Het massale gebruik van glyfosaat voor de productie van veevoer |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Wiersma , Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel van Follow the Money van 6 april 2025, waarin wordt beschreven dat glyfosaat massaal wordt ingezet om vanggewassen en grasland te vernietigen, met als doel de productie van veevoer?1
Hoe beoordeelt u het feit dat de meeste glyfosaattoepassingen in Nederland plaatsvinden op akkers waar gras of snijmaïs is geteeld; gewassen die vrijwel uitsluitend dienen als voer voor de veehouderij?
Kunt u bevestigen dat glyfosaat in Nederland nog steeds grootschalig wordt toegepast in de buurt van woonwijken, en dat miljoenen mensen – waaronder kinderen – binnen een straal van één kilometer van bespoten velden wonen? Kunt u uitsluiten dat dit risico’s heeft voor de volksgezondheid? Zo ja, met welke recente wetenschappelijke conclusies onderbouwt u dat?
Kunt u reflecteren op de keuze van boeren om glyfosaat te gebruiken vanwege de lagere kosten en tijdsdruk, terwijl er mechanische en biologische alternatieven voorhanden zijn?
Acht u economische motieven een legitieme reden om volksgezondheid en biodiversiteit op het spel te zetten? Zo ja, waarom? Zo ja, hoe weegt u dat dan precies? Brengt u bijvoorbeeld de directe economische schade in kaart, de schade voor biodiversiteit en de schade in volksgezondheid? Kwantificeert u het in termen van geld en weegt u vervolgens af wat het minste de maatschappij kost?
Bent u bereid om het gebruik van glyfosaat voor het vernietigen van vanggewassen en grasland zo snel mogelijk te verbieden, gezien het feit dat wetenschappelijk is aangetoond dat alternatieven even effectief zijn en minder schadelijk? Zo nee, waarom niet?
Waarom heeft u de eerder door uw voorganger aangekondigde en uitgewerkte maatregel, die dit jaar zou ingaan, om glyfosaatgebruik in te perken uitgesteld?
Wat is de planning rondom het verkrijgen van het advies van de Raad van State over het wijzigingsvoorstel van het «Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden» om alternatieven voor glyfosaat verplicht te maken?
Erkent u dat glyfosaat wordt aangeduid als één van de meest verdachte pesticiden die neurodegeneratieve ziektes, zoals Parkinson, kunnen veroorzaken?2
Hoe verklaart u dat in landen als Frankrijk en Duitsland de link tussen pesticidengebruik en Parkinson inmiddels zo overtuigend is dat de ziekte daar als beroepsziekte is erkend, terwijl Nederland dat niet doet? Hoe wordt er uitvoering gegeven aan de motie van de leden Podt en Grinwis (Kamerstuk 27 858, nr. 670) die hierover gaat?
Kunt u reflecteren op het feit dat Parkinson inmiddels de snelst groeiende neurologische aandoening in Nederland is?3
Erkent u het feit dat, in 2021 al, het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) de zorgen over Parkinson in relatie tot glyfosaat en gewasbeschermingsmiddelen en biociden in het algemeen heeft geuit in een brief aan de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA)?4
Op welke manier wordt momenteel toezicht gehouden op de naleving van bestaande regels rond glyfosaatgebruik, met name op zand- en lössgronden? Wordt hierbij ook gemonitord of boeren daadwerkelijk alle alternatieven hebben overwogen en zo ja hoe precies en door wie? Zo ja, welk percentage boeren wordt jaarlijks gecontroleerd en wat zijn de resultaten van deze monitoring?
Erkent u dat het intensieve gebruik van glyfosaat ten behoeve van de veehouderij een duidelijk voorbeeld is van een landbouwsysteem dat niet alleen ecologisch onhoudbaar is, maar ook onhoudbaar is voor de volksgezondheid?
Welke stappen bent u bereid te zetten om de afhankelijkheid van landbouwgif in de veevoerketen af te bouwen?
Erkent u dat het feit dat 669.000 Nederlanders binnen 250 meter van een glyfosaatveld wonen en 4,3 miljoen op minder dan één kilometer afstand, in combinatie met het feit dat glyfosaat massaal wordt ingezet om vanggewassen en grasland te vernietigen met als doel de productie van veevoer, problematisch is omdat we niet zeker weten dat glyfosaat géén gezondheidsrisico’s met zich mee brengt en dat zelfs het Ctgb in 2021 zijn zorgen daarover uitte richting de EFSA? Zo nee, waarom niet en hoe onderbouwt u dat en weegt u dat precies?
Bent u bekend met het feit dat ook dit jaar de sterfte van honingbijenvolken extreem hoog is en dat bijen doodgaan aan hun eigen honing omdat deze vol pesticiden zit?5
Deelt u de mening dat in het kader van voedselzekerheid en voedselsoevereniteit (wilde) bijen belangrijker zijn dan de vee-industrie die in Nederland grotendeels produceert voor de export en dat bijen dus dienen te worden beschermd? Zo nee, waarom niet?
Welke extra maatregelen gaat u nemen om bijen te beschermen, gezien de nog steeds zorgwekkend dalende trend bij bijenpopulaties?
Het gebruik van lijmvallen voor ratten en muizen |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u ermee bekend dat het gebruik van lijmvallen voor ratten en muizen in Vlaanderen sinds 1 januari 2025 verboden is en dat er ook wordt gewerkt aan een verkoop- en reclameverbod van deze middelen?1
Onderschrijft u de wetenschappelijke inzichten dat lijmvallen extreem veel leed veroorzaken bij de dieren die erop vast komen te zitten? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke bronnen baseert u zich dan?234
Deelt u de stelling van Vlaams Minister Weyts dat er «weinig verbeeldingskracht nodig [is] om zich de doodstrijd in te beelden van een dier dat vastgelijmd geraakt»?5
Deelt u de mening dat lijmvallen bovendien onnodig dierenleed veroorzaken, omdat er andere manieren zijn om overlast door ratten en muizen op te lossen, onder andere door het treffen van preventieve maatregelen? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke inzichten baseert u zich dan?
Deelt u de mening dat lijmvallen, buiten de negatieve effecten op ratten en muizen, een risico vormen voor andere (beschermde) diersoorten die regelmatig op deze vallen vast komen te zitten? Zo nee, waarom niet?6
Kunt u aangeven of het gebruik van lijmvallen in Nederland al verboden is op grond van de Wet dieren en/of de Omgevingswet? Wordt hier dan ook op gehandhaafd, door wie en hoeveel overtredingen van dit verbod worden er per jaar geconstateerd en beboet, indien dat het geval is?
Bent u bereid om, net als in Vlaanderen, over te gaan tot een verbod op het gebruik van lijmvallen, indien het gebruik van lijmvallen in Nederland nog niet verboden is? Zo ja, wanneer bent u voornemens hiermee te komen? Zo nee, waarom niet?
Bent u ermee bekend dat lijmvallen voor ratten en muizen nog op grote schaal worden verkocht via Nederlandse webshops?78910
Bent u, net als in Vlaanderen, bereid over te gaan tot een verbod op de verkoop, het in bezit hebben en het (online) adverteren van lijmvallen? Zo ja, wanneer bent u voornemens hiermee te komen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om zich ook in de Europese context, eventueel samen met Belgische collega’s, in te zetten voor een verbod op het gebruik van lijmvallen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier en termijn gaat u hier uitvoering aan geven?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Het onderzoek waaruit blijkt dat minstens 25 rashondenverenigingen de wet overtreden |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Zembla waaruit blijkt dat minstens 25 rashondenverenigingen de wet overtreden?1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van dierenarts Joyce Hofman die stelt dat bij zo’n 60 procent van de zieke dieren die zij aantrof in haar praktijk een zeer sterk vermoeden bestaat dat het om een erfelijke afwijking gaat? Heeft u gezien dat universitair hoofddocent diergeneeskunde Hille Fieten stelt dat meer dan de helft van de diagnoses die ze in hun kliniek zien een erfelijke oorzaak heeft?
Kunt u bevestigen dat het wettelijk verboden is om dieren te fokken op een manier waarop het welzijn en de gezondheid van de dieren wordt benadeeld, waaronder het fokken met ernstige erfelijke afwijkingen, ziekten en uiterlijke kenmerken die schadelijke gevolgen hebben voor de dieren?
Hoe verklaart u het dat, ondanks dat het wettelijk verboden is om met zieke dieren te fokken, een extreemhoog percentage van rashonden lijdt aan erfelijke aandoeningen?
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft gezegd dat de fokreglementen van 25 rashondenverenigingen niet voldoen aan de wet? Kunt u een lijst naar de Kamer sturen van de hondenrassen waarvoor dit geldt?2
Onderschrijft u de uitspraak van de NVWA dat dit «zeer ernstig» is? Zo nee, waarom niet?
Hoe verklaart u het dat rashondenverenigingen fokreglementen hebben waarin wordt toegestaan dat fokkers met ongezonde honden fokken terwijl dit wettelijk verboden is?
Kunt u aangeven hoe vaak er in de afgelopen drie jaar, voorafgaand aan de uitzending van Zembla, aan deze 25 rashondenverenigingen waarschuwingen zijn afgegeven of boetes zijn uitgedeeld omdat zij fokpraktijken toepassen die in strijd zijn met de wet?
Kunt u aangeven welke stappen er door de NVWA en/of het ministerie zijn ondernomen sinds de uitzending van Zembla?
Bent u van plan om op korte termijn bij deze 25 rashondenverenigingen te handhaven, aangezien ze in strijd met de wet handelen? Zo ja, op welke manier gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de directeur van de Raad van Beheer die stelt dat de stamboomhond «gezonder is dan die misschien ooit wel was»? Kunt u bevestigen dat deze claim aantoonbaar onjuist is, gezien de uitspraak van veterinair neuroloog Paul Mandigers, die zegt dat hij hier «geen moer» van gelooft en de uitspraak van dierenarts Joyce Hofman die stelt dat bij vrijwel alle rashonden erfelijke en rasgebonden aandoeningen worden geconstateerd en dat dit niet minder is dan 15 jaar geleden?
Bent u bekend met de reactie van de Raad van Beheer op de uitzending van Zembla, waarin ze stelt dat de uitzending een «eenzijdig en onvolledig beeld geeft» en waarin ze alle verantwoordelijkheden afschuiven op de individuele fokker en de NVWA?3
Wat vindt u van de opstelling van de Raad van Beheer?
Deelt u de mening dat uit de uitzending van Zembla blijkt dat de Raad van Beheer geen enkele verantwoordelijkheid neemt om geen stambomen meer af te geven aan zieke honden die in strijd met de wet zijn gefokt, gezien de uitspraken van de directeur van de Raad van Beheer waarin ze kritiek telkens afschuift op de rashondenverenigingen en benadrukt dat de Raad van Beheer er niet is om de wet te handhaven? Zo nee, waarom niet?
Heeft u in de Zembla-uitzending gezien dat de Raad van Beheer het volgende op hun website heeft staan: «Het is wenselijk om alleen met HD-vrije honden te fokken, omdat dan de kans op HD bij de nakomelingen het kleinst is. Zijn er binnen een ras maar weinig honden beschikbaar om mee te fokken, dan is dat helaas niet altijd mogelijk. Dat geldt ook voor rassen waarin HD vaak voorkomt.»? Kunt u bevestigen dat het in strijd is met de wet om met honden met heupdysplasie (HD) te fokken, vanwege artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren?
Wat vindt u ervan dat de Raad van Beheer niet alleen geen enkele verantwoordelijkheid neemt, maar ook nog een fokpraktijk voorschrijft die in strijd is met de wet?
Wat vindt u ervan dat de Raad van Beheer stambomen afgeeft aan honden die niet volgens de wet zijn gefokt?
Welke maatregelen gaat u treffen om de Raad van Beheer te verplichten dat er alleen nog maar stambomen worden afgegeven aan honden die volgens de wet zijn gefokt?
Kunt u zich voorstellen dat veel hondenhouders, net zoals een houder in de uitzending van Zembla, denken dat als je een gezonde hond wilt, je naar een rasvereniging moet gaan omdat je ervan uitgaat dat er dan op wordt gelet dat een gezonde hond wordt gefokt?
Kunt u bevestigen dat het hebben van een stamboom niks zegt over de gezondheid van een dier, omdat de Raad van Beheer op geen enkele manier controleert of hun leden gezonde honden fokken, zoals wordt bevestigd door de directeur van de Raad van Beheer? Zo nee, op welke manier biedt een stamboom dan gezondheidsgaranties die niet aanwezig zijn bij honden zonder stamboom, gezien stambomen gewoon worden afgegeven aan honden met erfelijke, ziekmakende kenmerken, die ook nog eens in strijd met de wet zijn gefokt?
Wat gaat u doen om hondenkopers ervan bewust te maken dat een stamboom niks zegt over de gezondheid van een hond?
Deelt u de uitspraak van Hille Fieten die stelt dat er bepaalde rassen zijn die zoveel ernstige ziekten hebben dat je daar vanuit een gezondheidsperspectief niet meer verantwoord mee kunt fokken? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om door onafhankelijke experts, zoals van Universiteit Utrecht, een lijst te laten opstellen van de rassen die dit betreft en over te gaan tot handhaving bij de fokkers van deze honden, gezien het fokken met deze honden feitelijk in strijd is met de wet? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De relatie tussen pachtnormen en teeltopbrengsten |
|
André Flach (SGP) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de wijze waarop de pachtnormen voor los land worden bepaald?1
Deelt u de mening dat in diverse pachtregio’s de regionormen in vergelijking met andere pachtregio’s niet goed zijn te verklaren vanuit de teeltopbrengsten?
Kunt u aangeven of de bedrijven afkomstig uit het Bedrijven-informatienet (BIN), die de basis vormen voor het bepalen van de regionorm, representatief zijn voor het desbetreffende pachtnormgebied en aan de criteria voor het berekenen van de regionorm voldoen?
Heeft u inzicht in de wijze waarop bovengenoemde bedrijven, die na maximaal vijf jaar vervangen zouden moeten worden, worden geselecteerd? Op welke wijze ziet u toe op de geschiktheid en de representativiteit van deze bedrijven?
Kunt u aangeven in welke mate de neveninkomsten op de geselecteerde bedrijven (waarbij die neveninkomsten 25 procent of minder van de totale opbrengst uitmaken) voor het bepalen van de regionorm meewegen in het resultaat van deze bedrijven?
Deelt u de mening dat alleen de opbrengsten direct gerelateerd aan de grondgebonden agrarische activiteit van de bedrijven uit het BIN moeten meewegen voor het bepalen van de regionorm, zoals bedoeld in art 7:327 van het Burgerlijk Wetboek?
Op welke wijze bent u voornemens ervoor te zorgen dat de twijfels over de representativiteit van de bedrijvenselectie in het BIN weggenomen worden, bijvoorbeeld door meer openheid te geven over de selectie van bedrijven in de verschillende regio’s zonder dat dit herleidbaar is tot individuele bedrijven of door een onafhankelijke toetsing van de representativiteit van bedrijven en de doorvertaling van bedrijfsresultaten naar de pachtnormen?
Het bericht ‘Shows Dolfinarium vol met overtredingen: ‘Walrus schudt op commando zijn vet’ |
|
Thom van Campen (VVD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van dit bericht?1
Kunt u bevestigen dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft geconstateerd dat het Dolfinarium op zeker twintig punten de wet overtreedt?
Indien ja, kunt u deze twintig overtredingen puntsgewijs benoemen en wat vindt u ervan dat het Dolfinarium strijdig handelt met het convenant afsprakenkader Dolfinarium door dieren onnatuurlijk gedrag zonder educatieve boodschap te laten vertonen?
Deelt u de mening dat het onacceptabel zou zijn dat het Dolfinarium afspraken opnieuw zou schenden, ook nadat afgelopen zomer al overtredingen zijn geconstateerd door RVO?
