De voortgang van het dienjaar |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Hoe staat het met de opschaling van het dienjaar bij Defensie? Ligt alles op schema om in 2024 met 625 deelnemers aan de slag te gaan?
De opschaling van het dienjaar ligt op schema. In 2023 is het dienjaar van start gegaan met 132 dienjaarmilitairen. De eerste lichting van 2024 bestaat uit circa 190 mensen. De verwachting is dat de doelstelling van 625 deelnemers in 2024, verspreid over drie lichtingen, zal worden behaald.
Is het primaire doel van het dienjaar het structureel ophogen van de vulling van militaire functies doordat deelnemers vaker kiezen voor een carrière bij Defensie? Zo nee, zou dit niet het doel moeten zijn?
Ja, in de Kamerbrief Dienjaar Defensie van 1 november 2022 (Kamerstuk, 36 200 X, nr. 16) wordt de verhoging van de instroom in de krijgsmacht en de directe bijdrage aan de personele gereedheid als belangrijke doelstelling van het dienjaar genoemd. De verwachting is dat een substantieel aantal deelnemers na het dienjaar kiest voor een carrière bij Defensie, als beroepsmilitair, reservist of burger, en zo bijdraagt aan de verhoging van de personele gereedheid.
Waarom is gekozen voor een doel van 1.000 deelnemers in 2025? Is dat niet te beperkt om de vullingspercentages van de militaire functies snel en substantieel te verhogen? Hoe verdeelt u de 1.000 deelnemers over verschillende krijgsmachtonderdelen?
Bij de vaststelling van het doel van 1.000 deelnemers in 2025 is rekening gehouden met het absorptievermogen van de verschillende krijgsmachtdelen. Gelet op het animo voor het dienjaar onderzoekt Defensie de mogelijkheden om sneller op te schalen.
Gedurende de eerste lichtingen zal ongeveer de helft van de dienjaarmilitairen bij de Landmacht worden ingezet en de rest worden verdeeld over de andere krijgsmachtdelen.
Heeft u al onderzocht wat noodzakelijke aantallen deelnemers zijn voor het dienjaar om daarmee binnen 5 jaar de vullingspercentages van militaire functies naar het gewenste niveau te krijgen? Wat is dit gewenste niveau indien het niet 100% is? Als dit niet onderzocht is, zou u dit niet moeten onderzoeken en gaat u dit nu doen?
Voor het op sterkte krijgen van de krijgsmacht is vanaf 2028 een instroom van 3.000 à 4.000 dienjaarmilitairen per jaar nodig, naast de reguliere instroom van 4.500 beroepsmilitairen per jaar. Daarnaast zet Defensie actief in op meer samenwerking met overheden en het bedrijfsleven om te kunnen beschikken over noodzakelijke capaciteiten bij dreigingssituaties. Onze veiligheid is niet alleen een verantwoordelijkheid van Defensie, maar van de gehele samenleving. Ten slotte wordt de reservisten-capaciteit verder versterkt. Het resultaat van deze inspanningen is een schaalbare krijgsmacht waarbij Defensie in crisistijd kan beschikken over capaciteiten die buiten crisistijd niet voortdurend benodigd zijn.
Hoe krijgt u het dienjaar onder de aandacht van de te bereiken doelgroep? Heeft u al gekeken naar de optie een verplichte enquête te koppelen aan de dienstplichtbrief? Zo nee, bent u bereid deze optie uit te werken?
Het dienjaar wordt onder meer via sociale media onder de aandacht gebracht bij jongeren. Het dienjaar moet gezien worden als een zinvolle en waardevolle invulling van bijvoorbeeld een tussenjaar.
Mede als gevolg van mijn werkbezoek aan Zweden heb ik opdracht gegeven in kaart te brengen hoe een verplichte enquête voor alle 17-jarigen in Nederland vorm zou kunnen krijgen. Met zo’n enquête wordt jongeren gevraagd na te denken over de vraag of ze een vrijwillige bijdrage willen leveren aan de krijgsmacht. Hoewel het aan een nieuw Kabinet is om hierin verdere keuzes te maken, worden verschillende mogelijkheden hiervoor alvast verkend.
Hoe ziet de selectie en/of keuring van deelnemers aan het dienjaar eruit in 2024? Ziet u daar nog ruimte voor verbetering?
De dienjaarmilitairen worden regulier gekeurd als militair. Er wordt gewerkt aan een andere inrichting van het selectie- en keuringsproces die beter aansluit bij de doelgroep van het dienjaar.
Bent u in contact met uw collega’s in Scandinavië over hun varianten van het dienjaar en wat we van hen kunnen leren op dit vlak? Ziet u dat in deze landen de vulgraad van militaire functies hoger is doordat men een variant op het dienjaar heeft? Wat doen ze daar goed waar wij nu van kunnen leren? Hoe zorgen zij voor een permanente binding met de krijgsmacht in hun programma?
In mei vorig jaar heb ik een bezoek gebracht aan mijn Zweedse ambtgenoot en uitvoerig gesproken over het Zweedse dienstplichtmodel. Elk jaar ontvangen ruim 100.000 Zweedse 18-jarigen een verplichte vragenlijst. Op grond van de ingevulde vragenlijsten worden circa 25.000 jongeren opgeroepen voor selectie en keuring. Circa 40% van de jongeren blijkt geschikt om de militaire dienstplicht te vervullen. De selectie van dienstplichtigen vindt plaats op grond van competenties, motivatie en cijferlijst middelbare school. Uiteindelijk worden 6.000 jongeren per jaar opgeroepen voor de militaire dienstplicht. In Zweden is nog discussie over de haalbaarheid van het verder opschalen naar 10.000 jongeren per jaar. Er is nu nog sprake van onvoldoende instructeurs voor dienstplichtigen, problemen met de levering van kleding en persoonsgebonden uitrusting, en onvoldoende legering en oefenterreinen.
De interesse onder Zweedse dienstplichtigen om door te stromen binnen de krijgsmacht na voltooiing van de dienstplicht is 50%: voltijds beroepsmilitair niet zijnde officier (27%), reservist/deeltijd (10%), home guard (4%), officier (3%), reserveofficier (2%), burger (2%). Na voltooiing van de dienstplicht beveelt 82% de dienstplicht aan bij vrienden en/of familie.
Hoe bent u voornemens de opleidingscapaciteit de komende jaren te vergroten om meer deelnemers aan het dienjaar te faciliteren?
De krijgsmacht versterkt de opleidingscapaciteit en innoveert opleidings- en trainingsconcepten vanwege de toename van de instroom van dienjaarmilitairen. Daarbij moet rekening worden gehouden met een goede balans tussen direct beschikbare operationele capaciteit en capaciteit voor opleiding en training. De benodigde opleidings- en trainingscapaciteit zal geleidelijk worden vergroot om meer deelnemers aan het dienjaar te kunnen faciliteren.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat zoveel mogelijk deelnemers aan het dienjaar na afloop kiezen voor een carrière bij Defensie? Hoe gaat u ervoor zorgen dat deelnemers die niet besluiten te gaan voor een carrière bij Defensie wel kiezen voor de rol van reservist?
Het is cruciaal dat dienjaarmilitairen hun tijd bij Defensie als waardevol ervaren. Dienjaarmilitairen worden intensief begeleid en doen ervaring op met de operationele aspecten van het militaire beroep. Defensie blijft gedurende het dienjaar met de militairen in gesprek over hun ervaringen en de mogelijkheden van doorstroom naar een functie als militair, reservist of burger.
Welke vergoedingen krijgen deelnemers aan het dienjaar? Zijn deelnemers hier tevreden over? Bent u voornemens dit de komende jaren nog aan te passen?
Dienjaarmilitairen ontvangen hetzelfde salaris als beroepsmilitairen in dezelfde rang, inclusief vaartoelage en oefentoelage. Tot dusver zijn de dienjaarmilitairen hier positief over.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden voorafgaand het Wetgevingsoverleg personeel & materieel dat gepland staat op 29 januari?
Ja.
De Maatschappelijke Diensttijd |
|
Isa Kahraman (NSC), Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Pleidooi voor een dienjaar»?1
Ja.
Deelt u de mening van scheidend commandant Landstrijdkrachten Martin Wijnen dat een dienjaar bijdraagt aan de weerbaarheid van de krijgsmacht en de Nederlandse maatschappij als geheel?
Ja. Het dienjaar heeft, zoals aangegeven in de Kamerbrief Dienjaar Defensie van 1 november 2022 (Kamerstuk, 36 200 X, nr. 16, de volgende doelstellingen:
Heeft u in uw beantwoording van feitelijke vragen eerder aangegeven dat in 2023 er 2 lichtingen waren, en dat dit in 2024 wordt opgeschaald naar 3 lichtingen, terwijl de heer Wijnen het getal 600 ingestroomde vrijwilligers voor 2023 noemt? Is hieruit op te maken dat de ambitie van Defensie voor 2024 op 3x300 = 900 vrijwilligers ligt?
Defensie kiest voor het geleidelijk opschalen van het aantal deelnemers aan het Dienjaar Defensie, rekening houdend met het absorptievermogen van de krijgsmacht. In 2023 is het dienjaar van start gegaan met 132 dienjaarmilitairen, verdeeld over de vier krijgsmachtdelen. In 2024 zijn drie lichtingen gepland met in totaal circa 625 deelnemers. In 2025 staat een opschaling naar 1.000 deelnemers per jaar gepland.
Indien ja, vindt u deze ambitie dan in lijn liggen met de breed gedragen wens om de krijgsmacht na jaren van bezuinigen weer op sterkte te krijgen?
Voor het op sterkte krijgen van de krijgsmacht is vanaf 2028 een instroom van 3.000 à 4.000 dienjaarmilitairen per jaar nodig, naast de reguliere instroom van 4.500 beroepsmilitairen per jaar. Daarnaast zet Defensie actief in op meer samenwerking met overheden en het bedrijfsleven om te kunnen beschikken over noodzakelijke capaciteiten bij dreigingssituaties. Onze veiligheid is niet alleen een verantwoordelijkheid van Defensie, maar van de gehele samenleving. Ten slotte wordt de reservisten-capaciteit verder versterkt. Het resultaat van deze inspanningen is een schaalbare krijgsmacht waarbij Defensie in crisistijd kan beschikken over capaciteiten die buiten crisistijd niet voortdurend benodigd zijn.
Deelt u de mening van de heer Wijnen dat er idealiter structureel 2000–3000 vrijwilligers gevonden moeten worden om het personeelstekort bij Defensie (deels) op te lossen en op lange termijn de reservisten-capaciteit op peil te brengen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de capaciteit structureel op 3000, ofwel 10 lichtingen, te begroten?
Defensie zal aanvullende maatregelen moeten nemen om de personele gereedheid te verbeteren. Er wordt geïnvesteerd in verantwoorde opschaling van het dienjaar. We schalen het dienjaar zo snel als mogelijk op naar 1.000 deelnemers in 2025. Ook bij de verdere uitbreiding na 2025 wordt rekening gehouden met het absorptievermogen van de organisatie, de belangstelling vanuit de doelgroep, de financiering en de borging van de kwaliteit. Het vergroten van de ambitie met betrekking tot het dienjaar betekent overigens niet automatisch een verhoging van het aantal lichtingen.
De forse uitbreiding van de formatie van Defensie vraagt ook andere maatregelen om de vulling te verbeteren. Daarom onderzoekt Defensie initiatieven om invulling te geven aan een schaalbare krijgsmacht.
Zo ja, welke maatregelen gaat u dan nemen om op zo kort mogelijke termijn de opleidings- en kazerneruimte op orde te brengen?
Zie antwoord vraag 6.
Indien ja op vraag 6, welke randvoorwaarden gaat u nog meer op orde brengen? Wat is uw beeld bij de salariëring, opleidingsaanbod en wervingscampagnes die benodigd zijn voor het werven van 3000 vrijwilligers?
Zie antwoord vraag 6.
Acht de heer Wijnen het van groot belang dat het bedrijfsleven wordt betrokken bij de weerbaarheid van ons land? Zo ja, kunt u aangeven hoe het staat met de initiatieven die momenteel op dit punt worden ontplooid?
Ja. Onze weerbaarheid is niet alleen een verantwoordelijkheid van Defensie, maar van de gehele samenleving. Daarom zet Defensie actief in op meer samenwerking met het bedrijfsleven om te kunnen beschikken over noodzakelijke capaciteiten bij dreigingssituaties. Zo heeft Defensie recentelijk twee overeenkomsten gesloten met Thales en Jan de Rijk Logistics over de uitwisseling van HR-ecoreservisten met het Vuursteun Commando (Vustco) respectievelijk het Bevoorrading- en transportcommando (B&Tco) van de Landmacht. De HR-ecoreservist heeft niet langer twee werkgevers, maar alleen een dienstverband bij de civiele werkgever. Defensie vergoedt het bedrijf voor het aantal uren inzet van de reservist. Over die inzet worden goede afspraken gemaakt tussen het bedrijf en Defensie. Thales gaat een aantal reservisten leveren die gaan werken met producten die zij zelf ontwikkelen. Jan de Rijk levert een chauffeur aan Defensie en naar verwachting zullen andere chauffeurs volgen, die als reservist worden ingezet.
Defensie versterkt met deze nieuwe constructie de positie van de reservist en verwacht ook met andere civiele werkgevers vergelijkbare overeenkomsten te kunnen sluiten.
Vindt u de initiatieven die reeds worden ontplooid voldoende om aan het ambitieniveau te komen dat de heer Wijnen schetst in zijn interview? Zo nee, welke initiatieven gaat u dan nog extra ontplooien in 2024?
Nee, de stappen die Defensie de afgelopen periode heeft gezet om de instroom te verhogen, de uitstroom te beperken en schaalbaarheid te introduceren om zo te groeien en te transformeren naar een toekomstbestendige krijgsmacht zijn vooralsnog onvoldoende. In de Kamerbrief stand van zaken BBI (Kamerstuk 36 410 X, nr. 7) en de Stand van Defensie najaar 2023 (Kamerstuk 36 410 X, nr. 5 is gesteld dat de BBI-maatregelen de kans moet krijgen om effect te sorteren, maar dat er tegelijkertijd meer nodig is om de personele gereedheid te verbeteren. Mede als gevolg van mijn werkbezoek aan Zweden heb ik opdracht gegeven in kaart te brengen hoe een verplichte enquête voor alle 17-jarigen in Nederland vorm zou kunnen krijgen. Met zo’n enquête wordt jongeren gevraagd na te denken over de vraag of ze een vrijwillige bijdrage willen leveren aan de krijgsmacht. Hoewel het aan een nieuw Kabinet is om hierin verdere keuzes te maken, worden verschillende mogelijkheden hiervoor alvast verkend.
Het dreigingsbeeld in Nederland |
|
Songül Mutluer (PvdA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Halsema vindt zorgen bij moskeeën «heel logisch»»1 en «De schrik zit erin bij moslims in Culemborg: «We willen extra beveiliging»»?2
Beschikt u over signalen of gegevens over een toegenomen dreiging in de richting van religieuze gemeenschappen en gebouwen ten gevolge van onder andere internationale conflicten of als reactie op de uitslag van de recente Tweede Kamerverkiezingen? Zo ja, waar bestaan die signalen of gegevens uit? Kunt u dat concreet maken?
In hoeverre moeten religieuze gebouwen sinds de Tweede Kamerverkiezingen en het uitbreken van de oorlog tussen Israël en Hamas extra beschermd worden? Kunt u daarbij aangeven of en door wie die bescherming daadwerkelijk wordt geboden en voor welke soort religieuze gebouwen die wordt geboden? Kunt u tevens aangeven welke rol u voor de Koninklijke Marechaussee ziet weggelegd naast de politie?
