Gaten in de beveiliging van defensiecomplexen |
|
Hanneke van der Werf (D66), Bart van Kent (SP) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het nieuws dat er (nog steeds) grote gaten zitten in de beveiliging van defensielocaties en dat insluiping op kazernes daardoor kinderspel is?1
Zodra het probleem met de tourniquets bij ons bekend werd, heeft Defensie meteen een noodmaatregel genomen, waardoor het insluipen nog voor de uitzending onmogelijk is gemaakt. Ook is direct aan de leverancier van de tourniquets opdracht gegeven een duurzame oplossing te ontwikkelen zodat insluipen op deze manier niet meer mogelijk is.
Deelt u de mening dat het levensgevaarlijk is dat toegangspoorten van diverse defensiekazernes eenvoudig te omzeilen zijn gezien de daar aanwezige wapens, explosieven en data?
Nee, deze mening deel ik niet. Het betreden van een defensieterrein door onbevoegden is verboden en strafbaar. Echter, ook na het passeren van de toegangspoort is er geen directe toegang tot wapens, explosieven en data. De beveiliging van defensieterreinen is ingedeeld in vier categorieën. Binnen deze categorieën zijn de zogenaamde te beschermen belangen (TBB) gedefinieerd. Hoe zwaarder het TBB weegt, hoe robuuster en zwaarder de beveiligingsmaatregel per TBB-categorie is. Op basis van risicomanagement wordt per categorie beoordeeld wat proportionele maatregelen zijn.
Enkele voorbeelden per TBB zijn:
TBB-1: jachtvliegtuigen, cryptosleutels en STG-Zeer geheim gerubriceerde informatie;
TBB-2: helikopters, marineschepen, voertuigen en wapens;
TBB-3: niet-operationele gevechtsvoertuigen, pepperspray en medische voorraad;
TBB-4: defensieterreinen.
Op de delen van defensieterreinen die onder het beveiligingsregime van TBB 4 vallen en waar geen hogere TBB’en aanwezig zijn, zijn de reguliere beveiligingsmaatregelen van toepassing. De door u genoemde wapens, explosieven en informatiesystemen waarmee hoog gerubriceerde informatie wordt verwerkt, vallen binnen de zwaarst beveiligde categorieën, TBB-2 en TBB-1, met bijbehorende beveiligingsmaatregelen. De inhoud van deze maatregelen kan ik niet delen in het openbaar omdat dit hoog gerubriceerde informatie betreft.
Op hoeveel en bij welke defensielocaties zijn nog tourniquetpoorten in gebruik die insluiping mogelijk maken?
Zie antwoord onder vraag 4.
Kunt u toezeggen dat voor het eind van dit jaar alle tourniquetpoorten die insluiping mogelijk maken zijn vervangen? Kunt u daarnaast toezeggen dat op alle defensielocaties de ruimte naast de tourniquetpoortjes die insluiping mogelijk maakt per direct worden gedicht?
Insluipen via het tourniquet is niet meer mogelijk. Er zijn direct noodmaatregelen genomen op alle betreffende tourniquetpoorten op alle Defensieterreinen, waarbij de laatste aanpassing op zaterdag 14 september jl. gereed was, voor de uitzending op die zondag (zie eveneens antwoord bij vraag 1). De leverancier zorgt voor een duurzame aanpassing van de bestaande tourniquets die insluiping permanent onmogelijk maakt. De leverancier is reeds begonnen om de aanpassing te realiseren. Alle betreffende tourniquets zijn voor het eind van het jaar structureel aangepast. De aanpassingen zijn voldoende en complete vervanging van de betreffende tourniquets is niet nodig.
Wat is er sinds de herhaaldelijke infiltraties van undercoverjournalisten ondernomen om het veiligheidsbewustzijn bij defensiepersoneel te verhogen?
Er wordt continu gewerkt aan het beveiligingsbewustzijn van defensiemedewerkers. Dat gebeurt onder andere met behulp van campagnes gericht op verhoging van het beveiligingsbewustzijn, voorlichtings- en themadagen en het uitvoeren van testen. Hierbij wordt onder andere ingezet op het versterken van de aanspreekcultuur en het vergroten van kennis over specifiek objectbeveiliging. Ook is het zichtbaar dragen van een defensiepas verplicht.
Welke risico’s loopt defensiepersoneel, werkzaam op de diverse defensielocaties, als gevolg van de gaten in de beveiliging van defensiecomplexen?
Veiligheid van ons personeel heeft onze hoogste prioriteit. Daarom zijn direct maatregelen genomen (zie het antwoord op vraag 1). Het risico dat defensiepersoneel als gevolg van de gaten in de tourniquets loopt, is laag, maar elk beveiligingsrisico is onwenselijk.
Kunt u aangeven wat er is gedaan met de waarschuwingen van de Algemene Rekenkamer over het niet op orde zijn van de beveiliging van militaire objecten, de zogenoemde te beschermen belangen (TBB)? (Kamerstuk 36 360 X, nr. 2)
Naar aanleiding van de onvolkomenheid die de Algemene Rekenkamer heeft toegekend, is een projectofficier aangesteld. Er is een oorzakenanalyse in uitvoering en op basis daarvan wordt een plan van aanpak verder uitgewerkt en voor het eind van 2024 aan de Algemene Rekenkamer aangeboden. Er wordt ingezet op digitale beveiligingsmaatregelen en het aanstellen van extra bewakingspersoneel. Een Red Team test de beveiliging met inbraakpogingen. Tevens is een defensiebreed onderzoek uitgevoerd naar de beveiligingsbewustwording van het defensiepersoneel. Dat wordt omgezet in een communicatieplan, in aanvulling op de maatregelen, zoals verwoord in het antwoord op vraag 5.
Is sinds het uitbrengen van het rapport van de Algemene Rekenkamer getest of de geldende beveiligingsmaatregelen zorgen voor een adequate beveiliging van militaire objecten, zoals is aanbevolen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke inzichten en acties heeft dit opgeleverd?
Ja, onze beveiliging wordt regelmatig getest. Deze testen worden uitgevoerd door de defensieonderdelen zelf en ook door een extern bedrijf. Indien een test punten oplevert die kunnen worden verbeterd, wordt een verbeterplan opgesteld en in uitvoering genomen. De testen worden de komende jaren verder geïntensiveerd.
Welke maatregelen gaat u nu treffen om toekomstige infiltratie onmogelijk te maken?
De toegangspoorten dienen in orde te zijn en daar ligt de focus op. Daar blijf ik op toezien. Hierbij vormt ook het gedrag van de defensiemedewerkers zelf een belangrijke schakel in de naleving van de regelgeving. Ook het gedrag draagt bij aan het succes van de getroffen beveiligingsmaatregelen. Met de aanpassing op de tourniquets sluiten we uit dat insluiping op deze manier mogelijk is.
Zoals u in deze beantwoording heeft kunnen lezen, hanteert Defensie verschillende beveiligingsniveaus. Wat betreft de algemene toegang tot een defensieterrein, kan ik niet garanderen dat niemand binnen kan komen. Dat betekent niet dat indringers ook meteen bij zeer belangrijke eigendommen (TBB’en), zoals wapens, explosieven en data kunnen komen. Defensie maakt de afweging welke beveiligingsmaatregel proportioneel is ten opzichte van het risico dat Defensie loopt. Hoe zwaarder het te beschermen belang is, des te robuuster en zwaarder de beveiligingsmaatregelen zijn.
Het platform DBDAAP |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Is het Defensie Big Data Advanced Analytics Platform (DBDAAP) ook in gebruik genomen? Zo ja, wanneer?
Ja. Nadat het platform in april 2022 is opgeleverd, hebben in september 2022 de eerste gebruikers gebruik gemaakt van het platform.
Indien DBDAAP in gebruik is genomen, hoe wordt deze ingebruikname gemeten?
De ingebruikname van DBDAAP wordt «gemeten» aan de hand van het aantal defensiemedewerkers dat gebruik maakt van de aangeboden tooling en het aantal toepassingen dat ontwikkeld wordt op het platform.
Indien DBDAAP in gebruik is genomen, hoeveel ontwikkelaars hebben in april 2024 ongeveer op het DBDAAP-platform ingelogd?
In april 2024 hebben circa 90 ontwikkelaars ingelogd op DBDAAP.
Hoeveel van deze ontwikkelaars draaien daadwerkelijk diensten op het DBDAAP-platform?
In april 2024 werkten circa 70 ontwikkelaars aan toepassingen op DBDAAP.
Indien DBDAAP in gebruik is genomen, hoeveel applicaties draaiden er op 30 april 2024 op het DBDAAP-platform? Kunt u wellicht ook de namen van deze applicaties geven?
Op 30 april draaiden er 34 applicaties op DBDAAP. Vanwege het vertrouwelijke karakter van deze applicaties is het niet mogelijk de namen hiervan te delen.
Indien DBDAAP in gebruik is genomen, hoeveel gigabyte was er op 30 april 2024 in totaal op het DBDAAP-platform (ongeveer) opgeslagen? Hoeveel inkomend en uitgaand dataverkeer is er (ongeveer) in totaal op deze datum voor het DBDAAP-platform gerealiseerd?
In april 2024 werd er al meer dan 20 terabyte aan data opgeslagen op DBDAAP. Het inkomend en uitgaand verkeer wordt niet bijgehouden.
Indien DBDAAP in gebruik is genomen, is daarmee het platform DBDAAP ook binnen de gehele krijgsmacht in gebruik genomen?
Ja. Er draaien toepassingen op DBDAAP van alle defensieonderdelen, met uitzondering van de Koninklijke Marechaussee. Vanwege de Wet Politiegegevens vallen de meeste datatoepassingen van de Koninklijke Marechaussee buiten het rubriceringsniveau van DBDAAP.
Welke krijgsmachtonderdelen hadden DBDAAP op 30 april 2024 eventueel niet in gebruik? Waarom hebben zij dit platform niet in gebruik genomen?
Zie antwoord vraag 7.
Wat zijn de totale kosten van het project DBDAAP tot op de dag van vandaag?
Tot september 2024 is circa 8,2 miljoen euro uitgegeven aan de ontwikkeling en de exploitatie van DBDAAP.
Wordt DBDAAP wellicht ook nog doorontwikkeld op dit moment en zo ja, welke partijen zijn hierbij betrokken?
Ja. DBDAAP wordt doorontwikkeld door het datalab van Defensie. De prioriteit voor de doorontwikkeling wordt bepaald door de Chief Data Officersvan de verschillende defensieonderdelen.
Het bericht 'Zwaarbeveiligd Defensie-netwerk wist even niet meer hoe laat het was' |
|
Olger van Dijk (NSC) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel, getiteld «Zwaarbeveiligd Defensie-netwerk wist even niet meer hoe laat het was»?1
Ja.
In uw brief aan de Kamer van 28 augustus 2024 heeft u toegezegd dat Defensie, gezamenlijk met andere betrokkenen, de storing en de weerbaarheid van de desbetreffende IT-systemen zal evalueren; kunt u inmiddels aangeven wat precies de oorzaak is geweest van de fout in de softwarecode die u in uw brief aan de kamer van 28 augustus 2024 aanmerkt als de oorzaak van de storing van het NAFIN-Netwerk? Of zijn er inmiddels andere oorzaken gevonden?
In zijn brief van 28 augustus 2024 schreef de Minister van Defensie dat door een fout in de softwarecode een probleem was ontstaan in de tijdsynchronisatie op het NAFIN-netwerk en dat hierdoor het niet mogelijk was om verbinding te maken met dit netwerk. De foute softwarecode zat in een redundant uitgevoerde netwerkcomponent die Defensie als standaardproduct van een leverancier inzet. Defensie heeft geen zicht op hoe deze softwarefout in dit standaardproduct bij de leverancier is ontstaan. De leverancier heeft een nieuwe versie van de software geleverd waarin dit probleem is opgelost. Defensie evalueert nog hoe deze fout tot deze grote storing heeft kunnen leiden. Er is geen indicator gevonden die duidt op betrokkenheid van een kwaadwillende partij. Dit betreft een voorlopige conclusie.
In uw brief aan de Kamer heeft u tevens aangegeven dat er vooralsnog geen indicatie is dat de storing door een kwaadwillende partij zou zijn veroorzaakt; is dat nog altijd het geval en op basis van welke informatie bent u tot deze conclusie gekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de kwetsbaarheid van het NAFIN-netwerk voor sabotage, zoals het verstoren van de klok van het netwerk, time spoofing?
Het NAFIN-netwerk kent bescherming tegen time spoofingen een hoge mate van redundantie. Vanwege veiligheidsredenen verstrekt Defensie echter geen nadere inhoudelijke informatie over het al dan niet aanwezig zijn van kwetsbaarheden. Defensie zorgt voor voortdurende evaluatie van de staat van het netwerk en het doorvoeren van wijzigingen waar nodig. Voorts onderzoekt de Algemene Rekenkamer periodiek de mate van weerbaarheid van het NAFIN-netwerk tegen zowel fysieke en cyberaanvallen, hierbij worden tevens aanbevelingen meegegeven.
Verstoringen, zoals door fouten in de software, kunnen nooit volledig uitgesloten worden. Defensie onderhoudt het netwerk dagelijks en evalueert en verbetert gevonden kwetsbaarheden. Wat betreft noodvoorzieningen hebben Defensie en de andere gebruikers van het NAFIN-netwerk een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid en veiligheid van de NAFIN-gerelateerde systemen. We helpen elkaar in deze verantwoordelijkheid.
Hoe is de redundantie van het NAFIN-netwerk? Zijn er voor bijvoorbeeld de aangesloten civiele overheidsdiensten noodvoorzieningen beschikbaar en zo nee, wordt dit naar aanleiding van dit incident overwogen?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u toelichten waarom het bijna 15 uur duurde voordat de oorzaak van de storing werd ontdekt en verholpen? Deelt u de mening dat dit onacceptabel is, gegeven de grote gevolgen zoals bijvoorbeeld de impact op het civiele luchtvaartverkeer van vliegveld Eindhoven? In hoeverre hebben de vele aansluitingen op het netwerk van andere overheidsdiensten invloed gehad op dit proces?
Ik heb volledig begrip dat voor gedupeerden vijftien uur te lang heeft geduurd. De eerste meldingen over verstoringen werden gedaan in de late avond van 27 augustus 2024. In de ochtend van 28 augustus 2024 werd de omvang van de verstoring volledig zichtbaar. Omdat de richting van de problemen en de gevolgen niet op voorhand bepaald kon worden, is er stap voor stap naar de oorzaak gezocht, inclusief naar indicaties van activiteiten van kwaadwillenden. Echter, de falende netwerkcomponent belemmerde ook de analyse- en herstelwerkzaamheden. Bij deze storing had het aantal aansluitingen op het netwerk van andere overheidsdiensten geen invloed op de hersteltijd van het NAFIN-netwerk. Na het herstel van het NAFIN-netwerk moesten IT-systemen, die gebruik maken van het NAFIN-netwerk, opnieuw worden opgestart. Dit dient veilig te gebeuren, waarbij veiligheidseisen en protocollen gevolgd worden. Dit kost extra tijd. Defensie evalueert de directe oorzaak, de gevolgen en het hele proces om het netwerk weer te herstellen. Een onderdeel van de evaluatie zal gericht zijn om te onderzoeken of de oplossing van deze verstoring sneller had gekund.
Kunt u toelichten of en zo ja welke concrete maatregelen inmiddels zijn genomen om te voorkomen dat dergelijke storingen zich in de toekomst opnieuw voordoen?
Defensie heeft een tijdelijke wijziging doorgevoerd in de configuratie van netwerkcomponenten die betrokken zijn bij tijdsynchronisatie. Daardoor is de kans op herhaling van deze specifieke verstoring van de tijdsynchronisatie geminimaliseerd. Deze wijziging heeft echter weer andere nadelen waar ik vanwege veiligheidsredenen geen details over kan verstrekken. Onderdeel van de evaluatie is het heroverwegen wat het optimale ontwerp is van de configuratie van de netwerkcomponenten. Als uit het onderzoek blijkt dat aanvullende maatregelen nodig zijn zal Defensie deze doorvoeren.
Kunt u toelichten of en zo ja welke concrete maatregelen inmiddels zijn genomen om te verzekeren dat bij een storing in het NAFIN-netwerk de storing sneller opgespoord en verholpen wordt?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven of er scenario’s ontwikkeld zijn voor het opvangen van de effecten bij systeemuitval? Zo ja, hoe worden deze scenario’s getest en voorbereid om de impact van dergelijke storingen te minimaliseren?
Defensie heeft scenario’s en crisisstructuren indien systemen uitvallen. Defensie moet zich namelijk voorbereiden op een scenario waarbij IT-diensten niet beschikbaar zijn. Deze scenario’s worden meegenomen in de evaluatie die Defensie momenteel uitvoert.
Kunnen de toegezegde vervolgbrief met de nadere evaluatie alsook de antwoorden op de afzonderlijke vragen binnen 3 weken aan de Kamer worden toegestuurd?
Gelet op de diepte en breedte van de evaluatie verwacht ik de finale oplevering hiervan niet voor het einde van dit jaar. Voor de informatie van de Kamer en ter aanvulling wijs ik erop dat de Algemene Rekenkamer binnenkort een onderzoek zal publiceren over het NAFIN-netwerk. De beoogde oplevering van dit onderzoek is op 7 november aanstaande.
De certificering van bovengrondse tanks |
|
Geert Gabriëls (GL) |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
![]() |
Waarom is ervoor gekozen om de eerdere certificeringsverplichting in de Wet milieubeheer niet mee te nemen in de nieuwe Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)?
Voorheen werden voor kleine en grote tanks, ongeacht de soort stoffen, bodembeschermende voorzieningen, certificering en voor externe veiligheid PGS-richtlijnen1 voorgeschreven. Het Besluit activiteiten leefomgeving schrijft dezelfde bodembeschermende voorzieningen voor, maar verwijst niet meer naar een certificeringsverplichting en PGS-richtlijnen bij een kleine populatie van tanks. Het gaat om bovengrondse opslagtanks tot 150 kubieke meter met diesel, oxiderende of bijtende stoffen, mits deze niet zijn voorzien van leidingen in de bodem of dubbelwandig zijn uitgevoerd.
Bij de totstandkoming van de Omgevingswet zijn deze voorschriften opnieuw bekeken op de noodzaak en waar vermindering van de regeldruk mogelijk is. Uit RIVM-onderzoek is gebleken dat de hierboven omschreven opslagtanks geen risico voor externe veiligheid van de omgeving van de activiteit veroorzaken. Daarom is deze verwijzing vervallen. Voor andere situaties zoals grotere bovengrondse tanks of tanks met andere stoffen is de certificeringsregeling nog steeds van kracht.
Herkent u het signaal dat er door het ontbreken van deze certificeringsverplichting wildgroei plaatsvindt in de aanschaf van tanks, waarbij niet zozeer naar de milieurisico’s en veiligheid wordt gekeken, maar naar de goedkoopste tanks?
Vanuit contacten met de branche heb ik vernomen dat andere partijen dan voorheen zich op de markt bevinden voor het leveren van tanks. De bedrijven moeten nog steeds voldoen aan regelgeving voor bodembescherming. Daar heeft het ontbreken van een certificeringssysteem geen invloed op. Vanuit Omgevingsdiensten en het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) zijn mij geen signalen bekend van situaties of locaties waarbij het milieurisico is toegenomen.
Bent u het ermee eens dat de opslag van stoffen als diesel veilig moet gebeuren in verband met de risico’s voor het bodemmilieu bij lekkages? Zo nee, waarom niet?