Is de bewering van het Dolfinarium juist dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft vastgesteld dat er juist geen sprake was van onnatuurlijk gedrag of ongewenste gedragingen tijdens de voorstellingen en educatieve programma’s?
Zo ja, hoe verklaart u de tegenstrijdigheid tussen de vermeende bevindingen van RVO enerzijds en de NVWA anderzijds? Indien nee, hoe luidde de bevindingen van de NVWA dan wel?
Vinden er op dit moment fokprogramma’s plaats met dolfijnen, walrussen, zeeleeuwen en verschillende haaien en vissen? Zo ja, waar en door wie? Zo nee, vindt er dan wel import van deze diersoorten plaats?
Wat vindt u ervan dat onder andere Frankrijk (2017) en België (2019) zijn overgegaan tot het instellen van een fok- en importverbod voor zeezoogdieren om zo het einde van dolfinaria te bewerkstelligen?
Bent u bekend met het voornemen van uw ambtsvoorganger om de mogelijkheid van een verbod op publieksinteracties in dierentuinen te onderzoeken en bent u voornemens dit voorstel verder te brengen? Indien ja, hoe staat het hiermee? Indien nee, waarom niet?
Hoe handelt u, indachtig uw eerdere uitspraak over het Dolfinarium dat «Als verbetering herhaaldelijk uitblijft, kan de vergunning geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.», wanneer inderdaad overtredingen zijn geconstateerd? (Handelingen II, vergaderjaar 2024–2025, nr. 8, blz. 12)
Vindt u dat het schenden van wet- en regelgeving en afspraken over dierenwelzijn door instellingen zoals het dolfinarium uiteindelijk de bijl aan de wortel is voor het draagvlak voor dierenparken?
Het bericht 'Fokreglementen rashonden in strijd met wet' |
|
Thom van Campen (VVD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat fokreglementen van zeker 25 rashondverenigingen in strijd met de wet zijn door toe te staan dat er wordt gefokt met honden met erfelijke afwijkingen en ziektes, zoals aandoeningen aan de heup- en ellebooggewrichten en epilepsie?1
Hoe beoordeelt u dit bericht? Klopt het dat de fokreglementen in strijd zijn met de wet? Zo ja, op welke punten? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gaat handhaven? Zo ja, waarom is dat niet eerder gebeurd?
Wat vindt u van de constatering van veterinair neuroloog Paul Mandigers dat het probleem mogelijk veel groter is dan uit de steekproef van 25 verenigingen blijkt?
Hoe beoordeelt u de rol van de Raad van Beheer, de koepelorganisatie voor rashondenfokkers, in de kwestie rondom de fokreglementen? Heeft u contact gehad met de Raad van Beheer over dit onderwerp? Zo ja, wat waren de uitkomsten van deze gesprekken? Zo nee, waarom niet en gaat u dit alsnog doen?
Herinnert u zich mijn eerdere oproep tijdens het commissiedebat Dieren buiten de veehouderij op 23 oktober 2024 om kwaliteitscriteria voor fokkers in te stellen, om doorgefokte huisdieren zoals kortsnuitige honden te voorkomen, bijvoorbeeld via de Stichting Fairdog, en erkent u dat dergelijke criteria ook geschikt kunnen zijn om het fokken van erfelijke afwijkingen tegen te gaan?
Bent u op basis van bovenstaand bericht voornemens om maatregelen te nemen om te voorkomen dat erfelijke afwijkingen en ziektes worden doorgegeven bij de fok van rashonden?
Het bericht waaruit blijkt dat het Dolfinarium met twintig showonderdelen de wet overtreedt. |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht van RTL Nieuws naar aanleiding van een handhavingsverzoek van Stichting Bite Back waaruit blijkt dat het Dolfinarium met twintig showonderdelen de Wet dieren en het Besluit houders van dieren overtreedt?1
Deelt u de constatering van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) dat het Dolfinarium dolfijnen, zeeleeuwen, walrussen en zeehonden onnatuurlijke gedragingen laat vertonen, waar ook nog eens geen educatieve boodschap aan is verbonden? Zo nee, op welke deskundigen baseert u zich dan?
Kunt u bevestigen dat RVO heeft vastgesteld dat dolfijnen in het Dolfinarium onnatuurlijk gedrag moeten vertonen, zoals dolfijnen die met hun neus trainers moeten voortduwen, over de trainers heen moeten springen, op de kant moeten springen, de staart boven het water uit moeten steken, met een trainer in het water moeten ronddraaien, op commando over een waterstraal moeten springen, hun neus in de nek van een trainer moeten plaatsen, op de rug moeten zwemmen terwijl ze een trainer voortduwen, bewegingloos op hun rug in het water moeten liggen en geluid moeten maken? Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium hiermee de geldende voorschriften heeft overtreden?
Kunt u bevestigen dat RVO heeft vastgesteld dat zeeleeuwen moeten zwaaien met hun vinnen, moeten bewegen op commando van vin naar vin en moeten zwaaien naar bezoekers? Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium hiermee de geldende voorschriften heeft overtreden?
Kunt u bevestigen dat RVO heeft vastgesteld dat walrussen op commando moeten omrollen, klappen en zwaaien met de vinnen, schudden en bezoekers moeten natspuiten met water? Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium hiermee de geldende voorschriften heeft overtreden?
Kunt u bevestigen dat RVO heeft vastgesteld dat zeehonden hun tong moeten uitsteken ter vermaak van de bezoekers? Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium hiermee de geldende voorschriften heeft overtreden?
Kunt u zich herinneren dat u vorig jaar aan de Kamer hebt laten weten dat bij het Dolfinarium recent één keer een overtreding van de vergunning is geconstateerd, waarna RVO handhavend heeft opgetreden? (Handelingen II, vergaderjaar 2024–2025, nr. 8, blz. 12)
Wat vindt u ervan dat het Dolfinarium niet op één, maar op twintig showonderdelen de wet en de afspraken overtreedt?
Kunt u bevestigen dat het Dolfinarium tot eind februari 2024 de tijd had om hun shows aan te passen en dat vlak daarna zou worden bekeken of de afspraken die het Dolfinarium zegt te zijn nagekomen, ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd? (Kamerstuk 28 286, nr. 1324)
Hoe kan het dat uit de inspectie van RVO niet is gebleken dat het Dolfinarium op twintig showonderdelen de afspraken overtreedt, maar dat dit aan het licht moet komen door een handhavingsverzoek, inclusief videomateriaal, van een dierenrechtenorganisatie?
Hoe verklaart u het dat het Dolfinarium nog steeds de afspraken overtreedt, vier jaar nadat de afspraken met het Dolfinarium zijn gemaakt?
Deelt u de mening dat het op een gegeven moment klaar is en een dergelijk bedrijf moet worden gesloten als een bedrijf stelselmatig de wet en de gemaakte afspraken overtreedt en hiermee het welzijn van dieren in gevaar brengt? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om naar aanleiding van deze aantoonbare wetsovertredingen de dierentuinvergunning van het Dolfinarium in te trekken? Zo nee, hoe vaak mag het Dolfinarium dan nog de wet en de gemaakte afspraken overtreden voordat hun dierentuinvergunning wordt ingetrokken?
Deelt u het inzicht dat, gezien de forse kritiek van RVO, het Dolfinarium geen significante educatieve waarde heeft? Zo nee, op basis van welke onafhankelijke experts baseert u zich dan?
Deelt u de mening dat het Dolfinarium geen maatschappelijke functie meer vervult die opweegt tegen het feit dat de intelligente en gevoelige dieren trucjes moeten uithalen, opgesloten zitten in betonnen bakken en allerlei onnatuurlijke gedragingen moeten vertonen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om het voorbeeld van vele andere landen, zoals Ierland, Canada, India, Oostenrijk en Frankrijk te volgen en met een verbod te komen op het fokken, in gevangenschap houden en tentoonstellen van dolfijnen voor het vermaak van mensen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven of het Dolfinarium nog steeds van plan is om acht dolfijnen, twee walrussen en twee zeeleeuwen te verkopen aan een Chinees pretpark?
Bent u ermee bekend dat de Kamer bijna unaniem heeft uitgesproken dat deze verkoop onwenselijk is? (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 73)
Kunt u, gezien de politieke en maatschappelijke aandacht voor dit onderwerp, de Kamer proactief en tijdig informeren zodra het ministerie of RVO aanvullende informatie vanuit het Dolfinarium heeft gekregen over een eventuele verhuizing van dieren vanuit het Dolfinarium naar China of een ander land, zodat de Kamer zich hierover kan uitspreken voordat een onomkeerbaar besluit is genomen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De uitvoer van honden door defensie |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() |
Levert het Ministerie van Defensie diensthonden aan buitenlandse strijdkrachten? Zo ja, hoeveel en aan welke strijdkrachten?
Nee. Defensie levert geen honden aan derden. Honden die uit dienst treden worden met een contract onder strikte voorwaarden overgedragen: ze mogen niet commercieel worden ingezet of worden ingezet als werkhond. De hond komt bij een geleider terecht of bij een particulier met een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). De hond komt niet bij een bedrijf terecht.
Heeft het Ministerie van Defensie in het verleden honden aan buitenlandse strijdkrachten geleverd? Zo ja, hoeveel en aan welke strijdkrachten?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft het Ministerie van Defensie sinds 7 oktober 2023 honden geleverd aan Israël?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft het Ministerie van Defensie sinds 7 oktober 2023 honden geleverd aan Israëlische partijen, zoals de Israel Defense Forces (IDF), de Israëlische politie, grenspolitie, Israel Prison Service (IPS) of private partijen in Israël?
Zie antwoord vraag 1.
Als het antwoord op vragen 3 en/of 4 ja is, kunt u aanduiden over wat voor honden het gaat en hoe deze honden door Israël werden of worden ingezet?
Zie antwoord vraag 1.
Maakt het werken met honden onderdeel uit van trainingen, kennisuitwisseling of andere activiteiten binnen de militaire samenwerking tussen het Nederlandse en Israëlische leger? Zo ja, op wat voor manier?
Nee. De inzet van werkhonden is beperkt tot eigen inzet of in samenwerking met partnerlanden, veelal in NAVO-verband. Hierin is geen samenwerking tussen Nederland en Israël. Dat geldt ook voor trainingen, kennisuitwisseling of andere activiteiten.
Bent u bekend met de berichtgeving over het gebruik van honden door het Israëlische leger en Israëlische veiligheidsdiensten onder andere tegen onschuldige burgers en kinderen?1, 2, 3, 4
Ja.
Is het uitgesloten dat het Ministerie van Defensie honden levert aan Israël, of Israëlische partijen of dat honden onderdeel zijn van militaire samenwerking tussen het Nederlandse en Israëlische leger, onder de huidige omstandigheden waarin de kans groot is dat de inzet van zulke honden leiden tot schendingen van het oorlogsrecht? Waarom niet of waarom wel?
Het Ministerie van Defensie levert geen honden aan derden, zie het antwoord op de vragen 1–5.
Deelt u de mening dat Nederland medeplichtig zou kunnen zijn bij oorlogsmisdaden als Nederland honden zou leveren aan Israël, en Israël die honden onschuldige burgers zou laten aanvallen?
Zoals in antwoord op de vragen 1–5 is aangegeven, levert Defensie geen honden aan Israël.
De uitkoop van boeren en de daaropvolgende migratie van bedrijfsbezit naar privé |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) |
|
![]() |
In hoeveel gevallen worden boeren die hun bedrijf beëindigen en vrijwillig gebruik maken van de opkoopregeling met een forse belastingaanslag geconfronteerd, bijvoorbeeld omdat hun bedrijfsmiddelen (waaronder de voormalige bedrijfswoning) overgaan naar privé (fiscale afrekening)?
Zorgt deze fiscale realiteit naar weten van de Staatssecretaris ervoor dat boeren vaker in de knel komen bij het beëindigen van hun bedrijf via de vrijwillige opkoopregeling en zij er derhalve vanaf zien?
In hoeverre is het volgens de Staatssecretaris wenselijk dat boeren die willen stoppen dit om fiscale redenen dit toch niet doen?
Is de Staatssecretaris bereid om te kijken naar oplossingen waardoor boeren minder nadelige fiscale gevolgen ondervinden van gebruikmaking van de vrijwillige opkoopregeling en niet of pas later worden geconfronteerd met een belasting op de overgang van bedrijfsbezit naar privé?
Zou een conserverende aanslag gekoppeld kunnen worden aan de opkoopregeling om stoppende boeren financieel op korte termijn te ontlasten?
Is er als alternatief een betalingsregeling denkbaar om voor uitgekochte boeren betere financiële omstandigheden te creëren en onmiddellijke belastingheffing te spreiden?
Het vaccineren van pluimvee tegen vogelgriep |
|
Gideon van Meijeren (FVD) |
|
Wiersma |
|
![]() |
Hoe bent u tot het besluit gekomen om te starten met een pilot tegen vogelgriep? Welke belangen heeft u hierbij afgewogen? Welke personen of organisaties hebben de besluitvorming hieromtrent beïnvloed of daartoe pogingen ondernomen? Kunt u een overzicht van deze personen of organisaties, de belangen die zij behartigen, hun zienswijzen en de uitkomst van uw belangenafweging met de Kamer delen?
In het Intensiveringsplan preventie vogelgriep is uiteengezet hoe ik stapsgewijs werk aan grootschalige vaccinatie van pluimvee in Nederland om de kans op uitbraken met vogelgriep in de toekomst nog verder te verkleinen ten behoeve van dier- en volksgezondheid. De laatste update van de voortgang is januari 2025 met de Tweede Kamer gedeeld.
Ik voer dit stappenplan uit in nauwe samenwerking met AVINED, de brancheorganisatie voor pluimvee. Zij staan achter dit plan van aanpak en hebben de afgelopen jaren veel werk verricht om deze pilot mogelijk te maken. Op basis van de gesprekken met hen en andere stakeholders zal ik ook de volgende stappen richting grootschalige vaccinatie bepalen. (Kamerstukken 28 807, nrs. 291, 296, 306). Ook het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is vanaf het begin betrokken.
Overigens is het al jaren gangbare praktijk om pluimvee te vaccineren, ook met dit type vectorvaccin, zoals tegen Newcastle disease.
Op welk pluimveebedrijf is de pilot gestart en welke pluimveebedrijven zullen hier mogelijk op een later moment aan deelnemen? Hoe is de keuze op dit of deze pluimveebedrijven gevallen?
De pilot is gestart op de broederij, omdat het vaccin wordt toegediend aan eendagskuikens. Na uitkomst worden de kuikens de eerste 18 weken gehuisvest op een opfoklegbedrijf, en gaan daarna naar een legbedrijf waar de hennen eieren leggen gedurende een reguliere legperiode. Daarna worden de dieren geslacht.
AVINED heeft in de voorbereiding op de pilot pluimveehouders gevraagd of zij bereid waren deel te nemen aan de pilot. Dat heeft geresulteerd in deze drie deelnemers in de keten: de broederij, het opfokbedrijf en het legbedrijf.
Afhankelijk van het verloop van de pilot en de reacties van onder andere handelspartners zal ik samen met de sectoren en andere stakeholders bepalen welke volgende stappen we kunnen zetten om te komen tot grootschalige vaccinatie.
Welke vaccins worden in de pilot precies gebruikt? Welke andere vaccins heeft u overwogen? Hoe is uw keuze gevallen op de vaccins die in de pilot worden gebruikt? Wat zijn de verwachte kosten van de vaccins?
In de pilot wordt een vectorvaccin gebruikt, INNOVAX-ND-AI, van MSD Animal Health. Dat is een vaccin dat na een beoordeling door het Europees Medicijnagentschap (EMA), door de Europese Commissie is toegelaten in de Europese Unie, voor gebruik bij kippen. Dit vaccin is door het EMA beoordeeld op werkzaamheid en veiligheid voor dier, mens en milieu. Dat geldt dus ook voor de producten van gevaccineerde hennen, te weten de eieren en het vlees. Het is eenzelfde type vaccin als de twee vectorvaccins die in de veldproef worden onderzocht op effectiviteit. Die hebben echter geen Europese toelating. De kosten van het vaccin dat in de pilot is gebruikt zijn beperkt.
