Berichten dat Laos militairen naar Rusland stuurt voor hulp bij mijnenruiming |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving waarin gemeld wordt dat Laos op verzoek van Moskou militairen naar Koersk stuurt om Russische troepen te ondersteunen bij het ruimen van mijnen?1
Ja.
Klopt het dat het hierbij gaat om zogeheten «sappeurs» die mogelijk hun opleiding onder meer hebben genoten met steun van de Europese Unie, onder programma’s voor humanitaire ontmijning? Bent u bereid uit te zoeken of dit daadwerkelijk militaire ingenieurs zijn die mede door de Europese Unie opgeleid zijn?
De berichtgeving dat Laos op verzoek van Moskou militairen naar Rusland stuurt voor hulp bij mijnenruiming is tot op heden noch door Laos, noch door andere bronnen bevestigd. In gesprekken tussen de autoriteiten van Laos en de EU is navraag gedaan naar de kwestie. De autoriteiten aldaar ontkennen de berichten, wijzen op hun neutrale opstelling in de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne en de ontbrekende capaciteit in Laos. Het kabinet ziet op dit moment geen aanleiding voor nader onderzoek. Mocht er nieuwe informatie naar voren komen die aanleiding geeft tot nader onderzoek, dan zal het kabinet dit in overweging nemen.
Wat is de aard en omvang van de steun die de Europese Unie (of Nederland afzonderlijk) verleent of heeft verleend aan Laos in de vorm van militaire of civiele trainingen, materieel of financiële steun voor capaciteitsopbouw op het gebied van mijnenruiming?
In de periode 2016–2020 heeft de EU naar schatting 5 miljoen euro bijgedragen aan humanitaire ontmijningsactiviteiten in Laos. Deze steun betrof financiering voor het United Nations Development Programme, de Laotiaanse ontmijningsinstanties en NGO’s die zich inzetten voor ontmijning in Laos, zoals UXO Lao en de Mines Advisory Group. De steun was gericht op slachtofferhulp, verwijdering van landmijnen, en risicovoorlichting over eerstehulpverlening en het veilig omgaan met landmijnen. Er is geen EU-steun aangewend voor steun aan militaire structuren.
In de periode 2012–2023 heeft Nederland in totaal 6,7 miljoen euro bijgedragen aan humanitaire ontmijningsactiviteiten in Laos. Deze steun werd uitgevoerd via een partner INGO. Met deze bijdrage zijn landmijnen geruimd, is mogelijk besmet gebied in kaart gebracht, is risicovoorlichting aan de bevolking gegeven en slachtofferhulp verleend. Ook zijn lokale autoriteiten ondersteund bij databeheer en het toezien op kwaliteitsstandaarden in relatie tot ontmijning. De financiering kwam uit ODA-middelen. Er is ook geen Nederlandse steun aangewend voor steun aan militaire structuren.
Welke voorwaarden en garanties zijn er gevraagd (en verkregen) over het gebruik van de expertise die met steun van de Europese Unie is opgedaan?
Voor zover bekend is de EU-steun altijd gericht geweest op verwijdering van landmijnen, het in kaart brengen van besmette gebieden, slachtofferhulp, en risicovoorlichting over hoe veilig om te gaan met mijnen in Laos, en zijn deze activiteiten ook altijd tot deze regio beperkt gebleven.
Deelt u de mening dat er een zo stevig mogelijk signaal richting Laos (en andere landen) afgegeven moet worden dat steun geven aan Rusland, zodat die de agressieoorlog tegen Oekraïne voort kan zetten, volstrekt niet geaccepteerd wordt, omdat dit land (en anderen) zich anders mogelijk aangemoedigd voelt om meer steun te verlenen?
Het verlenen van directe of indirecte steun aan Rusland in het kader van de illegale en onrechtvaardige oorlog tegen Oekraïne is volstrekt onaanvaardbaar. Nederland onderstreept dit standpunt consequent in bilateraal en multilateraal verband, en benadrukt daarbij doorlopend dat het faciliteren van Russische agressie door derde landen duidelijke consequenties zal hebben.
Deelt u de mening dat dit soort acties door Laos in strijd zijn met de Europese lijn om geen militaire ondersteuning te geven aan Rusland, en dat dit gevolgen moet hebben voor de diplomatieke en economische relatie met Laos?
Zie antwoord 2 en 5.
Bent u bereid binnen de Europese Unie aan te dringen op (her)onderzoek van bestaande partnerschappen en steunprogramma’s met Laos, in het licht van deze recente ontwikkeling? Zo nee, waarom niet?
Conform mijn antwoord op vraag 2 en vraag 3 is (her)onderzoek van bestaande partnerschappen en steunprogramma’s met Laos op dit moment niet aan de orde. Het kabinet zal verdere berichtgeving nauwgezet blijven volgen.
Welke diplomatieke stappen heeft Nederland inmiddels gezet of is Nederland van plan te zetten richting de regering van Laos om de stap om militaire ingenieurs naar Rusland te sturen af te keuren?
Via de EU is opheldering gevraagd aan Laos. Conform mijn antwoord op vraag 2 zijn verdere diplomatieke stappen op dit moment niet aan de orde.
Bent u bereid om – indien deze inzet van Laotiaanse militairen doorgang vindt – zowel op bilateraal niveau als binnen EU-verband te pleiten voor gerichte maatregelen, waaronder het opschorten van steunprogramma’s, visummaatregelen voor Laotiaanse betrokkenen en eventueel sancties?
Indien de berichtgeving bevestigd wordt zal het kabinet zich beraden op passende maatregelen. Dit is op dit moment echter niet aan de orde, conform mijn antwoord op vraag 2.
Op welke manier wordt in bredere zin geborgd dat militaire of civiele trainingen gefinancierd door de Europese Unie of Nederland niet (in)direct bijdragen aan operaties van Rusland of zijn bondgenoten?
Nederland en de Europese Unie hanteren strikte toetsingskaders om te voorkomen dat militaire of civiele trainingen aan operaties van Rusland of diens bondgenoten bijdragen. Daarnaast hanteren missies een eigen «due dilligence» beleid waarin missie-specifiek afwegingen over het delen van kennis en informatie worden gemaakt.
Nederland heeft voor veiligheidsmissies interne wegingskaders, waarbij altijd een inschatting van onbedoelde neveneffecten en afbreukrisico's bij een Nederlandse missie-bijdrage wordt gemaakt. Daarnaast is een politiek-bestuurlijke toets gebruikelijk en is er actief programma-monitoring. Ook worden financiële bijdragen bij verschillende missies via internationale non-gouvernementele organisaties gedaan, om corruptie en doorsluizing van financiële middelen tegen te gaan.
Het met 3D-printers maken van wapenonderdelen voor Oekraïne |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin wordt gemeld dat Deense vrijwilligers thuis met 3D-printers onderdelen van wapens maken voor Oekraïne?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze Deense burgerinitiatieven binnen het kader van Europese wapensteun aan Oekraïne?
Wij erkennen de waarde van maatschappelijke civiele initiatieven om civiele goederen te maken, verzamelen en distribueren ter ondersteuning van Oekraïne. Deze burgerinitiatieven helpen bij de verdediging van Oekraïne. Daarnaast getuigen ze van betrokkenheid met de Oekraïense bevolking in hun verdediging tegen de Russische agressie.
In overeenstemming met de bepalingen van de Wet wapens en munitie is het in Nederland uitdrukkelijk verboden om wapens, munitie of wapenonderdelen te produceren zonder voorafgaande erkenning. Deze regelgeving heeft eveneens betrekking op onderdelen die met behulp van geavanceerde 3D-printtechnologie worden vervaardigd. Het initiatief nemen tot het afdrukken van een dergelijk wapen of onderdeel zonder de vereiste vergunning te hebben verkregen, leidt derhalve tot een strafbaar feit en wordt door de autoriteiten als zodanig aangemerkt.
Klopt het dat er in Nederland momenteel geen (vergelijkbare) mogelijkheden zijn voor burgers om bij te dragen aan de verdediging van Oekraïne via civiele toepassingen zoals 3D-printtechnologie? Zo nee, welke mogelijkheden zijn daar momenteel wel voor?
Aanvullend op de beantwoording onder vraag 2 geldt in Nederland op grond van de Wet wapens en munitie een algemeen geldend verbod op wapenbezit voor burgers. Deze wet biedt tevens een grondslag voor uitzonderingen op dit wapenverbod voor burgers, zoals een vergunning om te jagen. Vanwege de potentieel hoge risico’s van wapenbezit zijn uitzonderingen streng gereguleerd, en moeten burgers aantonen dat ze de wapens alleen zullen gebruiken voor een doel dat wettelijk is toegestaan, geen crimineel verleden hebben en de wapens en munitie in een kluis bewaren. Deze voorschriften en eisen hebben als doel de risico’s voor de samenleving te beperken.
De wet biedt mogelijkheden voor burgers om wapens, wapenonderdelen en munitie te vervaardigen. Hiervoor moeten burgers een bijzondere vergunning hebben: erkenning als wapenhandelaar op grond van artikel 9, tweede lid van de Wet wapens en munitie. Deze burgers moeten naast de bovengenoemde eisen ook de opleiding Vakexamen Handel in Wapens en Munitie (VHWM) van de Politieacademie volgen en het examen succesvol hebben doorlopen voordat ze deze erkenning kunnen krijgen. Voor het volgen van deze opleiding is een geldige Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) nodig en na verlening van de erkenning wordt de betrouwbaarheid van de persoon doorlopend getoetst. Hiermee wordt gewaarborgd dat wapens en munitie worden vervaardigd door burgers die hiervoor zijn opgeleid, betrouwbaar zijn en voldoen aan de veiligheidsvoorschriften.
Op grond van de Wet wapens en munitie zijn alleen deze erkenninghouders bevoegd om wapens, wapenonderdelen en munitie te vervaardigen. Dit geldt ook voor wapenonderdelen die gemaakt worden met 3D-printtechnologie. Het geven van een printopdracht om een 3D-wapen of wapenonderdeel, te vervaardigen zonder deze erkenning levert dan ook een strafbaar feit op.
Naast deze erkenning zijn goederen die specifiek worden ontwikkeld voor militair eindgebruik, zoals 3D-geprinte onderdelen van als militair goed gekwalificeerde wapens, onderhevig aan Nederlandse exportcontrolewetgeving op het moment dat deze Nederland verlaten. Zowel burgers met een officiële erkenning als Nederlandse bedrijven dienen bij export van dit soort goederen een vergunningaanvraag in te dienen bij de Nederlandse exportcontrole-autoriteiten. Zonder vergunning is de export van deze goederen niet toegestaan. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken toetst elke vergunningaanvraag zorgvuldig aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole (2008/944/GBVB) om vast te stellen of een vergunning wordt verleend.
Acht u het wenselijk dat Nederlandse burgers of bedrijven, onder strikte voorwaarden en toezicht, onderdelen voor militaire systemen produceren en doneren aan Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Nederlandse bedrijven dragen reeds bij aan de Nederlandse steun aan Oekraïne, onder andere door middel van productie van (onderdelen van) militaire systemen. Dit doen zij volgens de geldende wet- en regelgeving inclusief strikt toezicht. Hierbij is ook de Nederlandse exportcontrolewetgeving van toepassing. Zie hiervoor het antwoord op vraag 3.
Mits wordt voldaan aan de strikte voorwaarden en toezicht zoals hierboven geschetst, kunnen Nederlandse burgers daaraan bijdragen.
Ziet u kansen voor het opzetten van een gecentraliseerd 3D-printprogramma in Nederland, mogelijk in samenwerking met het MKB en technische universiteiten, waarbij vrijwilligers en bedrijven via dual-use technologie kunnen bijdragen aan de Oekraïense verdediging?
3D-printing moet niet gezien worden als een doel op zich: de waarde van 3D-printing is afhankelijk van situatie en context. In de toepassingen waarin Defensie 3D-printing inzet is de meerwaarde dat onderdelen ter plaatse kunnen worden gefabriceerd, waarmee operaties minder afhankelijk worden van logistieke ketens. 3D-printing is, voor de massaproductie van materieel, zelden een efficiënte vervanging van normale industriële productietechnieken.
Wel wordt in de productieketen, ook bij de Nederlandse defensie-industrie ook gebruikt gemaakt van 3D-printing voor bijvoorbeeld de productie van componenten of bij de ontwikkeling van nieuwe producten en componenten. Het bedrijfsleven laat hiermee zien al over zulke capaciteiten te beschikken en die ook in te zetten in de toeleveringsketen.
Daarnaast is Nederland actief betrokken bij de ondersteuning van Oekraïne op het gebied van innovatieve technologieën. In samenwerking met tien Europese landen slaat Nederland de handen ineen om onder de vlag van het Europese Defensie Agentschap (EDA) en dankzij Kickstartfinanciering van Operationeel Beleid, een 3D-printing hub in Polen op te zetten. Het doel van de 3D-printing hub is om een blauwdruk te creëren die de deelnemende lidstaten kunnen gebruiken als invulling voor zowel de eigen 3D-print-operaties als ondersteuning voor Oekraïne. Deze inspanning toont aan dat wij ook bereid zijn om innovatieve oplossingen te verkennen en toe te passen ter ondersteuning van onze bondgenoten en partners.
Nederland zet zich dus al in via gevestigde en gereguleerde kanalen voor de productie en distributie van militaire hulp aan Oekraïne, waaronder het 3D-printen van wapenonderdelen. Dit waarborgt niet alleen de kwaliteit en veiligheid van de geleverde onderdelen maar ook dat alle activiteiten in overeenstemming zijn met internationale regelgeving en verplichtingen. Defensie focust vooral op de behoeftestelling van de Oekraïners op macro niveau, en ziet niet zo snel kansen om een dergelijk gecentraliseerd printprogramma op te zetten.
Bent u bereid te onderzoeken of in samenwerking met bijvoorbeeld TNO en de maakindustrie een programma kan worden opgezet om onderdelen van bijvoorbeeld drones, wapensystemen of voertuigen via 3D-printtechnologie te produceren en beschikbaar te stellen aan Oekraïne?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn er op dit moment technologische, juridische of politieke belemmeringen die een dergelijk initiatief in Nederland in de weg staan? Zo ja, welke zijn dat en bent u bereid deze aan te pakken?
De Wet wapens en munitie in Nederland regelt het bezit, de productie, de verkoop en het vervoer van wapens en munitie. Zoals opgemerkt in de beantwoording van vraag 2, is het op basis van de bepalingen van de Wet wapens en munitie uitdrukkelijk verboden om wapens, munitie of wapenonderdelen te produceren zonder voorafgaande erkenning. Deze regelgeving heeft eveneens betrekking op onderdelen die met behulp van geavanceerde 3D-printtechnologie worden vervaardigd. Het initiatief nemen tot het afdrukken van een dergelijk wapen of onderdeel zonder de vereiste vergunning te hebben verkregen, leidt derhalve tot een strafbaar feit en wordt door de autoriteiten als zodanig aangemerkt.
Momenteel loopt het traject voor de herziening van de Wet wapens en munitie. Hierin wordt alle problematiek rondom de huidige Wet wapens en munitie opgehaald en worden oplossingen verkend. De herziening dient ook toekomstbestendig te zijn en aan te sluiten bij technologische en juridische ontwikkelingen.
Een mogelijk naderend staakt-het-vuren in Gaza |
|
Jan Paternotte (D66), Wieke Paulusma (D66), Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Daniëlle Jansen (NSC), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Klopt het dat een nieuw staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas in Gaza op korte termijn tot stand zou kunnen komen?
