De implementatie van REDIII ten aanzien van het onderdeel ‘biomassaverbranding voor energie’ |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Sophie Hermans (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief «Gemiste kansen in huidige zuivere implementatie EU richtlijn hernieuwbare energie (REDIII)» (Kamerstuk 2024D40273), aangeboden door Comité Schone Lucht op 21 oktober 2024?
Ja.
Deelt u de mening van de auteurs dat de Europese richtlijn REDIII op het onderdeel «biomassaverbranding voor energie» te generiek is en niet leidt tot de gewenste aanscherping van duurzaamheidscriteria noch tot afbouw van biomassaverbranding?
Nee, die mening deelt het kabinet niet. In de Kamerbrief Voortgang duurzaamheidskader biogrondstoffen van 20 december jongstleden1 heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd dat de duurzaamheidseisen in de REDIII op het onderdeel biogrondstoffen voor energie sinds de publicatie van de RED in 2018 meermaals zijn aangescherpt, onder andere op het gebied van duurzaamheidsborging en toezicht, biodiversiteit, waterkwaliteit en bescherming van oerbossen.2 Voor een goede balans tussen duurzaamheid en uitvoerbaarheid kiest het kabinet ervoor om het Nederlandse stelsel van duurzaamheidseisen aan te laten sluiten bij de REDIII.3
Wat is de reden voor de keuze van een zuivere implementatie en wat is de oorsprong van deze term?
Het kabinet kiest ervoor om de REDIII zuiver te implementeren conform de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar. 9.4). De Kamer is hierover geïnformeerd in het wetgevingsprogramma Klimaat voorjaar 2023.4 Dit betekent dat bij de implementatie geen andere regels worden opgenomen dan voor de implementatie strikt noodzakelijk. Voor eventuele aanvullende nationale maatregelen wordt een separaat wetgevingsproces gevolgd. Doel van dit uitgangspunt in de Aanwijzingen voor de regelgeving – dat overigens in principe geldt voor de implementatie van alle Europese regelgeving – is om de implementatieprocedure zo snel mogelijk te doorlopen met het oog op de korte implementatietermijnen van de Europese Unie. Zorgvuldige zuivere implementatie kost tijd omdat het onder andere interdepartementale afstemming en overleg met stakeholders en uitvoeringsorganisaties vergt.
Waarom is er niet gekozen voor een ambitieuzere aanpak waarbij Nederland de ruimte benut die REDIII expliciet biedt aan lidstaten om regelgeving aan te passen en aan te scherpen?
Zie het antwoord op vraag 2. Voor een toelichting op deze keuze verwijst het kabinet naar de Kamerbrief Voortgang duurzaamheidskader biogrondstoffen van 20 december jongstleden5, waarin het kabinet aangeeft:
«Door uniforme eisen binnen Europa wordt het mogelijk om in samenwerking met alle EU-lidstaten publiek toezicht op certificering te regelen. Hierdoor kan beter toezicht worden gehouden dan wanneer Nederland het toezicht zelfstandig vormgeeft, wat de robuustheid van het systeem vergroot. Daarnaast zorgen uniforme eisen voor een gelijk speelveld en betere uitvoerbaarheid in de biogrondstoffen praktijk, en kunnen hoogwaardige toepassingen in Nederland gebruik maken van een brede beschikbaarheid van internationaal gecertificeerde biogrondstoffen.»
Welke concrete plannen heeft u voor een snelle afbouw van verbranding van houtige biomassa en bioEnergy with Carbon Capture Storage (BECCS)? Kunt u een specifiek tijdspad met maanden en jaartallen verstrekken?
Negatieve emissies, waar BECCS een rol bij kan spelen, zijn een belangrijk onderdeel van het halen van de klimaatdoelen, zeker voor klimaatneutraliteit. In het kader van de bredere besluitvorming over klimaatmaatregelen kijkt het kabinet ook naar negatieve emissies. De Kamer wordt hierover vóór de zomer geïnformeerd. Met betrekking tot het afbouwpad voor laagwaardige toepassingen van biogrondstoffen verwijst het kabinet naar het antwoord op vraag 14.
Op welke wijze en wanneer zult u de Kamer informeren over de voortgang van de implementatie van REDIII betreffende «biomassaverbranding voor energie»?
Zie het antwoord op vraag 7.
Kunt u specificeren hoe en waar elk van de vier (sub)bepalingen die in de brief en in bijlage 3 over «houtige biomassa voor energie» worden genoemd, in Nederlandse wetgeving worden opgenomen? Wanneer en hoe zult u de Kamer hierover informeren
Dat biogrondstoffen voldoen aan de (sub)bepalingen die verwijzen naar artikelen 29 en 30 wordt aangetoond met behulp van door de Europese Commissie erkende certificatieschema’s. De Europese Commissie toetst of deze certificatieschema’s aan de strenge duurzaamheidseisen van de RED voldoen. Deze certificatieschema’s tonen dus aan dat de biomassa duurzaam geproduceerd is en het gebruik van deze biomassa voor de productie van energie dus als hernieuwbaar mag worden gerekend. Deze bepalingen (artikelen 29 en 30) zijn reeds geïmplementeerd in de regelgeving van de SDE++.
Voor het principe van cascadering uit artikel 3 van de richtlijn schrijft de REDIII een volgorde voor. Omdat de richtlijn bindend recht is en daardoor automatisch ook in Nederland geldt, zal dit cascaderingsprincipe ook als uitgangspunt worden gehanteerd bij subsidieregelingen, zoals de SDE++. Over de openstelling van de SDE++ in 2025 informeert het kabinet de Kamer dit kwartaal.
Wat is uw definitie van het cascaderingsprincipe in relatie tot biomassa?
Het duurzaamheidskader biogrondstoffen6 van het kabinet geeft invulling aan een advies van de SER uit 20207, waarin de SER het volgende stelt: «Cascadering biedt een strategie om biogrondstoffen zo hoogwaardig, optimaal en efficiënt mogelijk in te zetten.» Bij de implementatie van de REDIII hanteert het kabinet de definitie van cascadering zoals uitgewerkt in artikel 3 van de REDIII.
Deelt u de mening dat het cascaderingsprincipe een leidend principe is in REDIII, conform het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) uit 2020? Zo ja, hoe gaat u de toepassingsmogelijkheden binnen Nederland beter specificeren en waarborgen? Zo nee, waarom niet?
In Nederland wordt invulling gegeven aan het advies van de SER uit 2020 door middel van het duurzaamheidskader biogrondstoffen. Uitgangspunt van het duurzaamheidskader is dat biogrondstoffen duurzaam zijn geproduceerd en dat biogrondstoffen zo hoogwaardig mogelijk worden ingezet. De afgelopen jaren zijn al diverse stappen gezet in het afbouwen van subsidies voor laagwaardige toepassingen. In de Kamerbrief van 20 december 20248 is uiteengezet hoe het kabinet het verder afbouwen van het subsidiëren van laagwaardige toepassingen wil vormgeven. In diezelfde Kamerbrief is ook uiteengezet hoe de beleidsinzet rondom de opbouw van hoogwaardige toepassingen wordt voortgezet, zoals de toepassing van biogrondstoffen binnen de bouw binnen de Nationale Aanpak Biobased Bouwen (NABB).
Bent u van mening dat de toepassing van het cascaderingsprincipe inhoudt dat resthout primair voor de productie van houtvezel- en spaanplaat moet worden gebruikt en niet mag worden verbrand? Zo ja, hoe gaat u dit concretiseren in wet- en regelgeving en wanneer?
Het kabinet werkt op dit moment de implementatie van het cascaderingsprincipe in de REDIII uit. De Kamer wordt hier op een later moment nader over geïnformeerd. In het algemeen deelt het kabinet de mening dat biogrondstoffen zo hoogwaardig mogelijk moeten worden ingezet.
Is aanpassing van de Nederlandse wetgeving nodig voor de implementatie van het cascaderingsprincipe? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet werkt op dit moment de implementatie van de REDIII, waaronder het cascaderingsprincipe, uit. Het is nog niet duidelijk of aanpassing van Nederlandse wetgeving nodig is. De Kamer wordt hier op een later moment nader over geïnformeerd.
Zijn er publieke consultaties voor de implementatie van «biomassaverbranding voor energie» van de REDIII nodig? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Internetconsultatie is optioneel bij de implementatie van EU-regelgeving.9 Omdat het gaat om zuivere implementatie wordt de implementatie van de REDIII naar verwachting niet geconsulteerd, maar dit is mede afhankelijk van de vraag of er aanpassing van Nederlandse wetgeving nodig is, zie vraag 11. Wijzigingen aan subsidieregelingen zoals de SDE++ worden doorgaans niet geconsulteerd. Wel wordt het advies van het Planbureau voor de Leefomgeving dat aan de SDE++ ten grondslag ligt elk voorjaar publiek geconsulteerd aan de hand van een conceptadvies.
Hoe gaat u de onduidelijkheid over de correcte implementatie van het cascaderingsprincipe, zoals vermeld in bijlage 2 van de brief, aanpakken en binnen welke termijn?
Het is gebruikelijk dat er bij de implementatie van een richtlijn sprake is van openstaande vraagstukken en overleg tussen lidstaten over de implementatie hiervan. Het kabinet zal hiervoor gebruikmaken van reguliere contacten en overlegstructuren om, waar nodig, onduidelijkheden weg te nemen.
Deelt u de mening dat Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie-subsidies (SDE) strikt ingezet dienen te worden voor hoogwaardig gebruik van schaarse biomassa om een circulaire economie te stimuleren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de mening dat schaarse biogrondstoffen zo hoogwaardig mogelijk moeten worden ingezet en dat dit bijdraagt aan de transitie naar een circulaire economie. De SDE++ heeft echter als centraal doel om CO2 te reduceren. Projecten worden hierbij gerangschikt op kosteneffectiviteit. Bij de randvoorwaarden die gesteld worden aan nieuwe biomassaprojecten wordt rekening gehouden met Europese regelgeving, het duurzaamheidskader biogrondstoffen en het afbouwpad voor laagwaardige toepassingen van biogrondstoffen10. Met het oog op het duurzaamheidskader en de hoogwaardige rol die biogrondstoffen op specifieke onderdelen van de grondstoffen- en energietransitie kunnen spelen, draagt het kabinet met het afbouwpad voor laagwaardige toepassingen bij aan het stimuleren van meer hoogwaardige inzet. Zo worden er sinds het najaar van 2017 geen nieuwe subsidies afgegeven voor bij- en meestook van biogrondstoffen in kolencentrales. Per 2022 worden er ook geen nieuwe subsidies meer afgegeven voor de opwek van lage temperatuurwarmte (<100°C) met houtige biogrondstoffen. Tevens is de toepassing van warmte in de glastuinbouw en stadsverwarming door verbranding van houtige biogrondstoffen vanaf 2023 uitgesloten in de SDE++. Bij het gecombineerd opwekken van warmte en elektriciteit door verbranding en vergassing van biogrondstoffen is de productie van elektriciteit per 2024 uitgesloten van subsidie.
Bent u bekend met artikel 2 (1a) van REDIII, waarin de definitie van houtsoorten «geschikt voor industrieel gebruik» wordt gegeven?
Ja.
Op welke wijze zorgt u ervoor dat resthout geschikt voor hoogwaardige toepassing binnen de definitie «geschikt voor industrieel gebruik» valt en niet laagwaardig wordt verbrand?
Het kabinet werkt op dit moment de implementatie van het cascaderingsprincipe in de REDIII uit. De Kamer wordt hier op een later moment nader over geïnformeerd.
Zijn de bestaande en langlopende SDE-subsidies voor verbranding van houtige biomassa volgens u in strijd met het cascaderingsprincipe en de ambities voor een versnelde circulaire economie? Zo ja, overweegt u deze subsidies anders vorm te geven? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft in 2022 een afbouwpad aangekondigd voor subsidies voor laagwaardige toepassingen van biogrondstoffen. Voor een overzicht van de laagwaardige toepassingen die reeds niet meer in aanmerking komen voor een nieuwe SDE++ subsidiebeschikking verwijst het kabinet u naar het antwoord op vraag 14. Hiervoor is gekozen om de transitie naar hoogwaardige toepassingen van biogrondstoffen te versnellen en bij te dragen aan de transitie naar een circulaire economie. Zoals in vraag 8 staat is cascadering onderdeel van het duurzaamheidskader biogrondstoffen.
Het kabinet overweegt niet om lopende subsidiebeschikkingen anders vorm te geven. Een subsidiebeschikking vanuit de SDE++ geeft projecteigenaren recht op een aantal jaar subsidie tijdens de exploitatie. Dit is voor biomassa meestal 12 jaar en voor bij- en meestook 8 jaar. Hiermee wordt de onrendabele top vergoed. Het achteraf aanpassen van reeds afgegeven subsidiebeschikkingen is niet aan de orde, omdat dit inbreuk maakt op het eigendomsrecht van beschikkinghouders en strijdig is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
In de REDIII is bepaald (artikel 29 lid 15) dat subsidies die voor de inwerkintreding van de REDIII in overeenstemming met de duurzaamheids- en broeikasgasreductiecriteria uit de REDII zijn verstrekt, niet hoeven te voldoen aan de criteria uit REDIII.
Bent u bekend met Artikel 29(7) van REDIII betreffende de effecten van biomassaverbranding op de koolstofopslag in de landsector (LULUCF)? Zo ja, welke klimaatmaatregelen acht u noodzakelijk om deze effecten te beheersen?
Ja. De duurzaamheidseisen onder artikel 29(7) worden geborgd met behulp van door de Europese Commissie erkende certificatieschema’s, zie het antwoord op vraag 7. Biomassa die is geproduceerd volgens deze certificatieschema’s voldoet dus aan de eisen betreffende landgebruik, wijzigingen in het landgebruik en bosbouw (LULUCF).
Bent u bekend met het onderzoek «Burning up the carbon sink» over de negatieve effecten van houtoogst voor biomassaverbranding op de koolstofopslag? Zo ja, welke klimaatmaatregelen acht u noodzakelijk om deze effecten te beheersen?
Ja. Wat het kabinet betreft kan alleen het gebruik van duurzame biogrondstoffen een klimaatneutraal of positief klimaateffect bewerkstelligen. Om de duurzaamheid van biogrondstoffen te borgen werkt het kabinet met het duurzaamheidskader biogrondstoffen. Er gelden zowel in Nederland als in de EU (REDIII) strenge duurzaamheidseisen voor het gebruik van (houtige) biogrondstoffen voor energie, waaronder regels ter voorkoming van afname van de koolstofopslagcapaciteit van Europese bossen.
Hoe stelt u de effecten van «biomassaverbranding voor energie» op de koolstofopslag in de Nederlandse en buitenlandse «land use sector» vast? Wanneer was de laatste evaluatie, door wie is deze uitgevoerd en kunt u de resultaten delen?
Voor de Nederlandse landgebruik sector11 worden de veranderingen in koolstofvoorraad bijgehouden in de Nederlandse Bosinventarisatie (NBI)12. Deze inventarisatie wordt in een 5-jarige cyclus uitgevoerd, waarvan de laatste rapportage uit 2022 dateert. De NBI geeft de totale koolstofvoorraad in het bos op verschillende meetmomenten, waarop de toe- of afname in de koolstofvoorraad bepaald kan worden. Hierin zit de toename door groei van bomen, maar ook de afname door geoogste en afgestorven bomen. Uit deze berekeningen is de totale oogst niet af te leiden, maar de oogst is wel als effect meegenomen in het bepalen van de totale koolstofvoorraad en de veranderingen daarin. Uit deze berekeningen kunnen dus ook geen cijfers afgeleid worden over het aandeel oogst dat wordt gebruikt als energiehout. In het buitenland worden vergelijkbare methodieken gebruikt om de veranderingen in koolstofvoorraad te bepalen. Er zijn daarnaast wel jaarlijkse cijfers beschikbaar over de hoeveelheid hout die wordt geproduceerd, geïmporteerd en verbruikt als energiehout door Nederland13.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de auteurs van de brief en afgevaardigden van de internationale coalitie? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Op 23 januari jongstleden heeft een gesprek plaatsgevonden met de auteurs van de brief van het Comité Schone Lucht en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei. Het kabinet verwijst u tevens naar de schriftelijke reactie op de brief van het Comité Schone Lucht (bijgevoegd).
Bent u bekend met de artikelen in het Nederlands Dagblad «Aramese christenen in Syrië vrezen voor hun bestaan en erfgoed: «Massale uittocht moet worden voorkomen»»1 en de Telegraaf «Israël waarschuwt voor gevaren van «slachter» Al-Sharaa: «Westen trapt vol in de val van nieuwe Syrische leider»»2?
Ja.
Hoe beoordeelt u de huidige veiligheidssituatie voor minderheden als Aramese christenen en Koerden in Syrië?
Sinds de val van het Assad-regime op 8 december 2024 is de situatie onoverzichtelijk. Het kabinet is bekend met de berichten over vermeende bedreigingen van inwoners van Maaloula door gewapende groepen. Tegelijkertijd blijft het HTS-leiderschap oproepen tot bescherming van alle gemeenschappen, onder wie ook Aramese christenen en Koerden. Het kabinet beschikt niet over informatie die berichten bevestigt dat er sinds de val van het Assad-regime sektarische incidenten hebben plaatsgevonden tegen Aramese christenen in Maaloula, maar we blijven dit monitoren.
Welke gevolgen verbindt u aan deze inschatting voor de Nederlandse en Europese diplomatieke inzet? Welke rol ziet u verder weggelegd voor Nederland en/of de Europese Unie (EU) in het waarborgen van constitutionele mensenrechten en een inclusieve politieke transitie naar een stabiel landsbestuur in Syrië?
Nederland benadrukt binnen de EU en in regionale contacten het belang van een door Syrië geleide inclusieve politieke transitie. In internationale fora, zoals de EU, zal Nederland blijven pleiten voor een vreedzame en inclusieve politieke transitie. Daarnaast heeft de Speciaal Gezant voor Syrië tijdens zijn recente bezoek aan Damascus op 2 en 4 januari jl. het belang van de bescherming van alle bevolkingsgroepen benadrukt.
Hoe beoordeelt u in dit licht de waarschuwingen van de Israëlische regering en waar blijkt dat uit in uw handelen?
Het kabinet heeft begrip voor de zorgen die Israël heeft ten aanzien van de ontwikkelingen in Syrië. Nederland benadrukt in diplomatieke contacten het belang van een door Syrië geleide inclusieve politieke transitie met respect voor mensenrechten inclusief vrouwenrechten en gemeenschappen.
In hoeverre heeft u inzicht in de betrokkenheid van minderheden bij het opstellen van een nieuwe Syrische Grondwet, waarvan Hay’et Tahrir al-Sham (HTS)-leider al-Sharaa stelt dat het moet worden voorbereid en geschreven in de komende drie jaar?3
Onderwerpen zoals een politieke transitie, een nieuwe Grondwet en verkiezingen zullen aan bod komen in een nog te organiseren Nationale Dialoog Conferentie. Deze Conferentie is door de interim-regering aangekondigd maar er is nog geen datum bekendgemaakt. De interim-regering heeft aangekondigd vertegenwoordigers van alle geledingen van de Syrische bevolking uit te zullen nodigen.
Heeft de Speciaal Gezant voor Syrië toezeggingen gekregen of afspraken gemaakt met het interim-bestuur ten aanzien van de betrokkenheid van minderheden zoals christenen bij de politieke transitie? En zo ja, welke en met welk vervolg?
In de gesprekken van de Speciaal Gezant met de interim-regering in Damascus is de positie van etnische en religieuze gemeenschappen besproken, waarbij de interim-regering heeft aangegeven een Syrië na te streven waarin alle gemeenschappen zich thuis voelen. Zij zeggen daartoe direct contact te hebben gezocht met gemeenschaps- en geestelijke leiders.
Is de situatie in Maaloula aan bod gekomen in gesprekken met het interim-bestuur? Is het de inzet van HTS de oplopende spanningen in Maaloula te temperen en een massale uittocht van christelijke families kan voorkomen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, wat doet u met dit gegeven?
De Speciaal Gezant voor Syrië heeft tijdens zijn recente bezoek aan Damascus op 2 en 4 januari jl. gesproken over het belang van de bescherming van alle bevolkingsgroepen, inclusief Aramese christenen. Het kabinet onderstreept het belang van een rol in het politieke proces voor alle bevolkingsgroepen, waaronder christenen. De Speciaal Gezant heeft de situatie van christenen besproken tijdens zijn bezoek. De Speciaal Gezant heeft niet specifiek de situatie in Maaloula opgebracht.
Is in het gesprek tussen de Speciaal Gezant en het interim-bestuur naast over de aanwezigheid van Iran en Rusland, ook gesproken over aanwezigheid van Turkije en de vermoedde steun van deze staat aan de Sultan Suleiman Shah Brigade?
Er is met de Syrische interim-regering in dit eerste contact niet gesproken over specifieke milities of Brigades.
Bent u bekend met de uitspraak van Al-Sharaa dat Syrië en Rusland «gemeenschappelijke strategische belangen» hebben?4 Hoe zet u zich in om te voorkomen dat Rusland zijn strategische positie in Syrië terugwint in het huidige machtsvacuüm?
Tot welke inzichten hebben de gesprekken van de Speciaal Gezant met christelijke religieuze leiders geleid? Hoe gaat de Speciaal Gezant het ontstane beeld van de situatie betrekken bij eventuele vervolggesprekken met het interim-bestuur?
In de gesprekken heeft de interim-regering benadrukt dat religieuze en etnische minderheden al eeuwen een onlosmakelijk deel van de Syrische bevolking uit maken.
De christelijke geestelijk leiders die de Speciaal Gezant sprak hebben aangegeven niet als «minderheid» aangeduid te willen worden. Ook vanuit het leiderschap van de nieuwe regering, waaronder interim-Minister voor Buitenlandse Zaken Al-Shaibani, wordt duidelijk gemaakt dat men de term «minderheden», zoals veelal gebruikt in het Westen, wil vermijden. Dit creëert onnodige separatie tussen bevolkingsgroepen. Syrische christenen willen gezien worden als gelijk onderdeel van de Syrische bevolking en aangeduid als christelijke «gemeenschap».
Het kabinet zal bij vervolgcontacten het belang van een rol in het politieke proces voor alle bevolkingsgroepen, waaronder christenen, blijven benadrukken.
Bent u bekend met berichten dat HTS het onderwijsprogramma in de door hen gecontroleerde gebieden in Syrië ingrijpend heeft gewijzigd? Kunt u bevestigen dat deze wijzigingen, zoals gerapporteerd, een sterk ideologische insteek hebben, gericht op het herschrijven van geschiedenis en religieuze interpretaties?