Op basis van welke (wetenschappelijke) onderzoeken en praktijkervaringen heeft u geconcludeerd dat de gebruikte vaccins effectief zullen zijn in het voorkomen van vogelgriep en de verspreiding ervan?
Er is een transmissieproef gedaan met vier vaccins, waaronder twee vectorvaccins. Daaruit bleek dat deze vectorvaccins effectief zijn tegen een besmetting met vogelgriep. Deze twee vaccins worden in een veldproef getest op effectiviteit. Uit twee transmissieproeven die tot nu toe in het kader van die veldproef zijn uitgevoerd bleek dat deze vaccins ook onder veldomstandigheden effectief zijn. Het eindrapport van deze veldproef verschijnt in 2026. De rapporten van de drie bovengenoemde transmissieproeven zijn naar de Tweede Kamer gestuurd. (Kamerstukken 28 807 nrs. 286, 300, 306). In de pilot die 10 maart jl. is gestart wordt een vergelijkbaar vectorvaccin gebruikt. Dit vaccin heeft een Europese markttoelating, na een beoordeling van het Europees Geneesmiddelenbureau.
Bent u bekend met het bericht «Britten wijzen vaccinatie tegen vogelgriep af»?1 Bent u bekend met de uitkomsten van het onderzoek van de Britse taskforce? Hoe beoordeelt u deze uitkomsten?
Ja. Ik ken het bericht en ben bekend met de opvatting van het Verenigd Koninkrijk (VK) en de sectoren. De Britse overheid sluit vaccinatie niet uit, maar wil eerst meer informatie hebben, over bijvoorbeeld de kosten en baten en handelsgevolgen. Dat is herkenbaar en begrijpelijk. Juist vanwege dit soort aspecten vraagt vaccinatie een zorgvuldige voorbereiding. Daarom volg ik een stapsgewijze aanpak. Na de veldproef was de pilot de volgende stap, onder andere om te kijken naar de gevolgen voor de handel, en ook om ervaring op te doen met de implementatie. Frankrijk vaccineert ook tegen hoogpathogene vogelgriep en dit verloopt succesvol. De importbeperkingen die de Verenigde Staten en Canada hadden opgeworpen voor vlees van niet-gevaccineerd pluimvee zijn inmiddels gedeeltelijk weggenomen.
Ik ben van mening dat vaccinatie een goede bijdrage kan leveren aan het verder terugdringen van de risico’s. Die opvatting wordt ook gedeeld door de Europese Commissie en de landen die zijn aangesloten bij de Wereldorganisatie voor diergezondheid (WOAH), die daarover een statement heeft opgesteld (https://www.woah.org/en/avian-influenza-vaccination-why-it-should-not-be-a- barrier-to-safe-trade). Ik ga bij het invoeren van grootschalige vaccinatie echter niet over één nacht ijs. Gezien de risico’s voor de handel, en de inzet voor de implementatie van het surveillanceprogramma volg ik een stapsgewijze aanpak.
Deelt u de opvatting dat het vogelgriepvaccin een vals gevoel van veiligheid creëert, omdat gevaccineerde dieren nog steeds geïnfecteerd kunnen raken, het virus kunnen vasthouden en verspreiden naar andere gevaccineerde of niet-gevaccineerde dieren? Zo nee, waarop baseert u het tegendeel?
Nee die opvatting deel ik niet. Het is bekend dat kippen mogelijk nog besmet kunnen raken. Met het intensieve surveillanceprogramma zoals voorgeschreven in de Europese regelgeving (verordening (EU) 2023/361) kunnen besmettingen bij inspecties snel worden opgespoord. De wetenschappelijke resultaten wijzen erop dat mocht er toch een infectie zijn de infectiviteit (besmettelijkheid) van een gevaccineerd koppel veel geringer is dan van een ongevaccineerd koppel, en dat de gevoeligheid van gevaccineerde kippen die nog niet besmet zijn een stuk lager is. Initiële besmettingen lopen dus gemakkelijker dood, en spreiding is minder uitgebreid. Gelet op voorgaande verwacht ik dat een eventueel besmet gevaccineerd koppel geen nieuw bedrijf besmet, voordat de besmetting op het bedrijf in kwestie is gevonden en er maatregelen worden getroffen.
Kunt u uitsluiten dat de vaccins negatieve effecten hebben op de gezondheid van de gevaccineerde dieren zelf, bijvoorbeeld door verminderde weerstand of andere bijwerkingen?
Het dossier horend bij de toelating is beoordeeld door EMA. De bijwerkingen, de werkzaamheid en de veiligheid zijn beoordeeld. De EMA is een onafhankelijk Europees instituut met grote deskundigheid. Vergelijkbare vaccins tegen andere pluimveeziekten worden al jaren in de pluimveehouderij ingezet. Er is geen reden om te twijfelen aan de veiligheid van het vaccin of de veiligheid van de producten van gevaccineerde kippen.
Heeft u onderzoek laten uitvoeren naar mogelijke effecten van het vaccin op de veiligheid van de eieren en het vlees van gevaccineerde kippen voor menselijke consumptie? Zo ja, kunt u deze onderzoeksresultaten met de Kamer delen?
Het EMA heeft het vaccin beoordeeld op werkzaamheid en veiligheid voor dier, mens en milieu. De beoordeling is openbaar gemaakt op de website van het EMA (Innovax-ND-H5 | European Medicines Agency (EMA). De onderzoeksresultaten van de fabrikant, die vallen onder het beoordeelde dossier, zijn niet openbaar.
Kunt u garanderen dat er géén sporen van het vaccin, of van door het vaccin geïnduceerde stoffen, aanwezig zullen zijn in de eieren of het vlees van gevaccineerde kippen?
Het EMA heeft het dossier beoordeeld en aangegeven dat het vaccin veilig is voor dier en mens. De wachttijd voor eieren en vlees van deze kippen is nul dagen (Innovax-ND-H5 | European Medicines Agency (EMA)).
Deelt u de mening dat het, met het oog op consumentenvoorlichting en keuzevrijheid, noodzakelijk is dat consumenten expliciet worden geïnformeerd wanneer zij eieren of kippenvlees van gevaccineerde dieren kopen of consumeren? Zo ja, bent u bereid ervoor zorg te dragen dat op de verpakkingen van producten die eieren of vlees van gevaccineerde kippen bevatten, dit duidelijk staat aangegeven? Zo nee, waarom niet?
Consumenten eten al decennia eieren en vlees van gevaccineerde kippen. Kippen worden tegen veel ziekten gevaccineerd, ook met vergelijkbare vaccins.
Voorbeelden van ziekten waartegen wordt gevaccineerd zijn infectieuze bronchitis, infectieuze bursitis, infectieuze larynhgotracheitis, Newcastle disease, Salmonella Enteritidis en coccidiose.
De eieren en het vlees van gevaccineerde kippen zijn veilig voor humane consumptie. Op verpakkingen van eieren en vlees staat niet welke vaccins zijn toegediend. Dit geldt ook in het geval van de eieren en het vlees van de kippen uit de pilot. Ik wil u er ook op wijzen dat het Voedingscentrum Nederland informatie geeft over voedsel afkomstig van gevaccineerde dieren (Vaccinaties bij dierziekten| Voedingscentrum).
Heeft u geïnventariseerd wat de mogelijke directe en indirecte (economische) gevolgen zullen zijn voor de bedrijfsvoering van pluimveehouders die hun kippen laten vaccineren? In hoeverre bestaat het risico dat Nederlandse pluimveehouders, indien wordt overgegaan tot grootschalige vaccinatie, te maken krijgen met handelsbelemmeringen in binnen- en buitenland?
Ja die inventarisatie is uitgevoerd. Daarover heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstukken 28 807, nrs. 291, 296, 306). AVINED staat achter mijn aanpak, heeft daaraan meegewerkt en steunt de aanpak om te komen tot grootschalige vaccinatie. Ik onderken de risico’s voor de handel in pluimvee en hun producten als we in Nederland op grote schaal gaan vaccineren. Daarom volg ik een stapsgewijze aanpak, samen met AVINED.
Kunt u bovenstaande vraag eveneens beantwoorden voor de overige bedrijven in de gehele kipproductieketen – van verhandeling tot verwerking van kipproducten als ingrediënt, halffabrikaat of eindproduct? In hoeverre worden de betrokken bedrijven op de hoogte gesteld van de vaccinatiestatus van kipproducten die zij afnemen of verwerken?
De consumptie-eieren komen in doosjes of trays in de winkel. De courante eieren worden niet verwerkt in producten. De eieren worden alleen in Nederland afgezet. De eieren zijn gestempeld, dus het herkomstbedrijf kan worden getraceerd. Op de eieren komt niet te staan met welke vaccins de kippen allemaal zijn gevaccineerd. De eieren die niet bestemd zijn als tafelei worden verwerkt in producten. Ook deze producten worden alleen in Nederland afgezet. De afnemer van deze eieren is op de hoogte van de vaccinatiestatus.
Kunt u bovenstaande vraag eveneens beantwoorden voor andere sectoren, zoals horeca en detailhandel?
De consumptie-eieren komen in doosjes in de winkel. De eieren zijn gestempeld, dus het herkomstbedrijf kan worden getraceerd. Op de eieren komt niet te staan met welke vaccins de kippen zijn gevaccineerd. Ook de producten waarin de eieren zijn verwerkt worden niet apart gemerkt.
Welke gevolgen verwacht u voor de kostprijs van producten die ingrediënten afkomstig van gevaccineerd (of juist niet-gevaccineerd) pluimvee bevatten voor consumenten?
Er is nu geen effect van deze vaccinatie op de kostprijs. Het vaccin en het surveillanceprogramma bijvoorbeeld worden gefinancierd vanuit overheidsbudget. De eieren zijn niet anders dan eieren van kippen die niet zijn gevaccineerd met dit vaccin. De kostprijs voor deze houder verandert dus niet. Onderzoeken hoe dat zich ontwikkelt bij een grootschalige vaccinatiecampagne is onderdeel van mijn stappenplan.
Welke gevolgen verwacht u ten aanzien van de acceptatie van gevaccineerd pluimvee, eieren van gevaccineerd pluimvee en producten (bestemd voor menselijke of dierlijke consumptie) die ingrediënten afkomstig van gevaccineerd pluimvee bevatten?
Ik ga ervan uit dat consumenten en handelspartners het nut van vaccinatie onderkennen. Tenslotte wordt vaccinatie al decennia succesvol ingezet ter voorkoming van infectieziekten of om de ziektelast te verminderen. Levensmiddelen afkomstig uit gevaccineerde kippen worden al decennia geconsumeerd. De eieren en het vlees van deze tegen vogelgriep gevaccineerde kippen zijn veilig voor humane consumptie.
Met deze vaccinatie kunnen we de risico’s van een vogelgriepbesmetting voor de dier- en volksgezondheid verlagen, omdat het aantal uitbraken naar verwachting lager wordt en daarmee ook de hoeveelheid virus in de omgeving en dus blootstelling of kans op mutaties. Ik zet mij nationaal en internationaal in om het draagvlak voor vaccinatie tegen vogelgriep te vergroten om zo de kans op uitbraken en de gevolgen ervan te verkleinen. Dit draagt bij aan een betere dier- en volksgezondheid.
Kunt u uitsluiten dat deze pilot uiteindelijk zal leiden tot een verplichte vaccinatie voor alle pluimveehouders in Nederland? Zo nee, hoe verhoudt zich dit tot de keuzevrijheid van boeren en consumenten?
Ik werk nu, samen met AVINED, aan een vervolg, om te komen tot een grootschalige vaccinatie. Ik doe dit stapsgewijs. Over een vaccinatieprogramma te zijner tijd, een scenario, kan ik nu geen informatie geven. Dat ga ik uitwerken op basis van de eerste resultaten van de pilot. Zodra ik meer zicht heb op een concreet scenario informeer ik de Kamer hierover. Ik verwacht dat ik voor het einde van dit jaar daar meer informatie over heb.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
De onafhankelijkheid en transparantie van de review op het VGO-III-onderzoek |
|
Caroline van der Plas (BBB), Cor Pierik (BBB) |
|
Wiersma , Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het opiniestuk «Onafhankelijk VGO-review blijkt vriendendienst», gepubliceerd in Food+Agri Business en wat is uw reactie op de zorgen die hierin worden geuit over de onafhankelijkheid en transparantie van de review op het VGO-III-onderzoek?
Ja.
Deelt u de mening dat een wetenschappelijk geaccepteerde peer review noodzakelijk is om de validiteit van het VGO-III-onderzoek te beoordelen? Zo nee, waarom niet?
Ten algemene geldt dat een wetenschappelijke peer review bijdraagt om de validiteit van wetenschappelijk onderzoek te beoordelen.
Het VGO-III onderzoek bestaat uit een serie deelrapporten en een integraal eindrapport. Naast deze rapporten zijn er 33 internationale wetenschappelijke publicaties verschenen over of gerelateerd aan VGO-I, VGO-II en VGO-III. Deze staan allemaal gepubliceerd op de website van het RIVM.1 Daarnaast zijn de onderzoekers bezig met het schrijven van internationale wetenschappelijke publicaties over de eindresultaten van VGO-III. In totaal worden er 7 à 8 publicaties voorzien. Elke publicatie in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift gaat gepaard met een onafhankelijke peer review. De VGO-(deel)onderzoeken zijn derhalve meermaals peer reviewed en positief beoordeeld.
Daarnaast heeft de stuurgroep VGO begin 2020, bij wijze van extra intercollegiale toetsing, twee onafhankelijke wetenschappers gevraagd om een review uit te voeren. Ook deze uitkomsten waren positief.
Zoals in de Kamerbrief bij het eindrapport VGO-III is aangegeven, is de Gezondheidsraad gevraagd om een nadere duiding te geven van de bewijslast met betrekking tot gezondheidseffecten voor omwonenden van geitenhouderijen, waaronder de VGO-III onderzoeksresultaten, in het licht van de huidige stand van de wetenschap (Kamerstuk 28 973 nr. 259). De Gezondheidsraad zal daarbij het VGO-rapport in een bredere wetenschappelijke context plaatsen. Dit advies wordt in november 2025 verwacht.
Kunt u toelichten hoe is gewaarborgd dat de review op het VGO-III-onderzoek onafhankelijk en transparant is uitgevoerd?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 zijn er peer reviews uitgevoerd op VGO-publicaties in wetenschappelijke tijdschriften, conform de richtlijnen en standaarden van de betreffende tijdschriften.
Daarnaast heeft de stuurgroep VGO begin 2020, bij wijze van extra intercollegiale toetsing, twee onafhankelijke wetenschappers gevraagd een review uit te voeren op het onderzoek. Hiervoor zijn twee onafhankelijke hoogleraren epidemiologie gevraagd zonder binding met het VGO-consortium. De stuurgroep heeft deze review op eigen initiatief laten uitvoeren, maar heeft een terugkoppeling van de resultaten gestuurd naar de opdrachtgevers. In januari 2025 zijn de externe reviews vrijgegeven aan de ministeries en deze zullen binnenkort ook gepubliceerd worden in het kader van een Woo-verzoek.
Klopt het dat voor de bestaande peer reviews van het VGO-III-onderzoek niet is voldaan aan geldende wetenschappelijke standaarden, zoals in het artikel wordt aangegeven? Zo nee, kunt u dit onderbouwen?
De peer reviews die zijn uitgevoerd ten behoeve van wetenschappelijke publicaties over of gerelateerd aan VGO-I, VGO-II en VGO-III, zijn uitgevoerd conform de standaarden en richtlijnen van de betreffende tijdschriften. Er is geen reden om aan te nemen dat daarbij niet is voldaan aan geldende wetenschappelijke standaarden.