Deelt u de opvatting dat bij een dergelijk staakt-het-vuren de Verenigde Naties (VN), het Internationale Comité van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan onmiddellijk en volledig toegang moeten krijgen tot Gaza om humanitaire hulp te bieden en op te schalen? Zo ja, hoe gaat Nederland zich hier actief voor inzetten?
Deelt u de mening dat humanitaire hulp uitsluitend via neutrale en internationaal erkende organisaties zoals de VN, UNRWA en het Rode Kruis zou moeten verlopen, en niet via door een conflictpartij geselecteerde of gecontroleerde kanalen?
Deelt u de opvatting dat het Gaza Humanitarian Framework (GHF), waarin humanitaire toegang afhankelijk werd gesteld van politieke toestemming van Israël, volledig onacceptabel is? Bent u bereid zich ervoor in te zetten dat een dergelijk model niet opnieuw wordt ingevoerd?
Deelt u de inschatting dat talloze Palestijnen zich in acute medische nood bevinden, mede als gevolg van uithongering en het systematisch vernietigen van ziekenhuizen en medische infrastructuur?
Is Nederland bereid actief bij te dragen aan grootschalige medische evacuaties uit Gaza, bijvoorbeeld door: het beschikbaar stellen van transportcapaciteit (zoals ambulancevluchten of medische schepen), het financieren van evacuatietrajecten via VN-organisaties of Ngo’s, het tijdelijk opnemen van ernstig gewonde patiënten in Nederlandse ziekenhuizen?
Zo ja, welke concrete voorbereidingen treft u daartoe, bijvoorbeeld in coördinatie met andere EU-lidstaten of VN-organisaties? Zo nee, waarom niet?
Hoe beoordeelt u het feit dat vele Palestijnse kinderen als gevolg van de oorlog geamputeerde ledematen hebben, maar protheses Gaza nauwelijks binnenkomen vanwege «dual use»-risico’s? Bent u bereid druk te zetten om te zorgen dat hulpmiddelen voor gewonde Palestijnen weer naar binnen mogen?
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan de komende Raad Buitenlandse Zaken?
Christenvervolging in Indonesië |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Tientallen christelijke jongeren in Indonesië aangevallen door Moslims: dit is puur christenfobie1» en «Indonesische christenen opgeschrikt door vlag aan wooncomplex: jullie zijn niet welkom»2 en «Church permit refusal in Indonesia sparks religious freedom concerns»3?
Ja.
Behoeft elke godsdienstige activiteit in Indonesië een vergunning of geldt dit slechts in delen van Indonesië of selectief voor enkele geloven?
Niet elke godsdienstige activiteit in Indonesië vereist formeel een vergunning. De Indonesische Grondwet waarborgt godsdienstvrijheid, en in principe mogen religieuze activiteiten vrij worden uitgeoefend binnen de zes officieel erkende religies: islam, protestantisme, katholicisme, hindoeïsme, boeddhisme en confucianisme. In de praktijk is het echter gereguleerd en regionaal verschillend.
In bepaalde provincies of gemeenten – vooral waar religieuze spanningen bestaan of waar religieuze minderheden actief zijn – worden soms beperkingen opgelegd. Lokale overheden of de gemeenschap kunnen eisen stellen, zoals het aanvragen van een vergunning voor het bouwen van gebedshuizen of het organiseren van bijeenkomsten. Voor niet-erkende religies of geloofsgroepen die buiten de officiële zes vallen, is het verkrijgen van toestemming vaak moeilijk en onderhevig aan bureaucratische of sociale obstakels.
Deelt u de opvatting dat gebedsbijeenkomsten zonder vergunning mogelijk zouden moeten zijn? Zo ja, bent u bereid om bij de Indonesische overheid voor meer ruimte te pleiten voor gebedsbijeenkomsten en kleinschalige christelijke bijeenkomsten in huizen, het liefst zonder de noodzaak voor een vergunning?
Ja. Gebedsbijeenkomsten zouden, zeker in besloten kringen, zonder vergunning mogelijk moeten zijn. Internationaal recht staat regulering van openbare religieuze uitingen onder strikte voorwaarden toe, zoals ter bescherming van de openbare orde of veiligheid, maar dit mag nooit neerkomen op een onevenredige beperking van geloofsbeleving. Nederland zal dit uitgangspunt blijven onderstrepen in de dialoog met de Indonesische autoriteiten.
Deelt u de mening dat de afhankelijkheid van vergunningen bijzonder onwenselijk is waar het christendom in de minderheid is?
Ja, vrijheid van religie is een fundamenteel recht, ongeacht de omvang van een geloofsgemeenschap. Waar vergunningseisen religieuze minderheden onevenredig beperken in hun geloofsuitoefening, is dat zorgelijk.
Herkent u, net als de vragensteller, een patroon van administratieve maatregelen die optellen tot christenvervolging, inclusief ongelijke toegang tot het recht, tegenwerking bij overheidsprocessen, en tegenwerking met vergunningsprocessen? Zo ja, welke maatregelen of welk handelingsperspectief bestaat hiertegen?
Vanuit het buitenlandse mensenrechtenbeleid zet Nederland, middels programmering en diplomatieke inzet op multilateraal en bilateraal niveau, in op gelijke rechten en toegang tot diensten voor alle personen en bevolkingsgroepen, ongeacht hun religie of geloofsovertuiging. In het World Report 2025 meldt Human Rights Watch dat het afgelopen jaar bepaalde wetten in Indonesië risico’s meebrachten voor religieuze minderheden waar het de tenuitvoerlegging van die wetten betrof. Het rapport noemt ook positieve ontwikkelingen in Indonesië, zoals de verbreding van het recht om van religieuze identiteit te wisselen op identiteitskaarten.
Hoe vaak ziet u hierbij dat administratieve maatregelen, vergunningen en overige processen eigenlijk verdraaid worden en selectief ingezet als christenvervolging? Welke rol speelt dit in de lokale contacten van het ministerie en het postennetwerk in landen waar christenvervolging speelt?
Het kabinet is bekend met gevallen waarin administratieve procedures, zoals vergunningen, onevenredig of selectief worden ingezet tegen religieuze minderheden, waaronder christenen. Onze posten volgen deze ontwikkelingen nauwgezet en brengen zorgen hierover, waar passend, onder de aandacht van lokale autoriteiten.
In dit geval heeft de Indonesische overheid zelf bemiddelend opgetreden, maar was groeiende maatschappelijke intolerantie en volkswoede een probleem. Welke mogelijkheden ziet u om dit weg te nemen en de interreligieuze verhoudingen te verbeteren?
In Indonesië, en in de samenwerking met Indonesië, is er ruim aandacht voor interreligieuze dialoog. Bijvoorbeeld middels het bezoek van de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging aan Indonesië najaar 2023, en haar deelname aan de door de Indonesische ambassade in Den Haag georganiseerde Interfaith Dialogue in 2024.
Een belangrijk instrument hierbij is het meerjarige JISRA-programma (Joint Initiative for Strategic Religious Action), dat door Nederland wordt gefinancierd. In verschillende landen ondersteunt dit programma maatschappelijke en religieuze actoren bij het bevorderen van dialoog, het tegengaan van polarisatie en het versterken van de positie van vrouwen en jongeren binnen geloofsgemeenschappen. In Indonesië draagt JISRA bij aan het verminderen van spanningen en het versterken van sociale cohesie op lokaal niveau, onder andere door interreligieuze samenwerking en gezamenlijke belangenbehartiging.
Daarnaast lopen er ook verschillende projecten op dit thema via de Nederlandse ambassade in Jakarta. Met steun van de ambassade wordt bijvoorbeeld door verschillende lokale organisaties en overheidsinstanties samengewerkt aan nieuwe regelgeving die betrekking heeft op het beschermen van religieuze vrijheden.
Welke strategie hanteert u om christenvervolging te bestrijden en geloofsvrijheid te bevorderen waar de overheid formeel vrijheid van religie garandeert, maar volkswoede en spanningen tussen religieuze groepen alsnog uitmonden in christenvervolging?
Zie het antwoord op vraag 7.
Welke mogelijkheden ziet u om bestaande initiatieven voor religieuze verzoening en harmonie, zoals onder andere het initiatief Forum Kerukunan Umat Beragama (FKUB), te steunen of bevorderen?
Er is in de relatie met Indonesië ruim aandacht voor het onderwerp interreligieuze dialoog waarbij Nederland verschillende initiatieven steunt. Zie ook het antwoord op vraag 7.
FKUB is een initiatief van de Indonesische overheid om religieuze harmonie te bevorderen. De ambassade in Jakarta werkt door haar projecten rondom vrijheid van religie en geloof indirect samen met dit forum; meerdere organisaties waarmee de ambassade samenwerkt, zijn verbonden aan het forum.
Het medeondertekenen door de minister van Defensie van de beantwoording op vragen van het lid Dekker (2025Z01466) |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Daniëlle Jansen (NSC) |
|
![]() |
Kan de Kamer alle berichten (sms, chat, e-mail, etc.) ontvangen die zijn uitgewisseld tussen het Ministerie van VWS en het Ministerie van Defensie over het medeondertekenen door de Minister van Defensie van de beantwoording van de vragen die door het lid Dekker zijn gesteld (2025Z01466) op 29 januari 2025?1
De veiligheidssituatie van christenen in Syrië |
|
Don Ceder (CU) |
|
David van Weel (minister , minister ) , Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Hoe luidt uw reactie op de artikelen «Syrische christenen voelen zich vergeten in discussie over terugkeer. «Nog steeds onveilig»1 en «Christenen willen opnieuw vluchten uit Syrië. «Varkensvreters! Jullie komen ook aan de beurt!»2?
De zorgen ten aanzien van geweld rondom gemeenschappen in Syrië, die genoemd worden in deze artikelen, deel ik.
Hoe beoordeelt u de huidige veiligheidssituatie voor religieuze en etnische minderheden, zoals christenen in Syrië? Deelt u de constatering dat de Syrische overgangsregering in de maanden dat ze aan de macht is nog amper grip heeft gekregen op de situatie?
De Nederlandse Syrië-gezant staat in contact met vertegenwoordigers van christenen in Syrië. Onder veel christenen en andere gemeenschappen bestaat begrijpelijke zorg en onzekerheid over de toekomst. De Syrische overgangsregering wordt geconfronteerd met vele uitdagingen, ook op het gebied van veiligheid en stabiliteit. De uitspraken en handelingen van de overgangsregering geven aan dat men inzet op een inclusieve koers en bescherming van alle gemeenschappen in Syrië. In alle diplomatieke contacten met de Syrische overgangsregering benadrukt Nederland het belang hiervan ook consequent. Zo heb ik dit op 14 juli in Brussel wederom overgebracht aan de Syrische Minister van Buitenlandse Zaken.
Op 11 juni jl. heeft de Minister van Asiel en Migratie de Kamer geïnformeerd over zijn beoordeling van de veiligheidssituatie in Syrië en de gevolgen daarvan voor het landgebonden asielbeleid. De verdere ontwikkelingen in Syrië worden nauwlettend gevolgd. De IND houdt rekening met ontwikkelingen in de situatie en betrekt deze bij de beoordeling van Syrische asielaanvragen. Begin 2026 wordt een nieuw ambtsbericht verwacht.
In hoeverre staat u nog achter uw uitspraak: «Er kunnen meer Syriërs terug»?3 Beseft u dat een dergelijke uitspraak veel onrust heeft veroorzaakt bij bedreigde minderheden? Wordt er bij het terugkeerbeleid onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen?
Uit de beschikbare informatie maakt het kabinet een redelijke verbetering op ten aanzien van de algemene situatie voor veel Syriërs. De primaire bron van onveiligheid die beleidsmatig voor Syriërs werd aangenomen, stoelde op het regime van Assad en is met de val van dat regime op 8 december 2024 komen te vervallen. De vrees van Syriërs wordt zorgvuldig, op individuele basis, beoordeeld in de asielprocedure. In het terugkeerbeleid wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen. Of aannemelijk is dat de vreemdeling te vrezen heeft bij terugkeer, wordt immers beoordeeld in de asielprocedure. Terugkeer is alleen aan de orde indien een vreemdeling geen gegronde vrees voor vervolging heeft.
Bent u bereid om voor meer minderheden, zoals christenen, een risicoprofiel aan te wijzen, zoals voor LHBTIQ+ en alawieten?4 Zo nee, waarom niet?
Uit het ambtsbericht is voor het kabinet niet gebleken dat de christelijke gemeenschap als groep in algemene zin een bepaalde mate van risico loopt in Syrië. Wel werd een goede relatie tussen de Syrische overgangsregering en de christelijke gemeenschap geconstateerd. Gedurende de verslagperiode waren kerken geopend en konden de christelijke feestdagen worden gevierd.
Dat wil niet zeggen dat de aanslag – die de aanleiding vormt voor de geuite zorgen in de door u geciteerde berichten – niet verontrustend en bijzonder droevig is. Bij het aanwijzen van een risicoprofiel in het landgebonden asielbeleid, gaat het echter onder andere om de vraag of het een meer structurele en minder incidentele wijze betreft waarop een groep in de negatieve aandacht staat van actoren tegen wie geen bescherming door de eigen autoriteiten kan worden geboden.
Het ambtsbericht geeft geen aanleiding om voor christenen tot die conclusie over te gaan. De recente aanslag biedt op zich zelf geen aanleiding om tot een ander standpunt te komen. Een aanvraag van een Syrische christen zal echter altijd individueel beoordeeld worden aan de hand van de merites van de zaak, afgezet tegen de situatie in het herkomstgebied. Het is daarom niet zo dat Syrische christenen überhaupt niet in aanmerking kunnen komen voor internationale bescherming.
Op welke wijze ondersteunt het kabinet de Syrische regering in het beschermen van religieuze en etnische minderheden? Op welke manier is Nederland betrokken bij de strijd tegen IS in Syrië? Bent u bereid deze ondersteuning te vergroten? Zo nee, waarom niet?
In het contact met de Syrische overgangsregering heb ik consequent opgeroepen tot bescherming van alle bevolkingsgroepen en dit blijf ik ook doen. Binnen de EU blijf ik daarbij pleiten voor sancties tegen individuen die verantwoordelijk zijn voor sektarisch geweld en mensenrechtenschendingen. De EU heeft – mede op initiatief van Nederland – al gerichte sancties ingesteld tegen personen en entiteiten die hier verantwoordelijk voor zijn geweest. Ook heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken afgelopen juni extra financiering toegekend aan instellingen die onderzoek doen naar mensenrechtenschendingen. Het gaat hier om EUR 500.000 extra voor de VN-bewijzenbank IIIM (bovenop de reeds lopende bijdrage van EUR 500.000) en EUR 500.000 voor het OHCHR veldkantoor in Damascus.
Nederland is op verschillende manieren betrokken bij de strijd tegen IS. Zo is Nederland nog altijd actief lid van de anti-ISIS-Coalitie (AIC) waarin internationale inspanningen, ook in relatie tot Syrië, worden besproken. Nederland is tevens covoorzitter van de (nieuwe) werkgroep Terrorist Travel, die onder de AIC valt. Deze werkgroep zal zich richten op het actief delen van gegevens die nodig zijn om te voorkomen dat terroristen richting Europa of Nederland reizen.
Nederland geeft daarnaast financiële steun ten behoeve van stabiliteit van de kampen en detentiecentra in Noordoost-Syrië waar ook voormalige IS-strijders vastzitten. Zo is juni jl. circa EUR 11 miljoen vrijgemaakt om bij te dragen aan terugkeer, rehabilitatie en re-integratie van Irakezen uit Noordoost-Syrië, om de druk op de kampen te verminderen. Dit doet Nederland samen met VN-organisaties en in goede samenwerking met Irak. Nederland draagt verder bij aan psychosociale hulp in de kampen. Dit is essentieel voor een toekomstige succesvolle re-integratie en het voorkomen van (her-)radicalisering.