Ja, opslag van stoffen als diesel moet veilig gebeuren, onder andere om de bodem bij lekkages te beschermen. Daarom zijn in het Besluit Activiteiten Leefomgeving diverse bodembeschermende maatregelen dwingend voorgeschreven. Enkelwandige bovengrondse opslagtanks voor (onder andere) diesel moeten daarom altijd in een lekbak liggen, met tenminste een opvangcapaciteit van 110% van de inhoud van de tank. Bij lekkage wordt de gelekte vloeistof opgevangen, en komt deze niet in de bodem terecht.
Deelt u de mening dat de milieurisico’s toenemen, doordat er geen certificering meer nodig is bij de aanschaf van tanks? Zo nee, waarom niet?
Nee. Er is uitgebreid onderzoek gedaan door het RIVM om vast te stellen of deze stoffen een risico voor de omgevingsveiligheid opleveren. Dat is niet het geval. Daarnaast zijn deze tanks goed visueel te inspecteren door gebruikers en medewerkers van omgevingsdiensten op alle voorzieningen zoals opgenomen bij het antwoord op vraag 3. Geconcludeerd kan worden dat certificering van deze tanks niet tot een verdere beperking van milieurisico’s zorgt.
Bent u het ermee eens dat de omgevingsdiensten zoveel als mogelijk geholpen moeten worden om op een zo goed en duidelijk mogelijke wijze te kunnen controleren of een (opslag)tank geen milieurisico’s met zich meebrengt? Zo nee, waarom niet?
Ja, door de zorgplicht en andere bepalingen in het Besluit Activiteiten Leefomgeving hebben omgevingsdiensten een duidelijk handelingskader. Het vervallen van de certificeringsplicht doet niets af aan alle bepalingen om bodemverontreiniging te voorkomen en in het ergste geval te herstellen.
Kunt u bij certificeringsdeskundigen en/of omgevingsdiensten nagaan of er nu tanks in gebruik zijn die eerder onder de vroegere Wet milieubeheer (het vroegere Activiteitenbesluit) niet zouden voldoen en dus niet toegestaan waren (en nu wel)?
Deze situaties zijn mij niet bekend na een rondvraag bij de branchevertegenwoordiging, Omgevingsdienst NL en het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).
Bent u het ermee eens dat omgevingsdiensten geholpen zouden zijn als deze certificeringsplicht alsnog opgenomen zou worden in de omgevingswet (Bal)?
Nee, de certificering zorgt niet voor een aanvullende bescherming tegen het voorkomen of beperken van bodemverontreiniging bij dergelijke tanks omdat alle te nemen voorzieningen reeds zijn opgenomen in de algemene regels in het Bal.
Wat is het nadeel van een certificeringsverplichting überhaupt? Is voorkomen niet beter dan genezen?
Ik sta voor het voorkomen en beperken van milieuschade en voor een gezonde en veilige leefomgeving. Om dit te bereiken is het onontkoombaar dat regels gesteld moeten worden ondanks de eigen verantwoordelijkheid van initiatiefnemers om schade en hinder te voorkomen. Regels moeten gesteld worden met een duidelijke meerwaarde en effectiviteit zonder onnodige regeldruk en kosten voor ondernemers op te leveren. Met de huidige wijze van regulering in het Besluit Activiteiten Leefomgeving wordt hieraan voldaan. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 4 zorgt certificering niet voor het voorkomen van aanvullende milieurisico’s.
Bent u bereid om deze certificeringsverplichting alsnog op te nemen in het Bal onder de Omgevingswet, indien blijkt dat de risico’s zijn toegenomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals eerder aangegeven is er voldoende wet- en regelgeving om de risico’s van bodemverontreiniging te voorkomen en te beperken. Via meerdere kanalen blijf ik in contact met uitvoeringspartijen om eventuele signalen te volgen.
De uitspraak dat Oekraïne Nederlandse F-16's in mag zetten in Rusland. |
|
Sarah Dobbe , Bart van Kent (SP) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Klopt het dat u het standpunt heeft ingenomen dat Oekraïne Nederlandse F-16’s op Russisch grondgebied mag inzetten?
Ja, mits Oekraïne zich bij de inzet houdt aan het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht.
Wanneer heeft de ministerraad tot dit standpunt besloten en wanneer kan de Tweede Kamer een brief en toelichting van dit besluit verwachten?
De beraadslagingen van de Ministerraad zijn geheim. Per de openbare besluitenlijst van de Ministerraad van 22 december 2023 is besloten om personele- en financiële middelen toe te wijzen voor de gereedstelling en levering van Nederlandse F-16’s aan Oekraïne. Voorafgaand aan de besluitvorming is gesproken over inzetvoorwaarden. De inzetvoorwaarden voor de F-16’s volgen het staande beleid voor de levering en inzet van militair materieel aan Oekraïne. Oekraïne heeft het recht zichzelf te verdedigen tegen de Russische agressie. Het uitvoeren van militaire operaties door Oekraïne ter verdediging van het grondgebied is geografisch niet beperkt tot het eigen grondgebied en kan dus ook plaatsvinden tegen legitieme militaire doelwitten die zich op het grondgebied van de agressor – in dit geval Rusland – bevinden. Beide partijen moeten zich houden aan het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht. Bij elke levering wordt een eindgebruikersverklaring ondertekend door de Oekraïense autoriteiten waarin dit wordt onderschreven, en waarin zij verder verklaren de enige gebruiker van de goederen te zijn en deze enkel ten behoeve van zelfverdediging in te zetten.
Wat is uw analyse ten opzichte van de risico's op escalatie die met dit besluit gepaard gaan? Kunt u deze analyse en de onderliggende adviezen of informatie die u hierover heeft ontvangen met de Kamer delen?
Het is belangrijk te benadrukken dat Rusland de agressor is. Met de grootschalige illegale invasie en de voortdurende agressie tegen Oekraïne veroorzaakt en continueert Rusland terreur, instabiliteit en onveiligheid in Oekraïne, en indirect ook in de bredere Europese regio. Oekraïne is een soeverein land dat het recht heeft om zich tegen deze grootschalige Russische agressieoorlog te verdedigen, op basis van artikel 51 van het VN-Handvest. Nederland, de NAVO en EU zijn niet uit op een conflict met Rusland. Tot nu toe heeft de militaire steunverlening aan Oekraïne er niet toe geleid dat Nederland of andere NAVO-landen direct bij het conflict betrokken zijn geraakt. Om Oekraïne ook in deze fase van het conflict in staat te stellen invulling te geven aan het legitieme recht op zelfverdediging, heeft een groot aantal internationale partners de militaire steun aan Oekraïne geïntensiveerd. Dat heeft ook geleid tot het kabinetsbesluit tot levering van de F-16’s. Oekraïne beschikte al over jachtvliegtuigen en bijbehorende munitie waardoor het leveren van F-16’s geen escalerende stap is. Om verdere escalatie te voorkomen kan Rusland zich overigens ieder moment terugtrekken uit Oekraïne, waarmee de oorlog zal stoppen.
Het besluit omtrent de inzet van F-16’s boven Russisch grondgebied is getoetst aan het EU gemeenschappelijk standpunt inzake wapenexport. Het risico tot mogelijke escalatie wordt standaard meegenomen in de overweging tot levering van geleverde militaire goederen aan Oekraïne, inclusief goederen die nog niet eerder aan Oekraïne zijn overhandigd. Sinds februari 2022 hebben Nederland en internationale partners in toenemende mate geavanceerde militaire goederen geleverd aan Oekraïne. Deze leveringen hebben tot op heden niet geleid tot substantieel escalerende maatregelen door Rusland. De afwegingen voorafgaand aan de levering van F-16’s zijn gebaseerd op interne en externe discussies, gesprekken met partners op verschillende niveaus, voorgaande ervaringen en andere analyses door derden. Gezien de vertrouwelijke aard van deze overwegingen en de afspraken met internationale partners omtrent informatieveiligheid kan het kabinet hierover niet communiceren.
Kunt u uitsluiten dat Nederland of andere NAVO-landen door deze stap direct bij het conflict betrokken raken? Kunt u uitgebreid reageren?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt dit standpunt zich tot restricties die andere NAVO-landen, zoals de Verenigde Staten, wel opgelegd hebben aan de militaire steun en wapens die ze leveren?
Het kabinet gaat niet in op de beleidskeuzes van individuele landen. Verschillende Europese partners leggen geen restricties op aan inzet van gedoneerd materieel door Oekraïne, buiten de eerder genoemde juridische overwegingen. Nederland pleit in internationaal verband voor het opheffen van restricties omtrent het inzetten van aan Oekraïne gedoneerd militair materieel, omdat het van cruciaal belang is dat Oekraïne zich zo goed mogelijk kan verdedigen tegen de Russische agressie. Dit is ook van belang voor onze veiligheid aangezien het tegengaan van de illegale agressie ook bepalend is voor de toekomst van Nederland en Europa.
Welke andere middelen worden momenteel onderzocht om de druk op Rusland om tot vredesonderhandelingen te komen te vergroten?
Rusland kan deze oorlog op elk moment stoppen door zijn troepen terug te trekken. Daar wijst de Nederlandse regering Rusland rechtstreeks op, bijvoorbeeld in de Verenigde Naties en in de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa. Helaas wijst niets erop dat Rusland voornemens is deze oorlog te stoppen. Nederland blijft zich, samen met Oekraïne en partners, inzetten voor een rechtvaardige en duurzame vrede, waarbij de principes uit het VN-Handvest, zoals het geweldsverbod, territoriale integriteit en soevereiniteit, leidend zijn.
In vrijwel alle bilaterale besprekingen met andere landen stelt Nederland de noodzaak van een vredesproces aan de orde. Zo moedigt het kabinet derde landen die nauwere banden hebben met Rusland aan Rusland te stimuleren deel te nemen aan het vredesproces. Op deze manier wil Nederland bijdragen aan de totstandkoming van een steeds grotere groep landen die het eens is over de basisprincipes voor een vredesproces om op die manier uiteindelijk Rusland en Oekraïne te overtuigen met elkaar aan tafel te gaan.
Ten slotte dient de politieke, militaire, financiële en morele steun aan Oekraïne ertoe om te zorgen dat Rusland zich gedwongen voelt om vredesonderhandelingen te starten. Het vergroot bovendien de kans dat dergelijke vredesonderhandelingen resulteren in een resultaat dat ook voor Oekraïne rechtvaardig en duurzaam is.
Welke andere sancties, naast de bestaande sanctiepakketten, of welk nieuw sanctiepakket zou op korte termijn opgelegd kunnen worden aan Rusland om de druk op te voeren en hoe bent u bereid om zich daarvoor in te zetten?
Het kabinet pleit in Europees verband actief voor aanvullende en verbeterde sancties om de druk op Rusland te verhogen waarbij alle opties op tafel liggen. Het kabinet brengt dit thema actief ter sprake in iedere Raad Buitenlandse Zaken en in bilaterale gesprekken met Europese en G7-partners. Het is niet in het belang van dit proces en de effectiviteit van sancties om hier in verder detail inzicht in te verschaffen.
Kunt u een stand van zaken geven over de ontwikkelingen ten aanzien van de inzet van bevroren Russische tegoeden op Westerse bankrekeningen waartoe opgeroepen in de motie Dobbe c.s.? (Kamerstuk 36 410 V, nr. 65)
Conform moties Krul c.s., Dobbe c.s. en Brekelmans c.s.1 zet Nederland zich in de EU in met de ambitie om aanvullende maatregelen op basis van (rente-inkomsten van) bevroren tegoeden van de Russische Centrale Bank te onderzoeken. Ten aanzien van het gebruik van de rente-inkomsten lopen op dit moment twee sporen. Ten eerste bereikte de EU op 21 mei jl. een akkoord over het heffen van een financiële bijdrage (van 99.7%) op de rente-inkomsten over de bevroren Russische Centrale Banktegoeden, die worden aangehouden door Europese centrale effectenbewaarinstellingen. Deze heffing komt ten goede aan Oekraïne. Volgens huidige inschatting zal dit circa 3 miljard euro per jaar beschikbaar maken voor steun aan Oekraïne, waarbij de precieze inkomsten afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de rentestanden. De eerste tranche van € 1,5 miljard rente-inkomsten is op 26 juli jl. vrijgemaakt voor Oekraïne. Ten tweede heeft de G7 op 13 juli jl. een politiek akkoord bereikt over het verstrekken van leningen ter waarde van circa 50 miljard dollar waarbij de toekomstige rente-inkomsten worden gebruikt om deze te faciliteren. Het doel is om deze lening uiterlijk eind dit jaar rond te hebben. Verdere uitwerking van dit akkoord vindt op dit moment plaats in EU-verband. De Nederlandse inzet is dat de toekomstige Europese lening door Oekraïne op korte termijn kan worden besteed daar waar de noden het hoogst zijn, dit kan militaire steun zijn, maar ook steun voor wederopbouw of compensatie van schade. Dit moet waar mogelijk in consultatie met Oekraïne worden vastgesteld en dient bovenop de steun te komen die reeds op EU-niveau door lidstaten is toegezegd. Het kabinet blijft tevens onderzoeken of aanvullende maatregelen op basis van de bevroren tegoeden kunnen worden genomen.
Kunt u een stand van zaken geven ten aanzien van het ontduiken van bestaande sancties om de druk tegen Rusland op te voeren, en wat dit betekent voor de effectiviteit van deze sancties?
Rusland is in staat gebleken om via omwegen aan gesanctioneerde goederen te komen en zodoende EU-sancties te omzeilen. Hoewel deze omwegen de aanvoer compliceren en de kosten van de goederen aanzienlijk verhogen, zijn het zorgelijke signalen, in het bijzonder waar het zogenaamde common high priority-goederen betreft. Door omzeiling actief aan te blijven pakken kunnen de EU en haar partners het voor Rusland zo kostbaar mogelijk blijven maken om zijn aanvalsoorlog voort te zetten. De aanpak van omzeiling blijft dan ook een prioriteit voor het kabinet.
Kunt u een stand van zaken geven over de effectiviteit van de aanpak om sanctie-ontduiking tegen te gaan?
Op basis van onderzoeken van de EU heeft de diplomatieke outreach van de EU-sanctiegezant, alsmede de internationale en nationale maatregelen die zijn genomen om omzeiling tegen te gaan, wisselend succes. Een aantal landen waar voorheen veel omzeiling plaatsvond heeft nu maatregelen genomen waardoor dit afneemt. De kosten voor Russische afnemers blijven onverminderd hoog. Ook het listen van schepen, betrokken bij omzeiling, heeft impact, getuige ook het recente stilleggen van twee schepen die kort daarvoor op sanctielijsten geplaatst waren. Tegelijkertijd vindt omzeiling via nieuwe routes en wisselende methoden plaats. Realisme en een lange adem zijn daarom noodzakelijk; een robuuste en adaptieve aanpak van omzeiling zal nodig blijven zolang de sancties van kracht zijn.
Welke inspanningen worden momenteel geleverd om een vervolg op de vredesconferentie van afgelopen juni in Zwitserland te organiseren waarbij Russische vertegenwoordigers wel aanwezig zijn? Zijn hierover contacten tussen Westerse en Russische diplomaten?
Sinds de vredestop in Zwitserland (15-16 juni jl.) spreekt Oekraïne met andere landen over de organisatie van een tweede vredestop dit najaar. Nederland steunt deze ambitie en benadrukt in bilaterale gesprekken met andere landen de noodzaak om blijvende steun voor dit vredesproces om een rechtvaardige en duurzame vrede in Oekraïne te kunnen bewerkstelligen. Het kabinet moedigt landen, onder andere in bilaterale contacten, aan om een volgende vredesbijeenkomst te organiseren dan wel om deel te nemen aan deze vredesbesprekingen. Het kabinet onderstreept dat de principes van het VN-Handvest, zoals territoriale integriteit en soevereiniteit op basis van de internationaal erkende grenzen, de basisvoorwaarden voor zo’n proces moeten zijn, en dat Oekraïne het volste recht heeft zichzelf te blijven verdedigen. Het is aan Oekraïne om te bepalen wanneer en onder welke voorwaarden vredesbesprekingen plaatsvinden.
Rusland continueert zijn agressie tegen Oekraïne en maakt geen aanstalten zijn troepen uit Oekraïne terug te trekken. Rusland toont geen enkele serieuze intentie om een vredesproces te starten. Het kabinet kan geen uitspraken doen over wat andere landen in hun diplomatieke contacten bespreken met de Russische overheid, maar onderschrijft het grote belang van Russische deelname in besprekingen over het bewerkstelligen van een rechtvaardige en duurzame vrede in Oekraïne. Het kabinet moedigt derde landen die nauwere banden hebben met Rusland dan ook aan om Rusland te stimuleren een volgende keer wel aanwezig te zijn. In dit verband zij gemeld dat Oekraïne zelf ook meerdere malen publiekelijk heeft bevestigd dat het de wens heeft dat Rusland deelneemt.
Het reizen van Nederlandse militairen met civiele vluchten naar conflictgebieden |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat op 2 augustus 2024 Nederlandse militairen naar Irak zijn gevlogen met Turkish Airlines vlucht 1954?
Ja.
Is het gebruikelijk om Nederlandse militairen naar conflictgebieden te sturen met civiele vluchten?
Deze aanpak is inderdaad gebruikelijk. Militaire (strategische) verplaatsingen kunnen zowel uitgevoerd worden door middel van civiele als militaire luchttransporten. Dit kan gelden voor groepsgewijze in- en uitrotatievluchten, maar zeker ook voor individuele vluchten, denk aan (buitengewoon) verlof of repatriëring.
Waarom was hiervoor geen militaire vlucht beschikbaar? Nederland heeft immers toch recht op vlieguren in militaire toestellen via het Multi Role Tanker Transport Capability (MRTT) programma?
Voor de verplaatsing van militairen wordt, mits de veiligheid dit toestaat, vaker gekozen voor civiele vluchten. Indien de situatie dit vereist, wordt er gekozen voor militaire vluchten, maar dit was op 2 augustus niet het geval. Overigens namen MRTT-toestellen, een schaarse en kostbare tankercapaciteit, op dat moment deel aan een grote oefening elders.
Het bericht 'Een munitiedepot middenin bevingsgebied, dat is onmenselijk' |
|
Sandra Beckerman |
|
van Marum , Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
Is het u bekend dat er in de provincie Groningen al sinds 2012 sprake is van aardbevingsproblematiek, die duizenden bewoners treft en die door inadequaat dan wel falend overheidsbeleid nog steeds voortduurt, zoals ook is vastgesteld en vorig jaar gerapporteerd door de Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen?
Het kabinet is zich terdege bewust van de problematiek in het aardbevingsgebied en werkt daarom hard aan het herstel van Groningen. De noodzaak hiervan wordt onderstreept door het onderzoek van Gronings Perspectief, dat al enkele jaren aantoont dat bewoners en hun kinderen in het gaswinningsgebied tot de dag van vandaag last hebben van stress en gezondheidsklachten. De bevindingen uit dit onderzoek acht het kabinet zorgelijk. Ook zijn de conclusies uit het rapport Groningers boven gas van de Parlementaire Enquêtecommissie Aardgaswinning Groningen glashelder. Mensen in het gaswinningsgebied hebben onnodig geleden onder aardbevingen, de trage afhandeling van schades en onzekerheid over hun veiligheid door falend overheidsbeleid. Dit heeft geleid tot een «Ereschuld» die het kabinet heeft om de gemaakte fouten door zestig jaar gaswinning richting de regio en haar bewoners recht te zetten. Het kabinet geeft daarom onverkort uitvoering aan de 50 maatregelen uit kabinetsreactie Nij Begun, waarbij de generatielange inzet van het Rijk voor het inlossen van deze ereschuld wordt vastgelegd in de Groningenwet.