Daarnaast is in 2020 een review uitgevoerd door twee onafhankelijke wetenschappers. De VGO-stuurgroep heeft beide reviewers een verzoek gestuurd met een vijftal specifieke vragen. Drie van deze vragen kwamen voort uit een eerder gevoerde wetenschappelijke discussie binnen het VGO-consortium, waarbij bleek dat er bij één van de leden van het consortium twijfels bestonden over de gebruikte onderzoeksmethoden en -technieken. Over deze wetenschappelijke discussie is uw Kamer eerder geïnformeerd (Kamerstuk 28 973, nr. 237). Beide reviewers kregen alle verschenen rapporten en verschenen peer reviewed wetenschappelijke publicaties en hebben binnen drie weken hun bevindingen aan de stuurgroep gestuurd. Een dergelijke externe review op initiatief van een onderzoeksgroep kan verschillende vormen hebben, daar zijn geen standaarden voor; het is aanvullend op bovengenoemde peer reviews die worden gedaan ten behoeve van publicatie in wetenschappelijke tijdschriften.
Bent u bereid een nieuwe, onafhankelijke, wetenschappelijk verantwoorde, internationale peer review van het VGO-III-onderzoek te laten uitvoeren door erkende wetenschappers van wie de naam bekend gemaakt mag worden? Zo nee, waarom niet?
De Gezondheidsraad is gevraagd om de resultaten van het VGO-III onderzoek nader te duiden. Dit advies wordt in november 2025 verwacht. De Gezondheidsraad zal onder meer ingaan op wat er nu wel en niet is vast te stellen op basis van de wetenschappelijke literatuur over het verband tussen de nabijheid van geitenhouderijen en het risico op longontsteking.
Zoals in het antwoord op vraag 2 en vraag 3 is vermeld, zijn er al diverse internationale peer reviews uitgevoerd op de (deel)onderzoeken van het VGO-onderzoeksprogramma die zijn gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften. Deze peer reviews zijn uitgevoerd conform de richtlijnen en standaarden behorend bij de betreffende tijdschriften. Daarnaast is er begin 2020 een review uitgevoerd door twee onafhankelijke hoogleraren epidemiologie, die overwegend positief zijn.
Ook worden er nog 7 à 8 wetenschappelijke publicaties voorzien over VGO-III. Deze wetenschappelijke publicaties zullen gepaard gaan met onafhankelijke, wetenschappelijke, internationale peer reviews. Als opdrachtgevers zien wij geen aanleiding om daarnaast nog een nieuwe onafhankelijke review uit te laten voeren.
Bent u bereid deze peer review (zoals bedoeld in vraag 5), evenals de volledige opdrachtomschrijving en communicatie met de reviewers, openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 zien wij als opdrachtgevers voor het VGO-III onderzoek geen aanleiding om een onafhankelijke review uit te laten voeren.
Hoe wordt (het gebrek aan) de validiteit van het VGO-III-onderzoek momenteel meegewogen in het beleid rondom veehouderij en volksgezondheid?
Zoals in de Kamerbrief bij het eindrapport VGO-III is aangegeven, is de Gezondheidsraad gevraagd om een nadere duiding te geven van de huidige stand van de wetenschap met betrekking tot gezondheidsrisico’s rondom geitenhouderijen (Kamerstuk 28 973 nr. 259). De Gezondheidsraad is inmiddels begonnen met het in kaart brengen van de beschikbare wetenschappelijke literatuur. Daarin wordt ook VGO-III betrokken. Een deel van het advies gaat om de vraag wat er nu wel en niet is vast te stellen op basis van de wetenschappelijke literatuur over het verband tussen de nabijheid van geitenhouderijen en het risico op longontsteking. Commissies worden zorgvuldig samengesteld met wetenschappelijke experts uit verschillende disciplines. Zodra de commissie is geïnstalleerd wordt de samenstelling van de commissie gepubliceerd op de website van de Gezondheidsraad.2
Wordt er bij beleidsbeslissingen rekening gehouden met de bestaande kritiek op de methodologie en de reviewprocedure van VGO-III? Zo ja, op welke wijze?
Voor zover ons bekend is, is er geen sprake van breed gedragen wetenschappelijke kritiek op de methodologie en reviewprocedure van VGO-III.
De ministeries van VWS en LVVN zijn in 2019 op de hoogte gebracht van een wetenschappelijke discussie binnen het VGO-consortium. Eén organisatie binnen het consortium, waar de auteur van het opiniestuk waar in deze Kamervragen aan wordt gerefereerd destijds werkzaam was, had kritiek op en vragen over de gehanteerde onderzoeksmethoden en -technieken en de interpretatie van de resultaten. Er is begin 2020 een wetenschappelijke discussie gevoerd tussen deze organisatie en de stuurgroep VGO-III. De ministeries zijn na afloop geïnformeerd over de uitkomsten van deze discussie. De stuurgroep heeft vervolgens op eigen initiatief een onafhankelijke review laten uitvoeren.
De toenmalige bewindspersonen hebben als opdrachtgevers destijds besloten om de publicatie van het deelrapport «Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht» (Kamerstuk 28 973, nr. 237) aan te houden tot na de afronding van de wetenschappelijke discussie. Hiertoe werd besloten omdat de wetenschappelijke discussie mogelijk tot aanpassingen aan het rapport zou leiden. Uiteindelijk bleek de discussie daar geen aanleiding toe te geven.
Ten algemene geldt dat het kabinet zich bewust is van het maatschappelijk belang en de ernst van het VGO-III onderzoek. Het is begrijpelijk dat zowel omwonenden als geitenhouders behoefte hebben aan duidelijkheid. Het is daarom van belang dat de vervolgstappen zorgvuldig worden gezet. Op basis van de resultaten van het VGO-III onderzoek en het advies van de Gezondheidsraad gaat het kabinet zich beraden op verdere stappen, in nauwe samenwerking met relevante betrokken partijen.
Kunt u deze vragen voor het Tweeminutendebat Zoönosen en dierziekten(CD6/2), dat in week 13 verwacht wordt, beantwoorden?
Ja.
Inmiddels wordt dit Tweeminutendebat verwacht in week 17.
Het insecticide deltamethrin |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Wiersma |
|
![]() |
Kunt u deze vragen voor de aanstaande Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed (SCopAFF)-vergadering op 11/12 maart 2025 beantwoorden?
Bent u bekend met de recente uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarin is vastgesteld dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) bij de toelating van het schimmelbestrijdingsmiddel Pitcher tekort is geschoten doordat de mogelijke hormoonontregelende eigenschappen van de werkzame stoffen niet zijn beoordeeld?
Bent u bereid te garanderen dat bij elke toelating en herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen systematisch alle beschikbare, relevante en betrouwbare wetenschappelijke literatuur wordt geraadpleegd en samengevat, zoals de rechtbank heeft uitgesproken dat noodzakelijk is voor de vaststelling van hormoonontregelende eigenschappen en andere schadelijke chronische effecten? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de conclusie dat deze uitspraak erop wijst dat de beoordelingsprocedures van het Ctgb structureel tekortschieten en dat mogelijk meerdere bestrijdingsmiddelen, zoals deltamethrin, zonder adequate beoordeling van hormoonverstorende, immunotoxische en/of neurotoxische of andere chronische effecten zijn toegelaten? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met de recente onafhankelijke wetenschappelijke studies waaruit blijkt dat deltamethrin ernstige neurotoxische en hormoonverstorende effecten heeft, zelfs bij blootstelling aan zeer lage doses, veel lager dan het huidige «veilige» niveau?1 2
Kunt u bevestigen dat deze studies onder meer aantonen dat blootstelling aan deltamethrin bij drachtige muizen hersenschade veroorzaakt bij de nakomelingen, met aantoonbare effecten op leren, geheugen en een verhoogd risico op autisme en hoe beoordeelt u deze wetenschappelijke inzichten in het licht van de toelating van deltamethrin?
Klopt het dat de laatste herbeoordeling van deltamethrin in de Europese Unie (EU) dateert uit 2003, ondanks de verplichting om stoffen elke 10 tot15 jaar opnieuw te beoordelen op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten? Zo ja, waarom is deze stof nog steeds toegelaten ondanks het groeiende wetenschappelijke bewijs voor schadelijke effecten?
Bent u bereid een geleidelijke, grondige herbeoordeling te laten uitvoeren van alle bestrijdingsmiddelen die mogelijk zonder een volledige toetsing van hormoonverstorende, immunotoxische, neurotoxische en andere schadelijke chronische effecten zijn toegelaten, waaronder deltamethrin? Zo nee, waarom niet?
Gezien de sterke aanwijzingen dat deltamethrin een ontwikkelingsneurotoxische stof is, deelt u de mening dat dit insecticide niet langer voldoet aan de eisen van Verordening (EG) nr. 1107/2009, die stelt dat goedkeuring alleen kan worden verleend als een stof geen schadelijke effecten heeft op de gezondheid van mens en dier?
Bent u bereid om binnen de SCopAFF op 11/12 maart te pleiten voor de start van een Artikel 21-procedure om de toelating van deltamethrin in de EU te herzien en dit insecticide zo spoedig mogelijk te verbieden?
Kunt u de Kamer voor de SCopAFF-vergadering op 11/12 maart informeren over de Nederlandse positie ten aanzien van deltamethrin en de stappen die Nederland zal zetten om het gebruik van deze stof in de EU te beëindigen?
Bent u bereid extra maatregelen te nemen om blootstelling via voedsel en het milieu te minimaliseren, bijvoorbeeld door aangescherpte monitoring en een actief uitfaseringsbeleid, aangezien deltamethrin in zeer lage concentraties al schadelijk is voor de hersenontwikkeling en de schildklierfunctie?
Deelt u de mening dat de beoordeling van pesticiden in de EU tekortschiet als dergelijke ernstige effecten pas na decennia aan het licht komen? Welke stappen gaat u zetten om dit probleem aan te pakken en ervoor te zorgen dat de huidige wetenschappelijke kennis beter wordt meegenomen in de risicobeoordeling?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
De oplossing van natuurcompensatie voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte en de gevolgen daarvan voor vissers in Noord-Holland. |
|
Eline Vedder (CDA), Harmen Krul (CDA) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Alternatieve oplossing Natuurcompensatie Maasvlakte is geen oplossing»?1
Herkent u het in dit artikel beschreven alternatief voor natuurcompensatie voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte?
Kunt u aangeven wat de status van dit voorstel is? Wanneer verwacht u een definitief besluit te nemen?
Is er naar uw mening voor de vissers wel of geen «waterbedeffect» als de beperkende maatregelen voor de Zuidwestelijke viswateren worden vervangen door maatregelen in de Noord-Hollandse wateren?
Welke verklaring en onderbouwing zijn er om een extra Natura 2000-gebied op basis van de Habitatrichtlijn ten zuiden van het Natura 2000-gebied «Noordzee Kustzone» nodig te maken en/of om dat gebied in zuidelijke richting uit te moeten breiden?
Kunt u de ecologische onderbouwing geven voor die eventuele uitbreiding van het bestaande Natura 2000-gebied of voor aanwijzing van een nieuw Natura 2000-gebied, uitgaande van het Habitattype 1110?
Kunt u aangeven of u voornemens bent de mogelijk gedupeerde Noord-Hollandse vissers te compenseren en op welke wijze dat zal gebeuren?
Kunt u aangeven wat de status is van uitbetaalde compensatiegelden in de Zuidwestelijke regio als daar niet langer meer sprake is van beperkende maatregelen?
Kunt u aangeven waarom u op deze wijze invulling geeft aan de motie van het lid Flach c.s. (Kamerstuk 30 252, nr. 137), door wel de vissers in de regio Zuidwest te ontzien maar de Noord-Hollandse vissers te beperken en de visserij daarmee per saldo met evenveel of zelfs meer beperkingen te confronteren?
Bent u bereid om geen onomkeerbare besluiten te nemen, waaronder het informeren van of notificeren bij de Europese Commissie, totdat u met de visserijsector langs de hele kust (van Cadzand tot Delfzijl) overeenstemming heeft bereikt over mogelijk alternatieve maatregelen?
De inhoud van en besluitvorming over het EU-Mercosur-akkoord |
|
Daniëlle Hirsch (GL), Christine Teunissen (PvdD) |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
![]() ![]() |
Komt u conform de toezegging in uw brief van 16 december (Kamerstuk 31 985, nr. 85) begin 2025 met een kabinetsappreciatie over het EU-Mercosur-akkoord, waarin wordt ingegaan op de voor- en nadelen, economische en geopolitieke impact, en specifieke gevolgen voor de Nederlandse landbouw en het bedrijfsleven? Kunt u in de kabinetsappreciatie ook ingaan op de impact op klimaat, ontbossing, duurzame landbouw, plasticgebruik, mensenrechten, arbeidsrechten, en zeldzame aardmetalen? Zo nee, waarom niet?
Naar verwachting ontvangt uw Kamer in het voorjaar een kabinetsappreciatie van het EU-Mercosur akkoord op basis van de conceptteksten van het onderhandelaarsakkoord van 6 december 2024. Het handelsdeel van het onderhandelaarsakkoord is reeds gepubliceerd door de Europese Commissie, maar het buitenlandpolitieke deel nog niet. Voor een volledige kabinetsappreciatie van het akkoord zijn alle teksten van het onderhandelaarsakkoord noodzakelijk. Na ontvangst van de kabinetsappreciatie heeft de Kamer de gelegenheid om desgewenst in debat te gaan met het kabinet over het akkoord, alvorens sprake is van besluitvorming door de Raad. Naar verwachting worden de definitieve teksten van het EU-Mercosur akkoord rond de zomerperiode door de Europese Commissie aan de Raad voorgelegd ter besluitvorming en vindt besluitvorming plaats in het najaar.
In de kabinetsappreciatie zal worden ingegaan op de voor- en nadelen van het EU-Mercosur akkoord, waaronder de gevolgen voor de Nederlandse economie en specifiek de landbouwsector, het bredere geopolitieke belang en de afspraken in het onderhandelaarsakkoord over o.a. duurzaamheid (zoals over de werking van de Overeenkomst van Parijs als essentieel element van het verdrag en de EU-verordening voor ontbossingsvrije producten), arbeidsrechten, mensenrechten, en kritieke grondstoffen, markttoegang (zoals exportheffingen en handel in bestrijdingsmiddelen en plastic), productiestandaarden, en geschillenbeslechting (waaronder het rebalancing mechanism).
Wanneer wordt de update van het Wageningen-rapport over het EU-Mercosur verdrag met de Kamer gedeeld? Klopt het dat dit rapport al sinds 31 december klaar is, zoals vermeld staat op de website van de WUR1?
De actualisatie van het onderzoek naar de mogelijke effecten van het EU-Mercosur akkoord op de Nederlandse economie en specifiek de landbouwsector zit in de afrondende fase en wordt binnenkort aangeboden aan uw Kamer.
Kunt u toelichten wat de verschillen in regelgeving zijn omtrent bestrijdingsmiddelen en bescherming van landbouwdieren tussen de Mersosur-landen en Nederland? Kunt u bevestigen dat deze verschillen een concurrentienadeel voor Nederlandse boeren veroorzaken als de grenzen voor deze producten verder opengaan? Zo nee, waarom niet?
Nederland en de Mercosur-landen hebben eigen regelgeving over het gebruik van bestrijdingsmiddelen5 en omtrent het welzijn van dieren in de veehouderij.6 Vanzelfsprekend zitten er verschillen in die wetgeving, op het gebied van gewasbescherming bijvoorbeeld vanwege klimatologische omstandigheden. Verschillen in regelgeving betekenen niet per definitie dat de EU-standaarden hoger of beter zijn dan in derde landen. Hier wordt verder op ingegaan in de kabinetsappreciatie. Daarnaast kijkt het kabinet, conform het regeerprogramma, in Europees verband naar de mogelijkheden om eisen te stellen aan de invoer van producten die niet binnen de EU mogen worden geproduceerd.