We blijven doorlopend in gesprek met (inter)nationale partners inclusief EU(-lidstaten) over wat er (meer) nodig is om ervoor te zorgen dat IS in Syrië geen bedreiging vormt voor de zowel de Syrische, regionale, als mondiale, Europese en nationale veiligheid. Daarbij is het actief monitoren van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor onze nationale veiligheid, een belangrijke focus.
In hoeverre deelt u de mening dat het opschorten van sancties tegen Syrië prematuur is gezien de moorden op etnische en religieuze minderheden? Kunt u in dat licht reflecteren op de uitvoering van de motie-Ceder c.s.?5 Erkent u dat deze motie niet wordt uitgevoerd aangezien sancties worden opgeheven terwijl de veiligheid van minderheden niet is gegarandeerd? Welke consequenties verbindt u hieraan?
De recente sanctieverlichting is nodig voor economisch herstel en stabiliteit en komt de situatie van de gemeenschappen in Syrië daarom ook ten goede. Tegelijkertijd blijft het kabinet, zoals daarnet benoemd, zich hard maken voor het instellen van nieuwe, gerichte EU-sancties tegen geweldplegers, als daar aanleiding toe is.
Ziet u een verslechtering van de positie van minderheden in de samenleving? Hoe kijkt u bijvoorbeeld naar de wijzigingen in het schoolcurriculum over hoe christenen en joden worden afgebeeld? Deelt u de zorgen van de indiener hierover? Welke consequenties verbindt u aan dergelijke constateringen?
Voor het eerste deel van de vraag, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Op 7 juli jl. heeft het Syrische Ministerie van Onderwijs aangekondigd dat het schoolcurriculum nog ongewijzigd blijft tot speciale comités zijn gevormd die het curriculum gaan evalueren. Vooralsnog heeft het kabinet zodoende niet kunnen bevestigen dat er aanpassingen zijn doorgevoerd in het Syrische schoolcurriculum waarin religieuze gemeenschappen kwetsend of stigmatiserend zouden worden neergezet.
Het bericht dat Europese subsidies mogelijk hebben bijgedragen aan de sluiting van Vredestein in Enschede |
|
Thom van Campen (VVD) |
|
Boerma , Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het standpunt van de Europese Commissie dat er bij de subsidietoekenning aan Apollo Tyres geen sprake is geweest van onregelmatigheden, terwijl de sluiting van Vredestein in Enschede tot een fors verlies aan werkgelegenheid leidt?1
De Europese Commissie heeft de staatssteun die Hongarije in 2014 en 2020 aan Apollo Tyres heeft gegeven beoordeeld en goedgekeurd binnen de toen geldende staatssteunregels. De steun in 2014 is getoetst aan de richtsnoeren voor regionale staatssteun 2007–2013, en de steun in 2020 aan de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege COVID-19. Het Ministerie van EZ heeft destijds deze goedkeuringsbesluiten goed onderzocht en geen aanleiding gevonden te twijfelen aan het oordeel van de Europese Commissie, ook niet toen EZ naar aanleiding van Kamervragen in 2025 opnieuw naar de besluiten heeft gekeken.
Naar aanleiding van vragen van Europarlementariërs heeft de Europese Commissie tweemaal opnieuw naar de Hongaarse steun gekeken, meest recent in juni 2025. In beide gevallen heeft de Commissie aangegeven geen indicatie te hebben dat de staatssteun niet in overeenstemming met haar goedkeuringsbesluiten is verleend.
Tegelijkertijd begrijp ik de zorgen die leven over het verlies van werkgelegenheid in Enschede, zeker nu blijkt dat het bedrijf op termijn zijn deuren sluit. Dat is een ingrijpende ontwikkeling voor de betrokken medewerkers, hun gezinnen en de regio.
Met de inwerkingtreding van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen (2014–2020) en de huidige richtsnoeren (2022–2027) is er meer aandacht voor het risico van relocatie als gevolg van staatssteun. De richtsnoeren (2014–2020) zijn in werking getreden, kort nadat de Hongaarse autoriteiten de steunmaatregelen hadden gemeld (zie ook vraag 4). Het kabinet volgt de toepassing van deze bepalingen kritisch en heeft aandacht voor het risico op relocatie als gevolg van verruimde mogelijkheden voor de EU-lidstaten om staatssteun te kunnen verlenen. Dit sluit aan bij de terughoudende lijn van het kabinet ten aanzien van staatssteun. Zo heeft het kabinet recent opnieuw aandacht gevraagd voor dit onderwerp in de Nederlandse reactie op de publieke consultatie over het nieuwe staatssteunkader onder de Clean Industrial Deal (CISAF). Deze reactie is met uw Kamer gedeeld via de EU-kwartaalrapportage Q1 2025 van 19 mei jl.2
De vraag is of de besluiten van de Europese Commissie vandaag anders zouden uitvallen onder de huidige staatssteunrichtsnoeren. De subsidieaanvraag in 2014 vond plaats in een periode van groeiende vraag naar autobanden. De staatssteun werd destijds goedgekeurd om uitbreiding mogelijk te maken, niet om productie te verplaatsen. Voor een uitgebreidere toelichting hierop verwijs ik naar de antwoorden op eerdere Kamervragen3.
Op welke wijze zijn de Europese subsidies aan Apollo Tyres ingezet voor de opbouw van de fabriek in Hongarije, en in hoeverre hield de Europese Commissie hierbij rekening met de mogelijke gevolgen voor de bestaande productiecapaciteit in Nederland?
Uit documentatie van de Europese Commissie en gesprekken met Apollo Vredestein is mij gebleken dat hier geen sprake was van rechtstreeks door de Europese Unie verstrekte subsidies, maar van subsidies toegekend door de Hongaarse overheid.
In 2014 ging het om een pakket bestaande uit directe investeringssteun (€ 48,2 miljoen), werkgelegenheidssubsidie (€ 2,8 miljoen) en belastingvoordelen die konden oplopen tot € 44,7 miljoen. Deze steunmaatregelen waren bedoeld om de vestiging van een nieuwe fabriek in Gyöngyöshalász te ondersteunen. De Europese Commissie heeft in verband met staatssteunaspecten deze steun beoordeeld op basis van de toenmalige richtsnoeren voor regionale staatssteun (2007–2013) en goedgekeurd als verenigbaar met de interne markt. De Europese Commissie heeft hierbij geen indicaties gezien van een direct causaal verband met afbouw van productie in andere EU-lidstaten, zoals Nederland.
In 2020 is aanvullend (€ 4 miljoen) steun verleend aan Apollo Tyres in het kader van Hongaarse COVID-19-maatregelen, ter compensatie van economische schade als gevolg van lockdownmaatregelen. Deze staatssteun is goedgekeurd op basis van de Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege COVID-19. Ook hier heeft de Commissie aangegeven geen aanwijzingen te hebben dat deze steun onrechtmatig is ingezet.
Zoals aangegeven in de reactie op de eerste vraag heeft de Europese Commissie deze subsidies beoordeeld en goedgekeurd op basis van de toen geldende staatssteunregels.
Hoe kijkt u aan tegen het risico dat Europese subsidies worden ingezet voor de versterking van concurrerende fabrieken in andere lidstaten, terwijl dit ten koste gaat van werkgelegenheid in Nederland?
Het risico dat Europese subsidies bijdragen aan de versterking van productiecapaciteit in andere lidstaten, terwijl dit indirect leidt tot verlies van werkgelegenheid in Nederland, is reëel en wordt door het kabinet serieus genomen. Tegelijkertijd geldt dat diverse Europese programma’s, zoals het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (Horizon Europe), toekenning baseren op het principe van excellentie en impact. Dit betekent dat middelen terechtkomen bij projecten met de hoogste meerwaarde voor Europa als geheel, ongeacht in welke lidstaat die worden uitgevoerd. Nederland presteert binnen dergelijke programma’s traditioneel sterk, wat ten goede komt aan onze kennis- en innovatiepositie. De middelen van het cohesiebeleid zijn primair bedoeld om economische verschillen tussen regio’s te verkleinen en daarmee het functioneren van de interne markt als geheel te versterken.
Tegelijkertijd blijft het essentieel dat we in Nederland – mede via instrumenten als het Nationaal Groeifonds, regionale ontwikkelingsmaatschappijen en investeringen in onderzoek en innovatie – blijven werken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat, zodat hoogwaardige werkgelegenheid behouden blijft en nieuwe bedrijvigheid zich hier kan ontwikkelen.
In hoeverre acht u het aannemelijk dat de Europese subsidies aan Apollo Tyres hebben bijgedragen aan de verplaatsing van productie en banen van Enschede naar Hongarije, en hoe is dit destijds beoordeeld?
Hoewel formeel geen relocatie vanwege staatssteun is vastgesteld door de Europese Commissie, acht het kabinet het niet uit te sluiten dat de staatssteun van Hongarije aan Apollo Tyres in Hongarije op termijn indirect heeft bijgedragen aan de afbouw van productie en werkgelegenheid in Enschede. Juist vanwege dit soort risico’s blijft het kabinet kritisch op de effectiviteit en toepassing van anti-relocatiebepalingen zoals toegepast in de EU-staatssteunkaders (zie ook vraag 1).
De beoordeling van de Europese Commissie vond in 2014 plaats op basis van de toen geldende richtsnoeren voor regionale staatssteun 2007–2013, omdat de Hongaarse autoriteiten de steunmaatregel op 27 juni 2014 hadden gemeld, kort vóór het ingaan van het nieuwe kader. De Commissie concludeerde dat de steun verenigbaar was met de interne markt en zag geen aanwijzingen voor een direct causaal verband met productieafbouw in andere lidstaten. Destijds gaf deze beoordeling het kabinet dan ook geen aanleiding om hiertegen bezwaar te maken.
Ook bij latere coronasteun in 2020 stelde de Commissie geen overtreding van de regels vast. Formeel is daarmee geen relocatie vastgesteld. Tegelijkertijd onderstreept deze casus hoe lastig het in de praktijk is om de daadwerkelijke economische impact van staatssteun op andere EU-lidstaten goed te duiden. Het kabinet is dan ook in beginsel terughoudend ten aanzien van de inzet van het staatssteuninstrument. Strikte steunkaders, met waarborgen voor een gelijk speelveld, zorgen ervoor dat de concurrentie tussen ondernemingen eerlijk kan verlopen4.
Wat is uw opvatting over de maatschappelijke wenselijkheid van Europese subsidieregelingen die, hoewel juridisch toegestaan, leiden tot verlies van banen in goed functionerende Nederlandse bedrijven?
Zoals aangeven in het antwoord op vraag 2 ging het in deze casus niet om Europese subsidies, maar om nationale subsidies van de Hongaarse overheid die door de Europese Commissie zijn goedgekeurd op basis van het EU-staatssteunkader.
Ik acht het maatschappelijk ongewenst als in de praktijk nationale subsidies leiden tot het verlies van banen bij goed functionerende bedrijven elders in de EU, zoals in Nederland. Het kabinet acht het van belang een subsidierace op de interne markt te voorkomen en is daarom dan ook in beginsel terughoudend ten aanzien van de inzet van het staatssteuninstrument.
In dat kader steunt het kabinet bepalingen in de staatssteunregels die verplaatsing van activiteiten vanwege staatssteun binnen de interne markt beogen te voorkomen, bijvoorbeeld door beperking op steun aan ondernemingen die recente elders in de EU activiteiten hebben afgebouwd. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, is er meer aandacht gekomen voor het risico op relocatie als gevolg van staatssteun in de richtsnoeren voor regionale staatssteun van de Europese Commissie.
Welke mogelijkheden ziet u om binnen de Europese Unie aan te sturen op herziening van het staatssteunbeleid, zodat negatieve effecten op nationale werkgelegenheid beter worden voorkomen?
Het kabinet ziet op dit moment geen directe aanleiding om te pleiten voor herziening van de anti-relocatiebepalingen, waarvoor meer aandacht is gekomen. Wel wordt de toepassing van anti-relocatiebepalingen kritisch gevolgd en wordt aandacht gevraagd voor het risico op relocatie als gevolg van staatssteun verruimingen.
Hoe beoordeelt u het huidige Europese toezicht op de effecten van subsidies op de arbeidsmarkt in andere lidstaten, en op welke punten zou dat volgens u aangescherpt moeten worden?
Hiervoor gelden de staatssteunkaders. Zoals in eerdere vragen aangegeven, ziet het kabinet geen aanleiding om te pleiten voor herziening van de anti-relocatiebepalingen, maar wordt de toepassing van deze bepalingen kritisch gevolgd.
Welke inspanningen levert Nederland op dit moment om ervoor te zorgen dat Europese middelen op een eerlijke en evenwichtige wijze ten goede komen aan alle lidstaten, zonder dat dit ten koste gaat van Nederlandse bedrijvigheid?
Nederland is actief betrokken bij onderhandelingen over EU-programma’s en verordeningen, om ervoor te zorgen dat subsidies doelmatig worden ingezet en geen ongewenste verstoring van concurrentieverhoudingen veroorzaken. Nederland zet zich in om programma’s als Horizon Europe op de meest effectieve plek te besteden door toekenning van middelen op basis van de selectiecriteria excellentie en impact. Naar verwachting zullen op 16 juli a.s. de nieuwe Europese voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader (2028–2034) worden gepubliceerd. Het kabinet zal u in haar reactie, via BNC-fiches, meenemen op de inzet ten aanzien deze voorstellen.
Voor wat betreft staatssteun is de Nederlandse lijn terughoudend maar biedt deze ruimte om voor gerichte herzieningen te pleiten mits deze onderbouwd zijn met een goede probleemanalyse. Zoals in het antwoord op 6 is aangegeven ziet het kabinet vooralsnog geen aanleiding om in EU verband te pleiten voor een herziening van de anti-relocatiebepalingen, zoals toegepast in de diverse staatssteunkaders. Het kabinet heeft oog voor de zorgen rondom de praktische effectiviteit van de anti-relocatiebepalingen.
Welke concrete ondersteuning is er beschikbaar voor de circa 500 getroffen werknemers van Vredestein, en op welke wijze wordt het Europees Sociaal Fonds daarbij benut?
In aansluiting op de afspraken tussen werkgevers en werknemers kan het vinden van nieuw werk actief worden ondersteund via de werkgeversdienstverlening van UWV en gemeenten. Tijdige signalering is hierbij cruciaal: wanneer UWV vroegtijdig op de hoogte is van (dreigende) gedwongen – al dan niet collectieve – ontslagen, kan er sneller passende dienstverlening worden ingezet. Dit vergroot de kans op een soepele overgang naar nieuw werk en biedt continuïteit en perspectief voor werknemers en hun gezinnen.
Vanuit het Werkplein en – op termijn – het Werkcentrum Twente (momenteel in oprichting) is er goed zicht op de personeelsvraag binnen de arbeidsmarktregio. Vanuit deze locaties wordt ondersteuning geboden aan zowel werkgevers als werkzoekenden, met aandacht voor hun specifieke situatie.
Binnen het Werkcentrum werken werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, gemeenten, UWV, onderwijsinstellingen en de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) nauw samen. Door hun expertise te bundelen, kunnen zij gericht bijdragen aan begeleiding naar nieuw werk.
Het Ministerie van SZW is in contact met Apollo Vredestein en de betreffende arbeidsmarktregio om de mogelijkheden voor Europese subsidie te verkennen.
