Onveilige cv-ketels |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Waarom gaat u in uw antwoorden op eerdere Kamervragen niet in op problemen met warmtewisselaars? Wanneer en hoe heeft Nefit de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op de hoogte gesteld van problemen met warmtewisselaars?1
In het antwoord op vraag 3 van het lid Beckerman (2018Z00273) ben ik ingegaan op de problemen met warmtewisselaars: «Nefit heeft in 2009 bij de NVWA (destijds nog VWA) problemen gemeld met de cv-ketels van de typen B3L en B3M. Naar aanleiding van deze melding zijn passende maatregelen getroffen. In 2012 kwam met betrekking tot het type B3L vanuit de Duitse autoriteiten een nieuwe melding.» De meldingen over het type B3L hebben betrekking op de warmtewisselaar. «Uit de verkregen informatie bleek dat de reeds getroffen maatregelen voor het type B3M die zich richtten op de branderklemmen ongewijzigd konden blijven. Voor het type B3L werd de maatregel in Nederland opgeschaald overeenkomstig de in de EU getroffen maatregelen.»
Waarom heeft de NVWA in 2016 gesteld dat problemen bij de ketel van Nefit type B3M worden veroorzaakt door de brander en branderklemmen, terwijl er toen al ruim 12.000 warmtewisselaars omgewisseld waren omdat die waren vervormd? In hoeverre was de NVWA daarvan op de hoogte of had de NVWA daarvan op de hoogte moeten zijn?
De NVWA was sinds 2012 op de hoogte van het omwisselen van warmtewisselaars bij model B3L. De NVWA was niet op de hoogte van het omwisselen bij model B3M omdat daar op basis van de toen bekende informatie uit het oogpunt van veiligheid geen aanleiding toe bestond. In 2016 werd bij de NVWA een melding ontvangen van een ex-werknemer van Nefit met betrekking tot beide typen cv-ketels (B3L en B3M) waarin werd aangegeven dat de problemen ernstiger waren dan eerder aangenomen. Dit was aanleiding voor de NVWA om van een hoger risico uit te gaan en van Nefit te verlangen dat naast de lopende actie nu ook het publiek en in bijzonder de bezitters van de bewuste cv-ketels geïnformeerd zouden worden over het risico.
Is het waar dat tot nu toe ongeveer 25000 warmtewisselaars (in keteltype B3M) zijn krom getrokken en zijn omgewisseld? In hoeverre kan een kromgetrokken warmtewisselaar een gevaar opleveren voor de volksgezondheid, bijvoorbeeld door brand of koolmonoxidevergiftiging?
Uit gegevens die de NVWA ontvangen heeft is gebleken dat inmiddels 23.724 warmtewisselaars bij het type B3M vervangen zijn. Het is de NVWA niet bekend of hier sprake was van kromgetrokken wisselaars.
In het antwoord op vraag 4 van het lid Beckerman (2018Z00273) ben ik ingegaan op het mogelijke gevaar op een koolmonoxidevergiftiging.
Hoe verhoudt uw eerdere antwoord «Voor zover mij bekend heeft Nefit zich gehouden aan de wettelijke verplichtingen voor wat betreft het melden van problemen met CV-ketels.» zich tot de vordering die de NVWA heeft moeten uitvoeren en waarover u spreekt in uw antwoord op vraag 4?
Nefit heeft in 2009 bij de NVWA problemen gemeld met de cv-ketels. Op grond van de warenwet (Art. 21b) is een fabrikant/handelaar niet verplicht om nieuwe gelijksoortige incidenten met eenzelfde product telkens opnieuw te melden. Tijdens het onderzoek in 2016, nav de melding van een ex-werknemer van Nefit, is afgesproken dat het bedrijf alle bij hen bekende incidenten met het type B3M bij de NVWA zouden worden gemeld. Het bleek dat Nefit die afspraken anders interpreteerde dan de NVWA. Dit leidde er toe dat Nefit drie incidenten niet meldde, terwijl dat volgens de NVWA wel had gemoeten. Daarop besloot de NVWA alle informatie over incidenten met het type B3M te vorderen.
Hoeveel nieuwe gevallen van smeltschade zijn er voorgekomen sinds de vordering van de NVWA, nu u stelt dat «...bij 23 van deze 25 incidenten smelt- of brandschade is vermeld» en Nefit bij RTL spreekt van 63 gevallen?2
Het aantal was ten tijde van beantwoording 25 sinds het instellen van de vordering. Inmiddels is dat aantal opgelopen tot 60. Het is niet bekend waar het aantal van 63 op is gebaseerd.
Wanneer is het onafhankelijke onderzoek naar mogelijke koolmonoxidevergiftiging gereed en bent u bereid de uitkomsten met de Kamer te delen?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag drie (2018Z00273) aangaf zal door een onafhankelijk bureau in opdracht van Nefit nader worden onderzocht of de gebruikers van de desbetreffende ketels daadwerkelijk worden blootgesteld aan mogelijk gevaar op een koolmonoxidevergiftiging. Nefit heeft toegezegd het rapport onverkort met de NVWA te delen. Op basis van het rapport zal de NVWA bezien wat nodig is aan maatregelen, afspraken of vervolg onderzoek.
Verder heeft «C+B advies en expertise» in opdracht van RTL nieuws, onderzoek naar de veiligheid van CV ketels van Nefit model B3M en B3L uitgevoerd. Het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoek van de NVWA heeft opdracht gegeven de resultaten van dit onderzoek nader te bestuderen.
Het streven is de bevindingen van genoemde onderzoeken vóór de zomer met de Kamer te delen.
Kunt u garanderen dat de cv-ketels van Nefit, waarover nu onrust is, voldoen aan de Warenwetbesluit Gastoestellen waarin staat dat «...bij normaal gebruik van het gastoestel geen bijzonder gevaar op mag leveren voor de veiligheid van personen, huisdieren of goederen»?3
Het is de verantwoordelijkheid van de fabrikant ervoor zorg te dragen dat de gastoestellen voldoen aan de wettelijke eisen van het Warenwetbesluit gastoestellen. De NVWA houdt risico gericht toezicht op het naleven van de warenwet. Daarbij zal de NVWA bij het constateren van afwijkingen de benodigde maatregelen treffen.
Wat heeft u gedaan met de door de Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV) gesignaleerde «...noodzaak dat fabrikanten van componenten zoals toestellen en rookgasafvoersystemen er samen met de installatiebranche voor zorgen dat installaties zowel failsafe als foolproof zijn»?4
Voor de wijze waarop met de aanbevelingen van het OvV rapport wordt omgegaan, zoals het failsafe maken van verbrandingstoestellen en foolproof maken van installaties verwijs ik naar de kabinetsreactie5 en de voortgangsbrief 6. Voor de resultaten van de in deze brieven genoemde gesprekken met de branche verwijs ik u naar de antwoorden op de kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2122) van het lid Beckerman (SP).
Bent u bereid om alle aanbevelingen uit het eerder genoemde rapport van de OVV om te zetten in wetgeving, waardoor het toezicht op de kwaliteit van verbrandingstoestellen wordt aangescherpt en er meer gebeurt- dan wettelijke eisen aan installateurs stellen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor de wijze waarop met de aanbevelingen van het OvV rapport wordt omgegaan verwijs ik naar de kabinetsreactie7 en de voortgangsbrief van 19 december 20168.
Wanneer en op welke manieren wordt de bijscholing van 1.400 tot 2.300 monteurs en installateurs voorbereid en in gang gezet?5
Zoals de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in haar brief van de 18 december 201710 heeft gemeld, wordt een voorstel tot bijscholing op dit moment door de sector uitgewerkt.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Bouwregelgeving en Energiebesparing dat momenteel gepland is op 14 februari 2018?
Nee, dat is helaas niet gelukt.
Het bericht dat energiebedrijven experimenteren met prepaid energie |
|
Jasper van Dijk (SP), Sandra Beckerman (SP) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat toegang tot energie een eerste levensbehoefte is?1
Ja, dit heb ik ook aangegeven in de toelichting op de gewijzigde Regeling Afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas, alsmede de Warmteregeling (gepubliceerd op 1 februari 2018, Stcrt. 5311).
Zo ja, waarom staat u toe dat mensen geen vaste energieleveranties meer krijgen, maar zich slechts met een prepaid-systeem toegang tot energie kunnen verwerven?