Hoe en door wie wordt er op dit moment een lokale of regionale inschatting van het dreigingsniveau gemaakt?
Vindt u het wenselijk dat er naast een landelijk dreigingsbeeld ook specifieke dreigingsbeelden worden gemaakt waarin beter ingegaan kan worden op specifieke regionale of lokale situaties of specifieke groepen in de samenleving? Zo ja, waarom en hoe kan dit (beter) vorm gegeven worden? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bovenstaande vragen beantwoorden voor het aankomende commissiedebat Politie (21–12 aanstaande)?
Het nieuws dat het demissionaire kabinet onderzoekt of er asielzoekers kunnen worden opgevangen op locaties van Defensie |
|
Joeri Pool (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Staatssecretaris is in gesprek met Defensie over opvang asielzoekers in kazernes»?1
Ja.
Bent u bereid de plannen om asielzoekers op locaties van Defensie op te vangen direct af te schieten?
Defensie ondersteunt al geruime tijd de opvang van ontheemden uit Oekraïne en asielzoekers. Defensie heeft hiertoe onder andere militaire locaties2 ter beschikking gesteld en doet dit nu nog steeds op twee locaties: het Walaardt Sacré Kamp in Huis ter Heide en op de Legerplaats Harskamp.
Een eventueel verzoek van een bestuursorgaan aan Defensie voor militaire steunverlening in het openbaar belang, dat via de reguliere kanalen wordt aangevraagd, wordt door Defensie zorgvuldig gewogen. Per geval wordt beoordeeld in hoeverre het verzoek juridisch en bestuurlijk houdbaar is en of de gevolgen van instemming met het verzoek onwenselijke effecten hebben op de gereedstelling en inzetbaarheid van Defensie.
Deelt u de mening dat het volstrekt onverantwoord is om asielzoekers op locaties van Defensie op te vangen vanwege eventuele veiligheidsrisico’s? Zo nee, waarom niet?
Nee. Bij de besluitvorming om ontheemden of asielzoekers tijdelijk op militaire locaties op te vangen wordt het veiligheidsaspect meegewogen, net als de mogelijke verdringingseffecten voor de krijgsmacht. Na een zorgvuldige afweging wordt eventueel ingestemd met de tijdelijke opvang. Na instemming worden, indien nodig, door Defensie in afstemming met het COA op de militaire locatie additionele beveiligingsmaatregelen getroffen.
Zijn er bij de eerdere opvang van asielzoekers op locaties van Defensie incidenten geweest? Zo ja, hoeveel en welke incidenten?
Ja.
Voor het aantal gemelde incidenten verwijs ik u naar de «COA incidentenregistratie per locatie» op www.coa.nl.
Deelt u de mening dat militaire locaties zijn bedoeld voor militaire doeleinden en niet voor de opvang van asielzoekers? Zo nee, waarom niet?
Primair zijn militaire locaties bedoeld voor militaire doeleinden.
In het geval van een zwaarwegend humanitair belang, zoals nu het geval is ten aanzien van de opvang van ontheemden uit Oekraïne of asielzoekers, maakt Defensie, bij een formeel verzoek van een daartoe bevoegd bestuursorgaan, de afweging of ondersteuning aan de civiele autoriteiten geboden kan worden. In die afweging worden de consequenties voor de gereedheid van de krijgsmacht meegenomen en wordt bekeken voor welke periode de steunverlening kan worden geleverd.
F-35’s voor Israël |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van de berichten waaruit blijkt dat Israël de F-35 heeft gebruikt voor bombardementen in Gaza?1
Het kabinet is bekend met de genoemde berichten.
Is het juist dat daarbij ook zeer zware bommen van 2.000 pond zijn gebruikt? Zo nee, hoe zijn dan de feiten?
Het kabinet beschikt niet over geverifieerde informatie over de specifieke bommen die Israël gebruikt bij zijn F-35-inzet.
Is u inmiddels bekend dat de F-35 meermaals is ingezet in Gaza? Zo ja, waar en wanneer?
Het kabinet beschikt niet over geverifieerde informatie over de Israëlische F-35-inzet. Openbare bronnen, waaronder het bericht waarnaar u verwijst, wijzen er wel op dat Israël de F-35 heeft ingezet boven Gaza, in elk geval toen de grondtroepen de Gazastrook in gingen.
Om een beeld te vormen van de F-35-inzet door Israël, worden verschillende bronnen gebruikt. Deze informatie is meegewogen in de geïntegreerde buitenlandpolitieke en veiligheidsafweging op basis waarvan is besloten om niet in te grijpen in de doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël. Dit besluit is onder andere op 23 november toegelicht in antwoord op uw Kamervragen (Kamerstuk 2023Z19578).3 Het beeld van de Israëlische F-35-inzet is sindsdien niet significant veranderd waardoor er geen aanleiding is om het genomen besluit te herzien.
Monitort u het gebruik van de F-35 door Israël, zoals in Nota 1 wordt beschreven? Zo ja, hoe doet u dat en wat levert deze monitoring op? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u bevestigen dat ook onderdelen van de F-35I worden geleverd via het European Regional Warehouse (ERW) in Woensdrecht?3 Zo nee, wat zijn de feiten?
Vanuit het European Regional Warehousein Woensdrecht worden onder de Regeling Algemene Vergunning NL009 Amerikaanse F-35-onderdelen doorgeleverd aan alle Europese gebruikers van de F-35, waaronder Israël. Jaarlijks wordt uw Kamer middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de waarde van de doorlevering onder de algemene vergunning NL009. Daarbij wordt ook aangegeven dat er onder de NL009 transacties plaatsvinden naar Israël. Uw Kamer heeft dit jaarrapport het meest recent in september 2023 ontvangen (Kamerstuk 22 054 nr.396).
De algemene vergunning NL009 kan niet gebruikt worden voor de uitvoer van (onderdelen van) andere wapensystemen. Hiervoor moet een bedrijf beschikken over een andere exportvergunning. Sinds 7 oktober 2023 zijn er geen vergunningen verleend voor de levering van onderdelen voor de genoemde andere wapensystemen naar Israël.
Worden er vanaf de vliegbasis in Woensdrecht onderdelen van de andere wapensystemen die daar zijn opgeslagen (zoals bijvoorbeeld de F-16, de Apache-, de NH-90- en Chinookhelikopter) aan Israël doorgevoerd? Zo ja, op basis van welk beleid gebeurt dat? Zijn dat ook speciale regelingen? Kunt u dat toelichten?4
Zie antwoord vraag 5.
Behoort het ERW in Woensdrecht tot het Nederlands grondgebied? Waarom is dan besloten om de goederen die daar passeren buiten het Nederlands wapenexportbeleid te plaatsen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het ERW behoort tot het Nederlands grondgebied. De reservedelen die er opgeslagen liggen, zijn eigendom van de Amerikaanse overheid. Omdat er veel transacties plaatsvinden vanuit het ERW is besloten om dit proces te stroomlijnen middels de Regeling Algemene Vergunning NL009 die sinds 2016 van kracht is. Deze algemene vergunning regelt dat bedrijven, na eenmalige registratie, F-35-goederen kunnen doorleveren. Het bestaan van deze vergunning geeft aan dat er geen sprake is van een afschaffing van exportcontroles. Het onderzoek naar de mogelijkheden om in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene Vergunning NL009 is nog niet afgerond (zie ook antwoord vraag 26).
Artikel 8 van de algemene vergunning NL009 biedt de Minister de bevoegdheid om geregistreerde gebruikers of beschikkingsbevoegden in kennis te stellen dat geïntegreerde buitenlandpolitieke- of veiligheidsafwegingen zich verzetten tegen voortgezet gebruik van de algemene vergunning.
Waarin verschilt het «stroomlijnen van het exportcontroleproces» van het afschaffen van exportcontroles?5 Onder welke omstandigheden wordt doorvoer niet toegestaan?
Zie antwoord vraag 7.
Waarom is de Regeling Algemene Vergunning NL0009 op 31 juli 2021 veranderd nadat de regeling in 2016 werd ingesteld?6 Wat hield de verandering in en waarom is deze doorgevoerd?
De Regeling Algemene Vergunning NL009 is in 2021 aangepast om rekening te houden met een wijziging in de Amerikaanse regelgeving voor exportcontrole (ITAR-regelgeving) van 19 april 2019, te weten: § 126.4 van de Federal Regulations. De wijziging behelst overdrachten van militaire goederen door of ten behoeve van de Amerikaanse Federale Overheid uit te zonderen van de Amerikaanse exportvergunningplicht. Een nadere toelichting op de wijziging is te vinden in Staatscourant 2021 Nr. 36915 (d.d. 30 juli 2021).
Is het juist dat ook onderdelen van Nederlandse producenten nog steeds deel uitmaken van de F-35?7 Waarom vallen deze onderdelen niet onder de regels van de exportcriteria?
Het klopt dat Nederlandse producenten betrokken zijn bij het productieproces van de F-35. Uitvoer ten behoeve van het productieproces vindt eveneens plaats onder de Regeling Algemene Vergunning NL009 waarmee invulling wordt gegeven aan exportcontrole op transacties in het kader van het F-35 Lightning II programma.
Hoeveel Nederlandse bedrijven nemen deel aan het F-35-programma? Hoeveel zijn onder dit programma geregistreerd?
Momenteel rapporteren 21 Nederlandse bedrijven aan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat dat ze eindverantwoordelijk zijn voor de levering van onderdelen en producten aan de Amerikaanse Original Equipment Manufacturers. Deze bedrijven kunnen zelf weer onderaannemers hebben, maar daar heeft het kabinet geen inzicht in.
Leveren Nederlandse bedrijven aan het ERW, waarna deze goederen Amerikaans eigendom worden? Ofwel, worden via het ERW ook door Nederlandse producenten gemaakte wapenonderdelen gedistribueerd?
Nederlandse bedrijven leveren niet rechtstreeks aan het ERW, maar aan fabrikanten binnen het F-35-programma die in de VS gevestigd zijn. Vervolgens kunnen deze goederen via de logistieke ketens van het F-35-programma op verschillende plekken in de wereld terechtkomen, waaronder in het ERW in Nederland. Binnen het logistiek netwerk van het F-35-programma en tijdens de opslag in het ERW zijn de goederen Amerikaans eigendom.
Leveren Nederlandse bedrijven ook wapenonderdelen aan Israël buiten het ERW om, maar wel binnen regeling NL009?
Nee.
Waaruit blijkt dat de doorlevering van F-35-onderdelen naar alle F-35-partnerlanden die gebruik maken van het ERW aan een individuele vergunning wordt onderworpen als levering aan een enkel land wordt opgeschort of beëindigd?
Artikel 8 van de Regeling Algemene Vergunning NL009 is zodanig geformuleerd dat alleen geregistreerde gebruikers uitgesloten kunnen worden van voortgezet gebruik van de algemene vergunning. Omdat geregistreerde gebruikers aan alle via het ERW bevoorrade landen kunnen leveren, zijn al deze transacties niet langer mogelijk zodra geregistreerde gebruikers zijn uitgesloten van voortgezet gebruik.
Artikel 8 van de Regeling Algemene Vergunning NL009 biedt geen mogelijkheid om landen uit te sluiten als bestemming van doorlevering. Voor een dergelijke wijziging is een aanpassing van de regeling nodig (zie antwoord op vraag 22).
Onderhoudt de F-35-motorenonderhoudsfaciliteit ook motoren van Israëlische gevechtsvliegtuigen? Is dit afgelopen maanden gebeurd?
De motoronderhoudsfaciliteit onderhoudt F-135-motormodules die worden aangeboden vanuit het internationale F-35-programma, waaronder ook Israël.
In het F-35-programma geldt dat uitgebouwde onderdelen, ook motormodules, Amerikaans eigendom zijn zodra deze zijn aangeboden in de logistieke keten van het internationale programma. Deze onderdelen worden vervolgens uitgewisseld – na onderhoud – tussen alle partnerlanden. Er is dus geen sprake van motormodules die aan een specifiek land toebehoren. Het komt vaak voor dat een uitgebouwd onderdeel uiteindelijk in een ander toestel, in een ander partnerland weer wordt ingebouwd.
Hoe is de Tweede Kamer, in 2016 of daarvoor, geïnformeerd dat exporttransacties onder regeling NL009 niet worden getoetst aan de acht criteria van het EU-wapenexportbeleid?
In de Staatscourant 2016, nr. 44509 is de Regeling Algemene Vergunning NL009 gepubliceerd, waarin haar werking is toegelicht.
Sinds de Regeling Algemene Vergunning NL009 van kracht is, wordt uw Kamer ieder jaar middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de uit- en doorvoer onder deze algemene vergunning. Dit vond voor het eerst plaats in het jaarrapport over 2016 (Kamerstuk 2017D16822).
Kunt u de Kamer informeren over de omvang van de wapenexport vanuit Nederland aan Israël sinds 7 oktober dit jaar? Zo nee, waarom niet?
Sinds 7 oktober 2023 zijn er geen vergunningen afgegeven of afgewezen voor de uitvoer van militaire goederen met als eindbestemming Israël.
Zijn er sinds 7 oktober dit jaar wapenexportverzoeken afgewezen? Zo ja, hoeveel en waarom?
Zie antwoord vraag 17.
Bent u (los van 13 oktober waarover u de Kamer schrijft) nogmaals geïnformeerd over het mogelijk plaatsvinden van een specifieke doorlevering van F-35-onderdelen die Amerikaans eigendom zijn vanuit Nederland naar Israël? Zo ja, hoe vaak en wanneer?
De aard van de Regeling Algemene Vergunning NL009 is dusdanig dat deze een voortdurende doorlevering in het kader van het F-35 programma mogelijk maakt. Over individuele transacties onder de NL009 wordt het ministerie niet geïnformeerd. Wel zijn wij in de context van het sinds 7 oktober opgelaaide conflict tussen Israël en Hamas gewezen op de mogelijkheid dat F-35 onderdelen via het ERW kunnen worden doorgeleverd naar Israël. Medio november heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op basis van een geïntegreerde buitenlandpolitieke en veiligheidsafweging besloten om niet in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene Vergunning NL009.
Is het gebruikelijk dat u hierover wordt geïnformeerd of bestaat hiertoe geen verplichting?
Zie antwoord vraag 19.
Kunt u aangeven of, en zo ja, waar in de EU-wapenexportcriteria en het Wapenhandelsverdrag staat dat export onder omstandigheden uitgesloten kan worden van controle, zoals gebeurt via regeling NL009?
Zowel het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport als het Wapenhandelsverdrag laten respectievelijk de lidstaten en de verdragspartijen de vrijheid om te bepalen in welke gevallen een uitvoervergunning is vereist, en daarmee de vrijheid om in door de Staat te bepalen gevallen te kiezen voor een algemene vergunning.
Het Wapenhandelsverdrag stelt slechts dat verdragspartijen nationale controlesystemen dienen in te stellen ten behoeve van de controle op de uitvoer van munitie en van onderdelen en componenten van conventionele wapens, waarbij het verdragspartijen vrij laat hoe dit vorm te geven. In artikel 1 lid 2 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt wordt uitdrukkelijk bepaald dat de wetgeving van de lidstaten bepaalt in welke gevallen een uitvoervergunning voor aanvragen is vereist.
