadering?2
Ja.
Bent u bereid deze Emergency Special Session over Oekraïne bijeen te roepen om een resolutie in te dienen die het handelen van Rusland in de Zwarte Zee veroordeelt en de route over de Zwarte Zee uitroept als humanitaire corridor voor het transporteren van essentiële ladingen voedsel naar landen waar nijpende voedselcrises dreigen?
Op dit moment zijn er verschillende pogingen om deze blokkade op te heffen. Turkije probeert te faciliteren, daartoe heeft onlangs een gesprek tussen ministers Cavosoglu en Lavrov plaatsgevonden, en de VN is in gesprek met Turkije, Rusland en Oekraïne over een corridor.4 Het kabinet volgt deze onderhandelingen nauwgezet en hoopt op een dergelijke oplossing. Nederland heeft de SGVN laten weten paraat te staan om een bijdrage te leveren indien gewenst. Daarnaast zal ik onderzoeken bij andere AVVN-leden of en hoe het bijeenroepen van een dergelijke sessie kans van slagen heeft. Een grote coalitie is noodzakelijk om een dergelijke resolutie breed aanvaard te krijgen en daarmee een krachtig signaal af te geven.
Bent u bereid, indien deze resolutie een meerderheid krijgt, een voortrekkersrol te spelen met landen in de regio en in het Midden-Oosten en Afrika om de voedseltransporten op gang te krijgen?
Zie antwoord 5.
Kunt u gezien de urgentie van deze kwestie dit zo snel mogelijk in werking stellen en deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bezoek van de minister aan de Palestijnse NGO Al-Haq |
|
Raymond de Roon (PVV), Kees van der Staaij (SGP), Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Hoekstra bezoekt «terreurorganisatie»»?1
Ja.
Wat was uw doel van het bezoek aan de Palestijnse NGO Al-Haq, een organisatie die, samen met vijf andere organisaties, door Israël tot terreurorganisatie is verklaard?
Een ontmoeting met een afvaardiging van het maatschappelijk middenveld (zowel Palestijns als Israëlisch) vormde een belangrijk onderdeel van mijn bezoek om verdere kennis op te doen van de huidige situatie. Ik heb gesproken met Al-Haq, Breaking the Silence, Musawa en B’Tselem. Al-Haq is een organisatie die zich inzet voor mensenrechten en rechtsstatelijkheid in de bezette Palestijnse gebieden en die daarbij zowel naar Palestijnse als Israëlische actoren kijkt. Al-Haq is daarnaast één van de oudste mensrechtenorganisaties met veel kennis en reeds jaren een gesprekspartner van Nederland. Het versterken van rechtsstatelijkheid en mensenrechten vormen voor Nederland belangrijke beleidsdoelstellingen. Vanuit deze invalshoek ben ik het gesprek aangegaan.
Deelt u deze verklaring van de Israëlische regering? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is bekend met het besluit van Israël om zes organisaties, waaronder Al-Haq, te plaatsen op de Israëlische nationale terrorismelijst. De regering heeft in reactie op dit besluit aan Israël gevraagd de informatie te delen die hieraan ten grondslag ligt. Voor het kabinet blijft het uitgangspunt dat deze informatie voldoende overtuigend dient te zijn om de listings te rechtvaardigen en daar gevolgen aan te verbinden. Het kabinet heeft tot op heden geen bewijs voor de Israëlische kwalificaties van de zes ngo’s ontvangen en heeft geen reden om het beleid ten aanzien van deze ngo’s – bijvoorbeeld om met hen in gesprek te gaan – te herzien. De zes organisaties komen niet voor op de VS, EU of VN sanctielijsten voor terrorisme, en de Israëlische informatie heeft niet tot verandering geleid. Nederland zet zich ervoor in om met andere donoren waaronder de EU tot een gezamenlijke appreciatie te komen, zodat alle beschikbare informatie meegewogen kan worden.