Binnen de energiesector is een aantal netbeheerders (Stedin en Liander), energiemaatschappijen (Nuon en Greenchoice) en de Stichting Energiebank Nederland een tweetal kleinschalige pilots gestart (maximaal 50 huishoudens per pilot). In opdracht van deelnemende partijen wordt de technische uitvoering van de pilots mogelijk gemaakt door Prepaid Energy Service. De deelnemende energieleveranciers leveren elektriciteit en gas op basis van een prepaid contract. Deelname aan de pilots gebeurt op basis van vrijwilligheid. Overigens zijn de pilots geen experiment in de zin van artikel 7a van de Elektriciteitswet 1998.
Het uitgangspunt is dat er voor de geleverde energie betaald moet worden, en dat (tijdelijke) stopzetting van de elektriciteitslevering volgt in geval van saldotekort. Dit staat ook expliciet in de deelnemersverklaring. Er kan na de stopzetting geen schuld voor de elektriciteitslevering worden opgebouwd. Voordat de stopzetting plaatsvindt wordt de kleinverbruiker hier op diverse manieren voor gewaarschuwd. Deelnemers aan de pilot kunnen altijd kiezen om weer elektriciteit geleverd te krijgen op de reguliere wijze.
Bent u bereid experimenten met prepaid-energielevering te verbieden?
Ik vind het, net als de Staatssecretaris van SZW, van belang dat in deze pilotfase zeer zorgvuldig gekeken moet worden naar voor wie het prepaid betalen van energie geschikt is (zie ook het antwoord op vraag 6). Het is verder aan de toezichthouder Autoriteit Consument en Markt om te bekijken of de prepaid dienst (inclusief haar voorwaarden) binnen de wettelijke kaders past.
Ik merk op dat het in casu gaat om een kleinschalige vrijwillige pilot, die onder de huidige condities maximaal een jaar zal duren. De deelnemende partijen hebben als doelstelling om de kwetsbare doelgroep in de samenleving te helpen bij het hebben en behouden van toegang tot energie. Verder willen de betrokken partijen met de prepaid dienst kleinverbruikers meer bewust maken van hun energieverbruik en extra hulp bieden om afsluiting en schulden te voorkomen.
Daarnaast worden betreffende kleinverbruikers bij de aanvraag niet geconfronteerd met een eventuele waarborgsom en kan de prepaid gebruiker een persoon (zoals een bewindvoerder of een ouder) inschakelen om mee te kijken (zo kan er ook voor worden gekozen deze persoon een bericht te laten sturen als het saldotegoed onder een bepaalde drempelwaarde komt). De dienst levert dus ook voordelen op voor de consument. De prepaid dienst wordt door initiatiefnemers gezien als een mogelijke oplossing voor budgetproblemen.
Het Nibud ziet de pilot als een positieve ontwikkeling, omdat de prepaid dienst voor de consument een goede manier zou kunnen zijn op het grip houden van zijn of haar uitgaven. Wel benadrukt ze dat consumenten de vrijheid moeten hebben om voor het ene of het andere systeem te kiezen, waarbij duidelijk moet zijn wat zij kunnen verwachten. NVVK is benieuwd of de prepaid dienst als een preventiemiddel kan dienen voor het ontstaan van problematische schuldsituaties. Zowel NVVK als Divosa geven aan dat de prepaid dienst mogelijk kan bijdragen aan het terugdringen van schulden bij energieleveranciers en bewustwording bij mensen over de gebruikskosten van energie. Wel geven zij aan op dit moment de prepaid dienst nog niet als geschikt te zien voor personen die al problematische schulden hebben en in de schuldhulpverlening zitten. Zij wijzen hier onder meer op het feit dat deze personen minder goed kunnen budgetteren en dat daarnaast de schuldhulpverlening is ingericht op afdracht aan schuldeisers met vaste (en dus geen fluctuerende) lasten.
In antwoord op Kamervragen2 wordt aangegeven dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat voornemens is om de plicht voor energiebedrijven om wanbetalers eerst aan te melden bij de gemeentelijke schuldhulpverlening ook in de zomermaanden te laten gelden, waarbij tijdens het schuldhulptraject niet tot afsluiting overgegaan mag worden; wanneer wordt dit voorstel aan de Kamer gestuurd?
Het gaat hier om de Regeling Afsluitbeleid voor kleinverbruikers voor elektriciteit en gas alsmede de Warmteregeling. In de gewijzigde regelingen is opgenomen dat leveranciers nu ook in de periode van april-oktober klantgegevens aan schuldhulpinstanties doorgeven indien geen contact gekregen kan worden met de betreffende kleinverbruiker. De gewijzigde regelingen zijn afgelopen najaar ter consultatie voorgelegd. De mogelijkheid tot reageren hierop is expliciet gecommuniceerd aan energieleveranciers, VNG, Divosa, NVVK, netbeheerders en consumentenorganisaties (conform artikel 44, tiende lid, Gaswet en artikel 95b, tiende lid, Elektriciteitswet 1998). De gewijzigde regelingen zijn op 1 februari 2018 in de Staatscourant gepubliceerd (nummer 5311).
Onderkent u dat indien mensen zich slechts met een prepaid-systeem toegang tot energie kunnen verwerven de voorwaarden voor afsluiting op hen niet van toepassing zijn, waarmee dit een sluiproute vormt om de voorwaarden voor afsluiting te ontlopen? Bent u bereid deze sluiproute af te sluiten?
Het afsluiten van consumenten valt onder de Regeling afsluitbeleid elektriciteit en gas (hierna ook: Regeling Afsluitbeleid)) alsmede de Warmteregeling. Deze regelingen zijn ook op de prepaid dienst van toepassing. Zo geldt dat kwetsbare consumenten, waarbij de afsluiting voor ernstige gezondheidsrisico’s kan zorgen, niet mogen worden afgesloten (uitzonderingen daargelaten zoals afsluiting op eigen verzoek, en fraude). Deze personen doen nu niet mee aan de pilots, dit wordt voorafgaand aan deelname aan de pilot daadwerkelijk gecheckt door de deelnemende partijen. Verder geldt, op basis van vrijwillige afspraken in de sector, dat in geval van strenge vorst sowieso niet mag worden afgesloten. Daarnaast zal de procedure wegens wanbetaling uit genoemde regelingen niet van toepassing zijn, aangezien er geen deelnemers zijn die problematische schulden hebben en/of bij een traject voor schuldhulpverlening betrokken zijn.
Verder merk ik op dat er sprake is dat er op de energiemarkt vrije keuze is qua leverancier. De kleinverbruiker kan zelf een energieleverancier kiezen en heeft een eigen keuze in het al dan niet deelnemen aan de prepaid energiedienst, waarbij het hem van tevoren bekend is dat elektriciteitslevering stopt als het tegoed op is, waarna er ook geen schuld voor de elektriciteitslevering kan worden opgebouwd. Daarnaast heeft Energie Nederland een convenant gesloten met NVVK met als doel om bij problematische schulden in een zo vroeg mogelijk stadium effectief samen te werken en een duurzame oplossing te bieden om het aantal kleinverbruikers met betalingsproblemen terug te dingen en het oplopen van schulden te voorkomen.
Erkent u dat mensen in armoede en schulden niet geholpen zijn met een prepaid-systeem voor energie, maar wel met doorgeleiding naar de schuldhulpverlening?
Dat veel mensen problematische schulden hebben is een groot maatschappelijk probleem. Idealiter worden mensen met problematische schulden ondersteund door een vorm van schuldhulpverlening, waarbij wordt veiliggesteld dat vaste lasten betaald worden. Het is echter bekend dat een behoorlijke groep mensen met (dreigende) problematische schulden geen professionele hulp krijgt, aangezien mensen vaak lang wachten met het zoeken naar hulp.
Het kabinet zet stevig in op het terugdringen van het aantal mensen met problematische schulden en een effectievere hulpverlening aan schuldenaren en wil haast maken met de aanpak. Het gaat hier om een complex probleem waar een grote gezamenlijke opgave en verantwoordelijkheid ligt van heel veel partijen. Voor de kerst heeft mijn collega van het Ministerie van SZW u een brede schuldenaanpak aangekondigd waarin wordt samengewerkt met de meest betrokken collega’s in het kabinet om tot een brede, overkoepelende schuldenaanpak te komen3.