Welke mogelijkheden ziet u om de negatieve effecten van de sluiting van Apollo Vredestein op de lokale economie van Enschede en Twente te verzachten, bijvoorbeeld via bestaande Europese instrumenten of de cohesiefondsen, en op welke wijze wordt hierover momenteel actie ondernomen?
Europese instrumenten, in situaties van collectief ontslag zoals bij Apollo-Vredestein, kunnen onder voorwaarden worden ingezet om aan de getroffen medewerkers ondersteuning te kunnen bieden, bijvoorbeeld bij het vinden van nieuw werk. Het Ministerie van SZW is in contact met Apollo Vredestein en de betreffende arbeidsmarktregio om de mogelijkheden voor Europese subsidie te verkennen.
Bent u bereid om bovenstaande vragen één-voor-één te beantwoorden?
Ja.
Het bericht Russisch oorlogsschip escorteert olietankers van schaduwvloot door Noordzee |
|
Eric van der Burg (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht: Russisch oorlogsschip escorteert olietankers van schaduwvloot door Noordzee?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van het bericht.
Kunt u bevestigen dat op 21 en 22 juni een Russisch oorlogsschip twee gesanctioneerde olietankers – Selva en Sierra – door Nederlandse wateren heeft begeleid?
Zoals bekend brengt Defensie mogelijke statelijke dreigingen in de Noordzee in beeld en begeleidt de Koninklijke Marine geregeld Russische oorlogsschepen door de Nederlandse exclusieve economische zone (EEZ) van de Noordzee. In principe doet het kabinet over specifieke voorvallen en het daaraan gerelateerde kennisniveau, de werkwijze of de bronnen van de inlichtingendiensten en/of de Krijgsmacht in het openbaar geen uitspraken.
Echter communiceert Defensie bij gelegenheid over escortes die worden uitgevoerd op de Noordzee, met als doel om de samenleving over deze ontwikkelingen te informeren en een beeld te geven van het optreden van Defensie. Het bericht over de escorte van de Admiral Grigorovich, een ander schip dan genoemd in het door u aangehaalde genoemd het nieuwsbericht, door de Zr.Ms. Van Amstel op 20 juni is een voorbeeld hiervan.
Betrof het Russische schip dat op 20 juni doorZr.Ms. Van Amstel is gevolgd hetzelfde schip dat op 21 en 22 juni twee olietankers uit de Russische schaduwvloot heeft geëscorteerd? Kunt u de volledige tijdlijn van deze gebeurtenissen geven, inclusief de betrokken schepen en hun routes?
Zie het antwoord op vraag 2.
Waarom staat de tankerSelvaenkel op de Britse sanctielijst, terwijl Sierra zowel op de Britse als de Europese Unie (EU)-lijst staat? Gaat het kabinet pleiten voor EU-sanctionering van de Selva?
De schaduwvloot is een manier van Rusland om de effectiviteit van sancties te ondermijnen. Nederland zet zich doorlopend in voor het sanctioneren van meer schaduwvlootschepen en levert hieraan een substantiële bijdrage, mede ten behoeve van verdere harmonisatie met het Verenigd Koninkrijk (VK) en andere G7 partners. Met het aangekondigde 18e pakket wordt aan deze inzet verder invulling gegeven, binnen de randvoorwaarden van juridische houdbaarheid en unanieme besluitvorming. Sierra is op 20 mei 2025 door de EU gesanctioneerd om harmonisatie met sancties uit het Verenigd Koninkrijk (VK) te bevorderen. Het kabinet kan echter niet ingaan op individuele namen van nog niet gesanctioneerde schepen.
Hoe is het mogelijk dat een door de EU gesanctioneerde olietanker van de Russische schaduwvloot ongehinderd door Nederlandse wateren kon varen?
Op basis van het VN-Zeerechtverdrag (UNCLOS) geldt voor alle schepen de vrijheid van navigatie in de EEZ. Hierdoor kon de door de EU gesanctioneerde olietanker door de EEZ varen, waaronder de Nederlandse EEZ. Echter, in lijn met EU-sancties, worden er geen diensten verleend aan gesanctioneerde olieankers en mogen zij ook geen Nederlandse of andere EU-havens aandoen.
Welke juridische en praktische mogelijkheden heeft Nederland om dit soort passages te verhinderen of sancties effectief te handhaven?
De juridische mogelijkheden om de doorvaart van gesanctioneerde schepen in specifieke gevallen tegen te gaan, zijn afhankelijk van de omstandigheden van het betreffende incident of activiteit. Daarbij moet onder andere rekening worden gehouden met het zeegebied waarin de betreffende activiteiten plaatsvinden. In de EEZ is er vrijheid van navigatie voor alle schepen. Op 11 september a.s. vindt een technische briefing aan uw Kamer plaats over de juridische kaders voor optreden op de Noordzee.
Nederland voert de EU-sanctiepakketten volledig uit. Wanneer gesanctioneerde schepen onder de rechtsmacht van Nederland vallen, bijvoorbeeld bij het aandoen van een Nederlandse haven, kan Nederland de sancties handhaven en bij overtreding van sancties kan het Openbaar Ministerie strafrechtelijk vervolgen.
Daarnaast is Nederland actief in verschillende internationale fora als het gaat om versterkte handhaving van de schaduwvloot en daaraan gerelateerde schepen (bijvoorbeeld via Nordic-Baltic8++). Ook zet het kabinet in op versterkte informatie-uitwisseling tussen en met de maritieme autoriteiten.
Bent u bereid zich in te zetten om de EU-sanctielijst voor de schaduwvloot flink uit te breiden, zodat deze minstens overeenkomt met de gesanctioneerde schaduwvloot lijst van de Verenigde Staten (VS) en van het Verenigd Koninkrijk (VK)?
Op het moment zijn 314 schepen door de EU gesanctioneerd, 250 schepen door het VK en 213 schepen door de VS. Met het aangekondigde achttiende pakket, zullen ruim 400 schepen door de EU zijn gesanctioneerd. In lijn met motie van Dassen en Boswijk2 heeft Nederland zich ingezet voor het zoveel mogelijk harmoniseren met de sanctielijsten van de VS en het VK. De VS en het VK worden ook aangemoedigd hun lijsten zoveel mogelijk te harmoniseren met de EU.
Echter is volledige harmonisering met de VS en het VK niet in alle gevallen effectief. Zo heeft de VS veel Russische gevlagde schepen gesanctioneerd, terwijl binnen de EU al een algeheel verbod op dienstverlening en toegang tot havens geldt voor alle Russisch gevlagde olietankers. Individuele sanctionering van de Russisch gevlagde olietankers door de EU is daardoor van weinig toegevoegde waarde.
Stikstofbelemmeringen op defensielocaties |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Jan Paternotte (D66), Hanneke van der Werf (D66) |
|
Gijs Tuinman (BBB), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel in de Telegraaf van 16 juni 2025 met de titel «Geheim rapport slaat alarm over Defensie: nieuwe NAVO-doelen in gevaar door aangescherpte stikstofregels»?
Ja.
Klopt het dat uit een vertrouwelijk rapport van TNO blijkt dat Defensie op vrijwel alle oefenlocaties wordt belemmerd door stikstofbeperkingen en dat dit directe gevolgen heeft voor het halen van de Nederlandse NAVO-doelstellingen?
Ja.
Om de impact van de stikstofproblematiek op Defensie beter te kunnen duiden, heeft TNO in opdracht van Defensie een verkenning gedaan naar de gevolgen voor de operationele gereedstelling van de krijgsmacht van de uitspraken van 18 december jl. van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en van 22 januari jl. van de rechtbank Den Haag. Daarnaast heeft Haskoning, voorheen Royal HaskoningDHV, in opdracht van Defensie de stikstofdepositiebijdrage van Defensie in Nederland in kaart gebracht, ten opzichte van de huidige achtergrondwaarde en de kritische depositiewaarde.
TNO heeft in haar onderzoek voor vijf locaties de impact van de uitspraken voor verschillende Defensieonderdelen beschreven. Op basis hiervan concludeert TNO dat de impact van de uitspraken van 18 december jl. – en de stikstofproblematiek in den brede – op de operationele gereedstelling van Defensie ‘enorm’ is. Daarmee beperkt dit ook de nationale en bondgenootschappelijke verdedigingscapaciteit en raakt daarmee onze verplichtingen in het kader van de collectieve verdediging van het Nederlandse en NAVO-grondgebied.
Kunt u dat rapport zo spoedig mogelijk, eventueel vertrouwelijk, aan de Kamer toesturen?
Het managementuittreksel van het onderzoek van TNO en het onderzoeksrapport van Haskoning zijn op 3 juli 2025 aan uw Kamer verzonden, als bijlage bij de Verzamelbrief ontwikkelingen in vastgoed, leefomgeving en ruimtelijke ordening (kenmerk D2025–002770).
Hoe beoordeelt u de constatering uit het artikel dat de natuurvergunningproblematiek niet alleen extra kosten en vertraging oplevert, maar ook raakt aan de paraatheid van de krijgsmacht?
De conclusies van het TNO-rapport zijn zorgelijk. Het is belangrijk dat ruimte wordt geboden aan maatschappelijke taken van Defensie in het licht van geopolitieke ontwikkelingen, zoals de tijdige en stelselmatige gereedstelling van de krijgsmacht. De (stikstof)ruimte voor het verkrijgen van nieuwe natuurvergunningen is echter beperkt en dat belemmert het bestendigen en intensiveren van bestaande defensieactiviteiten en de uitbreiding van deze of nieuwe defensieactiviteiten.
Wat zijn op dit moment de exacte belemmeringen als gevolg van stikstofwetgeving op Vliegbasis De Peel?
Op de Luitenant-Generaal Bestkazerne wil het Defensie grondgebonden luchtverdedigingscommando (DGLC) de luchtverdedigingsactiviteiten uitbreiden.
Net als voor het overgrote deel van de defensielocaties, beschikt de Luitenant-Generaal Bestkazerne niet over een Omgevingsvergunning Natura 2000-activiteit (natuurvergunning). Defensie voerde op deze locatie immers al activiteiten uit op het moment dat de Natura 2000-gebieden werden aangewezen. Op de Bestkazerne en andere defensielocaties is het toegestane gebruik vastgelegd in milieutoestemmingen. Dan gaat het bijvoorbeeld om het aantal schoten op schietbanen en geluidszones voor vliegbewegingen, maar ook om aantallen eenheden en voertuigbewegingen. Bij uitbreiding van aantallen eenheden en oefeningen boven de in de milieutoestemmingen opgenomen maxima, kunnen problemen ontstaan als voor die uitbreiding een natuurvergunning nodig is. Ook voor wijzigingen die binnen de bestaande milieutoestemmingen passen, is door de uitspraken van de Afdeling op 18 december jl. mogelijk een natuurvergunning nodig. Door de stikstofproblematiek is het op dit moment moeilijk een natuurvergunning te krijgen voor uitbreiding van activiteiten of projecten die zorgen voor extra stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, die al overbelast zijn. Deze problematiek kan zich in de toekomst ook voordoen bij een mogelijke uitbreiding van de activiteiten van het DGLC.
Welke stappen worden daar gezet om deze belemmeringen op te lossen en wanneer verwacht u dat de stikstofvergunning wordt verkregen of aangepast?
Zoals hierboven beschreven aan de hand van het voorbeeld van de DGLC, is het gezien de geldende wet- en regelgeving, de jurisprudentie en de huidige staat van de natuur lastig om een natuurvergunning te verkrijgen voor Defensielocaties. De Habitat-en de Vogelrichtlijn bevatten momenteel geen generieke uitzondering voor defensieprojecten, waardoor Defensie de reguliere stappen voor het verkrijgen van een natuurvergunning moet doorlopen.
Omdat de stikstofruimte in Nederland beperkt is, zal Defensie per opgave gebiedsspecifiek moeten onderzoeken wat de gevolgen van de stikstofdepositie van de defensieactiviteiten zijn voor de daar aanwezige natuur. Als sprake is van een overbelaste situatie, dan is een beperkt aantal instrumenten voorhanden om de toename van de Defensieactiviteiten vergund te krijgen. Intern salderen of stikstofruimte aankopen van derden zijn door de recente rechterlijke uitspraken enkel onder strikte voorwaarden mogelijk. Eén van de mogelijkheden die Defensie onderzoekt, is het treffen van compenserende maatregelen om bij te dragen aan het in stand houden van de samenhang van het Natura 2000-gebied.
Omdat slechts enkele Defensielocaties over een natuurvergunning beschikken, betekent dit dat als gevolg van de genoemde uitspraken in feite een herbeoordeling moet worden gedaan van bestaande en geplande activiteiten. Op basis van die herbeoordeling moeten natuurvergunningen worden aangevraagd. De hiervoor benodigde ecologische onderzoeken en procedures kennen lange doorlooptijden. Daarbij komt dat mitigatie en compensatie in de praktijk niet altijd mogelijk zijn i.v.m. overbelaste natuur, waardoor vergunningen – ondanks de kleine bijdrage van Defensie aan de stikstofdepositie – moeilijk kunnen worden verleend. In de praktijk wordt de vergunningprocedure daarnaast vaak vertraagd doordat het Nederlandse vergunningensysteem complex en tijdrovend is, met onder meer lange doorlooptijden en strikte eisen waaraan moet worden voldaan. Als gevolg hiervan duurt de totale procedure voor het verkrijgen van een natuurvergunning aanzienlijk langer dan initieel verwacht, waarbij de wettelijke termijnen voor vergunningverlening ruimschoots worden overschrijden. In sommige gevallen kan dit zelfs jaren duren.
De Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel (MCEN) werkt, na de vaststelling van een startpakket in april 2025, aan aanvullende maatregelen voor emissiereductie en natuurherstel, met als doel de belemmeringen voor vergunningverlening weg te nemen. Defensie veroorzaakt volgens het onderzoek van Haskoning een zeer beperkte gemiddelde bijdrage aan de totale achtergronddepositie in Nederland, namelijk 0,01–0,05%. Defensie probeert desalniettemin in haar rol als terreinbeheerder een positieve bijdrage te leveren aan natuurherstel.
Tenslotte heeft de Europese Commissie op 17 juni jl. het pakket Defence readiness omnibus gepubliceerd. In het wetgevingstraject dat nu wordt opgestart, probeert het kabinet op Europees niveau een oplossing te vinden voor de natuurvergunningenproblematiek in relatie tot de defensieopgaven.
Wat zijn de gevolgen voor de krijgsmacht als op Vliegbasis De Peel ook in 2026 of 2027 geen vergunning wordt verkregen voor uitbreiding of intensiever gebruik?
Indien geen vergunning kan worden verkregen voor activiteiten die nodig zijn voor de gereedheid van de krijgsmacht, zowel op Vliegbasis De Peel als op andere Defensielocaties, zijn de gevolgen groot. TNO concludeert dit ook in haar rapport. Als er minder ruimte is om mensen te huisvesten, op te leiden, onderhoud aan materieel niet meer kan worden gedaan of nieuw materieel onvoldoende kan worden ingezet, heeft dit direct invloed op de personele en materiële gereedheid van de krijgsmacht. De impact van deze problematiek reikt verder dan Defensie alleen. Het beperkt de nationale en bondgenootschappelijke verdedigingscapaciteit en daarmee de collectieve verdediging van het Nederlandse en het NAVO-grondgebied.
Wat zijn op dit moment de exacte belemmeringen als gevolg van stikstofwetgeving op het oefenterrein Marnewaard in Groningen?