In dit kader verwijs ik ook graag naar Kamerbrief (kenmerk 2022Z09747/2022D20838) met een terugkoppeling van mijn reis. Ik heb dit punt ook besproken met mijn Israëlische collega Lapid. Ik heb aangegeven aantijgingen van terrorisme altijd uiterst serieus te nemen en zorgvuldig te behandelen. Ik heb tegelijkertijd ook gezegd dat voor Nederland de tot nu toe ontvangen Israëlische informatie onvoldoende overtuigend is om het Israëlische besluit om deze organisaties als terroristisch aan te merken, te rechtvaardigen en daar gevolgen aan te verbinden. Afgesproken is hierover met elkaar in gesprek te blijven.
Kunt u aangeven wat de inhoud was van uw gesprekken met vertegenwoordigers van Al-Haq? Wat was uw boodschap en welke boodschap heeft u van hen meegekregen? Indien het gaat om vertrouwelijke gesprekken, wat kunt u dan ten behoeve van democratische transparantie wel openbaar maken?
Ik heb in een gezamenlijke bijeenkomst gesproken met Al-Haq, Breaking the Silence, Musawa en B’Tselem over de oplopende spanningen in de regio en de mensenrechtensituatie in Israëlische en de Palestijnse gebieden (zie ook de Kamerbrief over recente ontwikkelingen met kenmerk 2022Z09747/2022D20838). Naast mijn steun voor het maatschappelijke middenveld en het noodzakelijke werk dat zij doen, heb ik tegelijkertijd ook duidelijk uitgesproken dat er voor enige vorm van banden met terroristische organisaties geen ruimte bestaat, en dat volledige transparantie in de samenwerking onontbeerlijk is.
Welke andere Palestijnse organisaties en autoriteiten heeft u gesproken en wat was de inhoud of strekking en het doel van die gesprekken? Heeft u bijvoorbeeld ook uw zorg geuit over de recente golf van dodelijke terreuraanslagen door Palestijnen in Israel?
De reis had als belangrijkste doel een persoonlijke ontmoeting met mijn ambtgenoten de heer Lapid (Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken) en Malki (Palestijnse Minister van Buitenlandse Zaken). Ook heb ik een ontmoeting gehad met de Palestijnse premier Shtayyeh, en de reeds genoemde organisaties onder antwoord 2. Daarnaast heb ik met diverse Israëlische en Palestijnse verzoeningsorganisaties gesproken, het bedrijfsleven, en mijn respect betuigd voor de slachtoffers van de Holocaust door Yad Vashem te bezoeken en een krans te leggen namens Nederland. Het moment van mijn bezoek bood de mogelijkheid om persoonlijk mijn afschuw te delen over de recente terroristische aanslagen. Voor het volledige verslag van deze reis verwijs ik u naar de Kamerbrief met kenmerk 2022Z09747/2022D20838.
Begrijpt u de zorg dat uw bezoek aan Al-Haq internationaal de uitstraling kan hebben dat Nederland op het hoogste politieke niveau positieve contacten onderhoudt met omstreden organisaties die verdacht worden van terroristische activiteiten of van banden met terroristen?
Ik vind het belangrijk om transparant te zijn over ontmoetingen zoals met Al-Haq en andere maatschappelijke organisaties, en de afweging die daaraan ten grondslag liggen. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 3.
Heeft u ook met de Israëlische overheid gesproken over versterkte samenwerking, waaronder het heropstarten van formele gesprekken binnen de Associatieraad ten bate van modernisering van het EU-Israel Associatieakkoord, in lijn met de aangenomen motie-Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 35 570, nr. 30)? Welke initiatieven heeft u genomen, en bent u voornemens te blijven nemen, om in EU-verband te komen tot daadwerkelijke herstart van de formele gesprekken hierover?