Meerdere departementen, gemeenten, overheidsorganisaties en private partijen zijn – gezamenlijk – aan zet. Het is positief om te zien dat steeds meer private partijen zich actief inzetten om te voorkomen dat mensen in de schulden terecht komen. Nieuwe initiatieven en gedegen onderzoek naar initiatieven om schulden te voorkomen vind ik zeer positief. Ook dit initiatief van netbeheerders en energieleveranciers om een pilot uit te voeren waarbij het doel is om mensen te behoeden voor schulden en meer grip te geven op hun uitgaven kan hieraan bijdragen.
In deze pilotfase zal zeer zorgvuldig gekeken moeten worden naar voor wie het prepaid betalen van energie geschikt is. Een belangrijk aandachtspunt is dat klanten, – waar nodig –, doorverwezen kunnen worden naar schuldhulpverlening als het saldo op is en er niet wordt opgewaardeerd. De NVVK heeft aangegeven met de betreffende leveranciers in gesprek te gaan om hier afspraken over te maken. Voor de Staatssecretaris van SZW, maar ook voor mij, is het interessant om te zijner tijd te weten wat de resultaten van de pilot zijn. Zoals eerder toegezegd (toezegging VAO Energie d.d. 18 januari 2018), zal ik uw Kamer hierover informeren.
Bent u bereid het voorstel van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) te onderzoeken om een drinkwaterfonds op te richten waaruit waterbedrijven de kosten vergoed krijgen die ze maken voor mensen die niet kunnen betalen?
Ik ga niet over het drinkwaterbeleid en kan daarom geen toezeggingen doen over een dergelijk onderzoek. Dit onderwerp ligt op het terrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Kunt u aangeven hoe de experimenten met prepaid-energie zijn vormgegeven, hoe lang deze experimenten duren en hoeveel mensen daarbij betrokken zijn?
Uitgangspunt bij de pilots is dat het op basis van vrijwilligheid is, betreffende kleinverbruiker kan altijd besluiten om niet mee te doen en gebruik te maken voor elektriciteitsafname via de reguliere weg. Er lopen momenteel twee pilots: een in Arnhem en een in Rotterdam. Voor de pilot in Arnhem, met Nuon, Alliander en de Energiebank hebben kleinverbruikers zich vrijwillig aangemeld om deel te nemen. De pilot loopt nu met 5 medewerkers van Nuon en het doel is om rond de 40 klanten mee te laten doen. Bij de pilot in Rotterdam met Greenchoice en Stedin worden klanten geselecteerd op basis van twee situaties. Ten eerste gaat het om een kleinverbruiker die elektriciteit afneemt bij een andere leverancier, is afgesloten en normaliter borg zou moeten betalen. Daarnaast gaat het om kleinverbruikers waarbij betalingsproblemen geconstateerd zijn. Voor beide pilots geldt dat het uitdrukkelijk niet gaat om deelnemers die deelnemen aan een traject voor schuldhulpverlening.
Hoe zijn de mensen geselecteerd die aan dit experiment meedoen? Was er sprake van dwang? Konden de betrokken mensen vrijelijk kiezen tussen een gewone aansluiting en een prepaid-aansluiting?
Zie antwoord vraag 8.
Is voor deze experimenten toestemming gevraagd en gekregen van uw ministerie? Welke procedures en regelingen zijn hierbij betrokken?
Nee, er is geen toestemming gevraagd of gekregen. Er is ook geen procedure of regeling die dat voorschrijft.
Onderschrijft u de stelling dat prepaid-energietoevoer niet past in een beschaafd land?
Als hierboven aangegeven, vindt deelname aan de pilots plaats op basis van vrijwilligheid, waarbij het de kleinverbruiker bekend is dat afsluiting kan volgen als het financiële tegoed op is. Het wettelijk kader zoals dat in Nederland geldt op basis van de Elektriciteitswet 1998 zorgt ervoor dat elke kleinverbruiker de mogelijkheid heeft tot het ontvangen van betrouwbare, betaalbare levering van elektriciteit. De doelstellingen van de deelnemende partijen dragen hieraan bij door inzicht te bieden in het energieverbruik, het voorkomen van schulden, waardoor financieel kwetsbare mensen in de samenleving toegang behouden tot energie.
Er zijn vijf lidstaten in de Europese Unie waarin prepaid meters worden aangeboden voor elektriciteit en zes lidstaten die dit doen voor gas.4 Het is wereldwijd in meer dan 40 landen mogelijk gebruik te maken van deze dienst.
Windenergie en luchthaven Lelystad |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Klopt het dat de ontwikkeling van de luchthaven Lelystad nadelige gevolgen kan hebben voor bestaande of mogelijk nieuwe locaties voor windenergie in de buurt van de luchthaven?
Ja dat klopt. De mogelijke nadelige gevolgen, voor zover deze zich aftekenen, worden besproken met het Ministerie van Infrastructuur & Water, de luchtvaartsector en de initiatiefnemers van de verschillende windprojecten om te bezien in welke mate de besluitvorming aan luchtvaartzijde, en de planvorming aan windzijde, zodanig kunnen worden aangepast dat beide ontwikkelingen naast elkaar zoveel mogelijk doorgang kunnen vinden.
Klopt het dat de Visual Flight Routes (VFR) een beperking vormen voor de locaties en de hoogte van windturbines en dat dit problemen veroorzaakt bij het vinden van voldoende locaties in Flevoland?
Ja dat klopt. De bereikbaarheid van Lelystad Airport voor klein vliegverkeer is hierbij een uitgangspunt. Vervolgens bepalen de veiligheidseisen ten aanzien van dit vliegverkeer de randvoorwaarden voor de planvorming voor de windparken. Naar zich op dit moment laat aanzien zijn de belemmeringen vanuit het vliegverkeer voor de windprojecten «Blauw» en «Groen» zodanig beperkt, dat deze windprojecten kunnen worden gerealiseerd. Of ook windproject «West» verenigbaar is met de VFR-routes wordt op dit moment nog onderzocht.
Kunt u toezeggen dat de provinciale windplannen «Blauw» en «Groen» geen risico lopen doordat ten behoeve van de luchthaven gerommeld wordt aan de locaties, aantallen turbines of de hoogte van de turbines?
Gezien het grote maatschappelijke belang van zowel de luchtvaart als van de ontwikkeling van windenergie wordt voor beide windparken gezocht naar de mogelijkheden om de randvoorwaarden voor de windparken als gevolg van de luchtvaartontwikkelingen zodanig vorm te geven dat de windplannen gerealiseerd kunnen worden.
Zijn mogelijke nadelige gevolgen voor de opwekking van duurzame energie door de luchthaven meegenomen in de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) van de luchthaven?
Nee, deze zijn hier niet in meegenomen. De MKBA heeft betrekking op de maatschappelijke kosten en baten van het luchthavenbesluit voor uitbreiding van Lelystad Airport voor het internationale vliegverkeer en de daarbij behorende vliegbewegingen van dit internationale vliegverkeer.
Waterzijdig inregelen |
|
Liesbeth van Tongeren (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het waterzijdig inregelen van CV-installaties, waarbij de retourtemperatuur van belang is en het CV-water op een goede manier wordt verdeeld over radiatoren waardoor er veel energie kan worden bespaard?
Ja, ik ben bekend met deze maatregel. Door middel van waterzijdig inregelen worden cv-waterstromen in de installatie in balans gebracht. Een goed werkende verwarmingsinstallatie kan een bijdrage leveren aan de vermindering van het energieverbruik in woningbouw en utiliteitsbouw. Het blijkt dat veel installaties niet goed ingeregeld zijn vanwege het meerwerk dat gepaard gaat bij deze techniek.
Bent u bekend met het feit dat dit in veel gebouwen niet geregeld is, of oorspronkelijk wel, maar later nooit meer gecontroleerd, en dat dit veel energieverspilling tot gevolg heeft?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u naar aanleiding van de aangenomen motie-Van Tongeren (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 75) al in gesprek gegaan met MKB-Nederland over het efficiënter gebruik van aardgas en is hierbij het waterzijdig inregelen ook aan de orde gekomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de plannen voor het stimuleren van het waterzijdig inregelen van CV-installaties bij het midden en kleinbedrijf (mkb)? Klopt de inschatting dat het mkb daar jaarlijks zo'n 300 miljoen euro aan energiekosten mee kan besparen?
Ik geef uitvoering aan de motie van het lid Van Tongeren door in gesprekken met het bedrijfsleven, decentrale overheden en andere Energieakkoord-partijen afspraken te maken over verbeteringen van het wettelijke systeem rond de energiebesparingsverplichting in de Wet milieubeheer en informatievoorziening aan de bedrijven.