Klopt het dat er een methode is waarbij het kabinet de Regeling Algemene Vergunning NL009 zelf aanpast, zodat Israël als bestemming onder de algemene vergunning wordt uitgezonderd? Wat is hiervoor nodig?
Het is mogelijk om de Regeling Algemene Vergunning NL009 aan te passen om deze van toepassing te laten zijn op specifieke landen. Dit kan bijvoorbeeld door de regeling te voorzien van een lijst met landen van eindbestemming waarnaar uitdrukkelijk wel of uitdrukkelijk niet geleverd mag worden onder de algemene vergunning. Het kabinet acht een dergelijke aanpassing momenteel niet wenselijk.
Deelt u de opvatting dat uw verlangen een betrouwbare bondgenoot te willen zijn in dit geval haaks staat op het internationaal bevorderen van de mensenrechten? Indien nee, waarom niet?
In antwoord op uw Kamervragen is op 23 november jl. uitgebreid toegelicht waarom is besloten niet in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene Vergunning NL009 (Kamerstuk 2023Z18976). Dit besluit is genomen op basis van een geïntegreerde buitenlandpolitieke- en veiligheidsafweging, waarin de genoemde elementen zijn meegenomen.
Over de zienswijze op het concept van medeplichtigheid in deze context wordt uw Kamer nog apart geïnformeerd, volgend op een toezegging hierover tijdens het Commissiedebat «Situatie in Gaza» van 23 november jl.
Deelt u de opvatting dat een eventuele «negatieve weerslag op het Nederlandse aandeel in het F-35-programma» niet kan opwegen tegen mogelijke medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden? Indien nee, kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 23.
Deelt u de opvatting dat de wapenexport op basis van de ervaringen in de oorlog in Gaza moet worden geëvalueerd? Indien nee, waarom niet?
Vraagstukken rondom wapenexportcontrole zijn standaard aan voortdurende evaluatie onderhevig om recht te doen aan actuele ontwikkelingen. De context van de huidige oorlog in Gaza wordt dan ook meegenomen bij exportcontrolevraagstukken in relatie tot Israël of andere landen in de regio.
Wat is de stand van het onderzoek naar wapenexport (zoals toegezegd in het commissiedebat Situatie in Gaza van 23 november jongstleden)? Wanneer verwacht u dat het gereed is?
In het Commissiedebat heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking toegezegd om in de volgende rapportage over exportcontrole strategische goederen (in 2024) nader in te gaan op de mogelijkheden om in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene Vergunning NL009. Dit onderzoek is nog niet afgerond.
De overname van Delfts chipbedrijf NOWI door Nexperia |
|
Dion Graus (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Is het u bekend dat NOWI chips maakt voor het Internet of Things (IoT)?
De chips die het bedrijf Nowi ontwerpt en produceert, kunnen, volgens het bedrijf, energie halen uit hun directe omgeving, bijvoorbeeld via licht. Het is niet aan mij om in te gaan op de verdere mogelijke toepassing van de producten van individuele bedrijven.
Kent u de publicatie van de voormalige Britse diplomaat Charles Parker getiteld «Dealing with the threat of Chinese cellular (IoT) modules»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de daarin ontvouwde zienswijze dat (zakelijk samengevat) IoT-chips wel degelijk ingezet kunnen worden voor agressieve, ontregelende en bedreigende acties tegen landen?
Het artikel maakt de link met de mogelijkheid dat deze «cellular modules» worden gebruikt voor sabotage of andere ondermijnende acties via het Internet of Things, omdat veel producten dan met elkaar verbonden zijn. Dit kan ook voor Defensie indirecte en directe gevolgen hebben. Defensie treft daarom voortdurend gepaste beveiligingsmaatregelen en houdt daar rekening mee bij de verwerving. Dat geldt in theorie voor veel meer consumentenproducten. Het is de uitdaging voor Nederland en bondgenoten om IoT-producten weerbaar te maken tegen ondermijnende activiteiten en sabotage, dit doen we onder meer door consumenten te wijzen op het belang van goede cyberbeveiliging en de algemene cyberweerbaarheid in Nederland te verhogen.
Bent u het met ons eens dat die acties ook een ontregelende uitwerking kunnen hebben op het militaire verdedigingsvermogen van landen en mitsdien als een militair wapen kunnen functioneren of daarvan deel kunnen uitmaken?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitleggen waarom er desondanks er geen grond is om de overname van NOWI door Nexperia te onderzoeken?2
De zienswijze zoals uiteengezet in het hierboven genoemde artikel heeft geen raakvlakken met de transactie van Nowi. Beoordeeld is of de overname van Nowi onder de reikwijdte van de Wet vifo valt en of een onderzoek met terugwerkende kracht mogelijk is. Bij onderzoeken met terugwerkende kracht is de reikwijdte voor technologiebedrijven vastgesteld op ondernemingen die actief zijn op het gebied van dual-use technologie en/of militaire goederen. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat hanteert hierbij de Annex I van de EU Dual-Use Verordening, en dus de overeenstemming over dual-use goederen in de multilaterale exportcontroleregimes als leidraad. De producten van Nowi zijn niet aan te merken als producten voor tweeërlei gebruik of militaire goederen.3 De transactie valt daarmee niet onder de reikwijdte van de terugwerkende kracht van de wet.
De levering van F-35 onderdelen |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is de reden dat het kabinet de levering van F-35 onderdelen vanuit Nederland niet heeft geblokkeerd, ondanks een ambtelijk advies waarin wordt gewaarschuwd dat het Israëlische leger met de bombardementen op de Gazastrook mogelijk ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht begaat?1
De ambtelijke advisering betrof de vraag of het kabinet middels ingrijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 de doorlevering van de F-35-onderdelen aan Israël kan en wil stopzetten.
Er is besloten niet in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009.
Dit besluit is genomen op basis van een integrale buitenlandpolitieke en veiligheidsafweging.
De F-35 is van groot belang voor Israël om te kunnen reageren op een mogelijke regionale escalatie van het conflict (dreigingen vanuit onder andere Iran, Syrië, Hezbollah) en heeft daarbij een afschrikwekkende werking in deze dreiging voor het voortbestaan van Israël. Door doorlevering van F-35-onderdelen aan Israël te stoppen zouden er beperkingen opgelegd worden aan de mogelijkheid van Israël de toestellen in het kader van deze regionale dreigingen in te zetten. Alles afwegende is dit een ongewenst signaal, zowel aan Israël als aan de landen in de regio.
In het ambtelijk advies is het risico op gebruik van Israëlische F-35 toestellen bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht meegenomen.
In algemene zin geldt dat het complex is om een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht in relatie tot concrete gevechtshandelingen zoals bombardementen. Dit geldt ook voor specifieke inzet van de F-35. Op basis van huidige informatie over de Israëlische F-35-inzet kan niet worden vastgesteld dat de F-35’s bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht zijn betrokken.
Daarnaast geeft Nederland via het European Regional Warehouse in Woensdrecht invulling aan langlopende afspraken binnen het F-35-programma die toezien op betrouwbare doorlevering van Amerikaanse onderdelen aan alle partners binnen het programma. Direct ingrijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 is waarschijnlijk mogelijk op basis van artikel 8 van die regeling maar zou het ongewenste gevolg hebben dat de doorlevering van F-35-onderdelen naar alle F-35-partnerlanden die gebruik maken van het European Regional Warehouse aan een individuele vergunning wordt onderworpen. Het stopzetten van deze leveranties via ingrijpen op de algemene vergunning NL009 zou afbreuk doen aan de verwachtingen van alle F-35-partners en het belang een betrouwbare bondgenoot te zijn.
Het zou ook een negatieve weerslag hebben op het Nederlandse aandeel in het F-35-programma omdat de positie van het European Regional Warehouse ter discussie zal komen te staan. Dit zal de inzetbaarheid van de Nederlandse F-35-vloot negatief beïnvloeden en kan gevolgen hebben voor de F-35-motorenonderhoudsfaciliteit die ook in Woensdrecht gesitueerd is. Het kan ook negatieve gevolgen hebben voor de deelname van Nederlandse bedrijven in het F-35-programma.
Voor de kabinetspositie ten aanzien van het bestaansrecht van Israël, het recht van Israël op zelfverdediging en het belang van naleving van het internationaal recht en het humanitair oorlogsrecht verwijzen wij u naar de beantwoording van het kabinet van het Schriftelijk Overleg Israël en de Palestijnse Gebieden.
Tot slot is op het moment niet duidelijk of Nederland in de context van afspraken over het F-35-programma de mogelijkheid heeft om in te grijpen in de doorlevering van goederen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse naar Israël. Het kabinet doet op het moment nader onderzoek.
Welke waarschuwing wordt in het advies concreet afgegeven? En op basis van welke feiten en omstandigheden zijn deze waarschuwingen terzijde geschoven?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat politieke overwegingen om de leveringen wel doorgang te laten vinden zwaarder hebben gewogen dan juridische overwegingen dat deze levering mogelijk zou kunnen bijdragen aan het begaan van schendingen van het humanitair oorlogsrecht? Zo nee, waar blijkt dit uit?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u alle ambtelijke adviezen over deze levering met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Om zo transparant mogelijk aan uw verzoek tegemoet te komen geven we u de volledige nota’s waarin u de juridische elementen aantreft evenals de andere elementen die hebben bijgedragen aan de brede afweging die ten grondslag ligt aan het genomen besluit.
In bijlage bij deze beantwoording ontvangt uw Kamer twee nota’s over doorlevering van F-35-onderdelen die juridische aspecten bevatten. De nota’s volgen elkaar op waarbij de tweede nota aanvullingen, en verduidelijkingen van de eerste bevat. Het besluit om niet in te grijpen op de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 is genomen op basis van de tweede nota. Daarnaast vindt u in de bijlages een informatienota van de Directie Juridische Zaken over internationaalrechtelijke aspecten van het gewapend conflict tussen Hamas en Israël en een door ons gevraagde juridische appreciatie van een uitspraak van Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid Borrell.
Informatie over diplomatieke implicaties van de geïntegreerde buitenlandpolitieke- en veiligheidsafweging kan de positie en diplomatieke betrekkingen van de Nederlandse staat schaden en wordt om die reden niet gedeeld.
Op grond van welke feiten en omstandigheden zijn 29 eerdere leveringen aan Israël tussen 2004 en 2020 wel geweigerd? En wat maakte het oordeel over deze levering anders?
De in het NRC-artikel genoemde afwijzingen in de periode 2004–2020 betroffen individuele vergunningaanvragen, waarbij het niet ging om doorlevering op grond van de eerder genoemde Regeling Algemene vergunning NL009.
Omdat er vanuit het European Regional Warehouse veel exporttransacties plaatsvinden is het exportcontroleproces gestroomlijnd. In 2016 is daarom de ministeriële Regeling Algemene vergunning NL009 ingesteld. Deze algemene vergunning regelt dat bedrijven, na eenmalige registratie, F-35-goederen kunnen doorleveren. Bedrijven registreren zich op basis van Amerikaanse documentatie die hun betrokkenheid in het F-35-programma bevestigt. Bedrijven hoeven na registratie niet voor elke transactie een individuele vergunning aan te vragen, maar kunnen voor onbepaalde tijd militaire goederen doorleveren binnen de kaders van het F-35-programma. Vanwege de aard van de Regeling algemene vergunning NL009 heeft het kabinet geen direct zicht op doorlevering via het European Regional Warehouse. Dit wordt pas inzichtelijk na rapportage over gerealiseerde transacties.
Uw Kamer wordt middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de transacties onder de Regeling Algemene vergunning NL009. Daarbij wordt ook aangegeven dat er transacties plaatsvinden naar Israël. Uw Kamer heeft dit rapport het meest recent in september 2023 ontvangen (Kamerstuk 2023D38918).
Over de afwijzingen in de periode 2004–2020 heeft het kabinet publiek gerapporteerd middels het overzicht van afgewezen aanvragen voor militaire goederen2 dat regelmatig wordt aangevuld met informatie over recent afgewezen aanvragen. Deze informatie komt ook terug in de rapporten over het Nederlandse exportcontrolebeleid die uw Kamer jaarlijks ontvangt.
Op welke datum bent u geïnformeerd over de levering van F-35 onderdelen? Wat was op dat moment het aantal burgerslachtoffers dat reeds gevallen was bij de bombardementen op Gaza?
Het kabinet is zich vrijwel vanaf het begin van het conflict bewust geweest van de mogelijke doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël via het European Regional Warehouse. Op 13 oktober zijn wij geïnformeerd over het mogelijk plaatsvinden van een specifieke doorlevering van F-35-onderdelen die Amerikaans eigendom zijn vanuit Nederland naar Israël.
Onafhankelijk vastgestelde cijfers over het aantal burgerslachtoffers door bombardementen in Gaza zijn op het moment niet beschikbaar. Het United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs meldde op 13 oktober 1900 dodelijke Palestijnse slachtoffers op basis van gegevens van het Gazaanse ministerie voor gezondheidszaken dat onder leiding van Hamas staat, en 1300 dodelijke Israëlische slachtoffers op basis van Israëlische bronnen.
Hoe kan het dat het kabinet pas na vragen over voorgaande leveringen gaat bekijken of «specifieke leveringen» in het kader van het F-35 programma aan landen als Israël aan «extra controle» zullen worden onderworpen? Valt hieruit te concluderen dat het kabinet ook van mening is dat de risico’s van schendingen van het humanitair oorlogsrecht tot nu toe niet voldoende mee zijn gewogen?
Hoe gaan de «extra controles», die het kabinet overweegt te gaan doen, er precies uitzien?
Voor de overwegingen om niet in te grijpen in de doorlevering van onderdelen die Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht aan Israël verwijzen wij naar het antwoord op vraag 1,2 en 3.
Zijn er vanuit de andere twee F-35 distributiecentra wel leveringen aan Israël geweigerd sinds het begin van de Israëlische luchtaanvallen op de Gazastrook?
Het kabinet heeft geen informatie over distributie van F-35-goederen vanuit de twee andere F-35-distributiecentra in Australië en de Verenigde Staten.
Bent u bereid af te zien van verdere wapenleveranties zolang de disproportionele aanvallen op Gaza plaats vinden?
De doorlevering van F-35-onderdelen vanuit Nederland aan Israël via het European Regional Warehousebetreft geen levering vanuit de Nederlandse overheid. Het gaat om doorlevering van onderdelen die Amerikaans eigendom zijn en die in het kader van de Nederlandse deelname aan het F-35 programma voor distributie aan alle Europese F-35-gebruikers in Woensdrecht liggen opgeslagen.
Voor de overwegingen om niet in te grijpen in de doorlevering van onderdelen die Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht aan Israël verwijzen wij naar het antwoord op vraag 1,2 en 3.
Daar waar het gaat om individuele exporttransacties worden deze zorgvuldig getoetst aan de criteria van het Europese wapenexportcontrolebeleid. Andere EU-lidstaten toetsen individuele uitvoertransacties van militaire goederen ook aan deze criteria en navraag leert dat zij op basis van hun eigen afweging tot besluiten zijn gekomen om vergunningen zowel af als toe te wijzen.
Vindt u niet dat zeker gezien de demissionaire status van het kabinet, de Kamer geïnformeerd had moeten worden over deze gevoelige levering? Zo nee, waarom niet?
De doorlevering van F-35-onderdelen via het European Regional Warehouse naar Israël vindt plaats op basis van de Regeling Algemene vergunning NL009. Uw Kamer wordt middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de transacties onder de Regeling algemene vergunning NL009. Daarbij wordt ook aangegeven dat er transacties plaatsvinden naar Israël. Uw Kamer heeft dit rapport het meest recent in september 2023 ontvangen (Kamerstuk 2023D38918).