Nederland is een voorstander van het houden van een Associatieraad met Israël en blijft hier in Europees verband toe oproepen. Daarnaast blijft Nederland hier ook aandacht voor vragen in bilaterale gesprekken die worden gevoerd met de Europese dienst voor extern optreden (EDEO). Er moet in Europees verband echter eerst overeenstemming zijn tussen de 27 lidstaten. Die ontbreekt momenteel. Nederland brengt deze boodschap ook over in gesprekken met EU-partners. Waar Nederland een mogelijkheid ziet beweging te brengen in de EU-positie zullen we deze actief aangrijpen, in lijn met motie-Van der Staaij.
De moord op Al-Jazeera’s journalist Shireen Abu Aqleh |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht van de Guardian over de moord op Al-Jazeera’s journalist Shireen Abu Aqleh?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit bericht?
Het kabinet is geschokt door de dood van de journalist Shireen Abu Akleh en veroordeelt de verstoring van de rouwstoet op de dag van haar begrafenis. Persvrijheid en de veiligheid van journalisten zijn essentieel voor een democratische rechtstaat. Wij hebben direct opgeroepen tot een onderzoek naar haar dood en veroordelen het geweld dat tot haar dood heeft geleid. Ik heb hier ook persoonlijk aandacht voor gevraagd bij mijn Israëlische en Palestijnse collega’s tijdens mijn recente bezoek aan Israël en de Palestijnse Gebieden.
Hoe oordeelt u over de weigering van de Israëlische regering om een dergelijk onderzoek uit te laten voeren na eerder te hebben gesteld hiertoe wel bereid te zijn?
Naar mijn begrip is er geen sprake van een Israëlische weigering. Op 19 mei heeft het Israëlische leger (IDF) na een preliminair onderzoek aangegeven dat het geen conclusie kan trekken over de identiteit van de vermeende schutter. Het heeft de PA om de kogel gevraagd die bij de autopsie van de journalist is gevonden. Zonder de kogel zou het geweer waarmee geschoten werd niet kunnen worden geïdentificeerd. De PA heeft dit verzoek geweigerd. De Israëlische Minister van Defensie Gantz heeft de PA op 26 mei nogmaals opgeroepen om de kogel te delen en heeft daarbij aangegeven open te staan voor een onderzoek dat samen met internationale actoren wordt uitgevoerd.
De regering verwelkomt de oproep van Minister Gantz en is van mening dat een grondig en transparant onderzoek essentieel is.
Hoe verhoudt deze weigering zich tot de diplomatieke uitkomsten van uw recente bezoek aan Israël en uw conversaties met uw Israëlische gesprekspartners? Bent u het eens met D66 dat deze Israëlische koerswijziging zo kort na uw bezoek ook een diplomatiek affront is?
Zoals in antwoord op vraag 3 aangegeven, is er geen sprake van een weigering aan Israëlische zijde om een onderzoek in te stellen.
Waarom heeft u opgeroepen tot een gezamenlijk onderzoek wetende dat het track record van Israël bij dergelijke onderzoeken niet bepaald indrukwekkend is?
Het kabinet is van mening dat grondig en transparant onderzoek nodig is om de feiten over de toedracht boven tafel te krijgen en is voorstander van een gezamenlijk onderzoek. Eventueel kan een derde internationale partij ondersteuning bieden indien dit behulpzaam wordt geacht en beide partijen daarvoor openstaan.
Op welke manier zet u zich na de Israëlische onderzoeksweigering concreet in om tot waarheidsbevinding en berechting te komen?
Zoals in antwoord op vraag 3 aangegeven, is er geen sprake van een weigering aan Israëlische zijde om een onderzoek in te stellen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De bagatellisering van de Bersiap |
|
Simone Kerseboom (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Forse kritiek op Indië-onderzoek: «Rutte doet ons extreem veel pijn»»1 van 23 mei 2022 in De Telegraaf?
Ja
Klopt het dat u heeft gezegd dat u de term politionele acties niet meer wilt gebruiken en dat u ook van mening bent dat de term Bersiap – de periode waarin Indonesische separatisten genocide pleegden tegen Nederlanders en Indische Nederlanders – alleen nog maar «tussen aanhalingstekens» mag worden gebruikt?