In het kader van de voorgenomen afspraken in het Energieakkoord over aanpassing van het Activiteitenbesluit komt in deze gesprekken een efficiënter gebruik van aardgas en (waterzijdig) inregelen van installaties aan de orde. Naast het verbeteren van het Activiteitenbesluit zullen ook de erkende maatregellijsten worden geactualiseerd om voortschrijdend inzicht en nieuwe technieken maximaal te benutten. Uitgangspunt daarbij blijft een terugverdientijd van 5 jaar.
De maatregel waterzijdig inregelen van cv-installaties komt op basis van inschattingen van de terugverdientijd door de installatiebranche in aanmerking voor plaatsing op de lijst van erkende maatregelen, of indien blijkt dat dit beter past bij de systematiek, opname als onderhoudsmaatregel bij een erkende maatregel (ook bekend als doelmatig beheer en onderhoud). De Energieakkoord-partijen hebben daarom afgesproken om de maatregel waterzijdig inregelen mee te nemen in het proces. Op dit moment baseren de Energieakkoord-partijen zich op inschattingen. In het actualisatieproces zal ik onderzoeken in welke branches de maatregel aan het criterium van 5 jaar terugverdientijd voldoet. Hierbij ontstaat dan ook een beter beeld of de inschatting van de energiekostenreductie klopt.
Klopt het dat de terugverdientijd van het goed inregelen van CV-installaties over het algemeen een minder dan vijf jaar is?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid het waterzijdig inregelen van CV-installaties te plaatsen op de lijst van verplichte maatregelen voor ondernemers in het kader van de nog verder aan te scherpen Wet milieubeheer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat de NAM de omvang van de noodzakelijke woningversterking veel te laag inschat |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Alders: NAM schat woningversterking veel te laag in»?1
Ja.
Hoe verklaart u het naar mijn mening «fakenews» van de NAM dat er in het aardbevingsgebied slechts 2.800 gebouwen versterkt dienen te worden, een aantal dat in werkelijkheid veel hoger ligt? Deelt u de mening dat dit bevestigt dat de NAM de ernst en omvang van de mijnbouwschade bagatelliseert en de schadeafhandeling bewust traineert en frustreert? Zo nee, waarom niet?
Ik hecht er aan te benadrukken dat NAM hoe dan ook aansprakelijk is voor alle versterkingsmaatregelen aan woningen en gebouwen die op basis van inspectie en doorrekening noodzakelijk blijken, ongeacht inschattingen die eerder zijn gemaakt van de totale omvang daarvan. De genoemde schatting van 2.800 gebouwen komt voort uit een analyse die in opdracht van NAM is uitgevoerd. In het nieuwsbericht waar u naar verwijst, laat de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), de heer Alders, weten dat deze schatting niet strookt met de uitkomsten van de inspecties en doorrekeningen die reeds hebben plaatsgevonden op basis van de NPR 2015. Hij heeft mij aanvullend uitgebreid schriftelijk geïnformeerd over het beeld dat uit de inspecties en berekeningen tot nu toe naar voren komt: terwijl nog lang niet alle huizen in het gebied zijn geïnspecteerd, is al van 3.300 panden vastgesteld dat versterking aan de orde is. Ik heb aan TNO verzocht om de berekeningen in opdracht van NAM onafhankelijk te beoordelen.
Door wie en in opdracht van wie is het onderzoek uitgevoerd, waar de cijfers van de NAM uit zijn voortgekomen? Hoeveel heeft dit onderzoek gekost? Deelt u de mening dat dit geld beter besteed had kunnen worden aan het vergoeden van mijnbouwschade?
Het rapport van NAM, waarin het getal van 2.800 gebouwen wordt genoemd, is het rapport «Assessment of Hazard, Building Damage and Risk» (NAM, november 2017). Dit rapport heeft NAM gemaakt op grond van de voorschriften die verbonden zijn aan het instemmingsbesluit «winningsplan Groningenveld» van 30 september 2017. Vanzelfsprekend zal ik bij het bespreken van de versterkingsopgave in de lopende gesprekken met de regio niet alleen de rekenresultaten van NAM over de versterkingsopgave in beschouwing nemen, maar ook de resultaten van daadwerkelijke inspecties van woningen, zoals uitgevoerd onder coördinatie van NCG. Het is mij niet bekend hoeveel het onderzoek heeft gekost. Op de hoogte van vergoedingen van mijnbouwschade en noodzakelijke versterkingsmaatregelen is dit echter niet van invloed: voor beide geldt dat NAM hiertoe wettelijk verplicht is.
Deelt u de mening dat dit des te meer aantoont dat de NAM zich niet meer dient te bemoeien met de schadeafhandeling en de versterkingsopgave? Wanneer gaat de NAM – zoals u eerder hebt gezegd – «er helemaal tussenuit»?
Op dit moment vindt onder mijn regie intensief overleg plaats met alle betrokken partijen over onder meer een nieuwe inrichting van de schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsopgave, waarin NAM geen bemoeienis meer heeft met te nemen beslissingen.
Houdt het bagatelliseren van de omvang van de noodzakelijke woningversterking verband met de betaalcapaciteit van de NAM?
Nee. NAM heeft voldoende betaalcapaciteit. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2 is NAM te allen tijde aansprakelijk voor de kosten van versterkingsmaatregelen in verband met het risico op geïnduceerde bevingen, zoals die blijken uit daadwerkelijke inspectie en berekening van woningen.
Wanneer gaat u een eind maken aan de voortdurende onzekerheid onder de gedupeerden in het aardbevingsgebied? Deelt u de mening dat zij – en zeker door toedoen van de NAM – al veel te lang moeten wachten? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Het feit dat ING voornemens is in de Dominicaanse Republiek een nieuwe kolencentrale te financieren |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Heeft u vernomen dat ING Bank al enkele jaren voornemens is om de Punta Catalina kolencentrale in de Dominicaanse Republiek te financieren en dat ook het onlangs aangescherpte kolenbeleid van ING geen impact heeft op dit voornemen van de bank?1
Het is de eigen verantwoordelijkheid van een bank om een passend duurzaamheidsbeleid vast te stellen en daarover verantwoording af te leggen. Het aangescherpte kolenbeleid van 2015 en de overwegingen van ING daarbij zijn te lezen op haar website. In het licht van het Parijse klimaatakkoord is het een goede zaak dat banken stappen zetten in de richting van verduurzaming van hun financieringsportefeuille.
ING schrijft op haar website dat Punta Catalina behoorde tot een van de laatste projecten waarvoor de bank – onder haar beleid van vóór 2015 – nog een financieringsverplichting op zich heeft genomen. Onlangs heeft de bank zich publiekelijk gecommitteerd aan het uitfaseren van kolencentrales uit haar boeken richting 2025.
Heeft u vernomen dat de bouwer Odebrecht in de afgelopen jaren beticht is van corruptie in relatie tot de voorgenomen bouw van de Punta Catalina kolencentrale in de Dominicaanse Republiek?2
Voor zover ik heb begrepen betreft het hier geen voornemen tot financiering maar is de bouw van de kolencentrale inmiddels al vergevorderd. ING houdt zich hierbij aan bestaande financieringsverplichtingen. Daarnaast heeft de bank aangegeven de financiering van elektriciteitswinning uit kolen versneld af te bouwen. In 2025 moet die financiering nagenoeg tot nul zijn teruggebracht.
De berichten inzake Odebrecht heb ik vernomen. Het kabinet verwacht dat ING conform de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen due diligence uitvoert. Zo ook op het gebied van corruptie. Het is aan ING om op basis van deze due diligence te besluiten om wel of niet tot financiering over te gaan.
Heeft u vernomen dat de vicepresident van Ecuador veroordeeld is tot zes jaar cel vanwege het aannemen van smeergeld van het Braziliaanse bouwconcern Odebrecht? Heeft u vernomen dat Odebrecht heeft toegegeven dat het 788 miljoen dollar aan steekpenningen heeft betaald in twaalf landen in Latijns-Amerika, inclusief de Dominicaanse Republiek?3
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de jarenlange protesten in de Dominicaanse Republiek tegen deze kolencentrale alsmede kritiek van maatschappelijke organisaties als BankTrack en Eerlijke Bankwijzer op ING’s voornemen om de Punta Catalina kolencentrale in de Dominicaanse Republiek te financieren vanwege zorgen over corruptie alsmede de te verwachten negatieve impact op het klimaat in de komende decennia als deze kolencentrale wordt gebouwd?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de Partij voor de Dieren dat de due diligence met betrekking tot de financiering van de Punta Catalina kolencentrale door ING niet past bij de werkwijze zoals afgesproken is in het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen-convenant (IMVO-convenant) bancaire sector? Indien nee, kunt u toelichten waarom niet?