Welke afspraken zijn gemaakt over de handel in bestrijdingsmiddelen? Klopt het dat importtarieven worden verlaagd of afgeschaft voor bestrijdingsmiddelen die in de EU niet gebruikt mogen worden? Zo ja, wat betekent dit voor de export van bestrijdingsmiddelen naar Mercosur-landen? Is een toename in gebruik daar te verwachten? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
Zie antwoord vraag 1.
Zijn de afspraken over duurzaamheid bindend en afdwingbaar? Zo ja, op welke manier zijn ze afdwingbaar? In hoeverre zijn er sancties mogelijk bij overtredingen? Kunt u dat toelichten?
Afspraken over duurzaamheid in handelsakkoorden zijn bindend volgens de regels van het internationaal verdragsrecht. Hier wordt verder op ingegaan in de kabinetsappreciatie.
Hebben de afspraken over duurzaamheid invloed op de manier waarop rundvlees en kippenvlees in de Mercosur-landen geproduceerd zullen worden? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben de afspraken over duurzaamheid invloed op de export van rundvlees en kippenvlees door Mercosur-landen naar de EU? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is bekend over de reservering van 1 miljard euro van de Europese Commissie om de negatieve gevolgen van het EU-Mercosur-verdrag voor Europese boeren te compenseren? Klopt het dat de Europese Commissie niet van plan is om dit geld te gebruiken, omdat de Commissie volgens een woordvoerder «erop vertrouwt dat het akkoord correct zal werken en geen marktverstoring zal veroorzaken»2? Zo nee, kunt u dat dan toelichten?
De Europese Commissie is voornemens een voorstel te doen voor de oprichting van een fonds van EUR 1 miljard ter compensatie van Europese boeren voor onvoorziene gevolgen van het EU-Mercosur akkoord. Dit is op 13 februari jl. bevestigd door Commissaris Šefčovič in het Europees Parlement.8 De Europese Commissie heeft nog geen voorstel gedaan over hoe dit fonds zal worden vormgegeven. Volgens de Europese Commissie is het inderdaad onwaarschijnlijk dat Europese boeren naar aanleiding van de mogelijke toepassing van het EU-Mercosur akkoord compensatie nodig zullen hebben. Naar verwachting publiceert de Europese Commissie binnenkort een economische analyse over de mogelijke impact van het EU-Mercosur akkoord.
Kunt u bevestigen dat er geen bindende en afdwingbare afspraken over klimaatbeleid zijn vastgelegd, behalve de mogelijkheid om delen van het verdrag op te schorten als een tegenpartij uit het klimaatakkoord stapt?
Afspraken over duurzaamheid in handelsakkoorden zijn bindend volgens de regels van het internationaal verdragsrecht. Dat geldt ook voor afspraken over klimaat. Hier wordt verder op ingegaan in de kabinetsappreciatie.
Op welke manier zouden de klimaatafspraken in het verdrag een positieve invloed moeten hebben op het tegengaan van klimaatverandering? Is het realistisch om enig positief effect te verwachten? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe vaak heeft de EU-handelsverdragen opgeschort, omdat een tegenpartij afspraken over duurzaamheid of mensenrechten schond?
De EU heeft nog nooit een handelsakkoord opgeschort vanwege de schending van afspraken over duurzaamheid of mensenrechten door de andere verdragspartij. Er zijn wel voorbeelden van onderhandelingen of goedkeuringsprocedures die (tijdelijk) zijn stilgelegd om politieke redenen, zoals het EU-China Comprehensive Agreement on Investment en het EU-Thailand akkoord. Ook zijn er voorbeelden van het gebruik van de geschillenbeslechting onder duurzaamheidshoofdstukken in handelsakkoorden, zoals in het geval van het geschil met Zuid-Korea over de effectieve implementatie van ILO-conventies over arbeidsstandaarden.
Welke afspraken maakt het verdrag over de fossiele industrie en haar financiering door private en publieke financiering? Hoe draagt het akkoord bij aan het pad weg van fossiel, uitgezet bij COP28?
Kunt u bevestigen dat artikel 56 van de verdragstekst over duurzaamheidsmaatregelen een voorkeursbehandeling («favorably considered») voor Mercosur-landen betekent bij de risicobeoordeling van ontbossing binnen de EU-ontbossingswet (EUDR)? Zo nee, hoe moet dit artikel dan gelezen worden?
Hoe rijmt een voorkeursbehandeling op het gebied van ontbossing zich met de bevindingen van experts dat het Mercosur-verdrag de ontbossing zal doen toenemen in de Mercosur-regio, en het gegeven dat Brazilië, Paraguay en Argentinië tot de top tien van landen met de hoogste ontbossing behoren? Hoe draagt deze voorkeursbehandeling bij aan het behalen van de wettelijke doelstelling dat de EU zo min mogelijk bijdraagt aan ontbossing en bosdegradatie in de hele wereld?
Kunt u bevestigen dat Argentinië heeft toegezegd de exporttarieven op soja te verlagen of te schrappen?
Kunt u bevestigen dat de EUDR niet van toepassing is op savannes, waar juist de grootste ontbossing plaatsvindt voor de teelt van soja in de Mercosur-landen? Zo nee, waarop baseert u dat?
In reactie op de vragen 16 en 17 kan het kabinet bevestigen dat de EU-verordening voor ontbossingsvrije producten (EUDR) niet van toepassing is op savannes en dat suikerriet niet valt onder de EUDR. De EUDR heeft betrekking op bos-ecosystemen en geldt voor goederen die worden gezien als voornaamste aanjager van ontbossing en bosdegradatie. Dit zijn: runderen, oliepalm, soja, cacao, koffie, rubber en hout. De verordening geldt ook voor een aantal daarvan afgeleide producten zoals leer, chocolade en meubels. In de verordening wordt aangegeven dat in het licht van de voetafdruk van de Europese Unie op natuurlijke ecosystemen die geen bos zijn, de Europese Commissie zal evalueren of het toepassingsgebied van deze verordening moet worden uitgebreid tot andere beboste gebieden en, in voorkomend geval, een wetgevingsvoorstel daartoe moet indienen. Deze evaluatie wordt verwacht in juni 2025.
Kunt u bevestigen dat de EU-ontbossingwet de ontbossing voor de aanleg van suikerriet en daarmee bio ethanol niet tegengaat, terwijl dit verdrag gaat leiden tot een grote toename van de export van zowel suiker als bio ethanol naar de EU?
Zie antwoord vraag 16.
Erkent u dat de toename van export van landbouwproducten van Mercosur-landen naar de EU-ontbossing zal veroorzaken? Kunt u bevestigen dat dit bovenop de groeiende export naar onder andere China komt met bijbehorende extra ontbossing? Met andere woorden, kunt u bevestigen dat dit een kwestie is van «én-én», niet «óf-óf»? Zo nee, waarop baseert u uw analyse?
Heeft u het artikel gelezen van Politico van 20 december 2024: «Mercosur deal risks weakening EU anti-deforestation rules»?3 Deelt u de analyse dat met het «rebalancing mechanism» de Mercosur-landen tegenmaatregelen kunnen nemen tegen nieuw EU-beleid om bijvoorbeeld bossen, milieu of klimaat te beschermen? Zo nee, waarop baseert u deze conclusie?
Geldt de EU-ontbossingswet in dit kader als nieuw beleid, gezien de vertraging die de wet oploopt? Zo ja, wat zouden de gevolgen van dit «rebalancing mechanism» zijn voor de EU-ontbossingswet?
Wat gebeurt er als een lid van de Mercosur beleid maakt dat klimaatverandering versneld tegengaat, maar ingaat tegen de afspraken in het handelsakkoord? Wat gebeurt er als een lid van de Mercosur beleid maakt dat arbeids- en mensenrechten beter beschermt, maar ingaat tegen de afspraken in het Verdrag?
Hoe ziet het «rebalancing mechanism» van het verdrag – dat recht geeft op compensatie voor Mercosur-landen als hun handelsstromen worden beïnvloed door nieuw EU-beleid – er precies uit? Hoe worden geschillen binnen het «rebalancing mechanism» beslecht? Hoe garandeert het mechanisme transparantie in de besluitvorming? Welke rol is hierin weggelegd voor democratische controle door de lidstaten van beide verdragspartijen? Hoe verhoudt zich dit tot de visie van de Nederlandse regering op transparantie en democratische besluitvorming?
Kunt u reageren op de argumenten die worden aangedragen in een nieuw juridisch advies in opdracht van Greenpeace Duitsland4 dat het handelsverdrag leidt tot afzwakking van de EU-ontbossingswet, het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) en de Corporate Sustainability Due Dilligence Directive (CSDDD)? Kunt u daarbij delen op basis van welke analyses u uw uitspraken doet?
Welke afspraken in het verdrag hebben betrekking op de ondersteuning van de Mercosur-landen voor implementatie van deze richtlijnen? Hoe bevordert het verdrag de vergroening van handelsstromen en de economieën van deelnemende partijen?
Kunt u de conclusies van Greenpeace bevestigen dat het EU-Mercosur-verdrag zal leiden tot lagere handelstarieven en meer handel in plastics, inclusief de export van plastic producten naar de Mercosur-landen die in de EU verboden zijn, waaronder soorten single use plastic?5 Zo nee, kunt u dat toelichten met analyses die deze positie onderbouwen? Zo ja, hoe passen deze tariefverlagingen voor de handel in plastic producten in de ambitie van de EU om een einde aan plastic afval te maken?
Welke afspraken zijn er gemaakt over duurzame en fatsoenlijke winning en productie van kritische grondstoffen? In hoeverre zijn die bindend en afdwingbaar? Welke afspraken zijn er gemaakt om de verwerking van kritieke grondstoffen in de deelnemende Mercosur-landen, oftewel lokale waardetoevoeging, te versterken?
Welke garanties biedt het verdrag om te voorkomen dat er Amazonewoud verloren gaat of inheemse gemeenschappen in de verdrukking komen, als gevolg van mijnbouw naar nobium of andere mineralen die mede dankzij het verdrag naar de EU zouden gaan?
Welke afspraken maakt het verdrag over arbeids- en mensenrechten? Zijn deze afdwingbaar? Deelt u de analyse van de vakbonden dat het in de overeenkomst ontbreekt aan een robuust mechanisme om schendingen van de rechten van werknemers uit te sluiten, onder andere door middel van sancties? Zo nee, kunt u dat toelichten en de analyses waarop u zich baseert, delen? Zo ja, deelt u dat dit betreurenswaardig is?
Welke effecten heeft het verdrag op de publieke sector in Mercosur-landen? Klopt het dat het verdrag voorziet in de privatisering van diensten in de publieke sector zoals de watervoorziening en aanleg van wegen? Hoe schat het kabinet de effecten op lokale bedrijven in Mercosur-landen die zullen moeten concurreren met Europese multinationals?
Zoals alle EU-handelsakkoorden voorziet het concept EU-Mercosur akkoord niet in de privatisering van diensten. Publieke autoriteiten behouden de beleidsruimte om publieke diensten te reguleren. Hier wordt verder op ingegaan in de kabinetsappreciatie.
Kunt u bevestigen dat de definitieve tekst niet voorziet in een rol voor vakbonden om toezicht te houden op en te zorgen voor naleving van de fundamentele internationale arbeidsnormen zoals de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO)? Deelt u dat dit onacceptabel is en dat sociale partners (werkgevers en vakbonden) hun democratische controlefunctie moeten kunnen uitoefenen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Als het EU-Mercosur-verdrag als een integraal associatieakkoord wordt voorgelegd aan de Europese Raad, welke mogelijkheden heeft de Tweede Kamer dan om het verdrag af te wijzen?
Vanuit de Europese Commissie dient duidelijkheid te komen over het voorstel voor de aard en de vorm van het akkoord. De Raad van de Europese Unie dient hier vervolgens mee in te stemmen. Hierbij kan sprake zijn van een EU-only akkoord, waarbij de EU en de wederpartij het verdrag ratificeren, of een gemengd akkoord. Bij een gemengd akkoord dient het verdrag door de EU, de wederpartij, alsmede alle EU-lidstaten te worden geratificeerd. Nationale parlementen moeten in dat geval ook de nationale procedures voor de goedkeuring als zelfstandige verdragspartij doorlopen.
In beide gevallen dient Nederland positie in te nemen in de Raad. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 16 december 20249, zal het kabinet pas een formeel standpunt innemen in de Raad, nadat de Kamer de gelegenheid heeft gehad om desgewenst met het kabinet in debat te gaan op basis van de kabinetsappreciatie. Daarnaast betekent een gemengd akkoord in Nederland dat de Tweede Kamer en de Eerste Kamer het akkoord dienen goed te keuren alvorens het door Nederland geratificeerd kan worden.
Als het verdrag wordt voorgelegd als een interim-akkoord en een definitief akkoord, welke mogelijkheden heeft de Tweede Kamer dan om het verdrag af te wijzen?
In dit geval dient eveneens bezien te worden of sprake zou zijn van een EU-only akkoord of een gemengd akkoord. Zie voor de rol van de Tweede Kamer de beantwoording onder vraag 31.
Als het EU-Mercosur verdrag als een integraal associatieakkoord wordt voorgelegd, is het dan aannemelijk dat het EU-Mercosur «voorlopig» wordt toegepast na ratificatie door de Europese Raad en het Europees Parlement, maar voor ratificatie door de nationale parlementen? Kunt u dat toelichten?
Dit is op voorhand niet te zeggen. De Raad kan, op voorstel van de Europese Commissie, besluiten tot de voorlopige toepassing van een verdrag. Deze voorlopige toepassing kan enkel zien op de onderdelen van het verdrag waarvoor de EU bevoegd is. Deze voorlopige toepassing kan dus niet zien op onderdelen van het verdrag die exclusieve lidstaatbevoegdheden bevatten.
Als het verdrag voorlopig wordt toegepast, wat gebeurt er dan als een nationaal parlement besluit om tegen ratificatie van het verdrag te stemmen?
Mocht een lidstaat vanwege het ontbreken van parlementaire goedkeuring niet ratificeren, dan treedt het verdrag niet in werking. De voorlopige toepassing van de onderdelen van het verdrag waarvoor de EU bevoegd is, blijft dan wel doorlopen. De voorlopige toepassing door de EU kan alleen worden beëindigd door een kennisgeving van de EU aan de wederpartij, nadat daarover een besluit door de Raad is genomen. Het Europees Parlement wordt hierover onverwijld geïnformeerd.
Deelt u de conclusie van juristen van onder andere ClientEarth6 dat het splitsen van het EU-Mercosur-verdrag en daarmee het ontnemen van het vetorecht van lidstaten voor het EU-deel, in strijd zou zijn met het onderhandelingsmandaat voor EU-Mercosur en de herbevestiging van de Europese Raad in 2018 dat het verdrag als gemengd beschouwd wordt? Zo nee, kunt u dat toelichten en de analyses waarop u zich baseert, delen?
De vraag of sprake is van een gemengd akkoord wordt beoordeeld op basis van de inhoud van de overeenkomst. Wanneer de Europese Commissie een voorstel heeft gedaan, wordt u over de appreciatie van het voorstel geïnformeerd.
Kunt u uw antwoorden juridisch onderbouwen met verwijzingen naar de concept-verdragstekst van het onderhandelaarsakkoord, en met verwijzingen naar geraadpleegde bronnen? Zo nee, waarom niet?
Daar waar relevant zijn de antwoorden voorzien van bronvermelding.
Kunt u deze vragen beantwoorden vooraf of tegelijkertijd met de kabinetsappeciatie van het akkoord? Zo nee, waarom niet?