De eerste kabinetsreactie van 17 februari jl. op de toen verschenen onderzoeksrapporten bevat hierover de volgende passage: «Nederlanders en Indische Nederlanders en Molukkers die in Indonesië tijdens de Japanse bezetting en de maanden daarna tijdens de periode die in Nederland ook wel bekend staat als Bersiap geconfronteerd waren met grove gewelddadigheden en voor hun leven hadden moeten vrezen, voelden zich na aankomst in Nederland vaak onbegrepen en niet gehoord. Deze verschillende groepen hebben na hun komst in ons land niet de zorg, erkenning en waardering gekregen die ze verdienen».
Tijdens de persconferentie op dezelfde dag heb ik hierover het volgende gezegd: «Dan is er natuurlijk ook het vraagstuk van het gebruiken van de term Bersiap, daar is recentelijk kritiek op gekomen. En ik gebruik die term wel tussen aanhalingstekens, omdat ik mij realiseer dat de term natuurlijk ter discussie staat. Ik wil daar uiting aan geven door dat tussen aanhalingstekens te doen. Maar ik wil ook vaststellen dat die term Bersiap plaats heeft in het Nederlandse collectieve geheugen. En dat die term, dat zagen we ook in het stuk in de krant vandaag terug, in het bijzonder van de Indische gemeenschap in Nederland in het bijzonder de betekenis (heeft) voor het grote leed (dat) is aangedaan. Het kabinet wil dat respecteren door die term, weliswaar tussen aanhalingstekens, want daar is discussie over, maar daarmee niet op de plank te leggen.» In de persconferentie heb ik afstand genomen van het begrip politionele acties en gesproken over een koloniale oorlog.
Waarom vindt u dat de term Bersiap tussen aanhalingstekens zou moeten staan?
Hierop ben ik ingegaan tijdens de persconferentie op 17 februari jl. Daarin heb ik onder meer het volgende gezegd: «Dan is er natuurlijk ook het vraagstuk van het gebruiken van de term Bersiap, daar is recentelijk kritiek op gekomen. En ik gebruik die term wel tussen aanhalingstekens, omdat ik mij realiseer dat de term natuurlijk ter discussie staat. Ik wil daar uiting aan geven door dat tussen aanhalingstekens te doen.»
Bent u zich ervan bewust dat u daarmee impliciet de Bersiap ontkent, dan wel bagatelliseert?
Hierop ben ik ingegaan tijdens de persconferentie op 17 februari jl. Daarin heb ik onder meer het volgende gezegd: «Maar ik wil ook vaststellen dat die term Bersiap plaats heeft in het Nederlandse collectieve geheugen. En dat die term, dat zagen we ook in het stuk in de krant vandaag terug, in het bijzonder van de Indische gemeenschap in Nederland in het bijzonder de betekenis (heeft) voor het grote leed (dat) is aangedaan. Het kabinet wil dat respecteren door die term, weliswaar tussen aanhalingstekens, want daar is discussie over, maar daarmee niet op de plank te leggen.»
Hoe gaat u erop toezien dat de term Bersiap alleen nog maar tussen aanhalingstekens wordt gebruikt? Is dat een persoonlijk voornemen? Of wordt dat regeringsbeleid?
Een dergelijke vorm van toezicht is niet verenigbaar met de vrijheid van drukpers (artikel 7 van de Grondwet).
Kunt u uitleggen wat u hoopt te bereiken door, als het ware, vraagtekens te zetten bij de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden tijdens de Bersiap?