Het betreft hier twee verschillende onderwerpen: klimaat en mensenrechten. Het – eind 2016 getekende – IMVO-convenant bankieren ziet op mensenrechten. De afspraken in het convenant gaan in op het tegengaan van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen. Hier hoort ook een goede human rights due diligence van banken bij. Binnen het convenant werken banken, NGO’s, vakbonden en overheid samen om mensenrechtenrisico’s te voorkomen en te mitigeren. Dit staat dus los van het klimaatbeleid van de bank.
Afgezien van de afspraken in het convenant blijft het de verantwoordelijkheid van ING om de OESO-richtlijnen en de Leidende Principes voor het bedrijfsleven en mensenrechten van de Verenigde Naties (UNGPs) na te leven.
Het besluit van ING voor de financiering van Punta Catalina dateert van 2015, nog voordat de bank beleid had aangenomen dat de financiering van nieuwe centrales uitsluit.
Bent u bereid om met de CEO van ING het gesprek aan te gaan over de mogelijkheden dat ING afziet van financiering van deze kolencentrale?4
Gelet op de ambities van ING bank en haar huidige kolenbeleid zie ik geen noodzaak om met de bank in gesprek te gaan over individuele financieringsverplichtingen die de bank in het verleden is aangegaan.
Het bericht 'Boeren multimiljonair dankzij subsidie' |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u het bericht het bericht «Boeren multimiljonair dankzij subsidie»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat boeren multimiljonair worden dankzij windmolensubsidies? Wat is uw eerste reactie op deze verspilling van belastinggeld?
Het Windpark Westermeerwind heeft in 2010 een SDE-beschikking ontvangen en aanvullend is een innovatieve investeringssubsidie verleend van maximaal 92 miljoen euro.
De innovatieve investeringssubsidie is destijds toegekend omdat het om een grootschalig wind op land project ging van in totaal 144 MW met specifieke kenmerken waarmee de SDE als een generieke subsidieregeling geen rekening kon houden. Zo was het op dat moment nieuw om in het water van het IJsselmeer zo’n grootschalig project te bouwen waardoor de technieken en methodes voor het plaatsen van molens in ondiepe wateren nog niet waren uitontwikkeld. Er werd verwacht dat aannemers een hogere risico-opslag zouden berekenen vanwege de nieuwe of aangepaste technieken en methodes die gebruikt moesten worden om dit project te realiseren. Ook werd verwacht dat de financiering van een dergelijk nieuw en innovatief project door banken kritisch zou worden beoordeeld waardoor extra risico-opslagen zouden gelden en/of meer kosten gemaakt zouden moeten worden voor verzekeringen dan wel risico-mitigatie. Er bestond toen nog geen aparte categorie in de SDE voor molens in het water.
De subsidies zijn in 2011 in het kader van het Milieusteunkader getoetst bij de Europese Commissie. Op 22 december 2011 heeft de Europese Commissie ingestemd met deze staatssteun.
Uitgangspunt van de Europese Commissie – dat ik van harte onderschrijf – is dat er door de stapeling van verschillende subsidies geen overcompensatie mag plaatsvinden. Daarom is in de beschikking opgenomen dat de Nederlandse autoriteiten voor het aangemelde project een cumulatietoets uitvoeren één jaar na de datum van ingebruikname van de installatie.
Dit tijdstip is gekozen omdat dan pas de investeringskosten te bepalen zijn en duidelijk is hoeveel investeringssteun het project daadwerkelijk nodig heeft.
Bovengenoemde cumulatietoets op het Milieusteunkader voor dit project wordt dit voorjaar uitgevoerd en afgerond. Het uitgangspunt was en is dat overcompensatie wordt voorkomen. Eventuele overcompensatie zal worden weggenomen door het verminderen van de uiteindelijk uit te betalen SDE-subsidie. Mocht er sprake zijn van overcompensatie, zal het aantal MWh dat over de totale subsidieperiode in aanmerking komt voor subsidie, worden beperkt.
Het uiteindelijke SDE-subsidiebedrag kan overigens pas na afloop van de subsidieperiode voor het project worden bepaald. Op dat moment is immers bekend hoeveel inkomsten het project heeft verkregen uit de verkoop van elektriciteit en dus op hoeveel compensatie van de onrendabele top het recht heeft.
Deelt u de mening dat het niet de bedoeling is van het verstrekken van subsidies om mensen multimiljonair te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe legt u dit uit aan de burgers, wier energierekening de komende jaren steeds verder zal stijgen? Deelt u de mening dat dit niet uit te leggen is?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een overzicht verstrekken van de daadwerkelijke opbrengsten voor de initiatiefnemers afgezet tegen de bijna 600 miljoen euro subsidie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u ook vernomen dat, naast de meer dan 500 miljoen euro aan «normale» subsidie, er bijna 100 miljoen euro extra subsidie is verstrekt omdat het windpark «lastig aan te leggen» is dat dit voor de initiatiefnemers het park naar schatting 147 miljoen euro opbrengt? Deelt u de mening dat dit bizarre project nog lucratiever is dan meedoen met de Postcodekanjer? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord bij vraag 5. Het bedrag van 147 miljoen euro dat door het Financiële Dagblad wordt genoemd kan ik niet plaatsen. Het rendement wordt immers in de eerste plaats beïnvloed door de uitkomst van de cumulatietoets en kan uiteindelijk pas definitief worden vastgesteld na afloop van de exploitatiefase van het project.
Bent u het ermee eens dat het verstrekken van subsidies voor een totaalbedrag van bijna 600 miljoen euro zich totaal niet verhoudt tot een «rendement» van 147 miljoen euro, dat dus eigenlijk helemaal geen rendement is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u er dan ook toe bereid te stoppen met dergelijke waanzinprojecten?
Verreweg het grootste deel van de subsidie betreft de toegekende SDE. Deze subsidie dekt de onrendabele top per geleverde kilowattuur als en voor zover er daadwerkelijk productie van hernieuwbare energie heeft plaatsgevonden. Naar verwachting zal deze subsidie worden uitbetaald gespreid over de jaren tot en met 2032, zodat op dit moment nog maar een klein deel is uitbetaald. Ik ben niet bereid dit project stop te zetten. Zie voor een nadere duiding het antwoord op vraag 2–5.
Hoeveel van de immense subsidie van bijna 600 miljoen euro is al besteed? Bent u bereid dit project direct stop te zetten en het geld terug te geven aan de mensen die het – ongevraagd – ook hebben betaald, namelijk de belastingbetalers? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. De SDE+-regeling dient om het verschil tussen de kostprijs van een hernieuwbaar energieproject en de marktwaarde van de geproduceerde energie (ook wel de onrendabele top genoemd) te compenseren. Hierbij is voorzien in een redelijk rendement voor de (private) initiatiefnemer van een dergelijk project. Op 6 december 2017 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de werking van de SDE-regeling en de parameters voor 2018. In de praktijk kan het daadwerkelijke rendement mee- of tegenvallen, door zaken als bijvoorbeeld afwijkende financieringskosten, bouw- of ontwikkelkosten.
In mijn ogen is er daarom geen sprake van een «neprendement» of gebakken lucht.
Deelt u de mening dat het zogenaamde «rendement» van windmolens een nep-rendement is, gebakken lucht, en geenszins in verhouding staat tot de kosten? Zo nee, waarom niet?
De milieueffecten van bitcoins |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Produceren van bitcoins is een aanslag op het milieu»1, «Bitcoin Energy Consumption Index»2 en «Het groeiende energieprobleem van de blockchain»?3
Ja.
Acht u een geschat elektriciteitsverbruik van het Bitcoinsysteem van bijna 32 terawattuur op jaarbasis een realistische schatting? Zo nee, waarom niet? Welke schatting acht u dan wel realistisch?