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja, met uitzondering van de vragen 1, 2 en 3 waarop een geïntegreerd antwoord is gegeven.
De gang van zaken rond de Red Card Holder ten tijde van het bombardement op Hawija |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kunt u aangeven waarom het beeld over de taken en functionarissen van de Red Card Holder inzake het bombardement op Hawaija «destijds niet is verduidelijkt»? (Kamerstuk 27 925, nr. 954).
Tijdens de eerste inzetperiode van de Nederlandse deelname (2014–2016) was de rol van de Red Card Holder (RCH) belegd bij de detachementscommandant van het F-16 detachement in Jordanië. Dit is destijds ook zo aan de Kamer gecommuniceerd. Vanaf de tweede inzetperiode (2018) was deze rol belegd bij een Nederlandse militair op het Combined Air Operations Center (CAOC) in Qatar. Dit onderscheid tussen de locatie van de RCH tijdens de verschillende inzetperiodes is in de Kamerbrief van 4 november 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 670) niet gemaakt. Daar staat vermeld dat de RCH de «senior militair in het CAOC in Qatar» was. Dit beeld is in de debatten destijds om onbekende redenen niet verduidelijkt. Uw Kamer is hierover op 23 oktober jl. geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 954).
Deelt u de conclusie in de pers dat de commandant van het detachement in Jordanië, dat IS-doelen bombardeerde, zijn werk combineerde met toezicht als, in jargon, Red Card Holder? Zo nee, waarom niet?1
De rol van de RCH is om voorafgaand aan de inzet zeker te stellen dat opdrachten vanuit een internationale coalitie of van een internationale commandant voldoen aan het Nederlandse mandaat. De RCH kijkt daarbij onder meer naar de Nederlandse geweldsinstructies, verplichtingen onder het humanitair oorlogsrecht en de Nederlandse gronden voor deelname. Voldoet de opdracht aan die eisen, dan kan de opdracht worden uitgevoerd. Als dat niet zo is, trekt de RCH de «rode kaart» en kan de opdracht niet aan de Nederlandse eenheden of militairen worden gegeven. In het Stappenplan Burgerslachtoffers (Kamerbrief 29 521-442) wordt beschreven hoe aandacht wordt geschonken aan het thema burgerslachtoffers voorafgaand aan en bij de evaluatie van missies om het risico hierop te minimaliseren. Op deze manier kunnen lessen uit het verleden worden getrokken en vervolgens worden geïmplementeerd. Mogelijke verbeteringen aan de rol van de RCH worden meegenomen in de doorlopende implementatie van het Stappenplan Burgerslachtoffers. Indien nodig wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Wat zijn de gevolgen voor de juridische positie van de Red Card Holder in de rules of engagement in iedere nieuwe missie? Zijn er blijvende veranderingen voorzien? Indien deze positie niet wijzigt, waarom niet?
De positie van de Red Card Holder is geen juridische positie en maakt geen onderdeel uit van de rules of engagement. Zie ook het antwoord op vraag 2. Uw Kamer is op 30 juni 2020 (Kamerbrief 27 925-725) geïnformeerd over een aanscherping van de werkwijze van de RCH. De RCH wordt sinds 1 juli 2020 nog explicieter dan voorheen gewezen op het belang van het actief vragen naar informatie omtrent het risico op burgerslachtoffers, op basis waarvan hij/zij een deskundige afweging maakt of Nederland een aanval kan uitvoeren. Wat betreft eventuele verdere wijzigingen in de rol van de RCH en aanverwante thema’s wacht ik het rapport van de Commissie Sorgdrager af.
Bent u bereid de stukken, waaruit de dubbelrol van de detachementscommandant in Jordanië blijkt, aan de Kamer te sturen, gezien het feit dat de stukken immers ook door de landsadvocaat zijn ingediend bij de rechtbank Den Haag? Zo nee, waarom niet?
Aangezien deze zaak momenteel onder de rechter is kan ik hier op dit moment geen uitspraken over doen.
Deelt u de conclusie in het NRC-artikel dat Nederland in de aanloop naar de aanval minder systematisch onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van eerdere aanvallen op bommenfabrieken dan hoge officieren, zoals de Red Card Holder, hadden gesuggereerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Is het juist dat de Red Card Holder tegenover het Openbaar Ministerie verwees naar minstens vier eerdere vergelijkbare aanvallen op bommenfabrieken waarbij geen problemen optraden? Klopt het dat dit feitelijk niet juist is? Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
De levering van JSF-onderdelen aan Israël |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Nederland blijft Israël F35-onderdelen leveren ondanks waarschuwing schending oorlogsrecht»?1
Er is na het uitbreken van de oorlog in Gaza geen besluit genomen om onderdelen aan Israël te leveren. Er is besloten om niet in te grijpen op een bestaande regeling die in het kader van Nederlandse deelname aan het F-35-programma is ingeroepen. Middels deze regeling worden onderdelen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht doorgeleverd naar gebruikers van de F-35, waaronder Israël.
Omdat er vanuit het European Regional Warehouse veel exporttransacties plaatsvinden is het exportcontroleproces gestroomlijnd. In 2016 is daarom de ministeriële Regeling Algemene vergunning NL009 ingesteld. Deze algemene vergunning regelt dat bedrijven, na eenmalige registratie, F-35-goederen kunnen doorleveren.
Uw Kamer wordt middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de transacties onder de algemene vergunning NL009. Daarbij wordt ook aangegeven dat er transacties plaatsvinden naar Israël. Uw Kamer heeft dit rapport het meest recent in september 2023 ontvangen (Kamerstuk 2023D38918).
Is het juist dat u na het uitbreken van de oorlog in Gaza heeft besloten om onderdelen voor de F35 aan Israël te leveren? Om welke onderdelen en om welke bedragen gaat het?
Zie antwoord vraag 1.
Is het juist dat ambtenaren hebben gewaarschuwd dat hiermee mogelijk «ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht» worden begaan? Waarom heeft u hier niet naar geluisterd?
De ambtelijke advisering betrof de vraag of het kabinet middels ingrijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 de doorlevering van de F-35-onderdelen via het European Regional Warehouse aan Israël kan en wil stopzetten.
Er is besloten niet in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009.
Dit besluit is genomen op basis van een integrale buitenlandspolitieke en veiligheidsafweging.
De F-35 is van groot belang voor Israël om te kunnen reageren op een mogelijke regionale escalatie van het conflict (dreigingen vanuit onder andere Iran, Syrië, Hezbollah) en heeft daarbij een afschrikwekkende werking in deze dreiging voor het voortbestaan van Israël. Door doorlevering van F-35-onderdelen aan Israël via het European Regional Warehouse te stoppen zouden er beperkingen opgelegd worden aan de mogelijkheid van Israël de toestellen in het kader van deze regionale dreigingen in te zetten. Alles afwegende is dit een ongewenst signaal aan Israël en de landen in de regio.
In algemene zin geldt dat het complex is om een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht in relatie tot concrete gevechtshandelingen zoals bombardementen. Dit geldt ook voor specifieke inzet van de F-35. In het ambtelijk advies is ook het risico op gebruik van Israëlische F-35-toestellen bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht meegenomen. Op basis van huidige informatie over de Israëlische F-35 inzet kan niet worden vastgesteld dat de F-35’s bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht zijn betrokken.
Daarnaast geeft Nederland via het European Regional Warehouse in Woensdrecht invulling aan langlopende afspraken binnen het F-35-programma die toezien op betrouwbare toelevering van onderdelen die in Amerikaans eigendom zijn aan alle partners binnen het programma. Direct ingrijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 is waarschijnlijk mogelijk op basis van artikel 8 van die regeling, maar zou het ongewenste gevolg hebben dat de doorlevering van F-35-onderdelen naar alle F-35-partnerlanden die gebruik maken van het European Regional Warehouse aan een individuele vergunning wordt onderworpen. Het stopzetten van deze leveranties via ingrijpen op de Regeling algemene vergunning NL009 zou afbreuk doen aan de verwachtingen van alle F-35-partners en het belang een betrouwbare bondgenoot te zijn. Het zou ook een negatieve weerslag hebben op het Nederlandse aandeel in het F-35-programma omdat de positie van het European Regional Warehouse ter discussie zal komen te staan. Dit zou de inzetbaarheid van de Nederlandse F-35-vloot negatief beïnvloeden en kan gevolgen hebben voor de F-35-motorenonderhoudsfaciliteit die ook in Woensdrecht gesitueerd is. Het kan ook negatieve gevolgen hebben voor de deelname van Nederlandse bedrijven in het F-35-programma.
Voor de kabinetspositie ten aanzien van het bestaansrecht van Israël, het recht van Israël op zelfverdediging en het belang van naleving van het internationaal recht en het humanitair oorlogsrecht verwijzen wij u naar de beantwoording van het kabinet van het Schriftelijk Overleg Israël en de Palestijnse Gebieden (Kamerstuk 2023 D, nr. 46550).
Tot slot is op het moment niet duidelijk of Nederland in de context van afspraken over het F-35-programma de mogelijkheid heeft om in te grijpen in de doorlevering van goederen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse naar Israël. Het kabinet doet op het moment nader onderzoek.
Hoe kan deze levering de toets voor wapenexport hebben doorstaan, waarin staat dat Nederland geen vergunning afgeeft wanneer militaire goederen: «bijdragen aan mensenrechtenschendingen, interne repressie, internationale agressie of instabiliteit»?2
Voor exporttransacties onder algemene vergunningen geldt dat deze niet worden getoetst aan de acht criteria van het EU wapenexportbeleid. Omdat er vanuit het European Regional Warehouse veel exporttransacties plaatsvinden is het exportcontroleproces gestroomlijnd. In 2016 is daarom de ministeriële Regeling Algemene Vergunning NL009 ingesteld. Deze algemene vergunning regelt dat bedrijven, na eenmalige registratie, F-35-goederen kunnen doorleveren. Bedrijven registreren zich op basis van Amerikaanse documentatie die hun betrokkenheid in het F-35-programma bevestigt. Bedrijven hoeven na registratie niet voor elke transactie een individuele vergunning aan te vragen, maar kunnen voor onbepaalde tijd militaire goederen doorleveren binnen de kaders van het F-35-programma. Vanwege de aard van de Regeling algemene vergunning NL009 heeft het kabinet hier geen direct zicht op. Dit wordt pas inzichtelijk na rapportage over gerealiseerde transacties.
Uw Kamer wordt middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de transacties onder de Regeling algemene vergunning NL009. Daarbij wordt ook aangegeven dat er transacties plaatsvinden naar Israël. Uw Kamer heeft dit rapport het meest recent in september 2023 ontvangen (Kamerstuk 22 054, nr. 396).
Waarom was u niet alert toen de douane bij u informeerde of u de goederen wilde blokkeren?
Het kabinet is zich vrijwel vanaf het begin van het conflict bewust geweest van de mogelijke doorlevering van F-35-onderdelen naar Israël via het European Regional Warehouse. De besluitvorming over het mogelijk stopzetten van deze doorlevering kent vele elementen die alle meegewogen dienen te worden.
Op het moment van publicatie van het NRC-artikel was er nog geen besluit genomen. Daarnaast wilde het kabinet onderzoek doen naar de mogelijkheid en wenselijkheid om in te grijpen in de doorlevering van goederen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse naar Israël. Het onderzoeksproces naar de mogelijkheid is nog niet helemaal afgerond, onder andere omdat het overleg met bondgenoten behoeft. Desondanks is er een besluit genomen zoals weergegeven onder antwoord op vraag 3.
Waarom heeft u niet ingegrepen toen juristen u waarschuwden «dat er risico’s waren op schendingen van het oorlogsrecht, omdat Israël de F35’s gebruikt bij de grootschalige bombardementen op Gaza»?
Zie antwoord vraag 3.
Was het argument om alsnog akkoord te gaan, dat het blokkeren van de levering «grote schade» zou kunnen toebrengen aan de relatie met zowel Israël als de Verenigde Staten? Vindt u dit niet beschamend?
Voor de overwegingen om de doorlevering van onderdelen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht aan Israël niet te onderbreken verwijzen wij naar het antwoord op vraag 3.
Gaat u leveringen alsnog aan een «extra controle» onderwerpen, zoals NRC schrijft? Waarom doet u dit pas na publicatie in de media?
Nee, zie het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening van hoogleraar Liesbeth Zegveld: «Nederland moet ervan uitgaan dat alles wat wordt geleverd wordt ingezet bij disproportionele luchtaanvallen, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen burgers en Hamas-strijders. Nederland draagt willens en wetens bij aan oorlogsmisdaden»? Zo nee, waarom niet?
Nederland voert een zorgvuldig wapenexportbeleid. Een van de afwegingen daarbij betreft de vraag of er een duidelijk risico bestaat op het gebruik van de goederen bij het begaan van ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Zoals in het antwoord op vraag 4 toegelicht volgt geen reguliere wapenexporttoets voor doorlevering van militaire goederen die vallen onder de meerjarige algemene vergunning NL009. Voor het overige verwijzen wij u naar de beantwoording naar vraag 3 en 6.
Bent u bereid om wapenleveringen aan Israël – vanwege de enorme risico’s op medeplichtigheid aan mensenrechtenschendingen – per direct stop te zetten?
Nee, de doorlevering van F-35-onderdelen vanuit Nederland aan Israël betreft geen levering vanuit de Nederlandse overheid. Het gaat om doorlevering van onderdelen die Amerikaans eigendom zijn en die in het kader van de Nederlandse deelname aan het F-35-programma voor distributie aan alle Europese F-35-gebruikers in Woensdrecht liggen opgeslagen.
Voor de overwegingen om de doorlevering van Amerikaanse onderdelen vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht aan Israël niet te onderbreken verwijzen wij naar het antwoord op vragen 3 en 6.
Daar waar het gaat om individuele exporttransacties worden deze zorgvuldig getoetst aan de criteria van het Europese wapenexportcontrolebeleid. Andere EU-lidstaten toetsen individuele uitvoertransacties van militaire goederen ook aan deze criteria en navraag leert dat zij op basis van hun eigen afweging tot besluiten zijn gekomen om vergunningen zowel af als toe te wijzen.
Het bericht 'Nederland blijft Israel F-35 onderdelen leveren ondanks waarschuwing schending oorlogsrecht' |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Klopt het dat dit kabinet goedkeuring heeft gegeven voor de levering van F-35 onderdelen aan Israël mid-oktober?1
Het kabinet heeft na het uitbreken van de oorlog in Gaza geen besluit genomen om onderdelen aan Israël te leveren. Er is besloten niet in te grijpen op een bestaande regeling die in het kader van Nederlandse deelname aan het F-35-programma is ingeroepen. Middels deze regeling worden onderdelen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht doorgeleverd naar gebruikers van de F-35, waaronder Israël.
Klopt het dat de Ministers van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deze goedkeuring hebben gegeven, ondanks de ambtelijke waarschuwingen dat hiermee mogelijk «ernstige schendingen van het humanitaire oorlogsrecht» worden begaan? Zo ja, kunt u aangeven waarom u deze waarschuwingen hebt genegeerd?
De ambtelijke advisering betrof de vraag of het kabinet middels ingrijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 de doorlevering van de F-35-onderdelen via het European Regional Warehouse aan Israël kan en wil stopzetten.