Hierop ben ik ingegaan tijdens de persconferentie op 17 februari jl. Daarin heb ik onder meer het volgende gezegd: «Dan is er natuurlijk ook het vraagstuk van het gebruiken van de term Bersiap, daar is recentelijk kritiek op gekomen. En ik gebruik die term wel tussen aanhalingstekens, omdat ik mij realiseer dat de term natuurlijk ter discussie staat. Ik wil daar uiting aan geven door dat tussen aanhalingstekens te doen. Maar ik wil ook vaststellen dat die term Bersiap plaats heeft in het Nederlandse collectieve geheugen. En dat die term, dat zagen we ook in het stuk in de krant vandaag terug, in het bijzonder van de Indische gemeenschap in Nederland in het bijzonder de betekenis (heeft) voor het grote leed (dat) is aangedaan. Het kabinet wil dat respecteren door die term, weliswaar tussen aanhalingstekens, want daar is discussie over, maar daarmee niet op de plank te leggen.»
Ontkent u dat de Bersiap een extreem gewelddadige periode betreft waarin Nederlanders en Indische Nederlanders, vaak op gruwelijke wijze, gemarteld en vermoord zijn?
Nee.
Kunt u reflecteren op de impact van de Bersiap op de slachtoffers en hun nabestaanden?
Over dit onderwerp is begin juni een onderzoeksrapport verschenen dat als publicatie en deelstudie mede onderdeel uitmaakt van het onderzoeksprogramma waarop de eerste kabinetsreactie van 17 februari jl. betrekking had. Deze kabinetsreactie bevat hierover het volgende: «Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 2017 zal het kabinet de publicaties verder bestuderen en vervolgens met een nadere reactie komen. Daarbij zullen ook de bevindingen worden meegewogen in de deelstudies die in april en mei van dit jaar zullen verschijnen». Deze toezegging heeft mede betrekking op het hiervoor genoemde, begin juni verschenen onderzoeksrapport.
Zou u ook andere genocidale acties die hebben plaatsgevonden in de recente geschiedenis, tussen aanhalingstekens plaatsen? Zo ja, welke en waarom? Zo nee, waarom de Bersiap wel?
Het begrip genocide heeft een specifieke juridische betekenis die niet per definitie geldt voor elke periode waarin sprake is geweest van extreem geweld.
Maakt u zich zorgen dat het zwartmaken en in twijfel trekken van de Nederlandse geschiedenis in Nederlands-Indië door historisch revisionisme en negationisme, zoals gepresenteerd in de uitkomsten van het onderzoeksprogramma «Dekolonisatie, onafhankelijkheid, geweld en oorlog in Indonesië 1945–1950» en de tentoonstelling «Revolusi!» in het Rijksmuseum, opnieuw kan leiden tot walgelijke acties zoals het bekladden van het Indisch Monument in augustus 2020?
Er zijn geen aanwijzingen vastgesteld voor dergelijke verbanden.
Denkt u dat de Nederlandse bevolking op dit soort historisch negationisme zit te wachten, gezien de heftige publieke reactie op het nieuws dat het Rijksmuseum de term Bersiap wilde schrappen, naar aanleiding van de tentoonstelling «Revolusi!» door Bersiap-ontkenner Bonnie Triyani?
Publicaties en tentoonstellingen kunnen uiteenlopende reacties oproepen die onderdeel uitmaken van maatschappelijke discussies over onderwerpen.
Kunt u uitleggen waarom het voor u van belang is dat het huidige kabinet zich bemoeit met hoe Nederlanders hun gedeelde geschiedenis willen herinneren en herdenken?
Het staat Nederlanders vrij naar eigen inzicht te herinneren en te herdenken. Zie verder ook de antwoorden op de vragen 1 tot en met 11.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Mogelijk buitenproportioneel gedrag van Nederlandse militairen in Uruzgan met burgerdoden tot gevolg. |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Herinnert u zich de vragen «burgerdoden in Uruzgan», waarin u aangaf een aantal daarvan niet te kunnen beantwoorden omdat een onderzoek moest worden afgewacht? Kunt u deze vragen alsnog beantwoorden, nu het openbaar ministerie (OM) tot een sepot heeft besloten, o.a. op basis van onderzoek door de KMAR?1 Zo nee, waarom niet?