Ja. In een reactie heeft de Syrische interim-Minister van onderwijs, Nazir al-Qadri, aangegeven dat verwijzingen naar de rol en functie van de familie Assad zijn aangepast. Hij gaf voorts aan dat het curriculum onveranderd blijft tot nog op te zetten commissies het eens zijn over een nieuw curriculum. Het kabinet acht het van belang dat de volle breedte van etnische en religieuze gemeenschappen in Syrië bij het transitie proces en het opnieuw opbouwen van een pluriforme gemeenschap, waar ook een geaccepteerd schoolcurriculum tot behoort, betrokken worden.
Hoe beoordeelt u de aanpassing in het curriculum waarbij de verwijzing naar «zij op wie (Allah) woedend is» expliciet wordt gekoppeld aan «christenen en joden»? Wat is uw visie op het verwijderen van de Aramese Koningin Zenobia en de Aramese goden uit de geschiedenisboeken? Deelt u de zorg van vragenstellers dat met het herschrijven van geschiedenis en schoolboeken, vrijheden en een cultuur waarin minderheden zich veilig weten steeds meer beknelt raken? Wordt het Syrisch bestuur hierop aangesproken?
Zie het antwoord op vraag 11.
Wat is uw reactie op de wijziging van de definitie van «martelaar,» waarbij dit nu verwijst naar iemand die sterft voor de islam in plaats van voor het vaderland? Welke gevolgen kan deze aanpassing hebben voor het bredere veiligheidsklimaat in Syrië?
Zie het antwoord op vraag 11.
Kunt u toelichten welke consequenties de afschaffing van de term «Ottomaanse bezetting» en het verwijderen van de jaarlijkse herdenking op 6 mei, waarop Syrische leiders door de Ottomanen werden geëxecuteerd, hebben?
Zie het antwoord op vraag 11.
Welke mogelijkheden ziet u voor Nederland, binnen de EU en de Verenigde Naties (VN), om aandacht te vragen voor deze zorgwekkende ontwikkelingen?
Verschillende landen zijn sinds de val van het Assad-regime bijeengekomen om de situatie in Syrië te bespreken, waarbij werd opgeroepen tot de bescherming van de rechten van gemeenschappen. Bijvoorbeeld op 14 december 2024 in Aqaba in Jordanië en op 12 januari jl. in Riyadh in Saoedi-Arabië, maar ook binnen VN- en EU-verband. Daarnaast hebben verschillende landen een bezoek aan Damascus afgelegd voor gesprekken met het interim-bestuur, waarin het belang van de rechten van minderheden en van een inclusieve politieke transitie is benadrukt. Ook worden er, onder andere door Nederland, verschillende initiatieven ondersteund die zich richten op accountability en de bescherming van mensenrechten.
Welke rol kan Nederland spelen in het bevorderen van een toekomst waarin inclusief en feitelijk correct onderwijs in Syrië wordt hersteld?
Zie het antwoord op vraag 11.
Kunt u bevestigen dat er momenteel een avondklok van kracht is in Homs, Syrië? Zo ja, welke maatregelen nemen de Syrische autoriteiten om deze avondklok te handhaven, en wat zijn de gevolgen hiervan voor de lokale bevolking, met name voor minderheden in de stad?
Het kabinet is bekend met de beelden en de avondklok in de stad Homs. Inmiddels heeft de interim-regering op 12 januari een beperkte militaire actie in de stad Homs uitgevoerd, die op 16 januari is afgerond, gericht op elementen van het oude-regime en het vinden van wapenvoorraden. Inmiddels is de avondklok opgeheven.
Bent u bekend met videobeelden die de situatie in Homs tijdens de avondklok documenteren? Wat is de beoordeling van de impact van deze avondklok op de mensenrechten en de bewegingsvrijheid van burgers in de regio?
Zie het antwoord op vraag 17.
Bent u op de hoogte van berichten over pamfletten waarin de Syrische autoriteiten vrouwen oproepen tot het dragen van islamitische klederdracht? Wat is de officiële reactie van de Syrische regering op deze oproep?
Ik ben op de hoogte dat er individuen zijn die een strikte hijab willen bevorderen. Het Syrisch interim-bestuur heeft eerder aangegeven dat kledingswijze een individuele keuze betreft.
Welke inspanningen levert u om de mensenrechten en vrijheden van burgers in Syrië te ondersteunen, en welk beleid is er bij situaties zoals nu al gerapporteerd in Maaloula en Homs?
Momenteel zijn er geen concrete aanwijzingen dat er specifieke minderheidsgroepen gevaar lopen onder het huidige interim-bestuur. Het kabinet benadrukt sinds de val van het Assad regime het belang van de bescherming van mensenrechten en (religieuze) gemeenschappen, zoals christenen, Koerden, Druzen en Alawieten. In internationale fora, zoals binnen de EU, zal Nederland blijven pleiten voor een vreedzame en inclusieve politieke transitie. Zo heeft Nederland tijdens de Raad van Buitenlandse Zaken op 16 december 2024 opgeroepen tot bescherming van deze groepen. Daarnaast heeft de Speciaal Gezant voor Syrië tijdens zijn recente bezoek aan Damascus op 2 en 4 januari het belang van de bescherming van alle bevolkingsgroepen benadrukt.
Wat doet Nederland om via internationale organisaties zoals de VN of andere mechanismen toezicht te houden op de mensenrechtensituatie in Syrië, en in hoeverre wordt de situatie in Homs daarbij geadresseerd?
Nederland zet zich al jaren in voor de verbetering van de mensenrechtensituatie in Syrië. Nederland steunt de VN-bewijzenbank van Syrië (IIIM) zowel politiek als financieel, en heeft voor 2024–2025 een bedrag van EUR 500.000 toegezegd. Met deze Nederlandse steun wordt het mechanisme in staat gesteld om bewijsmateriaal van mensenrechtenschendingen te blijven verzamelen. Daarnaast zet Nederland zich via de VN-Mensenrechtenraad in voor de verlening van het mandaat van de Commission of Inquiry (CoI) voor Syrië. De CoI doet sinds 2011 onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Syrië. Aangezien de CoI gemandateerd is om alle vermeende mensenrechtenschendingen in Syrië te onderzoeken, staat het de commissie vrij om ook onderzoek te verrichten naar de situatie in Homs.
Welke humanitaire hulp biedt Nederland momenteel aan kwetsbare gemeenschappen in Syrië, en hoe wordt ervoor gezorgd dat deze hulp de meest getroffen bevolkingsgroepen, waaronder minderheden in Homs, bereikt?
Nederland ondersteunt al jaren bij het reageren op humanitaire noden in Syrië middels ongeoormerkte bijdragen, waardoor humanitaire organisaties snel hun middelen kunnen inzetten op basis van de grootste noden. Tevens ondersteunde Nederland specifiek in 2024 met EUR 19,2 miljoen via zowel de Dutch Relief Alliance (DRA) als VN-landenfondsen. Die steun wordt ingezet ten behoeve van de meest kwetsbare groepen. Dit kan ook gemeenschappen in Homs betreffen.
De onlangs verschenen rapporten van Amnesty, Human Rights Watch en Artsen Zonder Grenzen over de situatie in Gaza. |
|
Laurens Dassen (Volt), Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport ««You feel like you are subhuman»: Israel’s genocide against Palestinians in Gaza»1, het rapport «Israel’s Crime of Extermination, Acts of Genocide in Gaza»2 en het rapport «Gaza: Life in a death trap»3?
Ja.
Hoe beoordeelt u het rapport «You feel like you are subhuman»: Israel’s genocide against Palestinians in Gaza van Amnesty International?
Ik verwijs u hiervoor graag naar de aan uw Kamer gestuurde brief n.a.v. verzoeken vanuit de Tweede Kamer over het Genocideverdrag en appreciatie rapporten van NGO’s.
Hoe beoordeelt u de reactie van de Israëlische regering, die heeft gezegd: «The deplorable and fanatical organisation Amnesty International has produced a fabricated report that is entirely false and based on lies.» (The Guardian, 5 december 2024)
Het is aan ieder land zelf om een appreciatie te geven van het rapport van Amnesty International.
Hoe beoordeelt u de conclusie dat Israël zich schuldig maakt aan de handeling «het doden van leden van de groep», die strafbaar is onder het Genocideverdrag?
Het kabinet ziet het groot menselijk lijden in de Gazastrook en de ernst van de situatie. Genocide is een zeer ernstig misdrijf, en complex om vast te stellen, met name daar waar het gaat om het aantonen van genocidale opzet. Voor de vaststelling of een bepaalde gebeurtenis als genocide kan worden gekwalificeerd, is grondig feitenonderzoek van groot belang. Nederland is in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren.4 Volgens het staand beleid van het kabinet zijn bij het doen van dergelijke kwalificaties uitspraken van (internationale) gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek of vaststellingen door de VN (Veiligheidsraad) zwaarwegend. Hoewel het rapport van Amnesty een bijdrage levert aan het feitenonderzoek, bestaat voor het kabinet in dit geval geen reden om af te wijken van de gebruikelijke terughoudendheid bij het kwalificeren van gebeurtenissen als genocide.
Hoe beoordeelt u de conclusie dat Israël zich schuldig maakt aan de handeling «het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep», die strafbaar is onder het Genocideverdrag?
Zie het antwoord op vraag 4.
Hoe beoordeelt u de conclusie dat Israël zich schuldig maakt aan de handeling «het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke vernietiging», die strafbaar is onder het Genocideverdrag?
Zie het antwoord op vraag 4.
Onderschrijft u Amnesty International's interpretatie van de «only reasonable inference test» van het Internationaal Gerechtshof (p. 101–103 van het Amnesty-rapport)?
De definitie van genocide bestaat uit meerdere elementen, waaronder het element van genocidale opzet. Het aantonen van genocidale opzet is in de praktijk echter lastig. Uit jurisprudentie van het Internationaal Gerechtshof (IGH) volgt dat wanneer bewijs van genocidale opzet enkel uit een patroon van handelingen bestaat, het noodzakelijk is dat de enige redelijke gevolgtrekking («the only reasonable inference») van deze handelingen het doel is om de groep als zodanig te vernietigen.
Ook Amnesty International zet de standaarden voor het vaststellen van genocidale opzet uiteen volgens de jurisprudentie van internationale hoven en tribunalen, waaronder het IGH. Amnesty International merkt daarbij op dat deze «only reasonable inference»-standaard tot reacties heeft geleid. Sommige experts hebben gewaarschuwd dat deze standaard zodanig strikt zou kunnen worden uitgelegd, dat dit het vaststellen van genocidale opzet in oorlogstijd in feite onmogelijk zou maken; dit terwijl het Genocideverdrag expliciet stelt dat genocide ook in oorlogstijd verboden is.
De benadering van Amnesty International voor het afleiden van genocidale opzet uit een handelingspatroon verwijst op bepaalde onderdelen naar die van Nederland. De discussie over de uitleg van de «only reasonable inference»-standaard speelt ook ten aanzien van gebeurtenissen elders. Zo heeft Nederland een standpunt ingenomen ten aanzien van deze discussie in een gezamenlijke interventie in de IGH-zaak tussen Gambia en Myanmar over vermeende genocide jegens de Rohingya in Myanmar. In deze interventie stellen de interveniërende landen, waaronder Nederland, onder meer dat het Hof een evenwichtige benadering zou moeten hanteren bij het afleiden van genocidale opzet uit een patroon van handelingen, waarbij de ernst van het misdrijf in acht wordt genomen zonder dat de drempel voor het vaststellen van genocidale opzet te hoog wordt. Hierbij is het onder andere van belang dat het beschikbare bewijsmateriaal op een alomvattende manier wordt getoetst. Volgens de interveniërende landen kan een dergelijke evenwichtige benadering worden gebaseerd op de bestaande jurisprudentie van het IGH.
Zo nee, waarom niet en waarin verschilt deze interpretatie van die van Nederland in de interventie van november 2023 bij het Internationaal Gerechtshof in de zaakGambia vs. Myanmar?
Zie het antwoord op vraag 7. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het IGH zich nog niet heeft uitgesproken over het in de gezamenlijke interventie ingenomen standpunt.
Bent u van mening dat het door Amnesty gepresenteerde bewijsmateriaal voor genocidale intentie zoals bedoeld in artikel II (twee) van het genocideverdrag aan de «only reasonable inference test» van het Internationaal Gerechtshof voldoet?
Amnesty International zet uiteen hoe het, in het licht van de jurisprudentie van het Internationaal Gerechtshof en de bestaande discussie over deze bewijsstandaard, te werk is gegaan bij het afleiden van genocidale opzet uit o.a. het patroon van handelingen van de Israëlische autoriteiten, naast meer rechtstreeks bewijs zoals uitspraken van Israëlische gezagsdragers. Vervolgens concludeert Amnesty International dat de onder het Genocideverdrag verboden handelingen zijn uitgevoerd met genocidale opzet.
Onder andere vanwege de complexiteit van het aantonen van genocidale opzet, is het kabinet – zoals gesteld in het antwoord op vraag 4 – in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren. Volgens het staand beleid van het kabinet zijn bij het doen van dergelijke kwalificaties uitspraken van (internationale) gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek of vaststellingen door de VN (Veiligheidsraad) zwaarwegend. Dit geldt ook voor de huidige situatie in de Gazastrook. Op dit moment loopt bij het Internationaal Gerechtshof een zaak tussen Zuid-Afrika en Israël over schendingen van verplichtingen van Israël onder het Genocideverdrag. Indien de zaak inhoudelijk wordt behandeld, zal Hof zich ook buigen over bewijs van genocidale opzet. Het kabinet loopt niet vooruit op deze uitspraak.
Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 9.
Welke aanbevelingen die Amnesty International doet aan derde staten, waaronder Nederland (paragraaf 8.2.4), bent u van plan over te nemen?
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief waarin de Nederlandse inzet wordt beschreven.
Welke aanbevelingen bent u van plan niet over te nemen en waarom niet?
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief waarin de Nederlandse inzet wordt beschreven.
Als u van mening bent dat er geen sprake is van genocide of genocidale handelingen, kwalificeert u de handelingen van Israël zoals beschreven in hoofdstuk 6 van het rapport van Amnesty International dan als misdrijven tegen de menselijkheid en/of als systematische of grootschalige oorlogsmisdrijven?
Om te kwalificeren als misdrijf tegen de menselijkheid moet sprake zijn van bepaalde handelingen gepleegd als onderdeel van een wijdverbreide of stelselmatige aanval gericht tegen een burgerbevolking. Het kabinet is over het algemeen terughoudend bij het kwalificeren van handelingen van een vreemde krijgsmacht, buiten het Nederlandse grondgebied, ook als het mogelijke oorlogsmisdrijven betreft. Dit neemt niet weg dat de omschreven handelingen vragen oproepen over de naleving van internationaalrechtelijke verplichtingen door Israël. Feitenonderzoek is hiervoor van belang.
Zo nee, meent u dan dat er sprake is van rechtmatig optreden van Israël in Gaza?
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief.
Hoe beoordeelt u het rapport van Human Rights Watch «Israel’s Crime of Extermination, Acts of Genocide in Gaza», uitgebracht op 19 december 2024?
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief.
Hoe beoordeelt u de conclusie van het Human Rights Watch rapport dat de Israëlische autoriteiten Palestijnen in Gaza opzettelijk onvoldoende toegang tot water hebben verleend sinds oktober 2023, resulterende in mogelijk duizenden doden?
Het rapport van Human Rights Watch onderstreept de catastrofale situatie in de Gazastrook. Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over het tekort aan water voor de burgerbevolking. Israël heeft op basis van het bezettingsrecht de plicht de bevolking van de bezette Palestijnse Gebieden te voorzien van noodzakelijke levensmiddelen en andere noodzakelijke basisbehoeften, waaronder water.
Het opzettelijk onthouden van toegang tot voldoende water is in strijd met het humanitair oorlogsrecht en kan een internationaal misdrijf vormen. Het is uiteindelijk aan een rechter om te bepalen of, en welke, schendingen zijn begaan.
Het kabinet heeft de strijdende partijen voortdurend opgeroepen zich aan het humanitair oorlogsrecht te houden. Dat omvat ook het verbod op het aanvallen, vernietigen, verwijderen of onbruikbaar maken van objecten die onmisbaar zijn voor het overleven van de burgerbevolking.
Bent u het eens met de conclusie van Human Rights Watch dat de Israëlische autoriteiten opzettelijk levensomstandigheden hebben gecreëerd om de Palestijnen in Gaza geheel of gedeeltelijk fysiek te vernietigen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Zal Nederland de aanbeveling van Human Rights Watch om een wapenembargo tegen Israël en sancties tegen de Israëlische regering in te voeren om een eind te maken aan het risico dat Nederland medeplichtig is aan Israëlische misdaden tegen de menselijkheid en genocidale daden, opvolgen?
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief waarin de Nederlandse inzet wordt beschreven.
Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 18.
Hoe beoordeelt u het rapport van Artsen Zonder Grenzen «Gaza: Life in a death trap», uitgebracht op 19 december 2024?
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief.
Wat is uw reactie op de conclusie van Artsen Zonder Grenzen dat de tekenen van etnische zuivering in Gaza onmiskenbaar zijn?
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief.
Deelt u de conclusie van Artsen Zonder Grenzen dat Israël geen maatregelen heeft getroffen om genocide in Gaza te voorkomen?
Als partij aan het Genocideverdrag heeft Israël onder meer de verplichting om genocide te voorkomen. Deze verplichting strekt zich ook uit tot de andere in artikel III genoemde feiten van het Genocideverdrag, zoals het rechtstreeks en openbaar aanzetten tot genocide. Israël ontkent dat er sprake is van genocide. Als onderdeel van de voorlopige maatregelen die aan Israël zijn opgelegd in de IGH-zaak aangespannen door Zuid-Afrika, moet Israël rapporteren over de maatregelen die het neemt om genocide te voorkomen. Deze rapporten zijn echter vertrouwelijk en Israël doet hier in het openbaar geen uitspraken over. Nederland wijst Israël, samen met partners, consequent op de verplichting om zich te houden aan het internationaal recht, waaronder de implementatie van de voorlopige maatregelen van het IGH.
Zo nee, kunt u concrete maatregelen noemen die Israël getroffen heeft om genocide in Gaza te voorkomen?
Zie het antwoord op vraag 22.
Bent u bereid via de Europese Unie (EU) in de Associatieraad te eisen dat Israël op korte termijn met een stappenplan komt om humanitaire toegang en bescherming van humanitaire werkers mogelijk te maken in Gaza?
Het is evident dat de humanitaire situatie in de Gazastrook – ook na ingaan van het staakt-het-vuren – catastrofaal is. Deze vraagt om onmiddellijke verbetering. Dit betreft zowel de kwantiteit en kwaliteit van goederen, als mogelijkheden voor hulporganisaties om deze veilig en ongehinderd te verspreiden. Het kabinet blijft Israël met klem oproepen tot het verruimen en versnellen van toegang van humanitaire hulp. Dit doen we bilateraal maar ook in Europees en multilateraal verband. Het is de Nederlandse inzet om dit ook onderdeel van de mogelijk aanstaande Associatieraad te maken.
Op welke manier voldoet Nederland aan de plicht voor partijen bij het Genocideverdrag om Israëls genocide in Gaza te stoppen of te voorkomen?
Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde Kamerbrief.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden vóór de voortzetting van het commissiedebat Midden-Oosten op 14 of 21 januari?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Omwonenden Rossum-Agelo langer in onzekerheid over mogelijk munitiedepot: "Kan maart worden"' |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Wat zijn de consequenties en concrete beperkingen die de verschillende veiligheidszoneringen (A, B en C-zones) rondom een grootschalig munitiedepot met zich meebrengen?1
Rondom militaire munitieopslagen gelden drie explosieaandachtsgebieden: A, B en C. De afstanden voor deze explosieaandachtsgebieden tot het munitiedepot zijn afhankelijk van de hoeveelheid opgeslagen explosieven. De regels hiervoor zijn beschreven in artikel 5.32 van het Bkl (Besluit kwaliteit leefomgeving).
Binnen explosieaandachtsgebied A rondom het munitiedepot zijn niet toegestaan:
Binnen explosieaandachtsgebied B rondom het munitiedepot zijn niet toegestaan:
Binnen explosieaandachtsgebied C rondom het munitiedepot zijn niet toegestaan:
Een toelichting op wat wordt verstaan onder de termen (beperkt) kwetsbare locaties en gebouwen is in de bijlage opgenomen.
Klopt het dat waardevolle landbouwgronden niet voor een grootschalig munitiedepot worden opgeofferd?
De afwegingen voor het voorkeursalternatief voor een grootschalig munitiedepot worden gemaakt op basis van de uitkomsten van het planMER, bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak en operationele noodzaak. Daarbij worden bij voorbaat geen potentiele locaties uitgesloten en volgt de voorkeurslocatie uit een transparante en navolgbare afweging, waarbij landbouwgrond, maar ook natuur tot opties behoren.
Wat verstaat u onder waardevolle landbouwgronden?
In het Regeerprogramma worden de voedselproductie en landbouwkundige waarde als uitgangspunten genomen voor de definiëring van «hoogwaardige» landbouwgrond. De kwaliteit en waarde van landbouwgronden verschillen van locatie tot locatie. In de ontwerpbeleidsvisie zal de impact op o.a. landbouw inzichtelijk worden gemaakt voor de verschillende locaties om de locatiealternatieven onderling goed te kunnen vergelijken. Deze uitkomsten worden onderdeel van de bovengenoemde beoordeling op basis waarvan het kabinet een integraal en onderbouwd besluit zal nemen over het voorkeursalternatief. Het Ministerie van LVVN werkt momenteel aan een nieuw afwegingskader voor de bescherming van hoogwaardige landbouwgrond.
Wat verstaat u onder agrarische activiteiten die een meer dan incidentele aanwezigheid van enkele personen vereisen en in welke veiligheidszonering(en) wordt dit beperkt?
Binnen explosieaandachtsgebied A zijn agrarische activiteiten zoals stallen of tuinbouw niet toegestaan, omdat daarbij meer dan incidenteel personen aanwezig zijn. Akkerbouw en veeteelt zijn binnen explosiegebied A wel toegestaan, zolang dit niet een meer dan incidentele aanwezigheid van enkele personen vereist. Binnen explosieaandachtsgebieden B en C gelden ten aanzien van agrarische activiteiten geen beperkingen.