Het oefenterrein Marnewaard beschikt momenteel niet over een natuurvergunning, maar er is een milieutoestemming verleend voor de bestaande activiteiten. In het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD) is, voor wat betreft de schietbaan, de behoefte opgenomen om naast de vaste schietpunten ook te kunnen schieten vanaf voertuigen die rijden en verschillende vuurposities innemen. Daarnaast moet 6 weken per jaar meer kunnen worden geoefend, waardoor Defensie voornemens is om het aantal oefenweken van 14 naar 20 weken per jaar op te hogen. Dit is echter een uitbreiding van de in de milieutoestemmingen opgenomen maxima, waarvoor een natuurvergunning nodig is. Ook voor wijzigingen die binnen de bestaande milieutoestemmingen passen, is door de uitspraken van de Afdeling op 18 december jl. mogelijk een natuurvergunning nodig.
Welke stappen worden daar gezet om deze belemmeringen op te lossen en wanneer verwacht u dat de stikstofvergunning wordt verkregen of aangepast?
Zie beantwoording vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor de krijgsmacht als op Marnewaard ook in 2026 of 2027 geen vergunning wordt verkregen voor uitbreiding of intensiever gebruik?
Zie beantwoording vraag 7.
Wat zijn op dit moment de exacte belemmeringen als gevolg van stikstofwetgeving op de kazerne en het oefenterrein in Oirschot (Noord-Brabant)?
De kazerne en het oefenterrein Oirschotse Heide beschikken momenteel niet over een natuurvergunning. In het NPRD is echter de behoefte opgenomen het Oefenterrein Oirschotse Heide fysiek uit te breiden. Met betrekking tot deze uitbreiding kunnen problemen ontstaan omdat daarvoor een natuurvergunning nodig is.
Welke stappen worden daar gezet om deze belemmeringen op te lossen en wanneer verwacht u dat de stikstofvergunning wordt verkregen of aangepast?
Zie beantwoording vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor de krijgsmacht als in Oirschot ook in 2026 of 2027 geen vergunning wordt verkregen voor uitbreiding of intensiever gebruik?
Zie beantwoording vraag 7.
Wat zijn op dit moment de exacte belemmeringen als gevolg van stikstofwetgeving op het oefenterrein Harskamp (Gelderland)?
Het Infanterie Schietkamp (ISK) in Harskamp beschikt momenteel niet over een natuurvergunning, maar er is een milieutoestemming verleend voor de bestaande activiteiten. Daarbij gaat het om een maximum aantal schoten en de wapentypen waarmee mag worden geschoten. Binnen die maxima zijn er geen belemmeringen. In het NPRD is de behoefte opgenomen om op het ISK met nieuwe wapensystemen te oefenen en de capaciteit met 30% uit te breiden. Bij uitbreiding van schotenaantallen boven de in de milieutoestemmingen opgenomen maxima, of bij het schieten met andere wapentypen, kunnen problemen ontstaan omdat hiervoor mogelijk een natuurvergunning nodig is. Ook voor wijzigingen die binnen de bestaande milieutoestemmingen passen, is door de uitspraken van de Afdeling op 18 december jl. mogelijk een natuurvergunning nodig.
Welke stappen worden daar gezet om deze belemmeringen op te lossen en wanneer verwacht u dat de stikstofvergunning wordt verkregen of aangepast?
Zie beantwoording vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor de krijgsmacht als op Harskamp ook in 2026 of 2027 geen vergunning wordt verkregen voor uitbreiding of intensiever gebruik?
Zie beantwoording vraag 7.
Wat zijn op dit moment de exacte belemmeringen als gevolg van stikstofwetgeving op Vliegbasis Leeuwarden?
Op 18 juli jl. heeft de Rechtbank Noord-Nederland een uitspraak gedaan en de natuurvergunning van Vliegbasis Leeuwarden vernietigd. Onderdeel van de uitspraak is dat het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) 26 weken de tijd krijgt om opnieuw op de aanvraag van Defensie te beslissen. Defensie bestudeert momenteel de uitspraak.
Daarnaast is in het NPRD opgenomen dat op Vliegbasis Leeuwarden behoefte is aan meer grondgebonden geluidruimte. Dit is nodig voor meer proefdraaien met jachtvliegtuigen en het gebruik van grondvoertuigen en gronduitrusting. Voor deze behoefte is een nieuwe natuurvergunning nodig.
Welke stappen worden daar gezet om deze belemmeringen op te lossen en wanneer verwacht u dat de stikstofvergunning wordt verkregen of aangepast?
Zie beantwoording vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor de krijgsmacht als op Vliegbasis Leeuwarden ook in 2026 of 2027 geen vergunning wordt verkregen voor uitbreiding of intensiever gebruik?
Zie beantwoording vraag 7.
Wat zijn op dit moment de exacte belemmeringen als gevolg van stikstofwetgeving op Vliegbasis Volkel?
Vliegbasis Volkel beschikt momenteel niet over een natuurvergunning, maar er is een milieutoestemming verleend voor de bestaande activiteiten. In het NPRD is Vliegbasis Volkel niet aangewezen als voorkeurslocatie voor de behoefte voor aanvullende jachtvliegtuigcapaciteit. Wel is er de behoefte om bestaande activiteiten uit te breiden, zoals het proefdraaien van luchtvaartuigen. Bij uitbreiding van activiteiten buiten de in de milieutoestemmingen opgenomen maxima kunnen problemen ontstaan omdat hiervoor mogelijk een natuurvergunning nodig is. Ook voor wijzigingen die binnen de bestaande milieutoestemmingen passen, is door de uitspraken van de Afdeling op 18 december jl. mogelijk een natuurvergunning nodig.
Welke stappen worden daar gezet om deze belemmeringen op te lossen en wanneer verwacht u dat de stikstofvergunning wordt verkregen of aangepast?
Zie beantwoording vraag 6.
Wat zijn de gevolgen voor de krijgsmacht als op Vliegbasis Volkel ook in 2026 of 2027 geen vergunning wordt verkregen voor uitbreiding of intensiever gebruik?
Zie beantwoording vraag 7.
Welke lessen trekt u uit de huidige impasse voor andere vitale sectoren (zoals woningbouw, energie-infrastructuur en crisisnoodopvang) die eveneens vastlopen op stikstofvergunningen?
De stikstofproblematiek raakt naast Defensie ook andere belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen. Interdepartementaal, bijvoorbeeld in de MCEN, worden opgedane ervaringen gedeeld. Bij het zoeken naar gebiedsspecifieke oplossingen voor de stikstofproblematiek bij uitbreidingen van Defensie, kijken we dan ook naar lessen uit initiatieven van andere sectoren in die gebieden.
De mogelijkheden voor oplossingen zijn, mede vanwege het bijzondere karakter van de defensieactiviteiten, echter beperkt. In de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel werkt het kabinet aan oplossingen om de vergunningsverlening weer op gang te brengen.
Daarnaast zet het kabinet via de in antwoord 6 genoemde Defence Readiness Omnibus van de Europese Commissie in op het versnellen en versterken van de defensiegereedheid. Dit door middel van Europese regelgeving die toegespitst is op het huidige dreigingsniveau.
De fiscale en morele behandeling van de Bijzondere Invaliditeitsverhoging (BIV) |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD) |
|
Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat invalide veteranen recht hebben op een eerlijke schadevergoeding die recht doet aan hun persoonlijke situatie?
Ja. Het kabinet deelt de mening dat veteranen recht hebben op een eerlijke schadevergoeding, die na belastingheffing afdoende is voor geleden immateriële schade.
Vindt u ten principale dat smartengeld en ook de bijzondere invaliditeitsverhoging niet hoort te worden belast?
Nee, relevanter is of de ontvanger netto voldoende ontvangt.
Ik vind het van groot belang om te blijven benadrukken dat het bedrag dat de BIV-gerechtigden (oud- militairen, waaronder veteranen) na belastingheffing van de BIV overhouden in vrijwel alle gevallen een afdoende vergoeding is voor de geleden immateriële schade (smartengeld).
In de brief van 7 juni 20241 die ik samen met de Staatssecretaris van Defensie aan uw Kamer heb verzonden, is die vraag bevestigend beantwoord. Uw Kamer heeft vervolgens kort gezegd gevraagd ons standpunt te laten toetsen door een onafhankelijke partij. Voor dit onderzoek zijn twee hoogleraren gevraagd en op 22 april 2025 is hun rapport genaamd «Onderzoek naar de fiscale positie van de Bijzondere invaliditeitsverhoging» aan uw Kamer aangeboden2. Professor Boot en professor Lubbers toetsen onder meer de netto BIV aan de civielrechtelijke normen voor het bepalen van de hoogte van een smartengeldvergoeding en concluderen vervolgens:
Uitgaande van onze opvatting uit de brief van 7 juni 2024 en de conclusie van de professoren is het nettobedrag van de BIV naar civielrechtelijke normen dus een afdoende tegemoetkoming. Indien de BIV vrijgesteld zou worden van belastingheffing, zouden de BIV-gerechtigden een veel hogere smartengelduitkering ontvangen dan waar zij naar civielrechtelijke normen recht op zouden hebben. Dit geeft niet alleen een forse ongelijkheid ten opzichte van de hoogte van eenmalige immateriële schadevergoedingen die «civiele» slachtoffers ontvangen, maar ook ten opzichte van andere (oud-) militairen die wel een eenmalige immateriële schadevergoeding krijgen maar geen recht hebben op een BIV. Dit verschil is niet uitlegbaar. Mogelijk leidt dit tot verzoeken tot verhoging van de smartengeldvergoedingen door de anderen.
Kunt u nader ingaan op de motie Van Eijk door de budgettaire en uitvoeringseffecten te schetsen van het vrijstellen van belasting van de bijzondere invaliditeitsverhoging?
Met de Kamerbrief van 22 april 2025 heeft het kabinet inhoudelijk gereageerd op de motie-Van Eijk en is het rapport van professor Boot en professor Lubber aangeboden.
Op het punt van de uitvoering wijzen wij er nog op dat de huidige regelingen een resultante zijn van een lange traditie, waarbij wijzigingen in nauw overleg met de sociale partners tot stand plegen te komen. Dit draagt bij aan de acceptatie van de regelingen, wat weer recht doet aan de bijzondere positie waaraan militairen worden blootgesteld. Het ligt dan ook niet voor de hand dat in dat stelsel, plotseling en eenzijdig, door de regelgever een ingrijpende wijziging wordt aangebracht. Professor Boot en professor Lubbers merken dit ook op in hun rapport.
Voor budgettaire en uitvoeringseffecten van een vrijstelling verwijs ik verder naar de eerdergenoemde brief van 7 juni 2024.
Heeft u kennisgenomen van de Second opinion van HHP Chambers over de belastbaarheid van de bijzondere invaliditeitsverhoging? Hoe beoordeelt u deze?
Ik heb kennisgenomen van het document van advocatenkantoor HHP Chambers. Dit document is voor mij geen reden om de eerder ingenomen standpunten te herzien. De professoren Boot en Lubbers hebben een gedegen, onafhankelijk onderzoek gedaan dat deze eerder ingenomen standpunten bevestigt.
In dit verband is verder te melden dat de Algemene Federatie van Militair Personeel (AFMP), de Vakbond voor Burger en Militair defensiepersoneel (VBM) en de Marechausseevereniging (MARVER) op hun websites aangeven dat zij nader onderzoek hebben laten doen naar de rechtmatigheid van de belastingheffing over de BIV3. Uit dit onderzoek volgt dat de belastingheffing over de BIV terecht is.
De AFMP, VBM en MARVER adviseren hun leden daarom om geen actie te ondernemen tegen de belastingheffing over de BIV en eventueel al ingediende bezwaarschriften in te trekken.
Wat is de status van de zaken van deze problematiek bij de verschillende rechtbanken? Graag verzoek ik u om een overzicht met daarbij de rechtsvragen die voorliggen.
Er lopen op dit moment enkele rechtszaken over de belastbaarheid van de BIV. Ik kan niet inhoudelijk ingaan op lopende zaken.
Kan het advies van de Landsadvocaat over de invoering van de vrijstelling van het «Artikel 2 fonds», waarin wordt gewezen op mogelijke precedentwerking met de Kamer worden gedeeld?
Ten aanzien van het openbaar maken van het advies van de Landsadvocaat verwijs ik naar de Rijksbrede afspraak dat adviezen van de landsadvocaat van vóór 1 juli 2021 niet openbaar worden gemaakt. Het advies van de Landsadvocaat dateert van voor die datum.
Los hiervan wil ik erop wijzen dat artikel 2-Fondsuitkeringen niet vergelijkbaar zijn met de BIV. De artikel 2-Fondsuitkeringen zijn namelijk niet belast in Nederland voor de inkomstenbelasting, omdat op basis van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland het recht om belasting te heffen over deze uitkeringen is toegewezen aan Duitsland. De vrijstelling voor deze uitkeringen in de Wet IB 2001 is in de wet opgenomen met het oog op het progressievoorbehoud en de gevolgen voor inkomensafhankelijke regelingen. Duitsland heeft ervoor gekozen om geen belasting te heffen op artikel 2-Fondsuitkeringen. Daardoor is uiteindelijk sprake van onbelaste uitkeringen. Nederland kan op basis van het belastingverdrag geen inkomstenbelasting heffen over de artikel 2-Fondsuitkeringen.
Ook dit geeft de artikel 2-Fondsuitkeringen een heel ander karakter dan de BIV-uitkeringen, waarvan vanaf de toekenning duidelijk is dat er belasting over verschuldigd is. De ontvangers van de BIV- uitkeringen zijn direct bij toekenning ervan geïnformeerd dat het een brutobedrag betreft waarover nog belastingen verschuldigd zijn.
Kunt u toelichten waarom de bijzondere invaliditeitsverhoging niet onder een in artikel 3.104 van de Wet IB 2001 opgenomen vrijstelling gebracht kan worden? Is het mogelijk om hiervoor een nieuwe vrijstelling in de wet op te nemen?
Periodieke publiekrechtelijke uitkeringen, zoals de BIV, vormen een bron van inkomen voor de Nederlandse inkomstenbelasting4. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor bepaalde uitkeringen die beogen bepaalde noodzakelijke uitgaven te dekken die het normale bestedingspatroon van de ontvanger te boven gaan. Deze publiekrechtelijke uitkeringen die beogen bepaalde kosten te dekken en om die reden zijn vrijgesteld zijn limitatief opgesomd in de Wet inkomstenbelasting 20015. De BIV is echter niet bedoeld om bepaalde uitgaven te dekken, maar is een vorm van vrij besteedbaar inkomen. Een vrijstelling voor de BIV is derhalve niet op zijn plaats; dit zou dan immers moeten gelden voor alle periodieke publiekrechtelijke uitkeringen.
Ook aan deze vraag besteden professor Boot en professor Lubbers aandacht in hun rapport. Zij bepalen aan de hand van de wetsgeschiedenis de ratio van de vrijstellingen in artikel 3.104 Wet inkomstenbelasting 2001:
Kunt u de vragen beantwoorden voor het commissiedebat Nationale fiscaliteit van 2 juli a.s.?
Ja.
Bent u bekend met de berichten «Omstreden VN-rapporteur in dreigende brief: CvI waarschijnlijk betrokken bij oorlogsmisdaden»1 en «VN-rapporteur Francesca Albanese valt Christenen voor Israël aan: Dit kan leiden tot meer agressie»2?
Ik ben bekend met de berichtgeving. De brief zelf is niet openbaar gemaakt. Het rapport3 van Speciaal Rapporteur Albanese, gepubliceerd op 30 juni 2025, heeft een korte paragraaf over faith-based organisations, die (extremistische) kolonisten in bezette gebieden financieel zouden steunen, waarbij ook de organisatie Christenen voor Israël wordt genoemd. Ik verwijs u tevens naar antwoorden op eerder gestelde Kamervragen hierover van het lid Van Baarle (2025Z05935).4
Beschouwt u dit als binnen het mandaat van de Speciaal Rapporteur van de Verenigde Naties (VN), Albanese, of een overschrijding daarvan?
