Het kidnappen van Turkse burgers in Kenia |
|
Jan Paternotte (D66), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de ontvoering van zeven Turkse vluchtelingen vanaf de straat op verschillende plekken in Nairobi, Kenia vorige week vrijdag 18 oktober?1
Ja.
Weet u of onder de ontvoerde vluchtelingen ook familieleden zijn van mensen met een Nederlandse verblijfsstatus?
Ik kan geen uitspraken doen over individuele zaken.
Deelt u de zorg van o.a. het Stockholm Center for Freedom en Amnesty International dat deze ontvoerde vluchtelingen, waaronder vluchtelingen met een door de Verenigde Naties (VN) afgegeven status, slachtoffer kunnen worden van illegale refoulement en in Turkije politiek gestraft kunnen worden?2
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Kenia heeft in een verklaring aangegeven dat Kenia op 18 oktober 2024, op verzoek van Turkije, de vier Turkse burgers heeft uitgezet naar Turkije. Ik onderschrijf de verklaring van VN-vluchtelingenorganisatie UNCHR waarin ernstige zorgen werden uitgesproken over deze kwestie en erop aan wordt gedrongen dat ook Kenia zich houdt aan internationale verplichtingen, inclusief het principe van non-refoulement waaraan landen gebonden zijn.
De Nederlandse ambassadeur in Nairobi heeft deze kwestie bij de Keniaanse Principal SecretaryImmigratie aangekaart, en daarbij aangegeven dat Nederland de refoulement een zorgelijke ontwikkeling vindt. Hij heeft daarbij onderstreept dat het in strijd is met de internationale afspraken rondom bescherming van vluchtelingen.
Kunt u bevestigen dat in 2023 meerdere leden van de Gülenbeweging in Tajikistan3, Algerije4, Irak5 gekidnapt zijn en later in Turkije in de gevangenis kwamen?
Ik ben bekend met berichtgeving over het overbrengen naar Turkije van vermeende leden van de Gülenbeweging. De Algemene Ambtsberichten Turkije van het Ministerie van Buitenlandse Zaken uit 2021, 2022 en 2023 maken melding van dergelijke casussen. Nederland ziet deze casussen als zeer zorgelijk, aangezien deze, zoals beschreven in de beantwoording van vraag 3, in strijd zijn met internationale afspraken rond de bescherming van vluchtelingen.
Hoe beoordeelt u het onderzoek van Freedom House uit 2023, waarin gesteld wordt dat sinds 2014 een totaal van 123 gevallen van fysieke transnationale repressie door Turkije zijn vastgesteld, waaronder de ontvoering van meerdere vluchtelingen die sympathisant zijn van de Gülenbeweging?6
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre zijn leden of sympathisanten van de Gülenbeweging in uw ogen vrij en veilig in Turkije?
In het Algemeen Ambtsbericht Turkije van augustus 2023 is beschreven dat bronnen aangaven dat de vervolging van vermeende Gülenisten in de verslagperiode in intensiteit was afgenomen in vergelijking met de periode vlak na de mislukte staatsgreep in Turkije in juli 2016. Het Algemeen Ambtsbericht meldt dat arrestaties van vermeende Gülen-aanhangers nog altijd plaatsvinden en dat de Turkse autoriteiten vermeende leden van de Gülenbeweging blijven vervolgen. In het huidige landgebonden asielbeleid voor Turkije zijn toegedichte Gülen-aanhangers daarom aangemerkt als risicoprofiel. Of er daadwerkelijk een mogelijkheid tot vervolging bestaat in een specifiek geval wordt individueel beoordeeld.
In het licht van deze incidenten, denkt u dat er sprake is van een versoepeling vanuit de Turkse regering ten opzichte van de Gülenbeweging, zoals vermeld in het ambtsbericht?7
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om, met het oog op deze schokkende incidenten, een nieuw ambtsbericht te vragen ten aanzien van Turkse vluchtelingen? Zo nee, waarom niet?
Een nieuw Algemeen Ambtsbericht Turkije is voorzien voor eind februari 2025.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat over buitenlandse beïnvloeding van donderdag 24 oktober aanstaande?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De houding van het kabinet ten opzichte van UNRWA-financiering |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
|
Kunt u uitsluiten dat Nederlandse UNRWA-financiering in het verleden in handen is/kan zijn gekomen van Hamas?
Nederlandse programma’s in de Palestijnse gebieden worden uitgevoerd via internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties, en met Palestijnse, Israëlische en internationale maatschappelijke organisaties. Organisaties waarmee Nederland rechtstreeks samenwerkt worden vooraf beoordeeld op hun capaciteit om beoogde doelen te behalen en de Nederlandse middelen op een verantwoorde wijze te beheren. In het geval van financiering aan UNRWA wordt daar vervolgens in samenspraak met andere donoren en in bilateraal contact met de organisatie op toegezien. Via het UNRWA Adviescomité legt UNRWA verantwoording af. Daarnaast heeft UNRWA de afgelopen jaren de volledige medewerkerslijst met Israël gedeeld voor screening. Tot de aanslagen op 7 oktober 2023 heeft Israël geen reacties gegeven op deze lijst. Naar aanleiding van de aanbevelingen uit het Colonna-rapport wordt dit tegenwoordig elk kwartaal herhaald.
In alle conflictgebieden geldt dat er bepaalde risico’s bestaan die helaas niet uit te sluiten zijn. Het ministerie en de posten zetten zich in om deze risico’s zoveel mogelijk te verkleinen en mitigerende maatregelen te nemen waar mogelijk. Wanneer er toch misstanden zijn, verwacht Nederland van organisaties dat zij doortastend optreden en adequaat handelen. Nederland heeft met gelijkgezinde landen de afgelopen jaren ingezet op het verbeteren van meldingsprocedures en stevige opvolging van meldingen. Er is geen tolerantie voor het niet opsporen en opvolgen van verdenkingen van wangedrag en criminele activiteiten. Nederland trekt hierbij nauw op met andere donoren en zond, bijvoorbeeld, ook een sterk signaal uit door het bevriezen van additionele bijdragen aan UNRWA na de aantijgen van betrokkenheid van UNRWA-medewerkers bij de aanslagen van 7 oktober 2023. Het onderzoek dat is gedaan naar de neutraliteit van de organisatie (het «Colonna-rapport») is mede opgezet om te zorgen dat, in de complexe situatie waarin UNRWA opereert, incidenten zoveel als mogelijk voorkomen kunnen worden en dat bij incidenten ook snel geacteerd wordt.
Hoe hebben de VN-onderzoeken (OIOS en «Colonna») naar medewerkers van UNRWA die mogelijk betrokken waren bij terreuractiviteiten uiteindelijk meegewogen in het besluit om de steun te hervatten?
De aantijgingen over betrokkenheid van UNRWA-medewerkers bij de aanslagen van 7 oktober waren zeer zorgelijk, net als de recente berichtgeving dat een Hamas-kopstuk in Libanon (Fateh Sherif) werkte voor UNRWA. Het kabinet heeft, samen met andere donoren, deze zorgen aan de orde gesteld bij zowel de organisatie als bij de Secretaris-Generaal van de VN (SGVN). De SGVN heeft, na de aantijgingen in januari jl., direct twee onderzoeken ingesteld: een onderzoek naar de neutraliteit en integriteit van UNRWA als geheel (het «Colonna-onderzoek») en een onderzoek door het kantoor van de Internal Oversight Services van de VN (OIOS) naar de aantijgingen tegen de individuele UNRWA medewerkers over betrokkenheid bij de aanslagen van 7 oktober. Beide onderzoeksrapporten zijn inmiddels opgeleverd.
Ten aanzien van het Colonna-rapport hebben zowel de SGVN als UNRWA de bevindingen en aanbevelingen omarmd en toegezegd alle aanbevelingen uit het Colonna-rapport op te volgen (zie ook Kamerstuk 26 150, nr. 211, 23 432, nr. 534, 23 432, nr. 539). Het belang van spoedige implementatie van alle aanbevelingen uit het Colonna-rapport heb ik nogmaals benadrukt in mijn gesprek met de Commissaris-Generaal van UNRWA, dhr. Philippe Lazzarini, tijdens mijn bezoek aan de Algemene Vergadering van de VN in New York. Nederland volgt de implementatie nauwgezet met andere donoren, omdat het van belang is dat de organisatie alle mogelijke stappen zet om de kans op schendingen van de neutraliteitsprincipes te minimaliseren.
Ten aanzien van het onderzoek naar betrokkenheid van individuele UNRWA-medewerkers bij de aanslagen van 7 oktober 2023 heeft het kabinet kennisgenomen van het rapport van de Office of Internal Oversight Services van de VN (OIOS) en de opvolging daarvan. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld1, heeft OIOS de geanonimiseerde versie van het rapport gedeeld. Het kabinet waardeert deze stap en heeft begrip voor het behoud van bescherming van persoonsgegevens. Zoals gesteld in het OIOS-rapport kon bewijs niet onafhankelijk geverifieerd worden en kon op basis van die informatie niet met volledige zekerheid vastgesteld worden of UNRWA-medewerkers al-dan-niet betrokken waren bij de aanslagen van 7 oktober 2023. 19 medewerkers werden onderzocht waarbij 1 medewerker onschuldig bleek, in 9 gevallen bleek het bewijs onvoldoende om betrokkenheid bij de aanslagen te onderbouwen en in de 9 overige gevallen kan het bewijs, indien gevalideerd en bevestigd, mogelijk onderbouwen dat de beschuldigden betrokken waren bij de aanslagen. De medewerkers werden direct ontslagen, het ontslag van de medewerker wiens onschuld werd bewezen is teruggedraaid. Naar de 9 medewerkers waar onvoldoende bewijs werd gevonden voor eventuele betrokkenheid bij de aanslagen, loopt nu aanvullend onderzoek door UNRWA om vast te stellen of zij de bredere neutraliteitsbeginselen zoals Hamas-lidmaatschap hebben geschonden los van de vraag of ze een rol speelden in de aanslagen. Gelet op de ernst van de beschuldigingen vindt het kabinet het ontslag op staande voet een volstrekt logische conclusie.
Deelt u de conclusie dat, gezien het feit dat het «Colonna» onderzoek wijst op acute risico's betreffende de neutraliteit van UNRWA en dat daaruit naar voren komt dat al jaren slechts drie personeelsleden (op een personeelsbestand van meer dan 30.000) de ethische code en daarmee de neutraliteit van UNRWA handhaven1 , van neutraliteitshandhaving in de praktijk geen sprake is? Zo nee, waarom niet?
In het Colonna-rapport over het brede neutraliteits- en integriteitsbeleid van de organisatie wordt gesteld dat UNRWA beschikt over een «robuust raamwerk» om te acteren op neutraliteitsproblemen, en dat dit raamwerk beter is ontwikkeld dan van vergelijkbare VN-organisaties en/of ngo’s.
Tegelijkertijd wijst het rapport ook op ruimte voor verbeteringen, waaronder meer personele capaciteit om de interne onderzoekscapaciteit naar neutraliteitsschendingen te versterken. UNRWA heeft toegezegd alle aanbevelingen te implementeren en dus ook het versterken van deze capaciteit. Zo zullen er de komende maanden 8 medewerkers op het hoofdkantoor aangenomen worden en zal UNRWA versterkt worden met 5 Field Ethics Officers. De afdeling van intern toezicht zal de komende maanden uitgebreid worden tot 10 medewerkers. Het verder versterken van deze functies binnen de organisatie heeft financiële consequenties. Het is van belang dat UNRWA hiervoor voldoende middelen heeft. UNRWA heeft evenwel structureel tekort aan middelen, wat het uitbreiden van de onderzoekscapaciteit en het gebruik van adequate onderzoekssoftware bemoeilijkt.
Deelt u de conclusie dat, gezien het feit dat hetzelfde onderzoek erop wijst dat er slechts vier onafhankelijke, internationale inspecteurs permanent in dienst zijn2, van neutraliteitshandhaving in de praktijk geen sprake is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe past de recente bevestiging vanuit UNRWA dat de omgekomen Fateh Sherif, naast medewerker, ook prominent Hamasleider was, in de risicoafweging van het kabinet?
Tot maart 2024 was Sherif voor UNRWA actief in Libanon als directeur van een school en voorzitter van een UNRWA onderwijsvakbond. Direct na aantijgingen in maart 2024 van mogelijke banden met Hamas werd hij door UNRWA op non-actief gesteld zonder behoud van salaris, conform het beleid van zero tolerance for inaction, en zijn donoren op de hoogte gesteld. Deze zaak kwam ook aan de orde tijdens de hoorzitting over UNRWA die de Kamer op 20 juni 2024 organiseerde. Ook werd direct een onderzoek ingesteld dat, volgens UNRWA, naar alle waarschijnlijkheid zou hebben geleid tot zijn ontslag. Sherif kwam evenwel om het leven alvorens dit onderzoek kon worden afgerond.
In hoeverre is de Nederlandse internationale reputatie in de regio meegewogen in de besluitvorming over het bevriezen en hervatten van de subsidies aan UNRWA?
Het Nederlandse kabinet maakt eigenstandige afwegingen waarbij de internationale positie van Nederland, de relatie met bondgenoten en de landen die Palestijnse vluchtelingen opvangen (w.o. Libanon en Jordanië) worden meegenomen. Het kabinet hecht aan onze sterke reputatie als betrouwbaar partner, waarbij hoort dat Nederland aangedane verplichtingen gestand doet. De jaarlijkse Nederlandse bijdrage aan UNRWA is door het vorige kabinet vastgelegd voor de periode 2023–2025. Bovendien wordt middels deze bijdrage het brede mandaat van UNRWA om hulp en basisvoorzieningen te leveren aan Palestijnse vluchtelingen gesteund in tijden waarin de nood hoog is. Hiermee draagt de organisatie bij aan stabiliteit in de hele regio. Het doorbreken van eerdere verplichtingen of het totaal stoppen van steun aan UNRWA zou derhalve ook consequenties hebben op de positie van Nederland als brede partner in de regio. Dat laat onverlet dat het kabinet gelijktijdig kijkt naar het diversifiëren van hulpkanalen in de regio, aangezien het onwenselijk is dat hulp en basisbehoeften te zeer afhankelijk zijn van één organisatie.
Hoe waardeert het kabinet inlichtingen van Israël tegen UNRWA?3 Hoe zijn en worden deze meegewogen in de Nederlandse besluitvorming?
Het kabinet is bekend met aantijgingen tegen UNRWA en neemt deze serieus. De organisatie heeft al langere tijd te maken met beschuldigingen tegen de organisatie en de medewerkers. Daarom volgt het kabinet, samen met andere lidstaten, de vervolgstappen op dergelijke aantijgingen nauwgezet. Vandaar dat Nederland en andere partners sterk inzetten op spoedige implementatie van de aanbevelingen uit het Colonna rapport, dat toeziet op de totaliteit van neutraliteitsuitdagingen bij UNRWA. Daarbij moedigt het kabinet alle betrokken partijen aan om beschikbare informatie volledig te delen. Zo hadden onderzoekers betrokken bij zowel het Colonna-rapport als het OIOS-rapport onvoldoende mogelijkheid om over aan Israël gevraagde aanvullende informatie te beschikken.
Houdt uw uitspraak dat UNRWA een «belangrijke rol speelt [in de Gazastrook]» in dat u voornemens bent om na 2025 door te gaan met het verstrekken van het budget? Zo niet, op welke andere manier kwalificeert u dit waardeoordeel?4
UNRWA speelt op dit moment een belangrijke rol bij de humanitaire hulpverlening in de Gazastrook. Daarnaast levert het ook basisdiensten aan mensen in de hele regio, zoals vastgelegd in het door de Algemene Vergadering van de VN (AVVN) verleende mandaat. Indien UNRWA geen hulp of basisdiensten meer kan bieden aan Palestijnse vluchtelingen en bevolking in de regio (waaronder de Westelijke Jordaanoever, Libanon, Jordanië en Syrië) kan dit negatieve gevolgen hebben voor de reeds zorgwekkende regionale stabiliteit aangezien dan een groot aantal mensen verstoken zal zijn van basale diensten als onderwijs of gezondheidszorg. De begroting van 2026 e.v. zal worden opgesteld in context van aanzienlijke bezuinigingen op ontwikkelingshulp. Op deze besluitvorming wordt nog niet vooruitgelopen.