Het artikel ‘Er woedt een keurmerkenstrijd om het ‘groene’ bosje bloemen' |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Wiersma |
|
![]() |
Klopt het dat Royal FloraHolland al haar leden met meer dat 250.000 euro omzet verplicht om te voldoen aan de eisen van het keurmerk Milieuprogramma Sierteelt (MPS)? En dat deze eisen vanaf 2027 ook gaan gelden voor kleinere kwekers?1
Ja, mits hiermee wordt bedoeld dat Royal FloraHolland (RFH) haar leden met een omzet van meer dan 250.000 euro vanaf 2026 verplicht om te voldoen aan de milieu en Good Agricultural Practices (GAP) eisen vastgesteld via het Floriculture Sustainability Initiative (FSI), wat voor Nederlandse kwekers doorgaans betekent dat zij moeten voldoen aan de desbetreffende certificaten van MPS en GLOBALG.A.P. De zogenaamde kleinschalige kwekers (met een omzet onder de 250.000 euro) hebben tot 2027 de tijd om te voldoen aan deze certificeringseisen.
Klopt het dat de eisen van het MPS-keurmerk niet anders zijn dan de eisen die de Nederlandse wet al stelt?
Ja, maar alleen als het gaat om de minimale eisen die de GAP- en milieucertificatieschema’s van MPS stellen voor Nederlandse kwekers voor wat betreft de teelt van gewassen. Voor het milieucertificatieschema van MPS (i.e. MPS-ABC) geldt namelijk dat er wordt gewerkt met een kwalificatiesystematiek. De verschillende varianten van het milieucertificatieschema van MPS (A+, A en B) bevatten wel degelijk bovenwettelijke eisen. Daarnaast werkt MPS voor dit MPS-ABC schema met een verplichte digitale, periodieke registratie van bijvoorbeeld gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen, water en afval. Dat gedeelte kan ook worden gezien als bovenwettelijk.
Hoeveel telers en kwekers die lid zijn van Royal FloraHolland voldoen op dit moment naar schatting niét aan het MPS-keurmerk? Wat vindt u ervan dat deze telers en kwekers blijkbaar niet aan de wet voldoen? Als álle telers en kwekers aan de wet voldoen, wat is dan de toegevoegde waarde van het keurmerk?
Volgens de website van RFH voldoet ongeveer een kwart van de omzet van de veiling momenteel niet aan de certificeringseisen. Dit betekent echter niet dat deze kwekers niet aan de Nederlandse wet voldoen. Hoewel de Nederlandse wet al specifieke eisen stelt aan de productie van gewassen in Nederland, biedt certificering transparantie naar de markt en kunnen wereldwijd uniforme eisen gesteld worden waaraan gecertificeerde kwekers voldoen. Een internationale marktplaats als RFH kan door middel van certificering dezelfde eisen stellen aan zowel nationale- als internationale kwekers.
Klopt het dat biologische kwekers en telers (via Skal Biocontrole) niet voldoen aan de eisen van het MPS-keurmerk?
Ja, het klopt dat biologische kwekers en telers niet per definitie voldoen aan de MPS-certificatieschema’s. Het kan bijvoorbeeld zijn dat biologische kwekers niet voldoen aan de bovenwettelijke rapportageverplichtingen van het milieucertificatieschema (MPS-ABC). FSI laat onafhankelijk vaststellen welke certificatieschema’s onderling vergelijkbaar zijn en daarmee voldoen aan dezelfde basisvereisten («benchmark»). Om die reden is het keurmerk Biologisch (EU Organic Farming) wel vergelijkbaar met het GAP certificatieschema van MPS (i.e. MPS-GAP) wat betekent dat biologische kwekers ook direct voldoen aan de MPS-GAP eisen.
Wat vindt u ervan dat er keurmerken op de markt zijn die ondernemers veel geld kosten, maar die voor deze ondernemers én voor de samenleving weinig tot geen toegevoegde waarde bieden? Schaart u het MPS-keurmerk ook onder deze noemer? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de sector zelf, en daarmee dus de afnemer, om te bepalen welke eisen worden gesteld aan een product naast reguliere wet- en regelgeving. Ondanks dat een deel van de milieu- en GAP certificatieschema’s van MPS voor Nederlandse kwekers geen bovenwettelijke eisen stellen (zie ook mijn antwoord op vraag 2), ben ik wel van mening dat ze toegevoegde waarde kunnen hebben voor de sierteeltketen in het geheel. Nederlandse wet- en regelgeving voor de teelt van gewassen geldt namelijk niet voor buitenlandse kwekers die bij RFH aanvoeren.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de overschakeling naar biologische sierteelt op deze manier onaantrekkelijker wordt gemaakt?
De markt kan eisen stellen die niet, of niet volledig, overeenkomen met andere keurmerken, zoals het keurmerk Biologisch. Dat is aan de markt zelf en zie ik niet als onwenselijk. Overigens ben ik wel in gesprek met de Biologische Sierteelt Nederland naar aanleiding van de door de Kamer aangenomen motie Bromet en Kostić.2
Bent u het met Milieu Centraal eens dat er niet vast te stellen is of het MPS-keurmerk een duurzame keuze garandeert?
Er is geen eenduidige definitie voor wat een «duurzame keuze» inhoudt. Daarmee kan dus ook niet eenduidig worden vastgesteld of een specifiek MPS certificatieschema per definitie een duurzame keuze betreft.
Deelt u de mening dat het voor consumenten verwarrend is als er keurmerken op de markt zijn die claimen een duurzaam product te garanderen, maar die dit niet doen? Welke middelen heeft u om hiertegen op te treden?
Ik vind het belangrijk dat consumenten van betrouwbare informatie worden voorzien en dit kunnen meenemen in hun afwegingen bij het aanschaffen van producten. Binnen de sierteeltsector geldt dat slechts een klein aantal certificatieschema’s en keurmerken daadwerkelijk zichtbaar zijn voor de consument. Ook MPS richt zich bijvoorbeeld vooral op het Business-to-Business aspect van de keten via certificering, terwijl bijvoorbeeld keurmerken als Fairtrade, Biologisch of On the way to PlanetProof zichtbaarder zijn voor de consument (Business-to-Consumer). In een vrije markt staat het organisaties vrij om nieuwe certificatieschema’s en keurmerken te ontwikkelen. Consumenten met vragen over keurmerken kunnen hiervoor terecht bij de keurmerkenwijzer van Milieucentraal.
Als consumenten een reclame of claim misleidend vinden, kunnen zij een klacht indienen bij de Stichting Reclame Code, of zij kunnen hier melding van maken bij de ACM. Met het gebruik van dergelijke onjuiste claims zou er namelijk sprake kunnen zijn van oneerlijke handelspraktijken als bedoeld in Afdeling 3A van Titel 3 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Op basis van deze meldingen kan een onderzoek gestart worden. De ACM is op grond van de Wet handhaving consumentenbescherming bevoegd om toezicht te houden en kan handhavend optreden.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met Royal FloraHolland over het keurmerk, om zo te zorgen dat dit keurmerk de overschakeling naar biologische sierteelt niet in de weg zit en om te zorgen dat het keurmerk meer om het lijf heeft dan voldoen aan wettelijke eisen?
Het is aan de markt om de inhoudelijke eisen van verschillende marktgedreven certificatieschema’s en keurmerken, zoals die van MPS, te bepalen en niet aan de overheid. Alleen voor het keurmerk Biologisch geldt dat de eisen vastliggen in Europese wet- en regelgeving.
De import van Russische kunstmest en de mogelijkheden om alternatieven zoals RENURE sneller toe te laten |
|
Cor Pierik (BBB) |
|
Wiersma |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel in de Financial Times van 21 februari 2025 waarin wordt gesteld dat de Europese Unie (EU) de import van Russische kunstmest wil verminderen en deze wil vervangen door producten zoals RENURE?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de recente stijging van de Russische kunstmestimport naar de EU (van 17 procent naar 30 procent van de markt sinds 2022) in relatie tot de afhankelijkheid van Russische grondstoffen?
De toename van de Europese import van Russische kunstmest hangt samen met de lage binnenlandse gasprijzen in Rusland, die worden gedrukt door een gasoveraanbod als gevolg van het wegvallen van afzetmarkten in derde landen vanwege de sancties. Rusland gebruikt aardgas in toenemende mate voor de productie van stikstofkunstmest, waarvan aardgas een aanzienlijk deel van de kostprijs uitmaakt. Dit is gunstig voor de Russische export aangezien landbouwproducten tot nu toe waren vrijgesteld van sancties of importheffingen. De export van Russische kunstmeststoffen leidt op de Europese markt tot oneerlijke concurrentie. De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan voor de invoering van tarieven op o.a. Russische kunstmestproducten, wat het kabinet steunt en waarover uw Kamer een appreciatie heeft ontvangen.2
Hoe voorkomt u dat Nederlandse boeren in een nadelige positie komen ten opzichte van hun Europese collega’s doordat zij geen gebruik kunnen maken van meststoffen uit eigen kringloop, terwijl Russische kunstmest nog steeds de markt overspoelt?
Er is geen reden aan te nemen dat Nederlandse boeren in een nadelige positie komen ten opzichte van hun Europese collega’s. De goedkope prijs van Russische kunstmest heeft een effect op de gehele kunstmestmarkt in de EU, niet specifiek op Nederland. Daarbij dient opgemerkt te worden dat Nederland een grote exporteur is van kunstmest en slechts een fractie van de in Nederland geproduceerde kunstmest wordt gebruikt in de Nederlandse landbouw. Om minder afhankelijk te worden van Russische kunstmest zie ik een belangrijke oplossing in het toestaan van RENURE producten. Ik zet mij momenteel vol in voor de toelating van RENURE en breng hierbij ook dit punt onder de aandacht van mijn Europese collega’s en de Europese Commissie.
Deelt u de mening dat de import van Russische kunstmest onwenselijk is, vanwege de financiering van de Russische oorlogskas en omdat kunstmestproductie een zeer energie-intensief proces is, maar dat de aangekondigde maatregelen zonder flankerend beleid de productiekosten voor veel boeren in Europa onnodig hoog zouden opdrijven?
Ja, het is onwenselijk om bij te dragen aan de Russische oorlogskas. Daarnaast is het cruciaal om de afhankelijkheid van Russische kunstmest af te bouwen en oneerlijke concurrentie op de markt tegen te gaan, zoals ook aangegeven in de appreciatie van het eerder genoemde voorstel van de Europese Commissie om aanvullende tarieven op o.a. kunstmestproducten uit Rusland en Belarus in te voeren. Tegelijkertijd is het cruciaal om kunstmeststoffen betaalbaar te houden voor Europese boeren, aangezien deze een essentiële rol spelen in de voedselproductie en prijsstabiliteit binnen de landbouwsector. Het is moeilijk in te schatten of de prijs van kunstmest zal stijgen als gevolg van een importtarief op Russische kunstmest. De Europese Commissie schat in dat dit niet het geval zal zijn wegens voldoende substitutiemogelijkheden. In 2021, toen de kunstmestprijzen stegen als gevolg van de toenemende gasprijzen, werd in totaal iets minder kunstmest afgenomen.
Deelt u de mening dat het juiste flankerende beleid een belangrijke rol kan spelen in het verminderen van deze afhankelijkheid door sneller alternatieven toe te laten, zoals het mogen aanwenden van meer dierlijke mest en daardoor minder kunstmest binnen de stikstofplaatsingsruimte, maar ook RENURE en (in Nederland specifiek) een ruimhartigere toelating van stoffen op de Aa-lijst van de Meststoffenwet?
Ik ben inderdaad van mening dat het belangrijk is minder afhankelijk te worden van de import van Russische kunstmest. Zoals toegelicht bij vraag 2 zie ik RENURE als een belangrijke route om minder afhankelijk te worden van kunstmeststoffen buiten de EU en zet ik mij hier vol voor in binnen de EU. De stoffen op de Aa-lijst van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet betreffen rest- en afvalstoffen die als meststof verhandeld mogen worden. Ook deze kunnen een nuttig alternatief bieden voor Russische kunstmest. RENURE producten betreffen geen rest- en afvalstoffen zoals bedoeld op de Aa-lijst. Het is daarom belangrijk de toelating van RENURE-producten via een andere weg te regelen waar ik mij op dit moment vol voor inzet. Voor een verdere toelichting over de Aa-lijst en RENURE verwijs ik u graag naar de beantwoording van Kamervragen over het aanmerken van het spuiwater uit de stikstofkraker als dierlijke meststof van het lid Flach (SGP) van 26 februari jl.3
Welke mogelijkheid ziet u om meer stappen te ondernemen om in Europees verband te pleiten voor een versnelde toelating van RENURE als volwaardige kunstmestvervanger, zeker nu de Europese Commissie zelf stelt dat dit een «win-win» is voor klimaat en milieu?
Ik zet mij op dit moment al vol in voor de toelating van RENURE en zie dat met mij veel andere lidstaten en ook de Europese Commissie de toegevoegde waarde van RENURE zien. Daarbij moet gezegd worden dat er nog steeds lidstaten zijn die vragen stellen bij de uitwerking van RENURE in het voorstel van de Europese Commissie. Uiteraard faciliteert Nederland zo veel als mogelijk deze lidstaten in het voorzien van informatie en argumenten, opdat zij uiteindelijk voor het voorstel zullen stemmen in het Nitraatcomité.
Bent u bereid om voor de aankomende Raad Buitenlandse Zaken op 24 februari 2025 de bewindspersoon die Nederland daar vertegenwoordigt te vragen om dit onderwerp in te brengen bij het agendapunt «Russische agressie tegen Oekraïne» en te pleiten voor een snelle Europese goedkeuring van RENURE en meer plaatsingsruimte voor dierlijke mest binnen de stikstoftoepassingsruimte?
Zowel de Minister van Buitenlandse Zaken als de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur hebben op respectievelijk 25 en 24 februari jl. in Europees verband de wens onder de aandacht gebracht om zo snel mogelijk de toepassing van mestvervangers zoals RENURE mogelijk te maken en daarmee de afhankelijkheid van Russisch kunstmest af te bouwen.
Bent u bereid, in lijn met de motie-Van der Plas (Kamerstuk 33 037, nr. 569), te onderzoeken of er in Europa in het licht van het bovenstaande bericht over Russische kunstmest, een soepeler beleid geaccepteerd zal worden voor het plaatsen van stoffen op de Aa-lijst?
RENURE producten betreffen geen rest- en afvalstoffen zoals bedoeld op de Aa-lijst. Ik verwijs u voor een verdere toelichting graag naar mijn reactie op genoemde motie-Van der Plas en de beantwoording van Kamervragen over het aanmerken van het spuiwater uit de stikstofkraker als dierlijke meststof van het lid Flach (SGP) van 26 februari jl.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de Raad Buitenlandse Zaken op 24 februari 2025?
Nee. Beantwoording op dezelfde dag als het insturen van de vragen is niet mogelijk gebleken.
De ernstige vogelgriep-situatie |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Wiersma , Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van EenVandaag en de noodoproep van wildopvangcentra en dierenambulances over het toenemende aantal vogelgriepbesmettingen bij wilde dieren?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat experts spreken over een pandemie bij dieren?2
Ja. Men spreekt van een pandemie als een epidemie wereldwijd veel mensen, of zoals in dit geval, dieren treft.
Bent u ermee bekend dat vogelgriep in de Verenigde Staten op grote schaal rondgaat zowel bij wilde dieren als in de veehouderij en dat daar meer dan 60 mensen vogelgriep hebben opgelopen in het afgelopen jaar, waarvan één persoon is overleden?3
Ja, de situatie in de Verenigde Staten (VS) is zorgelijk. Ik heb uw Kamer daarover op 31 januari jl. geïnformeerd (Kamerstuk 28 807, nr. 306). Inmiddels zijn meer dan 900 melkveebedrijven besmet en 70 mensen. Het sterfgeval in de VS betrof een persoon in Louisiana die besmet raakte na contact met hobbyvogels in zijn tuin. De Minister van VWS en ik volgen de situatie nauwgezet en zullen aan de hand van nieuwe informatie bepalen of verdere acties nodig zijn.