Wat verstaat u onder cultuurhistorische waardevolle gebieden/objecten en hoe worden deze in het onderzoek naar geschikte locaties voor een grootschalig munitiedepot meegenomen?
Onder cultuurhistorische waardevolle gebieden/objecten wordt verstaan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten, UNESCO-werelderfgoed en andere door de provincie aangewezen beschermde gebieden, zoals landgoederen. In het planMER worden de cultuurhistorische waardevolle gebieden/objecten rondom de drie locatiealternatieven die nog in onderzoek zijn in beeld gebracht en wordt de impact van een mogelijk munitiedepot op die locaties beschreven. In de ontwerp Beleidsvisie Ruimte voor Defensie wordt de impact daarvan op de verschillende locaties vergeleken en ten opzichte van de andere onderzochte thema’s gewogen. Het kabinet zal hier uiteindelijk een integraal besluit over nemen.
Hoe wordt de impact op een gemeenschap in het onderzoek naar geschikte locaties voor een grootschalig munitiedepot meegenomen?
In het planMER worden diverse aspecten onderzocht die invloed hebben op de sociale cohesie binnen een gemeenschap, zoals het aantal woningen dat mogelijk moet worden geamoveerd, de impact op recreatiemogelijkheden, de impact op bouwmogelijkheden en de bijdrage aan de lokale economie. Op basis van dergelijke aspecten zal met het planMER inzicht worden gegeven in de impact van een grootschalig munitiedepot op de gemeenschap.
Kunt u het proces tot het vaststellen van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD) zo concreet mogelijk beschrijven?
Na bestuurlijk overleg door Defensie met de provincies en gemeenten in het voorjaar van 2025 zal het kabinet een besluit nemen over de voorlopige voorkeursalternatieven voor het NPRD. Deze voorkeursalternatieven worden als onderdeel van het ontwerp van de Nationale Beleidsvisie Ruimte voor Defensie ter inzage gelegd. Ook uw Kamer ontvangt de ontwerp Beleidsvisie. Iedereen kan zienswijzen indienen op de ontwerp Beleidsvisie. Deze zienswijzen zullen worden meegenomen in de besluitvorming over de definitieve locaties door het kabinet. Ook hierover zal uw Kamer worden geïnformeerd. Na vaststelling van de voorkeursalternatief zal – ook dan in nauw contact met andere overheden en met de omwonenden van betreffende locaties – verdere uitwerking van de plannen plaatsvinden.
Hoe en op welke momenten worden directbetrokkenen en medeoverheden over de voortgang tot het vaststellen van het NPRD geïnformeerd?
Zie het antwoord op vraag 7. In aanvulling hierop informeert Defensie kaveleigenaren persoonlijk indien de locatie waar zij grond in bezit hebben, wordt aangewezen als voorkeursalternatief. Dit gebeurt voorafgaand aan de openbare bekendmaking.
De acute medische situatie van Palestijnen in Gaza |
|
Don Ceder (CU) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Israel raid empties northern Gaza’s last functioning major hospital of all patients and detains its director»1? Hoe beoordeelt u dit bericht en bent u al in gesprek met de Israëlische regering hierover?
Ja. Het kabinet heeft met zorg kennis genomen van de beschietingen op het Kamal Adwan-ziekenhuis en is zeer verontrust over de ontwrichting van het medische systeem in Gaza, en de grote impact op mensen die acute c.q. langdurige medische zorg nodig hebben. Zoals in de Kamerbrief van 21 januari jl. (Kamerstuk 23 432, nr. 546) is gemeld, wordt mede hierom in gesprekken met Israël steevast door het kabinet de noodzaak van een drastische toename van het hulpvolume voor de bevolking in de Gazastrook onderstreept.
Krijgen alle patiënten op dit moment de juiste medische zorg? Waar zijn alle patiënten allemaal naartoe overgebracht, zowel patiënten in kritieke toestand als patiënten in minder kritieke toestand? Kunnen zij daar voldoende zorg ontvangen en hoe verloopt het transport?
Het geweld in en rond het Kamal Adwan-ziekenhuis is op zichzelf uiterst zorgwekkend, maar het feit dat ook andere ziekenhuizen en medische posten in Noord-Gaza reeds grotendeels of volledig buiten dienst zijn geraakt maakt de impact extra groot. Patiënten werden uit het getroffen ziekenhuis geëvacueerd, maar of zij elders voldoende zorg konden ontvangen is hoogst onzeker.
Daar waar in het artikel wordt gesteld dat een aantal patiënten in kritieke toestand naar het Indonesian Hospital is gebracht, maar de directeur-generaal stelt dat deze buiten functie is, kunt u aangeven of deze bewering klopt? Is het dan zo dat patiënten in kritieke toestand dus de facto geen zorg krijgen? Indien er geen zorg is, kunt u per ommegaande opheldering vragen aan de Israëlische autoriteiten?
Die berichten zijn mij bekend. Het kabinet kan niet verifiëren hoeveel hulp op welk moment in welk ziekenhuis kan worden geboden maar het medische systeem in Noord-Gaza is duidelijk ontwricht. Nederland roept de Israëlische autoriteiten op om het humanitair oorlogsrecht te allen tijde te respecteren, en om toegang voor (medische) hulp snel en blijvend te faciliteren. De verruiming van humanitaire toegang door het staakt-het-vuren biedt enig perspectief voor alle mensen in Gaza die medische noodhulp behoeven.
Kunt u aangeven hoeveel werkende ziekenhuizen/medische centra nog werkzaam zijn in Gaza? Hoeveel medisch personeel is er naar schatting nog operationeel?
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) rapporteerde op 3 januari dat 20 van de 36 ziekenhuizen in Gaza waren gesloten en 16 nog deels operationeel. Hiermee was de totale capaciteit nog slechts 1800 ziekenhuisbedden. Daarnaast maakte de WHO melding van ernstige hinder bij de toelating en distributie van medische middelen, met vergaande consequenties voor de medische capaciteit.
Hoeveel veldhospita zijn er opgezet door Israël in Gaza? En hoeveel zijn daarvan in Noord-Gaza? Hoe beoordeelt u de stelling van de Verenigde Naties (VN) dat als gevolg van de inval 75.000 Palestijnen nu risico lopen2, ook in het licht van de stelling van de Israeli Defense Forces, zoas weergegeven in het artikel, dat de patiënten voorafgaand aan de operatie zijn geëvacueerd en «tienduizenden liters brandstof, voedsel en medische benodigdheden» zijn geleverd?
Volgens het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN (OCHA) zijn elf veldhospitalen operationeel in Gaza. Deze worden gerund door hulporganisaties als Artsen zonder Grenzen en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging. In Deir al-Balah zijn vier veldhospitalen, in Khan Younis vijf en in Rafah twee. OCHA meldt dat van de elf veldhospitalen, zes volledig en vijf gedeeltelijk operationeel zijn. De in het artikel genoemde humanitaire levering van brandstof, voedsel, medische benodigdheden en andere essentiële goederen hield geen verband met Israëlische aanvallen op deze ziekenhuizen.
Hoeveel capaciteit hebben deze veldhospita en welke zorg kan er niet geleverd worden die normaal wel geboden kon worden in ziekenhuizen in Gaza?
De WHO meldde op 19 januari jl. n.a.v. het staakt-het-vuren dat de uitdagingen op het gebied van gezondheidszorg enorm blijven. Ziekenhuizen zijn beschadigd of gedeeltelijk verwoest. Medische evacuaties vanuit Gaza naar het buitenland verlopen nog steeds moeizaam. Veldhospitalen kunnen de rol van reguliere ziekenhuizen niet volledig opvangen. Er blijft een ernstig tekort aan gespecialiseerde zorg.
Daar waar in het artikel wordt gesteld dat er 240 mensen zijn opgepakt, waaronder de directeur, en verder wordt vermeld dat Hamas een basis had opgeslagen in het ziekenhuis, in hoeverre kunt u verifiëren of dit klopt?
Het kabinet heeft niet de informatie om dergelijke beweringen te kunnen verifiëren.
Als de bewering niet klopt of er geen enkel bewijs voor geleverd kan worden, kunt u dan per ommegaande om de vrijlating van het medisch personeel, de directeur dr. Abu Safiya, verzoeken?
Ik heb in mijn gesprekken met Israël het belang van bescherming van medisch personeel benadrukt. Het blijft ook na het staakt-het-vuren belangrijk dat hier aandacht voor blijft bestaan, en dat fundamentele rechten van medische staf worden gerespecteerd. Het kabinet zal de Israëlische autoriteiten hiertoe blijven oproepen, ook met betrekking tot de gearresteerde ziekenhuisdirecteur
Waar is de stelling van Amnesty International, dat er sprake was van marteling van het medisch personeel, op gebaseerd? Kunt u verifiëren of dit klopt en, als dat zo is, per ommegaande actie verzoeken van de Israëlische regering om de verantwoordelijken te vervolgen?
Het kabinet heeft geen kennis over de bron van de stelling van Amnesty International en kan deze dus ook niet verifiëren.
Daar waar het United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA) stelt dat de Israëlische autoriteiten 48 van de 52 pogingen van de VN om de humanitaire toegang tot Noord-Gaza te coördineren hebben geweigerd en dat «vier goedgekeurde bewegingen allemaal met belemmeringen te maken kregen», betekent dit dat er geen hulp Noord-Gaza binnenkomt of gebeurt dat op andere manieren? Zo ja, via welke andere manieren/kanalen?3
De toevoer van hulpgoederen tot Gaza was zeer slecht voordat het staakt-het-vuren inging op 19 januari jl. Dat geldt met name voor toegang tot delen van Noord-Gaza, waar de VN en andere hulporganisaties nagenoeg geen humanitaire hulp konden leveren. In periode van 6 oktober tot 31 december 2024 hebben de VN 165 pogingen ondernomen om hulpgoederen te leveren in Noord-Gaza, waarvan 149 pogingen werden geweigerd. Zestien pogingen werden toegestaan, maar in de praktijk belemmerd op het vlak van veiligheidsgaranties en andere problemen met toegang.
Is er inmiddels sprake van officieel vastgestelde honger in (Noord)-Gaza? Zo ja, kunt u van de Israëlische regering per ommegaande eisen een einde te maken aan de situatie en voldoende voedselleveranties te faciliteren?
Er was en is sprake van honger in de Gazastrook. In de rapportage van het gezaghebbende Integrated Food Phase Classification (IPC) gepubliceerd op 17 oktober 2024 werd geschat dat 1,84 miljoen Gazanen in acute voedselonzekerheid leefden. Daarnaast waarschuwde de IPC op 8 november 2024 voor het acute risico op hongersnood in Noord-Gaza, waarbij de grenscriteria voor hongersnood wellicht al waren bereikt. Vaststelling van hongersnood is een technische aangelegenheid, en uiterst complex in een context zoals Gaza, maar een dergelijke waarschuwing van IPC noopt tot doortastende actie van de internationale gemeenschap. Nederland heeft veelvuldig bij Israël aangedrongen op het onmiddellijk verruimen van humanitaire toegang. De toegangssituatie lijkt ten gevolge van het staakt-het-vuren te zijn verbeterd, maar zorgen van de internationale gemeenschap over honger blijven bestaan. Nederland volgt de ontwikkelingen met prioriteit en blijft Israël oproepen om ervoor te zorgen dat humanitaire leveringen – zowel de invoer van goederen als benodigdheden voor distributie – voldoende worden gefaciliteerd.
Welke indruk heeft u nu met betrekking tot de vraag of er sprake is van een eerlijke verdeling van voedsel onder (religieuze minderheden)/verschillende clans, aangezien in eerdere berichtgeving werd gesteld dat (religieuze) minderheden in Gaza, zoals Palestijnse Christenen, bij de verdeling van voedsel benadeeld werden.
Humanitaire organisaties trachten hulp, waaronder voedselhulp, zoveel als mogelijk te verdelen op basis van de grootste noden, conform de humanitaire principes van menselijkheid, onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid. Wel heeft de extreme en volatiele conflictsituatie in de Gazastrook de ordentelijke distributie van humanitaire hulp ernstig bemoeilijkt. Met berichten over specifieke benadeling van religieuze minderheden bij distributies is het kabinet niet bekend.
Gelet op berichten over slachtoffers als gevolg van onderkoeling4, hoeveel kinderen zijn inmiddels aan onderkoeling in Gaza overleden?
De VN maakten begin januari melding van het vreselijke nieuws dat ten minste acht baby’s aan de gevolgen van onderkoeling zijn overleden in de laatste weken van 2024.
Zijn er voldoende humanitaire hulpgoederen geleverd om de kou tegen te gaan, specifiek voor pasgeborenen? Zo niet, kunt u bij de Israëlische autoriteiten opheldering vragen en erop aandringen dit per ommegaande mogelijk te maken?
De levering van hulpgoederen ter voorbereiding op de winter werd ernstig belemmerd. De hulpverlening in oktober – ondanks diplomatieke druk van Nederland en andere landen alsook vanuit de hulporganisaties zelf – kwam nagenoeg tot stilstand. Hulp kon in november en december bij lange na niet voldoende worden opgeschaald. Dat maakt dat veel Palestijnen in de Gaza nu niet voldoende beschermd zijn tegen het koude weer en de regen. Het staakt-het-vuren van 19 januari jl. biedt voorzichtig meer ruimte voor de levering van hulpgoederen, waaronder goederen voor onderdak en winterization, maar uitdagingen ten aanzien van de opschaling van hulpverlening blijven aanzienlijk. Nederland zal blijven benadrukken dat Israël de plicht heeft om ervoor te zorgen dat humanitaire hulp veilig en effectief geleverd en gedistribueerd kan worden.
Wat is de sterfte bij geboorte in Gaza in 2024? In hoeverre verschilt dit van overige jaren in de periode 2019–2023?
De kans op miskramen en sterfte bij geboorte is aanzienlijk toegenomen in de Gazastrook door de oorlog, zoals ook blijkt uit het thematische rapport over aanvallen op ziekenhuizen in Gaza dat op 31 december werd gepubliceerd door het Bureau van de Hoge Commissaris van de VN voor de Mensenrechten (OHCHR). In een door medisch-academisch tijdschrift The Lancet gepubliceerd onderzoek van 23 januari jl. wordt onderbouwd dat de levensverwachting in de Gazastrook in de eerste twaalf maanden van de oorlog is gedaald met 34,9 jaar.
Wat is de huidige populatie van Gaza per 31-12-2024, voor zover bekend of geschat op basis van betrouwbare bronnen? In hoeverre verschilt dit van de jaren 2019, 2020, 2021, 2022 en 2023?
Volgens het Palestijnse Centraal Bureau voor de Statistiek was de populatie in 2023 2.226.544. Mede door de oorlog zijn geen recente betrouwbare cijfers over de populatie beschikbaar.
Wat zijn momenteel de meest voorkomende ziekten/kwalen waar men in Gaza aan overlijdt? Zijn er voldoende medicijnen/apparatuur voor behandelingen? Welke stappen zet u om ervoor te zorgen dat de medische zorg in Gaza gewaarborgd wordt en blijft?
In de Gazastrook zijn veel gevallen van besmettelijke ziekten – waaronder acute luchtweginfecties, diarree, huiduitslag, waterpokken, geelzucht – en de verspreiding daarvan, te midden van chronische waterschaarste en gebrekkig beheer van afval- en rioolwater. Zo werd het poliovirus gedetecteerd op 16 juli 2024, waarna er een campagne is opgezet door het Ministerie van Gezondheid in Gaza in samenwerking met de WHO, UNRWA, UNICEF en andere partners. Op 17 januari jl. meldde de VN dat de uitdagingen nog steeds enorm zijn voor Gaza, met tekorten aan voedsel, brandstof en medische benodigdheden. Meer dan 12.000 patiënten, van wie een derde kinderen, wacht nog steeds op evacuatie voor gespecialiseerde zorg. Sinds de ingang van het staakt-het-vuren op 19 januari komt de toevoer van hulpgoederen op gang, maar daarmee nemen de noden nog niet af. Het is cruciaal dat dat de condities van het staakt-het-vuren het herstel van zowel medische noodhulp als algemene toegang tot medische zorg mogelijk maken. Het is tevens van belang dat medische evacuaties beter en sneller doorgang kunnen vinden, bijvoorbeeld via de grensovergang bij Rafah. Hier zal het kabinet zich, ook in komende periode, diplomatiek voor blijven inzetten. Zo heb ik hier recent over gesproken met mijn Egyptische counterpart.
Welke stappen zijn er mogelijk om via luchttransport de humanitaire hulp te doen toenemen? Welke rol kunt u spelen om tot een permanente luchtbrug te komen?
Verreweg de meest effectieve weg om hulp de Gazastrook in te krijgen is het verruimen en versnellen van toegang over land. Dit heeft prioriteit en daarom heeft Nederland in december 2024 een bijdrage van EUR 5 miljoen toegekend aan de Jordaanse landroute, die de afgelopen maanden een levensader vormde voor de humanitaire hulpverlening aan Gaza. De Nederlandse steun draagt bij aan het onderhoud en de opschaling van deze route.
Omdat via de lucht slechts kleine hulpvolumes geleverd kunnen worden en airdrops relatief kostbaar zijn, is dit een laatste redmiddel wanneer landtoegang niet mogelijk is. In een multinationale coalitie onder aanvoering van Jordanië heeft Nederland in het voorjaar van 2024 in totaal tien airdrops uitgevoerd voor hulp aan de noodlijdende Gazaanse bevolking. Deelname aan airdrops met militaire transporttoestellen is sindsdien gepauzeerd. Wel steunt Nederland het Jordaanse initiatief voor een helikopterluchtbrug tussen Jordanië en de Gazastrook voor lichte hoogwaardige goederen zoals medicijnen. Defensie heeft twee specialisten ter beschikking te gesteld om vanuit Amman een bijdrage te leveren aan de planning cell voor dit initiatief. Van een permanente luchtbrug is op dit moment echter geen sprake.
Bij de afweging voor nieuwe hulp via de lucht spelen meerdere factoren een rol. Behalve de situatie op de grond en de beschikbaarheid van benodigde capaciteiten en middelen, wordt de inzet op andere hulpsporen in samenhang meegewogen. In dit kader verwelkomt het kabinet de groei van het aantal trucks met hulpgoederen dat sinds het staakt-het-vuren Gaza heeft bereikt. Deze hulpverlening over land blijft de primaire inzet van dit kabinet.
Welke stappen zijn er mogelijk om via zeetransport de humanitaire hulp te doen toenemen? Worden er nieuwe stappen ondernomen om een stabiele haven te bouwen? Welke rol kunt u spelen om tot een permanente stroom van humanitaire hulp via de zee te komen?
Ook voor humanitaire hulp via zee geldt: de route over land is effectiever en efficiënter. In de Gazastrook ontbreekt het bovendien aan de benodigde haveninfrastructuur. De door de VS aangelegde tijdelijke pier voor de kust van Gaza werd geplaagd door slechte weersomstandigheden en complexe logistiek. Nederland heeft de inspanningen van Cyprus en internationale partners om een maritieme corridor op te zetten naar de Gazastrook (waaronder via de haven van Ashdod) gesteund, maar hulpverlening langs deze weg is niet op grote schaal op gang gekomen en Nederland zet momenteel niet meer actief in op deze route.
Daar waar midden december het bericht kwam dat een staakt-het-vuren in Gaza nabij was, wat is momenteel de stand van zaken? Waarom is er een vertraging en hoe zien de voorwaarden eruit waarover momenteel nog geen overeenstemming is?5
Op 15 januari jl. hebben Israël en Hamas een overeenkomst bereikt over het staakt-het-vuren. Deze is op 19 januari jl. ingegaan. Nederland zet zich onverminderd in om het staakt-het-vuren te helpen handhaven.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden, zo uitgebreid mogelijk en voor 5 januari 2025?
Het is helaas niet gelukt om te voldoen aan uw verzoek. Het vergaren van de juiste informatie om uw vragen te beantwoorden nam veel tijd in beslag. Wel heb ik de vragen, conform uw verzoek, onafhankelijk beantwoord.
Het bericht 'Bijna vijftig strijders en zes jihadisten uit buitenland benoemd tot officieren in Syrië' |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Bijna vijftig strijders en zes jihadisten uit buitenland benoemd tot officieren in Syrië»?1 Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Ja, het kabinet is bekend met het bericht. Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Syrië op de voet. Dit blijkt onder andere uit het bezoek dat de Syrië Gezant bracht aan Syrië op 2 en 4 januari jl., waaruit vooralsnog het beeld naar voren komt dat in een uiterst complexe en diffuse interne situatie het interim-bestuur inzet op een inclusieve koers, met respect voor mensenrechten.
Zonder af te willen doen aan de grote behoefte aan hulp en bescherming voor alle verschillende bevolkingsgroepen, zoals onder andere de Christenen, Alavieten en Koerden binnen de Syrische bevolking in deze voor hen dynamische tijden, kunt u zich voorstellen dat met name deze passage leidt tot verontwaardigde reacties van Nederlandse burgers: «De de facto leider van Syrië, Ahmed al-Sharaa, had maandag een ontmoeting met een Oekraïense delegatie, geleid door de Oekraïense buitenlandminister Andrii Sybiha. Sybiha zei dat Oekraïne meer voedsel en hulpgoederen naar Syrië zal sturen»?
Veel Nederlanders ondervinden dagelijks de negatieve gevolgen van diverse conflicten wereldwijd. Zo stegen door de grootschalige invasie door Rusland in Oekraïne voedsel- en energieprijzen in Nederland en Europa; het kabinet is zich daar terdege bewust van. Conform het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma steunt Nederland Oekraïne politiek, militair, financieel en moreel en we doen dit onverminderd.
Sinds het uitbreken van de agressieoorlog door Rusland faciliteert het World Food Programme (WFP) het zogeheten Grain from Ukraine Initiative. Dit initiatief wordt gefinancierd door internationale donoren (het deel voor Syrië met name door Noorwegen en Luxemburg) en richt zich enerzijds op het hulp bieden aan boeren en voedselproducenten in Oekraïne door het inkopen van graan, anderzijds op het leveren van graan aan hulpbehoevende landen zoals Syrië. Dit initiatief helpt dus niet alleen honger in deze landen te bestrijden, maar draagt ook bij aan de ondersteuning van de graanproductie in Oekraïne en de veerkracht van Oekraïense boeren. Oekraïne beheert het initiatief maar levert zelf geen financiële bijdrage. Er is dus geen sprake van een donatie van Oekraïne.