In hoeverre betekent de structureel gereserveerde 14 miljoen voor UNRWA na 2025 dat u voornemens bent om, na het aflopen van de juridische verplichtingen 2023–2025, soortgelijke juridische verplichtingen opnieuw aan te gaan?
Deze structurele reservering maakt onderdeel uit van de meerjarige begroting die jaarlijks met een doorkijk van vijf jaar als onderdeel van de Miljoenennota wordt gepresenteerd. Het betreft een technische reservering die niet vooruitloopt op politieke besluitvorming over budgetkeuzes. Het ministerie staat voor forse bezuinigingen. De aankomende tijd zal het kabinet bekijken hoe deze vorm te geven en wat dat voor deze reservering betekent.
Hoe en in welk uitgezet tijdspad is het kabinet van plan de diversificatie van noodhulp aan Gaza in gang te zetten?
Het kabinet zet in op het diversifiëren van hulpkanalen in de regio, aangezien het onwenselijk is dat hulp en basisbehoeften te zeer afhankelijk zijn van één organisatie. In de meest recente Kamerbrief6 over additionele hulp aan de Gazastrook is uw Kamer geïnformeerd over een bijdrage van drie miljoen euro aan UNICEF, in het kader van deze diversificatie. Deze drie miljoen euro was door het vorige kabinet oorspronkelijk gereserveerd voor UNRWA. Naast de jaarlijkse bijdrage aan UNRWA geeft Nederland in 2025 ook jaarlijkse bijdragen aan andere humanitaire organisaties die actief zijn in de Gazastrook, zoals WFP, UNICEF en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging.
Kan de Minister zo mogelijk deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Humanitaire Hulp van 9 oktober?
Ja.
Kunt u uiterlijk donderdag 3 oktober om 12.00 uur alle interne communicatie en adviezen met betrekking tot het besluit om Afghaanse bewakers niet over te brengen naar Nederland binnen en tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie & Veiligheid/Asiel & Migratie sinds het aantreden van uw kabinet naar de Kamer sturen?
Wij komen gedeeltelijk tegemoet aan uw verzoek door de ambtelijke adviezen te verstrekken die zijn opgesteld sinds het aantreden van het nieuwe kabinet met betrekking tot de overbrenging van Afghaanse bewakers.
Bent u bekend met de berichten «Georgië neemt omstreden wet aan tegen lhbtqia+-rechten» en «Beroemde trans vrouw vermoord in Georgië na invoering wet tegen lhbtqia+-rechten»?1 2
Ja.
Hoe kijkt u naar de anti-lhbtqia+ wet die onlangs door het Georgische parlement is goedgekeurd?
Ik betreur de aanname van de zogenaamde «protection of family values and minors»-wet zeer. Deze wetgeving ondermijnt de fundamentele rechten van de Georgische bevolking en is onverenigbaar met internationale verplichtingen en de EU-ambities van Georgië.
Aanname van deze wetgeving volgt op de op 14 mei jl. aangenomen zgn. «Transparency of Foreign Influence»-wet. Deze ontwikkelingen hebben er mede toe geleid dat tijdens de Europese Raad van juni en 17 oktober jl. is geconstateerd dat het EU-toetredingstraject van Georgië de facto tot stilstand is gekomen.
In hoeverre staat deze anti-lhbtqia+ wet volgens u haaks op Europese liberale waarden?
Gelijkheid en non-discriminatie zijn kernwaarden en grondrechten in de EU, die zijn vastgelegd in de EU-verdragen en in het Handvest van de Grondrechten van de EU. Aanname van wetten die deze gelijkheid en non-discriminatie aantasten staan daarmee dus haaks op onze Europese waarden.
Op welke manier ondersteunt Nederland de lhbtqia+ gemeenschap in Georgië?
Nederland ondersteunt via de ambassade in Tbilisi sinds 2012 vanuit het Mensenrechtenfonds maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de rechten van de lhbtiq+-gemeenschap. Naast directe financiering draagt de ambassade het belang van het onderwerp uit door aanwezigheid bij publieke bijeenkomsten en projecten. Ook heeft de ambassade regelmatig overleg met deze organisaties over uitdagingen voor de gemeenschap en de manier waarop Nederland met gelijkgezinde landen kan bijdragen aan hun inzet. Nederland heeft in contacten met de Georgische autoriteiten actief gepleit voor voldoende aandacht voor de bescherming van de rechten van de lhbtiq+-gemeenschap en tegen wetgeving die die rechten nadrukkelijk inperkt.
Hoe kijkt u naar de rol van Russische beïnvloeding bij totstandkoming van dergelijke wetgeving?
Het kabinet heeft aandacht voor Russische beïnvloeding in landen die Rusland van oudsher als zijn invloedssfeer beschouwt, zoals Georgië. Het kabinet zet zich in op het versterken van weerbaarheid tegen Russische beïnvloeding in dergelijke landen.
Deze wet vertoont overeenkomsten met de Russische wetten die de vrijheid en rechten van de lhbtiq+-gemeenschap in Rusland sinds 2013 steeds verder inperken. Over een mogelijke rol van Russische beïnvloeding in de totstandkoming van deze wetgeving ga ik niet speculeren.
Ziet u ook een trend van anti-lhbtqia+ wetgeving in de Europese Unie (EU) en EU kandidaat-lidstaten?
Lhbtiq+-rechten staan ook in Europa onder druk. Het is zaak deze rechten actief te verdedigen. Dat doet Nederland in Europees verband en zal dat blijven doen.
Ziet u deze anti-lhbtqia+ wet als een voorbode van verdere rechtsstatelijke erosie in Georgië?
Ik beschouw deze wetgeving als een onderdeel van een negatieve trend op het gebied van rechtsstatelijkheid, ingezet door de Georgische regering. Zo heeft het Georgische parlement eerder dit jaar ook wetgeving aangenomen die de activiteiten van maatschappelijke organisaties stevig inperkt, (de zgn. «Transparency of Foreign Influence»-wet), en stappen gezet waardoor de onafhankelijkheid van verschillende staatsinstellingen wordt aangetast.
Hoe kan in Europees verband worden opgetreden als lidstaten of EU kandidaat-lidstaten anti-lhbtqia+ wetgeving invoeren?
Het invoeren van wetgeving die de grondrechten van minderheden ondermijnt is in strijd met het Unierecht. De Europese Commissie kan als reactie hierop een inbreukprocedure starten wanneer zij van mening is dat dit Unierecht geschonden wordt door een EU-lidstaat. Afhankelijk van de situatie kunnen mogelijk ook fondsen binnen de EU worden stopgezet.
Ook in het geval van kandidaat-lidstaten kan verstrekking van financiële middelen, bijvoorbeeld de pre-accessiemiddelen, worden heroverwogen. In het geval van Georgië is bij de Raad Buitenlandse Zaken van 24 juni jl. de financiële steun aan de overheid opgeschort, en zijn gelijktijdig middelen herverdeeld ten gunste van het maatschappelijk middenveld en onafhankelijke media. Momenteel zijn de officiële contacten op politiek niveau met Georgië bevroren.
In het algemeen is op kandidaat-lidstaten die toetredingsonderhandelingen voeren het brede spectrum van fundamentele rechten van toepassing binnen de systematiek van de EU-uitbreidingsmethodologie. Deze zijn onderdeel van het zogenaamde Fundamentals-cluster, hoofdstuk 23 («Judiciary & Fundamental Rights»). De toetredingssystematiek kent bijzonder gewicht toe aan dit onderhandelingscluster, en ziet erop toe dat rechten en vrijheden verankerd en gerespecteerd worden in lijn met Europese standaarden. Het kabinet besteedt hier expliciet aandacht aan.
Zal u ervoor pleiten dat de invoering van deze anti-lhbtqia+ wet consequenties moet hebben voor stappen in de Europese integratie van Georgië? Zo ja, welke consequenties? Zo nee, hoezo niet?
Zoals in het Regeerprogramma aangegeven staat Nederland zeer kritisch tegenover verdere uitbreiding van de EU. We houden streng vast aan de eisen voor lidmaatschap van de EU, inclusief de zogenoemde Kopenhagen-criteria. Hervormingen op het gebied van goed bestuur, transparantie en de rechtsstaat zijn belangrijk en waar mogelijk ondersteunt Nederland daarbij. Er worden geen concessies gedaan aan deze criteria.
Tijdens de Europese Raad van juni en 17 oktober jl. werd, mede op aandringen van Nederland al geconstateerd dat de acties van de Georgische regering hebben geleid tot het de facto stopzetten van het toetredingstraject.
Welke consequenties zullen er volgen voor de bilaterale en Europese betrekkingen met Georgië als ook na de Georgische parlementaire verkiezingen de Georgische rechtsstaat verder wordt beschadigd?
Nederland beziet steeds samen met andere partners wat de ontwikkelingen in Georgië betekenen voor de samenwerking met Georgië. Dit geldt zowel bilateraal als in EU-verband. Nederland blijft zich hard maken voor de noodzaak van het beschermen van lhbtiq+-rechten en de rechtsstaat in Georgië. In Europees verband komt dit nu neer op het de facto bevriezen van het toetredingsproces van Georgië. Dit is temeer spijtig daar de EU ook om geopolitieke redenen graag intensieve betrekkingen met Georgië wil onderhouden. Tevens worden de financiële middelen voor Georgië verschoven van middelen voor de overheid naar steun van het maatschappelijk middenveld. Nederland zal in Brussel aandringen op een nadere inventarisatie van consequenties voor Georgië en bij de Georgische autoriteiten blijven aandringen op het beschermen van de rechtsstaat. Bij verder afglijden van Georgië kunnen ook bestaande verworvenheden voor Georgië in relatie tot de EU in het gedrang komen, zoals de geldende visumvrijheid.
Deelt u de opvatting dat de verwerpelijke aangenomen wet tegen lhbtqia+ rechten bijdraagt aan een vijandig klimaat tegen minderheden, wat uiteindelijk kan leiden tot bijvoorbeeld de afschuwelijke moord op transvrouw Kesaria Abramidze?
Het aannemen van wetgeving die de rechten van minderheden aantast, draagt verder bij aan de kwetsbare situatie waarin zij zich bevinden. Dit past helaas in een wereldwijde trend, waarbij een toenemend aantal landen de mensenrechten van lhbtiq+-personen beperkt. Dit kan uiteindelijk leiden tot een toename van geweld. Met betrekking tot de gruwelijke moord op Kesaria Abramidze wacht het kabinet het onderzoek hiernaar af.
Bent u bereid om openlijk richting de president van Georgië, mw. Salome Zourabichvili, steun uit te spreken voor de strijd tegen de afbraak van lhbtqia+-rechten in Georgië?
Nederland spreekt zich consequent uit voor lhbtiq+-rechten. Onze steun voor deze rechten heb ik onder andere publiek gemaakt via een verklaring na aanname van de Georgische lhbtiq+-wetgeving. Nederland heeft dit ook in gesprekken met de Georgische autoriteiten benadrukt.
Bent u bereid om de Georgische autoriteiten formeel te laten weten dat Nederland deze wet ten strengste afkeurt en dit Europese toenadering alleen maar verder wegbrengt?
Nederland heeft meermaals in gesprekken met de Georgische autoriteiten duidelijk gemaakt dat het de aanname van lhbtiq+-wetten zeer zorgelijk vindt. Daarbij is ook aangegeven dat tijdens de Europese Raad van juni en 17 oktober jl. geconstateerd is dat het EU-toetredingstraject van Georgië de facto tot stilstand is gekomen.
Het bericht ‘West funding Putin’s soldiers with growing Russian fuel purchases’ |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over de toenemende Europese import van in Turkije verwerkte Russische olie, en de analyse dat de daaruit verkregen inkomsten Rusland in staat stellen om maandelijks zo’n 6.200 soldaten te rekruteren voor haar vernietigingsoorlog in Oekraïne?1, 2
Ja. De data van het «Centre for Research on Energy and Clean Air» (CREA) zijn modelmatig tot stand gekomen door publiekelijk bekende scheepsbewegingen te monitoren en deze te vermenigvuldigen met een aangenomen waarde voor lading en prijs. Deze getallen kunnen pas geverifieerd worden als de officiële statistiek o.b.v. douanedata beschikbaar is.
Deelt u de mening dat de betrokkenheid van Europese afnemers bij deze handel de effectiviteit van Europese Unie (EU)-sancties ondermijnt en daarmee in strijd is met het Europese en Nederlandse beleid om Oekraïne te steunen in haar verzet tegen de Russische agressie?
De EU-lidstaten en G7-leden hebben de rechtstreekse import van Russische ruwe aardolie en aardolieproducten naar de EU- en G7- lidstaten middels sancties verboden.
Daarnaast hebben zij een prijsplafond-mechanisme vastgesteld. Russische ruwe aardolie en aardolieproducten kunnen niet meer naar de EU en G7-leden, maar nog naar de wereldoliemarkt worden geëxporteerd tegen een gereduceerde prijs (max $ 60/vat ruwe aardolie) met dienstverlening van bedrijven uit EU- en G7-lidstaten. Doel is om de Russische inkomsten te raken, terwijl tekorten op de internationale oliemarkt worden voorkomen en een opwaartse druk op de olieprijs gereduceerd. Russische ruwe aardolie en aardolieproducten verhandeld boven het prijsplafond zijn uitgesloten van Westerse dienstverlening. Dit is van invloed op de Russische inkomsten uit olie-export en daarmee de beschikbaarheid van middelen voor de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne zonder de wereldoliemarkt te verstoren.
Rusland is de tweede olieproducent ter wereld na de VS en net iets groter dan Saoedi-Arabië. Rusland produceerde in augustus 10,6 miljoen vaten per dag en exporteerde hiervan 7,02 miljoen vaten per dag naar de wereldoliemarkt in de vorm van ruwe aardolie en olieproducten.3 Het eventueel wegvallen van Russische olietoevoer (op een wereldtotaal van 103,5 miljoen vaten per dag in augustus is dat bijna 7%) zou niet alleen de EU-lidstaten en G7-leden, maar ook minder kapitaalkrachtige olie-importerende derde landen treffen. Verstoringen op de wereldoliemarkt van die grootte hebben zich in het verleden nog niet voorgedaan en zouden alle historische disrupties overtreffen. Het aldus inrichten van de EU- en G7-oliesancties tegen Rusland betreft derhalve een bewuste keuze in EU- en G7-verband.
Hoe beoordeelt u de rol van Turkije in het faciliteren van de doorvoer en verwerking van Russische olie, en bent u bereid diplomatieke gesprekken aan te gaan met dit land om de omzeiling van sancties tegen te gaan?
Turkse bedrijven en betrokken raffinaderijen die van oorsprong ruwe aardolieproducten inkopen, deze raffineren tot aardolieproducten en vervolgens verkopen, overtreden daarmee geen EU-sancties.
Nederlandse bedrijven importeerden voorafgaand aan de sancties al aardolieproducten vanuit Turkije.4 Volgens het zesde EU sanctiepakket valt bijvoorbeeld dieselimport met Turkse oorsprong buiten de reikwijdte van de sancties. In de productie van deze diesel kan voor een deel gebruik zijn gemaakt van Russische ruwe aardolie.