Bent u ermee bekend dat ook in Nederland vogelgriep flink om zich heen grijpt en er veel dode vogels worden aangetroffen?4
Sinds december is er een toename in het aantal wilde vogels met vogelgriep. In Nederland wordt vogelgriep bij levende wilde vogels gemonitord door het Erasmus MC en bij dode wilde vogels door het Dutch Wild Life Health Centre en Wageningen Bioveterinary Research. De resultaten van deze monitoring ontvang ik op regelmatige basis. De aantallen besmette wilde vogels met vogelgriep zijn vooralsnog lager dan in 2021 tot en met 2023.
Kunt u zich herinneren dat u bij het commissiedebat Zoönosen en dierziekten van donderdag 6 februari 2025 hebt gesteld dat op dit moment het zoönotisch risico vanwege vogelgriep laag is en u daarom geen noodzaak ziet voor financiële ondersteuning van dierenhulporganisaties?
Ja, het klopt dat het risico voor de volksgezondheid laag is. Er is specifiek voor Nederland een risicobeoordeling van de vogelgriep situatie gemaakt, door een, op advies van het Deskundigenberaad Zoönosen (DB-Z) ingestelde, multidisciplinaire expertgroep. De expertgroep heeft het actuele risico van hoogpathogene vogelgriep (HPAI) voor de volksgezondheid in Nederland in hun laatste risicobeoordeling van 16 december jl. voor de algemene bevolking ingeschat op zeer laag en voor personen die beroepsmatig worden blootgesteld laag tot matig (Kamerstuk 28 807, nr. 306).
Dierenhulporganisaties hebben geen formele taak bij het opruimen van dode wilde vogels. Dit is een aangelegenheid van de terreineigenaar zoals aangegeven in de Kamerbrief van 15 oktober jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 303) en staat uitgewerkt in de Leidraad omgang met wilde dieren met vogelgriep5. In deze Kamerbrief heb ik ook aangegeven dat op het moment dat de vogelgriepsituatie verergert en weer om substantiële inzet vraagt van dierenhulporganisaties, ik opnieuw zal beoordelen of financiële ondersteuning nodig is. In het Commissiedebat Zoönosen en dierziekten heb ik gezegd dat de situatie nu geen financiële ondersteuning aan dierenhulporganisaties vergt.
Hoe rijmt u deze uitspraak met alle berichten uit binnen- en buitenland over de ernstige vogelgriepsituatie?
Het risiconiveau voor de personen die beroepsmatig worden blootgesteld aan het vogelgriepvirus is laag tot matig. Dit is in lijn met het de risico-inschatting door het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC). Daarnaast hebben dierenhulporganisaties geen formele taak bij het opruimen van dode wilde vogels en zijn zij zelf verantwoordelijk voor de kosten die zij maken bij het ophalen en laten euthanaseren van zieke wilde vogels met vogelgriep.
Financiële ondersteuning acht ik op dit moment niet noodzakelijk. De aantallen besmette wilde vogels met vogelgriep zijn vooralsnog lager dan in 2021 tot en met 2023. Ik beoordeel de situatie opnieuw op het moment dat de vogelgriepsituatie verergert, bijvoorbeeld doordat het virus muteert naar een meer zoönotische variant, en substantiële inzet vraagt van dierenhulporganisaties. Ik blijf in goed overleg met de dierenhulporganisaties en volg de situatie op de voet.
Deelt u de mening dat de inzet van dierenhulporganisaties onmisbaar is, niet alleen vanwege de zorg voor wilde dieren en het voldoen aan de zorgplicht, maar ook vanwege het voorkomen van de verspreiding van vogelgriep en het beschermen van de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet?
Allereerst wil ik ten aanzien van de aangehaalde zorgplicht een nuance plaatsen. Weliswaar bepaalt artikel 2.1, zesde lid, van de Wet dieren dat eenieder hulpbehoeve dieren de nodige zorg verleent, en is die bepaling ook van toepassing ten aanzien van in het wild levende dieren, maar tegelijkertijd gelden ook de regels ter bescherming van de natuur (Omgevingswet). Die gaan er juist van uit dat het niet is toegestaan om een wild dier te vangen, met welk doel dan ook, zonder een omgevingsvergunning. Dat vergt dus een afweging tussen het belang van het individuele dier en de ecologische belangen. Die afweging kan het best door een deskundige worden gemaakt. In sommige gevallen kan het oordeel zijn dat zorg wel wordt verleend, en andere gevallen niet (zie hiervoor de zienswijze van de Raad voor de Dierenaangelegenheden «Dilemma’s in de wildopvang6»). Het is, concluderend, dus niet zo dat er te allen tijde aan individuele in het wild levende, hulpbehoevende dieren zorg moet worden verleend.
Vervoer en verzorging van zieke vogels met vogelgriep kan risico’s met zich meebrengen voor de dier- en volksgezondheid als er niet voldoende aandacht is voor hygiëne, persoonlijke beschermingsmiddelen en/of als de vogels niet in een quarantaine ruimte worden verzorgd. Om verspreiding van en besmetting met vogelgriep te voorkomen is het belangrijk dat alle betrokken partijen zich houden aan de voorschriften voor het hanteren van zieke en dode dieren, zoals beschreven in de Leidraad.7 Gezien deze risico’s onderzoek ik de mogelijkheden om zieke wilde dieren met vogelgriep op locatie te kunnen euthanaseren. Momenteel wordt door het Centre for Sustainable Animal Stewardship (CenSAS, Faculteit Diergeneeskunde Utrecht) onderzocht welke euthanasiemethoden toepasbaar zijn op wilde dieren door niet-veterinairen in de wildopvanglocaties. Zodra dit onderzoek gereed is, zal ik samen met het Landelijk platform vogelgriep in wilde dieren bespreken of deze methoden geschikt en toepasbaar zijn in het veld. Het rapport verwacht ik op korte termijn en ik zal de Kamer hier vervolgens over informeren.
Bent u bekend met het verzoek van de Kamer om te komen tot een structurele financiële strategie voor het opruimen van de kadavers van wilde vogels en de opvang van mogelijk besmette dieren, en de toezegging van de oud-minister om in gesprek te gaan met dierenhulporganisaties?5
Ja, deze motie (Kamerstuk 29 683, nr. 300) heb ik in de Kamerbrief van 15 oktober jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 303) afgedaan en voer ik uit. Recent heeft in dit kader op beleidsniveau een gesprek plaatsgevonden met Stichting Dierenlot. De Minister van VWS en ik hebben geconcludeerd dat de vogelgriepsituatie nu nog niet zo erg is als in 2021 tot en met 2023.
Door mijn ambtsvoorganger is in 2021 eenmalig 50.000 euro vrijgemaakt voor steun aan dierenhulporganisaties en in 2023, samen met de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, eenmalig 100.000 euro. Daartoe is destijds besloten vanwege de vogelgriepsituatie op dat moment, met grote aantallen dode en zieke wilde vogels. Ook speelde dierenhulporganisaties destijds een rol bij het opruimen van dode wilde vogels. Inmiddels zijn de rollen en verantwoordelijkheden uitgewerkt in de Leidraad omgang met wilde dieren met vogelgriep9. Het opruimen van dode wilde vogels is een aangelegenheid van de terreineigenaar. Verschillende gemeentes in de provincie Friesland zijn hierin een voorbeeld. Zij zorgen zelf voor het opruimen van dode wilde vogels op hun eigen terreinen.
De Minister van VWS en ik blijven de situatie nauwgezet volgen en spreken de dierenhulporganisaties op zeer regelmatige basis.
Hoe vaak bent u persoonlijk in gesprek gegaan met dierenhulporganisaties over vogelgriep en over het gebrek aan financiële ondersteuning sinds u bent aangetreden als Minister?
Beleidsmedewerkers van LVVN en VWS hebben recent gesproken met Stichting Dierenlot en er is vaak contact met vertegenwoordigers van dierenhulporganisaties, onder andere via het Landelijk Platform vogelgriep wilde dieren.
Bent u ermee bekend dat de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur in antwoorden op eerdere Kamervragen heeft gesteld dat het ministerie op de hoogte is van de financiële problemen waar veel dierenhulporganisaties mee kampen?6 Kunt u dit bevestigen?
Ja.
Kunt u tevens bevestigen dat dierenhulporganisaties op dit moment zelf moeten opdraaien voor de extra kosten die ze maken vanwege vogelgriep?
Dierenhulporganisaties maken extra kosten in tijden van vogelgriep als zij zieke vogels met vogelgriep ophalen en naar een dierenarts brengen om te euthanaseren. Voor deze kosten zijn zij zelf verantwoordelijk.
Klopt het dat dierenhulporganisaties niet eens door de Rijksoverheid worden gecompenseerd voor de kosten die gemaakt worden voor de griepprik en de beschermingsmiddelen, terwijl dit noodzakelijk is voor het beschermen van de gezondheid van de medewerkers en van de volksgezondheid?
Werkgevers van mensen die voor hun werk in contact komen met wilde, besmette dieren zijn (o.b.v. Arbowetgeving) verantwoordelijk voor het verschaffen van persoonlijke beschermingsmiddelen. Dit geldt ook voor vrijwilligers van dierenhulporganisaties.
Vindt u het gerechtvaardigd dat uw ministerie geen enkele financiële bijdrage levert, terwijl dierenhulporganisaties onmisbaar werk doen en kampen met financiële problemen?
Op dit moment, waarin de aantallen wilde vogels met vogelgriep niet vergelijkbaar zijn met de jaren 2021 tot en met 2023 en de expertgroep het risico voor personen die beroepsmatig worden blootgesteld ingeschat als laag tot matig, acht ik dit niet noodzakelijk. Vanuit de rijksoverheid zijn we in gesprek met de dierenhulporganisaties en ondersteunt het Ministerie van LVVN de sector op andere vlakken, zoals met onderzoek of het faciliteren van gesprekken met andere ministeries en partijen. Daarnaast zet ik mij in voor een basisopleiding voor medewerkers van dierenambulances en onderzoek ik de mogelijkheden om dit te financieren, mede naar aanleiding van een aangenomen motie hierover (Kamerstuk 28 286, nr. 1368).
Kunt u begrijpen dat uw opmerking bij het commissiedebat over dat de overheid geen pinpas is, pijn kan doen bij veel hardwerkende vrijwilligers en medewerkers bij wildopvangcentra en de dierenambulance, vanwege de ernstige financiële problemen bij deze organisaties, wat gevolgen kan hebben voor hun eigen veiligheid, het kunnen vervullen van de wettelijke zorgplicht en het beschermen van de volksgezondheid?
Ik heb bewondering voor het werk van wildopvangcentra, dierenambulances en dierenhulporganisaties en de dierenliefde die daaruit spreekt en ben op de hoogte van de financiële problemen waar veel van deze organisaties mee kampen. Tegelijkertijd vind ik het belangrijk om aan te geven dat dierenhulporganisaties primair geen rol hebben in het opruimen van dode wilde vogels en zijn zelf verantwoordelijk voor de kosten die zij maken voor het ophalen en laten euthanaseren van zieke wilde vogels met vogelgriep.
Hoeveel dieren met vogelgriep moet de dierenambulance per week ophalen voordat u overgaat tot financiële ondersteuning? Hoe rijmt u dit met de aangenomen motie die vraagt om een structurele financiële strategie?7
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 en 8 zal ik de situatie opnieuw beoordelen op het moment dat de vogelgriepsituatie verergert, bijvoorbeeld doordat het virus muteert naar een meer zoönotische variant, en weer om substantiële inzet vraagt van dierenhulporganisaties.
Bent u bereid om alsnog uitvoering te geven aan de aangenomen motie door over te gaan tot een structurele financiële strategie? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 15 oktober jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 303) voer ik de motie (Kamerstuk 29 683, nr. 300) uit door de situatie opnieuw te beoordelen op het moment dat de vogelgriepsituatie verergert en opnieuw om substantiële inzet vraagt. In de beantwoording op vraag 5, 8 en 13 heb ik aangegeven dat ik hier nu geen aanleiding voor zie. Dierenhulporganisaties hebben primair geen rol in het opruimen van dode wilde vogels en zijn zelf verantwoordelijk voor de kosten die zij maken voor het ophalen en laten euthanaseren van zieke wilde vogels met vogelgriep. Ik beoordeel de situatie opnieuw op het moment dat de vogelgriepsituatie verergert, bijvoorbeeld doordat het virus muteert naar een meer zoönotische variant, en om substantiële inzet van dierenhulporganisaties vraagt.
Bent u bereid om aanvullend te kijken of u kunt bijdragen aan het beschermen van de gezondheid van de medewerkers en vrijwilligers bij dierenhulporganisaties, door het leveren van de griepprikken en beschermingsmiddelen? Zo nee, waarom niet?
Persoonlijke beschermingsmiddelen vallen onder de verantwoordelijkheid van de werkgever, die heeft een zorgplicht voor de werknemers en vrijwilligers. Ook in de reguliere gezondheidszorg staat hiervoor geen overheidsbijdrage ter beschikking.
Voor de seizoensgriepvaccinatie worden werkgevers opgeroepen om de vaccinatie te verstrekken via hun Arbodienst. Als de werkgever dit niet regelt, kunnen werknemers en vrijwilligers de vaccinatie op eigen initiatief halen bij de huisarts. Het advies van het DB-Z en Gezondheidsraad om de seizoensgriepvaccinatie laagdrempelig aan te bieden aan personen die betrokken zijn bij het opruimen van dode wilde vogels en zoogdieren is en blijft ingewikkeld in de praktische uitvoering. Het is lastig om de doelgroep te identificeren en daarmee mensen gericht uit te nodigen voor vaccinatie. Ook is er weinig bekend over de vaccinatiebereidheid van deze groep. De Minister van VWS wacht op resultaten van onderzoek hiernaar en komt dan met een besluit over of, en zo ja hoe, seizoensgriepvaccinatie laagdrempelig kan worden aangeboden. De resultaten worden voor de zomer verwacht.
Deelt u het inzicht dat we er daarnaast alles aan moeten doen om te voorkomen dat vogelgriep zich verder verspreidt, muteert en overspringt op de mens en we voldoende preventieve maatregelen moeten treffen om de verspreiding van vogelgriep tegen te gaan?
Ten algemene geldt dat het niet mogelijk is om verspreiding van vogelgriep onder wilde vogels te voorkomen. Het beleid is erop gericht om de kans op uitbraken bij gehouden vogels te verlagen en de risico’s voor de dier- en volksgezondheid te beperken. Het vorige kabinet heeft hiertoe het Intensiveringsplan preventie vogelgriep opgesteld, waarin maatregelen staan ten behoeve van de volksgezondheid en de gezondheid van wilde en gehouden dieren (Kamerstuk 28 807, nr. 291).
31 januari jl. is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van het Intensiveringsplan preventie vogelgriep (Kamerstuk 28 807, nr. 306). Daarin is aangegeven dat de maatregelen ten behoeve van preventie van het humane risico van een meer zoönotische variant van vogelgriep voor de volksgezondheid in het intensiveringsplan, vrijwel allemaal opgepakt en geïmplementeerd of lopende zijn. Ook is onder andere de voortgang beschreven met betrekking tot vaccinatie van pluimvee, structuurmaatregelen en de uitrol van het bioveiligheidsplan voor pluimveehouderijen.
De mondiale ontwikkelingen laten zien dat het virus kan muteren, en dat we ons moeten blijven voorbereiden op nieuwe varianten van het virus, die mogelijk ook besmettelijker kunnen zijn dan de huidige variant. Daarom zetten de Minister van VWS en ik in op de uitvoering van de maatregelen uit het Intensiveringsplan, zowel voor de korte als de lange termijn.