Er is besloten niet in te grijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009. Het kabinet is niet gehouden om de doorlevering van Amerikaanse F-35-goederen onder de algemene vergunning NL009 per individueel geval te toetsen aan de criteria van het Europees wapenexportbeleid, zoals bij een individuele vergunningaanvraag.
Dit besluit is genomen op basis van een integrale buitenlandpolitieke en veiligheidsafweging.
De F-35 is van groot belang voor Israël om te kunnen reageren op een mogelijke regionale escalatie van het conflict (dreigingen vanuit onder andere Iran, Syrië, Hezbollah) en heeft daarbij een afschrikwekkende werking in deze dreiging voor het voortbestaan van Israël. Door doorlevering van F-35-onderdelen aan Israël via het European Regional Warehouse te stoppen zouden beperkingen worden opgelegd aan de mogelijkheid van Israël de toestellen in het kader van deze regionale dreigingen in te zetten. Alles afwegende is dit een ongewenst signaal aan Israël en de landen in de regio.
In algemene zin geldt dat het complex is om een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht in relatie tot concrete gevechtshandelingen zoals bombardementen. Dit geldt ook voor specifieke inzet van de F-35. In het ambtelijk advies is het risico op gebruik van Israëlische F-35-toestellen bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht meegenomen.
Op basis van huidige informatie over de Israëlische F-35-inzet kan niet worden vastgesteld dat de F-35’s bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht zijn betrokken.
Daarnaast geeft Nederland via het European Regional Warehouse in Woensdrecht invulling aan langlopende afspraken binnen het F-35-programma die toezien op betrouwbare doorlevering van onderdelen die in Amerikaans eigendom zijn aan alle partners binnen het programma. Direct ingrijpen in de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 is waarschijnlijk mogelijk op basis van artikel 8 van die regeling, maar zou het ongewenste gevolg hebben dat de doorlevering van F-35-onderdelen naar alle F-35 partnerlanden die gebruik maken van het European Regional Warehouse aan een individuele vergunning wordt onderworpen. Het stopzetten van deze leveranties via ingrijpen op de Regeling algemene vergunning NL009 zou afbreuk doen aan de verwachtingen van alle F-35-partners en het belang een betrouwbare bondgenoot te zijn. Het zou ook een negatieve weerslag hebben op het Nederlandse aandeel in het F-35-programma omdat de positie van het European Regional Warehouse ter discussie zal komen te staan. Dit zal de inzetbaarheid van de Nederlandse F-35-vloot negatief beïnvloeden en kan gevolgen hebben voor de F-35-motorenonderhoudsfaciliteit die ook in Woensdrecht gesitueerd is. Het kan ook negatieve gevolgen hebben voor de deelname van Nederlandse bedrijven in het F-35-programma.
Voor de kabinetspositie ten aanzien van het bestaansrecht van Israël, het recht van Israël op zelfverdediging en het belang van naleving van het internationaal recht en het humanitair oorlogsrecht verwijzen wij u naar de beantwoording van het kabinet van het Schriftelijk Overleg Israël en de Palestijnse Gebieden (Kamerstuk 2023 D, nr. 46550)
Tot slot is op het moment niet duidelijk of Nederland in de context van afspraken over het F-35-programma de mogelijkheid heeft om in te grijpen in de doorlevering van goederen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse naar Israël. Het kabinet doet op het moment nader onderzoek.
Had Nederland op dat moment al aanwijzingen dat Israël mogelijk schendingen van het internationaal recht had begaan, in het bijzonder door middel van de inzet van F-35s?
Voor de positie van het kabinet ten aanzien van de verplichtingen van Israël onder het internationaal recht verwijzen wij kortheidshalve naar de brief van het kabinet bij de beantwoording van het Schriftelijk Overleg Israël/ Palestijnse Gebieden (Kamerstuk 2023 D, nr. 46550).
In algemene zin geldt dat het zeer complex is om een oordeel te vormen over de naleving van het humanitair oorlogsrecht in relatie tot concrete gevechtshandelingen zoals bombardementen. De reden is dat de benodigde specifieke informatie over de omstandigheden en afwegingen daartoe op dit moment ontbreekt. Daarnaast is er in te beperkte mate informatie over de wijze van oorlogsvoering van Hamas en hun infrastructuur in Gaza. Dit geldt ook voor specifieke inzet van de F-35. Op basis van huidige informatie over de Israëlische F-35-inzet kan niet worden vastgesteld dat de F-35’s bij ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht zijn betrokken.
Waarom hebt u de Tweede Kamer niet geïnformeerd over dit besluit, gezien de zwaarwegende ambtelijke waarschuwingen en het karakter van de levering?
Er is na het uitbreken van de oorlog in Gaza geen besluit genomen om onderdelen aan Israël te leveren. Er is besloten om niet in te grijpen op een bestaande regeling die in het kader van Nederlandse deelname aan het F-35-programma is ingeroepen. Middels deze regeling worden onderdelen die in Amerikaans eigendom zijn vanuit het European Regional Warehouse in Woensdrecht gedistribueerd naar gebruikers van de F-35, waaronder Israël.
Overigens wordt uw Kamer middels het jaarrapport exportcontrole strategische goederen geïnformeerd over de transacties onder de Regeling algemene vergunning NL009. Daarbij wordt ook aangegeven dat er transacties plaatsvinden naar Israël. Uw Kamer heeft dit rapport het meest recent in september 2023 ontvangen (Kamerstuk 2023D38918).
Bent u bereid de levering van deze onderdelen te staken om te voorkomen dat Nederland medeplichtig wordt aan schendingen van het oorlogsrecht? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 2.
Wilt u, conform artikel 68 Grondwet, alle juridische adviezen die u hebt ontvangen over (mogelijke) schendingen van het internationaal recht door Israël sinds 7 oktober 2023 uiterlijk donderdag 9 november 2023 aan de Tweede Kamer doen toekomen?
Om zo transparant mogelijk aan uw verzoek tegemoet te komen geven we u de volledige nota’s waarin u de juridische elementen aantreft evenals de andere elementen die hebben bijgedragen aan de brede afweging die ten grondslag ligt aan het genomen besluit.
Advisering over het internationaal recht vindt zowel mondeling als schriftelijk plaats. Sinds 7 oktober 2023 is er op diverse momenten mondeling overleg geweest over internationaalrechtelijke aspecten van het gewapend conflict tussen Hamas en Israël. De Directie Juridische Zaken van het ministerie heeft hierover voorts op 16 oktober 2023 een informatienota aan ons gestuurd. Deze nota is bijgevoegd. Tevens is een door ons gevraagde juridische appreciatie van een uitspraak van HV Borrell bijgevoegd. Daarnaast vindt binnen het ministerie besluitvorming plaats op basis van integrale advisering, waarin alle aspecten van een voorgenomen besluit bijeen worden gebracht in nota’s en in dossiers ten behoeve van overleggen. Van de integrale advisering over de doorlevering van F-35-onderdelen aan Israël maakt ook de internationaalrechtelijke appreciatie deel uit. Een tweetal nota’s over doorlevering van F-35-onderdelen via het European Regional Warehouse die juridische aspecten bevatten zijn bijgevoegd. De nota’s volgen elkaar op waarbij de tweede nota aanvullingen, verduidelijkingen en nuancering van de eerste bevat. Het besluit om niet in te grijpen op de werking van de Regeling Algemene vergunning NL009 is genomen op basis van de tweede nota. Ook is informatie gedeeld over de positie van andere landen en internationale organisaties over het conflict. Het naar buiten brengen van deze informatie kan de positie en diplomatieke betrekkingen van de Nederlandse staat schaden. Zie ook het antwoord op vraag 4 op de vragen van het lid Piri over de doorlevering van F-35-onderdelen via het European Regional Warehouse.
Kunt u de garantie geven dat de juridische dienst in volstrekte onafhankelijkheid en zonder overige ambtelijke bemoeienis haar adviezen rechtstreeks aan u kan uitbrengen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zie in dit verband ook de kabinetsreactie op het rapport van de commissie van onderzoek inzake het Non Lethal Assistance (NLA) programma in Syrië (commissie Cammaert) van 20 december 2022 (Kamerstuk 32 623, nr. 322).
Bent u bereid met spoed deze vragen, de vragen van het schriftelijk overleg over de Situatie in Israël en Gaza d.d. 1 november jl., en de vragen van het schriftelijk overleg d.d. 7 november jl. in voorbereiding op de Raad Buitenlandse Zaken van 13 november 2023, te beantwoorden?
Het kabinet heeft de genoemde vragen zo snel mogelijk beantwoord.
Integriteitsproblemen bij de Defensie Bewaking-en Beveiligingsorganisatie (DDBO). |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van een krantenbericht over een integriteitsprobleem bij DBBO-Zuid?1 Heeft u tevens kennisgenomen van de brief van advocatenkantoor Tripels in Maastricht waarop de vaste commissie voor Defensie u op 26 oktober 2023 heeft verzocht te reageren?2
Ja.
Deelt u de conclusie van zowel de advocaat als het artikel dat de wijze van onderzoeken niet voldoet aan een «redelijke termijn», omdat het zeer lang duurde voordat een onderzoek is begonnen? Zo nee, waarom niet?
Ja, die conclusie deel ik. Hieronder licht ik de genomen processtappen toe.
Ik concludeer dat het interne onderzoek meer tijd heeft gekost dan Defensie nastreeft. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat de onderzoekscommissie een groot aantal mensen heeft gehoord, waardoor het niet mogelijk bleek het onderzoek eerder af te ronden. Ik realiseer me dat dit voor de melder frustrerend kan zijn, zeker gezien het feit dat hij zich al in september 2020 heeft gemeld. Evenwel wil ik in het belang van melder en andere betrokkenen geen concessies doen aan de zorgvuldigheid waarmee een onderzoek wordt uitgevoerd.
Ik wil daarbij voorop stellen dat de behandeling van meldingen een delicaat proces is, dat zorgvuldig dient te gebeuren. De tijdsduur die benodigd is voor het analyseren van de melding en een eventueel daaropvolgend onderzoek is van verschillende variabelen afhankelijk en kan daarom per melding verschillen. In voorliggend geval heeft de advocaat van betrokkene in september 2020 aan de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) verzocht om een intern onderzoek in te stellen.
Het instellen van een onderzoek is een zwaar middel. Conform de richtlijnen van Defensie wordt daarom, voordat een dergelijk onderzoek wordt ingesteld, eerst beoordeeld of sprake is van een concreet vermoeden van een integriteitsschending of misstand. Daartoe heeft de COID via e-mail en in persoonlijke gesprekken met betrokkene de situatie geanalyseerd. Op basis hiervan heeft de COID in de herfst van 2020 besloten geen onderzoek in te stellen. De directeur DBBO (in de rol van leidinggevende) heeft betrokkene hierover op 6 juni 2021 geïnformeerd. Betrokkene heeft zich vervolgens gewend tot de plaatsvervangend secretaris-generaal (PSG). Na enkele verkennende gesprekken heeft de PSG de commandant van het Defensie Ondersteuningscommando (de leidinggevende van de directeur DBBO) verzocht om alsnog een onderzoek in te stellen. Dit onderzoek is eind december 2021 ingesteld en in de zomer van 2022 afgerond. Betrokkene is op 31 augustus 2022 van de uitkomsten van het onderzoek op de hoogte gesteld.
Vanaf het moment van de melding heeft het ruim een jaar geduurd voordat is besloten een onderzoek in te stellen. Dat moet en kan beter. Inmiddels zijn maatregelen doorgevoerd om dergelijke doorlooptijden te verkorten. Zo is onder meer de samenwerking tussen de verschillende bij meldingen betrokken afdelingen van de COID verbeterd.
Deelt u voorts de conclusie dat de commandant van de DBBO lang op het onderzoek heeft laten wachten? Zo nee, waarom niet?
De directeur van de DBBO heeft geen onderzoek ingesteld. Voor een verdere toelichting verwijs ik u naar vraag 2.
Deelt u tevens de conclusie dat deze werkwijze veel overeenkomsten vertoont met klachten van klokkenluiders bij Defensie over traagheid en onduidelijkheid van onderzoek naar klachten over misstanden en integriteitsschendingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is uw voorstel om dat te veranderen?
Ik wil nogmaals benadrukken dat ik begrijp dat een lang traject emoties kan oproepen. Het overgrote deel van de meldingen bij Defensie kan op een eenvoudige en snelle manier worden opgelost. Wel is het zo dat de meer complexe meldingen van integriteitsschendingen en meldingen van vermoedens van misstanden meer tijd in beslag kunnen nemen, zowel in de analyse als in de eventuele onderzoeksfase. Voor Defensie staat een zorgvuldige behandeling van meldingen voorop.
Deelt u de conclusie dat de invloed van betrokken commandanten bij dergelijke procedures, naar aanleiding van klachten, te groot is en dat slechts een klachteninstantie die volledig onafhankelijk van Defensie is een objectief resultaat kan behalen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer komt u tot de organisatie van een volledig onafhankelijk onderzoeksorgaan voor integriteitsklachten bij Defensie?
Deze conclusie deel ik niet. Zoals aangegeven in de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Piri (PvdA) die uw Kamer ontving op 20 juni 2023, geldt als uitgangspunt dat klachten en meldingen binnen Defensie zelf worden behandeld (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2956). Ten eerste omdat dit bijdraagt aan het veranderen van de cultuur waarbij de organisatie kan leren van klachten en leidinggevenden hierop sneller kunnen acteren, maar juist ook aangesproken kunnen worden. Ten tweede heeft Defensie een wettelijke verplichting om zelf klachten in behandeling te kunnen nemen. Zo stelt de algemene wet bestuursrecht dat het aan een bestuursorgaan is om klachten zelf in behandeling te nemen. Ook heeft Defensie een wettelijke verplichting om een procedure voor de behandeling van meldingen van integriteitsschendingen en vermoedens van misstanden intern te borgen. Ik acht het daarmee vanuit de zorg voor het personeel van belang dat Defensie zelf verantwoordelijkheid draagt voor de afhandeling van klachten, integriteitsmeldingen en meldingen van vermoedens van misstanden.
Defensie beschikt verder over een extern bemenst meldpunt, het Meldpunt Integriteit Defensie (MID), dat direct is gepositioneerd onder de secretaris-generaal (SG). Een medewerker die een vermoeden van een misstand wil melden kan zich ook direct richten tot het Huis voor Klokkenluiders
Binnen Defensie is de behandelaar van een melding het bevoegd gezag van degene over wie gemeld is. Vaak is dit de direct leidinggevende. Deze persoon is namelijk verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving en in staat de situatie waar nodig te verbeteren. De behandeling kan belegd worden bij het naasthogere bevoegd gezag, bijvoorbeeld wanneer het primaire bevoegd gezag niet op voldoende afstand staat van de te onderzoeken kwestie of personen. Het bevoegd gezag kan hiertoe besluiten. Ook kan de melder zelf de melding bij het naasthogere niveau neerleggen. Een integriteitsadviseur van de COID kan hierbij ondersteunen.
Kernwapens en de toetsingsconferentie TPNW |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat de tweede lidstatenconferentie van de Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons (TPNW) van 27 november tot 1 december 2023 in New York wordt gehouden?1
Ja.
Hebt u kennisgenomen van het besluit om de Russische deelname aan het Verdrag tegen Atoomproeven op te zeggen? Hebt u tevens kennisgenomen van oefeningen door de Russische strijdkrachten om een kernwapenreactie te kunnen uitvoeren, indien Rusland met kernwapens wordt aangevallen? Zo ja, deelt u de mening dat dit zeer verontrustende ontwikkelingen zijn waartegen een oplossing moet worden gezocht? Aan welke oplossing denkt u?2
Ja op beide vragen.