Invoer van aardolieproducten van Turkse oorsprong is op basis van de sanctiemaatregelen tegen Rusland dus niet verboden, ook al zou bij de productie van deze diesel ruwe aardaardolie afkomstig uit Rusland gebruikt worden. Hierbij dient te worden vermeld dat een belangrijk deel van de import van aardolieproducten niet (alleen) voor Nederland bestemd is, maar ook voor het achterland. De oorsprong van goederen waarvoor sanctiemaatregelen gelden wordt vastgesteld op basis van niet-preferentiële oorsprongsregels zoals vastgelegd in het Douanewetboek van de Unie (Verordening (EU) Nr. 952/2013). De oorsprong van het aardolieproduct hangt onder andere af van de bewerking die de gebruikte ruwe aardolie heeft ondergaan, alsook de relatieve hoeveelheden van ruwe aardolie van verschillende oorsprong die gebruikt zijn in het productieproces.
Op basis van de sanctiemaatregelen is het niet toegestaan om ruwe aardolie of aardolieproducten zoals diesel te betrekken van Russische partijen die gesanctioneerd zijn, ook niet als deze partijen vanuit andere landen actief zijn.
Economische activiteit vanuit Turkije met Rusland is reeds thema van gesprek tussen de Turkse regering en de EU c.q. EU-Lidstaten. Eenzijdig actie is niet raadzaam gezien de regels van de Europese interne markt. Indien buurlanden wel blijven importeren uit de betreffende raffinaderijen en Nederland niet, zou de onwenselijke situatie ontstaan dat dit Nederland zou verhinderen om zaken te doen met buurlanden, omdat de stromen niet te traceren zijn. Aangezien de betrokken Turkse bedrijven geen sancties schenden, acht ik een onderzoek naar Nederlandse afnemers en eventuele actie richting deze bedrijven derhalve ook niet opportuun.
Het kabinet pleit ervoor om de economische druk op Rusland verder op te blijven voeren. Voor het kabinet liggen daarbij alle opties op tafel binnen de randvoorwaarden van uitvoerbaarheid, effectiviteit en leveringszekerheid. Daarbij kan het kabinet niet ingaan op de exacte onderhandelingspositie, maar de inzet zal onder andere gericht zijn op het raken van het Russische verdienvermogen op mondiale energie- en grondstoffenmarkten, de aanpak van de schaduwvloot en het tegengaan van omzeiling.
Bent u bereid om er tijdens de volgende Raad Buitenlandse Zaken voor te pleiten dat deze lacune in het volgende sanctiepakket weg wordt genomen door Turkse raffinaderijen die meewerken aan deze manier van sanctieomzeiling op te nemen op de sanctielijst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid te onderzoeken welke Nederlandse bedrijven afnemer zijn van de in het rapport genoemde Turkse raffinaderijen (te weten: Tupras Izmit Refinery, STAR Refinery, en Tupras Aliaga Refinery) en actie te ondernemen richting deze bedrijven? Zo ja, wilt u uw bevindingen met deze Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Aardbevingsslachtoffers Marokko zijn wanhoop nabij: 'Ze zijn ons vergeten' |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Aardbevingsslachtoffers Marokko zijn wanhoop nabij: «Ze zijn ons vergeten»»?1
Ja.
Kunt u met ons delen wat de actuele humanitaire situatie in het aardbevingsgebied in Marokko is? Klopt het dat vele mensen nog in tijdelijke huisvesting verblijven en dat er in verschillende gebieden nog geen wederopbouw van de infrastructuur heeft plaatsgevonden?
De humanitaire situatie en de mate van wederopbouw verschilt per regio in het door de aardbeving getroffen gebied. Er zijn dorpen waar de wederopbouw nog niet ver gevorderd is en waar de bevolking nog in tijdelijke huisvesting verblijft en afhankelijk is van hulporganisaties zoals de Marokkaanse Rode Halve Maan om te voorzien in basisbehoeften. Ondanks de verschillende initiatieven van de Marokkaanse overheid en (internationale) hulporganisaties is de wederopbouwopgave nog altijd enorm en zal volledig herstel nog de nodige tijd in beslag nemen.
Op welke wijze heeft de Nederlandse overheid sinds de aardbeving hulp geboden en middelen vrijgemaakt om de getroffenen in het aardbevingsgebied te helpen?
De Nederlandse overheid heeft onmiddellijk na de aardbeving 5 miljoen euro vrijgemaakt voor steun aan het Emergency Appeal van de Internationale Federatie van het Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen (IFRC) die de hulpoperatie van de Marokkaanse Rode Halve Maan ondersteunt. Deze bijdrage is gedaan via het Nederlandse Rode Kruis. Hiermee kon voedsel, tijdelijk onderdak, gezondheidszorg en drinkwater worden gegeven. Ruim 23.000 mensen zijn bereikt met directe noodhulp en ruim 18.000 mensen zijn geholpen met onderdak en hulp bij huisvesting. Ook ondersteunde de Marokkaanse Rode Halve Maan huishoudens met programma’s voor voedselzekerheid en levensonderhoud en herstelde zij water en sanitaire infrastructuur.
Is er voor de komende periode vanuit de Nederlandse overheid hulp aangeboden voor de getroffenen in het aardbevingsgebied en kunt u aangeven of hier in de komende periode ook middelen voor vrij zullen worden gemaakt?
De implementatietijd van de noodhulpoperatie van IFRC en de Marokkaanse Rode Halve Maan waar Nederland 5 miljoen euro aan heeft bijgedragen loopt nog tot 31 december 2025, waarmee nog altijd in behoeften voorzien wordt van personen die door de aardbeving getroffen zijn.
Indien er voor de komende periode geen middelen zijn vrijgemaakt om de getroffenen in het aardbevingsgebied te kunnen helpen en bij te dragen aan wederopbouw, bent u dan alsnog bereid om dit te doen? Zo nee, waarom niet?
De Marokkaanse overheid heeft veel inspanningen verricht om hulp te mobiliseren na de aardbeving. Voor de coördinatie van de wederopbouw en de economische ontwikkeling van het getroffen gebied heeft Marokko een agentschap opgericht, de Agence de Développement du Haut Atlas. Nederland heeft in oktober 2023 via Invest International een bedrag van 50 miljoen euro vrijgemaakt om bij te dragen aan het Marokkaanse wederopbouwprogramma. Nederland draagt als lid van de Europese Unie en Europese Investeringsbank ook indirect bij aan de wederopbouw van het getroffen gebied. Het belang van wederopbouw en hulpverlening wordt in internationale contacten onder de aandacht gebracht.
Bent u bereid om het helpen met de wederopbouw en het bieden van hulp aan de getroffenen in het aardbevingsgebied blijvend in internationaal verband onder de aandacht te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het opnemen van vliegtuigen en schepen in de EU-taxonomie als “duurzame investering” |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Milieuclubs slepen EU voor rechter vanwege «groen» label vliegtuigen en schepen»?1
Ja.
Welke status heeft het opnemen van bepaalde vliegtuigen en schepen in de EU-taxonomie nu: gaat het om een voornemen of een besluit van de Europese Commissie?
De Europese Commissie bepaalt via een gedelegeerde handeling welke activiteiten, en onder welke voorwaarden, onderdeel zijn van de EU taxonomie voor klimaatmitigatie. Deze gedelegeerde handeling onder de Taxonomieverordening is sinds december 2021 van kracht, waarin vanaf het begin onder andere activiteiten op het gebied van scheepvaart zijn opgenomen. In november 2023 is de gedelegeerde handeling gewijzigd om onder andere activiteiten op het gebied van luchtvaart toe te voegen. Beide zaken betreffen daarmee besluiten die reeds genomen zijn.
Bent u en zijn de overige lidstaten gekend in het voornemen of besluit van de Europese Commissie om bepaalde vliegtuigen en schepen op te nemen in de EU-taxonomie?
Ja. Lidstaten hebben bij een wijziging van de gedelegeerde handelingen de mogelijkheid om te reageren op een initieel voorstel van de Europese Commissie. Na het beoordelen van de feedback van lidstaten en het Platform voor Duurzame Financiering2, neemt de Commissie een definitief voorstel voor een gedelegeerde handeling aan. Deze ligt vervolgens vier maanden voor in een non-objectieprocedure en wordt definitief, tenzij er een (verzwaarde) gekwalificeerdere meerderheid in de Raad of een simpele meerderheid in het Europees Parlement tegen is.
Voor de meest recente wijziging van de gedelegeerde handeling in november 2023, heeft in april 2023 een consultatie plaatsgevonden. De reactie van Nederland is als bijlage bij de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 20 juni 2023 met de Tweede Kamer gedeeld.3
Deelt u de mening dat vliegtuigen niet thuishoren op de lijst van de EU-taxonomie, omdat deze niet bijdragen aan de doelen van de Green Deal, zoals bedoeld in de EU-taxonomie?2
Het is van groot belang om privaat kapitaal te mobiliseren richting efficiëntere vliegtuigen en de productie van duurzame luchtvaartbrandstoffen. Het kabinet vindt het dan ook belangrijk dat transitieactiviteiten als deze onderdeel zijn van de taxonomie. Nederland heeft zich tegelijkertijd in algemene zin kritisch in de EU opgesteld tegenover de huidige toepassing van transitieactiviteiten in de EU taxonomie voor klimaatmitigatie en heeft bij de consultatie in april 2023 aangegeven in de taxonomie graag een aparte categorie te zien waar transitieactiviteiten in geplaatst kunnen worden. Daarbij heeft Nederland zich ook uitgesproken voor een verdere aanscherping van de criteria voor best in class5 vliegtuigen als transitieactiviteit en voor een verduidelijking van de passendheid van de transitieactiviteiten binnen de afspraken in het Parijsakkoord.
In het definitieve voorstel van de Europese Commissie zijn de criteria voor best in class vliegtuigen niet aangescherpt, maar is het verplichte percentage voor het gebruik van Sustainable Aviation Fuel (SAF) bij de operatie van vliegtuigen wel significant verhoogd (van 10% naar 15% in 2030). Aangezien de huidige taxonomieverordening geen mogelijkheid biedt voor een aparte categorie voor transitieactiviteiten, de aanscherping op het gebied van SAF en het grote belang dat Nederland hecht aan het stimuleren van private investeringen in de verduurzaming van de luchtvaart, heeft Nederland geen bezwaar aangetekend bij de gedelegeerde verordening van de Europese Commissie waarin de hierboven genoemde luchtvaartactiviteiten zijn toegevoegd aan de EU taxonomie.
Deelt u de mening dat schepen die varen op LNG wel onder de taxonomie kunnen komen te vallen, mits het risico op methaan-uitstoot klein is?
Ja. De gedelegeerde handeling schrijft voor dat schepen die ontworpen zijn om op vervloeid gas te varen aan de technische screeningscriteria voldoen wanneer ze kunnen aantonen dat ze methaanslipemissies beperken met geavanceerde maatregelen en technologieën, een walstroomaansluiting hebben, en een ontwerpefficiëntie hebben die 20% beter is dan de geldende mondiale (IMO) norm. Deze schepen kunnen in principe ook varen op duurzaam vervloeid biogas of op vervloeide synthetische methaan die geproduceerd wordt met groene waterstof. Omdat de voorwaarden om opgenomen te worden in de EU taxonomie betrekking hebben op het ontwerp van het schip, en niet op de manier waarop het schip wordt gebruikt, kunnen ook schepen aan de eisen voldoen als ze op vervloeid aardgas (LNG) varen in plaats van op duurzaam vervloeid biogas.
Volgens de Roadmap Brandstoftransitie Zeevaart6 is het verduurzamen van vloeibaar gas een van de opties voor het verduurzamen van de zeevaart. Daarom kan wat betreft het kabinet de bouw van deze schepen beschouwd worden als een transitieactiviteit die tijdelijk onderdeel zou moeten zijn van de taxonomie zolang duurzamere alternatieven niet (in voldoende mate) beschikbaar zijn.
Zo ja, hoe en wanneer brengt u uw standpunt ter kennis van de Europese Commissie?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag drie, is het Nederlands standpunt tijdens de consultatie van de meest recente wijziging van de gedelegeerde handeling gedeeld met de Europese Commissie.
Bent u in de gelegenheid om deze vragen te beantwoorden voor het commissiedebat Klimaat & Energie op 12 september 2024?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Britse premier Starmer en de Duitse Bondskanselier Scholz gaan onderhandelen over een bilateraal verdrag over thema’s als defensie, migratie, technologie, wetenschapen jongerenmobiliteit?1
Ja.
Deelt u de mening dat het positief is dat de Britse premier Starmer zich inzet voor nieuwe bilaterale partnerschappen en verdragen met Europese Unie (EU)-lidstaten als Frankrijk en Duitsland?
Het kabinet verwelkomt de hernieuwde betrokkenheid van het VK met de EU en haar lidstaten. Het VK is en blijft voor NL een belangrijke partner als buurland, NAVO-bondgenoot, G7-lid en permanent lid van de VN Veiligheidsraad. De illegale grootschalige Russische invasie van Oekraïne heeft het belang van nauwere samenwerking op het Europese continent verder onderstreept. Het kabinet kijkt daarom positief naar het versterken van zowel de bilaterale relatie als de betrekkingen tussen de EU en het VK, met inachtneming van de bestaande EU-VK verdragen en het behouden van de integriteit van de interne markt.
Zijn ook vanuit het Nederlandse kabinet inmiddels initiatieven genomen tot zo’n veel intensievere bilaterale afstemming met het Verenigd Koninkrijk op zulke belangrijke thema’s?
De bilaterale relatie tussen Nederland en het VK is sterk en is onderhevig aan een positief momentum sinds implementatie van het Windsor Raamwerk. Het kabinet zet onverminderd in op het bestendigen van de samenwerking met het VK en staat open voor het intensiveren van de relatie. Momenteel is er een NL-VK-verklaring – in 2022 ondertekend – die toeziet op samenwerking op het gebied van veiligheid, energie en klimaat, migratie, duurzame ontwikkeling en humanitaire hulp en multilaterale samenwerking.
Ook zet Nederland zich in voor bilaterale samenwerking op het terrein van wetenschap en onderwijs. Tussen Nederlandse en Britse kennisinstellingen bestaan van oudsher stevige banden en een intensieve uitwisseling. Een groot deel van de wetenschappelijke samenwerking vindt plaats binnen het Europese kaderprogramma voor Onderzoek en Innovatie, Horizon Europe, waaraan het VK sinds 2024 weer geassocieerd is.
Het Verenigd Koninkrijk en Nederland komen verder regelmatig bijeen in de zogenaamde «Calaisgroep» (naast het VK en Nederland nemen ook Frankrijk, België, Duitsland en de Europese Commissie aan deze groep deel) om gezamenlijke uitdagingen bij de aanpak van irreguliere migratie en mensensmokkel te bespreken. Ook zet het kabinet zich in voor bilaterale uitwisseling over de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.
Nederland en het VK hebben daarnaast een lange geschiedenis wanneer het gaat om defensiesamenwerking. In februari 2024, en marge van de NAVO DMM (defence Ministers meeting), ondertekende de Minister van Defensie het hernieuwde Joint Vision Statement met haar Britse counterpart. In de overeenkomst staan concrete ambities en doelen om deze samenwerking in de komende jaren verder te versterken op strategisch, operationeel en tactisch niveau en daarmee bij te dragen aan de trans-Atlantische en Europese veiligheid.
Jaarlijks houden Nederland en het VK een Strategische Dialoog gericht op het verbreden en verdiepen van samenwerking op de beleidsterreinen uit de gezamenlijke verklaring. Ook is er een bilaterale conferentie – de North Sea Neighbours conferentie – gericht op samenwerking in het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld, academici, denktanks en andere stakeholders in de NL-VK relatie. Beide zullen naar verwachting dit najaar weer plaatsvinden in Londen.