Daarnaast wordt snel gehandeld bij verdenkingen van vogelgriep. Pluimveehouders zijn zich erg bewust van de risico’s op vogelgriep, zeker in gebieden met een hoge concentratie van bedrijven. Het algemene beeld is dat pluimveehouders en dierenartsen alert zijn en verdenkingen snel melden. Bij een besmetting wordt direct geruimd door de NVWA. Dit beperkt de risico’s op verspreiding van vogelgriep tussen bedrijven aanzienlijk.
Gaat u invulling geven aan het advies van het Europees Centrum voor Ziektepreventie en Ziektebestrijding (ECDC) en de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) om de dichtheid van pluimvee en pluimveebedrijven, zowel in waterrijke gebieden, als daarbuiten, te verlagen?8 Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
In het Intensiveringsplan preventie vogelgriep (Kamerstuk 28 807, nr. 291) is door het vorige kabinet opgenomen dat een impactanalyse wordt uitgevoerd naar mogelijke structuurmaatregelen: een verbod op nieuwvestiging en/of een verbod op uitbreiding van pluimveebedrijven in pluimveedichte gebieden en in waterrijke gebieden. Experts van Wageningen Economic Research (WEcR) voeren momenteel een analyse uit naar de impact van deze maatregelen op de pluimveesector. Daarna zullen andere experts een inschatting maken van de verwachte impact van deze maatregelen op de volks- en diergezondheid. Dit soort structuurmaatregelen zijn ingrijpend. Met deze impactanalyse en een juridisch- beleidsmatige analyse zal een zorgvuldige weging worden gemaakt op basis van proportionaliteit, geschiktheid en noodzaak.
Daarnaast hebben 245 pluimveehouders zich aangemeld voor de landelijke subsidieregelingen voor vrijwillige bedrijfsbeëindiging (Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv en de Lbv-plus)).13 Dit kan ertoe leiden dat het aantal pluimveebedrijven in deze gebieden afneemt, wat er weer toe kan leiden dat de kans op uitbraken met en verspreiding van vogelgriep afneemt. Het is op voorhand moeilijk te voorspellen hoe groot het effect hiervan zal zijn; dat hangt onder meer af van aan hoeveel en welke pluimveehouders de subsidie wordt verleend.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De vragen zijn individueel beantwoord. De afstemming van deze antwoorden vroeg meer tijd, zoals ik uw Kamer heb laten weten.
De natuurvergunningproblematiek bij Defensie |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Wiersma , Gijs Tuinman (BBB) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Tegenslag dreigt voor Defensie: rechtbank heropent onderzoek naar natuurvergunning» van Omrop Fryslân?1
Ja.
Klopt het dat de stikstofregels momenteel uitbreidingen en trainingen van Defensie blokkeren?
Ja, de recente uitspraken hebben impact, vooral vanwege de werking met terugwerkende kracht als het gaat om intern salderen, Defensie doet onderzoek naar de precieze impact op de activiteiten die nodig zijn voor de gereedstelling en de uitbreiding van Defensie.
Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van Nordkamp (GL-PvdA) op 7 februari 2025 (kenmerk 2025Z00721) gelden, als gevolg van de recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 18 december 2024, aangescherpte eisen voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit (hierna: natuurvergunning). Het nieuwe beoordelingskader is direct van toepassing en heeft niet alleen gevolgen voor lopende en toekomstige vergunningprocedures, maar ook voor activiteiten die de afgelopen vijf jaar met toepassing van intern salderen vergunningvrij zijn gerealiseerd en waarvoor nu mogelijk alsnog een natuurvergunning nodig is. De beoordelings- en vergunningseisen kunnen ertoe leiden dat de uitbreiding van bestaande activiteiten en toevoeging van nieuwe activiteiten, die noodzakelijk zijn om onze militairen voor te bereiden op een gevecht, onvergunbaar zijn. We onderzoeken nog of de ADC aanpak in de gevraagde ruimte kan voorzien.
Klopt het dat oefenterreinen en kazernes momenteel niet kunnen uitbreiden vanwege stikstofbeperkingen? Welke gevolgen heeft dit voor de operationele inzetbaarheid van onze krijgsmacht?
Ja, dat klopt. De uitvoering van de grondwettelijke taak van de krijgsmacht staat met de uitspraken van de Afdeling van 18 december 2024 extra onder druk. Omdat Defensie geen uitzondering heeft op wetgeving en tevens veel in en nabij natuurgebieden opereert, zijn uitbreidingen lastig te realiseren.
De invloed van Defensie op de totale stikstofdepositie in Nederland is gering. Echter, de impact van de aangescherpte eisen op de activiteiten van Defensie lijkt groot. De precieze impact wordt nog geanalyseerd. De Ministeriële Commissie Economie en Natuur (MCE&N) is opgericht om de vergunningverlening vlot te trekken en de natuur te herstellen. Hierbij wordt ook nadrukkelijk gekeken naar vergunningverlening voor Defensie.
Hoeveel tijd, geld en capaciteit gaan er binnen Defensie op aan het verkrijgen en verdedigen van natuurvergunningen?
Hoeveel tijd, geld en capaciteit specifiek wordt ingezet voor het verkrijgen en verdedigen van natuurvergunningen is niet precies te zeggen. Wel is duidelijk dat de inzet van Defensie op dit gebied de laatste jaren is toegenomen en dat de huidige capaciteit, inclusief de juridische capaciteit, ontoereikend is. Enerzijds omdat er achterstanden waren, zoals ook is aangegeven in de beleidsreactie op de Signaalrapportage van de Inspectie, Leefomgeving en Transport.2 Daarbovenop is deze inzet, ook vanwege de groei van defensieactiviteiten, geïntensiveerd. De Afdelingsuitspraken van 18 december 2024 zullen er naar verwachting toe leiden dat meer tijd, geld en capaciteit, waaronder personele capaciteit, nodig zal zijn voor natuurvergunningen voor defensielocaties.
Deelt u de analyse dat strenge stikstofregels onze nationale veiligheid in gevaar brengen?
Zoals op vragen 2 en 3 is geantwoord, raken de recente uitspraken maatschappelijke ontwikkelingen, waaronder Defensie.3
Defensie is gehouden aan bestaande wet- en regelgeving. Tegelijkertijd staat ook vast, zoals gecommuniceerd in de eerder genoemde Signaalrapportage, dat de verantwoordelijkheden en maatschappelijke opgaven van Defensie niet vergelijkbaar zijn met andere sectoren in Nederland. Politieke keuzes zijn noodzakelijk nu Defensie groeit vanwege de toegenomen geopolitieke dreiging. Er moet worden voorkomen dat Defensie door de aangescherpte eisen voor het verkrijgen van een natuurvergunning wordt belemmerd in deze taakuitvoering of het nakomen van deze internationale verplichtingen. Het is daarom de inzet van de MCE&N om o.a. de belangen van Defensie mee te nemen in de ontwikkeling van maatregelen in het licht van de recente rechtspraak.
Bent u bereid om Defensie volledig vrij te stellen van stikstofregels om haar taken niet in gevaar te brengen? Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt is dat Defensie de activiteiten en projecten die nodig zijn voor de gereedstelling, zoals trainen en oefenen, binnen de bestaande wettelijke kaders en procedures uitvoert. De reële dreiging als gevolg van de geopolitieke situatie in Europa vereist echter dat de krijgsmacht zich sneller, beter en in grotere mate gereed moet stellen om hoofdtaak 1 te kunnen uitvoeren: het beschermen van ons grondgebied en/of dat van onze bondgenoten. Dit is een grote opgave voor Defensie. De tijdige en stelselmatige gereedstelling – het voorbereiden van militairen op een gevecht – wordt belemmerd door de (aanscherping van) huidige wet- en regelgeving en procedures.
Met verschillende initiatieven die nu vanuit Defensie lopen te weten het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie en het voornemen om te komen tot een Wet op de defensiegereedheid, worden keuzes voorgelegd aan het kabinet waarbij het gewenste evenwicht moet worden gevonden tussen het beschermen van de leefomgeving en het uitvoeren van defensieactiviteiten voor de nationale veiligheid en de voorbereiding van onze militairen op een gevecht.
Stikstofdifferentiatie ten behoeve suikerbieten, tarwe, gerst of aardappelen op kleigrond |
|
Pieter Grinwis (CU) |
|
Wiersma |
|
![]() |
Bent u bekend met de natte winter en het natte voorjaar van 2024 en de consequenties daarvan voor wat betreft opbrengstderving als gevolg van het later kunnen poten, planten of zaaien van de gewassen en daarmee minder groeidagen én gewasschade en opbrengstderving door de vele regen in winterteelten als tarwe en gerst?
Bent u bekend met de mogelijkheid om stikstofdifferentiatie aan te vragen op kleigrond wanneer de afgelopen drie jaar hogere opbrengsten in suikerbieten, tarwe, gerst en aardappelen zijn behaald?1
Bent u zich ervan bewust dat tegenvallende opbrengsten door de extreem natte weersomstandigheden in 2024 drie jaar lang gevolgen heeft voor deze regeling vanwege de voorwaarde dat de gemiddelde gewasopbrengst de afgelopen drie jaar elk jaar boven de voorgeschreven opbrengst moet zijn?
Bent u bereid om bij de voorwaarde voor de stikstofdiffentiatie de gemiddelde gewasopbrengst van het teeltjaar 2024 buiten beschouwing te laten, omdat deze opbrengsten op veel bedrijven eenmalig lager zijn uitgevallen ten opzichte van voorgaande jaren? Zo nee, bent u dan bereid om voor de drie jaar hogere opbrengst ook met een gemiddelde van die drie jaren te mogen rekenen? Zo nee, waarom niet?
Bent u zich ervan bewust dat de stikstofgebruiksruimte op bedrijven afneemt door de lagere stikstofgebruiksnormen in de met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden) en de beperkte stikstofgebruiksnorm voor groenbemesting en dat dit gevolgen heeft voor een goede bemestingsstrategie en voldoende stikstofruimte om tot een goede opbrengst te komen? Bent u zich ervan bewust dat de stikstofdifferentiatie een belangrijke regeling voor akkerbouwers is om tot betere productkwaliteit en hogere opbrengstresultaten te komen? Zo ja, gaat u voorwaarden voor deze regeling verruimen? Zo nee, waarom niet en wat zijn dan de consequenties voor akkerbouwers, gewasopbrengsten en hoe past dat bij uw beleid om voedselzekerheid te bevorderen?
Bent u bereid nog dit kwartaal duidelijkheid te geven met betrekking tot deze vragen en stikstofdifferentiatie en wilt u deze vragen daarom tijdig beantwoorden?
Het verpachten van landbouwgrond door gemeenten en de eisen die daarbij worden gesteld. |
|
Eline Vedder (CDA) |
|
Rummenie |
|
![]() |
Bent u bekend met het besluit van de gemeente Teylingen om de pachtcontracten van een aantal boerderijen waarop onder andere wordt gewerkt aan natuurinclusieve landbouw en verbetering van de biodiversiteit niet te verlengen?1
Ja, ik ben ook bekend met het besluit van de gemeenten Teylingen om de voorlopige gunningen in te trekken en een nieuwe openbare selectieprocedure op te starten.
Ik ben mij ervan bewust dat de huidige geliberaliseerde pacht geen lange termijnzekerheid biedt voor een bedrijfsvoering als de Lakervelder Boerderij Boterhuispolder. Daarom werk ik aan de herziening van de pachtregelgeving, waardoor het sluiten van langlopende pachtovereenkomsten aantrekkelijker wordt gemaakt. Het sluiten van langlopende pachtovereenkomsten biedt meer zekerheid en perspectief voor een bedrijfsvoering dan het sluiten van een kortlopende overeenkomst. Pacht is voor veel landbouwers een noodzakelijk instrument, boeren zijn in hun bedrijfsvoering gebaat bij langdurige stabiliteit. Hierdoor kunnen zij toekomstgericht werken en investeringen doen. Dit is zowel goed voor het verdienvermogen alsook de maatschappelijke doelen zoals verduurzaming.
Klopt het dat dit besluit van de gemeente ook tot gevolg zal hebben dat het duurzame gebiedsplan «Land van Wei & Water», waarbij ook de provincie Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap en de gemeente Teylingen zijn betrokken, op de tocht komt te staan?
In het bedoelde gebiedsplan trekken onder anderen vier agrarisch ondernemers gezamenlijk op. Indien er één of meer deelnemers geheel of gedeeltelijk wegvallen, zullen zij een nieuwe afweging moeten maken.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als gemeenten, indien zij menen vanwege het Didam-arrest een openbare aanbesteding te moeten doen voor het verpachten van landbouwgrond, bij deze aanbesteding alleen voor de hoogste bieder kiezen en duurzaamheidscriteria niet of onvoldoende mee laten wegen?2
Uit de Didam jurisprudentie volgt dat overheidsorganisaties verplicht zijn om in het geval er meerdere (potentiële) gegadigden voor de grond zijn, hiervoor een openbare selectieprocedure te gebruiken. De selectieprocedure vindt aan de hand van vooraf bekendgemaakte objectieve, toetsbare en redelijke criteria plaats. Dit kan op basis van kwaliteitscriteria en prijscomponenten.
Ik vind het belangrijk om te benoemen dat gemeenten lichamen met zelfstandige bevoegdheden zijn. Zij zijn bevoegd om taken op zich te nemen die te maken hebben met het bestuur en beleid van de betreffende gemeente. Een gemeente heeft bijvoorbeeld de regie over haar pachtuitgiftebeleid; een gemeente weet wat het beste past bij de lokale omstandigheden.
Uit de berichtgeving maak ik op dat de gemeente Teylingen haar keuze heeft gebaseerd op criteria die betrekking hebben op het beheer dat gericht moet zijn op instandhouding van het leefgebied van weidevolgels, duurzaam grondgebruik en de geboden prijs. Ik merk ook op dat de prijs een zwaarwegende factor is geweest.
Deelt u de mening dat het een goede zaak zou zijn als gemeenten dezelfde criteria bij het verpachten van landbouwgrond zouden hanteren als Staatsbosbeheer (70 procent kwaliteit en 30 procent prijs)? Zo nee, waarom niet?
Ik wil niet treden in de autonome bevoegdheid van een medeoverheid. Wel wil ik benoemen dat ik het een goede zaak vind wanneer medeoverheden het voorbeeld volgen van bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, die de kwaliteit zwaarder mee laat wegen dan de prijs in de criteria voor pachtuitgifte.
Kunt u aangeven wat in dat geval de uitkomst van de aanbesteding in dit specifieke geval zou zijn geweest?
Ik heb geen concrete informatie over het gunningsproces en de daadwerkelijke uitkomsten van de puntenverdeling van de gemeente in kwestie.
Deelt u de mening dat gemeenten en andere overheden het goede voorbeeld zouden moeten geven bij het verpachten van landbouwgrond en meer gewicht zouden moeten geven aan bijvoorbeeld duurzaamheid, natuurinclusiviteit en biodiversiteit? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het belangrijk dat bij de gunning van pachtovereenkomsten rekening wordt gehouden met lange termijnzekerheid in de bedrijfsvoering. Hier kan dus ook gekeken worden naar de kwaliteit zoals bij Staatsbosbeheer gebeurt. Ik zie graag dat medeoverheden dit voorbeeld volgen.
Welke mogelijkheden ziet u om gemeenten en andere overheden ertoe aan te zetten om bij het verpachten van landbouwgrond meer te sturen op bovengenoemde criteria?
Ik wil niet treden in de autonome bevoegdheid van een medeoverheid. Wel wil ik benoemen dat ik het een goede zaak vind wanneer medeoverheden het voorbeeld volgen van bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, die de kwaliteit zwaarder mee laat wegen dan de prijs in de criteria voor pachtuitgifte. Daarom heb ik een brief geschreven aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Teylingen, met een oproep om bij toekomstige openbare procedures te overwegen maatschappelijke diensten zwaarwegend te maken, en daarmee oog te houden voor maatschappelijke bijdrage die pachters kunnen leveren aan een specifiek gebied.