Hoe rijmt u het feit dat Nederland als een van de trouwste bondgenoten van Oekraïne tot nu toe ruim 12 miljard euro heeft uitgegeven aan (de oorlog in) Oekraïne en heeft aangegeven de steun aan Oekraïne «onverminderd voort te zullen zetten», met het bericht dat Oekraïne nu heeft toegezegd meer voedsel en hulpmiddelen aan Syrië te zullen sturen?
Het kabinet heeft zoals u weet via het Regeerprogramma afgesproken de steun aan Oekraïne onverminderd voort te zetten. Het gaat hierbij naast militaire steun ook om niet-militaire steun om Oekraïne economisch en maatschappelijk op de been te houden. Ondanks de forse impact van de oorlog is Oekraïne nog steeds een grote producent van graan en een essentiële leverancier voor veel landen in Afrika en het Midden-Oosten, waaronder Syrië. Volgens het kabinet is er hierbij geen sprake van tegenstrijdigheid omdat het niet gaat om een donatie van Oekraïne aan Syrië, zoals ook toegelicht in antwoord op vraag 2.
Kunt u aangeven of hieruit te concluderen valt dat de Oekraïne eigenlijk zelf geen behoefte meer heeft aan Nederlandse steun of in ieder geval genoeg heeft ontvangen?
Gezien het feit dat Oekraïne slechts beheerder is van het Grain from Ukraine Initiative en geen financiële bijdrage levert, kan dit niet geconcludeerd worden. De financiële bijdragen aan het WFP worden uitsluitend gedaan door donorlanden. Nederland heeft een bijdrage geleverd aan het Grain from Ukraine initiatief respectievelijk EUR 4 miljoen in 2022 en EUR 2 miljoen in 2023.2
Kunt u aangeven hoe u denkt de Nederlandse bevolking deze steun van Oekraïne aan Syrië te kunnen uitleggen, in een periode waarin Nederland zich (anders dan andere lidstaten van de EU) wel aan de begrotingsregels (zoals die van de Europese Monetaire Unie) houdt en Nederland om die reden minder investeringen kan doen in bijvoorbeeld infrastructuur, koopkracht en verlaging van energietarieven, accijnzen en andere voor onze eigen bevolking zeer belangrijke zaken?
Zoals uitgelegd in antwoord 2 en 3, is er geen sprake van een donatie van Oekraïne aan Syrië.
Wilt u toezeggen dat u de Oekraïense regering gaat vragen hoe zij dit zelf denkt te kunnen verantwoorden aan hun belangrijkste geldschieters en bondgenoten?
Het Grain from Ukraine Initiative is een samenwerking tussen het WFP en Oekraïne, gestoeld op humanitaire principes en met steun van internationale donoren tot stand gekomen. Oekraïne voert het initiatief uit en WFP rapporteert aan de deelnemende internationale partners over de voortgang. Zo zijn door middel van het initiatief meer dan 286.000 ton landbouwproducten geleverd aan 12 landen met kritieke voedseltekorten.
Kunt u deze vragen uiterlijk voor het eerstvolgende debat van de commissie Buitenlandse Zaken (over het Midden-Oosten) op 14 januari 2025 beantwoorden?
Ik heb deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
De 54ste jaarlijkse bijeenkomst van het World Economic Forum in Davos tussen 20-24 januari aanstaande |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Schoof , Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Waarom stuurt het Nederlandse kabinet zo'n zware delegatie ten opzichte van die van andere landen naar de 54ste jaarlijkse bijeenkomst van het World Economic Forum?
Dit jaar zullen drie Nederlandse Ministers naar Davos afreizen voor het World Economic Forum (WEF): de Minister-President, de Minister van Defensie en de Minister van Klimaat en Groene Groei. Dit is een kleinere delegatie dan die van vorig jaar, toen er zes leden namens het kabinet deelnamen. In vergelijking met delegaties van andere landen is dit een relatief kleine delegatie.
Welke sessies gaan deelnemers namens Nederland bijwonen?
De programma’s van de deelnemende bewindspersonen zijn op dit moment nog niet volledig afgerond. Er vindt nog overleg plaats met het WEF over de invulling ervan.
Wat ligt er in Davos concreet op tafel om aan deel te nemen en/of om over te spreken?
Het hoofdthema van de jaarlijkse vergadering van het WEF is «Collaboration for the intelligent age». Op uitnodiging van het WEF nemen de bewindspersonen deel aan sessies die aansluiten bij de Nederlandse beleidsprioriteiten. De meeste WEF-sessies worden live gestreamd en zijn na afloop terug te kijken op de website van het WEF. Er zijn ook WEF-sessies met een vertrouwelijk karakter. Op dit moment wordt er nog gewerkt aan de programma’s van de bewindspersonen.
Wat is het doel van de aanwezigheid van leden van het Nederlandse kabinet?
De jaarlijkse vergadering van het WEF biedt een nuttig platform voor de uitwisseling van ideeën, onderzoeksresultaten en inzichten over actuele thema’s tussen politici, wetenschappers, journalisten en vertegenwoordigers van internationale organisaties, het bedrijfsleven en ngo’s. De bijeenkomst biedt ook een goede gelegenheid om in bilaterale gesprekken met internationale leiders en het bedrijfsleven specifieke onderwerpen te bespreken die van belang zijn voor Nederland.
Worden er namens Nederland, de Europese Unie of andere entiteiten intenties/convenanten/verdragen gesloten en/of andere afspraken gemaakt? Zo ja, waar gaan die over? Welk mandaat hebben de aanwezigen?
Er zullen tijdens de jaarlijkse vergadering van het WEF geen intenties, convenanten of verdragen worden gesloten of afspraken met een rechtsgeldig of anderszins politiek karakter worden gemaakt namens Nederland, de Europese Unie of andere entiteiten.
In welke overleg met de Tweede Kamer is dit aan de orde geweest?
Er worden voor de jaarlijkse vergadering van het WEF geen politieke besluiten voorbereid, waarover vooraf overleg met de Tweede Kamer had moeten plaatsvinden.
Welk besluit van de ministerraad ligt hieraan ten grondslag?
De bewindspersonen maken zelfstandig de afweging om wel of niet deel te nemen aan de jaarlijkse vergadering van het WEF in Davos. Er ligt geen besluit van de ministerraad aan ten grondslag.
Kan het kabinet garanderen dat er geen enkele afspraak gemaakt wordt, welke niet eerst aan de Tweede Kamer ter besluitvorming wordt voorgelegd?
De jaarlijkse vergadering van het WEF is enkel een platform voor de uitwisseling van ideeën over oplossingen voor wereldwijde vraagstukken. Tijdens de jaarlijkse vergadering van het WEF worden er geen politieke besluiten genomen of internationale afspraken gemaakt, waarvoor instemming van de Tweede Kamer nodig is.
Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 8.
Kunt u deze vragen beantwoorden alvorens afgereisd wordt naar Davos?
Ja.
Weigering door Algerijnse ambassade om door rechter toegewezen ontslagvergoeding te betalen |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Klopt het dat u van mening bent dat u helemaal niets kunt doen voor een voormalig medewerker van de Algerijnse ambassade in Nederland, aan wie die ambassade weigert een door een Nederlandse rechter toegewezen ontslagvergoeding ad € 140.000 te betalen1?
Op een paar uitzonderingen na, is een Nederlandse rechter gemachtigd om uitspraken te doen volgens het Nederlandse arbeidsrecht over zaken die lokaal personeel van buitenlandse ambassades in Nederland aangaan.2 In verreweg de meeste gevallen wordt het Nederlandse arbeidsrecht door de vreemde staat gerespecteerd. Er zijn helaas uitzonderingen waarbij vreemde staten deze rechterlijke uitspraken niet opvolgen. De Nederlandse staat is zelf geen partij bij arbeidsgeschillen tussen lokale werknemers en buitenlandse ambassades. Dat neemt niet weg dat het ministerie het belangrijk vindt dat uitspraken van de Nederlandse rechter worden nageleefd. In de brief van 23 december 2022 heeft toenmalig Minister Hoekstra de Tweede Kamer geïnformeerd over het juridisch kader en diplomatieke stappen die mijn ministerie onderneemt bij deze arbeidsgeschillen. Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik u naar deze brief.3
Het ministerie heeft de ontvangen klacht van de voormalig medewerker van de Algerijnse ambassade over niet-naleving van de uitspraak van de Nederlandse rechter door de Algerijnse autoriteiten zonder meer serieus genomen. Dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, volgt uit de intensieve inspanningen om langs diplomatieke weg naar oplossingen te zoeken.
Daarbij verwijs ik u naar het verslag van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven over het verzoekschrift van dhr. K. inzake een klacht over het handelen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat op 21 november 2024 is gepubliceerd.4 In dit verslag staan de inspanningen van het ministerie beschreven.
De commissie heeft geoordeeld dat het ministerie de zaak van betrokkene serieus heeft behandeld. De commissie ziet geen aanleiding om op dit punt een voorstel aan de Kamer te doen. De commissie heeft het verslag doorgestuurd naar de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken.
Hoe beoordeelt u het dat de Algerijnse ambassadeur zijn houding toelicht met «ik doe wat ik wil in Nederland» en er in ieder geval blijk van geeft geen boodschap te hebben aan een uitspraak van de Nederlandse rechter?
Ik betreur het ten zeerste dat de Algerijnse autoriteiten ondanks herhaaldelijke verzoeken van het ministerie het vonnis van de Nederlandse rechter niet naleven.
Heeft u de ambassadeur op het matje geroepen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Is er van Algerijnse zijde enige inhoudelijke uitleg gegeven waarom de uitspraak van de Nederlandse rechter wordt genegeerd? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Als bemiddelende partij tussen de voormalig medewerker van de Algerijnse ambassade en de autoriteiten van Algerije heeft het ministerie zowel schriftelijk als in gesprekken meermaals aandacht gevraagd voor deze zaak bij de autoriteiten in Algerije en bij de Algerijnse ambassade in Nederland. De contacten vonden plaats op hoog ambtelijk niveau. In aanvulling daarop heeft toenmalig Minister Hoekstra de Algerijnse Minister van Buitenlandse Zaken op 17 juli 2023 persoonlijk per brief om aandacht gevraagd voor de zaak van betrokkene. In deze brief is gewezen op het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer waarin is vastgelegd dat diplomatieke missies de wet- en regelgeving van het gastland moeten respecteren. Specifiek is benoemd dat hieronder ook uitspraken van de Nederlandse rechter vallen in arbeidsgeschillen met lokale werknemers, zoals het vonnis van het gerechtshof van 5 juli 2022. Het belang dat Nederland hecht aan het respecteren en naleven van het vonnis van de Nederlandse rechter is daarbij benadrukt.
Ondanks herhaaldelijke verzoeken, is er door ons ministerie geen schriftelijke reactie ontvangen op deze brief. Wel kan uit een mondelinge reactie van de Algerijnse autoriteiten op de brief worden opgemaakt dat niet wordt overwogen over te gaan tot betaling. Daarbij is geen inhoudelijke uitleg gegeven. Hiermee is na twee jaar een einde gekomen aan de bemiddelende rol die het ministerie op zich heeft genomen.
Vindt u het gepast dat Nederlandse ambtenaren of bewindspersonen na zo'n Algerijnse middelvinger nog feestjes of recepties van de Algerijnse ambassade bezoeken? Zo neen, wilt u dan in het kabinet bespreken om daarvan af te zien?
Nederland en Algerije onderhouden diplomatieke betrekkingen. Als onderdeel van die betrekkingen vinden ook contactmomenten tussen de diplomatieke vertegenwoordiging en het Ministerie van Buitenlandse Zaken plaats. Dergelijke gelegenheden worden ook gebruikt om kwesties als de onderhavige op te brengen.
Zijn er andere mogelijkheden om druk op deze zaak te zetten?
Ik ben mij zeer bewust van de financiële en persoonlijke gevolgen die de afwikkeling van arbeidsgeschillen kunnen hebben. Ik merk hierbij op dat het niet aan Nederland, maar aan Algerije is, om het vonnis na te leven. Nederland kan hierin uitsluitend een rol spelen als bemiddelende partij en heeft deze rol ook op zich genomen. In alle gevallen moet rekening worden gehouden met het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer. Daarin staat weliswaar dat de wetten en regelingen van de ontvangende staat moeten worden gerespecteerd, maar tegelijkertijd genieten vreemde staten en hun ambassades immuniteit van executie waardoor de naleving van nationale vonnissen niet kan worden afgedwongen. De Algerijnse autoriteiten overwegen niet om over te gaan tot betaling. Hiermee is na twee jaar een einde gekomen aan de bemiddelende rol die het ministerie op zich heeft genomen. Uit het artikel van Omroep West maak ik op dat door betrokkene wordt overwogen om de nationale rechtsmiddelen uit te putten door beslaglegging om zo te komen tot tenuitvoerlegging van de nationale uitspraak.
De situatie van Aramese christenen in Maaloula (Syrië) |
|
Isa Kahraman (NSC), Pieter Omtzigt (NSC) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht inLe Point getiteld «À Maaloula, en Syrie, «les musulmans sont en colère et les chrétiens ont peur»» (vertaald: «In Maaloula, Syrië, zijn moslims boos en christenen bang»)1 en op de website van de Aramese Beweging voor Mensenrechten met de titel «Alarm over dreigende uitzetting van Aramese christenen uit Maaloula door HTS gelieerde terreurgroep»?2
Ja.
Bent u op de hoogte van de recente escalatie in Maaloula, waarbij gewapende jihadistische groeperingen gelieerd aan Hayat Tahrir al-Sham (HTS), de Aramese christelijke gemeenschap bedreigen met gedwongen uitzetting en het onteigenen van eigendommen?
Sinds de val van het Assad-regime op 8 december 2024 is de situatie onoverzichtelijk. Het kabinet is bekend met de berichten over vermeende bedreigingen van inwoners van Maaloula door gewapende groepen. Tegelijkertijd blijft het HTS-leiderschap oproepen tot bescherming van de diverse gemeenschappen, onder wie ook christenen. Het kabinet beschikt niet over informatie die de berichten bevestigt dat er sinds de val van het Assad-regime sektarische incidenten hebben plaatsgevonden tegen Aramese christenen in Maaloula.
Welke specifieke maatregelen overweegt het kabinet om de verantwoordelijken van HTS en gerelateerde groeperingen aansprakelijk te stellen voor hun mensenrechtenschendingen, waaronder de bedreigingen, onteigeningen en vervolging van de Aramese christenen in Maaloula?
Het kabinet beschikt niet over informatie die de berichten bevestigt dat er sinds de val van het Assad-regime sektarische incidenten hebben plaatsgevonden tegen de Aramese christenen in Maaloula.
Het kabinet blijft de jarenlange inzet op accountability voor alle mensenrechtenschendingen in Syrië voortzetten. Dat doet het onder andere door steun aan het International, Impartial and Independent Mechanismvoor Syrië (IIIM) en de Commission of Inquiry, welke zich beide inzetten voor het verzamelen van bewijsmateriaal over ernstige misdrijven. Ook worden er verschillende NGO’s ondersteund in het kader van bewijsvergaring en advocacy.
Is Nederland bereid om internationaal, bijvoorbeeld via de Europese Unie (EU) of de Verenigde Naties, druk uit te oefenen op de Syrische autoriteiten en andere betrokken partijen om de veiligheid van de Aramese christenen in Maaloula te waarborgen en de stad te beschermen als UNESCO Werelderfgoed?
Het kabinet zet zich in bilateraal en multilateraal verband in voor de bescherming van de diverse gemeenschappen in Syrië, onder wie christenen en Koerden. In VN- en EU-verband blijft Nederland hiertoe oproepen, zoals het bijvoorbeeld gedaan heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 16 december 20243, en vraagt in de context van sanctieverlichting ook aandacht voor de status en bescherming van de diverse gemeenschappen. Ook heeft de Speciaal Gezant voor Syrië tijdens zijn recente bezoek aan Damascus op 2 en 4 januari jl. over het belang van de bescherming van alle bevolkingsgroepen gesproken, onder andere met het Grieks-orthodox patriarchaat van Antiochië. Nederland zet zich daarnaast in bilateraal en multilateraal verband in algemene zin in voor de bescherming van cultureel erfgoed in Syrië.
Bent u bereid via al uw diplomatieke contacten en netwerken stappen te ondernemen om de christelijke gemeenschappen in Maaloula te beschermen? Bent u bereid op te roepen tot een onmiddellijke stopzetting van dreigingen en onteigeningen in dit gebied?
Het kabinet roept in zijn diplomatieke contacten sinds de val van het regime expliciet op tot het beschermen van de diverse gemeenschappen, onder wie christenen en Koerden, en zal dat ook blijven doen. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Kunt u toelichten wat de internationale gemeenschap doet om ervoor te zorgen dat HTS en andere groeperingen de rechten van minderheden in Syrië, waaronder christenen, respecteren en beschermen, zodat er voor alle inwoners van Syrië een plaats is en het niet vervalt tot een sektarische staat met veel geweld en van waaruit opnieuw groepen zullen vluchten?
Verschillende landen zijn sinds de val van het Assad-regime bijeengekomen om de situatie in Syrië te bespreken, waarbij werd opgeroepen tot de bescherming van de rechten van de diverse gemeenschappen. Bijvoorbeeld op 14 december 2024 in Aqaba in Jordanië, maar ook binnen VN- en EU-verband. Daarnaast hebben verschillende landen een bezoek aan Damascus afgelegd voor gesprekken met het interim-bestuur, waarin het belang van de rechten van de diverse gemeenschappen en een inclusieve politieke transitie is benadrukt. Op 3 januari jl. deden Frankrijk en Duitsland dat op ministerieel niveau en Nederland op niveau van de Speciaal Gezant. Ook worden er, onder andere door Nederland, verschillende initiatieven ondersteund die zich richten op accountability en de bescherming van mensenrechten. Zie ook de antwoorden op vragen 3, 4 en 5.
Welke stappen kunnen u en de internationale gemeenschap nemen om ervoor te zorgen dat christenen in Syrië het kerstfeest in vrede en veiligheid kunnen vieren, daar waar Christenen in Syrië met het naderende kerstfeest mogelijk extra kwetsbaar zijn voor aanvallen door jihadistische groeperingen?
Zie de antwoorden op vragen 3, 4, 5 en 6.
Hoe gaat u zich inzetten voor de constitutionele mensenrechten van Arameeërs en andere Christenen in Syrië? Op welke wijze zet u zich in, zodat Arameeërs en andere Chistenen ook aan tafel zitten bij de onderhandelingen over de nieuwe constitutie van Syrië om hun mensenrechten te waarborgen?
Het kabinet onderstreept in zijn diplomatieke contacten, waaronder met het interim-bestuur in Syrië, het belang van een vreedzame en inclusieve politieke transitie in Syrië. Daarbij is de bescherming van en een rol in het politieke proces voor de diverse gemeenschappen, onder wie christenen en Koerden, van belang. Het kabinet roept hiertoe op in de verschillende gremia waar deze ontwikkelingen op de agenda staan. Daarnaast steunt het kabinet het kantoor van de VN Speciaal Gezant voor Syrië dat zich tevens inzet voor een inclusief proces.
Zie ook de antwoorden op vragen 3, 4, 5 en 6.
Bent u bekend met de nauwe banden tussen HTS en de Turkse autoriteiten? Welke invloed wordt binnen de NAVO en vanuit de EU uitgeoefend op Turkije en andere landen die banden hebben met HTS om ervoor te zorgen dat er in Syrië een samenleving en regering ontstaan, die stabiel zijn en waar er plaats en vertegenwoordiging is voor alle huidige bewoners van Syrië?
Zoals toegelicht in beantwoording op voorgaande vragen, onderstreept het kabinet in zijn diplomatieke contacten het belang van een vreedzame en inclusieve politieke transitie in Syrië. Ook de EU doet dat. Turkije heeft zich uitgesproken voor een inclusief bestuur in Syrië, met respect voor de diverse gemeenschappen. Turkije heeft zijn ambassade in Damascus heropend en de Turkse Minister van Buitenlandse Zaken was een van de eerste Ministers die Damascus bezocht na de val van Assad.
Wat is de strategie van de EU ten aanzien van de nieuwe machthebbers van Syrië? Welke EU-lidstaten erkennen HTS, het Syrian National Army (SNA) en de Syrian Democractic Forces (SDF) in Syrië en wie onderhoudt welke banden met deze groepen?
De Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 16 december 2024 was eensgezind dat er een door Syriërs geleide politieke dialoog, gesteund door de VN en in de geest van VN-Veiligheidsraad resolutie 2254 moet plaatsvinden, waarbij respect voor de diverse gemeenschappen een belangrijk aspect is. Lidstaten waren het ook eens over dat het bieden van humanitaire hulp, accountability en contact met regionale spelers (m.n. Turkije) centraal moeten staan in de aanpak van de EU. HTS staat op de VN ISIS/Al-Qaida sanctielijst, deze listing is door de EU overgenomen. De HV concludeerde op basis van de discussie dat moet worden bekeken hoe met Hay’at Tahrir al-Sham (HTS) te engageren. De HV onderstreepte dat het huidige sanctieregime urgent moet worden herzien als gevolg van de ontwikkelingen.
Verschillende lidstaten, waaronder Frankrijk, Duitsland en België, hebben in Damascus contact gehad met het door HTS geïnstalleerde interim-bestuur, dan wel met HTS-leider Al-Sharaa. Daarnaast onderhoudt een aantal lidstaten contacten met entiteiten in Noordoost-Syrië, zoals het aan de SDF gelieerde Democratisch Autonoom Bestuur in Noordoost-Syrië (DAANES). Het kabinet is niet bekend met directe contacten tussen lidstaten en het Syrian National Army.
Welk beleid voeren Nederland en de EU met betrekking tot de aanvallen van Turkije en HTS op de SDF?
Het kabinet erkent de veiligheidszorgen van Turkije in de grensregio met Syrië en Irak. Daarbij staat voorop dat Turkije dient te handelen conform het internationaal recht. In lijn met motie Piri/Paternotte en motie Ceder4, heeft het kabinet zowel bilateraal als in EU-verband Turkije opgeroepen tot een einde aan aanvallen in Noord-Syrië. Zowel NL als de EU benadrukken richting HTS het belang van de bescherming van de diverse gemeenschappen, onder wie christenen en Koerden. Het kabinet is niet bekend met recente aanvallen op de SDF door HTS.
Herinnert u zich dat u HTS als extremistisch beschouwde? Wat waren daarvan de redenen en hoe beschouwt u HTS op dit moment?