Hoewel er op dit moment geen signalen zijn dat Rusland van plan is om kernproeven uit te voeren en Rusland vooralsnog blijft deelnemen aan het International Monitoring System van het Alomvattend Kernstopverdrag, is de Russische intrekking van de ratificatie van dit verdrag een zorgelijke stap. Deze stap past in de bredere ondermijning van de mondiale wapenbeheersingsarchitectuur door Rusland. In internationaal verband blijven we aandringen op het respecteren van de afspraken en het belang van wapenbeheersing voor strategische stabiliteit.
Deelt u de mening dat Nederland, gezien zijn diplomatieke positie in het recente verleden bij de totstandkoming van het verdrag en bij de eerste toetsingsconferentie in Wenen, een brugfunctie heeft tussen de lidstaten van het verdrag en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)? Zo nee, waarom niet?
Nederland zet zich onverminderd in als bruggenbouwer om fragmentatie binnen het ontwapenings- en non-proliferatieregime te voorkomen en de inspanningen terug te brengen naar het gemeenschappelijke doel: versterking en implementatie van het Non-proliferatieverdrag (NPV), inclusief de effectieve ontwapeningsmaatregelen op grond van artikel VI. In dit kader zal Nederland zich blijven inzetten voor ontwapeningsgerelateerde initiatieven zoals risicobeperking verificatie en transparantie, en de nauwe contacten met voor- en tegenstanders van het kernwapenverbod binnen de context van het NPV en cross-regionale initiatieven als het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI), Creating an Environment for Disarmament (CEND) en het Stockholm Initiative for Nuclear Disarmament voortzetten.
Nederland hoeft geen waarnemer bij de tweede bijeenkomst van het TPNW te zijn, om deze brugfunctie te kunnen blijven vervullen. Het kabinet heeft meermaals aangegeven waarom Nederland het TPNW niet kan ondertekenen of steunen, meest recent in de Kamerbrief van 16 augustus 2022 over de uitvoering van de motie van de leden Van Dijk en Sjoerdsma over regeringsaanwezigheid bij de vergadering van het TPNW (Kamerstuk 33 783, nr. 51).
Welke andere Westerse landen zullen als waarnemer aanwezig zijn bij de tweede lidstatenconferentie van de TPNW? Is het juist dat Duitsland, Oostenrijk en Noorwegen dit overwegen?
Oostenrijk is, als een van de grondleggers van het verdrag, uiteraard aanwezig. Duitsland, Noorwegen en België zullen als waarnemer aanwezig zijn.
Bent u bereid, gezien de verontrustende kernwapenontwikkeling in de wereld en gezien de functie van Nederland als bruggenbouwer, om Nederland als waarnemer aanwezig te laten zijn in New York? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'De Russische oorlog tegen Oekraïne is een praktijkexamen voor Europa – en de tijd begint te dringen' |
|
Tom van der Lee (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Alexander Hammelburg (D66), Kati Piri (PvdA), Laurens Dassen (Volt) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «De Russische oorlog tegen Oekraïne is een praktijkexamen voor Europa – en de tijd begint te dringen»?1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «US aid to Ukraine may hinge partly on who takes over as House speaker?»2
Heeft u kennisgenomen van het feit dat een significant en groeiend aantal Republikeinse vertegenwoordigers in het Huis van Afgevaardigden tegen militaire steun aan Oekraïne hebben gestemd?3
Heeft u kennisgenomen van het afzetten van de Republikeinse speaker McCarthy en dat mogelijke opvolgers zich hebben uitgesproken tegen Amerikaanse militaire steun aan Oekraïne?4
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de kansrijkste Republikeinse presidentskandidaat Donald Trump heeft gezegd dat het tegengaan van de Russische invasie van Oekraïne geen vitaal Amerikaanse nationaal strategisch belang is?5
Ziet u het risico dat Amerikaanse militaire steun aan Oekraïne als het gevolg van de huidige ontwikkelingen in het Amerikaanse Congres significant vertraagd zou kunnen worden, of zelfs deels of geheel zou kunnen wegvallen?
Ziet u het risico dat in 2024 een Amerikaanse president wordt verkozen die de Amerikaanse militaire steun aan Oekraïne zal verminderen of stoppen?
Zijn de Europese lidstaten in staat om het vertragen, deels stoppen of volledig stoppen van Amerikaanse militaire steun aan Oekraïne op korte termijn op te vangen? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen samen met bondgenoten om dat wel mogelijk te maken?
Bent u bereid schriftelijk met Oekraïne vast te leggen dat de Nederlandse (militaire) steun voor de komende jaren gegarandeerd is op minimaal het niveau van 2023?6 Wanneer gaat u het voor 2024 gereserveerde bedrag voor de steun aan Oekraïne formeel communiceren zoals u ook in 2023 deed?
Het kabinet blijft Oekraïne steunen zolang als dat nodig is. Dat is in het belang van onze eigen veiligheid en die van Oekraïne. Nederland heeft zich gecommitteerd aan steun op de lange termijn met de ondertekening van de G7-verklaring over veiligheidsarrangementen.7 Het is een belangrijk signaal aan Kyiv, maar ook aan Moskou, dat we die steun ook op de lange termijn volhouden. Over de invulling ervan wordt met Oekraïne en internationale partners gesproken.
De diverse departementale begrotingen, zoals aan uw Kamer aangeboden op Prinsjesdag, bevatten de voor nu gereserveerde bedragen voor steun aan Oekraïne in 2024. Indien hier additionele middelen voor gereserveerd worden, wordt uw Kamer hiervan op de hoogte gesteld. In het najaar vindt binnen het kabinet, conform de afspraken die zijn gemaakt bij de Voorjaarsnota 2023, besluitvorming plaats over de inhoud van militaire en non-militaire steun. Hierover zal uw Kamer eveneens worden geïnformeerd.
Bent u gezien hierboven beschreven risico’s bereid Nederlandse militaire steun aan Oekraïne voor de komende jaren verder op te schroeven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, aan welke steun denkt u?
Het is in het belang van Nederland om de steun aan Oekraïne voort te zetten, in samenspraak met bondgenoten en partners. De behoefte van Oekraïne is daarbij altijd leidend. Ten eerste moet worden gedacht aan steun die voor de voortzetting van het lopende gevecht noodzakelijk is en blijft, zoals munitie, uitrusting en reserveonderdelen. Ten tweede is het van belang om in te zetten op de modernisering van de Oekraïense strijdkrachten met als doel het creëren van een toekomstbestendige Oekraïense krijgsmacht die interoperabel is met de NAVO en zelfstandig in staat is tot afschrikking en verdediging tegen toekomstige dreigingen. Hiervoor worden binnen de Ukraine Defence Contact Group capability coalitions georganiseerd. Nederland heeft de intentie om samen met de Verenigde Staten en Denemarken deel te nemen aan de coalitie die zich richt op het moderniseren van de Oekraïense luchtmacht.
Bent u bereid om de daarvoor aangewezen Nederlandse F-16s over te dragen aan Oekraïne zodra de eerste Oekraïense piloot de daarvoor bedoelde training heeft afgerond?
De levering van zowel de Nederlandse F-16’s als de daarvoor bedoelde munitie aan Oekraïne is van meer factoren en voorwaarden afhankelijk dan enkel de training van de eerste Oekraïense piloten. Zoals gecommuniceerd aan uw Kamer is het eveneens van belang dat ondersteunend personeel is opgeleid en dat de benodigde infrastructuur gereed is. Daarnaast is internationale afstemming nodig en is formele toestemming van de Verenigde Staten vereist via een wapenexportvergunning.
Ook worden de gebruikelijke afspraken met Oekraïne over inzet van het materieel gemaakt. De precieze aantallen, configuratie en het mee te leveren materiaal zijn nog niet vastgesteld.
Tot slot wordt een toetsing aan de EU wapenexportcriteria verricht door de Minister van Buitenlandse Zaken waarna door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking al dan niet een exportvergunning wordt afgegeven.8
Het kabinet zet zich in voor een snelle en zorgvuldige voorbereiding en zal er binnen de eigen mogelijkheden voor zorgen dat er geen onnodig tijdverlies ontstaat.
Bent u bereid alle voor F-16s bedoelde munitie (intern boordwapen, bommen, raketten) die momenteel in Nederlandse handen is over te dragen aan Oekraïne zodra de eerste Oekraïense piloot de daarvoor bedoelde training heeft afgerond? Bent u bereid zorg te dragen dat politieke goedkeuring en logistieke voorbereiding daarvoor tijdig is afgerond zodat er geen extra tijdverlies ontstaat?
Zie antwoord vraag 11.
Hoe gaat het kabinet zich inspannen, samen met Europese bondgenoten, om noodscenario’s voor te bereiden voor de algehele veiligheid van het Europese continent, als een nieuwe Amerikaanse regering niet meer bereid zou zijn om de veiligheid op het Europese continent te waarborgen?
De trans-Atlantische relatie en de NAVO vormen nog altijd de hoeksteen van onze collectieve verdediging. Dat neemt niet weg dat Europa meer verantwoordelijkheid moet nemen voor de eigen veiligheid en de behartiging van de Europese veiligheidsbelangen. De belangrijkste ontwikkeling is dat vrijwel alle Europese landen substantieel meer in hun defensie investeren. Dat draagt bij aan een sterkere Europese slagkracht en daarmee aan een sterkere NAVO en EU. Dat geldt ook voor Nederland. Dit kabinet heeft de Defensiebegroting met structureel EUR 5 mld geïntensiveerd, een stijging van 40 procent.
Verder steunt het kabinet EU-initiatieven die het EU defensiebeleid en de Europese defensie-industrie versterken. Hierbij gaat het om hulp bij de uitvoering van het EU Strategisch Kompas, een grotere bijdrage van Nederland aan militaire EU missies, steun voor de inzet van de Europese Vredesfaciliteit voor militaire steun aan Oekraïne, en steun voor de nieuwe EU-instrumenten zoals de European Defence Industry Reinforcement through common Procurement Act (EDIRPA) en de Act in Support of Ammunition Production (ASAP). Het kabinet wil ook middels verdere convergentie van het wapenexportbeleid de samenwerking binnen de Europese defensie-industrie versterken. Het kabinet wil daarom onder andere toetreden tot het Verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein (Kamerstuk 22 054, nr. 395).
Het bericht 'Russische familie? Dan wordt een baan bij defensie heel lastig' |
|
Harmen Krul (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Russische familie? Dan wordt een baan bij defensie heel lastig»?1
Ja.
Herinnert u zich uw beantwoording van schriftelijke vragen van de leden Boswijk en Krul over veiligheidsonderzoeken waarin u stelt dat Defensie geen beleid voert waarbij medewerkers met Russische banden (afkomst, familie, studie etc.) niet welkom zijn binnen de krijgsmacht?2 Hoe rijmt u dat met de drie gevallen die in het NRC-artikel worden genoemd waarbij het hebben van Russische (schoon)familie kennelijk een belangrijke, doorslaggevende reden was voor het besluit om de verklaring van geen bezwaar te weigeren of in te trekken?
Ja. Zie vraag 3
Hoe rijmt u de ervaringen van de personen die, blijkens het NRC-artikel, gedupeerd worden door een veranderde geopolitieke situatie, waar zij zelf geen invloed op hebben, met de schriftelijke beantwoording van Kamervragen waarin u uiteenzet dat feitelijke gedragingen van (aspirant-)defensiemedewerkers bepalend zijn bij de besluitvorming over het toekennen of weigeren van een verklaring van geen bezwaar?
Op grond van de Wet op de veiligheidsonderzoeken (Wvo) kunnen functies waarin een persoon de nationale veiligheid kan schaden, aangewezen worden als vertrouwensfuncties. Het veiligheidsonderzoek helpt de nationale veiligheid te beschermen. Defensie voert geen specifiek beleid ten aanzien van vertrouwensfunctionarissen met Russische banden. Over een individuele weigering of intrekking van een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) kan ik geen uitspraken doen.
Een veranderende geopolitieke situatie kan een rol spelen bij de uitvoering van de veiligheidsonderzoeken. Voorop staat dat ieder veiligheidsonderzoek maatwerk is.
Zijn er sinds 2021 meer defensiemedewerkers die hun verklaring van geen bezwaar zijn kwijtgeraakt omdat zij banden hebben met Rusland? Zo ja, hoeveel?
In het jaarverslag van beide diensten wordt gerapporteerd over het aantal uitgevoerde veiligheidsonderzoeken en het aantal weigeringen en intrekkingen van een VGB. Over individuele casuïstiek kan ik geen uitspraken doen.
Deelt u de mening dat externe factoren, zoals een veranderende geopolitieke situatie en ontwikkelingen in de betrekkingen van Nederland met andere landen, niet kunnen worden gerekend tot persoonlijke omstandigheden als er niet ook sprake is van feitelijke gedragingen van de individuele (aspirant-)defensiemedewerker? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2 en 3. Van belang is daarbij dat vanuit het veiligheidsonderzoek moet blijken of er voldoende waarborgen aanwezig zijn dat betrokkene onder alle omstandigheden de vertrouwensfunctie getrouwelijk zal vervullen.
Deelt u de mening dat het al dan niet meewegen van externe factoren in een veiligheidsonderzoek consequent moet gebeuren om het risico op willekeur uit te sluiten? Als in drie gevallen de externe omstandigheid van een agressief Rusland bepalend is voor de besluitvorming over de verklaring van geen bezwaar, zou dat dan ook in alle andere gevallen moeten worden toegepast en vice versa?
Over individuele casuïstiek kan ik geen uitspraken doen. Artikel 7, tweede lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken bepaalt welke gegevens worden beoordeeld in het kader van een veiligheidsonderzoek.
Deelt u de mening dat de Nederlandse krijgsmacht, die staat voor respect, integriteit en veiligheid, mensen die niets te verwijten valt nooit mag uitsluiten omwille van enkel de afkomst van hun partner?
Nee. De partner en eventueel daarmee samenhangende kwetsbaarheden worden standaard meegenomen in het veiligheidsonderzoek. In algemene zin kan gesteld worden dat wanneer een veiligheidsonderzoek onvoldoende waarborgen oplevert dat een (kandidaat-)vertrouwensfunctionaris onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen, het belang van de nationale veiligheid prevaleert boven het persoonlijk belang van betrokkene.
Klopt het dat de AIVD en MIVD geen belastende feiten hebben gevonden in de veiligheidsonderzoeken naar de drie genoemde Rusland-experts, maar slechts «mogelijke risico’s» zien?
Over individuele casuïstiek kan ik geen uitspraken doen.
Hoe beoordeelt u de mening van inlichtingenexpert De Graaff dat Defensie door de drie personen met een Russische connectie niet in dienst te nemen of te houden «meer risicomijdend» opereert en spreekt van een «drama met Rusland als lachende derde en verder alleen maar verliezers: de Nederlandse staat die expertise misloopt, betrokkenen die niet de baan krijgen die ze graag willen»?
Zie het antwoord op vraag 7 en 8.
Waarom stoot Defensie waardevolle expertise over Rusland af vanwege «mogelijke risico’s», terwijl de dreiging van Rusland steeds groter is geworden en de behoefte aan expertise over dat land sinds 2014 alleen maar is toegenomen?
Zie het antwoord op vraag 7 en 8.
Deelt u de opvatting van inlichtingenexpert De Graaff dat voor hoogwaardige expertise over een vijandige natie je doorgaans aangewezen bent op mensen die binding hebben met die natie en die al gauw eenzelfde risicoprofiel hebben als de drie Rusland-experts van wie de verklaring van geen bezwaar is geweigerd of ingetrokken?
Zie het antwoord op vraag 7 en 8.
Klopt het dat de Baltische staten redelijk veel risico’s accepteren om hun aartsvijand Rusland te duiden? Bent u bereid de pro’s en contra’s te onderzoeken van de acceptatie van iets hogere risico’s als het gaan om personeel dat over waardevolle Rusland-expertise beschikt en Russische familiebanden heeft?
Ieder land, ook Nederland, maakt zijn eigen risicoanalyses. De Wvo dient ter bescherming van de nationale veiligheid bij het vervullen van een vertrouwensfunctie, waarbij ik wil benadrukken dat risico’s nooit tot nul gereduceerd kunnen worden. In algemene zin kan gesteld worden dat wanneer een veiligheidsonderzoek onvoldoende waarborgen oplevert dat een (kandidaat-)vertrouwensfunctionaris onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen, het belang van de nationale veiligheid prevaleert boven het persoonlijk belang van betrokkene.
Deelt u de mening dat als de diensten voldoende gegevens hebben kunnen beoordelen over de (aspirant-)defensiemedewerker en zijn/haar partner en niets ten nadele hebben gevonden, er geen wettige grond is om een verklaring van geen bezwaar te weigeren of in te trekken?
Ieder veiligheidsonderzoek betreft maatwerk. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat veiligheidsonderzoeken worden uitgevoerd op basis van de Wet op de veiligheidsonderzoeken (Wvo). Op basis van die resultaten kan worden beoordeeld of een VGB kan worden afgegeven, geweigerd of ingetrokken.
Gaat u naar aanleiding van het NRC-artikel de veiligheidsonderzoeken van deze drie individuele medewerkers opvragen en tegen het licht houden? Zo nee, waarom niet?
Zie vraag 15.
Als blijkt dat de weergave in het NRC-artikel correct is, bent u dan bereid om het besluit tot weigeren/intrekken van de verklaring van geen bezwaar in alle gevallen waarbij enkel een (in)directe familieband wordt genoemd als reden te heroverwegen en alle gedupeerde medewerkers te compenseren voor de door hen geleden schade en hen eerherstel te geven?
Nee. De AIVD en de MIVD leveren in ieder veiligheidsonderzoek maatwerk om binnen de kaders van de wet- en regelgeving VGB’s te verstrekken ter bescherming van de nationale veiligheid. Als een van de betrokkenen reden ziet om bezwaar of beroep aan te tekenen tegen een weigering of intrekking van het VGB dan kan binnen 6 weken schriftelijk bezwaar worden gemaakt tegen een besluit. Een onafhankelijke commissie geeft hierna een advies. Dit advies wordt betrokken bij het nemen van het besluit op bezwaar. Tegen dat besluit kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Tegen een uitspraak van de rechtbank staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Begeleiding van probleemjongeren door de krijgsmacht. |
|
Harmen Krul (CDA), Anne Kuik (CDA) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Christophe van der Maat (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over probleemjongeren die bij Defensie een tweede kans hebben gekregen?1
Ja.
Klopt het dat in de voorgaande twee jaar 240 probleemjongeren, veelal met een strafblad, de kans hebben gekregen een opleiding te volgen bij de Landmacht om zo hun leven weer op de rit te krijgen, van wie 31 jongeren daadwerkelijk militair zijn geworden?
Van de 240 deelnemende jongeren in de periode januari 2020 tot december 2022 zijn 136 jongeren weer succesvol naar school of aan het werk gegaan. Van deze 240 deelnemers zijn 28 jongeren militair geworden.
Klopt het dat nog eens 136 probleemjongeren op het rechte pad zijn gebleven door hen structuur, regelmaat en duidelijkheid te bieden en terug zijn gegaan naar school of aan het werk zijn gegaan?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt dit zich tot de uitspraken van de Minister voor Rechtsbescherming dat de proef van de Landmacht met probleemjongeren «weinig succesvol» was, omdat er maar één jongere gekozen zou hebben voor een militaire carrière en de rest uitgevallen zou zijn? (Kamerstuk 28 741, nr. 105, blz. 38)
Wat de Minister voor Rechtsbescherming met zijn antwoord tijdens het commissiedebat bedoelde te zeggen was dat het Bijzonder Begeleidingstraject Jongeren-Koninklijke Landmacht (BBJ-KL) voor een deel van de doelgroep, namelijk jongeren met justitiële antecedenten, minder geschikt is. Dit is gelegen in het feit dat veel van de jongeren met justitiële antecedenten die worden aangemeld via een professionele hulpverlener of instantie een te zwaar strafblad hebben. Te zware justitiële antecedenten (waaronder gewapende straatroof, handel in harddrugs, heling, pinpas fraude, afpersing, witwassen) en veroordelingen tot meer dan 40 uur taakstraf of vrijheidsstraffen worden genoemd als de belangrijkste reden voor het niet opnemen in het BBJ-KL. Ook een gebrek aan intrinsieke motivatie was regelmatig een reden om iemand niet op te nemen in het traject. Van de 319 jongeren die via een professionele hulpverlener of instantie zijn aangemeld bij BBJ-KL in de periode januari 2020 – december 2022 zijn 79 kandidaten niet opgenomen in het traject. Het aantal kandidaten hiervan dat specifiek vanwege hun justitiële antecedenten is afgevallen is niet bekend. De uitspraak dat slechts één jongere gekozen zou hebben voor een militaire carrière was inderdaad onjuist, zoals blijkt uit het antwoord op vraag 2.
Acht u het Bijzonder Begeleidingstraject Jongeren-Koninklijke Landmacht (BBJ-KL) succesvol? Bent u bereid de resultaten onder de aandacht te brengen bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid?
Het begeleiden van jongeren is geen primaire taak van Defensie. Met het BBJ-KL wil Defensie in verbinding staan met de samenleving en binnen de afgesproken kaders een bijdrage leveren aan het verminderen van de jongerenproblematiek in Nederland. Het succes van dit project is tweeledig: 136 deelnemers zijn weer succesvol naar school of aan het werk gegaan waarvan 28 militair zijn geworden. De Minister voor Rechtsbescherming is op de hoogte van het traject en er wordt gekeken hoe het Ministerie van Justitie en Veiligheid in de toekomst betrokken kan worden bij het BBJ-KL.
Deelt u het standpunt van toenmalig Minister van Defensie Kamp «De opvang en behandeling van probleemjongeren valt niet onder de taken en verantwoordelijkheden van Defensie» of deelt u de mening dat Defensie een belangrijke vormende, maatschappelijke rol kan vervullen om jongeren discipline en normbesef bij te brengen en uit de handen van de criminaliteit te houden?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om het project BBJ-KL te verbeteren en uit te breiden?
De Landmacht beschikt over een klein projectteam BBJ KL. Uitbreiding van deze capaciteit is niet aan de orde. Defensie moet haar schaarse (instructie)capaciteit immers primair inzetten voor haar kerntaken. Wel is er nog ruimte om binnen de bestaande capaciteit het aantal deelnemers uit te breiden tot maximaal 200 jongeren per jaar.
Gemeenten kunnen jongeren voordragen voor dit begeleidingstraject. Maar niet alle gemeenten weten de Landmacht te vinden. Daarom spant het projectteam BBJ-KL, dat overigens volledig is samengesteld uit veteranen, zich in om haar netwerk in gemeenten verder uit te breiden via onder meer jeugdzorg, HALT, jongerenloketten en jeugdhulporganisaties.
Welke lering kan er getrokken worden uit het project «Een Nieuw Begin» van het Korps Mariniers op Curaçao om jongeren uit de handen van de criminaliteit te houden? Klopt het dat 75 procent van de jongeren het traject succesvol afrondt?
Het project «Een nieuw begin» beoogt jongeren op Curaçao en Aruba perspectief op werk te bieden en is geïnitieerd door het landsbestuur op deze eilanden. Het project bestaat uit vijf fasen: werving en selectie, sociaal vormingstraject, leer-werktraject, stageperiode, overgang naar werk. Het Korps Mariniers is verantwoordelijk voor het sociaal vormingstraject. Dit traject wordt in samenspraak met het landsbestuur op Curaçao en Aruba uitgevoerd.
Het succes van dit project op de eilanden − 75 procent van de jongeren rondt het traject succesvol af − hangt samen met de fasering, de continue begeleiding van de jongeren door maatschappelijk werkers en een passende onkostenvergoeding. De positieve mond-tot-mondreclame zorgt voor aanwas van gemotiveerde jongeren. Initieel werd het project opgezet voor alleen mannen, sinds vorig jaar draait er op Curaçao en Aruba ook een pilot voor vrouwen.
Is het succes hiervan te verklaren doordat de jongeren naast disciplinering en teambuilding ook een leer-werk traject krijgen aangeboden met een baangarantie en gedurende het hele traject worden begeleid door maatschappelijk werkers?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid de begeleiding van probleemjongeren door Defensie te betrekken bij het programma Preventie met Gezag van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, dat erop gericht is om te voorkomen dat jongeren zich op het criminele pad begeven, en om criminele carrières van jongeren in de kiem te smoren?
Preventie met Gezag, de brede preventie-aanpak van (georganiseerde en ondermijnende) jeugdcriminaliteit, wordt ingericht bij en door de deelnemende gemeenten met inzet van de (lokale) justitiële partners. Het is dan ook aan hen om interventies gericht op de lokale problematiek en doelgroep in te zetten.
Kunnen gemeenten kansarme jongeren voordragen bij de Landmacht voor het BBJ-KL? Welke mogelijkheden ziet u om bij gemeenten uit te vragen wat hun behoeften zijn en welke rol Defensie kan vervullen, bijvoorbeeld ook met inzet van veteranen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid overheidsbreed de samenwerkingsmogelijkheden te versterken om de projecten bij Defensie voor probleemjongeren te combineren met toekomstmogelijkheden, werk en opleiding?
De kracht van het project BBJ-KL zit in de kleinschaligheid en het intensieve persoonlijke contact. Verbreding van de doelstelling van het project naar werk- en opleidingsmogelijkheden voor jongeren draagt niet bij aan de doelstelling van het traject.
Het bericht ‘Former Armed Forces personnel training foreign militaries could be prosecuted under National Security Act’ |
|
Peter Valstar (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Former Armed Forces personnel training foreign militaries could be prosecuted under National Security Act»?1
Bent u bereid met het Britse Ministerie van Defensie in contact te treden om te informeren welke vormen van training geven precies strafbaar zijn gesteld onder de nieuwe National Security Act?
Kunt u deze bevindingen met de Kamer delen?
In hoeverre verschilt de reikwijdte van de aangescherpte Britse strafbaarstelling van wat in Nederland strafbaar is als het delen van gerubriceerde informatie zoals beschreven in Kamerstuk 36 200 X, nr. 88?
Bent u het met de stelling eens dat het voor de bewijsvoering eenvoudiger zou zijn als het simpelweg verboden wordt militaire training aan krijgsmachten van landen op een lijst van statelijke dreigingen te verstrekken, dan dat er bewezen moet worden dat er gerubriceerde informatie is gedeeld tijdens een trainingsactiviteit in een derde land waar Nederland mogelijk niet of maar beperkte justitiële samenwerking mee heeft?
Hoe gaat het Verenigd Koninkrijk om met het probleem zoals beschreven in vraag vijf?
Bent u het met de stelling eens dat, ook indien een voormalig militair niet actief gerubriceerde tactieken en technieken deelt met een derde land, er toch sprake kan zijn van ongewenste kennisoverdracht tijdens deelname aan trainingen van militairen uit dat land? Erkent u dat dit bijvoorbeeld al kan gebeuren doordat Chinese piloten kunnen oefenen tegen tegenstanders die in bepaalde situaties reageren zoals piloten uit een NAVO-lidstaat getraind zijn dat te doen, in plaats van op de manier waarop Chinese piloten zelf zijn opgeleid?
Hoe gaat het Verenigd Koninkrijk om met het probleem zoals beschreven in vraag zeven?
Waarom voert u zoals aangekondigd in Kamerstuk 36 200 X, nr. 88 een onderzoek uit naar aanvullende mogelijkheden om het verzorgen van training door (oud-)defensiemedewerkers die bepaalde functies hebben vervuld te voorkomen, als de Nederlandse wet volgens uw analyse in datzelfde Kamerstuk al voldoende mogelijkheden biedt om te voorkomen dat vertrouwelijke informatie wordt gedeeld met onbevoegden?
Kunt u beschrijven wat het onderzoek behelst en welke hiaten u in de huidige praktijk en wet- en regelgeving ziet die aanvullend onderzoek vragen om trainingen te voorkomen?
Wanneer kunt u de Kamer informeren over de voortgang van dit onderzoek, of op zijn minst over de opzet van het onderzoek?
Het rapport ‘Stormbreak: Fighting through Russian defences in Ukraine’s 2023 offensive’ |
|
Peter Valstar (VVD), Ruben Brekelmans (VVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het rapport «Stormbreak: Fighting through Russian defences in Ukraine’s 2023 offensive»?1
Ja.
Klopt het dat de veiligheidseisen die gelden op trainingsfaciliteiten van lidstaten van de Europese Unie (EU) en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) ook gelden als er Oekraïense militairen worden getraind?
Ja.
Deelt u de analyse uit het rapport dat deze veiligheidseisen soms goed passen bij een leger in vredestijd, maar beperkend werken voor realistische trainingen waar het Oekraïense leger behoefte aan heeft?
Het is evident dat de Oekraïense militairen zo realistisch mogelijk getraind moeten worden. Echter moeten deze trainingen worden georganiseerd binnen de gestelde veiligheidseisen, voortkomend uit wet- en (interne)regelgeving, waarbij ook zicht wordt gehouden op de veiligheid van de trainers. Het is ook in het belang van de Oekraïense militairen om te trainen binnen de gestelde veiligheidseisen. Immers, trainen onder onveilige omstandigheden kan onacceptabele of beperkende gevolgen hebben voor de capaciteiten en inzetbaarheid van de Oekraïense militairen. Ook optreden in het hoogste geweldsspectrum vergt aandacht voor veiligheid.
De Nederlandse eenheden die belast zijn met het geven van de trainingen, zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van risicomanagement.
Klopt het dat er strikte veiligheidseisen gelden aan het gebruik van onbemande vliegtuigjes tijdens oefeningen, en dat deze systemen daarom niet zo prevalent zijn tijdens oefeningen als boven het slagveld in Oekraïne?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat tijdens de trainingen die Oekraïense militairen van EU- of NAVO-partners ontvangen er meer nadruk is op individuele tactische vaardigheden dan de omgang met artilleriedreiging?
Het aanbod van trainingen wordt voortdurend aangepast op basis van de ontwikkelende behoeften van Oekraïne en door lessen te trekken uit eerdere trainingsactiviteiten. Op basis van de opgedane ervaring verschuift de aandacht van de trainingen steeds meer naar de realiteit en de realiteiten van het slagveld waarmee de Oekraïense militairen te maken hebben of zullen gaan krijgen.
Daarnaast doorlopen de Oekraïense militairen vaak verschillende fasen van training, waar de individuele (tactische) vaardigheden vaak aan ten grondslag liggen. Deze worden aangevuld met ander soortige trainingen.
Deelt u de mening dat de training aan Oekraïense militairen zo realistisch mogelijk moet zijn, om hen zo goed mogelijk voor te bereiden op de strijd? Hoe bent u van plan zich in te zetten voor verbeteringen op dit vlak?