Zoals aan uw Kamer is gemeld, is het Openbaar Ministerie (OM) op 23 december 2020 een onderzoek gestart (Kamerstuk 27 925, nr. 763). Om te voorkomen dat een eventueel eigen onderzoek van het Ministerie van Defensie het onderzoek van het OM zou belemmeren, is ervoor gekozen om de afronding van dit onderzoek af te wachten, alvorens een besluit te nemen over het starten van een eventueel eigen onderzoek. Het OM heeft het onderzoek inmiddels afgerond en over de uitkomsten gecommuniceerd.3 Over het starten van een eventueel eigen onderzoek door Defensie neem ik na de zomer een besluit. Hierover zal ik u conform de geldende procedure4 informeren. Het OM beslist zelf over het openbaar maken van het materiaal van het OM.
Is het materiaal van het OM, dat leidde tot het sepot omdat er geen bewijs is geconstateerd voor onrechtmatig handelen, openbaar voor het publiek? Zo ja, kunt u dat aan de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 1.
De bevelvoerende kapitein medio 2007 in de Chora-vallei in Uruzgan schreef in een rapport dat hij soms geweld liet gebruiken zonder dat er een zogeheten positieve identificatie was van een vijand. Klopt dit? Was dit inderdaad beleid, zoals de kapitein meldde?
Wat betreft (rapportage van) geweldgebruik wordt onderscheid gemaakt tussen het uitbrengen van gericht vuur op een persoon of object enerzijds en het lossen van een waarschuwingsschot anderzijds. Daarbij bestaat onderscheid tussen een waarschuwingsschot in zelfverdediging (als opmaat naar gericht vuur) en een waarschuwingsschot op basis van de bevoegdheid in de Rules of Engagement (ROE). In situaties van zelfverdediging is sprake van positieve identificatie van het doel waartegen geweld moet worden aangewend; er wordt immers verdedigd tegen een (onmiddellijk dreigende) aanval. De bevoegdheid in de ROE is bedoeld om meer in het algemeen een waarschuwing te geven, om een situatie te de-escaleren of om een potentiële dreiging voortijdig af te schrikken. In deze gevallen is niet altijd sprake van positieve identificatie van een doelwit, omdat er niet altijd sprake is van een opmaat naar gericht vuur.
Voor alle waarschuwingsschoten geldt dat vooraf zeker moet worden gesteld dat die geen risico vormen voor personen of goederen.
Het uitbrengen van gericht vuur op een persoon of object vereist een positieve identificatie, maar voor het lossen van een waarschuwingsschot is dit dus niet altijd het geval.
De situatie die wordt beschreven in het rapport van de bevelvoerende kapitein ziet op geweldgebruik in de zin van waarschuwing en niet op gericht vuur op een persoon of object. Uit de rapportage blijkt verder dat pas gericht geweld is gebruikt nadat positieve identificatie mogelijk was op basis van reacties van de tegenpartij.
Hoe vaak gebruikten Nederlandse troepen in Uruzgan geweld zonder dat sprake was van positieve identificatie?
Niet elke rapportage van geweldgebruik geeft aan of sprake was van een waarschuwingsschot in zelfverdediging of ter afschrikking (zie het antwoord op vraag 3). Daarom is het niet mogelijk om aan te geven hoe vaak geweld is gebruikt zonder dat sprake was van een positieve identificatie.
Was dit gebruik van geweld zonder positieve identificatie in overeenstemming met de toen geldende rules of engagement? Kunt u aangeven hoe de RoE op dit punt waren? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit was in overeenstemming (zie antwoord op vraag 3).
Gaat u de rules of engagement wijzigen? Zo ja, hoe?
ROE worden specifiek opgesteld en vastgesteld voor de operatie waarvoor zij worden uitgegeven. De ISAF-ROE zijn vervallen na het beëindigen van de ISAF-operatie.