HTS is in 2017 ontstaan als fusie tussen verschillende gewapende groepen, waar Jabhat Fatah al-Sham de belangrijkste van was. Jabhat Fatah al-Sham was op haar beurt in 2016 ontstaan uit een fusie van groepen waar Jabhat al-Nusra de belangrijkste van was. Jabhat-al-Nusra fungeerde tot 2016 als de Syrische tak van Al-Qaeda en stond destijds al onder leiding stond van Ahmed al Sharaa (toen bekend onder zijn strijdnaam Al-Jolani), de huidige leider van HTS. HTS staat (onder meer) op de VN ISIS/Al-Qaida sanctielijst, deze listing is door de EU overgenomen. Daarmee ziet ook Nederland HTS als een terroristische organisatie.
Naast de fusies en naamswijzigingen zou er volgens berichten echter ook een gedragswijziging plaatsgevonden hebben bij HTS. Het heeft de banden met Al-Qaeda al enige jaren geleden publiekelijk verbroken. Het heeft bovendien al vanaf het begin een Syrische, en geen internationale, agenda nagestreefd. Dat betekende onder meer dat de organisatie in tegenstelling tot bijvoorbeeld kern-Al Qa’ida of ISIS nooit een extern aanslagprogramma heeft gehad dat gericht was op het plegen van terroristische aanslagen in Europa.
In Idlib zou HTS, na haar machtsovername daar in 2017/2018, een minder radicaal beleid hebben gevoerd dan Al Qa’ida of ISIS. Zo zou het in vergelijking met deze organisaties gemeenschappen, zoals christenen, beter hebben behandeld. Sinds de inname van Damascus roept Al-Sharaa op tot de bescherming van gemeenschappen en minderheden (zoals druzen, christenen en Koerden) en lijkt HTS zich daar tot nu toe ook voor in te zetten.
De komende periode is het van belang om te bezien of HTS een gematigde opstelling waarmaakt. Nederland zal dit kritisch blijven bezien. Alleen als een gematigder opstelling van HTS zich in daden toont, zal dat aanleiding kunnen zijn tot het heroverwegen van de listing. Gesprekken hierover moeten plaatsvinden in VN- en EU- verband. Het kabinet zal de situatie naar vermogen blijven monitoren, en HTS op zijn daden beoordelen.
Verliest iedereen die voor HTS vecht of gevochten heeft, het Nederlanderschap conform artikel 14, lid 4, Rijkswet op het Nederlanderschap, zoals u eerder antwoordde op Kamervragen?3
Het kabinet kijkt bij alle uitreizigers naar mogelijkheden om het Nederlanderschap in te trekken op grond van artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, ter bescherming van de nationale veiligheid. De Staatssecretaris van Rechtsbescherming, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Asiel en Migratie beoordelen per individueel geval of het Nederlanderschap van een persoon wordt ingetrokken en of dit gepaard gaat met een zwaar inreisverbod of ongewenstverklaring. Hierbij dient in ieder geval sprake te zijn van een meervoudige nationaliteit.
Artikel 14, vierde lid, RWN bepaalt dat het Nederlanderschap, in het belang van de nationale veiligheid, kan worden ingetrokken van personen die zich in het buitenland hebben aangesloten bij een terroristische organisatie die een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid. Hierbij moet er sprake zijn van één van de organisaties op de lijst zoals bedoeld in dit artikel: 1. Al Qa’ida en organisaties die gelieerd zijn aan al Qa’ida, 2. Islamitische Staat in Irak en al-Sham (ISIS) en organisaties die gelieerd zijn aan ISIS en 3. Hay’at Tahrir al-Sham (HTS) en organisaties die gelieerd zijn aan HTS. Daarnaast geldt dat de persoon 18 jaar of ouder is en de gedragingen moeten ten minste op of na 11 maart 2017 hebben plaatsgevonden of voortgeduurd. De bevoegdheid tot het intrekken van het Nederlanderschap is per 1 maart 2022 voor de duur van 5 jaar verlengd, tot 1 maart 2027.
Ook kan het Nederlanderschap worden ingetrokken op grond van artikel 14, tweede lid, RWN indien er sprake is van een onherroepelijke veroordeling wegens een terroristisch misdrijf (als bedoeld in de artikelen 83, 134a of 205 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht). Dit gaat vaak gepaard met een zwaar inreisverbod.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Onbekend clubje van NAVO-landen richt zich op tegen de Russen’. |
|
Olger van Dijk (NSC) |
|
Ruben Brekelmans (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht d.d. 18 december 2024 jl., getiteld «Onbekend clubje van NAVO-landen richt zich op tegen de Russen», in Trouw?
Ja.
Kunt u aangeven hoe u de verhouding ziet tussen de Joint Expeditionary Force en de NAVO?
De NAVO is de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid en de Nederlandse NAVO-verplichtingen zijn van primair belang. De Joint Expeditionary Force (hierna: JEF) is opgericht in 2014 als gevolg van het NAVO initiatief «framework of nations» concept en is daarmee complementair aan de NAVO. De JEF is een samenwerkingsverband onder leiding van het Verenigd Koninkrijk, met als partnerlanden Denemarken, Estland, Finland, IJsland, Letland, Litouwen, Nederland, Noorwegen en Zweden. Het uitgangspunt van de JEF is dat zij zelfstandig kan optreden en snel inzetbaar is om de NAVO of andere samenwerkingsverbanden te ondersteunen. Deelnemen aan inzet of oefeningen vanuit de JEF geschiedt op vrijwillige basis. Zodra het Verenigd Koninkrijk als Framework Nationen minstens één ander land dat willen kan de JEF operationeel ingezet worden, waarbij ieder land afzonderlijk kan besluiten of het mee wil doen (opt-in principe). Voor Nederland zijn de NAVO-doelstellingen leidend. Deelname aan JEF-activiteiten vindt alleen plaats wanneer dit niet strijdig is met de Nederlandse NAVO-verplichtingen.
Welke specifieke taken ziet u voor de Joint Expeditionary Force?
De JEF biedt de mogelijkheid om samen te werken met gelijkgestemde partnerlanden en regeringen militaire opties te bieden, zowel in vredestijd, als in tijden van oplopende spanningen en crisis of conflict. De JEF heeft de mogelijkheid verschillende militaire activiteiten uit te voeren, van crisismanagement tot operaties, bijvoorbeeld in het hybride domein. De focusgebieden van de JEF (Hoge Noorden, Noord-Atlantische regio en Baltische zee regio) sluiten hier goed bij aan. De Nederlandse focus binnen de JEF ligt sterk op het maritieme domein en de bescherming van vitale onderzeese infrastructuur. Nederland heeft daarnaast belang bij samenwerking binnen JEF op het terrein van (zowel politiek-strategische als militaire) stratcom en weerbaarheid in het hybride domein. Verschillende JEF-landen hebben veel ervaring op deze terreinen waardoor dit forum zich goed leent voor het delen van best-practices.
Welke rol vervult Nederland op dit moment binnen de Joint Expeditionary Force? Is de Koninklijke Marine daarbij betrokken?
Nederland draagt bij aan de verdere ontwikkeling van de JEF en samenwerking met deelnemende landen op strategisch en operationeel niveau. De overlegfora van de JEF bieden de mogelijkheid om strategische vraagstukken te adresseren die met name onze gezamenlijke veiligheid in het noordelijk deel van Europa aangaan. De JEF kan militaire opties aandragen om dreigingen het hoofd te bieden en de NAVO te versterken. Op operationeel en tactisch niveau draagt Nederland bij aan verschillende activiteiten zoals militaire oefeningen en gezamenlijke patrouilles op zee ter bescherming van de vitale infrastructuur. Dit versterkt de interoperabiliteit tussen de deelnemende krijgsmachten. De Koninklijke Marine speelt hierin een belangrijke rol gezien de dreigingen in het maritieme domein.
Wat is de meerwaarde van de Nederlandse deelname aan de Joint Expeditionary Force, met name in verhouding tot de NAVO?
Zie antwoord op vraag 3.
Wat draagt de Joint Expeditionary Force bij aan de bescherming van de vele kabels, leidingen en andere vitale infrastructuur op de bodem van zowel de Noordzee als de Oostzee tegen hybride dreigingen? Hoe verhoudt dat zich tot de nationale inzet?
De JEF is vanwege de geografische en sterk maritieme focus een geschikt verband om vitale infrastructuur op zee beter te beschermen. De meerwaarde van de JEF zit in de militaire samenwerking op verschillende niveaus tussen gelijkgestemde landen in regionaal verband. Dit behelst bijvoorbeeld het delen van informatie, het afstemmen van maritieme aanwezigheid en het uitvoeren van gezamenlijke patrouilles, oefeningen en het uitwisselen van best practices. Zo werd in december 2023 voor het eerst een JEF Response Option (JRO) geactiveerd, gericht op bescherming van onderzeese infrastructuur n.a.v. incidenten in de Baltische Zee. In het kader van deze JRO werd er door alle JEF-landen extra gepatrouilleerd op de Baltische Zee en Noordzee.
Zou de effectiviteit van de Joint Expeditionary Force kunnen toenemen door deelname van meer landen, zoals Duitsland? Zou u zich willen inzetten voor deze uitbreiding?
Op dit moment bestaat er binnen de JEF geen unanimiteit voor uitbreiding van het aantal landen. Het beperkt aantal deelnemende landen gecombineerd met de focusgebieden zorgt op het politiek-strategisch vlak ook voor meerwaarde.
In hoeverre beïnvloedt de recente toetreding van Finland en Zweden tot de NAVO het nut en de noodzaak van de Joint Expeditionary Force?
De toetreding van Finland en Zweden tot de NAVO versterkt de complementariteit tussen de JEF en de NAVO.
Wordt overwogen de Nederlandse inzet in Joint Expeditionary Force-verband -met name van de marine–op te schalen in verband met de toegenomen hybride dreigingen op zee?
Voor alle deelnemende landen geldt dat voor iedere potentiele JEF-inzet besloten kan worden om wel of niet deel te nemen. Nederland zal dit principe blijven hanteren en zal bij toekomstige ontwikkelingen steeds de afweging maken welk samenwerkingsverband het best aansluit bij onze doelen en veiligheidsbelangen. De JEF heeft de inzet op het gebied van hybride dreigingen op zee opgeschaald en Nederland heeft daaraan bijgedragen. Nederland blijft zich sterk maken voor meer aandacht voor het beschermen van vitale infrastructuur, zowel in als op zee, bij toekomstige activiteiten van de JEF.
Zijn er (capaciteits)vereisten vanuit de Joint Expeditionary Force die NAVO-doelstellingen beconcurreren? Zo ja, welke zijn dat, en zo nee, ziet u daarin reële risico’s?
Zie antwoord op vraag 2.
Het dreigende tekort aan nieuwe commando’s |
|
Derk Boswijk (CDA) |
|
Gijs Tuinman (BBB) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat het mede vanwege de te lage instroom aan nieuwe commando’s van groot belang is onnodige uitstroom binnen de SOF-community zo veel mogelijk te voorkomen?1
Ja.
Deelt u de mening dat het verloop van ervaren operators onwenselijk en zelfs zorgwekkend is voor het voortbestaan van een kwalitatief hoogwaardige SOF-community op de middel- en langetermijn?
Kwalitatief hoogwaardige speciale eenheden zijn voor de krijgsmacht van groot belang. Er is veel tijd en geld geïnvesteerd in het opleiden, trainen en inzetgereed maken van commando’s. Het aantal ervaren commando’s is schaars, terwijl de behoefte aan deze specifieke kwaliteiten onverminderd hoog is. Behoud van deze kwaliteiten is relevant, waarbij een beperkt verloop gezond is voor elke organisatie.
Verloop van medewerkers betekent niet automatisch uitstroom. Indien het gaat om doorstroom dan is dit een manier van loopbaanontwikkeling en groei. De krijgsmacht streeft naar een goede balans waarbij ervaring wordt behouden en medewerkers tegelijkertijd kunnen groeien in hun loopbaan.
Klopt het dat er afgelopen jaren sprake is geweest van verhoogde irreguliere uitstroom? Kunt u uw antwoord cijfermatig onderbouwen?
De irreguliere uitstroom van commando’s is na een piek van 8,7% (t.o.v. de bezetting) in 2022 gedaald naar 2,3% (t.o.v. de bezetting) in 2024. Er is dus geen sprake meer van een verhoogde irreguliere uitstroom in 2024. In vergelijking met Defensie in zijn geheel: daar is de irreguliere uitstroom over het afgelopen jaar 3%.
Klopt het dat er al een jaar of zestien discussie is over het mogelijk instellen van een SOF-toelage?
Jazeker, ik ben ermee bekend dat er geruime tijd van gedachten wordt gewisseld over het mogelijk instellen van een toelage voor speciale eenheden. Er wordt immers al geruime tijd met bindingspremies gewerkt bij speciale eenheden. Het gesprek over een «SOF-toelage» is van recentere aard. Het verzoek uit de SOF-gemeenschap om te komen tot een SOF-toelage is breder bezien in het licht van andere arbeidsvoorwaardelijke maatregelen, waarbij een zorgvuldige afweging is gemaakt. Defensie beziet de verschillende bindingspremies die worden gehanteerd binnen de organisatie in samenhang. Defensie volgt de ontwikkelingen op de markt zonder daarbij een zorgvuldige financiële verantwoording uit het oog te verliezen.
Herinnert u zich dat u tijdens het wetgevingsoverleg Personeel/Materieel van 21 oktober jl. hebt aangegeven dat u de oproep om serieus te kijken naar het voorstel voor een SOF-toelage meeneemt in uw plannen om de uitstroom bij de SOF te beperken?
De functies binnen het SOF-domein zijn specifiek voor Defensie en daarmee niet te vergelijken met functies op de arbeidsmarkt. Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik hierover gezegd dat «wanneer je de functie-gebonden toelage, de inzettoelages en de bindingspremies bij elkaar pakt, de SOF-operators een goed en competitief pakket hebben.» Ook heb ik gezegd dat «onze partners, of ze nou Amerikaans, Deens of Frans zijn, allemaal een andere constructie hebben en dat onze medewerkers daar mee in lijn zitten.» Daarbij streef ik altijd naar manieren om te vereenvoudigen en versimpelen. Los daarvan blijf ik naar alle opties kijken om irreguliere uitstroom te beperken en te werken aan een goed gevulde krijgsmacht.
Deelt u de mening dat het voor behoud van ervaren operators kan helpen om een marktconcurrerende SOF-toelage voor SOF personeel in te stellen? Als u het daar niet mee eens bent, kunt u dan specifiek onderbouwen waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat SOF-personeel te allen tijde de beschikking moet hebben over de beste uitrusting die op de markt beschikbaar is?
Wij werken te allen tijde, binnen de wettelijke randvoorwaarden, aan de juiste uitrusting die aan alle gestelde eisen voldoet. In de context waarin SOF-personeel opereert, gelden vaak unieke eisen en behoeften, in het bijzonder in het kader van de uitrusting van deze eenheden. De SOF-community speelt daarom een belangrijke rol in de innovatie en ontwikkeling van uitrusting voor de krijgsmacht. Een voorbeeld is het project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) (Kamerstuk 34 000 A, nr. 98 van 4 juni 2015). In dit project zijn de door het Korps Commandotroepen (KCT) in Afghanistan geteste gevechtsjas, regenjas en operationeel vest als basis gebruikt.
Deelt u ook de mening dat aanbestedingsprocessen voor technologisch verbeterde uitrusting niet tot onnodige vertraging mag leiden, en niet mag uitlopen op een keuze voor goedkopere, suboptimale alternatieven? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het is de verantwoordelijkheid van Defensie als werkgever om voor de kwaliteit en veiligheid van de uitrusting te zorgen. Militairen ontvangen een uitrustingspakket dat is afgestemd op de specifieke functie en taak en dat voldoet aan de geldende veiligheids- en kwaliteitseisen. Bovendien is het van groot dat onze militairen op tijd over de juiste middelen beschikken. Door de sterk toegenomen vraag op de defensiemarkt en problemen in de toeleveringsketen kan het soms voorkomen dat een artikel niet (op tijd) leverbaar is. Defensie streeft ernaar om het aantal situaties waarin artikelen niet tijdig beschikbaar zijn te minimaliseren. In het geval dat het toch voorkomt dat een specifiek artikel niet op voorraad is, zijn er andere mogelijkheden om toch in deze behoefte te voorzien, zoals het verstrekken van een alternatief. Binnen het beschikbare budget streeft Defensie naar een goed evenwicht tussen de kostprijs, de tijdige beschikbaarheid en de kwaliteit van de uitrusting. In alle gevallen zal het verstrekte artikel aan de gestelde eisen moeten voldoen.
Bent u bereid te zorgen voor een zo gestroomlijnd mogelijke aanbestedingsprocedure gericht op de unieke behoeften van de SOF-community, bijvoorbeeld door bij COMMIT een vast aanspreekpunt in te richten en een specifiek budget voor SOF daarbij te hanteren? Zo nee, waarom niet?
De huidige SOF-processen zijn er op ingericht om snel te voorzien in de specifieke behoefte, de veiligheid en kwaliteit van de uitrusting te waarborgen en innovatie te bevorderen. Binnen deze processen zijn reeds vaste aanspreekpunten belegd binnen de organisatie en lopen er initiatieven voor verdere optimalisatie. Er is geen structureel SOF-budget, maar SOF heeft in de afgelopen Defensienota’s wel specifieke budgetten gekregen, waarmee in additionele behoeftes kan worden voorzien. Daarnaast wordt SOF, indien relevant, bij algemene behoeftes ook als betrokken partij meegenomen.
Het bericht 'Moldavië kondigt noodtoestand af vanwege wegvallen Russisch gas' |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Thom van Campen (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Moldavië kondigt noodtoestand af vanwege wegvallen Russisch gas»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Hoe duidt u het afkondigen van de noodtoestand in Moldavië door de Moldavische regering?
Het afkondigen van de noodtoestand van Moldavië is de reactie van de Moldavische regering op het stopzetten van Russische gasleveranties na het aflopen van het transitcontract met Oekraïne op 31 december 2024. De noodtoestand stelt de Moldavische regering in staat bijzondere maatregelen te nemen om te kunnen blijven voorzien in levering van elektriciteit en aardgas, en het risico van een economische en humanitaire crisis te mitigeren. Bijvoorbeeld door het ondersteunen van leveranciers en systeembeheerders bij het kopen, vervoeren en distribueren van elektriciteit en aardgas, alsmede de meest kwetsbare mensen van de Moldavische bevolking extra financiële ondersteuning te geven.
Denkt u dat het uitroepen van de noodtoestand in Moldavië een verder destabiliserende werking kan hebben in Moldavië?
De afkondiging van de noodtoestand werd voorgesteld door de regering op basis van het rapport van de Commissie voor Noodsituaties van Moldavië, waarin werd gesteld dat het dreigende energietekort de veiligheid van Moldavië ondermijnt. De noodtoestand draagt bij aan het mitigeren van de destabiliserende gevolgen als gevolg van de energiecrisis. Het voorstel tot het besluit om een noodtoestand af te kondigen is op 13 december 2024 met een meerderheid aangenomen door het parlement.
Hoe beoordeelt u de rol van Rusland bij het laten stopzetten van het gas aan Moldavië?
Gazprom, voor het overgrote deel in handen van de Russische overheid, heeft een contractuele verplichting gas te leveren tot medio 2026 en is daarbij ook verantwoordelijk voor het regelen van de transit naar Moldavië. Het transitcontract via Oekraïne is afgelopen maar er zijn alternatieven zoals Turkstream. Het door Gazprom stopzetten van gasleveranties is kwalijk en werkt destabiliserend in de regio. Voor nu wordt voornamelijk de bevolking getroffen in de door Rusland gecontroleerde regio Transnistrië: fabrieken staan er stil en huishoudens hebben problemen met verwarming en elektriciteit. In de Republiek Moldavië verdubbelden energieprijzen als gevolg van het besluit tot stopzetting, ondanks de maatregelen die de Moldavische regering heeft genomen in de aanloop hiernaar toe, zoals het aanhouden van extra gasreserves. Zoals bekend vinden in 2025 parlementsverkiezingen plaats in Moldavië.
Gazprom wil dat Moldavië eerst voldoet aan een vermeende schuld van 709 miljoen euro aan achterstallige betalingen. Gazprom heeft aangegeven geen gas te leveren via alternatieve routes zolang deze vermeende schuld nog openstaat. Moldavië heeft een audit laten uitvoeren door onafhankelijke Europese auditbureaus, waaruit blijkt dat de daadwerkelijke openstaande schuld maar 8,6 miljoen euro betreft.
Welke maatregelen kunt u nemen om Moldavië te steunen op het gebied van energiezekerheid?
Nederland beziet momenteel in EU verband op welke manier het Moldavië extra kan ondersteunen op korte termijn.
Hoe kunt u Moldavië ondersteunen om op termijn minder afhankelijk te zijn van Russisch gas?
Rusland poogt al langere tijd Moldavië te controleren door middel van energie. Nederland heeft in 2021 een Nederlandse gasexpert gefinancierd die Moldavië heeft geholpen bij het afbouwen van energieafhankelijkheid van Rusland. De EU, EBRD en EIB financieren – mede naar aanleiding van diens aanbevelingen – nieuwe koppelingen aan het Europese elektriciteitsnetwerk. De eerste van drie geplande nieuwe interconnectors komt eind 2025 gereed. In voorgaande jaren financierde de EBRD en de EIB ook een gas-interconnector tussen Moldavië en Roemenië, en opende de EBRD een doorlopende lening voor de aankoop van gas door Moldavië. Nederland levert technische assistentie (2022 t/m 2026, EUR 900.000) om Moldavië te ondersteunen bij energie-efficiëntie en de ontwikkeling van duurzame energie.
Hoe zet u zich vanuit Nederland, de Europese Unie (EU) en met bondgenoten in om Moldavië verder te ondersteunen om destabilisering vanuit Rusland tegen te gaan?
Samen met bondgenoten en partners steunt Nederland Moldavië in het versterken van zijn weerbaarheid. In 2023 opende Nederland een ambassade in Chisinau met als één van de speerpunten het versterken van de weerbaarheid van de rechtstaat en de weerstand tegen hybride dreigingen, met name op cybergebied. Zo steunt Nederland ook instanties die de verspreiding van desinformatie tegengaan. Via de EU Partnership Mission Moldova (EUPM) ondersteunt Nederland het Moldavische cyberagentschap, dat een cruciale rol speelde in het versterken van de weerbaarheid tegen cyberaanvallen in aanloop naar de presidentiële verkiezingen. In april vorig jaar tekende Nederland een intentieverklaring met Moldavië om de samenwerking op het gebied van defensie te intensiveren. De Europese Commissie heeft in december een Groeiplan gepresenteerd dat beoogt de economie van Moldavië te stimuleren en te diversifiëren richting Europese markten.
Het bericht 'Sancties omzeild bij project van scheepsbouwer Damen in Rusland' |
|
Jesse Klaver (GL), Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het NOS artikel «Sancties omzeild bij project van scheepsbouwer Damen in Rusland»?1
Ja.
Klopt het dat er ondanks de sancties onderdelen van Damen in Rusland terecht zijn gekomen? Zo ja, hoe kan dit en sinds wanneer bent u hiervan op de hoogte?
Ik kan niet ingaan op individuele gevallen. In zijn algemeenheid kan ik aangeven dat het kabinet het erg belangrijk vindt dat alle bedrijven zich aan de Europese sancties houden en het kabinet het tegengaan van sanctieomzeiling als een prioriteit ziet.
Wanneer er signalen worden ontvangen dat sancties worden overtreden, is de eerste stap dat de relevante toezichthouder zorgvuldig de feiten in kaart brengt. Vervolgens bepaalt het OM of strafrechtelijke vervolging passend is, en het is uiteindelijk aan de rechter om schuld en eventuele bestraffing te bepalen. Gedurende dat proces is het niet aan het kabinet om hierover in het openbaar uitspraken te doen.
Wat zijn de maatregelen die genomen worden aangezien het sanctieteam Precursoren, oorsprong, strategische goederen, sanctiewetgeving (POSS) vermoedt dat er strafbare uitvoerhandelingen van onderdelen voor de constructie van vissersschepen hebben plaatsgevonden?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft Damen volgens u voldoende gedaan om ervoor te zorgen dat de producten niet in Rusland belanden?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan het dat er nog steeds Nederlandse bedrijven zijn met dochterondernemingen in Rusland? Wordt hier vanuit het POSS team op gehandhaafd?
Onder de Europese sanctiewetgeving is het niet verboden om een belang te hebben in een Russisch bedrijf. De sancties op Rusland zijn in de eerste plaats bedoeld om het Russische vermogen om oorlog te voeren tegen te gaan. Zo zijn er handelsverboden op goederen en diensten die direct bijdragen aan de productie van militaire goederen maar ook (handels)verboden om het verdienvermogen van Rusland te raken, zodat het moeilijker wordt om de oorlog te financieren. Het louter hebben van een belang in een Russische dochter is dus an sich niet verboden, maar handel vanuit EU aan die Russische dochter is wel onderhevig aan de verbodsbepalingen uit de sanctieverordening.
Gaat u in gesprek met Damen om ervoor te zorgen dat er aanvullende maatregelen genomen worden?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Douane staan in goed contact met allerlei bedrijven in Nederland die zich aan de sancties moeten houden. Als uit onderzoek door bijvoorbeeld de Douane blijkt dat een bedrijf de Europese sanctiewetgeving heeft overtreden, is het aan het OM is om over te gaan tot vervolging.
Op welke manier wordt er gecontroleerd op doorvoer van Nederlandse goederen via derde landen naar Rusland?
Nationaal werken het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Douane nauw samen om bedoelde en onbedoelde omzeiling van exportcontrole tegen te gaan. We hebben goed contact met het Nederlandse bedrijfsleven. Informatievoorziening, douanerisicoprofielen op omzeilingslanden om te voorkomen dat goederen via een derde land naar Rusland worden uitgevoerd, en analyse van importdata en handelsstromen dragen hier concreet aan bij. Signalen van sanctieomzeiling worden altijd serieus genomen en waar nodig opgevolgd door onderzoek en zo nodig strafrechtelijke vervolgd.
Wordt er ook gekeken naar exportbeperkingen van militaire en dual-use producten naar landen waarvan bekend is dat zij regelmatig doorvoeren naar Rusland? Zo nee, waarom niet?
Voor militaire en dual-use goederen die naar landen buiten de EU worden uitgevoerd geldt een vergunningplicht. Bij het beoordelen van een vergunningaanvraag wordt ook getoetst of de kans bestaat dat de sanctiemaatregelen worden omzeild.
Daarnaast zijn er verschillende bepalingen in de EU-sancties tegen Rusland die bedrijven verplichten om hun due diligence uit te voeren om te voorkomen dat de sancties worden omzeild en de goederen alsnog in Rusland terechtkomen. Bijvoorbeeld de verplichting om in bepaalde gevallen, bij risicovolle goederen, contractuele bepalingen op te nemen om (weder)uitvoer naar Rusland te verbieden. Ook vindt er veel voorlichting plaats over de sancties en de risico’s op omzeiling naar Rusland. Dat gebeurt bijvoorbeeld via RVO, de Douane, maar ook door het Ministerie van Buitenlandse Zaken zelf. Wanneer uit informatie blijkt dat tussenhandelaren in derde landen actief meewerken aan het omzeilen van EU-sancties kunnen zij zelf ook worden gesanctioneerd. Er gelden dan handelsbeperkingen m.b.t. dual use-goederen. Dit is in de praktijk al regelmatig gebeurd.
Het bericht 'Vriendjespolitiek en intimidatie bij Europa’s investeringsbank' |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Eelco Heinen (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Vriendjespolitiek en intimidatie bij Europa’s investeringsbank»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de resultaten van dit onderzoek naar de Europese Investeringsbank (EIB) schokkend zijn?
Ja, die mening deel ik. Ik steun daarom ook de nieuwe EIB President Nadia Calviño die hard werkt aan het verbeteren van de cultuur bij de EIB en hiervoor een actieplan heeft opgesteld. Zie ook het persbericht hierover van de EIB3.
Hoe kan het dat de terugkerende slechte resultaten uit werknemersonderzoeken (2019: 19% van de ondervraagden is van mening dat het managementteam het goede voorbeeld op integriteit geeft; 2022: 18% van de werknemers heeft het idee dat er eerlijk over personeelszaken wordt beslist; 2023: 39% voelt zich beschermd wanneer ze melding zouden doen van ongepast gedrag, de helft is bang voor vergelding en slechts 14% was tevreden over de afhandeling van een melding) eerder niet geleid hebben tot actie vanuit de raad van gouverneurs, de raad van bestuur of het managementteam?
De cultuur op de werkvloer is in de afgelopen jaren een aantal keer aan de orde gekomen in de Raad van Bestuur. Nederland draagt dan consequent uit dat een veilige werkomgeving van belang is. Het Management Comité gaat over de dagelijkse aansturing van de Bank en derhalve ook het personeelsbeleid. In de Raad van Bestuur is na eerdere berichtgeving in de Financial Times op 28 augustus jongstleden aangedrongen op de noodzaak van het zetten van extra stappen op personeelsgebied.
Nederland heeft in de Raad van Bestuur van september jl. in reactie op het door de EIB-president voorgelegde «EIB Group Speak-up and Dignity at Work Action Plan» zorgen geuit over het feit dat slechts 39% van de werknemers zich beschermd voelt wanneer ze een melding zouden doen van ongepast gedrag. Nederland heeft aangegeven het actieplan te zien als een eerste stap in de goede richting, maar ook dat een cultuur op de werkvloer zich langzaam vormt, en zich dus ook niet door een actieplan alleen weer laat wijzigen. Dit vereist ook een gepaste houding vanuit de top en het middenkader van leidinggevenden binnen de Bank.
Voorts heeft Nederland aangedrongen op het grote belang van de onafhankelijkheid van de nieuw aan te stellen ombudsman en dat de Raad van Bestuur de resultaten van het werknemerstevredenheidsonderzoek van 2025 wil zien, om te oordelen of het actieplan het gewenste resultaat oplevert.
Zijn zorgen over de werkomgeving ooit besproken in de raad van gouverneurs of op een andere manier bij u of uw voorgangers aan de kaak gesteld?
Ja, in 2019 is de klokkenluidersregeling van de EIB hervormd. Het onafhankelijke EIB Audit Comité dat toezicht houdt op de Bank en rapporteert aan de Raad van Gouverneurs, oordeelde in haar rapport over het financiële jaar van 2019 positief over deze hervorming. Dit rapport is ook met uw Kamer gedeeld.4 In 2021 heeft Nederland in de Raad van Gouverneurs benadrukt dat relevante codes, regels en processen moeten worden versterkt en is nogmaals het belang van het uitdragen van waarden als respect, integriteit en transparantie bevestigd. Verder heeft de discussie hierover voornamelijk plaatsgevonden in de Raad van Bestuur. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat er snel actie moet worden ondernomen bij de EIB om een veilige werkomgeving te creëren?
Ja. Daarom ben ik ook content met het gegeven dat EIB President Calviño dit serieus neemt en werk maakt van het actieplan.
Hoe kan het toezicht op de bank en in het bijzonder de president worden verbeterd?
Nederland zal de uitvoering van het actieplan nauwgezet monitoren en erop blijven aandringen dat er binnen de EIB een veilige en open werkcultuur is. Verder ben ik van mening dat het huidige EIB-statuut voldoende handvatten biedt om toezicht te kunnen houden.
Zijn u en uw Europese collega’s er inmiddels van doordrongen dat het veiliger maken van de werkomgeving topprioriteit moet zijn bij de EIB en dat er veel moet veranderen om dat te bewerkstelligen?
Ja, ik ben mij daarvan bewust en Nederland zet zich daarvoor in.
Welke stappen gaat u ondernemen om de werkomgeving bij de EIB veilig te maken?
De verantwoordelijkheid voor de veilige werkomgeving ligt bij het dagelijks bestuur van de EIB, zijnde het Management Comité. Nederland zal zich blijven inzetten voor een veilige werkomgeving bij de EIB.
Het bericht 'Toezichthouder en ministerie van Landbouw negeren EU-regels die kalfjes moeten beschermen, zeggen experts' |
|
Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Wiersma |
|
![]() |
Erkent u dat sociaal isolement schadelijk is voor het welzijn van jonge kalfjes?1
Ja
Herkent u het beeld dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) niet handhaaft als pasgeboren kalveren in Nederland op afstand worden gezet omdat de Nederlandse wet niet toereikend is en in strijd met de Europese Unie (EU)-richtlijn (2008/119/EC)?
In het Besluit houders van dieren (Bhvd) is vastgelegd hoe kalveren gehuisvest moeten worden. Dit besluit is gebaseerd op de Kalverrichtlijn (Richtlijn 2008/119/EG). Artikel 2.33, tweede lid, van het Bhvd luidt: Met uitzondering van een eenlingbox die voor het isoleren van zieke dieren wordt gebruikt, zijn de wanden van een eenlingbox zodanig uitgevoerd dat naast elkaar gehouden kalveren elkaar kunnen zien en aanraken. Het Besluit houders van dieren implementeert daarmee de Kalverrichtlijn. In deze richtlijn is namelijk niet voorgeschreven dat lidstaten in hun regelgeving een verplichting moeten opnemen om kalveren naast elkaar te houden. Zo mogen veehouders ruimte laten tussen twee iglo’s met uitloop, of kalveren huisvesten in eenlingboxen met opengewerkte wanden waarbij tussen beide kalveren een hok wordt leeggelaten. Omdat het naast elkaar houden geen vereiste is, kan de NVWA hierop niet handhaven.
Kunt u bevestigen dat de regels over het elkaar moeten kunnen zien en aanraken kalveren in Nederland minder beschermen omdat ze alleen gelden voor «naast elkaar gehouden kalveren», terwijl dit niet in de Europese regels staat?
Nee, dat kan ik niet bevestigen. De Kalverrichtlijn zegt dat individuele kalverhokken geen muren mogen hebben, maar open afscheidingen voor visueel en lichamelijk contact tussen kalveren. Dit is ook zo vastgelegd in de Nederlandse wetgeving. De toevoeging «naast elkaar gehouden kalveren» in dit artikel is een verduidelijking en geen nationale aanscherping ten opzichte van de richtlijn. Het Besluit houders van dieren volgt daarmee de minimumnorm zoals gesteld in de Kalverrichtlijn en is dus niet minder streng dan de Europese richtlijn.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse toelichting op de wet aangeeft dat het voldoende is wanneer kalveren elkaar over de (dichte) wand heen kunnen zien, terwijl de Europese wetgeving aangeeft dat de wand niet dicht mag zijn, maar moet zijn geperforeerd?
In de nota van toelichting van het Besluit houders van dieren (Stb. 2014, 210, blz. 114, ad «Artikel 2.33») staat: «Voor wat de uitvoering van een eenlingbox betreft, wordt in artikel, 2.33, tweede lid, bepaald dat de wanden van een box zodanig moeten zijn uitgevoerd dat de kalveren in aangrenzende boxen elkaar kunnen zien en aanraken. Hiervan is onder meer sprake indien de kalveren over de wanden van de eenlingenbox heen kunnen kijken». In deze laatste zin is het woord «aanraken» weggevallen. Dit is een fout in de toelichting. Aangezien een toelichting op een algemene maatregel van bestuur van zichzelf geen normatieve kracht heeft, belemmert deze fout in de toelichting een goede uitvoering en handhaving van de voorschriften niet.
Kunt u bevestigen dat in de huidige praktijk veel melkveehouders pasgeboren kalveren in eenlingboxen of iglo's vaak geen enkele contactmogelijkheid met andere kalveren geven?
Gegevens over aantallen pasgeboren kalveren die geen contactmogelijkheden hebben met andere kalveren worden niet bijgehouden. Wel is tijdens inspecties van de NVWA in de afgelopen vijf jaar vijf maal geconstateerd dat de huisvesting van kalveren niet voldeed aan het Besluit houders voor dieren. In alle gevallen ging dit om kalveren die in eenlingboxen naast elkaar werden gehouden waarbij het zien en aanraken van andere kalveren werd belemmerd.
Kunt u beamen dat in 2015 al duidelijk was dat Nederland de Europese richtlijn niet naar behoren heeft geïmplementeerd?
Nee, zie mijn antwoord onder vraag 3.
Welke concrete actie is ondernomen om te zorgen dat de Nederlandse wet en de Europese richtlijn wel in lijn zijn met elkaar?
Het Besluit houders van dieren volgt de minimumnorm zoals gesteld in de Kalverrichtlijn. Zie mijn antwoord onder vraag 3.
Klopt het dat de NVWA uw ministerie heeft gevraagd de wet op dit punt aan te passen? Zo ja, wat is er sindsdien met dit verzoek gebeurd en wat is daarvan de huidige stand van zaken?
De NVWA heeft gesignaleerd dat de huidige regelgeving niet aansluit bij de wens dat kalveren elkaar kunnen zien en aanraken en heeft dit besproken met medewerkers van mijn ministerie. De huisvesting van kalveren wordt meegenomen in het traject naar een nog meer dierwaardigere veehouderij.
Is de Europese Commissie op de hoogte gesteld van deze fout? Zo ja, wanneer, wat was haar reactie en wat is de stand van zaken momenteel? Zo nee, wanneer zal u dat doen?
De Kalverrichtlijn is correct geïmplementeerd in de Nederlandse regelgeving; er is dus geen sprake van een fout. Het Besluit houders van dieren is net zo streng als de Kalverrichtlijn. EU-landen moeten richtlijnen omzetten in nationale wetgeving en deze omzettingsmaatregelen doorgeven aan de Europese Commissie. Dit is destijds gedaan.
Kunt u toelichten waarom uw ministerie tegen het NRC ontkende dat de discrepantie tussen de Nederlandse en Europese regelgeving bestaat?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Deelt u de mening van mevrouw Felde dat de manier waarop de Europese wet moet worden geïnterpreteerd «overeenkomt met het doel ervan, namelijk de bescherming van kalveren»?
De Kalverrichtlijn schrijft lidstaten voor welke regels ter bescherming van het welzijn van kalveren ten minste moeten zijn opgenomen in nationale regelgeving. Die regels heeft Nederland opgenomen in het Besluit houders van dieren. De tekst van de richtlijn is hier leidend. Wanneer er meer maatregelen vereist zijn om kalveren te beschermen dan in de huidige richtlijn zijn voorgeschreven, kan de Europese Unie het initiatief nemen om de minimumregels aan te scherpen, of kan een lidstaat de ruimte nemen om in aanvulling op de minimumvereisten van de Europese Unie nationale regels te stellen.
Op welke termijn zal u de wet aanpassen om deze te rectificeren en dierenwelzijn onder kalfjes te vergroten?
Rectificatie is niet nodig, de Kalverrichtlijn is correct geïmplementeerd in de Nederlandse regelgeving. De huisvesting van kalveren wordt meegenomen in het traject naar een nog meer dierwaardigere veehouderij. Aankomende zomer zal ik de amvb dierwaardige veehouderij aan de Kamers voorhangen.
Hoeveel Nederlandse veehouders zetten nu hun kalfjes apart?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is, in het kader van een dierwaardige veehouderij, dat kalveren in hun eerste weken niet kunnen rondlopen, ontdekken en spelen, tegen hun natuurlijk gedrag in?
In het traject naar een nog meer dierwaardige veehouderij wordt gezocht naar een goede invulling van de leidende principes zoals ontwikkeld door de Raad voor de Dieraangelenheden. Het gaat hier vooral om een goede balans tussen het voorzien in gedragsbehoeften en het waarborgen van een goede gezondheid. Ik kan niet vooruitlopen op de uitkomsten van dit traject.
Kunt u bevestigen dat de European Food and Safety Autority (EFSA) sociaal contact tussen kalveren «one of the key needs for calves» noemt en dat EFSA concludeert dat het ontnemen van sociaal contact bij kalveren tot meer stress en angst leidt en dat deze geïsoleerde kalveren achterblijven in natuurlijk gedrag zoals onderzoeken, zuigen en spelen en ze minder goed eten, bewegen en rusten?2 3
De EFSA heeft in dit rapport, een literatuuronderzoek door dierenartsen en gedragswetenschappers en de ervaringen van experts («expert opinions»), inderdaad nadelen geschetst bij de individuele huisvesting van kalveren.
Tegelijkertijd is er vaak wel een reden voor individuele huisvesting van kalveren na geboorte. Dat gebeurt vaak omdat ze in die periode extra kwetsbaar zijn. Door ze individueel te huisvesten kan een veehouder goed in de gaten houden of het kalf voldoende drinkt en geen ziekteverschijnselen vertoont.
Onderschrijft u het advies van EFSA om pasgeboren kalveren enige tijd bij de moederkoe te gunnen en om eenlingboxen in het geheel te verbieden door groepshuisvesting tot zeven kalveren te verplichten, uitgezonderd zieke kalveren? Zo nee, waarom niet?
Ik ben in het traject om tot een nog meer dierwaardige veehouderij te komen in gesprek met wetenschappers, Dierenbescherming en melkveesector. Het EFSA-advies wordt hierbij meegenomen.
Erkent u dat volgens wetenschappers groepshuisvesting voor kalveren vanaf dag één verplicht zou moeten zijn?
Er is op dit moment geen wetenschappelijke consensus over dit onderwerp. In het traject naar een nog meer dierwaardige veehouderij nemen we beschikbare wetenschappelijke kennis mee en maken we afspraken over het opstellen van een kennisagenda.
Gaat u verplichte groepshuisvesting voor kalfjes van alle leeftijden en dus een verbod op eenlingboxen opnemen in de uitwerking van de regelgeving voor een dierwaardige veehouderij?
Aankomende zomer zal ik de ontwerp-amvb dierwaardige veehouderij aan de beide Kamers voorhangen. Ik kan nu niet op vooruitlopen op de inhoud van de ontwerp-amvb.
De Nederlandse steun aan projecten in de Palestijnse gebieden |
|
Don Ceder (CU) |
|
Reinette Klever (PVV), Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Wat is de reden dat op het webportaal voor de Nederlandse ontwikkelingshulp (https://www.nlontwikkelingshulp.nl) van bepaalde projecten in de Palestijnse gebieden geen documenten alsactivity appraisal documentszichtbaar zijn, maar slechts de melding getoond wordt «BEMO NIET BESCHIKBAAR VOOR PUBLICATIE»?1
Het gaat hier om verzoeningsprojecten tussen Israëliërs en Palestijnen die gefinancierd worden uit het aan de post Ramallah gedelegeerde budget voor Veiligheid en Rechtsorde. Verzoeningsprojecten hebben baat bij anonimiteit gezien de gevoelige materie en de mogelijke risico’s voor betrokkenen. Daarom worden deze projecten geanonimiseerd voordat gegevens gepubliceerd worden op het webportaal voor ontwikkelingshulp.
Wat is de reden dat op het webportaal voor de Nederlandse ontwikkelingshulp (https://www.nlontwikkelingshulp.nl) van bepaalde projecten in de Palestijnse gebieden documenten alsactivity appraisal documentshelemaal niet zichtbaar zijn of genoemd worden, zoals bij het «Project in Palestinian administered areas»?2
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de reden dat in het bovengenoemde voorbeeld de naam van de uitvoerende maatschappelijke organisatie niet genoemd wordt? Wat is de reden dat er geen projectomschrijving vermeld staat?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de reden dat de namen van de uitvoerende maatschappelijke organisaties in andere gevallen niet genoemd wordt, of het nu omdonor based NGO’sof om recipient country based NGO’sgaat?
Zie antwoord vraag 1.
Bij welke andere landen of gebieden komt het voor dat deze informatie niet inzichtelijk is en wat is daar de reden van?
Dit kan in alle landen of gebieden voorkomen waar door Nederland gefinancierde projecten plaatsvinden en waar openheid een gevaar met zich mee kan brengen voor betrokkenen, bijvoorbeeld als het gaat om projecten gericht op mensenrechten.
Bent u bereid deactivity appraisal documentsvan het hierboven genoemde project en van alle andere projecten waarvan ze niet zichtbaar zijn, alsnog te publiceren op deze website? Zo nee, waarom niet?
Nee. Om de betreffende organisaties in staat te stellen om verzoeningsprojecten uit te voeren wordt ervoor gekozen om deze informatie niet openbaar te maken.
Bent u bereid alle niet-omschreven projecten waarbij helemaal geenproject appraisal documents vermeld staan, zoals in het in vraag 2 genoemde voorbeeld, alsnog op deze website te omschrijven en de project appraisal documentsdie hierbij horen ook te publiceren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u het eens dat de Kamer inzicht moet kunnen verkrijgen in de doelen, inzet van budget en resultaten van projecten die gefinancierd worden vanuit het Nederlandse budget voor ontwikkelingshulp?
Ja. Het webportaal voor ontwikkelingshulp is zo transparant mogelijk over Nederlandse ontwikkelingsprojecten. Alleen gevoelige data worden geanonimiseerd omwille van de redenen die hierboven vermeld zijn. Op hoofdlijnen kan voor deze projecten wel het doel en het beoogd resultaat worden gedeeld.
Op welke manier houdt u financieel toezicht op uitgaven aan dergelijke projecten?
Toezicht geschiedt op gebruikelijke wijze, zoals ook het geval is bij andere projecten. Afspraken over de uitvoering en monitoring van het project worden vastgelegd in een subsidiebeschikking danwel bijdrageovereenkomst.
Naast de periodieke inhoudelijke en financiële rapportageverplichtingen waaraan de contractpartij moet voldoen, is er regelmatig contact met de uitvoeringsorganisaties van de projecten over de uitvoering en resultaten. Waar mogelijk bezoeken medewerkers van de posten Ramallah en Tel Aviv de projecten.
Op basis van welke criteria zijn de projecten waarop in de hierboven gestelde vragen gedoeld wordt gekozen? Welke contractvoorwaarden zijn er gesteld alvorens er middelen worden toegekend aan een organisatie of activiteit?
De projectvoorstellen worden getoetst op beleidsrelevantie in relatie tot de beleidsdoelstellingen van BZ. Tevens worden voorstellen getoetst op beheersmatige aspecten, inclusief de inzet van middelen en de haalbaarheid van de beoogde resultaten.
De selectiecriteria voor de verzoeningsprojecten die worden gehanteerd zijn:
Beoogd doel en effect van de activiteiten moet duurzaam zijn: divers en lange-termijn gericht.
In hoeverre corresponderen de doelen van de hierboven betrokken gefinancierde organisaties met de Nederlandse beleidslijn ten aanzien van het Israëlisch-Palestijns conflict, namelijk dat Nederlandse middelen niet mogen worden gebruikt voor activiteiten die strijdig zijn met het Nederlandse buitenlandbeleid?3
Nederland is actief op het gebied van verzoeningsprojecten tussen Israëliërs en Palestijnen. Deze projecten kunnen rekenen op steun van de Tweede Kamer, zoals onder meer blijkt uit de motie Mulder en Ceder (35 925-V nr. 93, 6 juli 2022) en motie Dobbe (23 432, nr. 524, 23 mei 2024), en zijn volledig in lijn met het Nederlandse buitenlandse beleid dat gericht is op een gedragen tweestatenoplossing.
De omzeiling van sancties tegen Rusland door net opgerichte bedrijven |
|
Inge van Dijk (CDA), Derk Boswijk (CDA) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Beljaarts |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de Rijksuniversiteit Groningen waaruit blijkt dat er mogelijk sprake is van omzeiling van sancties tegen Rusland door onder andere jonge, kleine bedrijven?1
Het kabinet is het CBS erkentelijk voor het inzichtelijk maken van het begin van de handelsstromen van goederen naar derde landen waarbij er risico’s zijn op sanctie-omzeiling naar Rusland. Het tegengaan van sanctie-omzeiling is een prioriteit voor het kabinet, hetgeen ook moge blijken uit de conferentie inzake sanctienaleving die het Ministerie van Buitenlandse Zaken afgelopen week in Den Haag organiseerde. Nationaal worden deze goederenstromen ook gemonitord en in recente sanctiepakketten zijn de maatregelen tegen omzeiling ook uitgebreid. De effecten daarvan zijn nog niet in deze cijfers verwerkt. Daarbij dient ook opgemerkt te worden dat niet elke verschuiving van handelsstromen en -praktijken daadwerkelijk een teken is van sanctie-omzeiling. Het is echter gebleken dat het MKB kwetsbaarder is voor omzeiling dan multinationals.
Het is belangrijk te vermelden dat enkel de export van sanctiegoederen naar het gesanctioneerde land verboden is. Goederen naar andere landen buiten de EU mogen in merendeel vrij worden uitgevoerd. Hierbij bestaat het risico dat sancties worden omzeild. Het is aan Europese personen en bedrijven om zich bekend te maken met dit risico en gepaste maatregelen te treffen. Voor bepaalde strategische goederen zijn deze (gepaste zorgvuldigheids)maatregelen verplicht. Dit is voor jonge en kleine zelfstandige mkb-bedrijven niet anders dan voor grote multinationals.
Klopt het dat het met de recente uitbreiding van de algemene verbodsbepaling voor personen of bedrijven expliciet verboden is een transactie aan te gaan als ze zich ervan bewust zijn dat dit mogelijkerwijs zou kunnen leiden tot het omzeilen van de sancties en ze het risico daarop toch op de koop toenemen?2
Ja. In het 14e sanctiepakket tegen Rusland van juni 2024 is het artikel uitgebreid waarin omzeiling van de sanctiemaatregelen verboden is gesteld (NB: artikel 12 van sanctieverordening 2014/833). In dit artikel is verduidelijkt dat niet alleen opzettelijke omzeiling verboden is maar ook de gevallen waarin de omzeiling van sancties op de koop toe wordt genomen. In Nederland is het in strijd handelen met bepalingen uit EU sanctieverordeningen verboden en is de strafbaarstelling hiervan geregeld in de Wet economische delicten. De genoemde uitbreiding heeft ook plaatsgevonden t.a.v. van sanctiemaatregelen tegen Belarus.
Daarnaast zijn er specifieke maatregelen, waaronder een gepaste zorgvuldigheidsplicht, voor exporteurs van goederen waar het Russisch militair-industrieel complex een bijzondere behoefte aan heeft (zogeheten common high priority goederen). Deze maatregelen zijn geïntroduceerd in het 13e (feb 2024) en 14e (juni 2024) sanctiepakket en hebben tot doel om sanctie-omzeiling van deze goederen te voorkomen. Het niet voldoen aan de vereiste zorgvuldigheidsverplichting is strafbaar gesteld middels de Wet economische delicten.
Hoe oordeelt u in het licht van de algemene verbodsbepaling over bedrijven die gesanctioneerde producten exporteren naar een van de zeven landen (Armenië, Kazachstan, Kirgizië, Mongolië, Servië, Turkije, en Turkmenistan) die in het onderzoek van het CBS naar voren komen als landen met een verhoogd risico op sanctieomzeiling?
Het is kwalijk en strafbaar indien personen en bedrijven geen maatregelen treffen om te voorkomen dat sanctiemaatregelen worden omzeild in het geval zij bijvoorbeeld zaken doen in bepaalde hoogrisicolanden. Het is positief dat personen en bedrijven binnen Europa, door uitbreiding van de eerdergenoemde verbodsbepaling in meer gevallen kunnen worden aangesproken op risicovol gedrag wanneer dat sanctie-omzeiling tot gevolg heeft. De nieuwe sanctiepakketten hebben o.a. tot doel om sanctie-omzeiling steeds moeilijker te maken. De hoog-risicolanden zijn deels opgenomen in de sanctieverordening en kunnen ook worden opgemaakt uit berichtgeving en onderzoeken als deze van het CBS. Het is aan bedrijven zelf om zich te informeren over deze ontwikkelingen.
Klopt het dat bedrijven die gesanctioneerde producten exporteren zich verplicht bewust moeten zijn van factoren die erop duiden dat een wederpartij uit is op het omzeilen van beperkende maatregelen («due dilligence-onderzoek»)? Klopt het dat een voorbeeld van een dergelijke factor is dat een aanvraag van een nieuwe klant komt die gevestigd is in een land dat bekendstaat als «ontwijkingshub»?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Voorbeelden van maatregelen die dit doel dienen zijn een verplichting voor Europese bedrijven met dochterentiteiten in derde landen om ervoor te zorgen dat hun dochterentiteiten geen handelingen verrichten die de sanctiemaatregelen ondergraven (de best efforts-verplichting) en de eerder genoemde verplichting voor Europese bedrijven die common high priority goederen exporteren om gepaste zorgvuldigheids-maatregelen te nemen. Ook zijn exporteurs van deze goederen verplicht om een contractuele clausule op te nemen die de afnemer verbiedt de goederen door te voeren naar Rusland.
De Europese Commissie heeft verschillende guidances en Frequently Asked Questions uitgebracht om Europese bedrijven handvatten te bieden om met omzeilingsrisico’s om te gaan. In de «guidance» van de Europese Commissie worden verschillende rode vlaggen voor omzeiling geïdentificeerd, waaronder het aangaan van nieuwe klantrelaties of transacties met landen die bekend staan als «ontwijkingshub». Het is dus inderdaad zaak dat exporteurs bij nieuwe klanten of transacties opletten of dit van toepassing is.
Deelt u de mening dat deze bedrijven (mogelijk) niet voldoen aan de «Best efforts-verplichting» die op 25 juni 2024 in werking is getreden? Zo niet, waarom niet?
Zoals in het vorige antwoord aangegeven heeft de best efforts-verplichting uit het 14e sanctiepakket betrekking op Europese bedrijven met dochterentiteiten in derde landen. Zij moeten ervoor zorgen dat hun dochterentiteiten in derde landen de Europese sanctiemaatregelen niet ondergraven. Voor kleine zelfstandige MKB-bedrijven ligt het niet voor de hand dat zij binnen het bereik van deze best efforts-verplichting vallen. Dit neemt vanzelfsprekend niet weg dat, zoals ook in het antwoord op vraag 4 gesteld, alle personen en bedrijven in Nederland zich moeten houden aan de Europese sanctiemaatregelen en dat dit de verwachting schept dat zij hun omzeilingsrisico’s in beeld hebben. Dit geldt in het bijzonder voor personen en bedrijven die de zogenaamde common high priority goederen exporteren.
Kunt u een overzicht geven van alle complianceverplichtingen die de Europese Unie (EU) voor bedrijven in het leven heeft geroepen met als doel om sanctieomzeiling richting Rusland en/of Belarus te voorkomen? Kunt u hierbij aangeven voor welke bedrijven deze complianceverplichtingen gelden, en welke strafrechtelijke gevolgen overtreding hiervan kunnen hebben?
Zie de beantwoording van vraag 2 en 4 voor wat betreft de complianceverplichtingen die voortvloeien uit de Europese sanctieverordeningen inzake Rusland en Belarus. Zoals aangegeven zijn deze verplichtingen erop gericht om sanctie-omzeiling tegen te gaan. Het gaat om de uitbreiding van het omzeilingsartikel, de best efforts-verplichting, de contractclausule «niet naar Rusland reëxporteren» en de due diligence-verplichting. Voor wat betreft het goederenverkeer houdt de Douane toezicht op de naleving van sanctiemaatregelen bij de in- en uitvoer van goederen en diensten van en naar bepaalde landen, inclusief de due diligence-verplichting. Een overtreding van de sanctiemaatregelen kan leiden tot een boete van de 6e categorie (maximaal 1.030.000 euro) en een celstraf van maximaal 6 jaar. Daarbovenop kan illegaal verkregen winst worden teruggevorderd.
Specifiek voor de financiële sector, trustkantoren en aanbieders van cryptodiensten gelden in Nederland complianceverplichtingen. Deze partijen zijn gehouden om hun compliance zo in te richten dat zij sanctiemaatregelen kunnen naleven. Hierop wordt toezicht gehouden door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Deze toezichthouders kunnen een last onder dwangsom en een bestuurlijke boete opleggen als een instelling haar compliance niet op orde heeft. Dit toezicht wordt met het Wetsvoorstel internationale sanctiemaatregelen gemoderniseerd en uitgebreid. Zo worden deze verplichtingen uitgebreid naar juridische beroepsgroepen en accountants.
Voor alle sanctiemaatregelen geldt verder dat bij schendingen van sancties FIOD en het OM onderzoek kunnen doen en strafrechtelijk kunnen optreden. Het kabinet zet zich in Europa in voor meer harmonisatie van complianceverplichtingen en versterkte Europese samenwerking ten aanzien van de handhaving, met het oog op het verhogen van de effectiviteit en het verbeteren van het gelijke speelveld. Zie hiervoor onderdeel 7 van het Nederlandse non-paper «Strengthening European cooperation to reinforce national efforts on the implementation and enforcement of EU restrictive measures» dat op 22 november jl. naar de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 2024D45715).
Op welke manier worden bedrijven op de hoogte gehouden van deze complianceverplichtingen en de sancties die zij riskeren als zij niet aan deze verplichtingen voldoen?
De primaire en meest belangrijke bronnen van informatie zijn het Publicatieblad van de EU en de website van de Europese Commissie. Het is de verantwoordelijkheid van exporteurs om zich hierover te informeren. Via gepaste kanalen herhaalt het kabinet deze informatievoorziening, bijvoorbeeld via het sanctieloket van RVO, de website van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer van de Douane en tijdens seminars. Wat betreft de financiële sector houden toezichthouders DNB en AFM hen op de hoogte van ontwikkelingen die relevant zijn o.a. door leidraden.
In de week van 13 januari 2025 organiseerde het Ministerie van Buitenlandse Zaken een sanctieconferentie waarbij nationale en internationale partners, zoals overheden, bedrijfsleven, NGO’s en academici werden samengebracht. Doel van de conferentie was het versterken van de nationale- en Europese naleving, mede door bedrijven op de hoogte te houden van recente (wettelijke) ontwikkelingen op sanctiegebied.
Welke instantie ziet toe op het nakomen van deze complianceverplichtingen?
Zie antwoord op vraag 6.
Kunt u aangeven hoe vaak er handhavend is opgetreden sinds de complianceverplichtingen gelden?
Er zijn (nog) geen specifieke cijfers bekend sinds de bovengenoemde maatregelen uit het 14e sanctiepakket eind juni van dit jaar van kracht zijn geworden.
Kunt u zich herinneren dat u tijdens het tweeminutendebat Sancties van dinsdag 19 november jl. hebt toegezegd dat u zou onderzoeken en bespreken hoe de compliance van fabrikanten van computerchips uitgebreid zou kunnen worden, en dat u daarover binnen twee weken een brief naar de Kamer zou sturen?3 Wanneer kan de Kamer deze toegezegde brief verwachten?
Jazeker, dit antwoord is aan uw Kamer gestuurd op 26 november 2024 middels het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken. Voor de volledigheid hieronder de passage uit deze brief nogmaals:
Verder komt het kabinet graag terug op een vraag gesteld door het lid Boswijk tijdens het tweeminutendebat sancties van 19 november jl. over gepaste zorgvuldigheidsmaatregelen voor bedrijven waarvan goederen via een omweg terechtkomen in Russisch wapentuig. Het tegengaan van sanctieomzeiling via derde landen is een prioriteit voor het kabinet, en hiernaar wordt voortdurend en op verschillende manieren onderzoek gedaan. Van bijzonder belang zijn de zogenaamde Common High Priority (CHP) goederen waaraan het Russisch militair-industrieel complex grote behoefte heeft. Hieronder vallen ook bepaalde typen chips. Het kabinet staat hierover in goed contact met het Nederlandse bedrijfsleven en werkt actief en succesvol samen om omzeiling tegen te gaan, waaronder door het delen van gerichte informatie. Levertijden en -kosten voor Rusland zijn namelijk aantoonbaar opgelopen. Het aanpakken van sanctieomzeiling blijft echter een kat-en-muisspel dat voortdurende aandacht behoeft en krijgt.
Om deze reden gelden aanvullende zorgvuldigheidsvoorschriften voor exporteurs van CHP-goederen. Hieronder valt een inspanningsverplichting voor bedrijven om hun dochterondernemingen in derde landen due diligence te laten uitvoeren, die – mede op Nederlands aandringen – in het 14e EU sanctiepakket tegen Rusland is opgenomen. Ook is het al langer verplicht om bij transacties van bepaalde sanctiegoederen naar derde landen de bepaling op te nemen in het verkoopcontract dat deze goederen niet mogen worden gereëxporteerd naar Rusland. Het kabinet is momenteel in afwachting van een EU impact assessment ten aanzien van een verzwaring van deze due dilligence verplichting en neemt de uitkomsten hiervan – zodra bekend – mee in de voorbereiding voor een volgend sanctiepakket.
Naast de gevraagde inzet van bedrijven werkt het kabinet, al dan niet in EU verband, aan het tegengaan van omzeiling van CHP-goederen. Zo wordt in bilateraal contact met derde landen en via de EU-sanctiegezant opgeroepen tot het tegengaan van doorvoer naar Rusland. Ook kunnen, sinds het 11e EU sanctiepakket, tussenhandelaren in derde landen die betrokken zijn bij sanctie-omzeiling, opgenomen worden op de sanctielijst. Sindsdien is dat ook regelmatig gebeurd.
De protesten in Mozambique |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Caspar Veldkamp (NSC), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Military vehicle mows down woman as post-election protests roil Mozambique»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Hoe beoordeelt u op dit moment de situatie in Mozambique, waar al gekampt werd met een jihadistische opstand, en nu inmiddels 65 mensen zijn gedood door de politie tijdens protesten tegen de verkiezingsuitslag, en twee politici van de oppositiepartij zijn vermoord?
Nederland volgt de ontwikkelingen in Mozambique nauwgezet en is bezorgd over de gespannen situatie en het aanhoudende geweld dat volgde op de verkiezingen van 9 oktober. Nederland heeft het reisadvies laatstelijk op 24 december aangescherpt en sinds 11 december worden niet-essentiële reizen naar Mozambique afgeraden in verband met de onrust en verslechterende veiligheidssituatie.
Wat is de positie van Nederland ten aanzien van de verkiezingsuitslag en ten aanzien van het politiegeweld tegen demonstranten? Hoe wordt deze positie uitgedragen?
Nederland heeft deelgenomen aan de verkiezingswaarnemingsmissie van de Europese Unie (EU). Deze missie vond plaats op uitnodiging van de Mozambikaanse autoriteiten. Nederland onderschrijft de bevindingen van deze EU-missie waarin gesteld wordt dat er onregelmatigheden in tellingen van stemmen, en ongerechtvaardigde wijzigingen in uitslagen op het niveau van stembureaus zijn geconstateerd. Dergelijke bevindingen zijn door het Constitutionele Hof van Mozambique onderzocht en op 23 december heeft het Hof de voorlopige verkiezingsuitslag van oktober bevestigd. Het Hof benoemde daarbij ook dat er onregelmatigheden waren in het electorale proces, maar het concludeerde dat deze geen invloed hebben gehad op het resultaat van de verkiezingen.
In aanloop naar deze uitspraak heeft Nederland de EU-oproep gesteund om het verkiezingsproces volledig transparant te laten zijn en de integriteit van de verkiezingsresultaten te waarborgen. Ook worden de politieke leiders nog altijd aangespoord tot onderlinge dialoog teneinde verdere polarisatie te voorkomen.
De EU heeft namens haar lidstaten meerdere verklaringen doen uitgaan waarin ernstige zorgen worden geuit over de gewelddadige nasleep van de verkiezingen. In dat kader heeft de EU ook de moorden op Elvino Dias, juridisch adviseur van presidentieel kandidaat Venâncio Mondlane, en op oppositiepoliticus Paulo Guambe, in de sterkste bewoordingen veroordeeld. De EU heeft beide partijen opgeroepen terughoudendheid te betrachten, het gebruik van buitensporig geweld te vermijden, en zich te onthouden van opruiende retoriek. Bilateraal heeft Nederland ook meermaals zorgen gedeeld over het aanhoudende geweld en buitenproportioneel ingrijpen door de politie tegen demonstranten.
Bent u bekend met de gezamenlijke verklaring2 van de ambassades van de VS, het VK, Canada, Noorwegen en Zwitserland waarin zij geweld tegen burgers veroordelen3? Waarom ontbreekt de Nederlandse ambassade onder deze verklaring? Kan Nederland zich alsnog stevig uitspreken, bijvoorbeeld via de ambassade in Maputo, tegen het geweld richting vreedzame demonstranten?
Ja, ik ben bekend met deze verklaring.
Het is gebruikelijk dat Nederland en overige EU-lidstaten zich gezamenlijk uiten onder de paraplu van de Europese Unie, meest recentelijk op 24 december na de uitspraak van het Constitutionele Hof. De EU heeft namens de lidstaten herhaaldelijk het geweld tegen burgers veroordeeld, Nederland heeft dat ook bilateraal gedaan (zie ook het antwoord op vraag 3) en zal dat blijven doen.
Staat onomstotelijk vast dat door de EU mede-gefinancieerde Rwandese troepen niet betrokken zijn bij geweld tegen burgers die vreedzaam tegen de verkiezingsuitslag demonstreren? Wordt onafhankelijk onderzoek gedaan naar de berichten hierover?
De Rwandese troepen zijn op verzoek van de Mozambikaanse autoriteiten vanaf juli 2021 aanwezig in de noordelijke provincie Cabo Delgado, op ruim 2.000 kilometer van Maputo, om daar te helpen bij de bestrijding van terrorisme. Het is niet aannemelijk dat de Rwandese troepen betrokken zijn bij geweld tegen burgers die vreedzaam tegen de verkiezingsuitslag demonstreren. Berichten van die strekking zijn mij ook niet bekend. Tot een onafhankelijk onderzoek bestaat naar mijn mening geen aanleiding.
Staat onomstotelijk vast dat door de EU mede-gefinancieerde Rwandese troepen niet betrokken zijn bij het ernstige geweld, zoals verslagen door notabele media zoals Le Monde4 en Politico5, dat is gebruikt tegen burgers in Cabo Delgado? Bent u bereid zich in te spannen voor een onafhankelijk onderzoek hiernaar?
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 5 zijn berichten dat Rwandese troepen betrokken zijn bij dergelijk geweld mij niet bekend. Ik zie dan ook geen aanleiding tot een onafhankelijk onderzoek naar Rwandese betrokkenheid. Naar aanleiding van aantijgingen in het medium Politico zal het Mozambikaanse Openbaar Ministerie naar verluidt overigens wel een onderzoek starten naar mogelijke betrokkenheid van de eigen krijgsmacht bij geweld tegen burgers in Cabo Delgado.
Welke positie heeft Nederland in de Raad ingenomen in de besluitvorming op 18 november over 20 miljoen euro Europese steun voor Rwandese troepen aanwezig in Mozambique? Waarom heeft Nederland die positie ingenomen?
Voor Mozambique is Rwanda een belangrijke veiligheidspartner, die sinds juli 2021 actief bijdraagt aan terrorismebestrijding in de provincie Cabo Delgado. De aanwezigheid van Rwandese militairen wordt gewaardeerd door de lokale bevolking, onder meer omdat zij gedisciplineerd zijn en de lokale taal (Swahili) spreken. In december 2022 werd op verzoek van Mozambique en Rwanda een steunmaatregel toegekend door de EU via de Europese Vredesfaciliteit (EPF). Omdat ook Nederland belang hecht aan veiligheid en stabiliteit in Mozambique, heeft het net als 25 andere EU-lidstaten, ingestemd met continuering van de steunmaatregel aan Mozambique via het EPF. Met deze steun kan niet-lethale collectieve en persoonlijke uitrusting worden aangeschaft, en kan worden voorzien in de kosten van het luchttransport, dat nodig is om de Rwandese inzet in Cabo Delgado te kunnen voortzetten.
Heeft de Europese Raad zich tijdens de besluitvorming rekenschap gegeven van berichtgeving dat de Rwandese strijdkrachten de M23-rebellie in het oosten van de DRC steunen6? Is uitgesloten dat Europees geld wordt ingezet in het oosten van de DRC?
Ja, de Raad van Ministers heeft zich daarvan rekenschap gegeven. De steunmaatregel is niet ontworpen als algemene steun aan het Rwandese leger, maar specifiek voor de inzet in Cabo Delgado. Daarbij is sprake van monitoringsmaatregelen en controle door middel van waarborgen, net als bij andere steunmaatregelen via het EPF. Deze monitoringsmaatregelen zijn erop gericht om adequaat gebruik van middelen en waarborgen van mensenrechten en internationaal humanitair recht te garanderen. Mocht er sprake zijn van misbruik van EPF-steun, dan kan de EU de maatregel opschorten of beëindigen.
Hoe rijmt EU-steun voor een leger dat er op uitnodiging van de Frelimo-regering is, met het feit dat EU-waarnemers onregelmatigheden hebben waargenomen bij de herverkiezing van diezelfde Frelimo-regering?
De extra middelen van de EU in het kader van de EPF worden verleend om in Cabo Delgado terrorisme te bestrijden. De situatie in Cabo Delgado is precair: er is grote armoede, de publieke infrastructuur (onderwijs, gezondheidzorg, water, energie) is zwak en als gevolg van het terrorisme zijn vele mensen ontheemd geraakt. De aanwezigheid van Rwandese militairen en politie – en tot en met juli jl. ook van militairen namens de Southern African Development Community (SADC) – naast het Mozambikaanse leger, draagt bij aan de stabiliteit in de provincie en de veiligheid van de lokale bevolking. De EPF-steun staat los van de onregelmatigheden die de EU heeft waargenomen tijdens de verkiezingen.
Welke handelsbelangen heeft Nederland in Mozambique? Kunt u een beknopt overzicht geven? Hoeveel waarde is hiermee gemoeid?
Nederlandse bedrijven zijn actief in landbouw en voedselproductie, energie, infrastructuur en bouw, financiële dienstverlening en in de haven- en maritieme sector in Mozambique. In 2023 bedroeg de export van Nederlandse goederen naar Mozambique EUR 239 miljoen, terwijl de import vanuit Mozambique EUR 290 miljoen bedroeg.
Bent u bekend met de uitzending van Bureau Buitenland over Mozambique van 6 december j.l.7, waarin wordt gesteld dat de Mozambikaanse bevolking de indruk heeft dat Rwandese troepen voornamelijk in het Noorden aanwezig zijn om Europese gasbelangen te beschermen? Vindt u die indruk voorstelbaar, aangezien Rwandese troepen mede aanwezig zijn om gasprojecten in Cabo Delgado te beschermen van Franse en Nederlandse bedrijven? Wat doet Nederland om deze indruk weg te nemen?
Ja, ik ben bekend met deze uitzending.
Naar mijn mening wordt deze indruk geenszins breed gedeeld onder de Mozambikaanse bevolking, die de aanwezigheid van Rwandese militairen en politie en de positieve invloed op de veiligheid in Cabo Delgado over het algemeen genomen juist verwelkomt. Op 4 november jl. heeft de EU een verklaring doen uitgaan, onder meer over de financiële steun aan de Rwandese veiligheidstroepen en gesteld dat de EU als vriend en partner van het Mozambikaanse volk het land ondersteunt in het herstellen van vrede, veiligheid en stabiliteit in Cabo Delgado, door middel van een geïntegreerde aanpak waarin vrede, veiligheid, ontwikkeling en humanitaire hulp centraal staan.
Kan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) alle schepen met vis afkomstig uit Rusland volledig inspecteren, ongeacht de vlag waaronder deze schepen varen? Zo nee, waarom niet?1
Nee, het is niet mogelijk om alle schepen met Russische vis aan boord te controleren. De NVWA inspecteert in het kader van de IUU regels (regels tegen illegale visvangst) vaartuigen van derde landen conform de daarvoor geldende benchmarks (minimumvereisten) die zijn vastgelegd in Europese verordeningen. Dat betekent dat voorafgaand aan het verlenen van de toestemming tot binnenvaren van Nederlandse havens een 100% documentcontrole wordt uitgevoerd op de vangstdocumentatie.
Voor alle vis die voor het eerst wordt aangeland geldt een 100% weegverplichting door de marktpartij waarop de NVWA toezicht houdt. Voor alle vis die al eerder (in een ander land) is aangeland geldt dat de weegverplichting daar uitgevoerd dient te worden. Op basis van risico-indicatoren houdt de NVWA risico-gebaseerd toezicht op vaartuigen van derde landen. Hiermee voldoet Nederland aan de wettelijke voorschriften zoals deze zijn opgenomen in Europese verordeningen.
De NVWA voert geen controles uit op vis die via containers in Rotterdam binnenkomen om vervolgens als gehele container vrijwel direct door te gaan naar een ander land (transit vis).
Kan bij het constateren van overtredingen van vangstquota of ondermaatse vis, niet alleen een boete worden gegeven maar ook de volledige vracht in beslag worden genomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, de NVWA heeft niet de bevoegdheid om controles uit te voeren op vangstquota van vaartuigen van derde landen. De vlaggenstaat van het vaartuig is zelf verantwoordelijk voor het controleren van en handhaven op de vangstquota.
Wel eist de NVWA voorafgaand aan de toelating tot de Europese markt, bij afwijkingen van de gemelde hoeveelheid visserijproducten die tijdens een controle op de aanlanding worden vastgesteld, een vervangend vangstcertificaat met daarop de hoeveelheden die tijdens een controle zijn vastgesteld. Wanneer niet aan de geldende voorwaarden wordt voldaan wordt een Proces Verbaal opgemaakt dat door het Openbaar Ministerie in behandeling wordt genomen.
Hoeveel boetes zijn er al gegeven bij de invoer van Russische vis? Kunt u een overzicht geven van de inspecties en boetes (in euro’s) van ingevoerde Russische vis sinds 24 februari 2022?
De NVWA voert een 100% documentcontrole uit op alle aanlandingen van vis in Nederland. Daarnaast worden conform de benchmark fysieke inspecties uitgevoerd. Dit levert voor de afgelopen drie jaar het volgende beeld op. In 2022 werden acht inspecties uitgevoerd op aanlandingen van Russische vis, in 2023 werden negen inspecties uitgevoerd en in 2024 waren dat er zeven. Er werden geen boetes uitgedeeld.
Bent u bereid op Europees niveau in te zetten op een boycot van Russische witvis, in aanvulling op al bestaande Europese Unie (EU)-sancties van Russische kaviaar en schelpdieren? Zo nee, waarom niet?
Voor het kabinet liggen alle opties voor aanvullende sancties op tafel om de druk op Rusland verder te verhogen. Daarbij gelden de randvoorwaarden van leveringszekerheid, juridische houdbaarheid en unanimiteit. In het licht van de door de Kamer aangenomen motie Teunissen CS2 is het kabinet voorstander van het verkennen van de mogelijkheden tot een importverbod op Russische witvis. Van belang is daarbij dat analyse van de Commissie uitwijst dat dit geen onacceptabele prijsverhogingen veroorzaakt en dat transit naar derde landen mogelijk blijft in het belang van de wereldwijde voedselzekerheid. In algemene zin geldt dat Europa veel meer vis consumeert dan het zelf produceert en voor de eigen visconsumptie in aanzienlijke mate afhankelijk is van import uit derde landen, waaronder Rusland.3 Volgens het onlangs gepubliceerde rapport «EU Seafood Supply Synopsis 2024» is Rusland (naast Noorwegen) wereldwijd een grote leverancier van witvis en is 34% van de in de EU visverwerkingsketen verwerkte witvis direct afkomstig uit Rusland. Veel van deze vis wordt verwerkt in de EU visverwerkende voedselketen in voedselproducten (o.a. vissticks, kibbeling en lekkerbek, maar ook onverwerkte kabeljauw, en ook schelvis en schol) welke bij een importverbod geraakt zal worden.
Kan Nederland in de EU en bij de Verenigde Staten bepleiten om het Russische bedrijf Norebo, direct gelinkt aan het Kremlin, op de sanctielijst te plaatsen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 4 reeds is aangegeven, liggen voor het kabinet alle opties op tafel om de druk op Rusland op te voeren door middel van aanvullende sancties. Naast juridische houdbaarheid zijn hiervoor het niet onevenredig raken van grote humanitaire belangen als voedzekerheid van belang. Mede vanwege het verrassingseffect kan niet worden ingegaan op mogelijke concrete doelwitten voor individuele maatregelen.
Kan Nederland er bij de Noorse overheid op aandringen om vervoer en transport van Russische vis op schepen die onder Noorse vlag varen vanuit Rusland te staken? Zo nee, waarom niet?
Noorwegen heeft, net als de EU, beperkingen opgelegd aan de import van goederen vanuit Rusland. Een uitzondering hierop, zowel binnen de EU als Noorwegen, is vis. Russische vis kan daarom ongehinderd door schepen die onder Noorse vlag varen ingevoerd worden vanuit Rusland. Nederland kan er derhalve dus niet bij de Noorse overheid op aandringen, om de import van Russische vis vervoerd door Noorse schepen te staken.
Kan de Nederlandse overheid een verbod instellen voor Russische bemensing in Nederlandse havens, zoals ook is gedaan bij Russische schepen vanwege risico’s van veiligheid en spionage, gezien het feit dat Pointer heeft aangetoond dat de schepen van Noreba onder de Noorse vlag varen met Russische bemensing inclusief vanuit de FSB?
In de EU sanctieverordening zijn geen bepalingen opgenomen in relatie tot Russische bemensing in Nederlandse of Europese havens. Nederland voegt nationaal geen regelgeving toe aan de EU sanctiemaatregelen. Desalniettemin worden er maatregelen getroffen om de dreiging van spionage door statelijke actoren tegen te gaan. Zo wordt er onder coördinatie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) in het kader van de aanpak statelijke dreigingen ingezet op het verhogen van de weerbaarheid tegen spionageactiviteiten. Het wetsvoorstel uitbreiding strafbaarheid spionageactiviteiten, dat uw Kamer op 14 mei jl. heeft aangenomen, maakt het daarnaast mogelijk om strafrechtelijk op te treden tegen meer vormen van spionage dan nu het geval is. Doel van het wetsvoorstel is om onze nationale veiligheid, de veiligheid van personen, vitale infrastructuur en hoogwaardige technologieën beter te kunnen blijven beschermen. Het wetsvoorstel wordt op dit moment behandeld in de Eerste Kamer.
Wat gaat het kabinet doen om de miljarden financiering van Rusland, via Nederland en middels de vishandel in Velsen of andere Nederlandse havens, onmogelijk te maken?
Via de havens van Nederland wordt Russische witvis zowel de EU in geïmporteerd als overgeslagen en doorgevoerd naar derde landen. Volgens het recentelijk door de Universiteit van Wageningen gepubliceerde rapport De Nederlandse agrarische sector in internationaal verband4 bedroeg voor Nederland de totale importwaarde van vis en zeevruchten uit Rusland 96.1 miljoen euro voor 2023. Deze (wit)vis wordt in Nederland, evenals import elders in Europa, merendeels verwerkt in de voedselketen voor consumptie in de EU; een deel wordt na verwerking ook weer her-uitgevoerd. De Rijksoverheid beschikt niet over harde cijfers betreffende de waarde en/of de verdiensten van Rusland van uit Rusland afkomstige witvis die in Nederlandse havens «in transit» wordt overgeslagen door handelspartijen in de wereldvoedselketen.
In het algemeen kan gezegd worden dat voor Nederland in principe alle opties op tafel liggen, waarbij de effectiviteit van eventuele maatregelen om Russisch verdienvermogen in deze productcategorie te beperken zullen moeten worden afgewogen tegen mogelijke impact op de mondiale voedsel(verwerkende)keten. Nederland speelt in Europees verband een zeer actieve rol als het gaat om het instellen van sancties die het Russische verdienvermogen raken. In het licht van de door de Kamer aangenomen motie Teunissen c.s. is het kabinet voorstander van het verkennen van de mogelijkheden tot een importverbod op Russische witvis.5 In het geval van witvis is van belang dat analyse van de Commissie uitwijst dat dit geen onacceptabele prijsverhogingen veroorzaakt en dat transit naar derde landen mogelijk blijft in het belang van de wereldwijde voedselzekerheid. Dit laatste is ook voor het mondiale draagvlak voor EU sancties en de bredere steun aan Oekraïne van belang. Het is niet in het belang van de Nederlandse onderhandelingspositie en van de voor de effectiviteit van sancties noodzakelijke verrassingseffect om in meer detail op de Nederlandse onderhandelingspositie in te gaan.
Waaruit blijkt een proactieve houding op uw ministeries om de financiering van Rusland via Nederland tegen te gaan?
Nederland vervult een voortrekkersrol in de doorontwikkeling en het benutten van het EU-sanctiebeleid, waaraan Nederland een actieve bijdrage levert om het verdienvermogen van Rusland tegen te gaan. Dit geldt ook voor de proactieve inzet in het tegengaan van sanctie-omzeiling.
Zo zijn mede op Nederlands initiatief in het veertiende sanctiepakket de mogelijkheden vergroot om schepen toegang tot onze havens en dienstverlening te verbieden. Het sanctioneren van individuele schepen uit de schaduwvloot is een effectieve maatregel gebleken. De schepen die op de Europese sanctielijst worden geplaatst zien een significante daling in opbrengsten uit de handel in olie. Daarnaast ervaren deze schepen moeilijkheden in het aangaan van samenwerkingen met dienstverleners, zoals ingenieurs.6 Daarnaast verleent Nederland geen ontheffingen meer aan Russische schepen. Nederland dringt erop aan dat andere lidstaten hetzelfde doen.
Het kabinet wil in tegenstelling tot Rusland voedsel en voedselvoorziening niet instrumentaliseren voor politieke doeleinden op een manier die de wereldwijde voedselzekerheid in gevaar brengt. Daarom bekijkt het kabinet wat wel mogelijk is en bij potentiële nieuwe maatregelen of deze geen ongewenste gevolgen hebben voor de voedselzekerheid. In de handel op producten van dierlijke en plantaardige oorsprong heeft (naast bijvoorbeeld controles op visvangstcertifcaten) de Nederlandse overheid een internationale verplichting om sanitair en fytosanitair te certificeren en controleren. Buiten de internationaal verplichte minimale handelingen wordt geen enkele ondersteuning geleverd om markttoegang te faciliteren voor goederen die ondanks alle onderstaande beperkingen hun weg vinden tussen Nederland en Rusland.
De import of export van agro-food producten met Rusland is op verschillende manieren beperkt. Er zijn enkele Europese sancties, waaronder een importverbod voor enkele luxe goederen (zoals kaviaar en schelpdieren) en een export verbod op enkele goederen waarmee Rusland de eigen sectoren (technologisch) kan ontwikkelen (o.a. bloembollen). Ook zijn er bestaande Europese verboden op de handel en overslag van enkele door Rusland illegaal beviste bestanden. Daarnaast is Rusland sinds eind 2023 uitgesloten van de Europese autonome tariefpreferenties op visproducten en zijn er op onder andere graan en oliehoudende zaden verhoogde importheffingen van kracht. Daarnaast heeft Rusland zelf sinds 2014 een brede importboycot op import uit de EU (en andere landen) van o.a. vlees, kaas vis, fruit en zuivel, naast dat met regelmaat (en wisselend) aanvullende maatregelen of eisen worden afgekondigd vanuit Rusland, zoals eind 2023 een importblokkade op specifiek uit Nederland afkomstige zaden en ander plantgoed.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Feministisch Buitenlandbeleid |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Caspar Veldkamp (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Feministisch buitenlandbeleid krijgt gestalte: trainingen voor elke ambtenaar BuZa»1 en de genoemde Online handreiking voor het Nederlands Feministisch buitenlandbeleid (FBB)?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Is de handreiking verplicht gemaakt voor medewerkers om te lezen?
Nee het raadplegen van de handreiking gebeurt op vrijwillige basis.
Is het streven om alle medewerkers een online FBB-training te geven een verplichting? Zo ja, waarom?
Nee, het is geen verplichting maar een streven.
In hoeveel FBB-trainers wordt er geïnvesteerd om de capaciteit van medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken verder te versterken en opgedane kennis te onderhouden?
Er is niet in FBB-trainers geïnvesteerd.
Is de rol van «gender focal point» of «senior gender focal point» een voltijdstaak of een neventaak?
De rol van een gender focal point is geen voltijdstaak. Gender focal points fungeren als eerste vraagbaak binnen een afdeling, directie of ambassade. Deze rol wordt vervuld als onderdeel van het takenpakket.
Zijn er of worden er extra ambtenaren aangenomen om de rollen van «gender focal point» of «senior gender focal point» te vervullen?
Nee, er zijn en worden geen extra ambtenaren aangenomen om de rol van gender focal point te vervullen.
Hoeveel tijd verwacht u dat de «gender focal point» op een ambassade per week daarmee bezig is naast andere taken die de aangewezen persoon verricht?
Er bestaat geen verplicht minimum aantal uren dat een gender focal point aan zijn/haar rol moet besteden. De tijdsbesteding varieert afhankelijk van de lokale context en de in het jaarplan van de post geformuleerde doelstellingen.
Hoe verhouden zich deze intensiveringen in taken, extra trainingen en opleidingen zich tot de bezuinigingen op het ambtelijk apparaat en het postennet?
De bezuinigingen op het ambtelijk apparaat worden momenteel in kaart gebracht en zullen vanaf 2026 hun beslag krijgen.
Wat bedoelt de u met «waar homoseksualiteit illegaal is», betreft dat het huwelijk of de geaardheid?
Gedoeld wordt op het feit dat homoseksualiteit in meer dan 60 landen strafbaar is. In een aantal landen staat op homoseksualiteit de doodstraf.
Hoe beoogt u gendergelijkheid op alle functieniveaus te bereiken?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken streeft naar het voldoen aan de rijksbrede ambities t.a.v. diversiteit en inclusie, door het beleid systematisch en blijvend te versterken met als doel een gelijke man/vrouw vertegenwoordiging op leidinggevende functies op de werkvloer, in zowel de top leidinggevende functies van het ministerie als in alle schalen daaronder. Dit om gevolg te geven aan zowel de rijksbrede als departementale doelstellingen. Om deze doelstelling te bereiken worden personeelsbeleid-instrumenten ingezet zoals breed werven en inclusief selecteren.2
Kunt u toezeggen dat er in het personeelsbeleid nooit met quota’s of streefcijfers gewerkt zal worden? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt het rijksbrede beleid t.a.v. streefcijfers en quota voor bepaalde groepen.
Welke definitie van feminisme hanteert het kabinet?
Conform de Kamerbrief van 8 november 2022 over het feministisch buitenlands beleid3 gaat feminisme over «gelijke rechten en gelijkwaardigheid».
Waar in het maatschappelijk middenveld is het «intersectional policy analysis tool» ontwikkeld? Blijkt ergens uit ledenaantallen, donaties of anderszins dat dit representatief is voor het algemene maatschappelijk middenveld?
Er zijn wereldwijd veel verschillende intersectional policy analysis tools die door allerlei organisaties en overheden worden gebruikt om de effecten van (beoogd) beleid of programma’s te meten. De genoemde tool is gezamenlijk ontwikkeld door 4 netwerken en 21 organisaties uit het Nederlands maatschappelijk middenveld en het Voice fonds en opgenomen als voorbeeld in de handreiking.4
De handreiking spreekt over «het verbeteren van de gender en diversiteitsbalans binnen directies en op posten», hoe voorziet u dat dit op kleine posten met beperkt personeel zal werken?
Het Rijk – en daarmee het Ministerie van Buitenlandse Zaken – ziet de meerwaarde van divers samengestelde teams, zoals met uw Kamer gedeeld in de Kamerbrief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkaangelegenheden «Breed werven en objectief selecteren binnen de Rijksoverheid».5 Voor het goed functioneren van de overheid is het belangrijk dat het personeelsbestand van het Rijk divers is samengesteld. De samenkomst van verschillende perspectieven, achtergronden, oriëntaties en kennis stelt rijksambtenaren in staat om beleid samen en in verbinding met de samenleving te maken, hetzelfde geldt voor de dagelijkse uitvoering en de controle daarop. Dit zijn doelstellingen, die voor Buitenlandse Zaken zowel in Den Haag als op de (kleinere) posten gelden.
Kunt u garanderen dat het verbeteren van gender en diversiteitsbalans niet ten koste zal gaan van kerncompetenties als diplomatieke vaardigheden, vakinhoudelijke deskundigheid en talenkennis?
Het Rijk – en het Ministerie van Buitenlandse Zaken – gaat ervan uit dat diversiteit (in alle vormen) de kerncompetenties zal versterken. Meer variatie in visies en oplossingen resulteert in meer creativiteit en innovatie, betere resultaten en beter beleid.6
Ziet het kabinet het ontzeggen van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), inclusief abortusrechten als discriminatie? Zo ja, waarom?
Het ontzeggen van toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten kost mensenlevens. Per dag sterven er 800 vrouwen en meisjes tijdens de zwangerschap of door een bevalling. Onveilige abortus is daar een van de belangrijkste oorzaken van.7 Als vrouwen niet zelf over hun geboorteplanning kunnen beslissen doordat hun toegang tot deze zorg ontzegd wordt, heeft dat gevolgen op veel andere terreinen van hun leven, zoals onderwijs en arbeid. Dit draagt bij aan discriminatie.
Is de ambitie dat 85 procent van de ODA-uitgaven voor gender «significant» moet zijn afgestemd met het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de bezuinigingen en prioritering op water en voedselzekerheid?
De ambitie dat 85% van de ODA-uitgaven gender «significant» moet zijn, is een ambitie van de EU, waar Nederland en andere EU lidstaten zich aan gecommitteerd hebben middels het Gender Action Plan III. Dit plan III is per 21 november 2023 verlengd tot eind 2027. Gender «significant» betekent dat gender in een gefinancierd programma een belangrijke en weloverwogen doelstelling is, maar niet de belangrijkste reden om het programma uit te voeren. Dit komt ten goede aan de effectiviteit van de programma’s die voor iedereen positieve resultaten moeten opleveren.