Communicatie met niet-statelijke actoren past binnen het mandaat van Speciaal Rapporteurs. Dit is vastgelegd in de «Manuals of Operations» of «handleiding», paragraaf 81 en 83.5
Bent u bereid de Speciaal Rapporteur hierop aan te spreken?
Zoals in het antwoord op vraag twee uiteengezet, past het versturen van brieven aan niet-statelijke actoren binnen het mandaat van Speciaal Rapporteurs. Dit betekent niet dat ik het eens ben met de inhoud van haar brieven.
Vindt u dit ook zorgelijk gelet op de aanhoudende ongeregeldheden van pro-Palestijnse demonstraties rond activiteiten van Christenen voor Israel (CvI), verstoringen van activiteiten, bekladding van het pand van CvI en vernielingen rondom hun activiteiten en sprekers?
Dergelijke vernielingen en intimidatie zijn verwerpelijk. In deze tijden van aanzienlijke maatschappelijke spanningen rondom de situatie het Midden-Oosten is respectvolle omgang van groot belang, ook als gezichtspunten verschillen. Alhoewel het Speciaal Rapporteur Albanese vrij staat om, indien goed onderbouwd en met ruimte voor hoor- en wederhoor, haar zorgen over activiteiten van bepaalde organisaties kenbaar te maken, dient ook zij zich bewust te zijn van risico’s op verdere polarisatie. Dat Nederland bepaalde uitlatingen van mevrouw Albanese afkeurt is bekend en dat is haar meerdere malen medegedeeld. Nederland steunde de herbenoeming van mevrouw Albanese niet.
Deelt u de mening van de indieners dat dit intimidatie van een maatschappelijke organisatie in de hand werkt?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening van de indieners dat een VN-rapporteur niet met «strafrechtelijke gevolgen» hoort te dreigen en dat dat ver buiten haar werkzaamheden dient te vallen?
Het staat Speciaal Rapporteurs vrij om eigen adviezen te geven of visies te presenteren. Tegelijkertijd mag van een Speciaal Rapporteur zorgvuldigheid worden verwacht, zoals ook is omschreven in de VN-gedragscode voor Speciaal Rapporteurs.6 Het is klip en klaar dat nationale overheden gaan over toepassing van nationaal strafrecht, en niet een Speciaal Rapporteur.
Wat houdt het «Advocacy ondernemen en publieksbekendheid vergroten» van het mandaat3 van de Speciaal Rapporteur van de VN in?
Zowel advocacy, oftewel het bepleiten van een bepaalde zaak, als het vergroten van publieksbekendheid van situaties waarover een Speciaal Rapporteur rapporteert, hoort bij hun taken8. Invulling hieraan wordt gegeven door gesprekken met overheden, maar evenzeer door interactie met het maatschappelijk middenveld, publieke optredens en het geven van verklaringen over zowel hun rapporten als hun bevindingen.
Is de voorgenoemde bevoegdheid nog verder uitgewerkt danwel begrensd voor de werkzaamheden van de Speciaal Rapporteur?
Werkzaamheden van de Speciaal Rapporteurs zijn vastgelegd in de hierboven genoemde Manual of Operations9, evenals in de resolutie waarin het mandaat van de betreffende Speciaal Rapporteur wordt afgesproken. Daarnaast worden Speciaal Rapporteurs geacht zich te houden aan de VN-gedragscode.10
Acht u het wenselijk dat de Speciaal Rapporteurs deze bevoegdheid hebben? Indien ja, acht u deze voldoende begrensd? Zo ja, acht u dit wenselijk? Zo niet, bent u het met de indieners eens dat dit beperkt dient te worden tot advocacy richting de overheid en niet het bedrijfsleven of maatschappelijk middenveld?
Het kabinet vindt de bevoegdheden van Speciaal Rapporteurs voldoende helder omschreven, conform ook het antwoord op vraag 8. Dat betekent dat interactie tussen Speciaal Rapporteurs breder kan zijn dan alleen met overheden. In het geval van bijvoorbeeld de Speciaal Rapporteur voor Mensenrechten in Iran of de Speciaal Rapporteur voor Rechten van Personen met een Handicap zou een beperking tot alleen overheden ook waardevolle interactie met het maatschappelijk middenveld en/of het bedrijfsleven uitsluiten. Bij gelegenheid zal Nederland mevrouw Albanese blijven aanspreken over de inhoud van haar rapporten en publieke uitlatingen.
Hoe is deze beschrijving van bevoegdheden van de Speciaal Rapporteurs van de Verenigde Naties geformuleerd en waar zou deze aangepast kunnen worden?
De aard van de werkzaamheden van de Speciaal Rapporteurs is vastgelegd in de resolutie die de werkzaamheden van de VN-Mensenrechtenraad en zijn instrumenten beschrijft (A/HRC/RES/5/2). Specifieke uitwerking is te vinden in de «Manual of Operations» of «handleiding» (zie antwoord op vraag twee) en in resoluties over het betreffende mandaat van de Speciaal Rapporteur. De handleiding is bedoeld als leidraad voor de mandaathouders en ter verduidelijking van hun werk. De handleiding beoogt mandaathouders te ondersteunen bij hun inspanningen om mensenrechten te bevorderen en te beschermen. Daarnaast is er de gedragscode waaraan de Speciaal Rapporteurs zich dienen te houden. De bevoegdheden van Speciaal Rapporteurs kunnen door de VN-lidstaten gezamenlijk aangepast worden. Dat zou gebeuren via een resolutie in de Mensenrechtenraad. Los van het feit dat er, naar alle waarschijnlijkheid, bij andere landen nauwelijks wens is om de huidige procedures aan te passen, zou een dergelijk proces ook risico’s behelzen die goed afgewogen moeten worden met het oog op de onafhankelijkheid van alle Rapporteurs.
Gaat u bezwaar maken tegen een eventueel rapport van de Speciaal Rapporteur waar ongefundeerde beweringen over Christenen voor Israël worden gedaan na onjuiste berichtgeving?
Zie ook het antwoord op vragen 2 en 3. Het rapport is inmiddels gepresenteerd onder agenda-item 7 van de 59ste zitting van de Mensenrechtenraad, die loopt van 16 juni tot 9 juli. Item 7 betreft het permanente agenda-item van de VN-Mensenrechtenraad dat is gewijd aan Israël en de Palestijnse Gebieden. Nederland is het niet eens met het bestaan van dit aparte agendaonderwerp en spreekt, uit algemene onvrede over dit agenda-item, net als verschillende EU-landen daarom niet onder item 7.
Is het gebruikelijk dat een Speciaal Rapporteur vertrouwelijk communiceert met externen buiten de VN die niet een bron voor hun rapportage zijn?
Dat is niet ongebruikelijk. Dit geeft de ontvangende partij de gelegenheid om in vertrouwelijkheid te reageren op de communicatie van de Speciaal Rapporteur, alvorens het rapport gepubliceerd wordt.
Het bericht ‘Mogelijk lichtpuntje voor werknemers Apollo Vredestein: Europese miljoenen voor re-integratie’ |
|
Ilse Saris (CDA), Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Karremans |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Mogelijk lichtpuntje voor werknemers Apollo Vredestein: Europese miljoenen voor re-integratie» en de antwoorden van de Europese Commissie op vragen uit het Europees parlement?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het betreffende bericht.
Deelt u het standpunt van de Europese Commissie dat een herziening van de geldende staatssteunregels niet nodig is? Zo ja, waarom?
De staatssteunregels bevatten reeds bepalingen die verplaatsing van economische activiteiten vanwege staatssteun binnen de interne markt beogen te voorkomen, bijvoorbeeld door beperkingen op steun aan ondernemingen die recent elders in de EU activiteiten hebben afgebouwd. Het zogeheten verbod op steun bij relocatie, is op zichzelf waardevol. Tegelijkertijd is het in de praktijk vaak lastig om de causaliteit tussen staatssteun en verplaatsing van activiteiten aan te tonen. De effectiviteit van de anti-relocatiebepalingen hangt daarbij in belangrijke mate af van de beoordeling en het toezicht door de Europese Commissie.
Op basis van deze afweging ziet het kabinet op dit moment geen noodzaak tot herziening, maar blijft aandachtig volgen of de anti-relocatiebepalingen en de toepassing ervan in de praktijk toereikend zijn.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor een herziening van de geldende staatssteunregels?
Ten algemene is de Nederlandse lijn voor staatssteun terughoudend maar biedt ruimte om voor gericht herzieningen te pleiten mits onderbouwd met een goede probleemanalyse. Zoals in het antwoord op de voorgaande vraag is aangegeven ziet het kabinet vooralsnog geen aanleiding om in EU verband te pleiten voor een herziening van de anti-relocatiebepalingen, zoals toegepast in de diverse staatssteunkaders. Het kabinet heeft oog voor de zorgen rondom de praktische effectiviteit van de anti-relocatiebepalingen, mede ook in relatie tot recente verruimingen van de staatssteunregels. In dat kader is hier recent nog aandacht voor gevraagd in de Nederlandse reactie op de publieke consultatie over de het nieuwe staatssteunkader onder de Clean Industrial Deal, het CISAF. Deze reactie is met uw Kamer gedeeld via de EU-kwartaalrapportage van Q1 2025 op 19 mei j.l.2
Op welke wijze kan het ESF+ fonds gebruikt worden door Twente als een van de 35 Nederlandse arbeidsmarktregio’s om de getroffen medewerkers te ondersteunen?
Het Nederlandse programma ESF+ is gericht op de ondersteuning van mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie. Dit kunnen zowel werkenden als werkzoekenden zijn. De 35 arbeidsmarktregio’s kunnen middelen uit het ESF+ aanvragen voor het opleiden en naar werk begeleiden van een brede doelgroep van mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie die is opgenomen in de subsidieregeling ESF+. De arbeidsmarktregio’s maken hierbij zelf de keuze voor de nadere invulling van het project als het gaat om activiteiten en doelgroepen, zolang dit in overeenstemming is met de voorwaarden die zijn gesteld in de subsidieregeling ESF+. Naar verwachting wordt eind 2025 een nieuw tijdvak voor dit onderdeel uit het ESF+ programma opengesteld.
Deelt u de mening dat de getroffen medewerkers van Apollo Vredestein zo goed mogelijk moeten worden ondersteund in het verliezen van hun baan in de zomer van 2026?
Ja, in aansluiting op de afspraken tussen werkgever en werknemers kan het vinden van nieuw werk worden ondersteund door de werkgeversdienstverlening vanuit UWV en gemeenten. Vanuit het Werkplein en op termijn het Werkcentrum Twente (dit Werkcentrum is in oprichting) is goed zicht op de vraag naar personeel binnen de desbetreffende arbeidsmarktregio en kan ook dienstverlening aan werkzoekenden worden geboden. Binnen het Werkcentrum werken werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, gemeenten, UWV, onderwijsinstellingen en de samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) samen. Zij kunnen binnen het Werkcentrum gebruik maken van elkaars expertise gericht op het ondersteunen naar nieuw werk.
Bent u in dat geval voornemens om namens de rijksoverheid een aanvraag te doen bij het Europese globaliseringsfonds (EGF) om de getroffen medewerkers financieel te ondersteunen door middel van re-integratie, scholing en begeleiding? Zo niet, waarom niet?
Het ESF+ en het EGF zijn dossiers van de Staatssecretaris van SZW. Medewerkers van het Ministerie van SZW zijn inmiddels in contact met Apollo Vredestein en de betreffende arbeidsmarktregio om de mogelijkheden voor Europese subsidie te verkennen.
Bent u bereid om alsnog naar Enschede af te reizen, om in overleg te treden met de betreffende partijen om te bezien hoe de getroffen medewerkers zo goed mogelijk ondersteund kunnen worden?
Zoals ook reeds aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen van 25 april jl. over de situatie bij Apollo Vredestein, volgt het kabinet de ontwikkelingen nauwgezet. Voordat ik een eventueel bezoek aan Enschede overweeg, is het van belang dat er eerst meer duidelijkheid komt over de verdere plannen van de directie van Apollo Vredestein. Het kabinet wil daar op dit moment niet op vooruitlopen.
De permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Kunt u kort de rol beschrijven van onze permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie? Wat zijn zijn taken? Bij welke vergaderingen is hij aanwezig?
De permanent vertegenwoordiger (PV) werkt voor de gehele rijksoverheid en geeft leiding aan de Permanente Vertegenwoordiging, waar medewerkers van vrijwel alle ministeries werken. De Permanente Vertegenwoordiging behartigt de Nederlandse belangen in de Europese Unie. De PV neemt deel aan het comité van permanent vertegenwoordigers (Coreper) dat belast is met de voorbereidingen van de werkzaamheden van de Raad.
Wat is de taak van de permanente vertegenwoordiger als de Minister verhinderd is en niet aanwezig kan zijn bij de Europese Raad? Spreekt de permanente vertegenwoordiger dan tijdens de vergadering namens de Minister?
Aan de Europese Raad nemen vanuit de lidstaten de regeringsleiders en de staatshoofden deel (artikel 15, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie). Namens Nederland neemt de Minister-President deel. In artikel 235, lid 1, van het Verdrag van de Werking van de Europese Unie is vastgelegd dat vervanging door afwezigheid enkel mogelijk is door een ander lid van de Europese Raad te machtigen. Wanneer namens Nederland de Minister-President niet aanwezig kan zijn, wordt in goed overleg één van de BeNeLux-leden gevraagd om Nederland te vervangen. De permanent vertegenwoordiger kan de Minister-President in de Europese Raad niet vervangen. De permanent vertegenwoordiger kan wel leden van het kabinet vervangen bij zogenaamde Vakraden; van deze mogelijkheid wordt, indien leden van het kabinet niet aanwezig kunnen zijn bij hun Raadsfomatie, gebruik gemaakt.
Kan de Tweede Kamer, voor het afgelopen jaar, de correspondentie toegestuurd krijgen tussen de permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie en het kabinet en tussen de permanente vertegenwoordiger bij de Europese Unie en de Europese Raad? Zo nee, waarom niet?
De permanent vertegenwoordiger heeft op een zeer breed terrein contact met diverse actoren in Brussel. Het is helaas niet haalbaar om alle stukken die daarbij een rol hebben gespeeld op korte termijn te inventariseren en te toetsen op de aanwezigheid van informatie waarvan de openbaarmaking gelet op het belang van de staat achterwege moet blijven. Dat neemt natuurlijk niet weg dat specifieke en gerichte verzoeken om communicatie vanuit de Kamer opnieuw zullen worden beoordeeld.
Evacuatie van Nederlanders in Israël |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Heeft u vernomen dat de Amerikaanse ambassade in Jeruzalem werkt aan een evacuatieplan voor hun onderdanen die Israël willen verlaten?1
Ja.
Wat doet Nederland voor onderdanen die Israël willen verlaten?
Reeds vanaf het begin van het gewapende conflict tussen Israël op Iran op 13 juni jl. ontvangen Nederlanders in Israël (en andere landen in het conflictgebied) die zich hebben geregistreerd bij de Informatieservice van het Ministerie van Buitenlandse Zaken regelmatig veiligheidsupdates en actueel advies over uitreismogelijkheden.