Bitcoin is een vorm van virtuele valuta (cryptocurrency) en een hele specifieke toepassing van blockchain technologie. Het vertrouwen in de werking van bitcoins en het tegengaan van fraude is mogelijk door de inzet van veel rekenkracht in een wereldwijd netwerk. Bij bitcoins worden aanpassingen gedaan door de eerste computer in een netwerk, die een ingewikkelde puzzel oplost met bitcoins als beloning. Dit proces heet minen. De moeilijkheidsgraad van de puzzel, en dus de benodigde rekenkracht en daarmee het energieverbruik, groeit bij toenemend gebruik. Een schatting van het energieverbruik door Digiconomist is gebaseerd op de aanname dat «miners» 60% van hun verdiensten aan «operationele kosten» kwijt zijn. De miners in het netwerk zijn verspreid over de hele wereld en gebruiken niet allemaal dezelfde systemen. Dat maakt het lastig om het energiegebruik wereldwijd goed te kunnen inschatten.
Deelt u de mening dat een elektriciteitsverbruik in de orde van grootte van een land voor een relatief klein systeem zoals Bitcoin een buitenproportionele aanslag op het milieu doet? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Door de oplopende koers is de belangstelling voor bitcoin fors gegroeid. Het is daarmee geen klein systeem meer. De energietarieven in Nederland zijn relatief hoog in vergelijking met de tarieven in andere landen, zoals China. Op dit punt zijn we in Nederland niet aantrekkelijk voor mining activiteiten waarvoor veel lokale rekenkracht nodig is. Ik verwijs ook naar het antwoord op vraag 2.
Worden de energielasten uitsluitend door de gebruikers van cryptocurrencies en blockchaintechnologie gedragen? Zo nee, in welke mate komen deze lasten voor derden?
De energielasten voor het doen van transacties met en het aanmaken van nieuwe bitcoins zijn voor rekening van de zogenaamde miners. Andere zogeheten cryptocurrencies hebben andere verdienmodellen, waarbij geldt dat het minen niet of anders ingericht kan zijn. Een uitspraak over energielasten voor de blockchaintechnologie als geheel kan daarom niet gedaan worden.
Deelt u de mening dat als de blockchaintechnologie verder opkomt dit een grote aanslag op het milieu kan betekenen? Zo ja, waarom en welke gevolgen verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
De technologie en experimenten met toepassingen van blockchain zijn nog volop in ontwikkeling. Hier past ook een nuancering door het onderscheid tussen bitcoin en blockchain te maken. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, werkt bitcoin op basis van mining. Maar blockchain voor cryptocurrencies of andere toepassingen kunnen ook werken zonder mining en dus zonder de inzet van veel rekenkracht. Het zijn met name deze toepassingen waarvoor de technologie nog volop in ontwikkeling is. Ook de rijksoverheid experimenteert met blockchaintechnologie voor haar eigen processen, waar mogelijk zonder energie-intensieve mining.
Deelt u de mening dat blockchainvarianten die geen grote processorkracht en dus elektriciteitsverbruik vereisen de voorkeur hebben boven blockchainvarianten zoals Bitcoin die gebruikt? Zo ja, waarom en wat kunt u doen om te bevorderen dat de energiezuiniger varianten de norm worden? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Het Bitcoin systeem en de technologie voor blockchain zijn wereldwijd en privaat gedreven fenomenen en zijn nog volop in ontwikkeling, waar ik weinig invloed op heb. En ja, als iets bij gelijkblijvende kwaliteit energiezuiniger kan, is dat altijd beter. Daarom is het van belang dat voor grootschalige blockchaintoepassingen door overheden op termijn ook gekeken wordt naar andere technieken, die vertrouwen waarborgen en minder energiekosten. Zoals aangegeven in de reactie op vraag 5 gebeurt dat al.
Voor zover activiteiten in Nederlandse datacenters plaatsvinden, vallen die reeds onder de energiebesparingsregelgeving. In het kader van het Energieakkoord zijn er afspraken gemaakt over energiebesparingsdoelstellingen. Daarnaast zijn er bijvoorbeeld in het zogenaamde MJA3-convenant afspraken gemaakt over energie-efficiëntie in verschillende sectoren als geheel. Het energiebeleid richt zich niet op één specifieke activiteit, maar op het efficiënter en energiezuiniger maken van processen in datacenters.
Bent u bereid nader onderzoek te doen naar de ontwikkeling en de beheersbaarheid van het energieverbruik van cryptocurrencies en blockchaintechnogie en de Kamer daarover te informeren? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer dit tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse beleid zet zich al in op het stimuleren van energie-efficiënte processen, ook in datacenters. Specifiek onderzoek naar energiegebruik van cryptocurrencies en technologie is niet aan de orde, omdat de technologie nog in de kinderschoenen staat en de bitcoin een wereldwijde ontwikkeling is, waar ik geen invloed op heb.
Is er bij het formuleren van de klimaatdoelstellingen rekening gehouden met een stijgende vraag naar elektriciteit die voortkomt uit blockchaintechnologieën zoals Bitcoin? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? Acht u het nodig hier op nationaal en internationaal niveau aandacht voor te vragen en hoe gaat u dit doen?
Bij het formuleren van de klimaatdoelstellingen is geen rekening gehouden met de opkomst van Bitcoin en onderliggende technologie. Die technologie is slechts één van de vele innovaties, die invloed hebben op het energieverbruik in de wereld.
Daarom zet de Nederlandse regering in op sturen op CO2.
Bent u bekend met de artikelen «Vragen en zorgen over gaswinning Zuidwest-Drenthe» en «Opnieuw informatieavond gaswinning: Te druk, te chaotisch»?1
Ja.
Hoe bent u van plan te voorkomen dat de belangen van bewoners in Zuidwest-Drenthe en Overijssel pas achteraf worden meegenomen, zoals eerder in Groningen is gebeurd?
Bij mijnbouwprojecten hecht ik sterk aan open en transparante communicatie met de omgeving. Onderdeel daarvan is de betrokkenheid van burgers. Dit is met ingang van 1 januari 2017 ook vastgelegd in de Mijnbouwwet. De berichtgeving waaraan u refereert gaat over de informatiemarkt die georganiseerd was voor de ontwerp-instemmingsbesluiten op de winningsplannen Eesveen en Vinkega. De belangen van bewoners worden meegenomen in het advies van de decentrale overheden en bewoners kunnen hun eigen belang aangeven gedurende de ter inzage legging van het ontwerpbesluit. De bewoners zijn conform de uniforme openbare voorbereidingsprocedure tijdig betrokken bij de voorbereiding van de besluitvorming.
Gedurende de behandeling van een vergunningaanvraag hecht ik eveneens aan een open en transparante communicatie met mijn adviseurs. Om die reden worden bij de voorbereiding van een instemmingsbesluit op een winningsplan de adviseurs (gemeenten, provincies en waterschappen) tijdens de adviesperiode uitgenodigd voor een informatiesessie, die specifiek over het desbetreffende winningsplan gaat. Bij deze bijeenkomst wordt hen de gelegenheid geboden om alle vragen over de inhoud van het winningsplan en de procedure te stellen en zijn er ambtenaren van mijn ministerie aanwezig, evenals vertegenwoordigers van het mijnbouwbedrijf, voor de beantwoording. Nadat alle adviezen ontvangen zijn, stel ik een ontwerp-instemmingsbesluit op waarin de ontvangen adviezen worden meegewogen.
Dit ontwerp-instemmingsbesluit wordt zes weken ter inzage gelegd. In deze periode wordt een informatiemarkt gehouden in de gemeente waar de voorgenomen vergunning onder valt. Tijdens de informatiemarkt kan iedereen informatie krijgen over de plannen rondom de gaswinning, de wijze waarop het ministerie heeft laten toetsen aan de veiligheid en de bodembeweging en de te volgen procedure. Op een dergelijke informatieavond zijn medewerkers van mijn ministerie, TNO, het mijnbouwbedrijf en zo mogelijk ook het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) aanwezig om in gesprek te gaan met de bezoekers en hun vragen te beantwoorden.
Kunt u uitleggen waarom de gaswinning in Drenthe omhoog gaat, terwijl in het regeerakkoord staat dat de gaswinning de komende kabinetsperiode af moet nemen?
Het regeerakkoord gaat in op verlaging van de gaswinning uit het Groningenveld. In het regeerakkoord staat daarnaast dat er geen nieuwe opsporingsvergunningen op land worden afgegeven deze kabinetsperiode, en dat bestaande opsporingsvergunningen van kracht blijven. In het geval van de gasvelden waar de krantenberichten over gaan is er sprake van bestaande winningen waarvoor een actualisering van het winningsplan plaatsvindt. Ik kan niet aangeven hoeveel proefboringen worden voorkomen als gevolg van het feit dat er geen nieuwe opsporingsvergunningen meer worden verleend.