Het kabinet begrijpt dat bewoners in het aardbevingsgebied – net als andere mensen in dezelfde situatie – bezorgd zijn over het onderzoek naar een mogelijke locatie voor een munitiedepot in hun buurt. Gelet op de stapeling van problematiek is het meer dan duidelijk dat dit bij de bewoners in het aardbevingsgebied extra hard aankomt. Mensen in het gaswinningsgebied hebben jarenlang moeten strijden om hun gelijk en hun recht te halen. Het herstel van vertrouwen van bewoners in de overheid is nodig en er moet uitermate zorgvuldig om worden gegaan met deze specifieke situatie. Bij het kiezen van een voorkeurslocatie voor opslag van snel inzetbare munitie zal daarom nadrukkelijk rekening gehouden worden met het feit dat deze zoektocht zich afspeelt binnen de context van de aardbevingsproblematiek. Deze maatschappelijke context is onderdeel van de afweging. Daarbij ziet het kabinet de aangenomen motie als een politieke bevestiging van een gebrek dat we zien aan bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak in het mijnbouwschadegebied voor de behoefte die Defensie heeft aan ruimte in Groningen.
De zoektocht van het kabinet naar uitbreidingsruimte voor Defensie moet transparant en zorgvuldig worden uitgevoerd. Dit betekent dat vroegtijdig in het proces van zoeken naar geschikte locaties dit al aan de bewoners kenbaar gemaakt wordt en hen de gelegenheid geboden wordt om daarop te reageren. Dit is in lijn met PEGA-maatregel 42, om in gesprek te gaan met burgers. Juist hun ervaringsverhalen en signalen over knelpunten in beleid en uitvoering zijn essentieel voor het maken van de juiste afwegingen. De keerzijde van vroegtijdige transparantie is dat ook al vroegtijdig onzekerheid en onrust ontstaat over de uitkomst van het programma bij bewoners die mogelijk door deze plannen geraakt worden, bij mensen die daar werken en recreëren, en bij maatschappelijke organisaties.
Het Ministerie van Defensie is in gesprek met de bewoners, gemeente Midden-Groningen en de provincie Groningen over de zoektocht naar potentiële locaties voor een munitiedepot. Daarbij worden bewoners worden geïnformeerd over het proces hoe tot een definitieve keuze voor een locatie van een munitiedepot gekomen wordt, en welke informatie zij op welk moment mogen verwachten. Bij de uiteindelijke keuze voor een locatie wordt, naast de resultaten uit de onderzoeken, ook nadrukkelijk de context van de aardbevingsproblematiek meegenomen in het besluit van het kabinet.
Is het u bekend dat dit tot grootschalige ernstige gezondheids- en sociale problemen leidde en nog onverminderd leidt bij de gedupeerden?
Zie het antwoord op vraag 1.
Is het u bekend dat sommige zoeklocaties voor munitiedepots in het Groningse aardbevingsgebied liggen, – en sommige ervan, zoals Luddeweer en Slochteren, zelfs in het centrum daarvan – waar hele gebieden en dorpen op de schop gaan of zijn gegaan, en waar praktisch alle betrokken bewoners met de genoemde problematiek kampen?
Ja, dit is mij bekend en de veiligheid, het beschermen van bezit, de gezondheid en het welzijn van Groningen zullen in belangrijke mate onderdeel zijn van de afwegingen door het kabinet naar de voorkeurslocatie
Kunt u duidelijk maken wat de veiligheidsrisico’s zijn die gepaard gaan met de aanleg van een munitieopslagplaats in Luddeweer of Slochteren, hoe deze worden beoordeeld en wat de gevolgen zijn voor bewoners van de zogenoemde C-C1-C2-D-zones?
De mogelijke alternatieve locaties voor de opslag van munitie (met snel inzetbare capaciteit) worden onderzocht in een planMER-onderzoek. De locaties worden daarbij met elkaar vergeleken op basis van onder meer de veiligheidscontouren. De uiteindelijke contouren kunnen anders en kleiner van vorm worden door optimalisatie. De gevolgen voor bewoners in de zogenoemde C-C1 C2 en D zones zijn vastgelegd en terug te vinden op de website van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO).2 Als een locatie in een aardbevingsgevoelig gebied (Luddeweer en Slochteren) ligt, dan wordt dit meegenomen in het planMER-onderzoek.
Heeft het kabinet zich georiënteerd op de bestaande sociale en menselijke situatie en verhoudingen in de Groningse zoekregio's?
De context van de aardbevingsproblematiek maakt geen deel uit van het planMER-onderzoek dat zich richt op de effecten op de leefomgeving. Maar bij de uiteindelijke keuze voor een locatie wordt, naast de resultaten uit de onderzoeken, ook nadrukkelijk de context van de aardbevingsproblematiek meegenomen in het besluit van het kabinet.
Is het u bekend dat in de omgeving van sommige zoeklocaties tot medio juli van dit jaar vrijwel niemand op de hoogte was, laat staan op de hoogte is gesteld, van de zoektocht naar locaties voor munitiedepots in die regio's?
Bij de publicatie van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) in december 2023 is in alle huis-aan-huis bladen van de betrokken gemeenten de aankondiging gedaan van het onderzoek. Begin februari heeft de regio aangegeven dat ze de genoemde locaties niet geschikt vindt en mee wil zoeken naar een alternatieve locatie omdat ze de behoefte naar opslag nabij de Eemshaven begrijpt.
Kunt u zich voorstellen dat, doordat in de aanvankelijke schaarse berichtgeving hierover werd gesproken met de aanduiding «kleinere opslagplaatsen voor munitie» in de provincie Groningen, zelfs toen nog niet duidelijk werd dat het gaat om grote gebieden met een grote impact op veel bewoners?
Op 18 december 2023 is de NRD gepubliceerd voor het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie. Daarin staat genoemd dat het fysieke gebied een omvang heeft van 0,22 vierkante kilometer, en worden de externe veiligheidszones daaromheen geduid. Daarmee is aangegeven wat de omvang is van deze ruimtelijke behoefte. In het NRD spreekt het Ministerie van Defensie niet over een kleinschalig munitiedepot, maar over een nieuwe opslaglocatie Snel Inzetbare Capaciteit (SIC). De invulling van deze behoefte kan bestaan uit een enkele centrale locatie, of uit meerdere kleine locaties. De provincie Groningen waarin de onderzochte locaties liggen, is geïnformeerd voorafgaand aan de publicatie van de NRD en heeft in haar zienswijze ook gereageerd op de twee locaties in de gemeente Midden-Groningen. Voorafgaand aan de publicatie van de nota van antwoord die is opgesteld in reactie op de ingediende zienswijzen, is de provincie opnieuw geïnformeerd. De gemeente is vervolgens rechtsreeks geïnformeerd over de twee te onderzoeken kavels inclusief de door de regio voorgestelde derde locatie.
Deelt u de mening dat inclusief de A t/m C-zones rond een munitiedepot op geen enkele wijze sprake is van «kleinschaligheid»?
Ja, de invulling van deze behoefte heeft impact op een groot gebied.
Is het u bekend dat er, door gemankeerde communicatie, in enkele Groningse regio's praktisch niemand op de hoogte was van een ver van deze regio verwijderd plaatsvindende informatiebijeenkomst op 1 juli jongstleden?
Ik deel uw mening niet dat er sprake is van gemankeerde communicatie. Wel heb ik in mijn reactienota aangegeven te onderkennen dat er door omwonenden rondom de onderzoekslocaties een grotere behoefte bestaat aan duidelijkheid en rechtsreeks contact. In het vervolgproces komt Defensie aan deze behoefte tegemoet door middel van huis-aan-huis bladen en bewonersbrieven voor de mensen op en rondom de onderzoekslocaties. De locatie van de informatiebijeenkomst is in samenspraak met de regio tot stand gekomen en lag in het midden van de gebieden die onderdeel van het onderzoek zijn.
Is het u bekend dat bekendheid in de betrokken regio van het zoeken naar locaties überhaupt pas is ontstaan door een terloopse passage in een bericht van de NOS van 15 juli 2024, dus twee weken ná die bijeenkomst?2
Nee, dit was ons niet bekend. De provincie Groningen heeft in haar zienswijze aangegeven deze locaties ongeschikt te vinden. Hier is in de regionale media (Dagblad van het Noorden en RTV Noord) aandacht aan besteed. Daarnaast zijn in de communicatie met de regio deze signalen niet afgegeven. Op de informatiebijeenkomst op 1 juli jl. is wel geconstateerd dat er nog veel vragen waren over de onderzoekslocaties in de gemeente Midden-Groningen. Op deze bijeenkomst werd het Ministerie van Defensie nogmaals gewezen op de effecten die het onderzoek heeft op de omwonenden die ook zijn getroffen door de aardbevingen. Hierdoor heeft Defensie besloten om, zoals verwoord in de reactienota op de informatie bijeenkomsten, een extra informatiebijeenkomst te organiseren voor de omwonenden van de onderzoekslocaties en inwoners van Midden-Groningen. Deze heeft plaatsgevonden op 19 september jl. in Zuidbroek.
Is het u bekend dat mede als gevolg daarvan (vrijwel) geen enkele feedback vanuit deze bewoners is geleverd, terwijl u met die non-existente feedback wel verder ging met de uitwerking van de plannen voor munitiedepots?
De onderzoeken die na het verschijnen van het NRD zijn uitgevoerd door het onderzoeksbureau gaan over de impact van de komst van een munitieopslag op een groot aantal aspecten in de fysieke leefomgeving zoals bodem, natuur en landbouw. Op de informatieavond van 1 juli jl. heeft Defensie geconstateerd dat er veel zorgen waren over de behoefte naar een munitieopslag voor de snel inzetbare capaciteit onder inwoners waardoor er een extra bijeenkomst is georganiseerd en gesproken is met de bestuurders in Groningen. Defensie is zich ervan bewust dat de maatschappelijke effecten en gevoelens die bewoners in en nabij het voormalig aardgaswinningsgebied tot op de dag van vandaag ervaren een effect hebben op deze zoektocht. Deze maatschappelijke effecten in de regio worden meegenomen in de afweging voordat het kabinet een keuze maakt voor de voorkeurslocaties. In deze fase van het proces in het NPRD, het planMER onderzoek, gaat het om een onderzoek tussen verschillende alternatieven. In de aanvullende sessies met de gemeenten en de provincie maar ook op de inwonersavond in Zuidbroek van 19 september jl. is expliciet het belang van het gebied en de impact die het onderzoek heeft op de inwoners naar voren gekomen en dit zal nadrukkelijk worden meegenomen in de afwegingen van het kabinet.
Kunt u alsnog uitleggen waarom u potentiële gedupeerden van uw mogelijke keuzes niet rechtsreeks heeft geïnformeerd, waar u bijvoorbeeld wel in staat was in de informatie van 1 juli jl. exacte aantallen van de betrokken huizen te noemen?
Het Ministerie van Defensie heeft alle informatie bijeenkomsten door heel Nederland via verschillende media aangekondigd. Er zijn geen persoonlijke uitnodigingen verstuurd. Op de informatiebijeenkomst in Meerhuizen op 1 juli jl. heeft het advies- en ingenieursbureau Antea een eerste inzicht gegeven in de onderzoeksresultaten op de externe veiligheid en de aantallen woningen voor de verschillende locaties. Voor de bijeenkomst van 19 september heeft Defensie de bewoners van de A/B zonering wel geattendeerd op de avond in Zuidbroek zodat zij rechtstreeks door Defensie zich konden laten voorlichten.
Realiseert u zich dat in het door u aangelegde, in het presentatie-document van 1 juli genoemde omvangrijke beoordelingskader, desondanks op geen enkele wijze de consequenties voor de eerdergenoemde reeds jaren onder het falend overheidsbeleid lijdende bewoners zijn terug te vinden?
Ja. Het toetsen van bestaand overheidsbeleid maakt geen deel uit van het beoordelingskader van het planMER in het NPRD, aangezien dit zich richt op de effecten van de voorgenomen uitbreiding van Defensie-activiteiten op de fysieke leefomgeving. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Realiseert u zich dat bij uw keuze van hun woongebied als locatie voor een munitiedepot, de aardbevingsgedupeerden die recent of over enige tijd eindelijk weer rustig dachten te kunnen gaan wonen, alsnog uit hun huis zullen worden gezet en opnieuw ontheemd zullen raken?
Ja. Aardbevingsgedupeerden hebben niet alleen recht op concrete resultaten op het gebied van veiligheid en herstel van schade, maar ook op brede bewustwording van het verdriet dat deze mensen is aangedaan. Daarom zijn het maatschappelijk draagvlak en de impact van de aardbevingen op de inwoners van het aardbevingsgebied nadrukkelijk een onderdeel van de afweging.
Is het kabinet in staat zich een beeld te vormen van wat deze stapeling van ellende psychosociaal doet met die bewoners, met nadruk ook met hun kinderen?
Heeft u kennisgenomen van de jaarlijkse rapportages van Gronings Perspectief (Rijksuniversiteit Groningen/GGD Groningen/Sociaal Planbureau Groningen) over de emotionele gesteldheid van de aardbevingsgedupeerden?3
Bent u bekend met het feit dat op basis van deze onderzoeken aanvankelijk werd geschat dat er door die gezondheidseffecten vijf doden per jaar vallen (vermeld in rapportage 2018), een getal dat later is bijgesteld naar zestien?
Realiseert u dat hier een stapeling plaatsvindt van voor de potentiële gedupeerden keiharde, schadelijke maatregelen en dat er alsdan sprake is van disproportionele en onmenselijke benadeling, belasting en bejegening van deze bewoners?
Realiseert u zich dat u met het onderhavige voornemen zowel fysiek als moreel en mentaal dreigt te vernietigen wat – na ruim een decennium van trage procedures, ontheemding en bouwkundige projecten – uw collega's van de Ministeries van Economische Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in de gedaante van respectievelijk de Staatssecretaris Herstel Groningen en de Nationaal Coördinator Groningen, eindelijk zijn begonnen weer op te bouwen?
Kent u, in verband met de Parlementaire Enquête, het begrip «Ereschuld»? Kunt u zich herinneren wat die Ereschuld aan de bewoners inhoudt, en hoe ziet u het tegen de achtergrond van die Ereschuld uw zoeken naar locaties voor munitiedepots en de consequenties daarvan voor de bewoners/gedupeerden aan wie die Ereschuld uitstaat?
Realiseert u zich dat er naast de menselijke ellende voor de desbetreffende grote aantallen bewoners, sprake zal zijn van omvangrijke kapitaalvernietiging als gevolg van slopen van zojuist herstelde, versterkte en zelfs nieuwgebouwde huizen?
Kunt u zich een voorstelling maken van wat alleen al de nu bestaande káns op een munitiedepot in hun directe omgeving en de daaruit voortvloeiende rampzalige perspectieven doet met deze bewoners?
Bent u bereid vanwege het voorgaande het aanwijzen van zoeklocaties in het aardbevingsgebied en de zoeklocaties die in het centrum daarvan liggen uit uw plannen te schrappen?
Behoeftes waarvoor nieuwe locaties worden onderzocht hebben grote effecten op de leefomgeving en dit kan tot onrust en onzekerheid leiden bij mensen die daar wonen, werken en recreëren, zeker bij inwoners in het aardbevingsgebied. Juist om die reden is een planMER, die de effecten op de leefomgeving in kaart brengt, onderdeel van het proces. Ik besef dat de keuze voor een proces waarbij in een vroeg stadium alle alternatieve locaties bekend worden gemaakt voor onzekerheid zorgt, maar ik meen dat we hiermee voor een transparant en navolgbaar proces zorgen. De locaties Slochteren en Luddeweer voldoen aan de feitelijke selectiecriteria voor een locatie voor opslag van munitie voor de snel inzetbare capaciteit van de krijgsmacht. In de bestuurlijke overleggen met de regio in oktober wil ik toetsen op basis van de eerste onderzoeksresultaten van Antea welke alternatieve locaties in de regio het meest kansrijk zijn voor de verschillende behoeften. In deze overleggen luister ik vanzelfsprekend ook naar de standpunten van de regio. Zowel de ideeën van de regio over alternatieve locaties als het maatschappelijk draagvlak neem ik mee in de vervolgstappen van het proces. De uitkomsten van het onderzoek zullen met uw Kamer en inwoners worden gedeeld. De provincie Groningen heeft in haar zienswijze aangegeven dat beide locaties niet geschikt zijn voor een munitieopslag vanwege de dichte nabijheid van de bebouwde kern en mogelijk toekomstige woningbouwlocaties en/of bedrijventerreinen. Daarnaast gaf men aan dat door het te verwachten hoge waterpeil op deze locaties deze ook niet geschikt zijn. De regio kwam zelf met het alternatief Tjuchem die we nu ook onderzoeken in het planMER. Na de bestuurlijke ronde van gesprekken in oktober communiceert Defensie zo snel als mogelijk over welke locaties als kansrijk verder worden onderzocht en welke locaties als niet-kansrijk kunnen worden beoordeeld.
Is dit kabinet zich er bewust van dat mensen die door opeenvolgende kabinetten jarenlang in een kapot en onveilig huis hebben gewoond en hebben moeten strijden voor schadeherstel en versterking van hun huis nu daaruit dreigen te worden gezet vanwege plannen om in de omgeving een munitiedepot te plaatsen? Is dit kabinet van mening dat dit op geen enkele manier helpt het vertrouwen van betrokkenen in de overheid te herstellen? Deelt u de mening dat dit ten enenmale onacceptabel is en dit voornemen direct van tafel moet?
Ja, het kabinet is zich bewust van de ereschuld die het heeft naar de Groningers in het aardbevingsgebied. Daarom is in het regeerprogramma ook opgenomen dat Groningen en het herstel van vertrouwen een belangrijke prioriteit is voor dit kabinet. Het kabinet zal al het mogelijke doen om het vertrouwen in de overheid weer te herstellen, ook binnen het proces van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie. De zorgen en onrust in het mijnbouwschadegebied zijn volstrekt helder en ook zeer begrijpelijk. Zoals eerder aangegeven weegt dat ook nadrukkelijk mee bij de afweging die wordt gemaakt op basis van niet alleen planMER en het militair belang, maar juist ook maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak.
Het feit dat de MIVD de wettelijk verplichte notificatieplicht bij afluisteren, aftappen en andere bijzondere bevoegdheden niet nakomt |
|
Pieter Omtzigt (NSC), Geert Wilders (PVV) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de brief van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) van 23 juli jl. waarin de toezichthouder aangeeft dat de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) al vier jaar lang de notificatieplicht niet nakomt en dus mensen niet meedeelt dat een bijzondere bevoegdheid zoals post ongemerkt onderscheppen, een telefoontap, een internettap, het heimelijk plaatsen van een microfoon of het inbreken in de woning, is ingezet, terwijl het wel de wettelijke plicht is om dat vijf jaar na dato te doen (tenzij een uitzonderingsbepaling van toepassing is)?1
Ja.
Herinnert u zich nog dat de CTIV in 2017 vernietigend oordeelde velde over de notificatieplicht in toezichtsrapport 51: «Bij de MIVD bestaat een volledig gebrek aan procedurele waarborgen in het notificatieporces. Het gaat met name om het ontbreken van centrale coördinatie en sturing, een dekkend overzicht van notificatieonderzoeken, dienstbreed beleid en/of werkinstructie, dossiervorming aan de voorkant van het proces in de vorm van een voorgenomen besluit en verslaglegging van het notificatieonderzoek. Hierin schuilen grote risico’s die kunnen resulteren in een onrechtmatige uitvoering van de notificatieverplichting»?2
Ja.
Kunt u per aanbeveling aan de MIVD in toezichtsrapport 51 aangeven of en hoe deze is opgevolgd?