Gestrande Nederlanders in Israël woonachtig in Nederland konden zich tussen 21–25 juni jl. aanmelden voor hulp bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Op 22 juni jl. is voorts besloten over te gaan tot georganiseerd vertrek voor gestrande Nederlandse reizigers in Israël. Op 24 juni jl. zijn drie bussen met gestrande Nederlandse reizigers en hun kerngezinsleden vanuit Tel Aviv en Jeruzalem vertrokken naar Egypte. Op woensdag 25 juni zijn deze reizigers met een chartervlucht vanaf Sharm el-Sheikh aangekomen in Eindhoven. In totaal zijn met deze operatie ruim 100 Nederlandse reizigers gerepatrieerd.
Op dit moment is het voor Nederlanders nog niet mogelijk om Israël zelfstandig met het vliegtuig te verlaten. Later deze week wordt daarom een tweede door het ministerie georganiseerde uitreis gepland waarmee de overige repatrianten die zich hebben aangemeld, en zulks eventueel nog wensen, uit Israël kunnen vertrekken. Deze repatriëring zal eveneens bestaan uit busvervoer vanuit Israël naar Egypte zodat de gestrande reizigers vanuit daar naar Nederland kunnen vliegen.
Voorts kunnen Nederlanders die problemen verwachten of ervaren bij hun uitreis via Egypte of Jordanië zich 24/7 melden bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken via het Contact Center van NederlandWereldwijd (NWW). Waar extra consulaire ondersteuning nodig is, verleent een speciaal hiervoor ingesteld Crisis Contact Team van het ministerie in samenwerking met de betrokken posten consulaire bijstand op maat.
Wilt u deze vragen voor 24 juni beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk met inachtneming van de actuele stand van zaken beantwoord.
De betrokkenheid van CSOs bij het Global Gateway programma |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Heeft u zich tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling van 26 mei jl. ingezet voor een sterke rol voor het maatschappelijk middenveld binnen de Global Gateway, conform de aangenomen motie Ceder?1 Zo ja, hoe werd dit ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling op 26 mei jl. vond een eerste gedachtewisseling plaats over de externe dimensie van het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK). Nederland heeft daarbij de nadruk gelegd op het belang van een effectief EU-extern instrumentarium dat recht doet aan zowel de belangen van de EU en haar lidstaten als aan de behoeften van partnerlanden. Hoewel in deze eerste bespreking nog niet specifiek is ingegaan op de rol van maatschappelijke organisaties, blijft het kabinet conform de motie Ceder zich inzetten voor het waarborgen van die rol binnen de Global Gateway-strategie en het nieuwe MFK.
Aangezien de voorstellen voor het nieuwe MFK, inclusief de voorstellen voor het extern instrumentarium, pas in de zomer worden verwacht, kan de Nederlandse inzet op het daadwerkelijk waarborgen van de rol van maatschappelijke organisaties pas gestalte krijgen zodra deze voorstellen beschikbaar zijn. In de kabinetsappreciatie daarvan zal ook worden ingegaan op dit aspect, conform de motie Ceder.
Welke maatschappelijke organisaties zijn op dit moment aangesloten bij het Global Gateway Civil Society and Local Authorities Advisory Platform (CSO/LA Platform)? Zitten hier ook organisaties uit het mondiale zuiden bij? Op welk moment en op basis van welke criteria zijn zij geselecteerd? Zijn er plannen om het CSO/LA Platform in de toekomst uit te breiden? Zo nee, waarom niet?
Er zijn in totaal 57 organisaties aangesloten bij het Global Gateway Civil Society and Local Authorities Advisory Platform(CSO/LA Platform), waaronder organisaties uit het mondiale zuiden.2 Het CSO/LA Platform is een werkgroep van het reeds bestaande EU Policy Forum on Development(PFD). Van de in totaal 57 leden zijn er 42 niet-gouvernementele organisaties (NGO’s), vier sociale partners, professionele- en bedrijfsorganisaties en elf vertegenwoordigingen van lokale overheden. De leden van het platform zijn geselecteerd op basis van een oproep door de Europese Commissie tot het indienen van belangstelling tot lidmaatschap. Deze procedure liep van 18 september tot en met 11 oktober 2023. Selectiecriteria zijn vastgelegd door de PFD in de oproep voor indicatie van interesse van deelname aan het CSO/LA Platform. Organisaties worden geselecteerd op basis van de volgende voorwaarden: organisaties moeten een netwerk vertegenwoordigen in één of meer regio’s of op wereldniveau en minstens vijf jaar ervaring hebben op het gebied van internationale samenwerking en ontwikkeling, beschikken over adequate capaciteit om een breed lidmaatschap van leden te bereiken in een groot aantal landen of regio’s, bewezen en relevante competenties en ervaringen hebben op Europees- en/of internationaal niveau op hun respectievelijk terrein en ervaring in het werken in EU beleidsimplementatie, en er zorg voor dragen dat de voorgedragen vertegenwoordiger van de organisatie adequate competenties, senioriteit en ervaring heeft.3
De Commissie heeft bevestigd dat er op het moment geen concrete plannen zijn om het formele lidmaatschap van het CSO/LA Platform uit te breiden. Uitbreiding in de toekomst wordt echter niet uitgesloten. Momenteel heeft het Platform de mogelijkheid om niet-leden uit te nodigen voor specifieke themabijeenkomsten of -vergaderingen waar dit relevant geacht wordt.4
Zijn de maatschappelijke organisaties die momenteel aangesloten zijn bij het CSO/LA Platform tevreden over hun rol en invloed binnen Global Gateway? Zo nee, waarom niet?
De uitvoering van de Global Gateway-strategie is nog volop in ontwikkeling. Dit geldt ook voor de rol en invloed van maatschappelijke organisaties in het CSO/LA Platform. Via het platform worden de maatschappelijke organisaties in staat gesteld feedback te geven over de implementatie van Global Gateway-investeringen en bij te dragen aan een effectieve uitvoering. Het is niet aan het kabinet om uitspraken te doen of de maatschappelijke organisaties tevreden zijn over hun rol hierin. We zullen erop aandringen dat hiernaar gevraagd wordt bij de voorziene zelfevaluatie van het platform.
Welke rol heeft het CSO/LA Platform bij de selectie van Global Gateway projecten? Kunnen zij input leveren op de uitvoering of het ontwerp van projecten? Zo ja, op wat voor manier? Zo nee, waarom niet?
De bedoeling is het CSO/LA Platform en het maatschappelijk middenveld inspraak te geven op lokaal niveau bij het ontwerp en de implementatie van Global Gateway-projecten door middel van publieke consultaties en -raadplegingen. Daarnaast wordt voorzien dat het Platform door bijeenkomsten in Brussel met de Europese Commissie de dialoog aangaat over de status, voortgang en uitvoering van Global Gateway-projecten.5
Hoe verhoudt het CSO/LA Platform zich tot de Business Advisory Group on Global Gateways? Zijn er documenten waar de Business Advisory Group wel toegang tot heeft, maar het CSO/LA Platform niet? Zo ja, waarom en om wat van soort documenten gaat het?
De rol van CSO/LA Platform is complementair aan die van de Business Advisory Group(BAG). Het doel van de BAG is te zorgen voor betrokkenheid van de private sector in de uitvoering van de Global Gateway-strategie en input en kennis te delen om het effect en de doeltreffendheid van investeringen te maximaliseren. Het CSO/LA Platform draagt er aan bij dat de kennis van deze organisaties wordt gebruikt om te zorgen dat deze investeringen op een inclusieve en waarden-gedreven manier worden uitgevoerd. Het Platform kan op eigen initiatief engageren met de BAG en dialogen en uitwisselingen organiseren.6 Het CSO/LA Platform heeft toegang tot dezelfde informatie die de Commissie deelt met de BAG.
Welke instrumenten heeft het CSO/LA Platform als zij misstanden signaleren bij een Global Gateway project? Is het mogelijk voor het CSO/LA Platform om verantwoording te vragen? Zo nee, waarom niet?
Het CSO/LA Platform heeft verschillende kanalen tot zijn beschikking om feedback te geven over Global Gateway-projecten. Het regelement van het CSO/LA Platform voorziet in de mogelijkheid voor halfjaarlijkse plenaire vergaderingen.
Naast de halfjaarlijkse plenaire vergaderingen is het de bedoeling dat er vergaderingen plaatsvinden tussen de stuurgroep van het Platform, bestaande uit een kleinere groep van vijftien leden, en de Europese Commissie op kwartaal basis. De stuurgroep kan ook besluiten tot het organiseren van ad-hoc vergaderingen met alle leden waar het dit nodig acht. Deze bijeenkomsten biedt het Platform de mogelijkheid om feedback over de uitvoering van Global Gateway-projecten richting de Commissie te delen. Qua verantwoording committeren de Europese Commissie en andere institutionele actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van Global Gateway-projecten zich eraan om regelmatig feedback te delen over hoe aanbevelingen van het Platform opgenomen zijn in de besluitvorming van de uitvoering van Global Gateway-projecten.7
Kunt u bevestigen dat alle leden van het CSO/LA Platform zijn uitgenodigd voor de bijeenkomst van het Global Gateway Forum in oktober 2025? Op welke manier kunnen zij hun observaties delen tijdens vergaderingen op dit evenement? Kunt u vertellen wat er met de signalen vanuit het CSO/LA Platform wordt gedaan?
Het Global Gateway Forumvindt plaats in Brussel op 9 en 10 oktober 2025 en wordt georganiseerd door de Europese Commissie. Nadere informatie, waaronder deelname uit het maatschappelijk middenveld en precieze opzet van het evenement, is nu nog niet bekend.8
Kunnen andere organisaties uit het maatschappelijk middenveld deelnemen aan het Global Gateway Forum? Zo ja, welke voorwaarden zijn aan hun deelname verbonden en hoe ziet hun mogelijke rol in de conferentie er dan uit? Zo nee, meent u dat de conferentie inclusief is en voldoende ruimte geeft aan stemmen uit het maatschappelijk middenveld uit Europa en de landen waar de Global Gateway projecten geïmplementeerd worden? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u voornemens om ervoor te pleiten dat de conferentie inclusiever wordt door deelname van een diverse vertegenwoordiging van maatschappelijke organisaties te verzekeren?
Nadere informatie over precieze deelname aan het Global Gateway Forum, waaronder de rol die voorzien is voor het maatschappelijk middenveld, is nu nog niet bekend. Op dit moment is alleen bekend dat de Commissie van plan is een brede samenstelling van organisaties uit het maatschappelijk middenveld, de private sector, financiële instellingen en ministeriële vertegenwoordiging van EU lidstaten en derde partnerlanden samen te brengen.9 Het kabinet beoogt het maatschappelijk middenveld en de private sector goed te betrekken bij de ontwikkeling van Global Gateway om van de uitvoering van de strategie een succes te maken. Hierop zullen we in de voorbereiding op inzetten.
Bent u zich ervan bewust dat het CSO/LA Platform, als het enige formele platform voor uitwisseling tussen de Europese Commissie en maatschappelijke organisaties in de context van Global Gateway, tot nu toe slechts één keer per jaar bijeen is gekomen? Bent u het ermee eens dat signalen sneller binnen zouden komen als er meer bijeenkomsten zouden zijn? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is zich ervan bewust dat het CSO/LA Platform in 2024 één keer op plenair niveau bijeen is gekomen. Dit is overigens niet het geval voor de stuurgroep van het Platform, die geregeld bijeenkomsten houdt met de Europese Commissie. De bijeenkomsten van de stuurgroep biedt het Platform frequenter de mogelijkheid om signalen af te geven aan de Commissie. De implementatie van de Global Gateway-strategie is nog volop in ontwikkeling. Het kabinet vindt het belangrijk dat de private sector en het maatschappelijk middenveld bij de ontwikkeling en implementatie van de Global Gateway-strategie goed wordt betrokken.
Deelt u de mening dat het essentieel is dat het maatschappelijk middenveld op zinvolle wijze wordt geraadpleegd en betrokken in het kader van Global Gateway, zeker gelet op het feit dat vlaggenschipprojecten grote positieve of negatieve gevolgen kunnen hebben voor lokale gemeenschappen in partnerlanden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u zich hiervoor inzetten?
Het kabinet vindt de rol van het maatschappelijk middenveld belangrijk voor het monitoren van de lokale impact en het controleren van de naleving van standaarden op het gebied van mensenrechten en duurzaamheid bij de uitvoering van Global Gateway-projecten in partnerlanden. Het kabinet zet in op het goed betrekken van het maatschappelijk middenveld bij de uitvoering van Global Gateway-projecten waar Nederland aan bijdraagt. Dit kan plaatsvinden bij de algemene plenaire vergaderingen, maar ook door consultaties en uitwisselingen rondom specifieke projecten.
Reizen naar de VS als trans- of non-binair persoon |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met de aflevering «Aperol drinken of je verzetten tegen het grootkapitaal?» van Radio BOOS?1
Ja.
Hoe reflecteert u op het feit dat Transgender Netwerk Nederlandse transpersonen afraadt om naar de Verenigde Staten (VS) te reizen?
In het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de Verenigde Staten (VS) staat onder andere informatie en advies over reizen naar de VS als lhbtiq+ persoon. Op 25 maart jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken het reisadvies aangepast om Nederlanders onder andere te informeren over het feit dat wetten en gebruiken in de VS tegenover lhbtiq+ personen kunnen afwijken van die in Nederland. Dan gaat het bijvoorbeeld om het besluit van de Amerikaanse overheid om alleen een M of V (male of female) als geslachtsvermelding te accepteren bij visum- of Electronic System for Travel Authorization (ESTA)-aanvragen. Zoals aangegeven in de beantwoording van Kamervragen van het lid Dassen (Volt)2 en van Kamervragen van het lid Piri (GL-PvdA)3 van 7 april jl., vind ik dat spijtig en een stap achteruit.
Herkent u de zorgen van Nederlandse trans- en non-binaire personen die voor het aantreden van president Trump een reis naar de VS hebben geboekt en momenteel in grote onzekerheid leven of zij wel deze reis nog veilig kunnen maken?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is op de hoogte van de algemene zorgen die leven onder Nederlandse lhbtiq+ personen over reizen naar de VS. Het ministerie is tot op heden niet bekend met gevallen van Nederlandse lhbtiq+ personen die in de problemen zijn gekomen bij het reizen naar of in de VS in 2025.
Het ministerie speelt geen rol in het omboeken of annuleren van reizen. Daarvoor kunnen Nederlanders contact opnemen met hun reisorganisatie of reisverzekeringsmaatschappij.
Geldt er momenteel een protocol voor trans- of non-binaire personen die hun reis naar de VS graag zouden willen omboeken of annuleren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, om welk protocol gaat dit?
Zie antwoord vraag 3.
Geldt er momenteel een protocol voor trans- of non-binaire personen die naar de VS reizen, maar onverhoopt toch tegen problemen aanlopen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke concrete wijze worden zij geholpen?
Nederlanders die bij het reizen naar of in de VS in de problemen komen, kunnen rekenen op consulaire bijstand. De vorm van consulaire bijstand hangt af van de specifieke omstandigheden.
Klopt het dat er momenteel voor de VS een groen reisadvies geldt waarbij geen bijzondere veiligheidsrisico’s worden aangemerkt? Hoe rijmt dit met de veiligheidsrisico’s voor trans- en non-binaire personen? Gelet op de veiligheidsrisico’s voor lhbtiqia+ personen, bent u bereid dit advies te herzien?
De kleurcode van het reisadvies voor de VS is groen. Dat betekent: u kunt erheen reizen, maar lees welke veiligheidsrisico’s er zijn. In het reisadvies voor de VS is daarbij specifieke informatie en advies voor lhbitq+ reizigers opgenomen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 25 maart jl. het reisadvies aangepast om Nederlanders onder andere te informeren over het feit dat wetten en gebruiken in de VS tegenover lhbtiq+ personen kunnen afwijken van die in Nederland.