Hoe staan de gaswinningsplannen in verhouding tot de maatregel in het regeerakkoord met betrekking tot nieuwe boringen op land? Kunt u inschatten hoeveel proefboringen worden voorkomen dankzij deze maatregel in het regeerakkoord?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de zorg van de bewoners dat er alleen nulmetingen worden gehouden bij boeren en niet bij particulieren? Bent u bereid om de mogelijkheden te verkennen om deze nulmetingen ook verplicht te stellen voor particulieren om ervoor te zorgen dat eventuele schadeafhandeling in de toekomst gemakkelijker wordt?
In het ontwerp-instemmingsbesluit heb ik opgenomen dat de representatieve nulmeting bouwkundige staat ziet op «bouwwerken». Naast de nulmeting van de bouwkundige staat, dient Vermilion op grond van artikel 41 van de Mijnbouwwet een (nul)meting voor de bodembeweging uit te voeren. Dit zijn geen metingen aan gebouwen, maar naar maaiveldhoogte.
Is het, gezien de verschillende incidenten met gaswinningsbedrijf Vermilion in en rondom het gebied zoals het overschrijden van vergunde gaswinningshoeveelheden en het niet informeren van burgers over ingrijpende acties, verstandig om dit bedrijf gas te laten winnen in deze gebieden?
SodM houdt als onafhankelijke toezichthouder toezicht op mijnbouwactiviteiten en is bevoegd gezag voor de handhaving en inspectie. SodM houdt in dat verband ook toezicht op de mijnbouwactiviteiten van Vermilion in deze regio. In het geval van een overtreding kan SodM overgaan tot handhaving, waarbij opgelegd kan worden dat de winning moet worden gestaakt. Ik heb van SodM begrepen dat een algemeen verbod op gaswinning door Vermilion, waarnaar u vraagt, niet aan de orde is.
Over de projecten die worden uitgevoerd, heeft Vermilion een belangrijke verantwoordelijkheid waar het gaat om de communicatie en het omgevingsmanagement. Op de website van Vermilion zijn de diverse communicatie-uitingen met de omgeving terug te vinden (http://www.vermilionenergy.nl/onze-activiteiten/huidige-activiteiten.cfm).
Hoe verhoudt de door u toegezegde verlenging van de gaswinningsvergunning van Vermilion bij Wapse zich tot de lopende juridische procedures in dit gebied?
Het is mij niet duidelijk wat wordt bedoeld met hoe de toegezegde verlenging van de gaswinningsvergunning zich verhoudt tot de juridische procedures in het gebied. De winningsvergunning, die ook wel concessie wordt genoemd, is onveranderd vigerend. Tegen de verlening van de omgevingsvergunning en het instemmingsbesluit met het winningsplan Diever bij Wapse lopen enkele juridische procedures. Het betreft reguliere beroepsprocedures, waarbij belanghebbenden gebruik maken van de hen toekomende rechtsmiddelen.
Welke maatregelen worden er genomen om bezorgde burgers gerust te stellen over het gaswinningsbedrijf Vermilion?
in algemene zin geldt dat mijnbouwmaatschappijen een eigen verantwoordelijkheid hebben voor de communicatie en het omgevingsmanagement rond de projecten die zij uitvoeren. Ik ben verantwoordelijk voor de communicatie rond de behandeling van vergunningaanvragen. Gedurende de behandeling van een aanvraag zijn er mogelijkheden ingebouwd om burgers te betrekken en te informeren. Zo organiseer ik in de gemeente waar een gasveld zich onder bevindt een informatieavond over de voorgenomen besluitvorming. Tijdens deze avond zijn naast medewerkers van EZK ook TNO, het desbetreffende mijnbouwbedrijf en zo mogelijk ook SodM aanwezig. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Op 7 september 2017 heeft Vermilion, de «gedragscode gaswinning kleine velden» van Nogepa ondertekend. In de gedragscode staat beschreven hoe de mijnbouwbedrijven de omgeving willen betrekken bij projecten uit kleine velden op land en hoe zij met goede, open en transparante communicatie, tijdig informatie uitwisselt.
U verwijst naar de informatieavond over de ontwerp-instemmingsbesluiten op de winningsplannen Eesveen en Vinkega van 23 november 2017. Doordat er in de regio Zuidwest Drenthe meerdere gaswinningen uit kleinen velden zijn en omdat de dag voor de informatiemarkt een interview met een ongeruste toon in de lokale media was verschenen, werd de informatiemarktavond zeer druk bezocht, en kon niet iedereen te woord worden gestaan. Om die reden heb ik op 6 december 2017 – in overleg met de gemeente – een extra informatiemarkt gehouden, en was er gelegenheid om bewoners alsnog goed te woord kunnen staan.
Deelt u de onvrede van de bewoners over het feit dat er op papier wel een inspraakavond is, maar dat het besluit voor die avond al vast stond? Bent u bereid om betrokkenen de kans te geven om daadwerkelijk inspraak te kunnen hebben bij dergelijke besluiten?
Ik deel die onvrede niet. In mijn antwoord op vraag 2 heb ik u geschetst welke zorgvuldige procedure ik doorloop om tot een besluit omtrent instemming met een winningsplan te komen. De uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure wordt gevolgd, zodat iedereen inspraak kan hebben bij dergelijke besluiten. Op het moment dat ik een ontwerp-instemmingsbesluit ter inzage leg, heb alle adviezen van mijn adviseurs meegewogen, maar staat het ontwerp-instemmingsbesluit nadrukkelijk nog open voor de zienswijze van bewoners. Deze kunnen aanleiding geven het definitieve besluit aan te passen.
Kunt u uitleggen waarom er in het regeerakkoord staat dat aanbevelingen van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) overgenomen worden, terwijl er in de praktijk diverse aanbevelingen van het SodM door u werden verworpen rondom de gaswinning in Drenthe?
Ik vraag op elk winningsplan advies van SodM over de inhoud van het desbetreffend winningsplan. Daarnaast vraag ik ook advies aan de Technische commissie bodembeweging (Tccb), de betrokken decentrale overheden en aan de Mijnraad. Alle adviezen overziend en binnen de mogelijkheden die de Mijnbouwwet mij biedt, neem ik vervolgens een (ontwerp-)besluit. Hoewel de adviezen van SodM zeer zwaarwegend zijn, betekent dit niet dat in alle gevallen alle adviezen worden overgenomen. Wel worden alle adviezen van SodM door mij meegenomen in de besluitvorming. Als ik van een advies afwijk, dan motiveer ik ook waarom ik dat doe. In het regeerakkoord wordt verwezen naar een aanbeveling van het Staatstoezicht op de mijnen (SodM), die het SodM deed in haar advies op het winningsplan Groningen. Het SodM heeft in dat advies aangegeven dat zij volgens de huidige inzichten er vanuit gaat «dat zowel minder winning als vlakkere winning het aardbevingsrisico verkleint». Het is deze aanbeveling van SodM waarover de regeringspartijen aangeven dat het deze aanbeveling overneemt.
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het algemeen overleg Mijnbouw beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat de export van Gronings gas verder stijgt |
|
Sandra Beckerman (SP), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht dat de export van Gronings gas naar onze buurlanden verder stijgt?1 Deelt u de mening dat de stijging van export van Gronings gas een zeer ongewenste ontwikkeling is? Kunt u dit toelichten?
Ja, ik ken het bericht. In het genoemde artikel gaat het om de export van laagcalorisch gas. Dit gas is grotendeels afkomstig uit twee bronnen: enerzijds Groningengas dat is vermengd met hoogcalorisch gas en anderzijds hoogcalorisch gas waaraan stikstof is toegevoegd.
Het kabinet is bezig de vraag naar het laagcalorische Groningengas verder af te bouwen. Hiervoor dient ook de vraag naar laagcalorisch gas in het buitenland af te nemen. De hoogte van de export wordt bepaald door de fysieke vraag in deze landen. Deze vraag is de optelsom van het gasverbruik van huishoudens, industrie en andere partijen die op het laagcalorische gasnet zijn aangesloten. Zij zijn fysiek afhankelijk van het laagcalorische gas uit Nederland en hebben op korte termijn hiervoor geen alternatief.