Ja, het is van belang om de Oekraïense militairen zo goed mogelijk voor te bereiden op situaties waar zij daadwerkelijk mee te maken (kunnen) krijgen. Hiervoor wordt onder andere gebruik gemaakt van speciaal ingerichte trainingslocaties, bijvoorbeeld om te oefenen voor militaire operaties in bebouwd gebied of loopgraven. Dit is onder andere het geval bij de Interflex trainingen. De training van Oekraïense militairen wordt doorlopend doorontwikkeld aan de door hen aangeven operationele behoefte (zie vraag 5.).
Deelt u de analyse dat er significante tekortkomingen zijn in de trainingen die Westerse landen aanbieden voor Oekraïne op het niveau van brigadestaven?
Nee. Ik herken dit beeld niet. NAVO-bondgenoten zijn gewend om brigadestaven te trainen en zijn hier goed op toegerust. Uiteraard dient er zoveel mogelijk eenduidigheid en synchronisatie te zijn tussen de diverse trainingen die worden aangeboden. Dit wordt onder andere nagestreefd via multinationale afstemmingsbijeenkomsten gericht op de verbetering van trainingen. De trainingen worden zo goed mogelijk aangepast aan de behoeften van Oekraïne en aan de beperkt beschikbare tijd.
Deelt u de mening dat het verbeteren van de brigadestaven cruciaal is om Oekraïne grootschaliger en complexer operaties uit te laten voeren, en om nieuwe wapensystemen (waaronder in de toekomst ook F-16»s) in operaties te integreren?
Om effectief op te kunnen treden in grootschalige(r) en complexe(re) operaties, waaronder met grotere wapensystemen zoals F-16»s, zijn goed functionerende staven, zoals brigadestaven essentieel. Geleerde lessen worden toegepast in nieuwe trainingsmodules. Het beeld dat er significante tekortkomingen zijn in de manier waarop trainingen nu vorm hebben die een dergelijke integratie zou bemoeilijken, deel ik niet.
Deelt u de analyse dat staftraining gebaseerd zou moeten zijn op de manier waarop Oekraïense brigadestaven daadwerkelijk functioneren, en niet op tekstboeken hoe ze dat volgens een NAVO-doctrine zouden moeten doen?
Nee. Uiteraard vormt het functioneren van de Oekraïense krijgsmacht en hun ervaring in de oorlog tegen Rusland de basis van de trainingen. Tegelijkertijd wil Oekraïne zijn krijgsmacht vernieuwen. Aansluiting bij de NAVO is het uiteindelijke doel en daarom zijn trainingen gericht op het aanleren van NAVO-werkwijzen en -doctrines waar dit nuttig is.
Hoe bent u van plan zich in te zetten voor een accurater beeld van hoe Oekraïense brigadestaven functioneren en een vertaling hiervan naar trainingen die Westerse landen aanbieden? Bent u bereid, gebaseerd op de aanbevelingen uit het rapport, te pleiten voor verbetermaatregelen bij relevante gremia zoals de EU-trainingsmissie voor Oekraïne?
Nederland draagt geregeld bij aan brigadestaftrainingen die Duitsland via de Militaire Assistentie Missie (EUMAM) voor Oekraïne aanbiedt. Vanuit deze bijdrage en deelname aan internationale afstemmingsoverleggen van o.a. het Ukraine Defense Contact Group (UDCG), Security Assistance Group Ukraine (SAG-U) en EUMAM Oekraïne streven we ernaar om dit proces zo goed mogelijk te ondersteunen en waar nodig te verbeteren.
Clustermunitie |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de aankomende bijeenkomst, van 11 tot 14 september, van staten aangesloten bij de Conventie over Clustermunitie (CCM)? Neemt Nederland hieraan deel? Zo ja, wat is dan uw inzet?1
Ja, ik ben op de hoogte van deze bijeenkomst. Vertegenwoordigers van Nederland hebben aan de bijeenkomst deelgenomen. De inzet van Nederland was in lijn met de verplichtingen van het Verdrag inzake clustermunitie en de door Nederland onderschreven politieke documenten in dat kader. Zo heeft Nederland ieder gebruik van clustermunitie ontmoedigd.
Bent u van plan, net als in andere jaren, het gebruik van clustermunitie door alle partijen te veroordelen, dus ook door Rusland en Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft in de openingsverklaring ieder gebruik van clustermunitie ontmoedigd. Hierbij is ook de context geschetst waarbinnen het Oekraïense gebruik van clustermunitie plaatsvindt, namelijk de Russische agressie waartegen Oekraïne zich verdedigt.
Ziet u in de bepalingen van de Conventie over Clustermunitie een verplichting voor de aangesloten staten om inzet van clustermunitie te ontmoedigen? Hoe geeft Nederland hier uiting aan nu er oorlog in Europa woedt?
Ja, Nederland ziet dit als een inspanningsverplichting. Zo ontmoedigt Nederland ieder gebruik van clustermunitie en draagt dat ook uit. Samen met andere landen die partij zijn bij het Verdrag inzake clustermunitie zet Nederland zich in voor de universele toepassing van dit verdrag. Nederland zal deze lijn blijven uitdragen in gesprekken met landen die de normen van het verdrag niet naleven, ook als deze zelf geen verdragspartij zijn.
Bent u bereid de levering van clustermunitie aan Oekraïne door Turkije en de Verenigde Staten (VS) te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Alleen partijen bij het Verdrag inzake clustermunitie zijn gehouden aan de bepalingen daarvan. Nederland heeft zich daaraan gecommitteerd en ontmoedigt de levering van clustermunitie. Voor niet-Verdragspartijen bestaat echter geen verbod om clustermunitie te leveren aan Oekraïne.
De levering van F16’s aan Oekraïne |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Is het juist dat u op 20 augustus 2023 heeft besloten om F16’s te leveren aan Oekraïne?1
Het kabinet heeft de intentie uitgesproken om F-16»s te leveren aan Oekraïne. Daadwerkelijke levering vergt dat aan alle voorwaarden en voorbereidingen is voldaan.2 Deze voorwaarden beslaan onder andere dat de training van de vliegers en het ondersteunend personeel voltooid moet zijn en de benodigde infrastructuur in Oekraïne gereed. Tevens moet de realisatie van dit alles internationaal afgestemd worden met de landen van de coalitie. Voor de daadwerkelijke levering van toestellen is de formele toestemming van de Verenigde Staten nodig. De precieze aantallen, configuratie en het mee te leveren materiaal zijn nog niet vastgesteld.
Voor alle leveringen van militair materieel aan Oekraïne wordt afgesproken dat Oekraïne zich bij de inzet van geleverd materieel houdt aan het internationaal recht en het humanitair oorlogsrecht. Daarnaast wordt bij elke levering een eindgebruikersverklaring ondertekend door de Oekraïense autoriteiten waarin zij verklaren de enige gebruiker van de goederen te zijn en deze enkel ten behoeve van zelfverdediging in te zetten.
Voor deze levering wordt een zorgvuldige toetsing aan de EU wapenexportcriteria verricht door de Minister van Buitenlandse Zaken waarna door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking al dan niet een exportvergunning wordt afgegeven. Uw Kamer wordt op termijn nader geïnformeerd over het beoogde tijdpad van levering.
Waarom legt u een dergelijk ingrijpend besluit niet eerst voor aan de Kamer?
Militaire steunverlening aan Oekraïne is door uw Kamer niet controversieel verklaard. Het kabinet zal ook in demissionaire status Oekraïne blijven bijstaan tegen de Russische agressie.
Om hoeveel toestellen gaat het?
Nederland zal naar verwachting 12 tot 18 toestellen beschikbaar stellen aan het F-16 trainingscentrum in Roemenië. De overige beschikbare toestellen zijn in principe bedoeld voor levering aan Oekraïne, maar de precieze aantallen zijn nog niet definitief vastgesteld, dat hangt af van verschillende factoren.
Welke afspraken zijn gemaakt over de inzet van de straaljagers? Mogen zij worden ingezet op Russisch grondgebied?
Zie de beantwoording op vraag 1.
Hoe wordt met dit besluit voorkomen dat de oorlog verder escaleert?
Oekraïne is een soeverein land dat het recht heeft om zich tegen de Russische gewapende aanval te verdedigen, op basis van artikel 51 van het VN-Handvest. Om Oekraïne ook in deze fase van het conflict in staat te stellen invulling te geven aan zijn legitieme recht op zelfverdediging, heeft een groot aantal internationale partners de militaire steun aan Oekraïne geïntensiveerd, waaronder door de levering van zwaarder materieel. Ook Nederland heeft daartoe besloten.
De Nederlandse inzet is om (verdere) escalatie te voorkomen en om Oekraïne in staat te stellen zich beter te verdedigen tegen de Russische gewapende aanval. De wapenleveranties worden zorgvuldig getoetst aan de EU-wapenexportcriteria.
Deelt u de mening dat dit besluit eerst aan de Kamer moet worden voorgelegd, alleen al vanwege de demissionaire status van de regering?
Zie het antwoord op vraag 2.
Het artikel in Politico waarin er wordt bericht dat de civiele EU missie aan de grens tussen Azerbeidzjan en Armenië onder vuur zou zijn genomen |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel in Politico1 door Gabriel Gavin waarin er gesproken wordt over een schietincident door de grenswachters aan de Azerbeidzjaanse zijde, waarbij de in de regio aanwezige civiele EU-missie aan de grens tussen Armenië en Azerbeidzjan reëel gevaar liep?
Ik heb kennis genomen van dit artikel.
Hoe beoordeelt u het aanwezige risico voor de waarnemers van de EU-missie aan de grens tussen Armenie en Azerbeidzjan na het schietincident?
De EU Monitoring Mission in Armenia (EUMA) observeert de veiligheidssituatie langs de Armeense zijde van de internationale grens met Azerbeidzjan en is een belangrijk onderdeel van de inspanningen van de EU ter ondersteuning van vrede en veiligheid in deze regio. In dit gebied komen vaker schietincidenten voor. De EU-missie was aanwezig in het gebied waar het schietincident op 15 augustus jl. zoals genoemd in het Politico-artikel plaatsvond. EUMA kon niet vaststellen door wie er destijds geschoten is en wat het exacte doelwit was, omdat de afstand van de schoten tot de aanwezige waarnemers te groot was. EUMA mitigeert de risico’s door vooraf aan de relevante autoriteiten van Armenië en Azerbeidzjan kenbaar te maken waar en wanneer patrouilles zullen plaatsvinden. Dit gebeurt onder andere via de EU Speciaal Vertegenwoordiger Toivo Klaar.
Op 19 september jl. is Azerbeidzjan begonnen met gewapende acties in Nagorno-Karabach. Er zijn rond het gebied bij Lachin en Stepanakert precisie drone- en raketaanvallen van militaire doelwitten uitgevoerd en heeft een beperkt grondoffensief plaatsgevonden. Op 20 september is een staakt-het-vuren overeengekomen dat op het moment van schrijven redelijk stand lijkt te houden. Ondanks dat er op het moment van schrijven geen incidenten bij de Azerbeidzjaanse-Armeense grens gemeld zijn, zijn er scenario’s denkbaar waar eventuele maatregelen getroffen moeten worden om de veiligheid van de waarnemers van de EU-missie te vergroten. Op dit moment wordt de beveiliging van EUMA verzorgd door de Armeense strijdkrachten, aangezien de missie enkel een mandaat heeft om op Armeens grondgebied te opereren. Nederland blijft de situatie nauwlettend volgen en blijft in contact met de leiding van EUMA.
Bent u bereid om op Europees niveau de regering van Azerbeidzjan te laten weten dat dit ontoelaatbaar is en de herhaling ervan mogelijke consequenties zou kunnen hebben?
Allereerst heeft EUMA niet kunnen vaststellen door wie er op 15 augustus jl. geschoten is en wat het exacte doelwit was, omdat de afstand van de schoten tot de aanwezige waarnemers te groot was. Over het functioneren en opereren van EUMA staat de EU met de partijen in contact. Onder andere de EU Speciaal Vertegenwoordiger speelt hierin een belangrijke rol. EUMA rapporteert aan Brussel over de gebeurtenissen. Indien nodig, kunnen lidstaten gezamenlijk operationele maatregelen of andere stappen bespreken die de veiligheid van missieleden vergroten.
Deelt u de mening dat de recente ontwikkelingen zoals de blokkade van Lachin-corridor door Azerbeidzjan de lopende initiatieven voor een duurzame vrede in de regio steeds bemoeilijken?
Zoals eerder met uw Kamer is gedeeld2 hebben Nederland en de EU Azerbeidzjan regelmatig aangesproken op zijn verantwoordelijkheid om vrije doorgang van personen, voertuigen en vracht via de Lachin-doorgang te garanderen, conform de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof op 22 februari 2023. Vóór de militaire escalaties van 19 september leek er overeenstemming tussen de betrokken partijen om hulpgoederen via de Lachin- en Aghdam-corridors toe te laten. Toen de escalaties plaatsvonden waren beide toegangswegen tijdelijk volledig afgesloten. Op het moment van schrijven zijn beide corridors weer geopend voor humanitaire doeleinden.
Nederland is uiterst bezorgd over de zorgwekkende ontwikkelingen die sinds 19 september jl. in Nagorno-Karabach plaatsvinden, en veroordeelt de militaire escalatie door Azerbeidzjan. Deze nieuwe ontwikkelingen bemoeilijken de lopende initiatieven voor een duurzame vrede in de regio. Nederland steunt het statement van de Hoge Vertegenwoordiger Josep Borrell d.d. 21 september jl., waarin hij namens de EU Azerbeidzjan dwingend oproept de veiligheid en de rechten van de Armeense bevolking van Nagorno-Karabach te waarborgen en ongehinderde toegang voor humanitaire hulp te verzorgen. Ik heb daar in mijn gesprek met mijn Azerbeidzjaanse evenknie in New York op 21 september jl. eveneens op aangedrongen.
Hoe ziet u de momenteel aan elkaar parallel lopende vredesonderhandelingen tussen Armenië en Azerbeidzjan waarbij zowel de EU als Rusland als mediator opereren?
De huidige ontwikkelingen in Nagorno-Karabach bemoeilijken de parallel lopende vredesonderhandelingen. Nederland zal desondanks in Europees verband Azerbeidzjan en Armenië blijven aanspreken op het belang van een hervatting van de onderhandelingen met het oog op het bereiken van een duurzaam vredesakkoord. Daarbij rust wel een bijzondere verantwoordelijkheid op Azerbeidzjan om de rechten en de veiligheid van de etnische Armeniërs in Nagorno-Karabach te garanderen, en de territoriale integriteit van Armenië te herbevestigen. In zijn statement namens de EU roept de Hoge Vertegenwoordiger hiertoe dan ook op en Nederland steunt dit.
Voor Nederland is de rol van de EU in het bemiddelingsproces leidend. Ook de VS spelen een rol in de bemiddeling tussen Armenië en Azerbeidzjan. Nederland spoort de EU aan de inspanningen zo goed mogelijk af te stemmen met de VS.
Rusland blijft ook betrokken bij het conflict middels separate trilaterale vredesbesprekingen met Armenië en Azerbeidzjan. Tevens heeft Rusland een rol in het trilateraal gesloten akkoord van 2020 door het aanbieden van peacekeepers. Rusland heeft het staakt-het-vuren gefaciliteerd na de militaire escalatie die op 19 september jl. begon.
Kunt u deze vragen binnen twee weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.