Deelt u de mening dat het verslag van Minister Veldkamp over de Europese Politieke Gemeenschap van 18 juli jongstleden belangrijke aanknopingspunten bevat voor een dergelijke intensivering van de bilaterale relaties met het Verenigd Koninkrijk, ook in het kader van de Europese Politieke Gemeenschap?
Tijdens de bijeenkomst van de Europese Politieke Gemeenschap (EPG) op 18 juli jl. benadrukte de toen recent aangetreden premier Starmer open te staan voor versterkte samenwerking met Europese landen. Zoals hierboven aangegeven verwelkomt het kabinet de hernieuwde betrokkenheid van het VK.
De EPG biedt een informeel forum voor politiek dialoog tussen Europese landen over onderwerpen die het continent aangaan. Tijdens de laatste EPG-bijeenkomst is gesproken over veiligheid, migratie en energie.2 De meerwaarde van de EPG is dat hier van gedachten kan worden gewisseld met een brede groep landen uit zowel de EU alsook Europese nabuurschapslanden, in aanvulling op bestaande multilaterale fora en bilaterale relaties.
Zou, gelet op de thema’s die de Britse premier Starmer in zijn bilateraal overleg met bondskanselier Scholz en president Macron heeft besproken, het voor de hand liggen dat ook in de bilaterale relaties met ons land zulke thema’s aan de orde komen? Wilt u hiertoe het initiatief nemen en de Kamer hierover voor Prinsjesdag informeren?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wilt u voor zo’n initiatief premier Starmer uitnodigen voor een bezoek aan ons land in vervolg op zijn gesprekken in Berlijn en Parijs?
Er hebben al verschillende gesprekken plaats gevonden tussen de leden van het kabinet en hun Britse evenknieën; de Minister-President sprak bijvoorbeeld met premier Starmer en marge van de NAVO-top in Washington. Het kabinet kijkt positief naar het versterken van de bilaterale samenwerking.
Het bericht 'Artsen zonder Grenzen: snel meer vaccins nodig tegen mpox Afrika' |
|
Wieke Paulusma (D66) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met en kunt u een reactie geven op het bericht «Artsen zonder Grenzen: snel meer vaccins nodig tegen mpox Afrika» van 19 augustus jl.?1
Ik ben bekend met het bericht en onderschrijf het belang van vaccins tegen mpox voor Afrika. Zoals ik ook in mijn brief van 16 augustus 2024 heb aangegeven kan donatie van vaccins helpen de overdracht van het virus in de ontvangende landen te voorkomen, wat de kans op verdere verspreiding van de ziekte daar en ook op internationale uitbraken vermindert. In mijn brief van 29 augustus 20242 ben ik ingegaan op mijn redenen om nu niet te doneren.
Deelt u de mening dat het van belang is om verdere verspreiding van het mpox-virus, zoals naar Nederland, te voorkomen?
Ja.
Deelt u de mening dat de meest effectieve wijze om virus zo vroeg mogelijk te stoppen is door landen te helpen die momenteel kampen met de gevolgen van het mpox-virus?
Ja.
Waarom bent u niet bereid om gehoor te geven aan de oproep van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om mpox-vaccins naar Afrikaanse landen te sturen?
Aanpak bij de bron is de meest effectieve manier om een uitbraak van een infectieziekte te bestrijden. Naast vaccins zijn daarvoor ook diagnostiek, bron- en contactopsporing, voorlichting en gedragsverandering van belang. Ik wil benadrukken dat ik niet tegen donatie van vaccins ben. Het is echter mijn verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat Nederland goed voorbereid is op mogelijke introductie en verspreiding van mpox. Ik kies er daarom voor om de huidige voorraad vaccins voor de nationale paraatheid van ons land op het veilige niveau van ongeveer 100.000 te behouden.
Kunt u toelichten op welke wijze dit strookt met de lessen die we hebben geleerd tijdens de corona pandemie?
Een van de belangrijkste lessen die we geleerd hebben is dat we in Nederland goed voorbereid moeten zijn op uitbraken van infectieziekten en dat we zelf goed voorbereid moeten zijn, alvorens we andere landen kunnen helpen.
Kunt u aangeven hoe uw beleid eruit ziet ten aanzien van het voorkomen van en voorbereiden op een volgende pandemie met het oog op het schrappen van de middelen voor pandemische paraatheid?
Op dit moment wordt het Hoofdlijnenakkoord nader uitgewerkt tot een regeerprogramma en werk ik aan het vaststellen van de VWS-begroting. Ik kan hier nu niet op vooruitlopen, maar ga hier na publicatie graag met de Kamer over in gesprek.
Op welke wijze wordt u op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen van het mpox-virus en welke rol heeft het Outbreak Management Team (OMT) daarin?
De wereldwijde situatie en de ontwikkelingen van het mpox-virus worden door het RIVM, mede op basis van informatie van de WHO en het ECDC, in de gaten gehouden. Zij informeren mij hierover. Indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven kan de directeur van het Cib besluiten een OMT bij elkaar te roepen om over maatregelen te adviseren. Dat is nu niet aan de orde.
Aandringen bij de Deense regering op het vrijlaten van walvissenredder Paul Watson (73). |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat Denemarken voornemens is dierenbeschermer Paul Watson uit te leveren aan Japan, wat betekent dat hij een jarenlange gevangenisstraf in Japan riskeert omdat hij een Japans schip binnendrong dat op walvissen jaagt?1
Het is mij bekend dat er een verzoek van Japan ligt aan Denemarken om Paul Watson uit te leveren, die in Groenland werd aangehouden. De Groenlandse rechtbank heeft de detentie van Watson verlengd tot 2 oktober en het Deense Ministerie van Justitie zal moeten besluiten hoe Denemarken met het verzoek van Japan zal omgaan.
Wilt u zich in navolging van de Franse president Macron inzetten voor de vrijlating van Watson en helpen voorkomen dat hij wordt uitgeleverd aan Japan? Zo nee, waarom niet?
Voorop staat dat Nederland groot belang hecht aan het recht op demonstratie, inclusief de uitoefening van dit recht op zee, zolang de veiligheid is gewaarborgd en het toepasselijk recht wordt nageleefd. De kapitein van een schip dient ervoor te zorgen dat de veiligheid van mensenlevens op zee niet in gevaar komt en dat de relevante internationale voorschriften ter voorkoming van aanvaringen worden nageleefd, met name op volle zee, overeenkomstig de resolutie van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie inzake het waarborgen van de veiligheid tijdens demonstraties, protesten of confrontaties op volle zee (MSC.303(87) van 17 mei 2010).
Er loopt een strafrechtelijk onderzoek in Japan naar de betreffende persoon. Op basis van dat onderzoek heeft Japan een rechtshulpverzoek gestuurd aan Denemarken met het verzoek hem aan te houden en uit te leveren. Het betreft hier niet de Nederlandse rechtshulprelatie met Japan. Het is aan de Deense autoriteiten om hier al dan niet uitvoering aan te geven en om daar uitspraken over te doen. De Nederlandse ambassade in Kopenhagen is reeds in contact met het Deense Ministerie van Buitenlandse zaken over deze kwestie en heeft aangegeven graag op de hoogte te blijven van de opstelling van de Deense regering.
Klopt het dat Denemarken geen uitleveringsverdrag heeft met Japan en dat dit de mogelijkheid vergroot dat Watson niet uitgeleverd kan worden?
Het klopt dat Denemarken geen uitleveringsverdrag heeft met Japan. De Deense autoriteiten beoordelen, in de afwezigheid van een uitleveringsverdrag, uitleveringszaken per geval, zoals ook bij deze casus. Of de afwezigheid van een uitleveringsverdrag tussen Denemarken en Japan de kans op uitlevering verkleint is dan ook afhankelijk van deze inhoudelijke beoordeling. Daar heeft Nederland geen zicht op.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat Japan zich niet houdt aan het internationale verbod op de walvisjacht?
Het kabinet vindt de jacht op walvissen een onwenselijke praktijk. Echter, Japan is sinds 2019 geen lid meer van de International Whaling Commission (IWC). Ze jagen daarom nu binnen hun eigen territoriale wateren op een aantal soorten walvissen. Dit is in principe niet direct in strijd met het commercieel moratorium op de jacht in internationale wateren. Aan de andere kant dient ieder land, ook niet-leden, mee te werken aan het algemeen internationaal recht en de United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS). Dat houdt in dat landen gebonden zijn om samen te werken aan het behoud, management en onderzoek van walvissen, in het bijzonder via de daarvoor aangewezen internationale organisatie, de IWC.
Japan stelt dat hun berekeningen voor hun walvisquota gebaseerd zijn op, en in lijn zijn met, de modellen van de IWC. Dat is echter niet helemaal het geval, en de huidige quota berekeningen voor gewone vinvissen zijn niet in lijn met de methodes van de IWC, hoewel dit door Japan wel gesteld en expliciet benoemd wordt in hun besluit.
Nederland heeft zich met andere landen en de EU hiertegen uitgesproken middels een gezamenlijke demarche tegen Japan eind mei 2024.
Bent u bereid om bij de aanstaande vergadering van de International Whaling Commission in september de druk op te voeren op Japan, Noorwegen en IJsland om zich aan het verdrag te houden en te stoppen met de walvisjacht? Zo nee, waarom niet?
Nederland zet zich hiervoor in binnen EU-verband. Bij de IWC volgt Nederland de gezamenlijke EU-positie. De EU-positie wordt vooraf besproken en vastgelegd. In dat vooroverleg binnen de EU kan er worden gesproken over maatregelen, maar uiteindelijk dient iedere lidstaat van de EU zich te houden aan de vastgestelde positie. Over het algemeen is het EU-standpunt dat we tegen de jacht op walvissen zijn, en Nederland zet zich hier actief voor in.
De EU lidstaten hebben voor de komende IWC in september een resolutie ingediend over commerciële walvisjacht en het belang van de internationale afspraken. Het voornaamste doel van de resolutie is om landen eraan te herinneren dat zij internationale verplichtingen hebben om mee te werken met de beoordelingsmethodes van het IWC, en deze niet dienen te ondermijnen.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden, gezien de urgentie van de kwestie?
Ja.
De Ukraine Recovery Conference en de Oekraïense State Emergency Services |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Klopt het dat Nederland zich tijdens de «Ukraine Recovery Conference» in Berlijn van 11–12 juni heeft aangesloten bij de «Alliance for Gender Responsive and Inclusive Recovery in Ukraine»?1, 2
Ja. Samen met 14 andere landen, waaronder Oekraïne, Frankrijk, Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk, de VS en Canada, 17 internationale organisaties, 24 NGO’s en vier grote bedrijven heeft Nederland zich aangesloten bij deze alliantie.
De oorlog raakt iedereen en zeker ook vrouwen en meisjes hard: zij hebben te maken met meer conflict-gerelateerd seksueel geweld en vormen de overgrote meerderheid van de groep die humanitaire hulp nodig heeft. Vrouwen spelen daarnaast een cruciale rol in het draaiende houden van de Oekraïense economie en maatschappij nu een significant deel van de mannelijke beroepsbevolking zich aan het front bevindt.
Deze multi-stakeholder alliantie beoogt een herstel en wederopbouw van de Oekraïense economie en maatschappij te stimuleren waarbij de noden van vrouwen en meisjes optimaal worden geadresseerd en de potentie van vrouwen wordt ingezet.
Hoe bent u voornemens om in het Nederlandse buitenlandbeleid het eerste uitgangspunt van de bovengenoemde alliantie te waarborgen, te weten het vergroten van het aandeel van financiering van projecten die gendergelijkheid en de bescherming van vrouwen en meisjes verbeteren?
Ten aanzien van Oekraïne financiert Nederland diverse initiatieven die de positie en gelijke rechten van vrouwen en meisjes verbeteren, zoals de Ukrainian Women Entrepreneurship hub. Dit is een trainingsprogramma voor Oekraïense vrouwelijke ondernemers georganiseerd door een Nederlandse organisatie met ondersteuning van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Ook via het Matra-programma («maatschappelijke transformatie») steunt Nederland een project dat Oekraïense vrouwelijke ondernemers traint en werkplekken biedt.
Tevens heeft Nederland bijdrages gedaan aan humanitaire projecten van UNFPA en UNAIDS in Oekraïne. Die projecten richten zich expliciet op de rechten van vrouwen en meisjes, medische dienstverlening en de bescherming van vrouwen en meisjes. UNFPA zet in gebieden rond de frontlinie bijvoorbeeld mobiele gynaecologische klinieken op om vrouwen en meisjes essentiële medische zorg te bieden, biedt hulp aan overlevenden van conflict-gerelateerd seksueel geweld en biedt seksuele en reproductieve gezondheidszorg. UNAIDS zorgt o.a. voor onderdak en veilige plekken voor vrouwen en andere gemarginaliseerde groepen.
Binnen humanitaire actie is bescherming, waaronder van meisjes en vrouwen, een belangrijk onderdeel. Nederland financiert humanitaire organisaties wereldwijd en geeft daarnaast gerichte steun voor humanitaire actie specifiek in Oekraïne, te weten aan het Ukraine Humanitarian Fund en aan het International Committee of the Red Cross (ICRC). Humanitaire organisaties bepalen welke noden onder welke bevolkingsgroepen het hoogst zijn. Daarbij worden ook de specifieke behoeftes van vrouwen en meisjes actief onderzocht en aangepakt.
Hoe bent u voornemens om in het Nederlandse buitenlandbeleid het tweede uitgangspunt van de bovengenoemde alliantie te waarborgen, te weten het steunen van de volledige, gelijke en volwaardige participatie van vrouwen en vrouwenrechtenorganisaties in besluitvorming op alle niveaus, waaronder in het «Multi-Agency Donor Coordination Platform» en toekomstige «Ukraine Recovery Conferences»?
Nederland stimuleert actief de volwaardige participatie van Oekraïense vrouwen en vrouwenrechtenorganisaties in besluitvorming rondom vrede, veiligheid en wederopbouw van Oekraïne door deze groepen financiële steun te bieden en frequent te consulteren en door te bevorderen dat zij toegang krijgen tot besluitvormende organen.
Zo financiert Nederland onder andere het Ukrainian Women’s Fund, het grootste fonds dat vrouwenrechtenorganisaties in Oekraïne steunt. Ten behoeve van wederzijdse kennisuitwisseling over thema’s als Vrouwen, Vrede en Veiligheid (WPS), conflict-gerelateerd seksueel geweld en wederopbouw faciliteerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken meerdere bezoeken van het Ukrainian Women’s Fund aan Den Haag.
Nederland heeft ervoor gepleit te focussen op de rol van vrouwen en vrouwenrechtenorganisaties in de wederopbouw van Oekraïne tijdens de Ukraine Recovery Conference in Berlijn op 11-12 juni 2024. Oekraïense vrouwenrechtenorganisaties gaven aan tevreden te zijn met hun grote rol tijdens deze conferentie.
De leden van de alliantie zullen er tevens voor pleiten dat Oekraïense vrouwen en vrouwenrechtenorganisaties volwaardig en effectief vertegenwoordigd zijn binnen het Multi-Agency Donor Coordination Platform (MDCP) om bij te dragen aan de internationale inzet met betrekking tot de wederopbouw van Oekraïne. Eind juni 2024 is de alliantie voor het eerst bijeen gekomen en op dit moment wordt er verkend hoe de vertegenwoordiging van vrouwen(rechtenorganisaties) het best vormgegeven kan worden binnen het MDCP.
Ook door Nederland gefinancierde humanitaire organisaties zorgen voor advisering door vrouwenrechten- en belangenorganisaties over priorisering en aanpak. Zo steunt Nederland sinds 2022 via meerdere bijdragen het Ukraine Humanitarian Fund, dat wordt begeleid door een adviesraad waarin ook maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd zijn. Meer dan 90% van de uitkeringen van dit fonds dragen bij aan gelijke rechten voor vrouwen en meisjes in alle leeftijdsgroepen.
Hoe bent u voornemens om in het Nederlandse buitenlandbeleid het derde uitgangspunt van de bovengenoemde alliantie te waarborgen, te weten het geven van financiële en technische steun aan Oekraïne met oog voor de specifieke noden van vrouwen en meisjes?
Gezien de oorlogssituatie in Oekraïne is de Nederlandse niet-militaire steun op dit moment primair gefocust op het verlenen van brede humanitaire hulp en het draaiend houden van de economie en de energie-infrastructuur. De steun op deze gebieden komt alle Oekraïners ten goede, inclusief vrouwen en meisjes.
Daarnaast lopen er op dit moment verschillende projecten in Oekraïne die Nederland financiert met oog voor de specifieke noden van vrouwen en meisjes zoals genoemd in de beantwoording van vraag twee. Nederland draagt tevens via grotere internationale projecten bij aan de specifieke noden van vrouwen en meisjes, bijvoorbeeld via het Ukraine Relief, Recovery, Reconstruction and reform Trust Fund (URTF) van de Wereldbank. Via dit fonds worden bijvoorbeeld Oekraïense zorgverleners getraind om steun te bieden aan overlevenden van conflict-gerelateerd seksueel geweld.
Voor humanitaire hulpverlening inventariseren de organisaties die Nederland steunt de noden, waarbij zij onder meer gericht uitzoeken welke specifieke behoeften vrouwen en meisjes hebben en of zij voldoende kans hebben om die behoeften te benoemen. De responsplannen worden hierop aangepast.
De specifieke behoeften van vrouwen en meisjes worden ook ingebracht door Nederland in discussies over priorisering bij zaken als humanitair ontmijnen. Zo is het van belang keuzes voor als eerste te ontmijnen gebieden te baseren op financiële overwegingen in samenhang met sociaal-maatschappelijke, waaronder belangen die in het huidige dagelijkse leven in Oekraïne vooral bij vrouwen en meisjes berusten. Deze benadering zal ook via de alliantie bepleit worden.
Bent u bekend met de Oekraïense «State Emergency Services», waaronder burgers, vrijwillige brandweermannen en politiemensen, die als eerste ter plekke zijn na een luchtaanval om hulp te verlenen?
Ja. Diverse door Nederland medegefinancierde organisaties en fondsen werken direct met de State Emergency Services of Ukraine (SESU) samen. Zo loopt een deel van de Nederlandse financiering voor humanitair ontmijnen via het VN Ontwikkelingsprogramma (UNDP) en de SESU.
Bent u ook bekend met de – grotendeels vrouwelijke – hulpverleners in deze emergency respons teams die vaak met beperkte opleiding en middelen slachtoffers van eerste hulp en van psychosociale steun voorzien?
Ja. De afgelopen jaren zijn de mentale noden in Oekraïne enorm gestegen en om op deze noden in te gaan is ook basale, psychosociale eerste hulp door hulpverleners van groot belang. Hiermee is in Oekraïne en elders in de wereld bij humanitaire actie veel ervaring opgedaan. Mede dankzij Nederlandse inzet hebben al sinds 2014 diverse Oekraïense en internationale organisaties als onderdeel van hun werk in Oekraïne ook psychosociale steun geboden. Na de grootschalige invasie van februari 2022 is dat aanbod verder toegenomen. Beschikbare richtlijnen en instrumenten op het gebied van geestelijke en psychosociale steun werden snel toegankelijk gemaakt, in het Oekraïens, voor organisaties die deze steun boden of wilden bieden. Onderdeel hiervan zijn ook trainingsmodules en materialen om eerste hulpverleners, ook zonder gespecialiseerde achtergrond, in staat te stellen basale psychosociale steun te bieden. Hiermee kan het bereik en de snelheid van relatief eenvoudige vormen van mentale eerste hulp flink worden vergroot.
Bent u bereid te kijken naar steun voor deze hulpverleners? Zo ja, welke steun zou daarbij geleverd kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse inzet wereldwijd over de afgelopen jaren op integratie van geestelijke en psychosociale steun in humanitaire actie heeft bijgedragen aan een humanitaire en wederopbouw-respons in Oekraïne die oog heeft voor mentale en psychosociale noden, zoals in het vorige antwoord geschetst.
Het kabinet onderschrijft ook het belang van het werk van SESU en andere hulpverleners in Oekraïne. In hun werk moet inderdaad oog bestaan ook voor specifieke mentale noden. Een belangrijk aspect is verder de (fysieke en) psychosociale veerkracht van de eerste hulpverleners zelf.
Ook de Oekraïense autoriteiten onderkennen de snel toenemende geestelijke noden en het belang van training en ondersteuning voor en door onder meer eerste hulpverleners. Men ziet de noodzaak van uitbreiding en hervorming van de geestelijke gezondheidszorg, om te komen tot toegankelijke mentale zorg die zoveel mogelijk is ingebed in de samenleving. Dit is cruciaal met het oog op de langere termijn-behoeften die als gevolg van de oorlog hoog zullen blijven. De Oekraïense overheid werkt hieraan met de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) en andere organisaties met expertise. Ook het Nederlandse kenniscentrum ARQ International is hierbij betrokken. Een Nationaal Coördinatie Centrum van de Oekraïense autoriteiten geeft richting en biedt, met een aantal betrokken ministeries, advies en ondersteuning aan onder meer lokale autoriteiten en bijvoorbeeld onderdelen van de SESU.
Omdat Nederland dit belangrijk vindt en hierop ervaring en een gedegen netwerk heeft opgebouwd, steunt het deze inspanningen via de WHO middels een bijdrage van EUR 10 miljoen. Deze steun komt – zoals hiervoor omschreven – ook het werk van de SESU op dit vlak ten goede.
Francesca Albanese |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitlatingen van de speciale Verenigde Naties (VN) gezant Francesca Albanese over 7 oktober1 en over premier Netanyahu2 en over de Verenigde Staten?3
Ja.
Hoe beoordeelt u de vergelijking die de Speciaal Gezant maakt tussen Netanyahu en Hitler? Bent u het eens dat deze zeer kwalijk en ongepast is?
Alle vormen van antisemitisme of vergelijkingen van Israëlische politici met nazi’s zijn ongepast en verwerpelijk. Speciaal Rapporteurs zijn aangesteld door de VN Mensenrechtenraad (MRR) om als onafhankelijke deskundigen professioneel onderzoek te doen naar een bepaald onderwerp of landensituatie en daarover aan de MRR te rapporteren. Speciaal Rapporteurs werken op persoonlijke titel, zijn niet in dienst van de Verenigde Naties (VN) en spreken formeel ook niet namens de VN. Wel ontvangen de Rapporteurs logistieke ondersteuning van het Kantoor van de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten.
In algemene zin hecht het kabinet sterk aan zowel de onafhankelijkheid van VN Speciaal Rapporteurs, als aan het belang dat deze hun werk kunnen doen zonder druk of tussenkomst van overheden van VN lidstaten. Speciaal Rapporteurs hebben echter ook een groot publiek bereik en daarmee een belangrijke verantwoordelijkheid om bij hun publieke uitingen en in hun functie als Speciaal Rapporteur geen persoonlijke politieke meningen te verkondigen. Enkele van de genoemde sociale media uitingen van Speciaal Rapporteur Albanese staan daarmee op gespannen voet. Nederland heeft hier met Speciaal Rapporteur Albanese over gesproken, meest recentelijk in mei jl., en daarbij aangegeven dat bepaalde politieke uitlatingen impact hebben op de effectiviteit van haar onafhankelijke mensenrechtenonderzoek.
Kunt u de ernstige antisemitische opmerking van de speciale VN gezant over de «joodse lobby» veroordelen?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat deze opmerkingen en uitlatingen over het brute onuitgelokte geweld van 7 oktober jongstleden schuren met de waarden waar de VN voor staat en die de VN van haar medewerkers en vertegenwoordigers verlangt?4
Zie antwoord vraag 2.
Constaterende dat Speciaal Gezant Albanese rapporteert over de situatie voor Palestijnen in Palestijnse gebieden en over het optreden van de Israëlische overheid, vindt u dat zij dit geloofwaardig, onpartijdig en onbevooroordeeld kan doen na deze stapeling van uitlatingen?
Alle VN Speciaal Rapporteurs zijn gebonden aan een VN-gedragscode die onafhankelijkheid, onpartijdigheid en de hoogste integriteit voorschrijft. Dat geldt dus ook voor Speciaal Rapporteur Albanese. Waar nodig zal Nederland zorgen over de impact van bepaalde uitlatingen opnieuw opbrengen.
Kunt u de kwalijke uitspraken van Speciaal Gezant Albanese bespreken met de Speciaal Gezant of de juiste VN autoriteit om dit aan te kaarten?
Dit is in contacten met mevrouw Albanese in mei jl. opgebracht en het zal, waar nodig, ook in toekomstige contacten met de Speciaal Rapporteur worden gedaan.
De steun voor een verklaring over UNRWA |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de verklaring van meer dan 100 landen, waaronder Duitsland en vele andere Europese Unie (EU)-lidstaten, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, die de kritieke rol van UNRWA in de hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen erkent?1
Ja.
Klopt het dat Nederland de verklaring nog niet heeft getekend? Zo ja, waarom niet?
Ja. Nederland kon zich niet op alle punten vinden in de verklaring en heeft daarom besloten niet mee te tekenen. Onder meer het punt dat UNRWA onvervangbaar is, gaat in tegen de Nederlandse wens om hulpkanalen te diversifiëren. Voor het kabinet is het van belang dat de organisatie bewust is van de steun die zij vanuit Nederland geniet. Nederland heeft meerdere malen tegenover UNRWA bevestigd dat de organisatie een belangrijke rol speelt in Gaza in deze fase van het conflict. Het al dan niet ondertekenen van de verklaring verandert dit niet.
Staat u niet meer achter het standpunt van de Europese Raad die, zoals door het kabinet beschreven in het verslag van de laatste bijeenkomst, «benadrukte dat de diensten die UNRWA in Gaza en in de hele regio levert van essentieel belang zijn»? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet staat net als alle EU-lidstaten achter de aangenomen conclusies van de Europese Raad waarin de rol van de organisatie inzake Gaza wordt onderstreept.2
De exportkredietverzekering voor het LNG-project in Mozambique |
|
Christine Teunissen (PvdD), Tom van der Lee (GL), Daniëlle Hirsch (GL), Marieke Koekkoek (D66) |
|
Reinette Klever (PVV), Eelco Heinen (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de beantwoording van onze schriftelijke vragen over de exportkredietverzekering voor het LNG-project in Mozambique door uw voorganger, waarvan het antwoord ontvangen is op 1 juli jl.?
Ja.
Kunt u in detail uitleggen hoe het herbeoordelingsproces eruitziet vanaf de start van de herbeoordeling tot eventuele goed- of afkeuring? Welke overwegingen spelen momenteel voor de ministeries om het project opnieuw goed- of niet goed te keuren?
Zoals mijn voorganger heeft aangegeven in zijn brief van 15 december 2023 zullen ekv-uitvoerder Atradius Dutch State Business (ADSB) en de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën het project opnieuw integraal beoordelen, waaronder op het gebied van veiligheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) en compliance.1 ADSB toetst of het project voldoet aan nationale en internationale standaarden.2 Hiervoor maakt ADSB gebruik van de analyses en adviezen van de onafhankelijke consultants die werken in opdracht van de betrokken internationale exportkredietverzekeraars (ECA’s) en financiers. Daarnaast betrekt ADSB inzichten van de ambassade en ngo’s. Als onderdeel van de herbeoordeling heeft ADSB in februari jl. de projectlocatie bezocht.
Daarnaast zijn de aanbevelingen van het Proximities rapport integraal opgevolgd. Dat betekent dat deze aanbevelingen volledig onderdeel zijn van de herbeoordeling. Zo heeft ADSB een eigen veiligheidsconsultant ingeschakeld om de onafhankelijke informatiepositie te versterken. Zie voorts ook het antwoord op vraag 23.
Op grond van dit onderzoek adviseert ADSB de ministeries die vervolgens een besluit nemen.
Hoe luidt het eerste advies dat Atradius heeft gegeven op 15 maart jl als startpunt voor de beoordeling door de ministeries? Is er sinds het advies extra onderzoek gedaan door Atradius of de ministeries?
Het herbeoordelingsproces is nog niet afgerond. Zolang het beoordelingsproces loopt, kan ik geen uitspraken doen over de inhoud daarvan om zo een zorgvuldig proces te borgen. Zowel ADSB als de betrokken ministeries blijven de ontwikkelingen in Mozambique volgen.
Zodra een besluit genomen is, zal ik uw Kamer hierover informeren. In de tussentijd zal ik uw Kamer zo goed mogelijk, binnen de kaders van wat juridisch mogelijk is, blijven informeren over het project en de lopende herbeoordeling.
Wanneer verwacht u een definitief besluit over de verstrekking van de exportkredietverzekering te nemen?
Het valt op dit moment niet te zeggen wanneer een besluit wordt genomen. Gelet op de complexiteit van het project hecht ik er aan om een zorgvuldig besluitvormingsproces te doorlopen, waarbij aspecten op het gebied van veiligheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo), compliance en financiële aangelegenheden grondig worden beoordeeld. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3 zal ik uw Kamer zo goed mogelijk, binnen de kaders van wat juridisch mogelijk is, blijven informeren over het project en de lopende herbeoordeling.
Naar welke externe onafhankelijke bronnen refereert u bij het antwoord op vraag 15, die Atradius helpen bij het vormen van een oordeel over de veiligheidssituatie rondom het project? Kunt u de namen van de organisaties specifiek benoemen? Hoe komen die organisaties aan hun informatie?
ADSB heeft samen met de andere betrokken exportkredietverzekeraars de beschikking over een onafhankelijke veiligheidsconsultant (ADIT) die periodiek rapporteert over de veiligheidssituatie. Daarnaast heeft ADSB ondersteuning gehad van Clingendael bij het beoordelen van de veiligheidsinformatie en de rapporten van deze onafhankelijke veiligheidsconsultant ADIT.
Zowel de onafhankelijke veiligheidsadviseur als Clingendael zijn experts op het gebied van veiligheidsrisico’s. Zij beschikken over eigen expertise en over een uitgebreid partnernetwerk. Clingendael heeft, in aanvulling op haar eigen expertise, gebruik gemaakt van lokale bronnen en heeft haar lokale netwerk ingeschakeld. Voorts maakt ADSB gebruik van de diensten van de Nederlandse ambassade in Mozambique. Deze ambassade heeft een breed netwerk van lokale stakeholders, zoals partijen uit het maatschappelijk middenveld en internationale organisaties (waaronder VN-organisaties), onafhankelijke onderzoeksinstituten, nieuwszenders en journalisten, de private sector en verscheidene ngo’s. ADSB spreekt zelf ook geregeld met (lokale) ngo’s over het project.
Wordt er in de beoordeling door Atradius ook aandacht besteed aan het feit dat Total trainingen en uitrusting voor Mozambikaanse militairen heeft gefinancierd en daardoor betrokken is in het conflict? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3, is het herbeoordelingsproces nog niet afgerond. Zolang het beoordelingsproces loopt, kan ik geen uitspraken doen over de details daarvan. Wel kan ik bevestigen dat ADSB in haar risicobeoordeling ingaat op de VPSHR trainingen die worden gevolgd door de Mozambikaanse strijdkrachten en het beveiligingspersoneel van de projectlocatie. Total, de projecteigenaar, geeft deze trainingen. VPSHR staat voor «Voluntary Principles on Security and Human Rights». Deze principes zijn opgesteld door een internationaal platform van overheden, bedrijven en ngo’s. Deze principes fungeren als een gedragscode op het gebied van veiligheid en mensenrechten in de context van de uitvoering van industriële en infrastructurele projecten wereldwijd. Het doel van de trainingen is om de kennis en het bewustzijn van de militairen en beveiligers op dit thema te vergroten opdat de schending van rechten van de lokale burgerbevolking (zoveel mogelijk) wordt voorkomen.
ADSB maakt in de risicobeoordeling geen melding van het financieren van uitrustingen door Total. ADSB is hier ook niet mee bekend.
Hoe verifieert u dat de militairen in de regio primair optreden om burgers te beschermen en met respect voor mensenrechten in plaats van om het project van Total te beschermen?
Zoals onder meer aangegeven bij het antwoord op vraag 5, raadplegen ADSB en de ministeries een breed scala aan informatiebronnen. In aanvulling op de informatiebronnen die worden genoemd in het antwoord op vraag 5, brieft de leiding van de EU Trainingsmissie (EUTM) met regelmaat ook een groep EU- lidstaten over hun bevindingen in Mozambique. EUTM ondersteunt de Mozambikaanse strijdkrachten in het beheersen van de situatie in Cabo Delgado in overeenstemming met de mensenrechtenwetgeving en het internationale humanitaire recht.
Hoe zijn de veiligheidsprotocollen van Total verbeterd ten opzichte van 2021 ten tijde van de Palma Attacks?
De toetsing van veiligheidsaspecten, waaronder de veiligheidsprotocollen van projecteigenaar Total, vormen een integraal onderdeel van de herbeoordeling van zowel de projecteigenaar Total als die van ADSB en de Nederlandse staat. Total heeft op verschillende terreinen nieuwe veiligheidsprotocollen ingesteld. Concrete informatie daarover kan ik omwille van veiligheidsredenen niet openbaar delen.
Wat zou er gebeuren met de Nederlandse steun aan het project indien de Franse autoriteiten besluiten Total te vervolgen voor dood door schuld vanwege hun optreden tijdens de Palma Attacks van 2021?
In de herbeoordeling wordt alle beschikbare informatie gewogen. Het kabinet beschikt niet over de inhoudelijke informatie uit het Franse vooronderzoek. Het Franse OM moet dit onderzoek in alle onafhankelijkheid kunnen afronden. Daarbij past niet dat de Nederlandse staat al vooruitloopt op mogelijke uitkomsten daarvan.
Kunt u de meest recente informatie delen die de Nederlandse ambassade in Mozambique heeft gegeven over de veiligheidssituatie in het projectgebied?
De ambassade meldt een afname van het aantal geweldsincidenten tussen strijdgroepen en het leger, en geeft aan dat er geen specifieke dreigingen zijn gericht op het project. Het valt op dit moment echter niet uit te sluiten dat dit in de toekomst zal veranderen. Het reisadvies voor de regio Cabo Delgado, waar het project plaatsvindt, blijft ook onverminderd rood.
Daarnaast heeft de Nederlandse Mensenrechtenambassadeur tijdens een bezoek aan Mozambique van 26 mei tot en met 30 mei jl. opgemerkt dat de mensenrechtenwetgeving kwalitatief goed is en dat het land meerdere relevante verdragen heeft geratificeerd. De implementatie en handhaving daarvan door de autoriteiten laat evenwel te wensen over, wat in Cabo Delgado in het bijzonder de mensenrechten- en humanitaire situatie van vrouwen en meisjes parten speelt. De Mensenrechtenambassadeur bezocht in Cabo Delgado Pemba en Metuge en niet het LNG-projectgebied.
Op dit moment is het beoordelingsproces nog niet afgerond. ADSB, de ambassade en de betrokken ministeries blijven daarom alert op de (veiligheids)situatie en ontwikkelingen op dit gebied worden kritisch getoetst.
Naar welke belangengroepen wordt gerefereerd in antwoord 5 als u zegt dat Atradius betrouwbare informatie heeft verzameld van belangengroepen in Mozambique?
Voor de herbeoordeling maakt ADSB gebruik van onafhankelijke partijen. ADSB heeft samen met de andere betrokken exportkredietverzekeraars de beschikking over een onafhankelijke veiligheidsconsultant (ADIT) die periodiek rapporteert over de veiligheidssituatie. Daarnaast heeft ADSB ondersteuning gehad van Clingendael bij het beoordelen van de veiligheidsinformatie en de rapporten van de onafhankelijke veiligheidsconsultant ADIT. Zowel de onafhankelijke veiligheidsadviseur als Clingendael zijn experts op het gebied van veiligheidsrisico’s. Zij beschikken over eigen expertise en over een uitgebreid partnernetwerk. Clingendael heeft, in aanvulling op haar eigen expertise, gebruik gemaakt van lokale bronnen en heeft haar lokale netwerk ingeschakeld.
ADSB spreekt ook zelf met lokale partijen, waaronder het zogenoemde Palma Platform. Hierin zijn lokale belangengroepen en ngo’s verenigd. Ook de Nederlandse ambassade spreekt met lokale partijen en ADSB heeft vervolgens weer regelmatig contact met de ambassade. De ambassade heeft geregeld contact met verschillende lokale ngo’s die onder meer actief zijn in het projectgebied. Ook heeft de ambassade contact met andere relevante instanties die opereren in het projectgebied, zoals bedrijven. ADSB wordt eveneens regelmatig door ngo’s Both Ends en Milieudefensie op de hoogte gehouden van de geluiden die zij uit het veld krijgen via hun partners. Dit gaat via bijeenkomsten en schriftelijke communicatie.
Daarnaast onderzoekt ADSB of de projecteigenaar goede stakeholder engagement uitvoert, conform internationale IFC Performance maatstaven (IFC staat voor International Finance Corporation, onderdeel van de Wereldbank groep). De projecteigenaar heeft regelmatig op diverse manieren contact met lokale vertegenwoordigers. ADSB is in februari jl. ook zelf op bezoek gegaan bij het project. Tijdens dit bezoek heeft ADSB met Total twee projectbijeenkomsten bijgewoond met lokale vertegenwoordigers. Onder deze vertegenwoordigers vanuit het maatschappelijk middenveld waren zowel voor- als tegenstanders van het project.
Kunt u een lijst maken van bijeenkomsten met lokale vertegenwoordigers in Mozambique om hun perspectief te krijgen op de huidige situatie? Kunt u voor elk van die bijeenkomsten ook aangeven of vertegenwoordigers van Atradius aanwezig waren en of vertegenwoordigers van Total aanwezig waren?
Zie antwoord vraag 11.
Heeft Atradius DSB buiten de genoemde bijeenkomsten ook contact onderhouden met deze organisaties? Zijn lokale organisaties geconsulteerd volgens internationale normen voor gedegen consultatie? Zo ja, kunt u vertellen op welke manier deze zijn toegepast?
Zoals aangegeven bij het antwoord op vragen 11 en 12 heeft ADSB buiten de genoemde bijeenkomsten ook contacten met lokale organisaties, hetzij direct, hetzij indirect via bijvoorbeeld de lokale ambassade. ADSB toetst daarnaast of het stakeholder management van de projecteigenaar conform de IFC Performance Standards wordt uitgevoerd. Een consultant, die onafhankelijk van de projecteigenaar werkt, is onder meer ingehuurd om dit (ter plekke) te beoordelen. De uitkomsten daarvan waren positief.
Heeft u kennisgenomen van de verklaring van Bothends en Milieudefensie1 waarin zij stellen dat er slechts één bijeenkomst is geweest tussen Atradius en maatschappelijke organisaties in Palma? Wat vindt u van het feit dat Total tijdens deze bijeenkomst aanwezig was en bovendien zorgde voor de vertaling? Hoe moeten maatschappelijke organisaties volgens u onbelemmerd hun zorgen over het project van Total uiten in deze samenstelling?
Die verklaring is bekend. Zoals aangegeven bij het antwoord op vragen 11 en 12 zijn er in februari van dit jaar twee bijeenkomsten geweest met lokale vertegenwoordigers. Hierbij werd ADSB vergezeld door een onafhankelijke partij die de lokale taal machtig was en de vertaling kon controleren. Onder de lokale vertegenwoordigers waren zowel voor- als tegenstanders van het project.
Wat vindt u van het feit dat maatschappelijke organisaties uit Palma verder aangeven dat zij pas heel kort van tevoren uitgenodigd werden voor deze bijeenkomst, er geen agenda gedeeld was, voor de meesten onduidelijk was met wie de bijeenkomst überhaupt was en vragen van de organisaties niet werden beantwoord? Geeft dit voor u het idee dat hun inbreng serieus werd genomen? Zo ja, waarop baseert u dit?
Er was volgens ADSB een grote opkomst bij beide bijeenkomsten. Aan het begin van de bijeenkomst is duidelijk uitgelegd wie de deelnemers waren en is het doel van de bijeenkomst uitgelegd. Bij één van de bijeenkomsten was er vanwege de grote inbreng van de lokale partijen geen gelegenheid om op alle vragen te beantwoorden. ADSB heeft het project verzocht dat na afloop alsnog te doen. Tijdens de andere bijeenkomst was er voldoende tijd voor vragen en de beantwoording daarvan. Zowel de internationale deelnemers als de lokale vertegenwoordigers hebben vragen kunnen stellen en antwoorden gekregen. Onder deze vertegenwoordigers waren zowel voor- als tegenstanders van het project. ADSB heeft alle input van de lokale vertegenwoordigers genoteerd en meegenomen in de herbeoordeling.
Erkent u dat het zorgwekkend is dat Total de partij was die de informatie moest aanleveren na twijfels over de veiligheidssituatie, terwijl zij een duidelijk commercieel belang hebben bij goedkeuring?
Nee. Het is aan Total, als projecteigenaar, om bepaalde veiligheidsmaatregelen te nemen. Het is daarom logisch dat Total als een van de betrokken partijen informatie aanlevert.
Is het gebruikelijk dat een bedrijf wat zelf geen verzekeringsaanvraag heeft ingediend, maar wel grote commerciele belangen heeft bij de toekenning ervan, rechtstreeks contact heeft met Atradius kort voor de deadline om erop aan te dringen dat er spoedig een besluit wordt genomen zoals uw voorganger beschrijft in het antwoord op vraag 19? Zo ja, hoe wenselijk vindt u dit?
Rechtstreeks contact tussen een projecteigenaar (in dit geval Total) en de kredietverzekeraar, voorafgaand aan de totstandkoming van de financiering en de afgifte van de verzekering, is gebruikelijk en ook noodzakelijk om de benodigde informatie te verkrijgen.
Werd Total tijdens het lopende herbeoordelingsproces ook door Atradius of door de ministeries om input gevraagd? Zo ja, hoe luidt deze input?
Ja, zie ook het antwoord op vraag 17. ADSB onderhoudt frequent contact met het project. Het project (in het bijzonder projecteigenaar Total) is een essentiële bron van informatie. Rechtstreeks contact met het project is onontbeerlijk voor de beoordeling van de projectrisico’s en voor de onderhandeling over de voorwaarden van de projectfinanciering. De door Total verstrekte informatie betreft onder meer de technische, contractuele, commerciële, financiële, mvo- en veiligheidsaspecten van het project.
Kunt u bevestigen dat voldoen aan de IFC Performance Standards wel een voorwaarde om de polis opnieuw te activeren?
Ja.
Gegeven de woorden van uw voorganger dat de situatie zich begin 2021 anders heeft ontwikkeld dan uw voorganger had voorzien en met de kennis van nu dit project waarschijnlijk niet zou zijn verzekerd, waarom heeft u nu wel het vertrouwen dat Atradius deze inschatting beter maakt bij de herbeoordeling?
Alle aanbevelingen van het Proximities rapport zijn opgevolgd. Dat betekent onder meer het volgende:
Ik heb vertrouwen dat ADSB de Staat op deze manier van een compleet en goed geïnformeerd advies kan voorzien.
Wanneer is de laatste keer dat onderzoekers van Clingendael in het projectgebied zijn geweest? Hoe komen zij aan inzichten in de meest recente veiligheidssituatie in het gebied als een veldbezoek geen onderdeel uitmaakte van de opdracht die hen gegeven is? Welke aanbevelingen heeft Clingendael gedaan aan Atradius?
Clingendael heeft, in aanvulling op haar eigen expertise, gebruik gemaakt van lokale bronnen en heeft haar lokale netwerk ingeschakeld bij de uitvoering van de opdracht.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 4 is het herbeoordelingsproces nog niet afgerond. Zolang het beoordelingsproces loopt, kan ik in de openbaarheid geen uitspraken doen over de inhoud hiervan.
Bent u het ermee eens dat er een verhoogd risico is dat er in de toekomst geweld in het project gebied zal plaatsvinden? Ziet u ook risico’s dat door een nadruk op de bescherming van het project-gebied, de rest van de regio juist minder bescherming heeft en dat het mogelijk is dat daardoor het geweld juist op andere plekken kan plaatsvinden? Kunt u uw analyse hiervan toelichten?
Op basis van de beschikbare informatie ontstaat niet het beeld dat op dit moment sprake is van een specifieke dreiging gericht op het project. ADSB, de ambassade en de betrokken ministeries blijven alert op de veiligheidssituatie en ontwikkelingen op dit gebied worden kritisch getoetst.
Het herstellen van de veiligheid en stabiliteit in de regio Cabo Delgado is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de Mozambikaanse overheid. De situatie rond het projectgebied kan niet los gezien worden van de veiligheidscontext van de regio. De inzet van de Mozambikaanse overheid richt zich daarom op de gehele provincie Cabo Delgado. De overheid acht militaire aanwezigheid, ook van omliggende landen, van belang voor het herstellen en handhaven van de stabiliteit en veiligheid. Recentelijk rondde de regionale troepenmacht SAMIM haar aanwezigheid in Cabo Delgado af. Inmiddels heeft Rwanda extra militairen en politie gestuurd en zijn er afspraken met Tanzania over grensbewaking. De militaire missie van de EU wordt per 1 september a.s. voor twee jaar verlengd onder de noemer EU Military Assistance Mission. Voor stabiliteit en veiligheid op de lange termijn is het ook belangrijk de grondoorzaken van de instabiliteit aan te pakken. Hiervoor is economische ontwikkeling van de provincie en de toegang voor de bewoners tot publieke diensten (zoals gezondheidszorg, onderwijs, water en energie) vereist.
Herinnert u zich het antwoord van 1 juli 2024 dat het kabinet de aanbevelingen van het Proximities rapport integraal heeft overgenomen en geïmplementeerd in het beoordelingsproces? Kunt u concreet aangeven welke veranderingen er in de procedure van Atradius hebben plaatsgevonden na de aanbevelingen in het Proximities rapport?
Zoals eerder aangegeven zijn alle aanbevelingen uit het Proximities-rapport opgevolgd. Dat betekent concreet onder meer het volgende:
Gegeven het antwoord van uw voorganger op vraag 17 dat er al op 24 maart signalen waren dat er een gewelddadig incident begon in Palma, waarom is er destijds niet gewacht met het activeren van de polis totdat er meer duidelijkheid was over de situatie?
Het besluit om een dekkingstoezegging uit te reiken is in juni 2020 genomen. Met een dekkingstoezegging gaat de Staat een juridische verplichting aan om een verzekeringspolis te verstrekken wanneer onderliggende exportcontracten en/of leningsovereenkomsten definitief worden en er aan de voorwaarden van de dekkingstoezegging voldaan is. Dat was op 24 maart 2021 het geval, waardoor een juridische verplichting ontstond om de dekkingstoezegging om te zetten naar een polis. Zoals aangegeven door mijn voorganger op eerdere Kamervragen hierover, werden de omvang en gevolgen van de aanval pas na het weekend van 27 maart 2021 duidelijk.
Is er een onafhankelijke toezichthouder die zorg draagt voor de deugdelijke uitvoering door Atradius van de beoordeling van aanvragen voor exportkredietverzekeringen? Zo nee, hoe ziet u de rol van de Kamer hierin?