Alle landen treffen de noodzakelijke voorbereidingen om op de kortst mogelijke termijn, tussen 2020 en 2030, het gebruik van laagcalorisch gas volledig af te bouwen. Daarbij wordt tot 2020 ook al op kleinere schaal omgebouwd om hiervoor voldoende ervaring op te doen. Hierdoor zal tussen 2020 en 2030 de vraag naar Groningengas naar verwachting met ongeveer 2 miljard Nm³ per jaar afnemen en zal er vanaf 2030 geen export van laagcalorisch gas meer plaatsvinden. Over deze afbouw is uw Kamer medio 2016 gedetailleerd geïnformeerd (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 278). Van een te continueren winning ten behoeve van export is dan ook geen sprake.
In hoeverre maakt Nederland zich middels deze export van gas afhankelijk van een continue winning van aardgas in Groningen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt deze stijging zich tot de wens van de Tweede Kamer om de gasexportcontracten versneld af te bouwen?2
Er is geen verband. Voor de hoogte van de export van laagcalorisch gas naar België, Frankrijk en Duitsland is alleen de fysieke vraag van belang. Deze vraag is de optelsom van het gasverbruik van huishoudens, industrie en andere partijen die op het laagcalorische gasnet zijn aangesloten. De exportcontracten die GasTerra met buitenlandse partijen heeft beïnvloeden deze vraag niet. De fluctuerende gasvraag wordt in de praktijk ingevuld door handel van marktpartijen op de gashandelsplaats TTF.
Kunt u aangeven welke nieuwe contracten na aanname van motie-Jan Vos c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 238) over de versnelde afbouw van de gasexportcontracten zijn aangegaan?
In 2014 heeft mijn voorganger u geïnformeerd dat de Staat via haar rol als aandeelhouder van GasTerra zal borgen dat er geen nieuwe langetermijncontracten worden afgesloten en dat bestaande langetermijncontracten niet worden verlengd (Kamerstuk 33 529, nr. 143). Sindsdien zijn er geen nieuwe exportcontracten meer aangegaan of bestaande exportcontracten verlengd.
Kunt u aangeven wat de prognose is van de gasexport de komende jaren? Welke afspraken zijn hierover gemaakt met de ons omringende landen, waaronder België, Duitsland en Frankrijk?
Ik heb GTS gevraagd naar de inschatting van de exportvolumes in de komende jaren. GTS heeft prognoses opgesteld op basis van de meest recente gegevens uit Duitsland, België en Frankrijk over de gasvraag en de huidige plannen voor de afbouw van het gebruik van laagcalorisch gas. De exportvolumes zijn sterk afhankelijk van de temperatuur. De hoeveelheden die in de onderstaande tabel worden weergegeven zijn de volumes in een koud jaar en vormen daarmee in feite een soort maximum. In een qua temperatuur gemiddeld jaar zullen de volumes duidelijk lager liggen.
Gasjaar
Duitsland
[miljard Nm3]
België/Frankrijk
[miljard Nm3]
2018/2019
19,0
10,5
2019/2020
17,5
10,5
2020/2021
16,5
9,5
2021/2022
13,0
8,5
2022/2023
11,5
7,5
2023/2024
9,5
6,5
2024/2025
7,0
5,5
2025/2026
5,5
4,5
2026/2027
4,0
3,0
2027/2028
3,0
2,0
2028/2029
1,0
1,0
2029/2030
0,0
0,0
Bent u bereid volledige openbaarheid te geven over de bestaande gasexportcontracten en deze naar de Tweede Kamer te sturen?
Zoals opgenomen in bovenstaande antwoorden is voor de hoogte van de export van gas naar het buitenland de fysieke vraag van belang. Ik word hierover ten minste jaarlijks geadviseerd door GTS. De exportcontracten die GasTerra met buitenlandse partijen beïnvloeden deze vraag niet. Aangezien deze contracten zijn gesloten tussen private partijen en daarnaast ook bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatten, ben ik niet voornemens deze openbaar te maken.
Het bericht dat ziekenhuizen, universiteiten en musea kiezen voor vieze kolenstroom |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u de inventarisatie door Greenpeace waaruit blijkt dat bijna driekwart van de Nederlandse musea, ziekenhuizen en universiteiten nog altijd kolenstroom inkoopt?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat ziekenhuizen het slechtst scoorden, dat slechts één van de vijftien ziekenhuizen volledig groene stroom kocht en dat 40% van de ziekenhuizen weigerde mee te werken?
Nederland heeft een goed werkende, transparante markt voor elektriciteit. Zoals mijn ambtsvoorganger op 23 september 2016 met zijn brief over het systeem van «full disclosure» (Kamerstuk 34 199, nr. 78) heeft aangegeven, wordt gewerkt aan het nog verder verbeteren van die markt. Als een elektriciteitsproduct als duurzaam wordt aangeboden, moet dit via garanties van oorsprong (gvo’s) worden aangetoond. Gvo’s zijn certificaten die worden afgegeven bij de productie van hernieuwbare energie. Eenmaal afgegeven zijn deze certificaten (internationaal) verhandelbaar. Door dit systeem hebben ziekenhuizen op die markt volop keuze voor het type elektriciteit dat zij inkopen en zijn vrij in hun keuze.
De conclusie van de analyse die is uitgevoerd door Greenpeace ondersteun ik niet. Ten eerste wordt in de analyse een elektriciteitsproduct beoordeeld op het «duurzaamheidsprofiel» van de leverancier. Het maakt voor de duurzaamheid niet uit van welke leverancier of van welke fysieke nationale of internationale bron de elektriciteit afkomstig is. De duurzaamheid van een specifiek product, bijvoorbeeld «elektriciteit uit wind», moet namelijk worden aangetoond door het afboeken van garanties van oorsprong. Ten tweede wordt in de analyse onderscheid gemaakt tussen goede en slechte gvo’s waarbij buitenlandse gvo’s tot die laatste categorie zouden behoren. Ik ben van mening dat de internationale handel van garanties van oorsprong de keuze voor de consument vergroot en daarmee de markt versterkt. Wel is dit natuurlijk voorwaardelijk aan het afboekingsbeleid dat andere landen voor gvo’s hanteren. De Association of Issuing Bodies (AIB) zorgt er naast het faciliteren van internationale handel ook voor dat deelnemende landen zich aan dezelfde regels houden met betrekking tot gvo’s voor hernieuwbare energie.
Deelt u de mening van Greenpeace dat het bizar is dat juist ziekenhuizen nog kolenstroom kopen, omdat kolenstook voor ongezonde lucht zorgt en dat dat hun patiënten direct raakt? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik bij vraag twee aangeef, ben ik van mening dat ziekenhuizen zelf moeten besluiten welk elektriciteitsproduct zij inkopen.
Hebt u al geïnventariseerd hoe het energie-inkoopbeleid van gemeenten in 2017 is, zoals toegezegd door uw ambtsvoorganger?2 Zo nee, wanneer kunnen wij deze inventarisatie verwachten?
Ik heb een inventarisatie laten maken van de inkoopaanvragen van gemeenten die in TenderNed hebben plaatsgevonden. Als wordt gekeken naar de jaren 2012–2017 zijn 61 aanvragen voor de inkoop van elektriciteit terug te vinden. Van deze aanvragen wordt 28 keer om groene elektriciteit gevraagd, waarbij in acht gevallen ook wordt gevraagd om de gvo. Bij twee inkoopaanvragen is als aanvullende eis gesteld dat de elektriciteit uit Nederland afkomstig is. Wanneer alleen naar 2017 wordt gekeken gaat het om twaalf inkoopaanvragen, waarvan tien voor groene elektriciteit, waarbij vier keer om een gvo wordt gevraagd. In twee gevallen wordt specifiek om Nederlandse elektriciteit gevraagd.
Via de zelf-evaluatie tool die in opdracht van het Rijk door het expertisecentrum PIANOo wordt ontwikkeld, kan een uitgebreidere geanonimiseerde inventarisatie worden gemaakt van het beleid van de deelnemende overheden op het gebied van onder andere de inkoop van elektriciteit. Deze tool zal medio dit jaar breed beschikbaar komen, waarna overheden deze kunnen invullen. Begin 2019 zal ik u nader informeren over de resultaten hiervan.
Wat vindt u ervan dat veel (semi-)publieke instellingen (onbewust) kolenstroom kopen die achteraf is groengewassen door er water- of windcertificaten op te plakken? Bent u bereid tegen deze vorm van «greenwashing» door energieleveranciers op te treden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn eerdere beantwoording heb aangegeven kan alleen door middel van de gvo’s worden aangetoond wat de herkomst van een elektriciteitsproduct is. