De civielrechtelijke regeling naar aanleiding van standrechtelijke executies in het voormalige Nederlands-Indië |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kunt u een overzicht geven van de huidige stand van zaken betreffende de behandeling van de claims van nabestaanden van slachtoffers van standrechtelijke executies in voormalig Nederlands-Indië?1
In onze brief van 29 juli 2014 (Kamerstuk 26 049, nr. 80) hebben wij u geïnformeerd over de voortgang van de behandeling van claims van weduwen onder de daartoe in de Staatscourant gepubliceerde bekendmaking. In deze brief meldden wij u dat 8 claims voldeden aan de voorwaarden voor toewijzing en dat de desbetreffende weduwen een vergoeding van € 20.000 is aangeboden. Sindsdien kon op basis van aanvullende informatie nog 1 claim worden ingewilligd. Daarnaast zijn 12 nieuwe claims ontvangen. Eén daarvan wordt nog bestudeerd, de overige voldoen op dit moment niet aan de voorwaarden.
Op welke wijze is in Indonesië in de afgelopen twee jaar bekendheid gegeven aan de civielrechtelijke regeling naar aanleiding van standrechtelijke executies in het voormalige Nederlands-Indië waartoe op 10 september 2013 is besloten?2 Kunt u in uw antwoord aangeven in hoeverre het waarschijnlijk is dat alle personen die mogelijk in aanmerking komen voor deze regeling, er ook van op de hoogte zijn?
De tekst van de regeling is, zoals gebruikelijk, in de Nederlandse Staatscourant gepubliceerd. De tekst is daarnaast op de website van de Nederlandse ambassade te Jakarta geplaatst in het Nederlands, Engels en Bahasa Indonesia. Op 13 september 2013 heeft de toenmalig Nederlandse ambassadeur ter plaatse in aanwezigheid van Indonesische, Nederlandse en internationale media publiekelijk excuses aangebonden voor standrechtelijke executies begaan door Nederlandse militairen in de periode 1945–1949 en daarbij ook gewezen op de mogelijkheid om onder de regeling schadevergoeding te vragen. Het is niet mogelijk in te schatten of alle personen op de hoogte zijn van het bestaan van de regeling.
Is het waar dat in het Nationaal Archief in Den Haag namenlijsten aanwezig zijn van in 1947 geëxecuteerde Indonesiërs inclusief getuigenverklaringen die mogelijk van invloed kunnen zijn op het toekennen van claims?3 Deelt u de opvatting dat het belangrijk is dat deze en vergelijkbare documenten snel beschikbaar komen aan de nabestaanden van de in de stukken genoemde slachtoffers van standrechtelijke executies? Indien neen, waarom niet?
In het Nationaal Archief bevinden zich verslagen van in 1949 gehouden verhoren met namen van mogelijke slachtoffers. Wij zijn met u van mening dat het belangrijk is dat deze documenten toegankelijk zijn voor de afdoening van schadeclaims. Deze zijn bij het Nationaal Archief beschikbaar. Documenten uit het Nationaal Archief worden door de Staat ook betrokken bij de beoordeling van de claims. Iedereen kan het Nationaal Archief verzoeken om inzage in relevante archiefstukken.
Bent u bereid de termijn voor indiening van een verzoek om schadevergoeding, die nu op 10 september 2015 afloopt, te verlengen? Indien neen, waarom niet?
Ja, wij hebben besloten de termijn voor indiening met twee jaar te verlengen. Naast publicatie van de verlenging in de Staatscourant en plaatsing op de website de Nederlandse ambassade te Jakarta, zullen wij in overleg met de ambassade bezien hoe hier in Indonesië nader bekendheid aan te geven.
Turkse bombardementen op Koerdische stellingen in Noord-Irak |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat Turkije herhaaldelijk bombardementen heeft uitgevoerd op Koerdische stellingen in Noord-Irak?1
Ja.
Klopt het dat de Turkse bombardementen op Koerdische stellingen veel zwaarder zijn dan de Turkse bombardementen op stellingen van de Islamitische Staat? Zo neen, welke bewijzen heeft u die dit weerspreken?
Turkije beschouwt, net als de EU, zowel ISIS als de PKK als terroristische organisaties die een directe bedreiging vormen voor de regionale en nationale veiligheid en stabiliteit. Het kabinet heeft niet de beschikking over de precieze cijfers met betrekking tot de aantallen dan wel de intensiteit van de aanvallen. Zie ook mijn antwoord op de vragen 3, 4 en 5.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Iraakse premier Haider al-Abadi de Turkse bombardementen in Noord-Irak beschouwt als een schending van de Iraakse soevereiniteit? Deelt u zijn mening? Zo neen, waarom niet?2
Turkije heeft in de NAVO gemeld dat het acties uitvoert tegen de PKK in reactie op de aanslagen door die groeperingen. Zoals Nederland ook in de Noord Atlantische Raad (NAR) van 28 juli jl. verklaarde, moeten maatregelen van Turkije tegen terroristische dreigingen, ook als die uitgaan van de PKK, proportioneel zijn. Verdere escalatie in de regio moet worden voorkomen. In de NAR heeft Nederland ook zijn bezorgdheid uitgesproken over een mogelijke escalatie van de situatie in de regio en heeft het Turkije en de betrokken Koerdische groeperingen opgeroepen het vredesproces te continueren en het staakt-het-vuren in acht te blijven nemen. Diverse bondgenoten hebben gelijkluidende oproepen aan Turkije gedaan.
Hebben de NAVO-landen tijdens het spoedberaad d.d. 28 juli 2015 expliciet hun steun verleend aan Turkije om luchtaanvallen uit te voeren boven Noord-Irak?
Zie antwoord vraag 3.
Vallen de Turkse luchtaanvallen in Noord-Irak onder het zelfverdedigingsrecht van Turkije? Zo ja, welke bepalingen uit het internationale recht ondersteunen het Turkse handelen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de NAVO-landen met hun politieke steun aan Turkije in de strijd tegen «terrorisme», Turkije een blanco cheque hebben gegeven om de Koerden een flink pak slaag te geven?
Turkije is een NAVO-bondgenoot. Wij verwijzen verder naar de brief aan uw Kamer met het verslag van de bijeenkomst van de Noord Atlantische Raad op 28 juli jl.
Laat u het NAVO-bondgenootschap nog langer gijzelen door de islamitische agenda en binnenlandse machtsspelletjes van kalief Erdogan? Zo neen, wilt u er dan alles aan doen om Turkije uit de NAVO te zetten?
Zie antwoord vraag 6.
De samenwerking met milities die kindsoldaten inzetten |
|
Roelof van Laar (PvdA), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Iraqi Militias Train Young Teens to Face the Threat of IS»?1 Bereikten u al eerder berichten dat kinderen worden ingezet in de strijd tegen IS? Zo ja, wanneer en om welke berichten ging dat?
Ja, het bericht is bekend. Er zijn in juni 2015 berichten geweest van Human Rights Watch(HRW) over het inzetten van kinderen in de strijd tegen ISIS door de YPG en de YPJ in Syrië. HRW noemt eveneens inzet van kinderen in de bredere strijd in Syrië door het Syrische regime, ISIS, Jabhat Al Nusra en groepen onder de paraplu van het Vrije Syrische Leger. Eveneens in juni 2015 verscheen een VN-Rapport over kinderen in wereldwijde gewapend conflicten. Daarin worden rekrutering en inzet van kinderen door verschillende partijen in zowel Syrië als Irak genoemd, al dan niet in de strijd tegen ISIS. Voor wat betreft Syrië noemt het rapport dezelfde groepen als HRW. Het rapport bevestigt rekrutering in Irak door ISIS, en noemt waarneming van inzet door Popular Mobilization Forces, Yezidi-milities, Turkmeense milities en soenitische milities.
Heeft Nederland regels of voorwaarden over de samenwerking met buitenlandse troepen en milities? Zo ja, zijn hierin bepalingen opgenomen over de inzet van kindsoldaten?
Nederland werkt niet samen met partijen die kindsoldaten inzetten. Dit beleid berust mede op de verplichting in het humanitair oorlogsrecht om dat recht te doen naleven. Het humanitair oorlogsrecht verbiedt de inzet van kindsoldaten jonger dan vijftien jaar bij vijandelijkheden. De gematigde gewapende groepen in Syrië waaraan Nederland steun verleent zijn getoetst aan een aantal criteria, waaronder toewijding aan de naleving van het humanitair oorlogsrecht.
Welke gevolgen heeft het daadwerkelijk inzetten van kindsoldaten in de strijd tegen IS voor de samenwerking tussen Nederlandse troepen en Iraakse milities?
De Nederlandse trainingsbijdrage richt zich op de training van Iraakse Special Operations Forces(SOF) en Koerdische Peshmerga. Zodoende is er geen sprake van directe samenwerking tussen Nederlandse troepen en Iraakse milities.
Welke inspanning kunt u leveren om de inzet van kindsoldaten in de strijd tegen IS zo snel mogelijk te beëindigen?
Nederland, de Europese Unie, de Verenigde Naties en de leden van de internationale coalitie tegen ISIS blijven over mensenrechtenschendingen in gesprek met de Iraakse en Koerdische autoriteiten. In de trainingen die de coalitie geeft aan Iraakse strijdkrachten, waaronder Peshmerga, wordt aandacht besteed aan het humanitair oorlogsrecht en mensenrechten. Het is de verantwoordelijkheid van de Iraakse overheid om mensenrechtenschendingen te voorkomen en te berechten.
Bent u bereid om met andere landen, UNICEF en andere kinderrechtenorganisaties te onderzoeken hoe u kunt bewerkstelligen dat alle Iraakse kinderen naar school gaan?
Nederland zet zich op dit moment al via UNICEF in voor toegang tot onderwijs in Irak, met een ongeoormerkte bijdrage in 2014/2015 van 43 miljoen euro. Deze organisatie heeft er samen met haar partners voor gezorgd dat in 2014 3,1 miljoen kinderen in Irak en Syrië toegang hadden tot formeel en informeel basisonderwijs.
Het verbeteren van onderwijs in crisis- en noodsituaties is een onderwerp dat internationaal een groeiende belangstelling geniet. De United Nations Special Envoy for Global Education, Gordon Brown, heeft recent het initiatief genomen voor een internationale coalitie die zich zal richten op nieuwe en innovatieve bijdragen aan onderwijs in crisis- en noodsituaties. Hierbij heeft hij ook bijzondere belangstelling voor het onderwijs aan onder meer Iraakse en Syrische vluchtelingen in nabuurlanden. Gordon Brown heeft ook Nederland uitgenodigd zich bij deze coalitie aan te sluiten en zal en marge van de AVVN in New York eind september hiertoe een bijeenkomst beleggen.
Verder heeft de Nederlandse regering een actieve rol gespeeld bij het opstellen van de «Richtlijnen voor de bescherming van scholen en universiteiten tegen militair gebruik tijdens gewapend conflict» die in juni 2015 tijdens de Oslo Conferentie voor Veilige Scholen door 37 landen werden ondersteund. Nederland is bereid zich samen met andere landen, waaronder NAVO-bondgenoten, in te zetten voor de praktische implementatie van deze richtlijnen.
Schendingen van het oorlogsrecht sinds de uitbraak van het gewapende conflict in Jemen |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Yemen: Coalition strikes on residence apparent war crime»1, waarin Human Rights Watch verslag doet van oorlogsmisdaden sinds de uitbraak van het gewapende conflict in maart dit jaar in Jemen?
Ja.
Deelt u de zorgen van deze mensenrechtenorganisatie over schendingen van het oorlogsrecht door de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië en andere partijen in Jemen? Welk beeld heeft u van oorlogsmisdaden die tot op heden zijn begaan?
Het kabinet vindt de bevindingen in de rapportage van HRW bijzonder zorgelijk. Onderzoek van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten onderschrijft dat er steeds meer signalen zijn dat alle partijen in het conflict het humanitair oorlogsrecht schenden. Het zou hierbij onder andere gaan om het aanvallen van ziekenhuizen en scholen, het gebruik van kindsoldaten en het uitvoeren van bombardementen die niet aan het beginsel van proportionaliteit voldoen.
Steunt u de oproep van Human Rights Watch dat de Mensenrechtenraad van de VN een resolutie zou moeten aannemen zodat een internationale commissie onderzoek kan doen naar alle vermeende schendingen van het oorlogsrecht sinds de uitbraak van het gewapende conflict? Indien neen, waarom niet? Indien ja, welke actie zal Nederland, als huidig lid van de Mensenrechtenraad, hiertoe nemen?
De verantwoordelijkheid voor het onderzoeken van vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht ligt in eerste instantie bij de conflictpartijen zelf. Nederland steunt daarom de oproep van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN van 7 juli jl. aan alle partijen om burgers te beschermen en het humanitair oorlogsrecht te respecteren.
Op dit moment wordt er in Genève op initiatief van Nederland gewerkt aan een nieuwe mensenrechtenresolutie over Jemen die in september door de Mensenrechtenraad moet worden vastgesteld. Al vijf jaar schrijft Nederland, samen met Jemen, een consensus resolutie over de mensenrechtensituatie in Jemen. Deze resolutie bevat het mandaat voor een jaarlijks rapport van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten. Indien de conflictpartijen het nalaten om vermeende schendingen van het humanitair oorlogsrecht te onderzoeken, zal het Kabinet in deze context de mogelijkheid van een internationale onderzoekscommissie verkennen.
Een half miljoen kinderen die in de katoenzaadproductie werken |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Cotton’s Forgotten Children van Dr. Davuluri Venkateswarlu»?
Ja.
Vindt u de schatting van bijna een half miljoen kinderen die in India in de katoenzaadproductie werken reëel? Deelt u de zorgen over het nog altijd stijgende aantal kinderen dat in India aan de katoenzaadproductie werkt?
Ja, de schattingen acht ik reëel. Ook andere bronnen maken melding van circa een half miljoen kinderen onder de 18 jaar die werkzaam zijn in de katoensector. Ik deel uw zorgen over het grote aantal kinderen dat nog steeds werkzaam is in de sector.
Welke mogelijkheden ziet u om de daling van het aantal werkende kinderen in een aantal gebieden zich verder door te laten zetten en uit te breiden naar andere regio's?
Inderdaad geeft het rapport aan dat in een aantal regio’s, met name Andhra Pradesh en Tamil Nadu, positieve trends zijn waar te nemen in het aandeel van kinderarbeid in de katoenzaadproductie sinds 2006–2007. Het rapport maakt niet duidelijk of er specifieke best practices ten grondslag liggen aan deze daling, die in andere deelstaten gerepliceerd zouden kunnen worden.
Op welke manier voorkomen Nederlandse bedrijven dat katoen van zaad geproduceerd door kinderen in hun producten terecht komt? Kunnen zij hier nog meer aan doen? Zorgen deze bedrijven er ook voor dat er een leefbaar loon wordt betaald in hun keten? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Nederlandse bedrijven zijn op grond van de OESO-Richtlijnen voor multinationale ondernemingen verantwoordelijk voor het in kaart brengen en aanpakken van de risico’s in hun productieketen. Als kinderarbeid in de katoenzaadproductie als een risico naar voren komt, dan wordt van het desbetreffende bedrijf verwacht dat het maatregelen neemt. Het bedrijf kan bijvoorbeeld afspraken maken met boeren dat ze toezien op de herkomst van de zaden en zich aansluiten bij de aanpak van Better Cotton. Dit duurzaamheidsinitiatief heeft een aanpak die kinderarbeid bestrijdt, aansluitend bij de lokale context.
In het Plan van Aanpak verduurzaming Nederlandse textiel- en kledingsector is de doelstelling geformuleerd om een leefbaar loon in de hele keten per 2020 te realiseren. De werkgroep leefbaar loon zal daartoe onder andere aansluiting zoeken bij het Strategisch Partnerschap tussen de overheid en de Fair Wear Foundation, CNV Internationaal en Mondiaal FNV. Verder is leefbaar loon een onderwerp van overleg voor het IMVO-convenant in de textielsector.
Oplossingen worden gezocht in het bevorderen van de sociale dialoog en hogere wettelijke minimumlonen. Daar is de door Nederland en Duitsland in 2016 te organiseren conferentie in Pakistan over leefbare lonen in de regionale textielindustrie op gericht. Zolang collectieve afspraken nog niet zijn gerealiseerd, moeten Nederlandse bedrijven inspanningen verrichten op fabrieksniveau. Zij vormen veelal maar een minderheid van de afnemers van een fabriek. Het realiseren van leefbaar loon vergt daarom samenwerking tussen merken die in dezelfde fabrieken produceren, soms deels buitenlandse merken, en met vakbonden. De doelstelling kan dan ook niet anders dan via een proces van stapsgewijze verbeteringen, rekening houdend met verschillen tussen voorlopers en bedrijven die wat meer tijd nodig hebben, worden bereikt.
Hebben Nederlandse zaadbedrijven hun productieketen vrijgemaakt van kinderarbeid? Zo ja, op welke manier? Ziet u mogelijkheden die aanpak verder uit te breiden? Zorgen deze bedrijven er ook voor dat er een leefbaar loon wordt betaald? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Rapporten zoals Cotton’s Forgotten Children van de Landelijke India Werkgroep (LIW) helpen in het tegengaan van kinderarbeid en andere misstanden in de Indiase katoenzaadteelt. In 2013 heeft het rapport A Tale of Two Companies geleid tot afspraken tussen Nederlandse bedrijven zoals Bejo Zaden en Nunhems, brancheorganisatie Plantum en mijzelf. Eind 2014 heeft Plantum een rapportage gepubliceerd over dit onderwerp, met de resultaten van een enquête onder haar leden. Het merendeel van de respondenten met productie in India heeft aangegeven een beleid tegen kinderarbeid te hebben of te willen ontwikkelen. Met bedrijven die in India (laten) produceren maar geen kinderarbeidbeleid hebben is Plantum in gesprek over ontwikkeling van dergelijk beleid. Ook heeft de brancheorganisatie in mei jl. voor haar leden een bijeenkomst georganiseerd over het inrichten van controlemechanismen voor het vergroten van keteninzicht. Momenteel werkt de brancheorganisatie aan een instrument voor haar leden dat moet bijdragen aan het verder vergroten van bewustwording over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), waaronder het bestrijden van kinderarbeid en bieden van leefbaar loon.
Samen met collega Kamp streef ik naar het afsluiten van IMVO-convenanten met Nederlandse bedrijfssectoren en maatschappelijk middenveld. Binnen een convenant kunnen bedrijfssectoren, overheid en maatschappelijk middenveld gezamenlijk afspraken maken over hoe kinderarbeid voorkomen en aangepakt kan worden, en een leefbaar loon de norm wordt.
Kinderarbeid is geïdentificeerd als één van de sectoroverstijgende IMVO-risico’s die nadrukkelijk een plek moeten krijgen in de convenanten (althans, voor die sectoren waarin kinderarbeid een risico vormt). UNICEF en de Coalitie Stop Kinderarbeid zijn betrokken bij het convenantentraject, wat betekent dat de aandacht voor de Children’s Rights and Business Principles is gewaarborgd.
Onderschrijft u de 11 aanbevelingen die in het rapport worden gedaan? Welke mogelijkheden ziet u voor uzelf en anderen om de uitvoering van die aanbevelingen vorm te laten krijgen? Kan dit onderwerp bijvoorbeeld aan de orde komen tijdens een volgend bezoek aan India, of in bilaterale contacten?
Ik onderschrijf de elf aanbevelingen. Zoals in het rapport ook staat, is een deel van die aanbevelingen onderdeel van de werkwijze van de grote multinationals in de katoenzaadsector. De situatie op de katoenvelden die onderdeel zijn van multinationals is beter dan degene die onderdeel zijn van Indiase ondernemingen. Voor zover bekend, zijn er geen Nederlandse bedrijven actief in de katoenzaadsector. De uitvoering van de aanbevelingen zal een gedeelde verantwoordelijkheid zijn van de Indiase overheid en het bedrijfsleven.
Nederland heeft een Memorandum of Understanding (MoU) met India op het gebied van corporate governance en corporate social responsibility. Dit MoU biedt een kader voor dialoog met de Indiase overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties over MVO. In maart jl. is vanuit de Directie Internationale Marktordening en Handelspolitiek van mijn ministerie een bezoek gebracht aan India om te spreken op een – door de Indiase overheid georganiseerde – conferentie over MVO in Delhi en af te stemmen hoe de MoU de komende jaren kan worden geïmplementeerd. Een eerste resultaat was de aftrap die ik begin juni tijdens mijn missie naar India mocht geven aan een «MVO dialoog», waar naast Indiase partijen ook Nederlandse bedrijven en organisaties aan deelnemen. De bedoeling is om meerdere keren per jaar met deze groep samen te komen, om verschillende risico’s en kansen in de keten te bespreken en kennis en ervaring uit te wisselen over hoe deze aan te pakken.
Verder zal ik tijdens mijn onderhoud met Kailash Satyarthi, voorzien in december van dit jaar, deze problematiek ook met hem bepreken.
Excuses van Mitsubishi aan dwangarbeiders |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Mitsubishi excuses heeft aangeboden aan Amerikaanse dwangarbeiders?1
Het is mij bekend dat vertegenwoordigers van Mitsubishi Materials excuses hebben aangeboden aan Amerikaanse krijgsgevangenen die dwangarbeid moesten verrichten tijdens WOII voor dat bedrijf.
Bent u op de hoogte van het feit dat Mitsubishi ook 3.300 Nederlandse dwangarbeiders in dienst had?
Het is niet mogelijk dit aantal met zekerheid vast te stellen. Op basis van de mij thans bekende bronnen hebben naar schatting enkele honderden (tussen de 200 en 500) Nederlandse krijgsgevangenen dwangarbeid moeten verrichten in Japan voor bedrijven die onderdeel uitmaakten van het Mitsubishi conglomeraat.
Is bekend hoeveel Nederlandse dwangarbeiders, die in dienst waren van Mitsubishi, zijn overleden tijdens de Tweede Wereldoorlog? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te verrichten?
Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren naar schatting in totaal 7.850 Nederlandse krijgsgevangenen in Japan. Van dit aantal zijn naar schatting 900 krijgsgevangenen overleden. Deze aantallen kunnen zoals eerder aangegeven niet met zekerheid worden vastgesteld.
Volgens bij mij bekende bronnen (zie mijn antwoord op vraag 2) heeft van de Nederlandse krijgsgevangenen die dwangarbeid moesten verrichten in Japan voor bedrijven die onderdeel uitmaakten van het Mitsubishi conglomeraat, naar schatting een honderdtal de oorlog niet overleefd. Ook hier geldt dat deze cijfers niet met zekerheid kunnen worden vastgesteld.
Deelt u de mening dat excuses aan Nederlandse dwangarbeiders op zijn plaats zijn? Zo ja, bent u bereid Mitsubishi Materials te bewegen om ook excuses te maken aan de Nederlandse dwangarbeiders?
Volgens recente mediaberichten heeft een lid van de directie van Mitsubishi Materials aangegeven dat het bedrijf overweegt ook excuses aan te bieden aan ex-krijgsgevangenen van andere nationaliteiten die dwangarbeid voor dat bedrijf hebben verricht.
Een dergelijk excuus uit eigen initiatief aan Nederlandse slachtoffers die voor het Mitsubishi conglomeraat dwangarbeid hebben verricht, zou ik zeker verwelkomen.
Excuses voor direct of indirect betrokkenen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de afsluiting van het traumatische oorlogsverleden. Evenals het Peace Exchange Program van de Japanse overheid, dat door alle betrokkenen als positief wordt ervaren, kunnen excuses als een verdere stap dienen in het brede maatschappelijke verzoeningsproces in beide landen.
Het patiëntenvervoer vanaf de Waddeneilanden |
|
Ronald Vuijk (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Aanbesteding vluchten Wadden mislukt»?1
Ja.
Klopt het dat er geen enkele aanbieder van medische vluchten per helikopter vanaf de Waddeneilanden voor de Nederlandse markt geschikt is bevonden? Zo ja, wat is hiervan de oorzaak?
Nee. De Regionale Ambulance Voorziening (RAV) Fryslân heeft een aanbestedingsprocedure voor een eigen ambulancehelikoptervoorziening uitgevoerd. Hiervoor hebben zich verschillende partijen ingeschreven. Na selectie heeft een gunning plaatsgevonden aan één aanbieder. Daartegen is door een van de andere partijen een kort geding aangespannen. Met inachtneming van de uitspraak van de rechter heeft de RAV geconcludeerd dat er geen inschrijvingen meer over zijn die aan de opdracht, eisen en randvoorwaarden van deze aanbesteding voldoen. De RAV heeft daarop deze aanbesteding gestaakt. Dit betekent echter niet dat er geen geschikte partijen zijn. De RAV beraadt zich momenteel over de vraag hoe zij – met inachtneming van de aanbestedingsregels – de ambulancehelikoptervoorziening zo spoedig mogelijk kan realiseren.
Welke gevolgen heeft het niet vinden van een particuliere aanbieder voor de uitvoering van de vervoerstaak door Defensie? Is er zicht op tot wanneer Defensie deze taak hierdoor zal moeten blijven uitvoeren?
Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 24 augustus jl. heb gemeld, kon RAV Fryslân het patiëntenvervoer niet vanaf 1 juli jl. overnemen, zoals oorspronkelijk was voorzien. Defensie heeft daarom deze taak in eerste instantie voortgezet met afwisselend een NH90-helikopter en Cougar-helikopter vanaf maritiem vliegkamp De Kooy. Na 24 augustus jl. is het patiëntenvervoer echter tijdelijk overgedragen aan de helikopters van de Kustwacht.
Zal Defensie de vervoerstaak blijven uitvoeren met de NH90-helikopter?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de inzet van de NH90 voor deze taak € 30.000 per uur kost? Klopt het dat de kosten die nu worden gemaakt uit het oefenbudget van de NH90 worden betaald? Zo ja, wat zijn hiervan de gevolgen voor de geoefendheid van vliegers en voor de inzetgereedheid van de krijgsmacht?
De voor de NH90 beschikbare exploitatiebudgetten zijn toegesneden op de uitvoering van een vastgesteld aantal vlieguren per jaar, bestemd voor de oefening en training van de helikopterbemanningen en van operationele eenheden van de krijgsmacht die met helikopters werken. De kosten per vlieguur zijn sterk afhankelijk van de mate waarin vaste kosten aan de vlieguren worden toegerekend.
Vlieguren die binnen de beschikbare capaciteit aan patiëntenvervoer worden besteed, leiden niet tot extra uitgaven, maar gaan ten koste van oefening en training. Naast het beslag aan vlieguren, legde de continue beschikbaarheid voor patiëntenvervoer bovendien een groot beslag op het aantal beschikbare bemanningen. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 24 augustus jl. heb gemeld, dreigde een verdere voortzetting van het patiëntenvervoer door Defensie gevolgen te hebben voor de gereedstelling ten behoeve van de Nederlandse bijdrage aan de NATO Response Force(NRF) en de gereedstelling van de NH90. Doordat het patiëntenvervoer vanaf 24 augustus jl. aan de Kustwacht kon worden overgedragen, is dit nu afgewend.
Op welke wijze zullen de kosten voor de vervoerstaak worden gedekt als Defensie de vervoerstaak nog langer op zich zal nemen? Is het mogelijk deze kosten te dekken zonder afbreuk te doen aan de geoefendheid van vliegers of ander defensiepersoneel? Is het mogelijk deze kosten te verhalen op Regionale Ambulance Voorziening Fryslân? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat de NH90 te zwaar is om op het dak van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) te landen? Zo nee, waarom wordt er dan toch voor gekozen om patiënten eerst naar Groningen Airport Eelde te vliegen en vanaf daar per ambulance naar het UMCG te vervoeren? Welke gevolgen heeft dit voor de tijd die nodig is om patiënten in het ziekenhuis te krijgen en daarmee voor de effectiviteit van de verleende medische hulp?
De NH90 kan te zwaar zijn voor het heliplatform op het dak van het UMCG wanneer de helikopter volledig operationeel beladen is, met een volle tank vliegt en een maximum aantal passagiers bij zich heeft. Op verzoek van het UMCG landt de NH90 daarom niet meer op het dak van het ziekenhuis. Wanneer de NH90 wordt ingezet, landt deze op luchthaven Eelde of vliegbasis Leeuwarden en wordt de patiënt verder per ambulance vervoerd. Om deze reden wordt de NH90 alleen nog ingezet voor patiënten bij wie dit medisch verantwoord is. In andere gevallen kan de traumahelikopter van het ziekenhuis worden ingezet, die wel op het dak kan landen. Ook de kustwachthelikopters, die het patiëntenvervoer nu gaan overnemen, kunnen op het dak van het ziekenhuis landen.
Het bericht dat Syrië nog steeds over chemische wapens beschikt |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Mission to Purge Syria of Chemical Weapons Comes Up Short», waarin wordt beweerd dat Assad een deel van zijn chemischewapenarsenaal heeft verborgen?1
Ja.
Klopt het dat het Syrische leger nog over de meest dodelijke zenuwgassen beschikt? Betreft het materiaal dat, verwijzend naar uw antwoorden op eerdere vragen over het Syrische chemischewapenarsenaal2, had moeten worden aangegeven bij de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens? Zo ja, hoe heeft Syrië dit materiaal voor de inspecteurs kunnen verbergen?
Het kabinet beschikt niet over informatie die de berichten dat het Syrische leger nog over zenuwgassen zou beschikken bevestigt. Conform het Verdrag Chemische Wapens vormt de aangifte van een Partijstaat doet de basis voor de ontmanteling. De aangifte en de vernietiging zijn de verantwoordelijkheid van de betreffende Partijstaat. De OPCW verifieert en inspecteert.
Een team van experts van de OPCW (het Declaration Assessment Team, DAT) overlegt met de Syrische autoriteiten over geconstateerde onduidelijkheden en discrepanties in de Syrische aangifte en adviseert over aanvullingen en verbeteringen. Syrië heeft toegezegd een aanvulling op zijn Initial Declaration te zullen uitbrengen. Naar verwachting zal deze aanvulling op de Syrische Initial Declaration in oktober 2015 uitgebracht worden.
De door de OPCW ingestelde Fact Finding Mission heeft vorig jaar vastgesteld dat er chemische wapens, waarschijnlijk chloorgas, zijn ingezet in Syrië. Op 7 augustus heeft de VN Veiligheidsraad besloten een onderzoek in te stellen naar de personen of entiteiten die verantwoordelijk zijn voor deze aanvallen (VR Resolutie 2235). De besprekingen over de Terms of Reference van dit «Joint Investigative Mechanism» vinden momenteel plaats in New York. Het is belangrijk dat het JIM zo snel mogelijk met zijn onderzoek begint.
Is het terecht om te stellen dat de inspanningen om het Syrische chemischewapenarsenaal te vernietigen, indien deze berichten kloppen, tevergeefs zijn geweest?
In het kader van de ontmanteling van het Syrische chemische wapenprogramma is 1.300 ton aan chemicaliën en precursoren vernietigd. Tevens is gespecialiseerde apparatuur en materiaal onklaar gemaakt en zijn productiefaciliteiten vernietigd. Er is dus geen sprake van vergeefse inspanningen. Integendeel, dit is een uniek voorbeeld van internationale samenwerking op het gebied van ontwapening.
Hoe kijkt u terug op de ontwapeningsmissie, temeer gezien de gulle Nederlandse bijdrage aan de totstandkoming ervan?
Alhoewel de ontmanteling van het Syrische chemische-wapenprogramma nog niet geheel is afgerond, kan deze missie, die onder zeer moeilijke omstandigheden van burgeroorlog plaatsvond, als een groot succes worden beschouwd. Binnen ongeveer een jaar is het gedeclareerde wapenarsenaal uit Syrië verwijderd en reeds grotendeels in derde landen vernietigd. Andere bezitterstaten hebben de bij het Verdrag Chemische Wapens voorgeschreven termijn voor vernietiging geruime tijd overschreden. De buitengewone omstandigheden waaronder Syrië is toegetreden tot de OPCW vereisten buitengewone maatregelen. Nederland heeft, tezamen met partners, zijn verantwoordelijkheid genomen als Partij bij het Verdrag Chemische Wapens en als gastland van de OPCW. De OPCW heeft voor zijn activiteiten m.b.t. Syrië van 27 donoren ruim € 55 miljoen Euro ontvangen. Daarnaast hebben meerdere landen belangrijke bijdragen in natura geleverd, zoals transport- en vernietigingscapaciteit voor de chemicaliën. De Nederlandse bijdrage bedroeg € 1,5 miljoen. Daarnaast heeft Nederland in 2013 een zelfde bedrag aan de Verenigde Naties gegeven als bijdrage in de kosten van de Joint UN-OPCW mission onder leiding van Sigrid Kaag.
Binnen de OPCW worden momenteel plannen ontwikkeld over de wijze waarop de organisatie en de betrokken staten lessen uit de ontwapeningsmissie kunnen trekken. Ik ben bereid de resultaten van deze evaluatie te zijner tijd met de Kamer te delen.
Bent u bereid de Kamer in het licht van de Nederlandse bijdrage te zijner tijd een evaluatie van de missie te doen toekomen?
Zie antwoord vraag 4.
Turkije als de grote gedoger en vriendelijke buur van Islamitische Staat |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw eerdere stellingname dat het tegengaan van terrorisme voor Turkije een prioriteit is?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de opvatting dat Turkije lang voor aanslagen gespaard is gebleven, omdat de grens een zeef was waardoor jihadisten en materieel de Islamitische Staat konden bereiken?2
Turkije zet zich in om strijders die reizen via Turkije naar Syrië of Irak tegen te houden. Dit geldt ook voor de smokkel van wapens en munitie. Recent heeft Turkije meer capaciteit vrijgemaakt om de grenzen beter te bewaken. Naar aanleiding van de aanslag in Suruç gaat Turkije het grenstoezicht nog verder verscherpen.
Turkije is al langere tijd actief in de anti-ISIS coalitie. Turkije heeft ISIS ook al lange tijd geleden op de nationale terrorismelijst geplaatst, en het is samen met Nederland voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters werkgroep in de anti-ISIS coalitie.
Bent u nog steeds van mening dat het tegengaan van terrorisme voor Turkije een prioriteit was, en bent u nog steeds van mening dat Turkije zijn grenzen zo goed mogelijk dicht heeft gehouden voor stromen jihadisten en wapens richting Syrië en Irak?3
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat Turkije door het gedogen van terroristen, Islamitische Staat de mogelijkheid in handen heeft gegeven om Turkije te chanteren en daarmee in een wurggreep te houden?
Zie mijn antwoord op de vragen 2 en 3. Daarnaast heeft Turkije onlangs in het hele land acties uitgevoerd waarbij honderden personen zijn gearresteerd die verdacht werden van banden met terroristische organisaties waaronder ISIS, Jabhat al Nusra, PKK en DHKP/C.
Deelt u de mening dat de Nederlandse Patriotraketten in Turkije niet alleen rugdekking hebben gegeven aan Turkije, maar dat daardoor ook is gefaciliteerd dat Turkije kon gedogen dat enorme aantallen jihadisten kinderlijk eenvoudig door de grensstreek zijn gereisd?
Zie de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4.
Wilt u deze vragen separaat en vóór het algemeen overleg Raad Buitenlandse Zaken voorzien op 2 september 2015 beantwoorden?
Nee. De Nederlandse Patriotraketten stonden tot begin dit jaar in NAVO-verband in Turkije om de burgerbevolking en het grondgebied van een NAVO-bondgenoot te beschermen. Andere NAVO-bondgenoten zetten deze bescherming op dit moment voort.
De dolfijnenslachtingen op de Faeröer-eilanden |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de beelden van de gruwelijke slachtingen van grienden die weer plaats hebben gevonden bij de Faeröer-eilanden?1
Ja.
Is het waar dat de dolfijnenslachtingen weer onder de bescherming van de Koninklijke Deense Marine en de Deense politie hebben plaatsgevonden en dat de arrestaties van activisten met behulp van de Deense marine verricht zijn? Zo nee, hoe zit het dan?
Ja.
Kunt u uiteenzetten wat u concreet heeft ondernomen om de dolfijnenslachtingen op de Faeröer-eilanden te stoppen, wat de resultaten daarvan tot nu toe zijn geweest en welke stappen u nog meer gaat zetten?
Een belangrijke stap in het onderbrengen van de kleine walvisachtigen onder de werkingssfeer van de International Whaling Commission is bereikt tijdens de laatste jaarvergadering in 2014. Met de aanname van een resolutie, ingediend door Monaco, is besloten dat de wetenschappelijke gegevens van betrokken intergouvernementele organisaties over de status van de populaties van kleine walvisachtigen nu formeel met de IWC worden gedeeld. Uw Kamer is hierover in het verslag van IWC65 geïnformeerd. (TK 34 000 XIII, nr. 125).
Tijdens deze vergadering heeft Nederland ook een bedrag van € 85.000 toegezegd aan het Small Cetaceans Fund dat onder andere wordt besteed aan verder onderzoek naar kleine walvisachtigen. Naast de IWC vraagt het kabinet vanuit het ASCOBANS verdrag blijvend aandacht voor het stoppen van het doden van (kleine) walvisachtigen.
Tijdens de aankomende jaarvergadering van de IWC in oktober 2016 zal een terugkoppeling over de voortgang van het wetenschappelijke comité worden gegeven.
Bent u bereid Denemarken, dat zich als EU-lidstaat zou moeten houden aan wetgeving die het slachten van walvisachtigen verbiedt, zowel bilateraal als in EU-verband aan te spreken op het steunen van en het samenwerken met de Faeröese walvisvaarders? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de antwoorden van het kabinet van 29 december 2014 (TK 2014D47663) en overeenkomstig de motie van het lid Ouwehand (TK 21 501-32, nr. 734) zal het kabinet Denemarken blijvend aanspreken en aangeven dat het doden van dolfijnen zoals dat gebeurt op de Faeröer-eilanden niet acceptabel is. Nederland zal dit ook in EU-verband blijven doen. Overigens bestaat er geen EU-wetgeving die het slachten van walvisachtigen verbiedt.
In de brief aan uw Kamer van 4 maart 2013 over de inzet van de Nederlandse regering ten aanzien van onder andere het doden van dolfijnen op de Faeröer-eilanden (TK 33 400 XIII, nr. 136), is aangegeven dat de Faeröer-eilanden zich beroepen op zijn autonomie en cultuur. Ook Denemarken geeft aan dat de Faeröer-eilanden een zelfbesturende gemeenschap vormen binnen het Koninkrijk Denemarken en dat de autoriteiten van de Faeröer-eilanden verantwoordelijk zijn voor het eigen beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van de jacht op walvisachtigen.
Bent u bereid de Europese Commissie op te roepen in actie te komen om de Deense regering per direct te verbieden deze dolfijnenslachtingen nog langer te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Ik zal de Europese Commissie verzoeken om mogelijkheden te onderzoeken of en op welke wijze de EU kan optreden. Op basis daarvan wil ik dit agenderen in een komende Landbouw- en Visserijraad.
Kunt u aangeven welke vervolgstappen genomen zijn nadat de 65e vergadering van de International Whaling Commission (IWC65) een resolutie van Monaco heeft aangenomen1 waarmee een eerste stap gezet is in het onderbrengen van de kleine walvissoorten onder de werkingssfeer van de IWC en wat dit voor consequenties kan hebben voor de dolfijnenslachtingen bij de Faeröer-eilanden?
In de brief aan uw Kamer van 14 november 2014 is aangegeven dat de IWC het initiatief neemt tot gegevensuitwisseling en onderzoek voor alle walvisachtigen (TK 34 000 XIII, nr. 125). Het wetenschappelijk comité van de IWC geeft hieraan uitvoering. Tijdens de aankomende jaarvergadering van de IWC in oktober 2016 wordt een terugkoppeling van de voortgang van het wetenschappelijk comité gegeven.
Kunt u aangeven of er al met de voorbereidingen van de volgende vergadering van de International Whaling Commission (IWC66) in oktober 2016 is begonnen en wat de Nederlandse inzet hier zal zijn? Zo nee, wanneer bent u van plan de Kamer hierover te informeren?
De voorbereiding van de aankomende IWC jaarvergadering (IWC66) vindt plaats aan de hand van de agenda van de IWC. Zodra de agenda bekend is, zal deze voorafgaand aan de jaarvergadering met uw Kamer worden gedeeld, inclusief de inzet van de EU en Nederland.
De luchtaanvallen op IS en PKK doelen door Turkije. |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het besluit van NAVO-bondgenoot Turkije om na een lange periode van afzijdigheid nu actief zowel de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) als Islamitische Staat (IS) te bombarderen?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de plotselinge ommezwaai van Turkije en hoe ziet u deze beoordeling in relatie tot de antwoorden op eerdere vragen die over de rol van Turkije in de strijd tegen IS zijn gesteld?2
Het besluit om deze aanvallen uit te voeren lijkt vooral ingegeven door de dreigingsperceptie in Turkije na de zelfmoordaanslag in Suruç op 20 juli jl. Daarnaast vond diezelfde week in Zuid-Turkije een dodelijke beschieting plaats van een Turkse soldaat vanuit door ISIS gecontroleerd gebied.
Een moord op 22 juli van twee Turkse politieagenten is geclaimd door de PKK. Hetzelfde geldt voor een aanslag op een militair konvooi diezelfde week waarbij twee soldaten omkwamen.
Turkije is al langere tijd actief in de anti-ISIS coalitie. Turkije heeft ISIS ook al lange tijd geleden op de nationale terrorismelijst geplaatst, en het is samen met Nederland voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters werkgroep in de anti-ISIS coalitie.
Bombardeert Turkije alleen PKK-doelen, of bestookt het ook doelen van bijvoorbeeld de Koerdische militie Volksbeschermingseenheden (Yekîneyên Parastina Gel, YPG)?
Turkije voert acties uit tegen stellingen van de PKK. Bekend is dat de YPG – de militaire tak van de Syrische PYD, gelieerd aan de PKK – zegt te zijn beschoten door Turkije in Jarablus en Tel Abyad, maar Turkije ontkent dit.
Ligt de Turkse prioriteit bij het bestrijden van IS, bij het bestrijden van de Koerden of bij het verdrijven van president Assad, de voormalige bondgenoot van Turkije die tegenstander werd?
Het grootste belang van Turkije is het bewaken van de veiligheid van en de stabiliteit in Turkije. Turkije beschouwt zowel ISIS als de PKK als terroristische organisaties, die een directe bedreiging vormen voor de regionale en nationale veiligheid en stabiliteit. Daarnaast streeft Turkije naar het vertrek van president Assad.
Hoe verhoudt het feit dat vele Westerse landen, waaronder Nederland, de Koerden trainen en wapens leveren, zich tot de grote hoeveelheid bombardementen die Turkije op Koerdisch grondgebied en doelen uitvoert?
Zoals Nederland ook in de Noord Atlantische Raad (NAR) van 28 juli jl. verklaarde, moeten maatregelen van Turkije tegen terroristische dreigingen, ook als die uitgaan van de PKK, proportioneel zijn. Verdere escalatie in de regio moet worden voorkomen. In de NAR heeft Nederland ook zijn bezorgdheid uitgesproken over een mogelijke escalatie van de situatie in de regio en heeft het Turkije en de betrokken Koerdische groeperingen opgeroepen het vredesproces te continueren en het staakt-het-vuren in acht te blijven nemen. Diverse bondgenoten hebben gelijkluidende oproepen aan Turkije gedaan. Dat is mede van belang gezien de veiligheidssituatie in de regio en de rol die diverse Koerdische groeperingen, gesteund door verscheidene coalitiepartners, spelen in de strijd tegen ISIS. De Turkse aanvallen hebben geen gevolgen voor de trainingen en de leveranties.
Is er een overeenkomst om Turkse bases nu ook te gebruiken voor het bestrijden van IS? Zo ja, geldt dat dan alleen voor de VS, of kunnen ook andere NAVO-bondgenoten gebruik maken van het Turkse luchtruim bij de bestrijding van IS?
Er is een bilaterale overeenkomst tussen Turkije en de Verenigde Staten over het gebruik van de Turkse basis Inçirlik voor de bestrijding van ISIS. De Verenigde Staten zijn inmiddels begonnen met het uitvoeren van operaties vanaf deze basis. Indien andere landen van deze coalitie gebruik willen maken van deze basis voor dat doel, zullen zij ook afspraken met Turkije moeten maken.
Is er enige overeenstemming binnen de NAVO welke groepen in de strijd in Syrië en Irak gesteund worden, welke niet en op welke wijze er in deze totaal verscheurde landen vrede gesloten zou kunnen worden?
In de NAVO wordt gesproken over de rol van de organisatie bij de bestrijding van ISIS. Op 31 juli jl. bereikte de NAVO overeenstemming over een pakket maatregelen om bij te dragen aan capaciteitsopbouw van de veiligheidssector in Irak. Hierbij zijn zeven aandachtsgebieden geïdentificeerd, waaronder advies over security sector reform, countering improvised explosive devices, civil emergency planning en cyber defence. Deze steun richt zich op de Iraakse overheid en de Iraqi Security Forces (ISF).
De coördinatie van de strijd tegen ISIS in Syrië en Irak geschiedt in de anti-ISIS coalitie. Op deze manier zijn ook niet-NAVO-leden direct betrokken bij de strijd tegen ISIS en is er een belangrijke rol weggelegd voor de landen in de regio.
Welke precieze justificatie heeft Turkije in NAVO- en VN-verband gegeven voor het bombarderen van IS in Syrië en/of Irak? Hoe beoordeelt u deze justificatie?3
Op 24 juli jl. heeft Turkije een brief gestuurd aan de VN-Veiligheidsraad. In deze brief heeft Turkije verklaard militaire acties in Syrië tegen ISIS uit te voeren op basis van het recht op individuele en collectieve zelfverdediging zoals neergelegd in artikel 51 van het VN-Handvest. Zoals gemeld in de brief van 26 juni jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 543) is het kabinet van oordeel dat er een volkenrechtelijke grondslag is voor het bestrijden van ISIS in Syrië. Het kabinet concludeerde al eerder dat er binnen de kaders van het internationale recht een grondslag is voor de bestrijding van ISIS in Irak.
Bent u overigens zelf inmiddels ook al de mening toegedaan dat het aanvallen van IS in Syrië noodzakelijk en ook mogelijk is op basis van collectieve zelfverdediging, vooral ook door de te beperkte capaciteit van de coalitie in Syrië?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, acht het kabinet een actieve bestrijding van ISIS noodzakelijk, en daarom is Nederland lid van de internationale coalitie ter bestrijding van ISIS. Het standpunt van het kabinet over de aanvallen op ISIS in Syrië is vastgelegd in de brieven aan uw Kamer van 19 juni 2015 (Kamerstuk 27 925, nr. 539) en 26 juni jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 543).
Heeft Turkije enige reden gegeven (in NAVO- of VN-verband) waarom het Koerdische stellingen bombardeert? Acht u deze bombardementen gewenst en acht u deze bombardementen toegestaan onder internationaal recht?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Heeft het feit dat Turkije nu feitelijk in oorlog is met IS en (wederom) met de PKK nog gevolgen voor het reisadvies voor de regio?
De veiligheidssituatie in de regio wordt constant gevolgd, ook met het oog op het reisadvies. Alle reizen naar het Turkse grensgebied met Syrië en Irak werden al ontraden.
Bent u bereid en in staat om in nauw contact met de toerismebranche bij escalatie over te gaan tot evacuatie van vakantiegangers?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken levert optimale consulaire dienstverlening aan de burger. Het is echter de primaire verantwoordelijkheid van de reiziger om, eventueel in overleg met zijn of haar reisorganisatie, desgewenst een terugkeer naar Nederland te organiseren. Alleen wanneer er sprake is van (een levens-) bedreigende situatie en de reisorganisaties niet in staat blijken om hun klanten te repatriëren, zal ik in nauw contact met onder andere de reisorganisaties die consulaire bijstand verlenen die gegeven de omstandigheden mogelijk is. Dit laatste is in Turkije op dit moment niet aan de orde.
De rol van Nederland in het faciliteren van belastingontwijking vanuit Griekenland |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederland belastingontwijking vanuit Griekenland faciliteert door middel van brievenbusfirma’s?
Ja, dat gebeurt ook niet. Activiteiten van (ook Griekse) internationale concerns kunnen via Nederlandse vennootschappen gefinancierd worden. In een dergelijk geval ontvangen zij vergoedingen voor die investeringen in de vorm van dividenden, rente en royalty’s. Het is niet mogelijk via dit soort vennootschappen de winst in andere landen te verminderen. De afdracht van winstbelasting in Griekenland wordt hierdoor dan ook niet verlaagd. Het beeld dat Nederland belastingontwijking zou faciliteren door middel van brievenbusfirma’s herken ik dan ook niet.
Kunt u bevestigen dat Griekenland 1,7 miljoen euro belasting is misgelopen in de afgelopen twee jaar doordat het mijnbouwbedrijf Eldorado Gold via een Nederlandse brievenbusfirma belasting ontweek?1
Ik kan op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geen informatie geven over individuele belastingplichtigen. Evenmin kan ik een overzicht geven van Griekse bedrijven die in Nederland als vennootschap geregistreerd staan, nog daargelaten dat er geen registratie plaatsvindt op basis van een dergelijk nationaliteitscriterium. Zonder in strijd te komen met die bepaling kan ik wel een reactie geven op algemene vragen over de fiscale behandeling van Griekse bedrijven met een Nederlandse aandeelhouder.
Er is geen aanleiding te veronderstellen dat Griekse winstbelasting kan worden ontweken door het opnemen van een Nederlands lichaam in een internationale structuur. Griekenland past net als Nederland de OESO-verrekenprijsregels toe. Op basis van deze regels wordt winst belast in het land waar risico’s worden gelopen en de belangrijkste functies worden uitgeoefend: waar de waarde wordt gecreëerd.
Voor zover de inhouding van Griekse bronheffing op dividenden of rente wordt voorkomen, is dat in elk geval geen gevolg van Nederlandse wetgeving. Ook ligt het niet voor de hand dat de oorzaak ligt in het bilaterale belastingverdrag tussen Nederland en Griekenland, nu het daarin overeengekomen bronbelastingtarief op dividenden en rente niet substantieel afwijkt van dat in de meeste andere verdragen die Griekenland heeft gesloten.
Voor zover Griekenland geen bronbelasting inhoudt op grond van de Moeder-dochterrichtlijn of de Interest en Royalty richtlijn, wijs ik erop dat deze richtlijnen de toepassing van nationale (in dit geval Griekse) anti-misbruikmaatregelen toelaat.
Indien Griekenland voor de toepassing van die anti-misbruikmaatregel informatie uit Nederland nodig heeft, werkt Nederland op basis van het belastingverdrag tussen onze twee landen uiteraard mee aan verstrekking van die informatie.
Kunt u een overzicht geven van Griekse bedrijven die in Nederland als vennootschap geregistreerd staan, en daarbij aangeven welke van deze bedrijven als brievenbusfirma aangemerkt kunnen worden?2
Zie antwoord vraag 2.
Hoe oordeelt u over het feit dat het Nederlandse trustkantoor TMF een persbericht heeft uitgegeven dat Griekse bedrijven aanspoort om zich fiscaal in Nederland te vestigen?3
Het staat eenieder, en dus ook trustkantoren, vrij zich positief uit te laten over het Nederlandse vestigingsklimaat. Belastingontwijking via lege brievenbusfirma’s wordt niet gefaciliteerd door Nederland.
Erkent u dat de belastingontwijking die Nederland faciliteert een wissel trekt op de Griekse begroting, en gelijktijdig het MKB in Griekenland onder druk zet door de stijgende belastingdruk?4
Nee. Zoals bekend hebben belastingontwijking en grondslaguitholling door multinationale ondernemingen internationaal de aandacht. Nederland werkt in OESO en EU-verband actief samen met andere landen om dit tegen te gaan.
Erkent u dat het niet steekhoudend is om te blijven herhalen dat de Griekse regering de belastingproblemen in Griekenland niet heeft aangepakt, terwijl Nederland belastingontwijking vanuit Griekenland mogelijk maakt?
Zie antwoord vraag 5.
Erkent u dat de Griekse regering wel degelijk stappen heeft gezet als het gaat om de Lagarde-lijst, het aanpakken van zwartspaarders met een bankrekening in Zwitserland en smokkel?5
Van de Nederlandse ambassade in Athene heb ik begrepen dat de Griekse autoriteiten zich naar eigen zeggen als doel hebben gesteld om per maand 100 personen die op de zogenaamde bankenlijst staan te onderzoeken. Op deze bankenlijst staan o.a. de nog verdachte personen van de Lagarde lijst. Ik heb over de voortgang en status van dit onderzoek echter geen officiële informatie. Op het gebied van smokkel is de Griekse regering volgens de ambassade bezig met het verbeteren van controles op brandstoffensmokkel bij tankstations. Verdere stappen die de Griekse regering onderneemt op het gebied van zwartspaarders en smokkel zijn vastgelegd in het MoU. Zo is vastgelegd dat de Griekse regering maatregelen neemt om belastingontwijking (ook op het gebied van spaartegoeden) en smokkelen tegen te gaan. Er worden bijvoorbeeld bank transacties onderzocht om zowel in binnen en buitenland niet opgegeven spaarrekeningen op te sporen. Ook komt er een regeling (met passende sancties) voor zwartspaarders die vrijwillig hun spaartegoeden opgeven. Op het gebied van smokkel worden er bij de douane drie mobiele antismokkel teams opgericht. Deze stappen staan verspreid over het komende half jaar gepland en zullen op het in het MoU afgesproken moment worden uitgevoerd.
Kloppen de volgende uitspraken van de voormalige Griekse Minister van Financiën Varoufakis: «One of the very first things I said to my Eurogroup colleagues was, why don’t we push some of the legislation we agree on – the taxation system, the anti-corruption rules – through parliament and meanwhile continue the negotiations? And I was actually told a number of times if I dare to suggest this again this would constitute reason to settle the negotiations»6 en «And they [de trojka] said «No, no, no, this has to be a comprehensive review. Nothing will be implemented if you dare introduce any legislation. It will be considered unilateral action inimical to the process of reaching an agreement.»»?7 Zo ja, kunt u verklaren waarom de trojka en de voorzitter van de eurogroep regelmatig beweerd hebben dat de Griekse regering te weinig vooruitgang heeft geboekt op dossiers als het belastingstelsel en corruptiebestrijding, terwijl de Griekse regering deze maatregelen niet mocht doorvoeren?
Ik ga niet in op wat individuele collega’s in de eurogroep wel of niet gezegd zouden hebben. Het stond de Griekse regering vrij om maatregelen te nemen op deze terreinen in het kader van het EFSF programma. Als de Griekse regering aanspraak wilde blijven maken op financiële noodsteun mochten er alleen geen ongedekte, unilaterale maatregelen genomen worden die tegen het programma in zouden gaan.
Klopt het dat de trojka een in maart ingevoerde wet, die een bronbelasting van 26% voor transacties die via vennootschappen verlopen introduceert, wil terugdraaien? Zo ja, wat is de motivatie van de trojka om deze wet terug te willen draaien?8
In de verklaring van de Eurozonetop van 12 juli jl. is vastgelegd onder welke voorwaarden een nieuw ESM programma mogelijk is. Eén van deze voorwaarden was dat de maatregelen genomen door de Griekse regering die tegen het Eurogroep statement van 20 februari ingingen moeten worden teruggedraaid of gecompenseerd. In het algemeen is dus vastgelegd dat maatregelen die tegen verplichtingen uit het oude programma ingaan sowieso moeten worden teruggedraaid. In het bijzonder voor deze wet (wet L4321/2015) geldt dat een voorstel tot wijziging al opgenomen was in het Griekse voorstel voor een hervormingspakket van 9 juli. In deze wet moest een artikel geschrapt worden omdat de bepalingen hierin een schending van het vrij verkeer van kapitaal in de Europese Unie inhielden. Op 13 augustus jl. is het betreffende artikel door het Grieks parlement geschrapt.
Klopt het dat het voorstel van de trojka waarover de Griekse regering een referendum heeft georganiseerd door de voorzitter van de eurogroep werd voorgelegd aan de Griekse regering als een «take-it-or-leave-it» deal?9
Nee, dit klopt niet. De gesprekken tussen de instituten en de Griekse autoriteiten waren nog gaande tot het moment dat de Griekse autoriteiten de onderhandelingen afbraken en een referendum uitriepen. Er lag dan ook geen onderhandelingspakket in de Eurogroep voor.
Het verzoek van Israël om de financiering van omstreden NGO's stop te zetten |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Israël vraagt Nederland financiering kritische NGO's stop te zetten»?1 2
Ja.
Deelt u de afschuw dat een mede door Nederland gesubsidieerde organisatie als The Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat, instellingen als Badil (verheerlijken van zelfmoordenaars), Addameer (oprichter in verband gebracht met de Palestijnse terreurorganisatie PFLP) en Al Haq (keurt terreur tegen burgers goed) heeft bekostigd?
Mensenrechten zijn de hoeksteen van het buitenlands beleid. In dat kader verleent Nederland onder meer via het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat ondersteuning aan Palestijnse en Israëlische NGO’s. Deze NGO’s komen op voor de rechten van Palestijnse burgers en stellen schendingen door de Palestijnse en Israëlische autoriteiten aan de orde. Tijdens mijn recente bezoek aan Israël en de Palestijnse Gebieden heb ik in een gesprek met de Israëlische viceminister van Buitenlandse Zaken Hotovely het belang van het werk van mensenrechtenorganisaties voor een vrije en pluriforme samenleving benadrukt.
Het kabinet wil geen steun verlenen aan organisaties die antisemitische uitingen doen danwel terreur verheerlijken of aan organisaties die deze subsidies doorgeven aan organisaties die zich daaraan schuldig maken. Zoals aangegeven in de antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Klaveren (ingezonden 7 mei 2014 met kenmerk 2014Z08201), bieden de procedures van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat voldoende waarborgen om dat te voorkomen bij organisaties die het financiert. Daarbij benadrukt het kabinet dat het van belang is om onderscheid te blijven maken tussen stellingname ten aan zien van Israël en antisemitisme.
Begrijpt u het terechte verzoek van de bevriende staat Israël om de stroom Nederlands belastinggeld naar organisaties als The Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat te stoppen? Zo nee, waarom denkt u nog steeds door te moeten gaan met het indirect bekostigen van antisemitisme en terreurverheerlijking?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om gehoor te geven aan het Israëlische verzoek om in ieder geval instellingen die zich antisemitisch uitlaten of organisaties subsidiëren die terreur verheerlijken, niet langer te bekostigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht “Afspraken VN-top stellen arme landen teleur” |
|
Eric Smaling , Arnold Merkies (SP), Harry van Bommel (SP), Jasper van Dijk (SP) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat vindt u van het feit dat er geen internationaal rechtsorgaan komt om belastingontwijking tegen te gaan? Waarom is men de benadeelde landen op dit punt niet tegemoet gekomen? Heeft u inspanningen gepleegd om dit te realiseren? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?1
Belastingontwijking wordt voornamelijk veroorzaakt doordat nationale belastingregels van verschillende landen niet op elkaar zijn afgestemd. De meest effectieve bestrijding van belastingontwijking is daarom het neutraliseren van de effecten van de verschillen tussen deze nationale belastingregels. Met het OESO/G20 project inzake «Base Erosion and Profit Shifting» (BEPS) wordt gewerkt aan het op elkaar laten aansluiten van deze nationale belastingregels. Aan dit project nemen 62 landen deel die samen ongeveer 90% van de wereldeconomie vertegenwoordigen. Mede door Nederlandse inspanningen bevinden zich hieronder 14 ontwikkelingslanden en worden de overige ontwikkelingslanden via regionale consultaties bij de onderhandelingen betrokken. Nederland draagt bij aan een OESO-faciliteit voor inhoudelijke en, waar nodig, logistieke ondersteuning van de betrokkenheid van ontwikkelingslanden bij het BEPS-project. Ook kunnen ontwikkelingslanden op technische steun rekenen bij de implementatie van resultaten van het BEPS-project. Daarbij blijft hun autonomie over de nationale fiscale wetgeving gewaarborgd, zoals dat ook voor Nederland geldt.
De G77 had voorgesteld om het bestaande VN-comité dat bestaat uit 25 internationale belastingexperts, op te waarderen tot een intergouvernementeel VN-orgaan met als taak om internationale afspraken te maken over bestrijding van belastingontwijking. Andere landen, waaronder de EU, VS, Japan, Australië, Canada en Zwitserland, wezen dit voorstel af vanwege een duplicatie met de lopende werkzaamheden van het OESO/G20 BEPS project en een mogelijke ondermijning van het momentum van dat project. Ik heb mij er persoonlijk voor ingezet dat voor dit geschilpunt, waarop de conferentie had kunnen stranden, een voor alle landen aanvaardbaar compromis kon worden bereikt. De in het slotakkoord opgenomen versterking van de positie van het «UN Committee of Experts on International Cooperation in Tax Matters» en zijn sub-comités is gelet op de krachtsverhoudingen en het belang om het lopende BEPS project niet te ondermijnen, een redelijk compromis.
Het slotakkoord van de «Financing for Development» conferentie, de zogeheten Addis Abeba Actie Agenda, bevat diverse resultaten op belastinggebied die goed aansluiten op de Nederlandse inzet om ontwikkelingslanden in staat te stellen door middel van hogere belastinginkomsten meer eigen middelen te genereren. Dit betreft een intensivering van de internationale samenwerking om belastingontduiking en -ontwijking tegen te gaan, een oproep om antimisbruikclausules op te nemen in belastingverdragen en een oproep om verzoeken om belastingvrijstelling voor goederen en diensten die met ODA worden geleverd, te beëindigen. Op initiatief van Nederland, lanceerden Nederland, de VS, het VK, Duitsland en 14 andere donorlanden, 11 ontwikkelingslanden, 7 internationale organisaties en «the Gates Foundation» het «Addis Tax Initiative», waarin een verdubbeling van de middelen voor technische assistentie ter verbetering van belastingbeleid en belastinginning in ontwikkelingslanden is afgesproken. Dankzij dit initiatief zal de capaciteitsopbouw in de ontwikkelingslanden sterk geïntensiveerd kunnen worden.
Welk bedrag lopen arme landen nu werkelijk mis omdat multinationals hun winsten wegsluizen? Welke bedragen worden genoemd door verschillende instanties en aan welk bedrag kent u de meeste waarde toe? Hoeveel hiervan belandt in de onbemande brievenbussen aan de Zuidas? Hoe verhoudt dit zich tot de totale ontwikkelingshulp?
Verlies van belastinginkomsten door ontwikkelingslanden kan het gevolg zijn van verschillende factoren. Belastingontwijking en -ontduiking door multinationals zijn voorbeelden van dergelijke factoren, maar ook gebrekkige nationale regelgeving, gebrekkige handhaving van die regelgeving en belastingontwijking en -ontduiking door lokale ondernemingen en individuen.
Er zijn verschillende rapporten waarin is berekend hoe groot het verlies van belastinginkomsten door belastingontwijking en -ontduiking is voor ontwikkelingslanden.2 Deze rapporten geven geen 100% betrouwbare berekeningen maar ramingen van misgelopen bedragen waarvoor aannames moeten worden gemaakt. Daarnaast is de term «mislopen» van belastinginkomsten moeilijk te definiëren. Het is zelfs niet eenvoudig vast te stellen welke belastinginkomsten eigenlijk ontvangen zouden moeten worden. Bovendien zouden sommige investeringsstromen wellicht niet tot stand zijn gekomen indien meer belasting zou zijn verschuldigd. Gedragseffecten worden immers niet meegenomen in deze berekeningen.3
Genoemde studies suggereren dat misgelopen belastinginkomsten zeer significant zouden zijn. Er bestaan echter nog geen eenduidige gegevens over de omvang. Het BEPS project erkent dit en werkt aan een methodologie om de omvang van belastingontwijking in kaart te brengen en de effectiviteit van genomen BEPS acties straks te kunnen monitoren. Een voorstel hiertoe vormt een onderdeel van het op 8 oktober te publiceren BEPS-pakket. Bij gebrek aan eenduidige gegevens is het thans ondoenlijk om een verhouding aan te geven tussen de totale ontwikkelingshulp en de belastingen die ontwikkelingslanden mislopen als gevolg van belastingontwijking door multinationals. Het is belangrijk nu multilateraal in te blijven zetten op het bestrijden van ongeoorloofde belastingontwijking en -ontduiking, die ik beide als uiterst ongewenst beschouw. Daarvoor is het onzes inziens niet noodzakelijk de precieze omvang van mogelijke inkomstenverliezen te kennen.
Volgens sprekers van de OESO, IMF en uit ontwikkelingslanden tijdens de Conferentie «Pay your taxes where you add the value» van 2 juli jl. kunnen ontwikkelingslanden een aanzienlijke toename in de opbrengsten van hun winstbelasting realiseren door implementatie van te verwachten uitkomsten van het OESO/G20 BEPS project. Maar ook versterking van de nationale belastingdiensten en het omarmen van de nieuwe standaarden op het gebied van uitwisseling van informatie zullen positieve effecten hebben.
Overigens, belastingverdragen met Nederland weerhouden ontwikkelingslanden er niet van om belasting te heffen over de winsten die worden gegenereerd in ontwikkelingslanden.
Vindt u net als VN-baas Ban Ki Moon dat er een «cruciale stap is gezet om een duurzame toekomst voor ons allemaal te bouwen»? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, wat ontbreekt er volgens u?
Ja, de afspraken in de Addis Abeba Actie Agenda zijn cruciaal om de middelen te genereren en vertrouwen te scheppen voor de in september aan te nemen duurzame ontwikkelingsdoelen. De uitkomst laat zien dat alle betrokkenen, onder andere overheden, bedrijven, het maatschappelijk middenveld, internationale financiële instellingen, filantropen, een bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van een duurzame toekomst voor ons allemaal. Naast de focus van hulp op de armste landen laat het Addis-akkoord zien dat meer en diverse financiële stromen nodig zijn voor het behalen van de ambitieuze duurzame ontwikkelingsdoelen. Maar ook een versterkte economische rol van vrouwen, handel, investeringen, houdbare schulden, financiële stabiliteit, technologie, en effectief en goed bestuur zijn belangrijke middelen voor het bereiken van de nieuwe post-2015 agenda.
Heeft u aangegeven te blijven streven naar een besteding van 0,7% BNP aan ontwikkelingshulp? Bent u aangesproken op het feit dat Nederland daar inmiddels royaal onder zit? Zo ja, hoe heeft u hier een draai aan weten te geven, in de wetenschap dat Nederland in het verleden vooraan stond als het ging om het handhaven van dit bestedingsdoel?
Het Addis-akkoord roept alle betrokkenen op om zich in te spannen om de ODA doelstelling van 0,7% BNP te behalen en verwelkomt dat de EU blijft streven naar het collectief bereiken van deze doelstelling binnen het tijdpad van de post-2015 agenda. In de Raad van Ministers (van dinsdag 26 mei jl.) heeft Nederland geconstateerd dat over dit streven brede consensus binnen de EU bestaat. Zoals bekend, is overeenkomstig het regeerakkoord het huidige beleid van Nederland niet gericht op het behalen van deze norm, al blijft de ontwikkeling van de uitgaven gerelateerd aan de ontwikkeling van het BNP4. Nederland zal zich daarnaast blijven inzetten voor de modernisering van de ODA-definitie.
Voor het bereiken van de nieuwe Sustainable Development Goals tot 2030 is bijna 2.700 miljard euro per jaar nodig, die vooral gezocht moet worden bij het bedrijfsleven; hoeveel van dit jaarlijkse bedrag (maal 15 tot 2030) is toegezegd door het bedrijfsleven en welk deel hiervan is niet alleen een zachte «pledge» maar ook concrete boter bij de vis? Welke bedrijven nemen hierbij het voortouw? Zijn er bedragen gekoppeld aan de 17 doelen met concrete programma’s en te verwachten resultaten?
Er zijn geen bedragen gekoppeld aan de 17 duurzame ontwikkelingsdoelen. De conferentie in Addis Abeba was geen «pledging» conferentie waar donoren geld opzij zetten voor het realiseren van de nieuwe post-2015 agenda. Om de duurzame ontwikkelingsdoelen te realiseren moeten alle mogelijke middelen benut worden. Inspanningen die zich louter op ontwikkelingslanden richten zijn niet langer toereikend. In Addis is een mondiale aanpak afgesproken over de inzet van diverse financiële stromen, beleidsmaatregelen en betrokken spelers om te werken aan een duurzame toekomst en een wereld zonder armoede.
Het «International Business Forum», dat op 14 juli plaatsvond, betekende daarnaast een historische verschuiving van de meer traditionele samenwerking met het bedrijfsleven naar innovatieve publiek-private samenwerkingsvormen. Nog nooit waren er zoveel partijen uit de private sector bijeen voor ondersteuning van de SDG’s. Ontwikkelingslanden zelf gaven aan deze nieuwe vormen van samenwerking op prijs te stellen en te willen aanmoedigen. De gastheer van de conferentie, de Ethiopische Minister president Hailemariam Desalegn, gaf aan dat de private sector een essentiële rol vervult bij duurzame ontwikkeling, dat er commerciële kansen liggen in opkomende markten, en dat regeringen moeten inzetten op het beter aantrekken van de private sector en het bevorderen van hervormingen. Leiders in het bedrijfsleven en de politiek vonden het belangrijk dat risico’s gezamenlijk gedragen worden en dat beide groepen gezamenlijk het initiatief nemen voor investeringsmodellen met sociale én financiële opbrengsten, die verder gaan dan «maatschappelijk verantwoord ondernemen» tot nu toe.
Tijdens de conferentie werd het «Blended Finance» initiatief gelanceerd door o.a. het World Economic Forum (WEF), de OESO, Canada, Zweden, Nederland, VS, VK, Citi, Sumitomo Mitsui Banking Corporation, IFC, en het Senegal Sovereign Wealthfund FONSIS. Het eerste onderdeel van dit initiatief, het «Sustainable Development Investment Partnership» (SDIP), gaat over financiering voor infrastructuur waarvoor USD 100 miljard voor de komende vijf jaar zal moeten worden aangetrokken van private partijen met hulp van ODA, opdat een deel van het investeringsrisico kan worden afgedekt. Een tweede onderdeel van dit initiatief is «Convergence», een virtuele marktplaats om dergelijke innovatieve financieringsstromen te promoten, bijvoorbeeld via het delen van informatie, capaciteitsopbouw en sluiten van nieuwe initiatieven.
Hebben de resultaten van de top gevolgen voor het Nederlandse ontwikkelingsbeleid? Zo ja, hoe gaan die eruit zien?
In Addis Abeba hebben 193 VN lidstaten een brede visie op een nieuw mondiaal partnerschap en een geïntegreerd pakket van financiële en niet-financiële middelen voor het bereiken van de duurzame ontwikkelingsdoelen aangenomen. De agenda van hulp en handel staat centraal in het Addis-akkoord. Conform de inzet van het Koninkrijk in de onderhandelingen (zie Kamerbrief van 17 juni jl.) zijn de belangrijkste beleidsprioriteiten van het kabinet op het gebied van beleidscoherentie, fragiele staten, gender, belastingen, partnerschappen, innovatieve financiering, en handel en investeringen internationaal stevig verankerd. Na vaststelling van de nieuwe doelen in september wordt bezien hoe de beleidsnota «Wat de wereld verdient» aansluit bij de nieuwe mondiale agenda voor de komende 15 jaar. Dit zal in het najaar in antwoord op de motie Sjoerdsma en Van Oijk (Kamerstuk 34 000-XVII, nr. 28) worden toegelicht.
Komt u nou nog enigszins vrolijk en optimistisch terug van zo’n top of is er gewoon weer geen moer veranderd?
Sinds de Millennium Verklaring in 2000 is ontwikkelingssamenwerking ingrijpend veranderd. Het Addis-akkoord laat zien dat een verouderd «donor-ontvanger» denken niet langer toereikend is voor het realiseren van de duurzame ontwikkelingsdoelen in 2030. Als gelijkwaardige partners hebben alle landen en betrokken stakeholders, zoals bedrijven, banken, filantropen, internationale organisaties en lokale overheden, een rol bij het behalen van de nieuwe post-2015 doelen die eind september a.s. zullen worden aangenomen. Deze verschuiving in internationale samenwerking is in Addis Abeba breed gesteund. Het Addis-akkoord gaat over nieuwe manieren van samenwerking en onderkent de relevantie van een breed pakket aan middelen voor het bereiken van duurzame ontwikkeling waarbij ook het belang van de samenhang van hulp en handel wordt erkend. Nederland is betrokken bij concrete initiatieven die tijdens de conferentie zijn gepresenteerd en vertaalt hiermee de afspraken in concrete acties. In het antwoord op vraag 1 is al het «Addis Tax Initiative» genoemd en in antwoord op vraag 5 het «Sustainable Development Investment Partnership» en «Convergence» initiatief. Ook was Nederland initiatiefnemer en organisator van een bijeenkomst over financiering en duurzaam management van drinkwater en sanitatie. Al met al genoeg reden om met vertrouwen richting de SDG Top in september te gaan.
Het Franse voorstel om een eigen regering te vormen voor de eurozone |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Eigen regering voor eurozone»1?
Ja.
In hoeverre deelt u de aversie tegen het door de Franse president Hollande geopperde idee om een aparte regering en parlement te vormen voor de eurozone?
De kabinetsvisie op de ontwikkeling van de Economische en Monetaire Unie (EMU) is recent weergegeven in de Kamerbrief (Kamerstuk 21 501-20, nr. 996) in reactie op het rapport «Completing Europe’s Economic and Monetary Union», opgesteld door de voorzitter van de Europese Commissie, in samenwerking met de voorzitters van de Europese Raad, de Eurogroep, de Europese Centrale Bank en het Europees parlement. Dit «Five Presidents Report» bevat voorstellen op economisch, financieel, budgettair en institutioneel terrein in twee fasen, de korte en de langere termijn. Daarnaast heeft het kabinet aanvullende toelichting op deze appreciatie verschaft, in zijn reactie (kenmerk MINBUZA-2015.477516) op het verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken inzake het bovengenoemde rapport. Hierin wordt ook specifiek ingegaan op de politiek-institutionele consequenties en wordt benadrukt dat het kabinet zeer hecht aan versterking van democratische legitimiteit en het van belang acht dat eventuele nieuwe modaliteiten binnen het bestaande EMU raamwerk tegemoetkomen aan de wensen van nationale parlementen. Daarbij biedt de Europese interparlementaire week wellicht mogelijkheden om de samenwerking tussen nationale en Europese actoren verder te versterken. De vorm van versterking van de parlementaire dimensie van de EMU is wat het kabinet betreft afhankelijk van de richting waarin de eurozone zich verder ontwikkelt. Daarbij wil het kabinet erop toezien dat het subsidiariteitsbeginsel geborgd blijft en nationale parlementen verantwoordelijk blijven voor nationaal beleid. Van een eurozone-regering zoals genoemd in het artikel is wat het kabinet betreft geen sprake.
De Europese Commissie heeft aangekondigd dat zij de komende periode voorstellen zal presenteren op onderdelen van de eerste fase binnen het rapport. Nederland staat middenin dit debat en het kabinet zal uw Kamer dan ook via de gebruikelijke kanalen blijven informeren over verdere ontwikkelingen en de nadere standpuntbepaling bij concrete voorstellen.
Wilt u zowel nationaal als internationaal in de meest krachtige bewoordingen afstand nemen van dit onzalige Franse plan voor een «euroregering»?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u inmiddels in dat het Europroject is mislukt en dat we, helemaal met het oog op de lange termijn, toe moeten werken naar ontmanteling van deze geflopte monetaire unie die is uitgemond in een transferunie? Zo neen, hoe duidt u de staat van eurozone?
Zie antwoord vraag 2.
Toelating van een Hamas-mantelorganisatie tot de Economische en Sociale Raad (ECOSOC) van de Verenigde Naties |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat gaat u doen om te verhinderen dat een Hamas-mantelorganisatie, Palestinian Return Centre (PRC), wordt toegelaten tot de ECOSOC?1
Israël heeft bezwaar aangetekend tegen de aanbeveling van het NGO comité aan de ECOSOC om PRC de consultatieve status toe te kennen binnen de ECOSOC.
Nederland is geen lid van de ECOSOC en geniet zodoende geen stemrecht. Nederland kan dus ook niet meebeslissen over toekenning van de consultatieve status aan PRC. Wel pleitte Nederland binnen EU-verband voor een eensgezinde EU-stem. Van de elf EU lidstaten die momenteel lid zijn van de ECOSOC steunden uiteindelijk negen landen het bezwaar, twee landen onthielden zich van stemming.
Is het u bekend dat toelating van PRC tot de ECOSOC wordt gesteund door de voor genocide gezochte president van Sudan?2
Ja, het is mij bekend dat Sudan, evenals vijftien andere landen binnen de ECOSOC, tegenstander was van het door Israël aangetekende bezwaar tegen verlening van de consultatieve status. Dertien landen waren voor en achttien landen onthielden zich van stemming.
Indien deze organisatie toch wordt toegelaten tot ECOSOC, distantieert Nederland zich dan, op zijn minst zo lang dat duurt, van de ECOSOC? Zo nee, waarom wilt u samenwerken met een Hamas-mantelorganisatie?
Non gouvernementele organisaties kunnen niet als lid worden toegelaten tot de ECOSOC en kunnen dan ook niet gelijkgesteld worden aan lidstaten. Het toekennen van de consultatieve status houdt geen automatisch samenwerkingsverband in.
Het bericht dat Rusland uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens negeert |
|
Marit Maij (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Poetin heeft nu niks meer te maken met mensenrechten»1?
Ja.
Klopt het dat het Russische Constitutionele Hof heeft geoordeeld dat uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) genegeerd kunnen worden als die in strijd zijn met de Russische Grondwet? Zo ja, welke duiding geeft u aan deze uitspraak en welke gevolgen heeft die voor de mate waarin Rusland gehouden zal blijven om de bepalingen uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) na te leven?
In essentie heeft het Russische Constitutionele Hof geoordeeld dat Rusland uitspraken van het EHRM naast zich neer kan leggen wanneer deze in strijd zijn met de Russische Grondwet. Een dergelijke uitspraak druist in tegen Rusland’s verdragsverplichtingen op basis van het EVRM, waarin is bepaald dat uitspraken van het EHRM bindend zijn voor verdragspartijen. Rusland is dan ook verplicht uitspraken van het EHRM uit te voeren en dient bij een geconstateerde schending maatregelen te nemen. Rusland kan zich niet aan zijn verdragsverplichtingen onttrekken met een beroep op een uitspraak van een nationale rechter.
Ook in enkele andere lidstaten van de Raad van Europa zijn het EVRM en de protocollen geïncorporeerd in de wetten van deze lidstaten zelf, waarmee zij de status van nationale wetgeving hebben gekregen. Interpretatie en tenuitvoerlegging van nationale wetten, inclusief de Grondwet, in deze landen dient evenwel zodanig te gebeuren dat steeds kan worden voldaan aan verplichtingen onder het EVRM. Indien nationale wetten niet verenigbaar zijn met een uitspraak van het EHRM, dient de lidstaat er zorg voor te dragen dat de uitspraak van het EHRM wordt uitgevoerd.
Hoe verhoudt deze nieuwe juridische situatie in Rusland, met betrekking tot de ondergeschiktheid van het EVRM ten opzichte van de Grondwet, zich tot die in andere lidstaten van de Raad van Europa?
Zie antwoord vraag 2.
In welke mate moet deze uitspraak van het Russische Hof worden begrepen als een politiek signaal van Rusland om zich verder van de Raad van Europa af te keren? Heeft u signalen dat Rusland overweegt terug te treden uit de Raad van Europa? Zo ja, welke?
De verhouding van Rusland tot de Raad van Europa staat onder druk. Zo trok de Russische delegatie zich eerder terug uit de Parlementaire Assemblee van de Raad, nadat de Assemblee haar stemrecht had opgeschort naar aanleiding van de illegale annexatie van de Krim. Voorts hebben verschillende politieke vertegenwoordigers van Rusland, waaronder Doemavoorzitter Aleksei Poesjkov, gedreigd met opzegging van het Russische lidmaatschap van de Raad van Europa.
Er zijn evenwel geen aanwijzingen dat Rusland daadwerkelijk overweegt terug te treden uit de Raad van Europa. Tijdens de ministeriële bijeenkomst van de Raad van Europa in mei heeft Minister Lavrov ook geen enkele toespeling gemaakt op een eventueel opzeggen van het lidmaatschap van de Raad van Europa.
In welke mate klopt het dat Rusland uitspraken van het EHRM altijd al weigerde uit te voeren? Wat is uw oordeel hierover? Met welke andere lidstaten bestaan vergelijkbare problemen?
De inschatting dat Rusland uitspraken van het EHRM altijd al weigerde uit te voeren deel ik niet. Rusland heeft veel uitspraken van het EHRM uitgevoerd en ook door het Hof opgelegde schadevergoedingen betaald.
Deelt u de mening dat door deze ontwikkeling fundamentele rechten en vrijheden in Rusland verder onder druk komen te staan en dat burgers zich daar steeds minder juridisch tegen kunnen verweren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kan Rusland aan zijn verplichtingen worden gehouden en kan worden bevorderd dat mensenrechten in Rusland op de agenda blijven?
Ik deel de mening dat fundamentele rechten en vrijheden in Rusland verder onder druk komen te staan en dat burgers zich daar steeds minder juridisch tegen kunnen verweren. Rusland heeft zich middels tal van internationale instrumenten van onder andere de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de OVSE gecommitteerd aan universele mensenrechten. Rusland kan op basis van verschillende instrumenten in verschillende fora worden aangesproken op haar verplichtingen, zoals de Universal Periodical Review van de Mensenrechtenraad van de VN, het Comité van Ministers van de Raad van Europa en de jaarlijkse Human Dimension Implementation Meeting van de OVSE.
Door te blijven inzetten op dialoog met Rusland over mensenrechtenverplichtingen én steun aan het maatschappelijk middenveld en via people-to-people contacten, probeert Nederland de negatieve ontwikkelingen in Rusland tegen te gaan.
Bent u bereid om in bilaterale contacten en/of in het verband van het Comité van Ministers aandacht te vragen bij uw Russische collega's voor dit punt en de bezorgdheid van Nederland hierover over te brengen?
De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, de heer Jagland, en de voorzitter van de Parlementaire Assemblee, mevrouw Brasseur, hebben hun zorg geuit over de uitspraak van het Constitutionele Hof van Rusland. Nederland deelt deze bezorgdheid en zal aandacht blijven vragen voor deze kwestie.
Deelname van Nederlandse bewindslieden aan de herdenking van de Tweede Wereldoorlog in China |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich eerdere vragen en uw beantwoording daarvan, over de mogelijke aanwezigheid van Nederlandse bewindslieden bij de herdenking van de Tweede Wereldoorlog in China?1
Ja.
Klopt het bericht dat een groot aantal EU-landen geen hoge afvaardiging stuurt naar de militaire parade en herdenking in China op 3 september 2015?2 Zo ja, welke argumenten voeren deze landen hiervoor aan?
Het bericht onder referte spreekt slechts over topfunctionarissen van de EU instituties die de militaire parade op 3 september 2015 waarschijnlijk niet zullen bijwonen. Verschillende EU-landen hebben hun afvaardiging nog in overweging.
Deelt u inmiddels de mening dat het geen fraai plaatje oplevert als Nederlandse bewindslieden op het Plein van de Hemelse Vrede naar Chinese tanks staan te kijken die daar eerder studenten vermorzeld hebben? Zo neen, waarom niet?
Inhoud en programma van de Chinese herdenking van het 70-jarig einde van WOII zijn nog in ontwikkeling. Wat het kabinet van belang acht is dat deze herdenking zich richt op verzoening, op de toekomst en op vreedzame samenwerking tussen landen en volkeren die op welke manier dan ook betrokken waren bij de Tweede Wereldoorlog.
Kunt aangeven of, en zo ja, op welk niveau, Nederland zich laat vertegenwoordigen? Speelt de agressieve houding van China in delen van de Zuid-Chinese zee een rol in uw beslissing?
Bij de afweging of en zo ja, op welk niveau Nederland tijdens de ceremoniële activiteiteten in Peking vertegenwoordigd zal zijn gelden voor de regering drie overwegingen: ten eerste het feit dat Nederland en China gedurende de oorlogsjaren geallieerden waren en er vele Nederlanders en Chinezen samen hebben geleden onder de bezetting. Ten tweede geldt dat naar de mening van de regering dergelijke herdenkingen ook een element van vooruitkijken moeten bevatten en dienen bij te dragen aan een proces van verzoening. Ten derde geldt dat rekening gehouden dient te worden met de wijze van vertegenwoordiging van andere, vergelijkbare, landen. Op basis van die afweging is het kabinet voornemens Nederland te laten vertegenwoordigen door Minister van Staat Tjeenk Willink.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 31 augustus 2015, beantwoorden, zodat het tijdig duidelijk wordt of Nederland met een officiële vertegenwoordiging aanwezig zal zijn bij dit Chinese machtsvertoon?
Ja.
De arrestatie van Carvajal en dreigende inval van Venezuela op Aruba |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de berichten «Bijna oorlog met Venezuela» en «De oorlogsschepen rukten al op naar de Arubaanse kust»?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van de berichten.
Klopt het dat Minister-President Rutte zich heeft laten ontvallen «We kunnen godverdomme geen crisis in een crisis hebben»? Zo nee, wat waren dan zijn woorden?
De kwestie is intern besproken tussen de direct betrokken leden van het kabinet. Over exacte bewoordingen doet het kabinet geen uitspraken.
Heeft het voorkomen van een diplomatieke crisis tijdens het oplossen van een andere crisis, zoals de uitspraak van de Minister-President aangeeft, voorop gestaan tijdens het afwikkelen van de zaak Carvajal? Stond deze benadering en houding van het zo snel mogelijk wegwerken van deze crisis rondom Carvajal in zulke mate bovenaan prioriteitenlijst dat het recht geobstrueerd mocht worden?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft zich uitsluitend gebaseerd op verplichtingen die voortvloeien uit bepalingen van internationaal recht (het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963). Na juridisch onderzoek is door de Minister van Buitenlandse Zaken de conclusie getrokken dat de heer Carvajal Barrios immuniteit genoot. Op grond van die immuniteit is de heer Carvajal Barrios vrijgelaten door de Arubaanse autoriteiten.
Heeft de Arubaanse kustwacht op 27 juli 2014 wel of geen alarm geslagen over vier Venezolaanse oorlogsschepen die de kust naderden? Indien wel, wat heeft u met deze melding gedaan?
De Kustwacht in het Caribisch Gebied en de Marine houden in het kader van hun taakuitvoering in het Caribisch gebied de scheepsbewegingen rond de eilanden nauwlettend in de gaten. De Kustwacht heeft zondag 27 juli 2014 voor de kust van Aruba en Curaçao, buiten de territoriale wateren, Venezolaanse marineschepen gesignaleerd. De eenheden waren, door Venezolaanse territoriale wateren, in transit van Maracaibo naar hun thuishaven Puerto Cabello. Na onderzoek bleek dit een gangbare route.
Klopt het dat er sprake was van een militaire dreiging vanuit Venezuela, gezien het feit dat er verschillende Venezolaanse marineschepen richting Aruba voeren? Zo ja, kunt u toelichten waarom u een jaar geleden in antwoord op vragen van de leden Sjoerdsma en Hachchi schreef dat er geen militaire bedreigingen zijn geuit?2
Er zijn geen militaire bedreigingen geuit.
Klopt het dat de Venezolaanse marineschepen zich bevonden binnen de territoriale wateren van Aruba? Zo nee, hoe ver bevonden zij zich buiten deze wateren?
De Venezolaanse marineschepen bevonden zich in Venezolaanse territoriale wateren.
Klopt de berichtgeving dat Venezuela heeft gedreigd met «verregaande diplomatieke en economische sancties»? Zo ja, welke sancties precies betroffen dit? Heeft dit dreigement een rol gespeeld in uw besluit om Carvajal weer heel snel vrij te laten?
Venezuela heeft geprotesteerd tegen de arrestatie van de heer Carvajal Barrios en heeft aangegeven dat sprake was van inbreuk op internationaal recht. Zoals gesteld in antwoord 3 heeft de regering zich uitsluitend gebaseerd op verplichtingen die voortvloeien uit bepalingen van internationaal recht (het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963). De vrijlating van de heer Carvajal Barrios door de autoriteiten van Aruba is gebaseerd op de conclusie van juridisch onderzoek naar de immuniteit van betrokkene.
Kunt u toelichten waarom er eerst op «hoog ambtelijk niveau» is aangegeven dat Carvajal «geen enkele (diplomatieke) immuniteit» genoot, en later werd besloten dat dit toch het geval was?
Er is één formele conclusie over de immuniteit van de heer Carvajal Barrios getrokken en deze is door de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken officieel gecommuniceerd aan de autoriteiten van Aruba.
Had het feit dat Venezuela de procedure met betrekking tot het verzoek tot aanstelling van Carvajal als consul-generaal incorrect heeft gevolgd, niet moeten leiden tot uitleg dat Carvajal geen diplomatieke immuniteit genoot? Zo nee, is er precedent voor de uitleg dat Carvajal toch diplomatieke immuniteit genoot, ondanks het feit dat hij niet was aangesteld als consul-generaal?
De Venezolaanse regering meende dat de nota waarin de heer Carvajal Barrios werd aangewezen als consul-generaal op Aruba via de juiste weg was ingediend. Ingevolge artikel 13 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963 kan het hoofd van een consulaire post, in afwachting van de verlening van het exequatur, voorlopig tot de uitoefening van zijn werkzaamheden worden toegelaten. In dat geval geniet die persoon de immuniteiten die het verdrag aan consuls-generaal toekent. Zoals gesteld in de beantwoording van Kamervragen van Sjoerdsma en Hachchi (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2686) is de Minister van Buitenlandse Zaken na juridische duiding van de feitelijke situatie tot de conclusie gekomen dat Venezuela er, onder de omstandigheden van dat geval, op mocht vertrouwen dat de heer Carvajal Barrios voorlopig tot de werkzaamheden van consul-generaal was toegelaten. Hij genoot derhalve de immuniteiten die voortvloeien uit de functie van consul-generaal. Het komt zeer regelmatig voor dat een consul-generaal in afwachting van verlening van het exequatur al met zijn werkzaamheden aanvangt, en dat hij dan de immuniteiten geniet die het verdrag aan consuls-generaal toekent.
Kunt u volledig, exact en helder toelichten wat, volgens u, de gang van zaken en de beweegredenen zijn geweest om Carvajal eerst te arresteren, enkele dagen later tot het besluit te komen dat hij toch diplomatieke immuniteit genoot, op basis van welke gronden dit besluit tot stand kwam, en uw besluit om Carvajal weer vrij te laten? Kunt u daarbij ook ingaan op de vraag of het klopt het dat het besluit vanuit Aruba om de heer Carvajal te arresteren, evenals de verlenging van zijn aanhouding, is afgestemd met de bevoegde instanties in Nederland? Kunt u tevens een tijdlijn schetsen van wanneer u op de hoogte was van de arrestatie van Carvajal, wanneer u besloot dat hij toch diplomatieke immuniteit genoot, en wanneer u vervolgens besloot hem vrij te laten?
De heer Carvajal Barrios is op 23 juli 2014, op basis van een verzoek om voorlopige aanhouding van de Verenigde Staten, aangehouden door de autoriteiten van Aruba. Rechtshandhaving is een autonome bevoegdheid van het land Aruba. Diplomatieke en consulaire relaties, inclusief immuniteit, zijn bevoegdheden van het Koninkrijk. Alleen de Minister van Buitenlandse Zaken is bevoegd daarover een beslissing te nemen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd na aanhouding van de heer Carvajal Barrios op de hoogte gesteld van de situatie. Op basis van juridisch onderzoek heeft de Minister van Buitenlandse Zaken op 27 juli geconcludeerd dat de heer Carvajal Barrios immuniteit genoot op grond van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963. Dit is door de regering aan de Arubaanse autoriteiten gecommuniceerd. Daarnaast is aan Venezuela aangegeven dat de heer Carvajal Barrios persona non grata werd verklaard. Op grond van zijn immuniteit is de heer Carvajal Barrios op 27 juli vrijgelaten door de Arubaanse autoriteiten.
Kunt u volledig, exact en helder toelichten wat er precies is gebeurd met Carvajal, nadat deze werd opgepakt en er een uitleveringsverzoek kwam van de Verenigde Staten?
Zie antwoord op vraag 10. De regering heeft geen uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten ontvangen.
Is de heer Carvajal nog steeds persona non grata in het Koninkrijk der Nederlanden?
Ja.
Hoe verhoudt de diplomatieke immuniteit van de heer Carvajal zich tot het feit dat hij persona non grata is verklaard voor en door het Koninkrijk der Nederlanden? Op welke rechtsbasis is dit verenigbaar met elkaar?
De heer Carvajal Barrios genoot op grond van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963 de immuniteit van een consul-generaal tot het moment dat hij het grondgebied van het Koninkrijk had verlaten. Op grond van artikel 23 van hetzelfde Verdrag mag het Koninkrijk te allen tijden de zendstaat ervan in kennis stellen dat een consulaire ambtenaar persona non grata is.
Vindt u het slim, verstandig en te rechtvaardigen dat u hebt besloten Carvajal vrij te laten, gezien de diverse beschuldigingen die over hem zijn geuit inzake drugshandel en criminaliteit, én het feit dat de Verenigde Staten om zijn uitlevering verzocht vanwege deze drugshandel?
Het Koninkrijk dient zich aan internationale rechten en verplichtingen te houden, inclusief het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963. Op grond van zijn immuniteit is de heer Carvajal Barrios op 27 juli vrijgelaten door de Arubaanse autoriteiten.
Heeft het vrijlaten van Carvajal enige invloed gehad op de betrekkingen tussen Nederland en de Verenigde Staten, dan wel Aruba en de Verenigde Staten? Zo ja, welke?
Nee.
Bent u nog steeds van mening dat er geen aanleiding is voor verdere acties om de dreiging uit Venezuela het hoofd te bieden, zoals u vorig jaar antwoordde op eerdere vragen?3
Ja.
In hoeverre wordt de relatie tussen Nederland en Venezuela gedomineerd door handelsbelangen, in het bijzonder de belangen van Shell? Heeft u voldoende oog voor de mensenrechtenschendingen, de corruptie, het oppakken van oppositieleden, het ondermijnen van de democratie door president Maduro, de mensenhandel en de drugssmokkel?
In de bilaterale relatie met Venezuela zijn zowel politieke, mensenrechten- en handelselementen van belang.
Hoe vaak heeft u sinds het voorval met de heer Carvajal gesproken met uw Venezolaanse ambtgenoot, dan wel andere vertegenwoordigers van de Venezolaanse regering? Hoe vaak heeft u daarbij dit voorval ter sprake gebracht en uw ongenoegen geuit over de gang van zaken, en wat was daarop de reactie van Venezuela?
Na het verlaten van Aruba door de heer Carvajal Barrios, beschouwt de regering dit als een bilaterale zaak tussen de Verenigde Staten en Venezuela. Met Venezuela is gesproken over de te volgen procedures rondom aanmelding van consuls-generaal en de bevoegheidsverdeling binnen het Koninkrijk met betrekking tot het diplomatieke verkeer.
Kunt u zo vriendelijk zijn om al deze vragen afzonderlijk van elkaar te beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Bijna oorlog met Venezuela' |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Bijna oorlog met Venezuela»?1
Ja.
Waarom heeft u, naar aanleiding van eerdere vragen (specifiek vraag 2), op geen enkele wijze aangegeven dat de marine van Venezuela de Arubaanse wateren was binnentrokken?2
De Venezolaanse marine is niet door Arubaanse wateren gevaren.
Zijn er destijds naar aanleiding van de agressie van Venezuela door Nederlandse zijde militaire stappen gezet om de veiligheid van het Koninkrijk te garanderen? Zo ja welke? Zo neen, waarom niet?
Er was geen aanleiding voor het ondernemen van acties. De Kustwacht in het Caribisch Gebied en de Marine houden in het kader van hun taakuitvoering in het Caribisch gebied de scheepsbewegingen rond de eilanden nauwlettend in de gaten.
Welke rol heeft de militaire dreiging door Venezuela gespeeld in het plotselinge draaien van de Nederlandse regering inzake de politieke onschendbaarheid van socialistenspion «Carvajal»?
In antwoord op Kamervragen van Sjoerdsma en Hachchi, ingezonden 30 juli 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2686) heeft de regering aangegeven dat er geen militaire bedreigingen door Venezuela zijn geuit. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft na juridisch onderzoek de conclusie getrokken dat de heer Carvajal Barrios immuniteit genoot op basis van internationaal recht (Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963). Op grond van die immuniteit is de heer Carvajal Barrios vrijgelaten door de Arubaanse autoriteiten.
Welke specifieke stappen zijn er gezet door de Nederlandse regering (of op initiatief daarvan) in de kwestie «Carvajal» en welke reacties zijn daarop gekomen van Venezuela, de Verenigde Staten en Aruba? Graag een duidelijk overzicht.
Rechtshandhaving is een autonome bevoegdheid van het land Aruba. De Nederlandse regering was niet betrokken bij de arrestatie van de heer Carvajal Barrios. Venezuela heeft geprotesteerd tegen de arrestatie en aangegeven dat er sprake was van inbreuk op internationaal recht. Er is juridisch onderzoek gedaan naar de immuniteit van betrokkene. Op basis daarvan heeft de Minister van Buitenlandse Zaken geconcludeerd dat de heer Carvajal Barrios immuniteit genoot op grond van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963. Dit is door de regering aan de Arubaanse autoriteiten gecommuniceerd. Daarnaast is aan Venezuela kenbaar gemaakt dat de heer Carvajal Barrios persona non grata werd verklaard. Aruba heeft de heer Carvajal Barrios vrijgelaten op grond van de conclusie dat hij immuniteit genoot. De Verenigde Staten heeft de regering om juridische duiding gevraagd. Deze is gegeven en geaccepteerd door de Verenigde Staten.
Ziet u inmiddels in, mede gezien de groeiende internationale spanningen, dat niet bezuinigd dient te worden op defensie, maar minimaal toegewerkt moet worden naar de afgesproken NAVO-norm van 2%?
In de brief van 7 november jl. over de uitvoering van de motie-Van der Staaij c.s. heeft het kabinet tot uitdrukking gebracht dat de versterking van de krijgsmacht moet berusten op een meerjarig perspectief. Dit strookt met de in NAVO-verband gemaakte afspraken en ook met de intentie van dit kabinet om de trendbreuk ten aanzien van Defensie de komende jaren, waar mogelijk en nodig, voort te zetten. In de brief van 19 juni jl. over de motie heeft het Kabinet de stappen uiteengezet die het, afhankelijk van de ontwikkelingen in de internationale veiligheidssituatie de komende jaren, en de beschikbare financiële mogelijkheden, voor ogen heeft.