De MIVD heeft de aanbevelingen uit het toezichtsrapport 51 destijds overgenomen en geïmplementeerd. Zo is er reeds in 2017 het beleidskader «notificeren bij de MIVD» opgesteld en is dit in 2018, na inwerkingtreding van de Wiv 2017, geactualiseerd. Ook wordt reeds bij de aanvraag van de inzet van notificeerbare bijzondere bevoegdheden bezien of er op voorhand al een afstelgrond van toepassing is. De achterstanden waarover in rapport 51 wordt gesproken zijn destijds binnen afzienbare tijd weggewerkt.
In november 2023 heeft een afdeling van de MIVD, naar aanleiding van een navraag van de CTIVD, een melding gedaan bij het Compliance & Risk Office (CRO) van de MIVD. Deze melding had betrekking op een achterstand bij het uitvoeren van notificatieonderzoeken die is ontstaan vanwege capaciteitsgebrek binnen deze afdeling van de MIVD.
Dit toonde aan dat het belang van notificeren alsmede het opvolgen van de aanbevelingen destijds nog onvoldoende structureel in de organisatie waren ingebed. Dit had beter moeten worden ingericht.
Na de compliance-melding in november 2023 is de MIVD begonnen met het in kaart brengen en herstellen van de notificatieachterstand. Uit het interne onderzoek is gebleken dat de achterstand ziet op de periode vanaf 2019 tot november 2023. Een dergelijke achterstand had niet mogen ontstaan. Inmiddels zijn er diverse maatregelen genomen om de notificatieachterstand te herstellen. Zo is er een plan van aanpak opgesteld om de achterstand met prioriteit aan te pakken en zijn er werknemers aangenomen die zich richten op het wegwerken van de achterstand. Het streven is dat de MIVD de achterstand voor 1 april 2025 volledig heeft hersteld.
De notificatieonderzoeken worden, door de genomen maatregelen, vanaf heden weer conform de wet en intern beleid uitgevoerd. De Minister van Defensie informeert uw Kamer zodra de achterstanden zijn ingelopen.
Kunt u per jaar vanaf 2014 melden:
De MIVD en AIVD zijn op grond van artikel 59, eerste lid van de Wiv 2017 verplicht om vijf jaar na beëindiging van de inzet van bepaalde bijzondere bevoegdheden te onderzoeken of de persoon tegen wie deze bevoegdheden zijn ingezet hiervan op de hoogte kan worden gebracht of dat de in wet genoemde gronden dit in de weg staan. Indien dit op basis van het onderzoek kan, wordt betrokkene genotificeerd. Indien dit op basis van het onderzoek niet kan, wordt de CTIVD hiervan gemotiveerd op de hoogte gesteld.
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding wordt in het openbaar niet ingegaan op de modus operandi van de diensten. Het openbaar maken van dergelijke informatie gaat ten koste van het goed functioneren van de diensten en daarmee ten koste van de bescherming van de nationale veiligheid. Daarom doen wij geen uitspraken over de hoeveelheid, aard en ontwikkeling van bepaalde, jegens een persoon ingezette, bijzondere bevoegdheden, waarop artikel 59 Wiv 2017 van toepassing is.
Wel kunnen wij u aangeven hoe vaak er per jaar is genotificeerd. Daarbij moeten wij de kanttekening maken dat de opgelopen achterstand ten aanzien van het aantal te notificeren personen door de MIVD ziet op de periode vanaf 2019. Het daadwerkelijk aantal te notificeren personen zal waarschijnlijk dus hoger liggen dan de huidige cijfers. In het jaarverslag van de MIVD zullen de ingehaalde notificaties per jaar worden uitgesplitst.
De diensten zijn met betrekking tot een aantal in de wet genoemde bevoegdheden verplicht natuurlijke personen te notificeren ten aanzien van wie een bijzondere bevoegdheid is uitgeoefend. Daarbij is ook wettelijk vastgelegd dat in bepaalde gevallen de plicht om te notificeren wordt uitgesteld of vervalt. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
De cijfers van de notificaties zijn bij de MIVD lager dan die van de AIVD. Dit komt doordat de AIVD meer (binnenlandse) onderzoeken doet en de onderzoeken van de MIVD meer gericht zijn op het buitenland en/of fenomenen, en in mindere mate persoonsgericht van aard zijn. Zo ligt het voor de hand dat een buitenlandse inlichtingenofficier niet wordt genotificeerd, gelet op het feit dat dit de betrekkingen met dat land of die specifieke organisatie kan schaden. Bij een binnenlands extremisme- dan wel contraterreur-target zijn deze redenen minder vaak relevant. Voor beide diensten geldt dat slechts in een klein percentage van de gevallen er een notificatieverslag uitgebracht kan worden.
2014
2
29
2015
0
22
2016
0
38
2017
4
30
2018
4
29
2019
2
61
2020
0
41
2021
0
34
2022
0
17
2023
0
30
Kunt u de mail en briefwisselingen over notificatie tussen MIVD en CTIVD sinds toezichtsrapport 51 aan de Kamer doen toekomen?
In de bijlage treft u de correspondentie aan die de Minister van Defensie met de CTIVD heeft gevoerd. Tevens treft u de ongerubriceerde reactie van de directeur van de MIVD op de brief van de CTIVD aan.
Kunt u de standaardbrieven waarmee de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en MIVD notificeren aan de Kamer doen toekomen?
Deze treft u aan in de bijlage bij deze beantwoording.
Hoeveel politici, advocaten en journalisten zijn sinds 2014 onderwerp geweest van bijzondere bevoegdheden van de AIVD en de MIVD?
Gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding wordt in het openbaar niet ingegaan op de modus operandi van de diensten. Het geven van inzicht daarin gaat ten koste van het goed functioneren van de diensten en daarmee ten koste van de bescherming van de nationale veiligheid. Daarom doen wij geen uitspraken over aantallen.
Kunt u aangeven hoe de notificatieplicht is opgevolgd bij elk van de inzetten van bijzondere beroepsgroepen tegen deze drie groepen?
Artikel 59 van de Wiv 2017 regelt de notificatieplicht. De notificatieplicht houdt in dat de AIVD en MIVD vijf jaar na de beëindiging van het toepassen van een bepaalde bijzondere bevoegdheid, moeten onderzoeken of degene tegen wie deze is ingezet hiervan in kennis kan worden gesteld. De AIVD en MIVD onderzoeken of het mogelijk is de betrokken persoon te informeren, of dat in de wet geregelde gronden hieraan in de weg staan. In bepaalde gevallen komt de plicht om te notificeren te vervallen, of is er reden voor uitstel. Dit vergt een individuele afweging bij elk te notificeren persoon. Dit wettelijk kader is evenzeer van toepassing op politici, advocaten, journalisten of andere categorieën van bijzondere beroepsgroepen.
Waarom is er geen mededeling gegaan dat de MIVD zich structureel niet aan de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) houdt, bijvoorbeeld in het jaarverslag of aan de Kamer?
Deze kwestie ziet op een achterstand in het uitvoeren van notificatieonderzoeken bij één afdeling van de MIVD die niet had mogen ontstaan. De notificatieonderzoeken worden, door de genomen maatregelen, vanaf heden weer conform de wet en intern beleid uitgevoerd.
Met de CTIVD is overeengekomen dat bij het systeemtoezicht van de CTIVD door de MIVD een intern compliance-managementsysteem wordt ingericht, waar een intern inschalingsmodel voor compliance-incidenten deel van uitmaakt. De diensten en de CTIVD hebben hiervoor gezamenlijk een incidentenprotocol opgesteld waarin is opgenomen hoe moet worden omgegaan met compliance-incidenten.
Gelet op het functioneren van het interne compliancemanagementsysteem informeren wij uw Kamer doorgaans niet over compliance-incidenten. De CTIVD houdt toezicht op dit proces.
Op welke termijn zal de achterstand in notificatiebesluiten zijn ingelopen en zal het notificatieproces fatsoenlijk zijn ingericht, volgens de aanbevelingen van de CTIVD uit 2017 of zoals de AIVD het wel fatsoenlijk heeft ingericht volgens de toezichthouder?
De MIVD streeft ernaar de achterstand voor 1 april 2025 volledig te hebben hersteld. De Minister van Defensie informeert uw Kamer voor 1 april 2025 over de stand van zaken ten aanzien van het herstellen van de achterstanden. Daarbij zullen ook de aantallen ingehaalde notificaties sinds 2019 per jaar worden uitgesplitst.
Door de genomen maatregelen, worden de notificatieonderzoeken vanaf heden weer conform de wet en intern beleid uitgevoerd.
Zijn er behalve artikel 59 van WIV, andere artikelen van deze of andere wet, waaraan de MIVD en/of de AIVD zich structureel of regelmatig niet houdt? Zo ja, welke?
De inzet van de diensten is er altijd op gericht om conform wet- en regelgeving en beleid te handelen.
Het personeel van de diensten wordt opgeleid om de Wiv en de Wvo in alle facetten te kennen en rechtmatig toe te passen en heeft integer en compliant handelen hoog in het vaandel staan.
Is het proces van notificatie op dit moment op orde bij de AIVD?
De CTIVD beschrijft in rapport 51 dat de AIVD de uitvoering van de notificatieverplichting op een gedegen wijze heeft ingericht en georganiseerd. Hoewel het proces op orde is, heeft de AIVD een achterstand die wordt veroorzaakt door het volume. Er zijn diverse maatregelen genomen om de achterstand weg te werken.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
We hebben de vragen zo snel als mogelijk beantwoord.
Het opzeggen van het verdrag inzake clustermunitie door Litouwen |
|
Christine Teunissen (PvdD), Kati Piri (PvdA), Sarah Dobbe |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u ermee bekend dat Litouwen zich terug heeft getrokken uit het verdrag inzake clustermunitie?1
Ja.
Heeft u de reactie hierop gezien van de internationale coalitie tegen clustermunitie?2 Deelt u de zorgen van deze coalitie?
Ja, het kabinet heeft kennisgenomen van de reactie. Als actief partij bij het Verdrag inzake clustermunitie (CCM) deelt Nederland de zorgen van de coalitie en betreurt het kabinet de keuze van Litouwen om zich terug te trekken uit het verdrag.
Bent u bereid om, met spoed, contact op te nemen met Litouwen om erop aan te dringen dat het land het besluit zich terug te trekken herziet? Zo nee, waarom niet?
Voorop staat dat volgens artikel 20 van het CCM elke verdragspartij bij de uitoefening van zijn nationale soevereiniteit het recht heeft het CCM op te zeggen. Op 18 juli jl. heeft het parlement van Litouwen hiertoe een wetsvoorstel aangenomen. Deze wet trad in werking op 26 juli, één dag nadat de wet was ondertekend door president Gitanas Nausėda. Zodra de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties de akte van opzegging van Litouwen ontvangt, begint een bedenktijd van zes maanden, waarna de opzegging van kracht wordt.
Het kabinet heeft reeds contact gehad met Litouwse autoriteiten over het opzeggen van het verdrag. Hierbij heeft Nederland zorgen geuit, Litouwen wijst van zijn kant op de toenemende dreiging en geopolitieke omgeving waar Litouwen zich in bevindt. Deze is het directe gevolg van de Russische agressie in Oekraïne. De Russische dreiging is ook een zorg voor Nederland en het NAVO-bondgenootschap en is één van de redenen waarom het kabinet investeert in de veiligheid van de regio, onder andere middels deelname aan de NATO Enhanced Forward Presence missie in Litouwen.
Deze dreiging neemt echter niet weg dat de humanitaire overwegingen die ten grondslag liggen aan het tot stand komen van het Verdrag inzake clustermunitie ongewijzigd zijn en daarnaast dat een verdrag alleen effectief is als de verdragspartijen zich juist ten tijde van toenemende veiligheidsdreigingen zich hier aan houden. In dat kader is er met Litouwen in bilateraal en multilateraal verband gesproken over het Lausanne Action Plan van het verdrag dat elk mogelijk gebruik, ontwikkeling, productie, opslag en overdracht van clustermunitie ontmoedigt. Hierbij is er bij Litouwen op aangedrongen alternatieve manieren te onderzoeken om de nationale veiligheid te waarborgen en af te zien van het opzeggen van het verdrag. Nederland zal als verdragspartij het belang van het CCM blijven benadrukken, richting Litouwen en andere landen.
De olieramp voor een Houthi-aanval op olietanker Chios Lion |
|
Derk Boswijk (CDA), Jan Paternotte (D66) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Kunt u aangeven hoe groot u de potentiële schade acht van de enorme explosie op de Chios Lion, als gevolg van een drone-aanval van de Houthi’s?
Welke gevolgen heeft de olievlek van meer dan 220 kilometer voor de militaire operaties in het gebied waar Nederland aan deelneemt, waaronder Operation Prosperity Guardian en Aspides?
Bent u het eens dat dit soort olielekken leidt tot een verdere verslechtering van de doorvaart en de doelstelling van Aspides juist is zulke belemmeringen te voorkomen?
Deelt u de opvatting dat een Europese Unie (EU)-bijdrage zou passen onder het reeds bestaande diplomatieke spoor van Aspides en de inzet van de EU in de regio?
Bent u bereid op korte termijn hulp te bieden door een Nederlands schoonmaakschip onder Aspides-vlag uit te laten varen en zo niet, hiertoe in EU-verband op te roepen zodat een andere lidstaat onder Aspides-mandaat deze bijdrage kan leveren?
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk binnen 5 dagen beantwoorden?
Het bericht “Zeker 29 doden bij Russische aanval op Oekraïne, kinderziekenhuis in Kyiv geraakt” |
|
Jan Paternotte (D66), Wieke Paulusma (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Fleur Agema (minister ) (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met en kunt u een reactie geven op het bericht «Zeker 29 doden bij Russische aanval op Oekraïne, kinderziekenhuis in Kyiv geraakt»?1
Ja, dit bericht heeft grote indruk op mij gemaakt.
Kunt u aangeven of en zo ja, hoe Nederland slachtoffers kan helpen?
Nederland heeft zich verbonden aan de Europese gecoördineerde inzet voor het opvangen van Oekraïense medische evacués met een urgente zorgvraag (Medevac Ukraine). Dit gebeurt mede op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming (RTB), die inmiddels verlengd is tot 4 maart 2026. Deze richtlijn biedt Oekraïense ontheemden onder meer toegang tot zorg. De Nederlandse ziekenhuizen ontvangen deze medische evacués, waarbij ook de randvoorwaarden (vervoer, opvang, financiering) zijn geregeld. Inmiddels heeft Nederland 251 medische evacués via de EU-route opgevangen.
Mochten er kinderen zijn voor wie hulp in Oekraïne niet voorhanden is, dan kan via de Medevac-route een beroep gedaan worden op de zorgcapaciteit in onder andere Nederland. Vanwege het ingrijpende karakter van evacuatie uit de eigen omgeving, met name voor kinderen, wordt eerst omgezien naar zorg binnen Oekraïne.
Heeft u gezien dat Duitsland aanbiedt om de zorg van kinderen uit het kinderziekenhuis in Kyiv in Duitsland over te nemen?2
Ik heb het bericht van Minister Prof. Karl Lauterbach op X gezien. Ook Duitsland neemt deel aan Medevac Ukraine.
Bent u bekend met de eerdere hulp die Nederland heeft gegeven aan Oekraïense kinderen met kanker door hen naar het Prinses Máxima Centrum in Nederland te halen?
Ja daarmee ben ik bekend. Indien er nu via de Medevac-route een beroep wordt gedaan op de zorgcapaciteit in Nederland, zal hier worden bezien in welk ziekenhuis een passende behandeling aan de betreffende patiënt kan worden gegeven. Indien passend kan dat bijvoorbeeld in het Prinses Máxima Centrum zijn. Zie ook het antwoord op vraag 5 over de screening en matching van patiënten met de zorgcapaciteit in Nederland.
Bent u bereid om kinderen die door de aanval op het kinderziekenhuis in Kyiv en nu geen toegang hebben tot zorg naar Nederland te halen? Zo ja, kunt u ons informeren over het tijdspad? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2, wordt in eerste instantie gezocht naar een plek in de zorg in Oekraïne zelf. Zodra de Oekraïense regering verzoekt om medische evacuaties, zal het Landelijk Centrum Patiëntenspreiding (LCPS) per omgaande zorgdragen voor screening en matching van patiënten met de zorgcapaciteit in Nederland. Gelet op de intensieve samenwerking tussen alle partijen die sinds twee jaar betrokken zijn bij de medische evacuaties van urgente gewonden uit Oekraïne, is de doorlooptijd beperkt.
Bent u bereid deze vragen, gezien de urgentie, uiterlijk maandag 15 juli te beantwoorden?
Ik heb de vragen zo snel mogelijk beantwoord.
De berichtgeving dat het ministerie een miljoenenorder overweegt bij een omstreden Israëlische fabrikant |
|
Sarah Dobbe |
|
Kajsa Ollongren (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Ministerie overweegt miljoenenorder bij omstreden Israëlische fabrikant»?1
Ja.
Klopt het dat Defensie een contract overweegt met Elbit Systems?
Ja. Defensie vervangt de aankomende jaren de huidige verouderde tactische luchttransportcapaciteit. Defensie is voornemens om de verouderde C-130H Hercules transportvliegtuigen te vervangen voor C-390M toestellen van de Braziliaanse fabrikant Embraer. Hierover is uw Kamer geïnformeerd op 10 juni jl. (Kamerstuk 27 830, nr. 441). Eén van de eisen die aan dit toestel worden gesteld, is dat het in staat moet zijn om te opereren onder dreiging van hittezoekende, radar- of lasergeleide raketsystemen. Binnen dit project levert het Israëlische Elbit Systems een zelfbeschermingssysteem dat effectief dergelijke raketten misleidt. Defensie sluit in samenwerking met Embraer hiertoe een contract af met Elbit Systems. Het systeem van Elbit is het enige gecertificeerde systeem op de C390M en het enige systeem dat tijdig gereed kan zijn om te voorkomen dat een tekort aan benodigde operationele capaciteiten ontstaat wanneer de C-130 niet meer inzetbaar is.
Klopt het dat Elbit Systems wapens levert aan het Israëlische leger, die worden gebruikt op de illegaal bezette Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook?
Het is bekend dat Elbit Systems wapens levert aan het Israëlische leger. Het kabinet heeft geen zicht op waar Israël deze wapens inzet.
Deelt u de mening dat de Nederlandse regering op geen enkele manier mag bijdragen aan de illegale Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland neemt bilateraal en in EU-verband altijd duidelijk stelling tegen nederzettingen en de kolonisten in de bezette Palestijnse Gebieden. Nederzettingen zijn in strijd met internationaal recht en bemoeilijken een duurzame oplossing van het conflict. Nederland ondersteunt dan ook geen activiteiten die direct bijdragen aan de constructie en instandhouding van illegale nederzettingen of dat direct faciliteren. Nederland heeft zich binnen de EU ook ingezet voor de aanname van sancties tegen gewelddadige kolonisten. Het kabinet blijft zich daar voor inzetten.
Deelt u de mening dat hieruit volgt dat zakendoen met een bedrijf dat wapens levert om een illegale bezetting mee af te dwingen onbestaanbaar is voor de Nederlandse regering? Zo nee, waarom niet? Kunt u uitgebreid reageren?
Vanwege de toegenomen dreiging en de veroudering van het huidige materieel heeft Defensie op zeer korte termijn behoefte aan het beste materieel om de taken van de krijgsmacht te kunnen blijven uitvoeren. Dit is noodzakelijk voor de veiligheid van Nederland en Europa. Defensie heeft reeds materieel uit Israël in gebruik. Dit materieel is van groot belang voor de bestaande slagkracht van de krijgsmacht en voor de veiligheid van onze militairen; onder meer raketartillerie, zelfbeschermingssystemen, anti-tank capaciteit, vliegerhelmen en operationele communicatieapparatuur. Datzelfde belang geldt voor nieuw materieel dat Defensie op basis van het eisenpakket in Israël wil aanschaffen. Het tijdig kunnen leveren van materieel is hierbij een belangrijke eis. Uitstel van aanschaf van voor Defensie kritische systemen is een onaanvaardbaar risico in de huidige onzekere geopolitieke wereld.
In alle relevante contacten met de Israëlische regering wijst het kabinet Israël op haar internationaal rechterlijke verplichtingen en op de naleving van uitspraken van internationale hoven. De toenmalig Minister-President heeft op 4 juni jl. het belang van naleving nogmaals stevig onderstreept in zijn gesprek met premier Netanyahu.
Bent u zich bewust van het feit dat de Israëlische regering met betrekking tot de oorlog in Gaza meerdere uitspraken van het Internationaal Gerechtshof en een aangenomen resolutie van de VN-veiligheidsraad naast zich heeft neergelegd en dat de aanklager van het Internationaal Strafhof arrestatiebevelen tegen twee leden van de Israëlische regering wil? Zo ja, waarom wilt u nog zakendoen met de defensie-industrie van de Israëlische regering?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u zich bewust van het feit dat de Minister van Buitenlandse Zaken gesprekken voert over het tijdelijk bevriezen van het associatieakkoord tussen de Europese Unie en Israël vanwege de minachting van de Israëlische regering voor het internationaal recht? Zo ja, bent u het er dan mee eens dat dit besluit niet coherent is met het beleid van de Minister van Buitenlandse Zaken?
De Minister van Buitenlandse Zaken voert geen gesprekken over het tijdelijk bevriezen van het associatieakkoord. Op voorstel van de toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken heeft de Raad Buitenlandse Zaken besloten een bijeenkomst van de Associatieraad tussen de EU en Israël te organiseren. Dit forum biedt de kans om het gesprek aan te gaan met Israël en zorgen over te brengen. Israël heeft de uitnodiging aangenomen. Het kabinet zet zich ervoor in dat de Associatieraad op korte termijn plaatsvindt.
Kunt u een overzicht geven van alle Nederlandse import van Israëlische wapens van de afgelopen vijf jaar?
Defensie informeert de Kamer conform de afspraken van het Defensie Materieelproces (DMP, Kamerstuk 27 830, nr. 431 van 23 april 2024) halfjaarlijks over grote materieelprojecten. In het Defensie Projectenoverzicht (DPO, Kamerstuk 27 830, nr. 435 van 15 mei 2024) heeft de Kamer recentelijk een geactualiseerd overzicht gekregen van alle DMP-plichtige projecten.
Voor een aantal van deze projecten geldt dat (delen van) wapensystemen, direct of indirect (als onderleverancier) worden aangeschaft bij een Israëlische producent. Zo heeft Defensie de Kamer in april 2023 geïnformeerd over de keuze voor het Israëlische PULS systeem binnen het project Raketartillerie, op grond van operationele beoordelingscriteria, levertijd, prijs, risico’s en mogelijkheden tot internationale samenwerking (Kamerstuk 27 830, nr. 392 van 3 april 2023). Ook heeft Defensie in de zomer van 2023 een contract getekend met firma Elbit voor de levering van het ReDrone systeem voor detectie, identificatie, verstoring en overnemen van unmanned aerial systems (UAS) (DPO 2023, Kamerstuk 27 830, nr. 417 van 19 september 2023). Verder heeft de firma Elbit zelfbeschermingsmiddelen voor het Gulfstream G-650 VIP vliegtuig geleverd, waarmee het toestel wordt beschermd tegen hittezoekende, radar- of lasergeleide raketsystemen (DPO 2023, Kamerstuk 27 830, nr. 417 van 19 september 2023). Ook binnen het project «Aanpak obsolescentie Cougar-helikopters» treedt Elbit op als leverancier, specifiek van de 3D Helmet Display Tracking System Head-up Display (DPO 2024, Kamerstuk 27 830, nr. 435 van 15 mei 2024).
Binnen het project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) (Kamerstuk 34 000 X, nr. 98 van 4 juni 2015) levert Elbit naast zogenaamde «Smart Vests» (een communicatiesysteem, geïntegreerd in een ballistisch vest) ook digitale soldaat- en voertuigsystemen, waaronder beveiligde persoonlijke radio’s. Verder heeft Defensie in 2020 een contract afgesloten met Elbit Systems voor helderheidsversterkende kijkers voor operationele eenheden. Met deze kijkers zijn militairen in staat om in situaties waar zeer weinig licht is, toch te kunnen zien.
Kunt u uitsluiten dat wapens van Elbit Systems de afgelopen maanden zijn gebruikt bij mogelijke oorlogsmisdaden in Gaza?
Het kabinet heeft geen zicht op welke wapensystemen Israël waar en wanneer inzet.
Op basis waarvan sluit u bepaalde wapenproducenten uit sommige landen uit? Kunt u het beleid toelichten en praktische voorbeelden geven van landen of bedrijven waar Nederland geen militair materieel inkoopt?
Nederland houdt zich aan internationale sancties en wapenembargo's die zijn opgelegd door de Verenigde Naties (VN) en de Europese Unie (EU). Dit betekent dat Nederland geen wapens mag kopen van of verkopen aan landen die onder deze sancties vallen. Ook heeft Nederland eigen wetten en regels die de import en export van wapens reguleren op basis waarvan producenten kunnen worden uitgesloten. Zoals met uw Kamer gedeeld, moet voor bijzondere opdrachten aan de Algemene Beveiligingseisen Defensie Opdrachten (ABDO) worden voldaan.2 Per opdracht wordt gekeken of een opdracht gerubriceerd is en dus of er een ABDO-autorisatie nodig is. ABDO stelt strenge beveiligingseisen aan leveranciers die toegang hebben tot gevoelige en gerubriceerde informatie. Als een wapenproducent niet voldoet aan deze beveiligingseisen, kan dit leiden tot uitsluiting van deelname aan defensieopdrachten. Het beleid is gericht op een zorgvuldige afweging van belangen en risico’s.
Praktische voorbeelden van landen waar Nederland geen militair materieel inkoopt zijn Rusland en Noord-Korea.
Het bericht dat er een nieuwe rechtszaak komt over het exportverbod voor F-35 onderdelen naar Israël. |
|
Sarah Dobbe |
|
Liesje Schreinemacher (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe rechtszaak om exportverbod F-35-onderdelen naar Israël»?1
Ja.
Klopt het dat F-35 onderdelen volgens exportvergunning NL009 nog steeds via doorvoerlanden in Israël terecht kunnen komen?
Het kabinet acht het niet aannemelijk dat sinds het arrest in Nederland geproduceerde goederen thans in Israëlische F-35-toestellen terecht komen.2 Het kabinet baseert deze conclusie op vertrouwelijke gegevens. Deze informatie is vertrouwelijk omdat zij inzage biedt in het logistieke proces van productie en onderhoud van alle F-35-toestellen wereldwijd. F-35-partners mogen deze informatie om die reden niet met derden delen.
Deelt u de mening dat dit de schijn wekt van het proberen te omzeilen van een gerechtelijke uitspraak door de Nederlandse staat? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet geeft opvolging aan het arrest van het Gerechtshof Den Haag door middel van de aanpassing van de algemene vergunningen NL007 en NL009 waardoor de uit- en doorvoer van goederen binnen het kader van het F-35-Lightning II programma met eindbestemming Israël sinds 20 februari 2024 niet langer is toegestaan.
Er is door het kabinet niet gevraagd om naar alternatieve routes te zoeken om alsnog F-35-onderdelen te kunnen leveren aan Israël. Het kabinet is wel in geregeld contact met de F-35-partners over het F-35-programma. De F-35-partners zijn geïnformeerd over het arrest. Zij weten hierdoor dat eventuele leveringen van F-35 onderdelen aan Israël niet vanuit Nederland kunnen plaatsvinden. De gevolgen van de rechterlijke uitspraak, die de regering gebiedt de door- en uitvoer van F-35-onderdelen vanuit Nederland naar Israël te staken, zijn in gesprekken met partners ook aan de orde gekomen. Het kabinet acht het voeren van deze gesprekken van groot belang omdat Nederland een betrouwbare bondgenoot wil zijn. Het kabinet wil het F-35-programma voor het overige zoveel mogelijk continueren. De kaders van het arrest zijn voor het kabinet steeds leidend geweest in deze gesprekken.
Deelt u de mening dat, sinds de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof dat de Israëlische aanval op Rafah moet stoppen, er van wapenexport naar Israël al helemaal geen sprake kan zijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals met uw Kamer gedeeld, maakt het kabinet zich grote zorgen over de situatie in Gaza, die met groot menselijk leed gepaard gaat. Nederland roept Israël op onmiddellijk opvolging te geven aan de voorlopige maatregelen die het Internationaal Gerechtshof heeft opgelegd, waaronder die van 25 mei jl. Het kabinet is van mening dat Israël zijn aanval op Rafah moet staken en blijft Israël oproepen tot het openstellen en openhouden van grensovergangen voor humanitaire toegang.
Nederland beoordeelt vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen per geval. Alle aanvragen worden zorgvuldig getoetst aan de acht criteria van het EU-wapenexportbeleid, waaronder risico’s dat uit te voeren goederen gebruikt worden bij mensenrechtenschendingen of het begaan van ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Daar waar een duidelijk risico op dergelijke schendingen wordt vastgesteld zal dit leiden tot een afwijzing.
De kernwapentaak van de F-35 |
|
Sarah Dobbe |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kunt u aangeven, nu de F-35 de kernwapentaak van de F-16 heeft overgenomen, of er kernwapens in Nederland liggen?1
Zoals uw Kamer bekend, kunnen op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken geen mededelingen worden gedaan over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens. Hieraan liggen veiligheidsoverwegingen ten grondslag.
Heeft de F-35 de kernwapentaak volledig van de F-16 overgenomen?
Ja, de F-35 heeft de Nederlandse kernwapentaak volledig overgenomen van de F-16.
Klopt het dat de F-35 enkel gecertificeerd is de nieuwe Amerikaanse B61–12 kernbom te dragen, en dus niet de oudere types die in Europa liggen of lagen?2
Ik kan geen mededelingen doen over de operationele details omtrent de certificering van de F-35 voor de kernwapentaak. Hieraan liggen veiligheidsoverwegingen ten grondslag.
Is de B61–12 inmiddels aanwezig in Nederland? Wanneer is of wordt deze overgebracht?
Zie het antwoord bij vraag 1.
Waarom is de Kamer hier (nog) niet over geïnformeerd? Wanneer en hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 4.
Herinnert u zich de aangenomen motie Van Dijk over de komst van nieuwe Amerikaanse kernwapens naar Nederland, die uitspreekt dat over een dergelijk ingrijpend besluit zo veel mogelijk transparantie moet bestaan, en de regering verzoekt de Kamer te informeren over de stand van zaken over de modernisering van kernwapens in Nederland (Kamerstuk 36 200 V, nr. 30)? Deelt u de mening dat deze motie niet voldoende is uitgevoerd? Bent u alsnog bereid transparant te zijn?
Ja, de motie Van Dijk over nucleaire ontwapening en de modernisering van kernwapens van 25 november 2022 is bekend. We delen de mening dat deze motie niet voldoende is uitgevoerd, niet. De motie is uitgevoerd met de Kamerbrief3 die op 22 december 2022 is verstuurd in reactie op de motie. Zoals in de Kamerbrief is vermeld, voeren de Verenigde Staten een levensduurverlengingsprogramma (Life Extension Program) uit met als doel de veiligheid en effectiviteit van onder meer het type B61 kernwapen blijvend te garanderen. Uw Kamer is afgelopen jaren herhaaldelijk geïnformeerd over de modernisering van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens, meest recent nog in antwoord op vragen van de leden Dobbe en Van Kent4.
Deelt u de zorgen van vredesorganisatie PAX dat de komst van de B61–12 ten minste op gespannen voet staat met het Non-proliferatieverdrag (NPV), onder andere vanwege de nieuwe capaciteiten van deze bom? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord bij vraag 1 aangegeven, kunnen op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken geen mededelingen worden gedaan over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens. In algemene zin deelt het kabinet de zorgen van PAX niet, omdat de B61-12 geen nieuw kernwapen is. De Verenigde Staten hebben reeds in 2010 in de Nuclear Posture Review benadrukt dat het levensduurverlengingsprogramma gericht is op de modernisering van Amerikaanse kernwapens en geen nieuwe militaire capaciteiten oplevert.
Kunt u aangeven hoe de bij het NPV aangesloten landen op dit moment denken over het zogeheten nuclear sharing beleid van de NAVO? Steunt een meerderheid dergelijk beleid waarbij kernwapenstaten hun kernwapens in niet-kernwapenstaten plaatsen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals meermaals is gecommuniceerd aan de Kamer, meest recent nog in antwoord op Kamervragen van het lid Futselaar5, zijn tijdens de onderhandelingen over het Non-proliferatieverdrag (NPV) de zogeheten nuclear sharing arrangements van de NAVO expliciet aan de orde geweest. Geen van de verdragspartijen heeft formeel bezwaar aangetekend tegen de afspraken bij de ondertekening van het verdrag in 1968, de inwerkingtreding in 1970 of in de decennia daarna. De afspraken zijn niet in strijd met het NPV. Tijdens de bijeenkomsten van het NPV staat het onderwerp nuclear sharing niet op de agenda.
Kunt u toelichten waarom op de website van het Ministerie van Defensie staat: «Met de transitie [van de kernwapentaak naar de F-35] herbevestigt Nederland het langdurig commitment aan de bondgenootschappelijke nucleaire afschrikking»?3 Hoe is dit «langdurig commitment» te rijmen met de verplichting tot ontwapening in het NPV, artikel 6?4
Zoals aangegeven in de Kamerbrief in reactie op de motie Van Dijk over nucleaire ontwapening en de modernisering van kernwapens8, bemoeilijkt het huidige internationale veiligheidsklimaat de inzet op wapenbeheersing en ontwapening aanzienlijk. Desalniettemin blijft het kabinet gecommitteerd aan een wereld zonder kernwapens. Omdat dit doel van veel spelers afhankelijk is en gekoppeld is aan de mondiale veiligheidssituatie, is het per definitie een langdurig en complex proces, met stapsgewijze, incrementele vooruitgang en soms onvermijdelijke achteruitgang. In dit proces maakt het kabinet doorlopend een afweging tussen het streven naar een wereld zonder kernwapens en de geopolitieke realiteit van het moment.
Een wereld waarin NAVO-bondgenoten eenzijdig ontwapenen en andere landen niet, is voor Nederland geen veiligere wereld. Zolang kernwapens bestaan in de wereld, blijft de NAVO een nucleaire alliantie en blijft nucleaire afschrikking een essentiële rol spelen bij het behouden van strategisch evenwicht en het voorkomen van de inzet van kernwapens. Nederland is en blijft voor deze nucleaire afschrikking volledig gecommitteerd aan de NAVO, en geeft hier invulling aan met de kernwapentaak. Het fundamentele doel van de bondgenootschappelijke nucleaire afschrikking is om vrede te bewaren, dwang te voorkomen en agressie af te schrikken.
Het aanbieden van alternatieve behandelingen aan getraumatiseerde veteranen |
|
Jimme Nordkamp (PvdA) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Defensie stuurt special forces voor hun gezondheid op cursus sjamanistisch ademhalen» gepubliceerd door Follow the Money over het aanbieden van alternatieve behandelingen aan getraumatiseerde veteranen?1
Ja.
Klopt het dat getraumatiseerde veteranen via defensieprojecten worden geïntroduceerd aan behandelaars die zonder de benodigde BIG- en VEN-registraties of academische opleiding traumatherapie (EMDR) aanbieden?
Nee. Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) is een bewezen effectieve behandeling bij traumaverwerking. EMDR maakte geen deel uit van de pilot BaseQamp. EMDR wordt binnen de militaire gezondheidszorg alleen ingezet door daartoe bevoegde en bekwame behandelaars.
Deelt u de zorgen van experts dat alternatieve behandelingen het herstel van kwetsbare en getraumatiseerde veteranen juist kan ontsporen met ernstige extra schade tot gevolg?
Ja. Het is echter altijd moeilijk in te schatten hoe een behandeling uitpakt als het geen bewezen effectieve behandeling is. Daarom biedt de militaire geneeskundige dienst ook geen alternatieve behandelingen aan.
Kunt u, gezien het risico op psychotische episodes, garanderen dat er voldoende medisch toezicht geboden wordt bij interventies waarin psilocynine gebruikt wordt door alternatieve behandelaren?
Binnen Defensie worden geen interventies aangeboden waarin psilocynine wordt gebruik.
Deelt u de opvatting dat een alternatieve behandeling nooit in de plaats vanevidence basedbehandelingen met gecertificeerde experts dient te worden aangeboden?
Voor wat betreft de militaire gezondheidszorg: ja, tenzij het experimentele behandelingen zijn in het kader van medisch-wetenschappelijk onderzoek. In die gevallen wordt gehandeld volgens een vastgelegde procedure en vindt er altijd vooraf verplicht een toetsing plaats door een Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC).
Worden er naast het BaseQamp-project ook nog andere alternatieve behandelingen aangeboden namens Defensie, en zo ja, kunt u aangeven om hoeveel alternatieve behandelaars het dan gaat?
BaseQamp was geen behandelmethode. De insteek van de pilot BaseQamp was om de deelnemers handvatten te bieden op het gebied van persoonlijk effectiviteit, leiderschap en duurzame inzetbaarheid, middels diverse methoden zoals ademhalingstechnieken, cold exposure, meditatie et cetera. Het betrof een aanbodgerichte pilot waarvoor militairen zich vrijwillig konden aanmelden. De pilot is inmiddels gestopt. Ter toelichting hierop: de Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG) heeft in de loop van 2023 uit verschillende hoeken signalen ontvangen met zorgen over BaseQamp. Deze signalen betroffen onder meer het gebrek aan begeleiding en nazorg van de militair, de inbedding van de pilot binnen Defensie en de ontbrekende relatie met de militaire gezondheidszorg. De IMG is op basis daarvan in juli 2023 een inventariserend onderzoek gestart. De tussenrapportage van dit inventariserend onderzoek is op 26 oktober 2023 voorgelegd aan de plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten (pCDS). De pCDS heeft naar aanleiding daarvan op diezelfde dag besloten de pilot BaseQamp te pauzeren totdat nadere onderzoeken zouden zijn afgerond. De IMG heeft vervolgens nader onderzoek gedaan met als centrale vraag «Is de zorg voor gezondheid van defensiepersoneel voldoende geborgd binnen BaseQamp?». Het onderzoeksrapport is op 14 mei 2024 aangeboden aan de pCDS. Ook de Inspectie Veiligheid Defensie (IVD) heeft onderzoek verricht naar BaseQamp. De centrale vraag luidde «Welke lessen kunnen op basis van de casus BaseQamp voor Defensie als werkgever worden geïdentificeerd om de veiligheid van soortgelijke processen van sociale innovatie te versterken?». Die rapportage is eveneens op 14 mei 2024 aangeboden aan de pCDS. De pCDS heeft op 5 juni 2024 besloten de pilot BaseQamp definitief te stoppen. Hiervoor had hij de volgende argumenten: de pilot zou eigenlijk al eind 2023 stoppen; de adviezen van zowel de IMG als IVD waren niet snel te implementeren in de pilot; de naam «BaseQamp» is aangetast door de berichtgeving.
Defensie zelf biedt geen alternatieve behandelingen aan. De militaire ziektekostenverzekeraar SZVK vergoedt wel alternatieve zorg aan zijn deelnemers. Alternatieve zorg wordt door de SZVK gedefinieerd als «behandelingen en (telefonische) consulten die vallen onder de volgende stromingen: acupunctuur en andere oosterse geneeswijzen, homeopathie, antroposofische alternatieve geneeswijzen, natuurgeneeswijzen, alternatieve bewegingstherapieën en psychosociale zorg». Voor alternatieve zorg is geen verwijskaart nodig van de Militair Geneeskundige Dienst (MGD); wel dient de alternatieve zorg te worden verleend door een door de SZVK aangewezen zorgaanbieder.
Hoe verhoudt het aanbieden door Defensie van alternatieve behandelingen, waar experts zeer kritisch op zijn, zich tot de zorgplicht van Defensie jegens diens personeel?
Zie het antwoord op vraag 6: Defensie biedt geen alternatieve behandelingen aan.
Deelt u de opvatting dat veteranen zoveel mogelijk via het Landelijk Zorgsysteem van Veteranen (LZV) behandeld moeten worden? Zo ja, hoe wilt u mensen dan motiveren om zich te laten behandelen via het LZV?
In hoeverre worden psychologische en HR-experts geraadpleegd door het Transitieteam Defensie en op grond van welke criteria wordt besloten alternatieve behandelingen binnen te halen?
Het Transitieteam haalt geen alternatieve behandelingen binnen.
Vindt u dat er aan de door de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) gestelde voorwaarde om de werkzaamheden tussen het project BaseQamp en de commerciële tak van BaseQamp duidelijk te scheiden is voldaan?
Ja.
Vindt u ook dat zowel preventie als beleid bij posttraumatische stressstoornis (PTSS) en moral injury (morele verwondingen) onder veteranen grote aandacht behoeft? Wat is in de huidige praktijk het preventieve beleid binnen Defensie voor morele verwondingen onder (toekomstige) veteranen? Hoe zijn de bevindingen uit de verhalen uit het proefschrift van Tine Molendijk (2020) geïmplementeerd in het defensiebeleid?2
Bent u bereid om deze vragen voor het commissiedebat Personeel van 30 mei 2024 te beantwoorden?
Ik heb u middels mijn brief van 30 mei 2024 (referentie BS2024017897) laten weten dat ik beoogde de vragen binnen de gestelde termijn van drie weken te beantwoorden.
Aanbestedingsbureaucratie bij defensieaankopen |
|
Gijs Tuinman (BBB), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Met al die miljarden euro’s extra piept en kraakt de inkoop van legerspullen»1 en «Defensie gefrustreerd door bureaucratie: «Ik ben er klaar mee dat Nederland niks zelf kan»»?2
Ja.
Hoe reflecteert u op de huidige balans tussen aanbestedingsregelgeving en een effectief defensie-inkoopproces?
Het verwerven van goederen en diensten is onderworpen aan (Europese) aanbestedingsregelgeving, namelijk de Aanbestedingswet 2012 (AW2012) en de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied (ADV). Beide wetten bevatten uitzonderingsbepalingen en laten onverlet dat een beroep kan worden gedaan op artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) als aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan.
Er wordt nu ook gekeken in hoeverre aanpassingen nodig zijn van de nationale en Europese aanbestedingsregelgeving om te voorzien in de gereedstelling van de Krijgsmacht voor optreden in het kader van diens eerste hoofdtaak, nl. het verdedigen van het eigen grondgebied en dat van onze bondgenoten. Dat geldt in het bijzonder voor de inkoop van civiele goederen en diensten, omdat de AW2012 minder uitzonderingen heeft die geschikt zijn voor gereedstelling en ook nationale koppen bevat. De ADV bevat geen nationale koppen, voor aanpassing van de ADV zal in beginsel de Europese Richtlijn moeten worden gewijzigd.
Is er volgens u sprake van een vertragende aanbestedingsbureaucratie die de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht negatief beïnvloedt? Kunt u over uw antwoord uitweiden?
Het zo laag mogelijk houden van de administratieve lasten heeft constante aandacht. Zoals eerder toegezegd aan de leden Valstar (VVD) en Dassen (Volt)3 wordt de Kamer hier voor de zomer over geïnformeerd.
Het vinden van het goede evenwicht tussen een verantwoorde besteding van overheidsgeld, snelheid en rechtmatigheid is de opgave van Defensie bij de inkoop van het juiste product. Dit betekent ook dat we waar het gaat om de toepassing van de aanbestedingsregels scherper moeten gaan kijken naar het vinden van ruimte. We zien bij de inkoop voor Oekraïne dat daar snellere resultaten mogelijk zijn.
Tegelijkertijd blijft het hoe dan ook nodig om controleerbaar vast te leggen hoe Defensie overheidsgeld besteedt. Dit geldt ook als Defensie gebruik maakt van uitzonderingen, artikel 346 VWEU of de escalatieprocedure voor onrechtmatige inkopen.
Defensie werkt aan het vasthouden en bijstellen van dit goede evenwicht afhankelijk van het te verwerven product.
Hoe vaak wordt er gevolg gegeven aan het gebruik van Artikel 346, lid 1, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), wat in de motie Knops en Van den Bosch (Kamerstuk 34 725 X, nr. 6) en de daaropvolgende kabinetsbrief (Kamerstuk 31 125, nr. 78) is toegezegd?
Defensie doet geen uitspraken over de frequentie van het toepassen van artikel 346 lid 1 sub b VWEU, dit vanwege de bescherming van het veiligheidsbelang waar artikel 346 lid 1 sub b VWEU voor wordt toegepast.
Worden in beginsel defensieprojecten aangelopen vanuit de uitzonderingsgronden uit het VWEU of met als uitgangspunt Europees aanbesteden?
De aanbestedingsstrategie wordt per project bekeken. Er is geen standaard uitgangspunt, zodat voor elk materieelproject de meest geschikte weg kan worden bewandeld. Daarnaast beoogt Defensie het oude mantra van beste product, voor de beste prijs los te laten en laat de factor tijd en herkomst van het product – bij voorkeur Europees of Nederlands – zwaarder meewegen. Dit draagt ook bij aan de ambitie van meer standaardisatie en interoperabiliteit van systemen en materieel in Europa. Hier over is uw Kamer recent geïnformeerd4.
Kunt u zich vinden in de gedachte dat met het actuele dreigingsbeeld vaker een beroep moet worden gedaan op het landsbelang en daarmee de uitzonderingsgronden in het VWEU?
Ja, de mogelijkheid bestaat dat Defensie in de huidige geopolitieke omstandigheden meer dan voorheen een beroep op de uitzondering van artikel 346 VWEU zal doen. Dit kan als aan alle criteria voor de toepassing van dit artikel wordt voldaan. Deze afweging wordt voor elke aanschaf afzonderlijk gemaakt en vastgelegd.
Welke exacte regelgeving en procedures dragen het meeste bij aan de bureaucratie, complexiteit en administratieve last van defensieaankopen?
Defensiematerieel is vaak complex materieel. De inkoopregelgeving is maar een onderdeel van alles wat komt kijken bij de aanschaf van defensiematerieel. Daarnaast is er ook andere regelgeving die van toepassing kan zijn. Te denken valt aan gebieden zoals beveiliging en veiligheid, kwaliteit, arbo en milieu om maar een paar zaken te noemen. Het is niet aan te geven welke exacte regelgeving het meeste bijdraagt aan de complexiteit, omdat dit per aankoop kan verschillen.
Zijn er maatregelen te verwachten om de aanbestedingscomplexiteit en administratieve lastendruk voor Defensie te verlichten? Op welke termijn zijn deze maatregelen te verwachten?
Zoals eerder toegezegd aan de leden Valstar (VVD) en Dassen (Volt)5 wordt de Kamer hier voor de zomer over geïnformeerd.
Het artikel 'Optimising Dutch Air and Space Power Policy Recommendations for Defending the Netherlands and Deterring Aggression as Part of NATO' |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
Kajsa Ollongren (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Optimising Dutch Air and Space Power Policy Recommendations for Defending the Netherlands and Deterring Aggression as Part of NATO», gepubliceerd door de Royal United Services Institute (RUSI) in opdracht van het Ministerie van Defensie?1
Ja.
Bent u het eens met de bevinding dat Defensie de laatste jaren diverse rapporten heeft laten opstellen over de verschillende militaire domeinen van optreden (land, zee, cyber en nu ook lucht enspace), waarbij de conclusie iedere keer was dat Defensie te veel met te weinig middelen wil doen en er keuzes moeten worden gemaakt?
Met de Defensienota 2022 zijn belangrijke stappen gezet in het herstel en groei. In het licht van de verslechterde veiligheidssituatie waren deze investeringen noodzakelijk om aan onze grondwettelijke taken te voldoen. Maar we zijn er nog lang niet. Het versterken van de Defensieorganisatie kost tijd, mede omdat de jarenlange bezuinigingen op Defensie hun tol hebben geëist. Daarnaast zullen er altijd keuzes moeten worden gemaakt, zelfs wanneer ten minste 2% van het BBP aan Defensie wordt besteed.
Kunt u uitleggen hoe het proces bij Defensie eruitziet zodra er keuzes moeten worden gemaakt die over domeingrenzen heengaan en wat de rol van de Commandant der Strijdkrachten daarin is als kennisautoriteit militair optreden?
Defensie volgt en analyseert continu trends die zich in het veiligheidsdomein voordoen. Dit zijn onder andere geopolitieke ontwikkelingen, bedreigingen voor de Nederlandse veiligheidsbelangen en karakteristieken van de toekomstige operationele omgeving. Vervolgens wordt bepaald welke invloed deze aspecten hebben op het veiligheidslandschap en wat deze specifiek voor Defensie betekenen. Deze analyses stellen de CDS in staat om in samenwerking met DG-Beleid militaire adviezen op te stellen. Deze adviezen beogen een balans te vinden tussen de doelstellingen, de manier waarop deze gerealiseerd moeten worden en de benodigde (militaire) vermogens. Het kabinet zal deze keuzes uitwerken in een Defensienota, die uiterlijk met Prinsjesdag met de Kamer wordt gedeeld.
Ziet u de noodzaak om ook een rapport te laten opstellen dat specifiek ingaat op het operationele concept van de NAVO (Multi Domein Optreden (MDO)), de vernieuwde dreigingsscenario’s en de NAVOcapability targets en wat dat betekent voor de inrichting van de Nederlandse krijgsmacht, gelet op de diverse deelrapporten op het gebied van domeinspecifiek optreden?
In de bestaande analyses en processen waarmee doorlopend richting wordt gegeven aan de inrichting van de NLD krijgsmacht worden dreigingsscenario’s, conceptuele ontwikkelingen zoals MDO, en de ontwikkelingen rond de NAVO capaciteitendoelstellingen structureel meegenomen. De NAVO vormt immers de hoeksteen voor ons veiligheidsbeleid. Zie ook het antwoord op vraag 3. Daarbij wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de kennis en expertise van nationale en internationale kennis- en onderzoeksinstituten, waaronder TNO en Clingendael.
Voor de inzet en inrichting van de toekomstige krijgsmacht is MDO als kern van het militair optreden een uitgangspunt. De basis hiervoor is het NAVO MDO-concept, dat onder regie van het Allied Command Transition (ACT) met medewerking van alle lidstaten is ontwikkeld. De implementatie van MDO is een belangrijk speerpunt binnen de NLD krijgsmacht en wordt momenteel verder uitgewerkt door een speciaal daarvoor ingericht team onder leiding van de CDS. TNO en NLR ondersteunen hierbij middels een breed onderzoeksprogramma.
Het MDO-concept, de NAVO capaciteitendoelstellingen en andere (inter)nationale verplichtingen vormen belangrijke kaders voor de capaciteitsontwikkeling en benodigde investeringen voor een slagvaardige en toekomstbestendige krijgsmacht.
Deze thema’s zijn geborgd in bestaande (interne) processen en er is structurele samenwerking en kennisuitwisseling met internationale partners en kennis- en onderzoeksinstituten op dit gebied. Deze thema’s krijgen de nodige aandacht in bijvoorbeeld de Defensienota. Daarom acht ik het opstellen van een separaat rapport over deze thema’s momenteel niet nodig.
Kunt u reflecteren op de uitkomsten van het rapport en of die in lijn waren met eerdere resultaten van Nederlandse capaciteitsanalyses enbenchmarksop het gebied van Nederlandse air power?
Het RUSI rapport is de eerste uitgebreide analyse uitgevoerd op het Nederlandse lucht- en ruimteoptreden, gericht op de dreiging van de Russische Federatie. Echter, middels de Defensienota 2022 (Kamerstuk 36 124, nr. 1) heeft het kabinet gerichte keuzes gemaakt ter versterking van de krijgsmacht, waaronder in lucht- en raketverdediging. Ook zijn er in de voorjaarsnota extra middelen ter beschikking gesteld voor luchtverdediging en munitie en heeft Defensie haar eerste ruimtestrategie gepubliceerd. Het kabinet onderschrijft de conclusie van het RUSI rapport dat meer investeringen nodig zijn, waaronder op het gebied van voortzettingsvermogen. De verslechterde mondiale veiligheidssituatie maakt het noodzakelijk dat we doorgaan met het versterken van de krijgsmacht in de gehele breedte en diepte. Daarbij hebben 30 jaar bezuinigingen diepe sporen getrokken binnen de gehele Nederlandse defensie en dus ook in de luchtmacht. Het RUSI rapport maakt wat betreft het kabinet duidelijk dat een verdere groei naar ten minste 2% noodzakelijk is om toegerust te zijn op een mogelijk conflict.
Bent u het eens met de gevolgtrekkingen van het rapport dat Nederland om haarair power te optimaliseren keuzes moet maken, waarbij het doorbreken van de A2AD-dreiging met suppression/destruction of enemy air defences (SEAD/DEAD) de eerste prioriteit zou moet krijgen met de F-35 als zwaartepunt en dat taken zoals close air support en helikoptersteun zouden moeten wijken?
Rusland vormt de meest significante en directe bedreiging voor vrede, veiligheid en stabiliteit op het Europese continent2 Zij beschikt over een geavanceerde Anti-Acces Area Denial (A2AD) capaciteit gevormd door Integrated Air Defence System (IADS) en Electronic Warfare (EW) capaciteiten. Het huidige conflict in Oekraïne toont aan dat het creëren en behouden van luchtoverwicht van cruciaal belang is om vrijheid van handelen mogelijk te maken, om zowel het land alsook het maritieme domein vanuit de 3e dimensie een asymmetrisch voordeel te kunnen bieden. Luchtsteun vergroot de vrijheid van handelen voor zowel het land als maritieme domein. Daarvoor is een robuuste SEAD/DEAD-capaciteit nodig waarmee de NAVO in staat is om effectief de Russische A2AD-capaciteit uit te schakelen. Dit draagt bij aan de afschrikking van verdere agressie door Rusland, middels het concept van deterrence by denial. Deze capaciteit is binnen de Europese bondgenoten van de NAVO beperkt aanwezig. Mede daarom heeft Defensie besloten de SEAD/DEAD capaciteit te versterken en in de Defensienota 2022 aangekondigd te investeren in verbeterde Anti-A2AD-bewapening voor de F-35 (Kamerstuk 27 830, nr. 402), en spitst de training verder toe op deze complexe taak.
Bent u het eens met de U.S. Joint Air Power Competence Centre dat SEAD en DEAD een echtejointactiviteit is, waarbij de andere domeinen ook activiteiten zoals cyberhacks, speciale operaties en het via land aangrijpen van knooppunten en vijandelijke lucht- en raketsystemen in samenhang moeten uitvoeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe krijgt dat vorm in alle plannen en investeringstrajecten?
Ja. Het doel van SEAD/DEAD is het uitschakelen van (delen van) vijandelijke A2AD-capaciteiten om vrijheid van handelen op het slagveld te creëren en behouden en is inherent een joint activiteit. Defensie erkent dat gesynchroniseerde activiteiten vanuit zowel het lucht, land, maritieme, cyber en space-domein noodzakelijk zijn om het voornoemde doel te kunnen bereiken. Om die reden zijn voortkomend uit de Defensienota 2022 niet alleen specifieke maatregelen genomen om de SEAD/DEAD capaciteit van de Luchtmacht te verbeteren (o.a. met uitbreiding van het aantal F-35 jachtvliegtuigen en verbeterde Anti-A2AD-bewapening voor de F-35 (Kamerstuk 27 830, nr. 402)), maar ook in Deep Strike capaciteiten maritiem en land (Kamerstuk 27 830, nr. 376 en 391). Daarnaast is met de Defensienota 2022 ingezet op de versterking van Special Operations Forces (SOF), welke ook een rol kunnen spelen in operaties gericht op SEAD/DEAD. Tot slot zijn cyber en space in het doorlopende proces van krijgsmachtontwikkeling geïdentificeerd als belangrijke ontwikkelgebieden voor een toekomstbestendige inrichting van onze krijgsmacht.
Overweegt u om de resterende Nederlandse F-16»s aan te houden of modernere F-16»s te verwerven om efficiënt en effectief invulling te kunnen geven aan het ondersteunen van het grondoptreden metAir Interdiction of Close Air Support?
Nee. Op dit moment bevindt de Nederlandse Luchtmacht zich in de laatste fase van de transitie van de F-16 naar de F-35, waarbij de F-35 dit jaar de status Fully Operational Capability (FOC) bereikt en alle taken van de F-16 overneemt. Daarna bouwt de F-35 capaciteit de aankomende jaren verder op tot drie volwaardige squadrons. Gedurende de transitieperiode is het personeel (technische personeel en vliegers) stapsgewijs omgeschoold van de F-16 naar de F-35 in overeenstemming met de afbouw van de F-16 capaciteit. De Kamer wordt hierover jaarlijks geïnformeerd middels de Voortgangrapportage Project Verwerving F-35 (Kamerstuk 26 488, nr 476). Het gevolg hiervan is dat de personele capaciteit voor de F-16 vanaf 2024 onvoldoende is om de F-16 als tweede jachtvliegcapaciteit in stand te houden en in te zetten. Daarnaast wordt een deel van de resterende Nederlandse F-16’s gereed gesteld en geleverd aan Oekraïne (Kamerstuk 36 045, nr. 166 en Kamerstuk 36 045, nr. 173).
Kunt u toelichten welke implicaties de aanbevelingen van prof. Justin Bronk in het artikel hebben voor de Nederlandse Luchtmacht van de toekomst in het NAVO MDO-concept?
Het NAVO Multi Domein Optreden (MDO) concept is een conceptuele koers voor de ontwikkeling van NAVO’s manier van optreden in de toekomst. Zodanig informeert het MDO-concept het NATO Defense Planning Process (NDPP) waarin de benodigde capaciteiten om effectieve Multidomein Operaties uit te voeren vastgesteld worden en toegewezen aan de bondgenoten. De aanbevelingen van prof. Bronk met betrekking tot Europese shortfalls in het luchtdomein zijn in lijn met inzichten die NAVO hieromtrent opgedaan heeft binnen het NDPP. Een typische MDO-missieset betreft Counter Anti Access/Area Denial (C-A2/AD). De bijdrage van het luchtwapen (o.a. dat van Nederland) aan deze missieset die vraagt om geïntegreerde effecten uit alle domeinen, betreft onder andere SEAD/DEAD-missies voor F-35s (inclusief alle benodigde ondersteuning en munitie) en penetrating Intelligence Surveillance and Reconnaissance (ISR) middelen, zoals prof. Bronk benoemd.
Hoe verklaart u de harde conclusies die RUSI trekt over de inzetbaarheid van de F-35?
Zoals reeds in het antwoord op vraag 8 toegelicht heeft de Nederlandse Luchtmacht zich de afgelopen jaren ingespannen voor een succesvolle transitie naar de F-35, met het doel om dit jaar alle taken van de F-16 over te nemen. Gedurende deze periode is tegelijkertijd de inzetbaarheid van de F-16 gehandhaafd en personeel om die reden stapsgewijs omgeschoold van de F-16 naar de F-35. In combinatie met de afgelopen jaren van bezuinigingen, operationele inzetten van zowel de F-16 alsook de F-35 en uitdagingen in de beschikbaarheid van materieel en ondersteunende apparatuur, betreft dit geen gemakkelijke opgave en heeft dit zijn invloed gehad op de inzetbaarheid van de F-35. Inmiddels heeft de Nederlandse Luchtmacht verschillende maatregelen genomen om de inzetbaarheid van de F-35 te vergroten. Zo is er structureel nauw overleg met het F-35 programma en de Amerikaanse overheid om de beschikbaarheid van het voornoemde materieel en ondersteunende apparatuur te vergroten. Ook wordt onderzocht hoe met industriële partners de doorlooptijden van onderhoud kunnen worden verkleind. De Kamer is hierover geïnformeerd middels de laatste twee voortgangsrapportages project Verwerving F-35 (Kamerstukken 26 488, nr. 473 en 476). Verder zal het afstoten van de F-16 ten behoeve van Oekraïne aan het einde van dit jaar en de omscholing van het laatste deel van het personeel tevens een positieve invloed hebben op de inzetbaarheid van de F-35.
Zijn de inzichten uit het RUSI-rapport betrokken bij de A-brief «Programma doorontwikkeling F-35» (Kamerstuk 26 488, nr. 475)? Op welke wijze is dat gebeurd, en zo niet, hoe gaat u dat alsnog doen, aangezien deze brief aan de Kamer twee maanden voor het uitbrengen van het RUSI- rapport werd verzonden?
De keuze om de doorontwikkeling van de F-35 in een programmatische aanpak vorm te geven staat los van het RUSI-rapport. Deze keuze is gebaseerd op het feit dat de doorontwikkeling van dit vliegtuig niet zelfstandig door Nederland wordt uitgevoerd, maar gezamenlijk met de partnerlanden in het F-35 programma. Onder leiding van het F-35 Joint Program Office (JPO) wordt de F-35 doorontwikkeld volgens de methodiek van Continuous Capability Development and Delivery (C2D2). Deze methodiek beoogt snel in te spelen op nieuwe dreigingen en technologische ontwikkelingen. Inzichten uit het RUSI-rapport kunnen wel relevant zijn voor het stellen van prioriteiten voor air power en in de doorontwikkeling van de F-35, en zullen door Defensie worden meegenomen bij het bepalen van de Nederlandse inbreng in het internationale programma.
Wat betreft de doorontwikkeling van de F-35 raamt u 5,8 miljard euro voor de komende dertig jaar en geeft u aan taakstellend te kunnen blijven, terwijl de Amerikanen onder druk van de Amerikaanse Rekenkamer de Block 4-upgrade een losstaand programma (Major Acquisition Program) maken en er zorgen zijn over de haalbaarheid voor 2030; hoe verhoudt zich dit tot de eerdergenoemde A brief «doorontwikkeling F-35»?
De situatie in de Verenigde Staten is anders dan hier in Nederland. Het Amerikaanse F-35 JPO is leidend in het programmamanagement van de doorontwikkeling van de F-35, en binnen de genoemde C2D2 methodiek worden kleinere en grote updates ontwikkeld en geïmplementeerd. De genoemde Block 4 upgrade omvat meerdere verbeteringen en wordt nu inderdaad op advies van de Amerikaanse Rekenkamer als een subprogramma van het grotere F-35 programma aangestuurd. Daarmee komt er in de Verenigde Staten aanvullend toezicht op het verloop van deze upgrade wat zal leiden tot meer transparantie. Ook voor de informatievoorziening aan de Kamer heeft dit positieve gevolgen.
Het programma doorontwikkeling F-35 omvat echter meer dan alleen de grote Block 4 upgrade: er zijn ook diverse kleinere upgrades die uit het programma-budget worden gefinancierd, en met de voorgenomen programmatische aanpak ontstaat een completer beeld wat de doorontwikkeling van het wapensysteem op de lange termijn kost. Verder biedt een overkoepelende programma-aanpak meer flexibiliteit om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld als specifieke upgrades worden versneld of vertraagd.
Kunt u uitleggen welke afwegingen u heeft gemaakt om de breed gesteunde motie Boswijk en Van Dijk (Kamerstuk 36 410 X, nr. 76) niet uit te voeren, maar in hetzelfde tijdsbestek wel de A-brief «doorontwikkeling F-35» aan de Kamer te sturen?
De aangenomen motie van Boswijk en Van Dijk betrof de behoeftestelling voor de oprichting van een tankbataljon. Echter, aan deze motie kan Defensie op dit moment geen invulling geven omdat binnen de afspraken van het Defensiematerieelproces (DMP) het niet toegestaan is een A-brief te versturen zonder financiële dekking op de begroting. Na het opstellen van de begroting 2025, kunnen projecten aanvullend op de Defensienota 2022 worden gestart.
Defensie volgt vanwege de internationale aspecten van het programma «Doorontwikkeling F-35» niet de standaardfasering van Defensie Materieelproces (DMP, Kamerstuk 27 830, nr. 431). De brief over de doorontwikkeling van de F35 is daarom geen A-brief maar een programmabrief. De Kamer zal jaarlijks worden geïnformeerd over de voortgang en de mate waarin verplichtingen worden aangegaan. De uitgaven voor deze doorontwikkeling worden financieel gedekt vanuit het investeringsprogramma.
Onderschrijft u de visie van het RUSI-rapport dat kritisch is over de doctrinaire rol van de Nederlandse Luchtmobiele Brigade binnen het Commando Landstrijdkrachten? Waarom?
De NAVO vraagt naast zware capaciteiten ook om snel inzetbare (lichte) eenheden die over grote afstand verplaatst kunnen worden, zoals de Allied Response Force. Bij de inzet van snel inzetbare eenheden zoals de Luchtmobiele brigade (of het Korps Mariniers) wordt, zoals bij elke capaciteit, doctrinair rekening gehouden met zowel de operationele voordelen als de kwetsbaarheden. Naast verplaatsen via de lucht vergroten we daarom de inzetmogelijkheden van de brigade door ook de grondmobiliteit te verbeteren o.a. met het nieuwe luchtmobiele voertuig.
Om de impact van de bevindingen van het RUSI-rapport over de richting die Nederlandseair power op zou moeten gaan te beoordelen, is het cruciaal dat de Kamer een goed beeld heeft van hoe het luchtoptreden randvoorwaardelijk is voor met name het land of maritieme optreden; kunt u dat toelichten?
Het optreden van de krijgsmacht en het veranderende karakter van oorlogsvoering vereisen in toenemende mate gesynchroniseerde en geïntegreerde effecten uit alle domeinen. Het luchtdomein kan derhalve een versterkend effect hebben op de effecten in het land- of maritieme domein. Het luchtoptreden onderscheidt zich door de karakteristieken «hoogte», «snelheid» en «bereik». Hierdoor dragen activiteiten in het luchtdomein, naast dat deze zelfstandig kunnen bijdragen aan het behalen van strategische, operationele en tactische effecten, ook significant bij aan de versterking van effecten in zowel het land- alsook het maritieme domein. Uit recente conflicten blijkt dat het luchtoptreden, vooral in de eerste fase van een conflict, cruciaal is voor het behalen en behouden van luchtoverwicht (control of the air). Met dit luchtoverwicht neemt de vrijheid van handelen in het land- en maritieme domein sterk toe waarmee het optreden op land en op zee effectiever wordt. De huidige oorlog in Oekraïne laat zien dat het niet beschikken over luchtoverwicht aan beide kanten kan bijdragen tot een statisch conflict waarin beide partijen zeer beperkt zijn in hun vrijheid van handelen.
Vrijwel elke vorm van militair optreden begint bij een goed beeld van de omgeving. Door de bolling van het aardoppervlakte is het sensorbereik van schepen en landsystemen beperkt. Middels het uitvoeren van Intelligence, Surveillance en Reconnaissance (ISR) taken, vergoot luchtoptreden het beeld voor schepen en landoptreden. Het luchtoptreden draagt binnen het maritieme domein bijvoorbeeld bij aan het detecteren en identificeren van doelen (o.a. vijandelijke vlootverbanden of onderzeeërs), het doorgeven van doelinformatie om deze aan te grijpen of het zelf aangrijpen van dergelijke doelen middels de inzet van eigen wapens. Dit noemen we Anti Surface Warfare (ASuW) en Anti Submarine Warfare (ASW); het laatste is tevens cruciaal in de bescherming van het eigen vlootverband.
De karakteristieken «snelheid» en «bereik» maken het ook mogelijk om snel mensen, materieel en voorraden over grote afstanden te verplaatsen; ook op land of tussen land en schepen. Dit omdat personeel, materieel of voorraden snel nodig zijn voor het gevecht ter plaatste, of voor de afvoer vanaf de gevechtslocatie. Tevens draagt gewapende inzet van luchtwapensystemen direct bij aan het uitschakelen van vijandelijke eenheden op het gevechtsveld om doorbraken binnen het landdomein te bewerkstelligen of eigen landeenheden te beschermen tegen aanvallen van vijandelijke eenheden. Ten slotte wordt het luchtdomein ook breed gebuikt door (onbemenste) middelen van zowel maritieme als landsystemen. Een luchtruim waarvan vrij gebruik gemaakt kan worden moet bevochten worden en continu bevochten blijven om te behouden. Dus met (tijdelijk en plaatselijk) luchtoverwicht wordt en blijft de 3e dimensie een essentieel domein voor alle overige domeinen.
Kunt u conceptueel uitleggen hoe deair-component de randvoorwaardelijk taken uit dient te voeren en welke Nederlandse luchtcapaciteiten daar cruciaal en van minder belang voor zijn?
De Nederlandse luchtmacht beschikt over verschillende luchtwapensystemen die, de in de beantwoording van vraag 15 benoemde taken, kunnen uitvoeren. De meeste luchtwapensystemen kunnen één of meerdere van deze taken uitvoeren. Verschillen zijn te onderscheiden door o.a. afstanden, gewicht dat deze systemen mee kunnen nemen, mate van bescherming tegen aanwezige dreigingen en specifieke bewapening om doelen aan te grijpen in het land- of maritieme domein. Al deze luchtwapensystemen zijn cruciaal voor de ondersteuning van het land- en maritieme optreden; een aantal maken geïntegreerd deel uit van het operationele concept van een vlootverband of van Air Maneuver binnen het landdomein.
Over de aanschaf van vier extra MQ-9 Reapers heeft het lid Tuinman eerder al schriftelijke vragen gesteld en in dit RUSI-rapport komt wederom een kritisch geluid over deze aanschaf in het kader van de huidige gebezigde NAVO-scenario’s, dat leidt tot de vraag of u het advies om de vier extra toestellen te annuleren overneemt en zo nee, waarom niet?
Zoals opgenomen in de beantwoording van de eerdere schriftelijke vragen van het lid Tuinman (Kamerstuk ah-tk-20232024, nr. 911) blijft de MQ-9 onderdeel van de krijgsmacht welke meer en meer zal bestaan uit onbemenste systemen. Defensie beschikt met uiteindelijk acht MQ-9 toestellen over een Airborne Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR) capaciteit die in staat is gelijktijdig op twee assen, boven land en boven zee, hoogwaardige informatie te verzamelen. Het uitbreiden en versterken van de huidige MQ-9 Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial System (MALE UAS) capaciteit draagt bij aan het vermogen van Defensie om Informatie Gestuurd Optreden mogelijk te maken en geeft invulling aan het door Nederland geaccepteerde NAVO Air capability target ten aanzien van Joint ISR-capaciteit. Zo draagt de MQ-9 momenteel bij aan Air Shielding operaties aan de NAVO Oostflank. Door langs de grens van het NAVO-grondgebied en over internationale wateren te vliegen, verzamelt de MQ-9 inlichtingen die bijdragen aan het opbouwen van een accuraat situationeel beeld.
Deelt u de mening van het RUSI-rapport dat lucht- en raketverdediging in eerste aanleg bij de hoogste NAVO-commandant moet worden neergelegd, gezien het feit dat Nederland naast NAVO artikel 5, de bondgenootschappelijke verdediging, ook een verantwoordelijkheid in NAVO artikel 3,resilienceheeft?
De NAVO heeft een geïntegreerde lucht- en raketverdediging (Integrated Air and Missile Defence, IAMD) om het NAVO-verdragsgebied te beschermen tegen luchtdreigingen. Daarbij werken bondgenoten nauw samen om hun nationale luchtverdedigingssystemen geïntegreerd te laten optreden. Omdat luchtverdedigingscapaciteiten hoog technologisch en kostbaar zijn, en daarom relatief schaars, moeten keuzes worden gemaakt in te verdedigen locaties. Met het oog op deze keuzes bepalen bondgenoten in overleg met de NAVO welke luchtverdedigingscapaciteiten zij beschikbaar kunnen stellen aan de NAVO. De NAVO bepaalt vervolgens waar en hoe deze capaciteiten zo optimaal mogelijk worden ingezet. Daarbij speelt mee of het bondgenootschap zich in vredes-, crisis- of conflicttijd bevindt, omdat SACEUR verschillende bevoegdheden heeft in de verschillende fasen. In geval van een crisis of conflict kan besloten worden om SACEUR meer bevoegdheden te geven. Het is belangrijk dat NAVO’s luchtverdedigingscapaciteiten aansluiten op deze NAVO-systematiek. Nederland kiest er voor te investeren in schaarse luchtverdedigingsmiddelen.
Hoe komt het dat grondgebonden lucht- en raketverdediging in Nederland onderdeel uitmaakt van de Landmacht, maar qua optreden onder de Luchtmacht wordt geschaard?
In 2011 heeft Defensie er met de oprichting van het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigings Commando (DGLC) voor gekozen om alle grondgebonden luchtverdedigingseenheden onder te brengen in één eenheid, onder Single Service Management van het Commando Landstrijdkrachten. De eenheid is gevuld met landmacht, luchtmacht en marine personeel. Dit is een bedrijfsvoeringskeuze.
Verschillende landen doen dit op een andere manier. Zo zijn bijvoorbeeld Amerikaanse PATRIOT-eenheden ingedeeld bij de landmacht en Duitse PATRIOT-eenheden bij de luchtmacht. Beide zijn even effectief en kunnen bij inzet zowel landmacht- als luchtmachteenheden, objecten en gebieden beschermen volgens de eisen en procedures die NAVO voorschrijft.
Onderschrijft u de conclusie van een ander RUSI-artikel «Requirements for the Command and Control of the UK’s Ground-Based Air Defence», dat specifiek ingaat op hoe grondgebonden luchtverdedigingssystemen (sensor, shooter en C2) dieper en beter moeten worden geïntegreerd in het gemeenschappelijk optreden? In hoeverre bent u daarover in gesprek met de Landmacht?2
Defensie onderschrijft de dreigingsontwikkeling en de daaruit voortvloeiende operationele noodzaak voor meer integratie van systeemcomponenten in de grondgebonden luchtverdedigingsketen. De uitdagingen die het artikel beschrijft zijn ook herkenbaar. Defensie probeert waar mogelijk belemmeringen vanuit de industrie voor meer integratie te doorbreken, bijvoorbeeld door initiatieven hiervoor binnen de NAVO en de Europese Defensie-industrie te steunen en door specifieke eisen op te nemen in materieelprojecten. Een voorbeeld daarvan is de integratie van de Nederlandse Multi Missie Radar in het NASAMS-wapensysteem.
Doctrine ontwikkeling en behoeftestellingen van grondgebonden luchtverdedigingssystemen vindt plaats onder regie van de Landmacht via het Joint Kenniscentrum Grondgebonden Lucht- en Raketverdediging, in nauwe samenwerking met de warfare centers van Landmacht, Luchtmacht en Marine. De ontwikkelingen binnen de NAVO in het algemeen en bij onze strategische partners in het bijzonder worden hierbij nauwlettend gevolgd.
Klopt het dat de MQ-9 Reapers nog steeds niet volwaardig kunnen trainen in verband met AVG-wetgeving? Hoe zit dat voor de F-35, NH-90 en satellietcapaciteit?
De Commissie Brouwer heeft geconcludeerd dat de krijgsmacht klem zit tussen bestaande kaders en nieuwe dreigingen en dat dit vraagt om aanpassing van de bestaande kaders. Zonder grondslag is het verwerken van persoonsgegevens – onvermijdelijk in de informatieomgeving – niet rechtmatig. Onder coördinatie van de CIO is een informatiegestuurd optreden (IGO) wasstraat ingericht werkende oplossingen te ontwikkelen voor de ontwikkeling van IGO. Dit betreft zowel het optimaliseren binnen huidige kaders als structurele oplossingen in wet- en regelgeving. Op dit moment wordt onderzocht of, bijvoorbeeld in een Wet op de Gereedstelling, een grondslag kan worden gecreëerd met voldoende waarborgen voor privacy.
Wat is de reden om juist voor het Nederlandseair power rapport een buitenlandse denktank te selecteren, gezien het feit dat de overige domeinrapporten over het algemeen door The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS) zijn uitgevoerd?
De keuze voor het Royal United Services Institute (RUSI) is gebaseerd op selectiecriteria in het reguliere aanbestedingsproces van Defensie.
Vindt u een eigenstandige Nederlandse kennis- en onderzoekpositie op het gebied van militaire expertise cruciaal in de veranderende tijden van nu? Vindt u de huidige kennis en expertise op het gebied van de militaire domeinen in het kennis-ecosysteem voldoende of moet Nederland daar specifiek in gaan investeren?
Een Nederlandse Defensie-specifieke kennisbasis is cruciaal. Deze wordt primair opgebouwd bij de strategische kennispartners TNO, NLR en Marin. Andere nationale en internationale onderzoeksinstituten voeren ook onderzoek uit voor Defensie, waaronder HCSS en Clingendael. Het kabinet hecht waarde aan het verder opbouwen van de kennisbasis met betrekking tot alle militaire domeinen.
Het artikel 'Defensie stuurt special forces voor hun gezondheid op cursus sjamanistisch ademhalen' |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Defensie stuurt special forces voor hun gezondheid op cursus sjamanistisch ademhalen»?1
Ja.
Welke behoefte vulde het programma BaseQamp in voor medewerkers en veteranen van het Ministerie van Defensie?
De insteek van de pilot BaseQamp was om de deelnemers handvatten te bieden op het gebied van persoonlijke effectiviteit, leiderschap en duurzame inzetbaarheid, middels diverse methoden zoals ademhalingstechnieken, cold exposure, meditatie et cetera. Het betrof een aanbodgerichte pilot waarvoor actief-dienende militairen zich vrijwillig konden aanmelden.
Kunt u de doelstellingen formuleren om BaseQamp te faciliteren en van subsidie te voorzien met de bijbehorende (beleids)documenten, waaronder de subsidieaanvraag en afhandeling?
BaseQamp werd door Defensie gedefinieerd als een sociaal-innovatief project op het gebied van persoonlijke effectiviteit, leiderschap en duurzame inzetbaarheid en is als dusdanig gefaciliteerd. Het Transitieteam was destijds het platform binnen Defensie waar deze initiatieven konden ontstaan.
Voor de pilot is een subsidie aangevraagd en verkregen bij de stichting Arbeidsmarkt en Scholingsfonds Defensie (ASD). Deze stichting heeft tot doel het verstrekken van subsidies voor projecten die bijdragen aan duurzaam en gezond werken. De subsidie is uiteindelijk niet gebruikt omdat de pilot toen al was gepauzeerd en later is stopgezet.