Klopt het dat Nederlandse militairen medio 2007 door het regionale commandocentrum voor Zuid-Afghanistan, waar de Britse generaal Jacko Page het bevel voerde, werden gemaand om zich aan de regels omtrent positieve identificatie te houden? Hoe vaak gebeurde dat? Op welke wijze werd door Nederlandse troepen gereageerd op deze aanmaningen?
In de beschikbare documentatie is geen informatie te vinden om de stelling in de vraag te verifiëren, noch om na te gaan of hieraan opvolging is gegeven.
Terugtrekking uit het Energiehandvestverdrag |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Erkent u dat het Energiehandvestverdrag in strijd is met het Parijsakkoord? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Ja. De visie van de EU en van Nederland is dat het huidige ECT onvoldoende in lijn is met het Akkoord van Parijs. Voor de EU is een van de belangrijkste doelstellingen van de moderniseringsonderhandelingen om het ECT in lijn te brengen met het Akkoord van Parijs. De EU stelt voor dit te doen door o.a. investeringsbescherming in fossiele brandstoffenprojecten uit te sluiten, investeringen in hernieuwbare energie verder te stimuleren, de afspraken onder het Akkoord van Parijs en andere verdragen te herbevestigen onder het ECT, en nieuwe afspraken op te nemen over duurzaamheid.
Klopt het dat Nederland met een aantal andere landen aan het onderzoeken is om zich terug te trekken uit het Energiehandvestverdrag omdat de herziening daarvan niet voorspoedig verloopt? Kunt u de Kamer informeren over de (juridische) verkenningen die plaatsvinden?2
Het ECT is een gemengd verdrag, waar de EU én de lidstaten partij bij zijn. Zoals aangegeven in Kamerbrief DGKE-E / 22028444 van 21 februari 2022 heeft Nederland zich op het standpunt gesteld dat, als blijkt dat het Energy Charter Treaty (hierna: ECT) niet voldoende in lijn kan worden gebracht met het EU-mandaat, andere opties overwogen moeten worden. Nederland heeft de Europese Commissie opgeroepen om voorbereidingen te treffen voor verschillende scenario’s, waaronder uittreding.
Dit betekent niet dat het kabinet van mening is dat het moderniseren van het verdrag geen acceptabele optie is. Het doel van het kabinet is een modernisering van het ECT die zoveel mogelijk in lijn is met het EU-mandaat.
Nederland is momenteel de juridische aspecten van de verschillende scenario’s, waaronder uittreding, aan het onderzoeken.
Erkent u dat het vreemd is dat arbitragetribunalen het Komstroy-arrest naast zich neer kunnen leggen? Kunt u aangeven op welke juridische gronden dit kan?3
Op basis van internationale arbitrageregels zijn tribunalen zelf bevoegd om te oordelen over hun eigen bevoegdheid. Een van de redenen voor een tribunaal om zich onbevoegd te verklaren is het gebrek aan een geldige arbitrageovereenkomst. Het Hof van Justitie van de EU heeft in het Komstroy-arrest geoordeeld dat het ECT geen geldige arbitrageovereenkomst is onder EU-recht in een geschil tussen een investeerder uit een EU lidstaat en een andere EU lidstaat waar die investeerder een investering heeft («intra-EU arbitrage»). Arbitragetribunalen zijn niet gebonden aan arresten van het Hof van Justitie van de EU. Zij oordelen over de geschillen overeenkomstig het ECT en de toepasselijke internationale rechtsregels- en beginselen, waarbij ook het EU-recht in de overweging kan worden genomen. Omdat arbitragetribunalen in deze afweging andere internationale rechtsregels kunnen laten prevaleren, kunnen arbitragetribunalen zich in intra-EU arbitragezaken toch bevoegd verklaren en dat hebben ze tot nu toe ook gedaan.
Deelt u de mening dat de moderniseringsvoorstellen van de Europese Unie voor een langzame uitfasering van bescherming voor fossiele investeringen een bedreiging zijn voor het klimaat, aangezien maatregelen nú nodig zijn? Zo nee, waarom niet?