Op welke concrete manieren zet de regering zich in om de veiligheid van trans- en non-binaire personen die naar de VS reizen te garanderen en te beschermen?
Waar kunnen lhbtiqia+ personen met vragen omtrent veilig reizen terecht?
(cofinancierings)aanvraag AI-fabriek en aangeven interesse AI-gigafabriek |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA), Jesse Six Dijkstra (NSC), Harm Holman (NSC) |
|
van Marum , Eelco Heinen (minister , minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de mogelijkheid om voor aanstaande vrijdag 17 uur interesse aan te geven bij de Europese Unie voor een AI-gigafabriek?1
Ja.
Bent u voornemens om uw interesse voor een AI-gigafabriek tijdig kenbaar te maken aan de EU?
Het demissionair kabinet ziet het belang om in de Europese Unie (EU) publiek en privaat te investeren in AI-infrastructuur, waarbij de AI-Gigafabrieken een belangrijk initiatief is. Het Ministerie van Economische Zaken heeft daarom samen met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de RVO een Nederlandse interessepeiling en bijeenkomst georganiseerd. Hieruit blijkt Nederlandse interesse. De Nederlandse bedrijven met een hoofdkantoor in de EU en andere organisaties kunnen zelfstandig reageren op de Europese Call for Expression of Interest die 20 juni sluit. Het gaat hier om een eerste uitvraag naar mogelijke interesse in Europa. Via een brief aan de Europese Commissie zal het Ministerie van Economische Zaken vervolgens op korte termijn het belang van AI-Gigafabrieken en de Nederlandse interesse ondersteunen. In deze brief zal worden verwezen naar de meest concrete initiatieven die bekend zijn bij het ministerie. Het demissionaire kabinet reageert daarmee niet zelf op de formele Call for Expression of Interest, maar ondersteunt wel de Nederlandse interesse. De Europese Commissie zal de reacties gebruiken voor verdere gesprekken in de komende maanden om te komen tot kansrijke initiatieven. De officiële call voor AI-Gigafabrieken wordt eind dit jaar verwacht. Ik blijf in gesprek met de Europese Commissie en de EuroHPC Joint Undertaking over de verdere uitwerking van dit initiatief en de Nederlandse belangen daarin.
Ervan uitgaande dat het gaat om een cofinancieringstraject met de EU, zijn daar middelen voor beschikbaar, (ook) vanuit Nij Begun (mits een dergelijke fabriek in Groningen zou kunnen komen)?
Voor een AI-Gigafabriek zijn momenteel geen financiële middelen gereserveerd in de begroting. Voor de AI-faciliteit in Groningen (geen AI-Gigafabriek) wordt op dit moment nog gewerkt aan het verkrijgen van een Rijksbijdrage, aanvullend op de regionale bijdrage vanuit Nij Begun, zodat uiterlijk 30 juni een voorstel kan worden ingediend voor Europese cofinanciering.
Wat is de stand van zaken van de (cofinancierings-)aanvraag voor een «gewone» AI-fabriek voor Groningen, met (een bijdrage uit) de middelen voor Nij Begun? Klopt het dat deze aanvraag uiterlijk eind juni gedaan moet zijn, vergezeld van een reservering van de benodigde nationale middelen? Bent u voornemens deze aanvraag te doen, of heeft u deze aanvraag gedaan?
Het klopt dat uiterlijk 30 juni een voorstel ingediend moet worden om aanspraak te maken op Europese cofinanciering. Een voorwaarde voor indiening is dat de benodigde nationale middelen zijn gereserveerd. Er wordt onderzocht of er door herprioritering ruimte beschikbaar gemaakt kan worden binnen de begrotingen van betrokken departementen om een voorstel in te dienen.
Kunt u deze vragen uiterlijk donderdag 19 juni 2025 beantwoorden (gezien de deadline van aanstaande vrijdag 17.00 uur)?
Ja.
De Europese Raad over vreemdelingen- en asielbeleid op 12 en 13 juni |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
David van Weel (minister , minister ) |
|
![]() |
Welke verplichting heeft u ervan weerhouden zélf bij de belangrijke JBZ-Raad over vreemdelingen- en asielbeleid op 12 en 13 juni 2025 in Luxemburg namens Nederland aanwezig te zijn?
Op 12 juni stonden geen migratie-gerelateerde onderwerpen op de agenda van de JBZ-Raad. Op 13 juni nam ik deel aan de Bilderbergbijeenkomst. De Staatssecretaris Rechtsbescherming was namens Nederland aanwezig tijdens de JBZ-Raad.
Waar was u en met welk doel op 12 juni 2025?
Op 12 juni nam ik deel aan verscheidene bestuurlijke overleggen en reisde ik af naar de Bilderbergbijeenkomst. Voor een overzicht van mijn activiteiten verwijs ik u naar de openbare agenda.
Waar was u en met welk doel op 13 juni 2025?
Op 13 juni nam ik deel aan de Bilderbergbijeenkomst. De Bilderbergbijeenkomst biedt de gelegenheid om in informele setting dialoog te voeren over actuele geopolitieke en maatschappelijke thema’s samen met vertegenwoordigers uit onder meer de politiek, wetenschap, journalistiek en het bedrijfsleven.
Waarom beoordeelde u uw verplichting (of verplichtingen) op 12 en 13 juni 2025 blijkbaar als belangrijker en urgenter dan uw aanwezigheid namens Nederland bij de JBZ-Raad in Luxemburg?
De JBZ-Raad en de Bilderbergbijeenkomst zijn beide van belang. Nederland was goed vertegenwoordigd op de JBZ-Raad. Zoals ook aangegeven onder vraag 3 biedt de Bilderbergbijeenkomst de mogelijkheid om op hoog niveau gesprekken te voeren op relevantie terreinen met Europese en Noord-Amerikaanse leiders en experts. Door de expertise van de genodigden op verschillende domeinen maakt de Bilderbergbijeenkomst het mogelijk om te spreken over verscheidene onderwerpen die de Europese, Noord-Amerikaanse en Nederlandse belangen aangaan, o.a. op het gebied van veiligheid.
Op welke dagen was u dit jaar aanwezig op de Bilderbergconferentie in Stockholm en waarom was u daar?
Ik was vanaf donderdagavond 12 juni tot in het weekend aanwezig op de Bilderbergbijeenkomst. Voor de reden van mijn bezoek verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3 en 4.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
De vragen zijn afzonderlijk van elkaar beantwoord.
Kunt u de bovenstaande vragen binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja
Het oppakken en uitzetten van de deelnemers van de March to Gaza |
|
Stephan van Baarle (DENK) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de deelnemers van de «March to Gaza», een actie van mensen om zich uit te spreken tegen de genocide in Gaza en de illegale blokkade door Israël, door de Egyptische autoriteiten worden opgepakt en uitgezet?
Ja.
Bent u bereid om krachtig te veroordelen dat mensen die gebruik maken van hun recht om zich uit te spreken tegen genocide en tegen de illegale blokkade op deze wijze hun mogelijkheid om zich uit te spreken wordt ontnomen en zonder reden worden vastgezet en uitgezet? Zo nee, waarom niet?
De uitzetting van buitenlandse staatsburgers is in beginsel een soeverein recht van elke staat. Nederland kan zich niet mengen in de rechtsgang van een ander land. De Egyptische autoriteiten kunnen besluiten om personen het land uit te zetten wanneer zij vinden dat daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld op basis van nationale veiligheid of openbare orde.
Nederland vindt dat vreedzame demonstraties als belangrijk onderdeel van de vrijheid van meningsuiting waar ook ter wereld beschermd moeten zijn. Helaas worden vreedzame demonstraties niet overal toegestaan. In het reisadvies voor Egypte wordt expliciet gewaarschuwd voor het risico op arrestatie bij deelname aan demonstraties, ook als deze vreedzaam zijn. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wijst Nederlandse reizigers erop dat zij zich dienen te houden aan de lokale wet- en regelgeving en heeft vorige week het reisadvies opnieuw onder de aandacht gebracht bij de Nederlanders die zich in Egypte bevinden. Deelname aan demonstraties wordt dan ook sterk afgeraden. Er is contact gezocht met de Egyptische autoriteiten en hen is verzocht om proportioneel te handelen. Daarnaast stond de Nederlandse ambassade in Cairo paraat om consulaire bijstand te verlenen. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Op welke wijze zet u zich in voor de vrijheid en de veiligheid van de deelnemers van de March to Gaza en hoe zet u hiervoor druk op de Egyptische autoriteiten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het ten zeerste afgekeurd dient te worden en dat het de wereld op zijn kop is dat na druk van de Israëlische autoriteiten de mensen die zich uitspreken tegen genocide worden bestraft, in plaats van dat de Israëlische daders van de genocide bestraft worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat vreedzame demonstraties waar ook ter wereld beschermd moeten zijn, als belangrijk onderdeel van de vrijheid van meningsuiting. Echter was de March to Gaza gepland in een gebied waar toegang tot dit gebied alleen mogelijk is wanneer deze volgens een formele aanvraagprocedure bij de Egyptische autoriteiten is aangevraagd en goedgekeurd. De Egyptische autoriteiten kunnen besluiten om personen het land uit te zetten wanneer zij vinden dat daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld op basis van nationale veiligheid of openbare orde. Overigens was en is het gebied waar de mars was gepland rood in het Nederlandse reisadvies, gezien de problematische veiligheidssituatie aldaar, inclusief ontvoeringen en verkrachtingen. Reeds jaren hebben zich er jihadisten en criminele groepen gemend onder lokale volksstammen en is het ronduit gevaarlijk om erheen te gaan. Zie ook het antwoord op de vragen 2 en 3.
Bent u bereid om zich internationaal uit te spreken voor ieders recht om overal en op elk moment te kunnen protesteren tegen de genocide in Gaza?
Het recht om vreedzaam te demonstreren is onderdeel van de vrijheid van meningsuiting. Vrijheid van meningsuiting is een mensenrechtenprioriteit binnen het Nederlandse buitenlandbeleid en Nederland maakt zich, zowel bilateraal als multilateraal, hard voor de naleving van dit recht, wereldwijd.
Bent u bereid om deze vragen met grote spoed te beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk en met de grootst mogelijke zorg beantwoord, binnen de gestelde termijn.
De uitzetting van Nederlandse deelnemers aan de Mars naar Gaza |
|
Christine Teunissen (PvdD), Sarah Dobbe (SP), Laurens Dassen (Volt) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Nederlandse deelnemers aan de Mars naar Gaza zijn uitgezet door de Egyptische regering?1
Ja.
Klopt het dat Nederlandse deelnemers aan de Mars naar Gaza door de Egyptische regering zijn uitgezet en hun paspoort is ontnomen?
Ja, een aantal Nederlandse deelnemers aan de Mars naar Gaza is uitgezet. Hun paspoorten werden tijdelijk ingenomen, bij aankomst op het vliegveld in Cairo werden zij op een vlucht naar Istanboel gezet. Deze groep is weer teruggekeerd naar Nederland.
Heeft u contact gehad met uw Egyptische collega over deze uitzetting?
Er is contact geweest met de Egyptische ambassade. De Egyptische autoriteiten zijn opgeroepen proportioneel te handelen en geen geweld te gebruiken bij het eventueel uitzetten van Nederlandse deelnemers.
Heeft de Egyptische regering wat u betreft voldoende juridische gronden om Nederlandse staatsburgers uit te zetten en hun paspoort te ontnemen? Kunt u dat toelichten?
De uitzetting van buitenlandse staatsburgers is in beginsel een soeverein recht van elke staat. Nederland kan zich niet mengen in de rechtsgang van een ander land. De Egyptische autoriteiten kunnen besluiten om personen het land uit te zetten wanneer zij vinden dat daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld op basis van nationale veiligheid of openbare orde. Het tijdelijk innemen van paspoorten kan deel uitmaken van de procedure.
Klopt het dat de uitzetting volgde op een oproep vanuit de Israëlische Defensieminister Katz?
De Egyptische autoriteiten kunnen besluiten om personen het land uit te zetten wanneer zij vinden dat daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld op basis van nationale veiligheid of openbare orde. De Egyptische autoriteiten hebben aangegeven dat toegang tot het gebied waar de March to Gaza was gepland alleen mogelijk was als hier via de formele aanvraagprocedure een verzoek voor was ingediend en goedgekeurd.
Deelt u het inzicht dat deze aangekondigde demonstratie niet op Israëlisch grondgebied gepland stond en de Israëlische Minister daarmee niets te zeggen zou moeten hebben over het uitzetten van vreedzame demonstranten? Zo nee, waarom niet?
De Egyptische autoriteiten hebben het besluit tot uitzetting genomen. Zie ook de antwoorden op vraag 4 en 5.
Klopt het dat er meerdere vreedzame demonstranten door de Egyptische regering zijn vastgezet? Zo ja, zitten hier ook Nederlanders tussen?
Het Ministerie van Buitenlandse zaken heeft de situatie nauwlettend gevolgd en contact gehad met de lokale autoriteiten en betrokken Nederlanders om waar nodig consulaire bijstand te verlenen. Vanwege de privacy van betrokkenen kan ik niet mededelen of er Nederlandse demonstranten zijn vastgezet.
Deelt u de mening dat het vastzetten en uitzetten van vreedzame demonstranten door de Egyptische regering buitenproportioneel is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 4.
Bent u bereid de Egyptische ambassadeur om opheldering te vragen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 3.
Op welke manier levert u consulaire bijstand aan de vreedzame demonstranten die zijn vastgezet, zijn uitgezet, of in Egypte verblijven?
De consulaire bijstand nam verschillende vormen aan. Er is contact gezocht met de Egyptische autoriteiten om proportioneel te handelen. Ook is door de ambassade informatie verstrekt over de lokale procedures en juridische mogelijkheden. De ambassade stond paraat om consulaire bijstand aan Nederlanders te verlenen die daar behoefte aan hadden. In het reisadvies voor Egypte wordt expliciet gewaarschuwd voor het risico op arrestatie bij deelname aan demonstraties, ook als deze vreedzaam zijn. Het Ministerie van Buitenlandse zaken wijst Nederlandse reizigers erop dat zij zich dienen te houden aan de lokale wet- en regelgeving en heeft het reisadvies opnieuw onder de aandacht gebracht bij de Nederlanders die zich in Egypte bevinden. Deelname aan demonstraties in Egypte wordt sterk afgeraden. Overigens was en is het gebied waar de mars was gepland rood in het Nederlandse reisadvies, gezien de problematische veiligheidssituatie aldaar, inclusief ontvoeringen en verkrachtingen. Reeds jaren hebben zich er jihadisten en criminele groepen gemend onder lokale volksstammen en is het ronduit gevaarlijk om erheen te gaan.
Deelt u de mening dat de demonstranten groot gelijk hebben in hun eis dat de humanitaire hulp vrij moet worden toegelaten in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft altijd duidelijk uitgesproken dat partijen zich aan het humanitair oorlogsrecht moeten houden. De humanitaire blokkade druist in tegen het internationaal recht. Nederland heeft deze blokkade dan ook veroordeeld. De regering blijft de Israëlische regering oproepen onmiddellijk en onvoorwaardelijk humanitaire hulp toe te laten tot de Gazastrook.
Deelt u de opvatting dat Israëls maandenlange blokkade van humanitaire hulp voor Gaza misdadig is?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk en met de grootst mogelijke zorg beantwoord, binnen de gestelde termijn.