In de uitvoering van de ekv zijn verschillende controlemechanismen ingebouwd. Zo heeft ADSB een intern Risk Comitéen worden grote of risicovolle transacties altijd voorgelegd aan de Ministeries van Financiën en Buitenlandse Zaken. ADSB voert de ekv-faciliteit uit in naam en voor rekening van de Nederlandse staat. De uitvoering is daarmee onderdeel van de reguliere begroting- en verantwoordingscyclus en onderdeel van zowel interne- als externe controles door o.a. de Audit Dienst Rijk. Recentelijk is de gehele ekv-faciliteit nog geëvalueerd in de beleidsdoorlichting van artikel 5 van de Financiën begroting.4
Verzekeringsaanvragen dienen te voldoen aan de vooraf vastgestelde beleidskaders, deze zijn onder andere gebaseerd op internationale wet- en regelgeving (waaronder OESO-regelgeving, zoals de Arrangement en Common Approaches). Zo worden aanvragen onder meer getoetst conform het mvo-beleidskader. Wanneer een ekv-aanvraag niet aan de vooraf vastgestelde acceptatiecriteria voldoet, of dit onvoldoende kan onderbouwen, zal deze worden afgewezen. Het beleid voor de ekv wordt daarnaast op specifieke onderdelen regelmatig geëvalueerd door externe, onafhankelijke partijen. Recente evaluaties, waaronder de mvo-beleidsevaluatie uit 2021, onderschrijven dat het mvo-beleid kort gezegd goed functioneert.
Tenslotte informeert het kabinet de Kamer nader over de uitvoering middels brieven, waaronder de jaarlijkse ekv-monitor, de beantwoording van Kamervragen en tijdens debatten. Het kabinet is van mening dat er voldoende controlemechanismen zijn om toe te zien op een ordentelijke uitvoering van de ekv conform de vastgestelde kaders.
Bent u, in tegenstelling tot uw voorganger (zie vraagnummer 2023Z18548), bereid de aangenomen motie Thijssen wel uit te voeren en de beslissing over het verstrekken van een exportkredietverzekering voor het LNG-project van Total in Mozambique uit te stellen tot de uitkomsten van het herbeoordelingsproces duidelijk zijn en zijn besproken in de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet wenst vast te houden aan de gangbare procedure waarbij het achteraf parlementaire verantwoording aflegt over uitvoering van de ekv ten einde de voorspelbaarheid en rechtszekerheid voor de gebruikers en overige stakeholders te borgen. Wel zal het kabinet de Kamer, binnen de geldende juridische randvoorwaarden, blijven informeren over het project en de lopende herbeoordeling.
Erkent u dat er verschillende Woo-verzoeken zijn gedaan waarbij het u niet lukt uw ministerie aan de afgesproken tijdslijnen te houden doordat er bedrijfsgevoelige informatie is opgevraagd? Erkent u ook dat dit de overheid geld kost aan boetes? Erkent u dat dit onwenselijk is?
Diverse partijen hebben Woo-verzoeken ingediend over het verstrekken van een exportkredietverzekering voor het LNG-project in Mozambique. Door de omvang en complexiteit van de verzoeken zijn de voorgeschreven termijnen niet haalbaar gebleken en was er meer tijd nodig voor de gedegen en correcte verwerking van deze Woo-verzoeken. De complexiteit zit met name in de hoeveelheid te betrekken (internationale) partijen die om een zienswijze moeten worden gevraagd. De reactie van deze partijen moet vervolgens juridisch getoetst worden.
Er zijn dwangsommen verbeurd doordat de termijnen niet zijn gehaald. Het ministerie streeft naar een verantwoordelijke en zo tijdig mogelijke behandeling van alle Woo-verzoeken. Het verbeuren van dwangsommen vind ik daarom uiteraard onwenselijk. De verantwoordelijke ministeries en het kabinet blijven inzetten op spoedige afronding van deze verzoeken.
Kunt u deze vragen individueel en binnen de gestelde termijn beantwoorden?
Door de benodigde afstemming met betrokken partijen is dat niet gelukt.
Het bezoek van Viktor Orbán aan Moskou |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Viktor Orbán morgen (5 juli) een bezoek brengt aan de Russische president Poetin?
Ja.
Heeft premier Orbán de Europese lidstaten op de hoogte gebracht van dit bezoek?
Nee.
Vindt u dat dit bezoek passend is voor de voorzitter van de Raad van de Europese Unie (EU)?
Het bezoek van premier Orbán aan president Poetin in Moskou ziet het kabinet als een strikt bilaterale aangelegenheid. Het roulerend voorzitterschap van de Raad heeft geen bevoegdheden op het gebied van EU-extern beleid. Daarnaast is de positie van de Europese Raad ten aanzien van steun aan Oekraïne en de aanpak van Rusland duidelijk: Rusland is de agressor, Oekraïne is het slachtoffer, zonder Oekraïne kunnen er geen discussies over Oekraïne plaatsvinden.
Zo nee, bent u bereid de Hongaarse ambassadeur te ontbieden?
Het kabinet heeft zich reeds publiekelijk uitgesproken over dit bezoek en zich geschaard achter de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, die benadrukte dat het roulerend EU voorzitterschap geen mandaat heeft met Rusland te spreken namens de EU en daarbij de positie van de Raad ten aanzien van Oekraïne en Rusland (zie ook het antwoord op vraag 3) herbevestigde. Veel regeringsleiders van andere EU-lidstaten spraken zich langs deze lijnen uit tegen het bezoek. Deze boodschappen worden ook tijdens EU-overleggen uitgedragen. Het kabinet acht het daarmee niet nodig de Hongaarse ambassadeur te ontbieden.
Kunt u bovenstaande vragen met spoed beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
De procedure van Nederland en Australië tegen Rusland bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) tengevolge van de aanslag op vlucht MH17. |
|
Mpanzu Bamenga (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het artikel getiteld «Rusland stopt met MH17-zaak die Nederland aanspande bij internationale raad»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het besluit van Rusland om zich terug te trekken uit de ICAO-procedure met betrekking tot de aanslag op MH17?
Nederland en Australië betreuren het besluit van de Russische Federatie om zich terug te trekken uit de procedure en keuren het af.
Bent u het eens dat deze terugtrekking van Rusland een sabotage vormt van het rechtsproces binnen ICAO? Zo ja, deelt u de mening dat deze terugtrekking niet zonder consequenties kan blijven?
In het procesreglement van de Raad van de Internationale burgerluchtvaartorganisatie (ICAO Raad) is een regeling opgenomen voor gevallen waarin een partij bij een geschil niet (meer) deelneemt aan een procedure. Volgens die regeling hebben Nederland en Australië de ICAO Raad gevraagd de zaak in hun voordeel te beslissen. Voor dit besluit moet de ICAO Raad zich ervan vergewissen dat de klacht van Nederland en Australië feitelijk en juridisch goed onderbouwd is.
Welke stappen bent u van plan te nemen als reactie op de terugtrekking van Rusland uit de ICAO-procedure om de belangen van Nederland en de nabestaanden van de slachtoffers van MH17 te waarborgen?
Nederland en Australië zijn vastbesloten de procedure door te zetten, om waarheidsvinding, gerechtigheid en rekenschap te bewerkstelligen. Australië en Nederland hebben erop aangedrongen dat het proces wordt voortgezet conform het procesreglement van de ICAO Raad; zie ook het antwoord op vraag 3.
Bent u, gezien de ernst van de situatie, bereid om samen met Australië in de ICAO Assembly te pleiten voor de opschorting van het stemrecht van Rusland in ICAO op basis van artikel 88 van het Verdrag van Chicago (ICAO Convention), waarin wordt gesteld dat de stemrechten van een lidstaat kunnen worden opgeschort indien deze niet voldoet aan zijn verantwoordelijkheden?2
Van opschorting van het stemrecht van de Russische Federatie kan pas sprake zijn indien de ICAO Raad een schending van het Verdrag van Chicago heeft vastgesteld. De terugtrekking door Rusland uit de procedure is op zichzelf geen schending van het Verdrag van Chicago of het procesreglement van de ICAO Raad; zie ook het antwoord op vraag 3. Wel hebben Nederland en Australië in hun aansprakelijkstelling al expliciet gevraagd om het opschorten van het stemrecht als gevolg van de aansprakelijkheid van de Russische Federatie voor het neerhalen van vlucht MH17 in strijd met haar verplichtingen onder het Verdrag van Chicago.
Bent u het eens dat de terugtrekking van Rusland uit de ICAO-procedure voldoende reden biedt om deze kwestie aan de orde te stellen tijdens de huidige ICAO-raadvergadering, die loopt tot 21 juni en waar Australië deel van uitmaakt? Zo ja, bent u bereid dit met uw Australische collega te bespreken?
Nederland en Australië hebben in hun mondelinge pleidooi op 18 en 20 juni 2024 uitgesproken dat zij de terugtrekking van de Russische Federatie betreuren en afkeuren en de ICAO Raad, conform het procesreglement, verzocht de procedure voort te zetten en, na zich ervan vergewist te hebben dat de zaak feitelijk en juridisch goed is onderbouwd, in hun voordeel te beslissen.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden vóór het commissiedebat over MH17 volgende week, zodat de Kamer de meest actuele informatie heeft voor het debat?
Nee, maar mijn voorganger heeft tijdens het commissiedebat MH17 dat op 26 juni jl. heeft plaatsgevonden de vragen al langs deze lijnen beantwoord.
Het inburgeringsexamen in het buitenland |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met bericht «Inburgeringsplicht in buitenland in strijd met internationale verdragen»1?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel mensen jaarlijks het inburgeringsexamen in het buitenland moeten afleggen en wat de top 5 landen zijn waar mensen vandaan komen die het examen moeten afleggen?
6.693
7.874
9.004
1.033
4.648
5.301
136
4.276
4.423
257
1.117
1.252
128
1.542
1.245
187
1.176
1.228
Bron: Staat van het Consulaire, editie 2023, pag. 40.
Het basisexamen inburgering buitenland bestaat uit drie afzonderlijke examens: Kennis van de Nederlandse Samenleving, Spreekvaardigheid en Leesvaardigheid. De examens kunnen op verschillende momenten worden afgelegd; elk onderdeel wordt dan ook apart als examen geregistreerd. Bovendien moeten aanvragers soms examenonderdelen meerdere keren afleggen. Dit verklaart dat het aantal afgenomen examens veel hoger is dan het aantal aanvragers.
Klopt het dat het niet te onderbouwen is dat het inburgeringexamen in het buitenland daadwerkelijk bijdraagt aan betere inburgering als mensen eenmaal in Nederland zijn? Zo nee, kunt u het tegendeel bewijzen door middel van onderzoeken?
Uit de laatste evaluatie van de Wet inburgering buitenland van 20142 blijkt dat personen die het inburgeringsexamen in het buitenland hebben afgelegd een hoger taalniveau hebben bij aanvang van de inburgering in Nederland. Ook blijkt uit dit rapport dat deze personen gemiddeld genomen iets vaker binnen een periode van tweeënhalf jaar na het examen in het buitenland de inburgeringscursus in Nederland succesvol afronden en ook doet deze groep korter over hun inburgering in Nederland. Daarnaast blijkt uit de evaluatie van de Wet inburgering 2013, uitgevoerd in 2018, dat personen die het inburgeringsexamen in het buitenland hebben afgelegd, een andere startpositie qua taalverwerving hebben dan personen asielmigranten omdat zij in het buitenland al een toets op A1-niveau hebben afgelegd. Dit wordt als een mogelijke oorzaak genoemd van het feit dat vreemdelingen die het examen inburgering buitenland hebben gehaald betere resultaten halen bij het inburgeringsexamen in Nederland.3
Klopt het dat er geen verschil is in de mate van inburgering tussen mensen die wel verplicht een inburgeringsexamen in het buitenland hebben moeten afleggen en mensen die een dergelijk examen niet vooraf hoeven af te leggen? Zo nee, kunt u door middel van onderzoeken aantonen dat dit wel het geval is?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw appreciatie over het oordeel van de rechtbank dat het inburgeringsvereiste door u wordt gebruikt als selectiemechanisme, en daarmee in strijd is met de Gezinsherenigingsrichtlijn en jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie?
Het inburgeringsexamen is een middel om ervoor te zorgen dat derdelanders die voor gezinsherenging naar Nederland komen, voorafgaand aan hun komst naar Nederland al in zekere mate kennis hebben van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving, wat hun integratie in Nederland ten goede komt.
Klopt het dat u in hoger beroep bent gegaan tegen de uitspraak van de rechter? Kunt u uitgebreid toelichten waarom u hiervoor heeft gekozen?
Ja. Twee rechtbanken (Den Haag en Middelburg) hebben in uitspraken aangegeven dat het inburgeringsexamen buitenland niet in strijd is met (inter)nationale regelgeving. De rechtbank van Haarlem en die van Amsterdam hebben daarentegen geoordeeld dat de Wib discriminerend is naar nationaliteit.
Tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem is op 20 februari 2023 hoger beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). Een uitspraak van de Afdeling kan voor rechtseenheid zorgen.
Daarnaast zijn er inhoudelijke redenen om in hoger beroep te gaan. De rechtbank Haarlem (en Amsterdam) heeft geoordeeld dat het verschil in behandeling geen legitiem doel heeft. Het doel wat ik voor ogen heb met de Wib zijn onder meer de buitenlandse betrekkingen en economische, sociale en culturele belangen versterken van Nederland. Op grond daarvan is besloten dat vreemdelingen met de nationaliteit van een land waarmee Nederland nauwe relaties heeft, op economisch, sociaal en cultureel gebied, zijn vrijgesteld van het mvv-vereiste en daarmee ook van het vereiste van het inburgeringsexamen buitenland.
Deze vrijstellingen laten evenwel onverlet dat de desbetreffende vreemdelingen aan alle voorwaarden moeten voldoen die gelden voor het verblijfsdoel waarvoor zij naar Nederland komen.
Wanneer verwacht u uitspraak in deze zaak en wat betekent dat tot die tijd voor de mensen uit de lijst van landen die vooraf een inburgeringsexamen moeten afleggen indien ze naar Nederland willen komen?
De zittingsdatum is 2 september a.s. Na de zitting volgt na enige tijd de uitspraak; het is aan de Afdeling om de datum van uitspraak te bepalen. Wel heeft de Afdeling een door de Staatssecretaris gevraagde voorlopige voorziening toegekend en aangegeven dat de (toenmalige) Staatssecretaris niet gehouden is om uitvoering te geven aan de uitspraak van de rechtbank Haarlem totdat zij heeft beslist op het hoger beroep. Dit betekent dat het vereiste van het inburgeringsexamen buitenland tot die tijd ongewijzigd van kracht blijft voor de desbetreffende vreemdelingen.
Indien de rechter ook in hoger beroep oordeelt dat het selectief toepassen van het inburgeringsexamen in het buitenland in strijd is met het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van rassendiscriminatie, bent u dan voornemens het inburgeringsexamen in het buitenland helemaal af te schaffen, of uit te breiden naar de mensen uit de lijst van landen die nu niet inburgeringsexamen vooraf hoeven af te leggen? Kunt u van beide opties de voor- en nadelen toelichten?
Ik wil niet vooruitlopen op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Afhankelijk van de uitspraak zal ik bezien welke gevolgen ik daaraan zal verbinden.
De gevolgen van de apparaattaakstelling voor het postennet |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de ambtelijke analyses van het hoofdlijnenakkoord waaruit blijkt dat uw ministerie bijzonder hard wordt geraakt door de apparaattaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord?
Ja.
Kunt u bevestigen dat – als deze taakstelling evenredig wordt doorvertaald in het aantal diplomatieke posten – deze taakstelling mogelijk zal leiden tot sluiting van 34 posten? Welke andere mogelijke gevolgen heeft de apparaattaakstelling voor het aantal posten en de grootte hiervan?
Op 16 mei 2024 is het Hoofdlijnenakkoord gepubliceerd waarin een apparaatstaakstelling is aangekondigd voor alle departementen inclusief het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De apparaatstaakstelling voor het ministerie houdt in dat zowel het kerndepartement in Den Haag als het postennet gekort worden.
Sindsdien is het verslag van de formateur uitgekomen. Daarin is aandacht gevraagd voor het realiseerbaar en verantwoord inboeken van de apparaatstaakstellingen, met in het bijzonder aandacht voor onder andere een adequaat postennetwerk in het buitenland. Het is nog onduidelijk wat de effecten zijn van deze taakstelling, maar het is mijn streven om een adequaat postennet te behouden, zowel in aantallen posten als hun omvang, waarin de Nederlandse belangen in het buitenland worden gewaarborgd. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt. Maar ik kan nu al zeggen dat er geen 34 posten zullen sluiten.
Deelt u de conclusie dat dit een negatief effect zal hebben op de veiligheid, welvaart en internationale positie van Nederland?
De regering hecht grote waarde aan de door u genoemde thema’s en zal deze ook in een afgeslankt postennet blijven nastreven.
Klopt het dat dit slechts voortkomt uit de 22 procent bezuinigingen op de apparaatsuitgaven en dus losstaat van de overige bezuinigingen op internationale samenwerking?
De effecten op het postennet komen inderdaad voort uit de taakstelling op de apparaatsuitgaven. Deze komen niet voort uit de afzonderlijke bezuinigingen op Official Development Assistance (ODA) en non-ODA uitgaven. De uitwerking van de verschillende maatregelen zal uiteraard wel op elkaar worden afgestemd.
Zo ja, kunt u aangeven wat de gevolgen van de voorziene 2,5 miljard euro bezuiniging (zowel ODA als non-ODA) zijn voor het postennet? Zal dit leiden tot meer sluitingen?
De bezuinigingen van de EUR 2,4 miljard op ODA en 0,1 miljard op non-ODA betreffen bezuinigingen op de programma’s. Daarnaast zal er moeten worden bespaard op de apparaatsuitgaven. Deze combinatie van taakstellingen heeft een effect op het postennet. De invulling hiervan zal de komende tijd worden uitgewerkt.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het notaoverleg Mensenrechtenbeleid van 17 juni aanstaande?
Dat is helaas niet gelukt.
Samenwerking met de Palestijnse autoriteit |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Nederland en Palestijnse Autoriteit versterken hun veiligheidssamenwerking»1 en «Hamas signals post-war ambition in talks with Palestinian rival Fatah – analysis»2?
Ja.
Is deze tekst van tevoren aan de Kamer voorgelegd, desnoods vertrouwelijk? Zo nee, waarom niet?
Internationale (beleids)afspraken worden, met het oog op de internationale en diplomatieke belangen, niet openbaar gemaakt.
Bent u bereid de tekst van de samenwerkingsovereenkomst te sturen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel geld is er met de unilaterale Nederlandse samenwerking en deze overeenkomst gemoeid?
In het MOU spreken Nederland en de Palestijnse Autoriteit (PA) de brede intentie uit om de samenwerking op veiligheidsgebied te continueren en waar opportuun te versterken. Hier is geen specifiek budget aan gekoppeld.
Is de samenwerking met de Palestijnse Autoriteit (PA) in deze nog aan voorwaarden verbonden over het eigen democratisch gehalte of directe danwel indirecte steun aan terreur?
De samenwerking tussen Nederland en de Palestijnse Autoriteit (PA) is aan dezelfde voorwaarden verbonden als die met andere overheden. Eventuele samenwerkingsactiviteiten zullen afzonderlijk van elkaar gewogen worden in het licht van de huidige situatie. Om te voorkomen dat steun in verkeerde handen valt, zijn zoals toegelicht in het antwoord op vraag 10 mitigerende maatregelen getroffen. Separaat van de genoemde samenwerkingsovereenkomst, steunt Nederland de PA uiteraard in de aangekondigde hervormingen die van groot belang zijn voor een toekomstige levensvatbare Palestijnse staat, waar een democratisch verkozen PA een essentieel onderdeel van is.
Heeft u ook het «Palestinian Authority Martyrs Fund» besproken tijdens de recente ontmoeting? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit is niet besproken tijdens de recente ontmoeting van de Nederlandse Minister van Defensie met de Palestijnse Minister van Binnenlandse Zaken.
Beschouwt u dit fonds als aanmoedigend of ontmoedigend voor terreur en kunt u dat toelichten?
Het kabinet is van mening dat er met de betalingen van de Palestijnse Autoriteit aan families van Palestijnse gevangenen een onwenselijke prikkel uitgaat. Nederland spreekt zich, mede op verzoek van uw Kamer, hier al jaren over uit, ook bilateraal richting de Palestijnse Autoriteit. Mede op uw verzoek is daarom onze begrotingssteun aan de Palestijnse Autoriteit via het Europese PEGASE stop gezet.
Hoe ziet u dat een sterke Palestijnse veiligheidssector kan bijdragen aan duurzame vrede? Wordt deze veiligheidssector niet ook ingezet voor interne repressie?
De veiligheid en stabiliteit van Israël en de Palestijnse Gebieden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een sterk Palestijns veiligheidsapparaat is essentieel om de publieke orde en veiligheid te borgen. Daarbij is het voor het kabinet belangrijk dat deze veiligheidssector bijvoorbeeld conform mensenrechtenverplichtingen opereert en dat er ruimte blijft bestaan voor een vrij en open maatschappelijk debat. Daartoe investeert het kabinet dan ook verschillende middelen, bijvoorbeeld via financiering van maatschappelijke organisaties in de Palestijnse Gebieden en door middel van het uitzenden van mensenrechtenspecialisten naar veiligheidsmissies in de Palestijnse Gebieden.
Heeft de Palestijnse Autoriteit de acties van Hamas op 7 oktober reeds bestempeld als terroristisch en/of veroordeeld?
Nederland heeft meermaals teleurstelling bij de Palestijnse Autoriteit overgebracht dat niet direct publiekelijk afstand is genomen van de terroristische aanval door Hamas.
Hoe voorkomt u dat Nederlandse en Europese steun voor de Palestijnse Autoriteit terechtkomt bij gewapende groepen en terreurgroepen die gelieerd zijn aan de PA, zoals onder andere de Al Aqsa martelarenbrigade?
Nederland verstrekt geen bilaterale begrotingssteun aan de Palestijnse Autoriteit.
Hoe voorkomt u dat deze groepen indirect bevoordeeld worden door het delen van gevoelige kennis en informatie?
Nederland acht het delen van kennis en informatie met terroristische entiteiten onacceptabel. Per activiteit zal bekeken worden welke risico’s zich kunnen voordoen en hoe die gemitigeerd kunnen worden. Daarbij zal ook voortgebouwd worden op ervaringen van bestaande missies, zoals de United States Security Coordinator for Israel and the Palestinian Authority (USSC), waar Nederland aan bijdraagt, die met de Palestijnse Autoriteit samenwerken op het gebied van veiligheid.
Hoe voorkomt u dat trainingen in vaardigheden ten behoeve van veiligheidsdiensten in handen komen van terreurgroepen? Kunt u dit uitsluiten?
Zie antwoord vraag 11.
Is er een firewall mogelijk die contact tussen onze samenwerkingspartners in Palestijnse gebieden en terreurgroepen uitsluit en ons geruststelt dat wij niet bijdragen aan terrorisme?
Na 7 oktober heeft er een herziening van Nederlandse en EU ontwikkelingssteun plaatsgevonden. Hieruit is gebleken dat de due diligence processen die ervoor waken dat geld niet (in)direct ten goede komt van terroristische organisaties op orde zijn. Ook zijn er geen signalen naar voren gekomen dat geld terecht is gekomen bij onbedoelde bestemmingen. De coördinatie van Nederlandse steun via USSC draagt ook bij aan het mitigeren van het risico dat steun en/of informatie bij ongewenste partijen terecht komen vanwege de goede informatiepositie van de missie. Zo onderwerpt USSC onderdelen van de Palestijnse veiligheidsdiensten waarmee het zaken doet aan een vettingprocedure, volgens de zogeheten Leahy-protocollen.
Hoe kijkt u naar de aankomende gesprekken tussen Fatah en Hamas als in het Jerusalem Post-artikel genoemd?
Het kabinet kan niet bevestigen dat deze gesprekken daadwerkelijk plaats gaan vinden. Zoals aangegeven in het Jerusalem Post-artikel zijn Fatah en Hamas in een diepgaand conflict verwikkeld en staan zij op een aantal punten lijnrecht tegenover elkaar. Zo heeft Fatah de staat Israël erkend en streeft het naar een toekomst waarin Israëliërs en Palestijnen vreedzaam samenleven, terwijl dit voor Hamas als terroristische organisatie onbespreekbaar is.
Welke rol voorziet u voor beide partijen in het regeren van Gaza na het huidige conflict?
Nederland onderschrijft de G7 principes voor de toekomst van Gaza. Onderdeel van deze principes is dat er geen rol zal zijn voor Hamas in het toekomstige bestuur van Gaza. Uiteindelijk zal de Palestijnse Autoriteit het bestuur in Gaza op zich moeten nemen. Dit vraagt echter ook om de noodzakelijke hervormingen van de Palestijnse Autoriteit.
Is verdere samenwerking met de Palestijnse Autoriteit nog gebonden aan eisen over de deelname van Hamas of Fatah of hun banden met terreur?
De Palestijnse Autoriteit ontvangt geen bilaterale begrotingssteun van de Nederlandse overheid. Wel zet Nederland zich, met het oog op de tweestatenoplossing, via de VN en partnerorganisaties in om de Palestijnse rechtsorde te versterken, toegang tot water en land te vergroten en voor de economische ontwikkeling van de Palestijnse Gebieden. Om dit effectief te doen werkt de Nederlandse overheid ook samen met de Palestijnse Autoriteit. Per activiteit zal bekeken worden welke risico’s zich kunnen voordoen en hoe die gemitigeerd kunnen worden.
Welke significantie heeft het volgens u dat nu niet de Verenigde Staten (VS) of Europa, maar Rusland en China bemiddelend optreden?
Het kabinet gaat niet over de contacten van derde landen met Hamas en maakt geen onderdeel uit van deze eventuele onderhandelingen. In de onderhandelingen tot nu toe hebben bijvoorbeeld Qatar en Egypte, naast de VS, een cruciale bemiddelingsrol gespeeld. Het contact dat deze landen hebben met Hamas, maakt het mogelijk dat ze een belangrijke bemiddelingsrol kunnen spelen. Nederland steunt bemiddelingspogingen die kunnen bijdragen aan het toewerken naar een duurzame oplossing voor het conflict.
De Europese Unie (EU) is de grootste donateur aan de Palestijnse autoriteit, bestaan er evaluaties over de effectiviteit, doelmatigheid en eventueel misbruik van steun aan de Palestijnse Autoriteit?
De EU is inderdaad de grootste donateur van de Palestijnse Autoriteit en geeft onder andere begrotingssteun aan de Palestijnse Autoriteit als deel van de bredere ontwikkelingssamenwerking. De EU-ontwikkelingssamenwerking is onder meer van groot belang om stabiliteit op de Westelijke Jordaanoever te bevorderen. Na 7 oktober heeft er een herziening van de EU-steun plaatsgevonden. Hieruit is gebleken dat de controles van de Commissie en de bestaande waarborgen goed werken en dat er tot op heden geen aanwijzingen zijn dat geld voor onbedoelde doeleinden is gebruikt. Evaluaties over de effectiviteit en doelmatigheid van de EU-projecten worden door de EU zelf uitgevoerd.
Bestaat er een evaluatie van de VS en EU inzetten van de United States Security Coordinator (USSC) en EU Coordinating Office for Palestinian Police Support (EUPOL COPPS)? Zo ja, kunnen die gedeeld worden met de Kamer?
Voor een rapportage over de voortgang van de Nederlandse bijdrage verwijs ik u naar de Jaarlijkse Voortgangsrapportage Overige Missiebijdragen.
Het bericht dat in Gambia genitale verminking weer legaal dreigt te worden |
|
Sarah Dobbe |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving dat in Gambia genitale verminking weer legaal dreigt te worden?1
Ja. Op 15 juli heeft het parlement echter tegen de wetswijziging gestemd. Vrouwelijke genitale verminking blijft dus illegaal in Gambia.
Deelt u de mening dat Nederland zich tegen dit soort ontwikkelingen uit dient te spreken? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik. De wijze waarop Nederland zich uitspreekt dient bij te dragen aan de doelstelling om het verbod op vrouwelijke genitale verminking te behouden. De behoeften van het lokale maatschappelijk middenveld zijn hierbij leidend. Publieke verklaringen tegen vrouwelijke genitale verminking zijn minder geschikt vanwege de binnenlandse perceptie dat verzet tegen het verbod op vrouwelijke genitale besnijdenis ongewenste westerse beïnvloeding betreft. Nederland spreekt zich daarom middels stille diplomatie uit tegen het intrekken van het verbod op vrouwelijke genitale verminking.
Welke diplomatieke middelen acht u geschikt om in te zetten tegen deze ontwikkeling? Welke heeft u al ingezet? Welke diplomatieke middelen sluit u uit en waarom? Kunt u een uitgebreide reactie sturen?
Onze ambassadeur in Dakar heeft de Nederlandse positie met betrekking tot het wetsvoorstel betreffende legalisering van vrouwelijke genitale verminking meermaals met vertegenwoordigers van de Gambiaanse regering besproken, waaronder op 3 juni met de Gambiaanse Minister van Justitie. Ook heeft de ambassade in Dakar recentelijk een bijeenkomst georganiseerd met Gambiaanse organisaties, gelijkgezinde landen en VN-organisaties om informatie uit te wisselen en handelingsopties te bespreken. De EU-delegatie in Gambia is samen met gelijkgestemde ambassades en VN-agentschappen actief in gesprek met vertegenwoordigers van de regering en andere belangrijke belanghebbenden (leden van de National Assembly en politieke partijen) en steunt een brede coalitie van organisaties in het maatschappelijk middenveld.
Het kabinet maakt voortdurend de afweging of ontwikkelingshulp effectief wordt besteed of moet worden stopgezet, met als doel te voorkomen dat het stoppen van die hulp juist de kwetsbare gemeenschappen het zwaarst treft. Nederland biedt geen directe steun aan de Gambiaanse overheid.
Het tegengaan van genitale verminking wordt door een in het artikel opgevoerde activist geduid als een «Westers complot», deelt u de beoordeling dat basale universele mensenrechten steeds vaker worden neergezet als «het opleggen van Westerse waarden»?
Wereldwijd is inderdaad een trend zichtbaar waarbij mensenrechten als westerse waarden worden geportretteerd die aan andere landen zouden worden of zijn opgelegd. Dit betreft een incorrecte weergave van feiten; het gaat immers om universele rechten waar landen zich zelf aan hebben gecommitteerd (bv. via de VN-mensenrechtenverklaring).
Heeft u in beeld of er in andere landen soortgelijke politieke ontwikkelingen zijn waarbij mensen- en vooral vrouwenrechten onder druk komen te staan? Zo ja, kunt u uw bevindingen en het beleid dat u hier op voert met de Kamer delen?
Ook in andere landen is toenemende repressieve druk zichtbaar op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), mensen- en vrouwenrechten.
Het kabinet monitort de situatie wereldwijd nauwkeurig. Het kabinet heeft zeker aandacht voor mensen- en vrouwenrechten, waaronder toegang tot gezondheid, inclusief SRGR, gelijkheid en het uitbannen van schadelijke praktijken. Dit gebeurt zowel door financiering van programma’s en organisaties als via stille en publieke diplomatie. Bij de te kiezen aanpak wordt gekeken naar de behoefte van de gemarginaliseerde groepen in het desbetreffende land.