Het ECT belet overheden niet om maatregelen te nemen die nodig zijn om klimaatverandering tegen te gaan, zoals het uitfaseren van fossiele brandstoffen. Het ECT stelt alleen voorwaarden voor de wijze waarop dergelijke maatregelen genomen worden conform de beginselen van behoorlijk bestuur zoals ook vastgelegd in onze rechtstaat. Bij de moderniseringsonderhandelingen wordt door de EU gezorgd dat dit verduidelijkt wordt. Allereerst door een betere borging van de right to regulatevoor overheden om maatregelen te kunnen nemen die onder meer in het kader van klimaatverandering noodzakelijk zijn. En ten tweede door bescherming van fossiele brandstoffen uit te faseren, waardoor de focus van het ECT in de toekomst meer zal verschuiven naar de bescherming van investeringen in hernieuwbare energie. Het ECT biedt een bescherming in de zin van non-discriminatie voor doorvoer en investeringen in energie maar regelt niet het energiebeleid en energiekeuzes van de aangesloten landen. Het verdrag bepaalt daarmee niet de snelheid van energietransitie in de aangesloten landen.
Erkent u dat moderniseringsvoorstellen van de Europese Unie om ook biomassa en carbon capture and storage (CCS) te beschermen via het verdrag in strijd zijn met klimaatdoelen, aangezien het duurzame karakter van deze methodes wordt betwijfeld?
De inzet van zowel biomassa (mits het voldoet aan de (internationale) duurzaamheidseisen) als CCS draagt bij aan het realiseren van hernieuwbare energie of CO2-reductie. In combinatie kunnen deze technieken ook leiden tot negatieve emissies, welke van belang zijn richting klimaatneutraliteit in 2050.
Wat gaat u doen om met zoveel mogelijk lidstaten tegelijkertijd een terugtrekking uit het verdrag te organiseren en zo een sterk signaal af te geven?
Dit is op dit moment niet aan de orde, aangezien het onderhandelingsresultaat nog niet bekend is. Zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 2 is het doel van het kabinet een modernisering van het ECT die zoveel mogelijk in lijn is met het EU-mandaat.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat RWE en Uniper alsnog via een omweg het Nederlandse klimaatbeleid kunnen frustreren met hun claims?
Dit kabinet staat voor een ambitieus en effectief klimaatbeleid. Daarom moeten we zorgen dat we onze C02-uitstoot verlagen en afhankelijkheid van fossiele brandstoffen zoals gas en kolen afbouwen. De Wet verbod op kolen is een solide wet die ervoor zorgt dat de kolencentrales richting 2030 de maximale bijdrage leveren die ze kunnen in termen van CO2-reductie. Bij de totstandkoming van de wet is gekeken of deze wet in lijn is met nationale, Europese en internationale regels. Het staat een ieder vrij om de gang naar de rechter te kiezen als zij of hij rechtstreeks door een overheidsbesluit geraakt wordt. Het Nederlandse klimaat- en energiebeleid wordt niet ingegeven door het risico van claims.
Kunt u een overzicht geven van het contact tussen de Minister van Economische Zaken en Klimaat en Financiën met bestuurders of lobbyisten van RWE en Uniper in 2021 en 2022 tot nu toe?
Zaken die op dit moment onder de rechter zijn of bij het arbitragetribunaal aanhangig zijn, worden in onderling contact niet besproken. De Nederlandse Staat voert deze procedures zo transparant mogelijk en informeert de Tweede Kamer regelmatig en proactief over ontwikkelingen. Daarnaast is er op andere onderwerpen regulier contact, zoals de overheid dat ook met andere betrokkenen heeft. Dit is o.a. het geval bij gesprekken over ontwikkeling van waterstof en andere activiteiten die geen onderwerp zijn van juridische procedures brief waarin allerlei facetten van het kolendossier aan bod komen.