Welke overwegingen liggen er achter het besluit om BaseQamp tot nader order te pauzeren?
De Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG) heeft in de loop van 2023 uit verschillende hoeken signalen ontvangen met zorgen over BaseQamp. Deze signalen betroffen onder meer het gebrek aan begeleiding en nazorg van de militair, de inbedding van de pilot binnen Defensie en de ontbrekende relatie met de militaire gezondheidszorg. De IMG is op basis daarvan in juli 2023 een inventariserend onderzoek gestart. De tussenrapportage van dit inventariserend onderzoek is op 26 oktober 2023 voorgelegd aan de plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten (pCDS). De pCDS heeft naar aanleiding daarvan op diezelfde dag besloten de pilot BaseQamp te pauzeren totdat nadere onderzoeken zouden zijn afgerond.
De IMG heeft vervolgens nader onderzoek gedaan met als centrale vraag «Is de zorg voor gezondheid van defensiepersoneel voldoende geborgd binnen BaseQamp?». Het onderzoeksrapport is op 14 mei 2024 aangeboden aan de pCDS.
Ook de Inspectie Veiligheid Defensie (IVD) heeft onderzoek verricht naar BaseQamp. De centrale vraag luidde «Welke lessen kunnen op basis van de casus BaseQamp voor Defensie als werkgever worden geïdentificeerd om de veiligheid van soortgelijke processen van sociale innovatie te versterken?». Die rapportage is eveneens op 14 mei 2024 aangeboden aan de pCDS.
De pCDS heeft op 5 juni 2024 besloten de pilot BaseQamp definitief te stoppen. Hiervoor had hij de volgende argumenten: de pilot zou eigenlijk al eind 2023 stoppen; de adviezen van zowel de IMG als IVD waren niet snel te implementeren in de pilot; de naam «BaseQamp» is aangetast door de berichtgeving.
Zijn er vergelijkbare programma’s zoals BaseQamp op dit moment in gebruik, gepauzeerd of in opstart? Zo ja, wilt u die benoemen met een korte beschrijving?
Er zijn bij Defensie geen met BaseQamp vergelijkbare pilots bekend die zijn opgestart, gepauzeerd, of beëindigd.
Op welke wijze is BaseQamp door Defensie gefinancierd en kunt u daarbij ingaan op de rol die het «transitieteam» daarin heeft gespeeld?
Het Transitieteam Defensie heeft de pilot BaseQamp gefinancierd.
Hoe past BaseQamp in de grotere HR-transitie van Defensie?
De HR-transitie (thans: programma HR-vernieuwing) omvat de groei naar een nieuw personeelsmodel voor in-, door- en uitstroom, opleiding en ontwikkeling van militair en burgerpersoneel van Defensie en een nieuw beloningsmodel dat hierbij past. Formeel maakt BaseQamp geen deel uit van het programma HR-vernieuwing. Echter, het aanbieden van meerdere mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling past wel binnen het gedachtegoed van de HR-vernieuwing.
In het artikel komt naar voren dat BaseQamp wel degelijk een behoefte invult voor actief dienende militairen en veteranen naast de staande therapieën, behandelingen en initiatieven; onderschrijft u die behoefte en hoe denkt u daar als werkgever een rol in te kunnen spelen?
BaseQamp is geen therapie of behandeling maar een project op het gebied van persoonlijke effectiviteit, leiderschap en duurzame inzetbaarheid. Als dusdanig is het geen alternatieve vorm van zorg.
Defensie onderkent de behoefte aan alternatieve vormen van zorg, naast de reguliere curatieve. Defensie stelt zich daarbij op het standpunt dat te allen tijde aan alle veiligheids- en kwaliteitseisen moet worden voldaan. Defensie biedt geen alternatieve vormen van zorg aan.
De militaire ziektekostenverzekeraar SZVK vergoedt wel alternatieve zorg aan zijn deelnemers. Alternatieve zorg wordt door de SZVK gedefinieerd als «behandelingen en (telefonische) consulten die vallen onder de volgende stromingen: acupunctuur en andere oosterse geneeswijzen, homeopathie, antroposofische alternatieve geneeswijzen, natuurgeneeswijzen, alternatieve bewegingstherapieën en psychosociale zorg». Voor alternatieve zorg is geen verwijskaart nodig van de Militair Geneeskundige Dienst (MGD); wel dient de alternatieve zorg te worden verleend door een door de SZVK aangewezen zorgaanbieder.
In hoeverre heeft de lange wachtlijst voor veteranenzorg en psychische zorg voor trauma’s te maken met de populariteit en de behoefte van militairen en postactieven om aan psychisch herstel en weerbaarheid te werken?
De wachttijden in de militaire geestelijke gezondheidszorg (MGGZ) komen inmiddels meer dan voorheen overeen met de (lange) civiele wachttijden voor de geestelijke gezondheidszorg. Er is echter geen waarneming dat deze lange(-re) wachttijden aanleiding zijn voor het zoeken naar alternatieve vormen van zorg.
Waarom geeft Defensie geregeld ruimte en podium aan coaches en trainers uit het alternatieve circuit, wat goed zichtbaar is op de activiteitenkalender op de intranetpagina van Defensie?
Defensie vindt dat voor militair optreden een gezonde geest in een gezond lichaam essentieel is. Op beide aspecten (fysieke en mentale gezondheid) wordt door Defensie ingezet. Dit kan binnen het kader van de militaire gezondheidszorg, maar ook via gezondheidshulpinitiatieven en welzijnsactiviteiten.
Kunt u de evaluatieresultaten toelichten met betrekking tot programma’s, trainingen en workshops uit het alternatieve circuit die Defensie faciliteert?
Gezondheidshulpinitiatieven en welzijnsactiviteiten vanuit het programma Duurzaam Gezond Inzetbaar (DGI) worden geëvalueerd. Zie verder het antwoord op vraag 13.
Kunt u aangeven op welke wijze Duurzaam Gezond Inzetbaar (DGI) betrokken is bij BaseQamp?
Duurzaam Gezond Inzetbaar (DGI) is niet inhoudelijk betrokken bij de pilot BaseQamp, maar is wel betrokken geweest bij de evaluatie ervan.
Welke resultaten boekt het team Duurzaam Gezond Inzetbaar, dat de militair en burger helpt om op een duurzame en gezonde manier inzetbaar te blijven, en op welke wijze evalueert u dit programma?
DGI biedt bewezen effectieve informatie en interventies aan. De interventies van DGI worden wetenschappelijk geëvalueerd en de resultaten ervan worden gerapporteerd, waar mogelijk in wetenschappelijke peer-reviewed journals.
De workshops die DGI aanbiedt, worden continu geëvalueerd en verbeterd op basis van ervaringen van deelnemers en voortschrijdend inzicht van trainers en het kernteam DGI.
De resultaten worden onder meer bijgehouden in jaaroverzichten die DGI sinds 2021 publiceert.
Vindt u het bezwaarlijk dat BaseQamp en vergelijkbare programma’s gebruikmaken van ervaringsdeskundigen, veelal zonder accreditaties en wetenschappelijke onderbouwing?
Nee. Het gebruik van ervaringsdeskundigen wordt door Defensie zeer gewaardeerd. Het spreekt echter voor zich dat altijd aan wettelijke eisen betreffende veiligheid en kwaliteit moet worden voldaan.
Welke rol moeten ervaringsdeskundigen in de militaire wereld volgens u binnen Defensie vervullen om te voldoen aan een prettige en effectieve werksfeer?
Op deze vraag kan ik geen eenduidig antwoord geven. Defensie neemt de ervaringen van haar personeel zeer serieus; de ervaringen worden om die reden meegenomen op velerlei terreinen binnen de organisatie.
Bent u niet bang dat vernieuwing en innovatie vanaf de werkvloer een knauw heeft gekregen aangezien BaseQamp nu op non-actief staat, gezien het feit dat BaseQamp staat voor vernieuwing en innovatie vanaf de werkvloer en een daadwerkelijke behoefte invult, gezien de populariteit en de rol die het vervulde in de HR-transitie?
Nee.
Welke ervaringen met soortgelijke initiatieven als BaseQamp ziet u bij andere krijgsmachten binnen bijvoorbeeld de NAVO?
Defensie beschikt momenteel niet over een inventarisatie op soortgelijke initiatieven bij andere krijgsmachten.
Waarom heeft u gekozen voor de financiering van BaseQamp binnen de HR-transitie en het transitieteam en niet via de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg?
BaseQamp is gefinancierd door het Transitieteam. Voor de pilot is een subsidie aangevraagd en verkregen bij de stichting Arbeidsmarkt en Scholingsfonds Defensie (ASD), maar deze is uiteindelijk niet meer gebruikt omdat de pilot BaseQamp toen al was gepauzeerd (en inmiddels is gestopt). BaseQamp is niet gefinancierd vanuit de HR-Transitie of vanuit de Militair Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ), omdat BaseQamp geen behandeling of therapie is.
Kunt u uitleggen op welke wijze BaseQamp en aanverwante initiatieven passen in de zorgplicht voor veteranen, voortkomend uit de Nederlandse Veteranenwet?
BaseQamp is geen behandelmethode en past niet binnen de vormen van zorg die Defensie inzet in het kader van zorgplicht voor veteranen. Per aanverwant initiatief wordt hier apart een besluit over genomen.
Doet de Inspectie Militaire Gezondheidszorg onderzoek naar BaseQamp of de inzet van ervaringsdeskundigen bij revalidatie, psychische- of traumagerelateerde zorg of initiatieven voor actief dienende militairen, postactieven en veteranen? Zo ja, wat zijn de signalen die ze onderzoeken?
Voor het antwoord op de vraag of de Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG) onderzoek heeft gedaan naar de pilot BaseQamp, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
De IMG doet geen onderzoek naar zorg voor post-actieve militairen (inclusief post-actieve veteranen) omdat die buiten de militaire gezondheidszorg valt.
In het toezichtdomein gezondheidsbescherming houdt de IMG naast toezicht op de militaire gezondheidszorg ook toezicht op gezondheidshulpinitiatieven die niet zijn ingebed binnen de Defensie Gezondheidszorg Organisatie (DGO). De IMG hecht er grote waarde aan dat deelnemende defensiemedewerkers erop kunnen vertrouwen dat de initiatieven voldoen aan de kwaliteitscriteria die Defensie stelt en dat Defensie voldoet aan haar werkgeversverantwoordelijkheid: het borgen van een gezonde omgeving voor haar medewerkers.
Kan de Kamer voor het notaoverleg Veteranen inzage krijgen in deze uitkomsten?
Zie vraag 4.
Kunt u de vragen een voor een beantwoorden en de week voor het notaoverleg Veteranen op 24 juni 2024 naar de Kamer sturen?
Ja.
Het bericht 'Poland's capital Warsaw earmarks $30 million for bomb shelters and other security' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Poland's capital Warsaw earmarks $ 30 million for bomb shelters and other security»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Ziet u ook de noodzaak om op de meest negatieve scenario’s voorbereid te zijn, kijkend naar de huidige geopolitieke context?
De overheid bereidt zich voor op verschillende soorten dreigingen, waarbij verschillende scenario’s worden uitgedacht. Landelijke crisisplannen geven invulling aan de voorbereidingen op deze dreigingen, dit middels continu geactualiseerd en aangevulde scenario’s. Specifiek in relatie tot militaire en hybride dreiging is het belang van voorbereiding op een potentieel conflict de laatste jaren gegroeid.
De Ministeries van Defensie en Justitie en Veiligheid werken nauw samen in de aanpak om maatschappelijke weerbaarheid en de militaire paraatheid tegen een statelijke dreiging te verhogen. Er is al een goede basis om op voort te bouwen: onder coördinatie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt nu al intensief gewerkt aan onder meer de bescherming van de Nederlandse vitale infrastructuur, cyberveiligheid, economische veiligheid, crisispreparatie in het kader van militaire dreigingen en de uitwerking van de NAVO weerbaarheidsdoelstellingen. Daarnaast werkt Defensie intensief aan het verhogen van de gereedheid van de krijgsmacht. De Minister van Defensie heeft, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, een Kamerbrief toegezegd over de maatschappelijke weerbaarheid in relatie tot militaire dreiging. Hiermee wordt de Kamer na de zomer geïnformeerd over de opgaven en doelstellingen voor de komende periode.
Welke rol kunnen schuilkelders spelen bij een eventueel conflict waarbij Nederland betrokken is?
Het is, en was, de verantwoordelijkheid van de gemeente om te beslissen of zij al dan niet een openbare schuilgelegenheid aanbiedt. Tot 1990 had het Rijk een stimulerende en ondersteunende rol ten aanzien van de openbare schuilgelegenheden.
In 1990 heeft het toenmalige kabinet besloten de rol van openbare schuilgelegenheden bij de bescherming van de bevolking te beëindigen. Daarmee beëindigde het Rijk ook zijn stimulerende en ondersteunende rol. Dit besluit is nog steeds van kracht. Op dit moment spelen schuilkelders daarom geen rol bij een eventueel conflict waarbij Nederland betrokken is.
Wat is het aantal schuilkelders in Nederland? Zijn deze evenredig over het land verdeeld? Zijn er gebieden in Nederland met een tekort aan schuilkelders?
Het Rijk heeft tot 1988 de bouw en het onderhoud van openbare schuilgelegenheden gestimuleerd en ondersteund door het op verzoek van
gemeenten investeren in de nieuwbouw en het geven van bijdragen voor het beheer en onderhoud. In haar brief van 18 juli 1988 aan de Tweede Kamer2 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken aangekondigd de investering in nieuwe openbare schuilgelegenheden stop te zetten.
In het eindrapport Reorganisatie rampenbestrijding3 kondigde de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken tevens aan dat de bijdragen voor het onderhoud werden stopgezet. Hiermee besloot het toenmalige kabinet feitelijk de rol van openbare schuilgelegenheden bij de bescherming van de bevolking te beëindigen.
In 1990 werd de gemeenten de mogelijkheid geboden om eenmalig op kosten van het Rijk de bestaande openbare schuilgelegenheden te preserveren.
Onder dit preserveren wordt verstaan het eenmalig treffen van voorzieningen aan de werktuigkundige installaties, zoals de luchtzuiverings-, nooddrinkwater- en noodstroominstallaties, in de openbare schuilgelegenheid teneinde deze installaties gedurende enkele jaren (vijf à tien jaar) in een zekere basisconditie te houden. Hierdoor zou het mogelijk zijn de installaties in die periode (tot maximaal vijf à tien jaar) weer operationeel te maken.
In 1990 waren er in Nederland circa 100 kleinere en 72 grotere openbare schuilgelegenheden, die aan een klein deel van de bevolking bescherming konden bieden (in totaal aan minder dan een half miljoen mensen). Van de 72 grotere openbare schuilgelegenheden werden er in 1990 op verzoek van de gemeenten 62 geheel of gedeeltelijk gepreserveerd of nam de gemeente het onderhoud over. Tien openbare schuilgelegenheden werden direct afgestoten. De huidige stand van zaken ten aanzien van de openbare schuilgelegenheden is niet bekend.
In hoeverre zijn oude schuilkelders uit de Koude Oorlog voldoende onderhouden?
Zie antwoord vraag 4.
Wat zouden de kosten zijn van het opknappen van schuilkelders uit de Koude Oorlog? Wat zijn de kosten van de bouw van nieuwe schuilkelders?
De staat en de bruikbaarheid van eventueel nog bestaande openbare schuilgelegenheden en de kosten voor het eventueel opknappen daarvan zijn mij niet bekend. Ook zijn voornemens en kosten voor de bouw van nieuwe openbare schuilgelenheden mij niet bekend.
In 1990 heeft het kabinet immers besloten de rol van openbare schuilgelegenheden bij de bescherming van de bevolking te beëindigen, en dit besluit is nog steeds van kracht.
Zijn er vergelijkbare plannen in Nederland voor de bouw van nieuwe schuilkelders? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Zijn er, buiten Polen, andere Europese landen die extra schuilkelders bouwen?
Dit is mij niet bekend.
De mogelijkheden voor aanvullende leveringen van luchtafweersystemen aan Oekraïne |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat tijdens het debat over de Buitengewone Europese Top op 16 april door meerdere Kamerleden werd opgeroepen de maximale pijngrens op te zoeken als het gaat om het leveren van meer Patriot-systemen aan Oekraïne?
Ja.
Op welke wijze zal Nederland gebruikmaken van de ruimte die door NAVO-chef Stoltenberg wordt geboden waardoor landen tijdelijk onder de NAVO-ondergrenzen voor de wapenvoorraden mogen komen?1
Nederland heeft het voortouw genomen om een internationale coalitie bijeen te brengen voor de levering van aanvullende Patriot capaciteit aan Oekraïne. Inmiddels zijn de benodigde onderdelen voor een volledig Patriotsysteem verzameld. Nederland stelt zelf drie lanceerinstallaties en een radar beschikbaar, de overige benodigde kerncomponenten worden door een bondgenoot geleverd. De uitspraken van SG NAVO onderstreept de urgente Oekraïense behoefte aan luchtverdedigingssystemen en munitie en de prioriteit die steun aan Oekraïne heeft: «Ik heb duidelijk aangegeven dat, als het niet behalen van de capaciteitsdoelstellingen de enige manier is om Oekraïne te ondersteunen, dit het juiste is om te doen. [..] Dit onderstreept het belang van verhoging van productie omdat de voorraden ook weer aangevuld moeten worden.»2. Ik beaam de boodschap van de SG NAVO en benadruk dat het essentieel is om op korte termijn de aanvulling van voorraden verder te intensiveren.
Verder draagt Nederland € 150 miljoen bij aan het Duitse Immediate Action on Air Defense initiatief en € 60 miljoen ten behoeve van korte afstand luchtverdediging. Nederland heeft eerder twee Patriot-lanceerinrichtingen geleverd. Ook heeft Nederland verschillende type raketten, mobiele luchtdoelkanonnen, Stingerraketten en radars geleverd. Via de levering van F-16’s, als co-lead van de Air Force Capabilty Coalition, en als lid van de Integrated Air and Missile Defence (IAMD) Capability Coalition draagt Nederland bij aan de ontwikkeling van de huidige en toekomstige Oekraïense geïntegreerde luchtverdediging. Nederland spoort bondgenoten en internationale partners actief aan dit ook te doen.
De situatie in Oekraïne laat duidelijk het belang van een sterke Europese luchtverdediging en defensie industrie zien. Daarom onderzoekt Nederland hoe meer militaire goederen in Nederland en Europa geproduceerd kunnen worden. Conform de oproep van de SG NAVO zet Nederland zich actief in voor de uitbreiding van de bestaande productiecapaciteit van onder andere Patriot-raketten. Deze inzet is in lijn met de motie van het Lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878 van 18 april 2024). Zo heeft Nederland bijgedragen aan het tot stand komen van de vraagbundeling en Europese productie van Patriot-raketten.
Bent u bereid opnieuw te bezien wat we zo spoedig mogelijk aan Patriot-systemen kunnen leveren aan Oekraïne, nu deze ruimte om onder de NAVO-ondergrenzen voor de wapenvoorraden te komen is geboden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid zich in te zetten voor meer gezamenlijke oefeningen binnen de NAVO, zodat daarmee wellicht ook veel meer capaciteiten vrijgespeeld kunnen worden?
De Nederlandse krijgsmacht oefent reeds veelvuldig gezamenlijk in NAVO-verband. Het kabinet blijft zich hiervoor inzetten. Dit heeft tot op heden niet geleid tot het vrijspelen van capaciteiten.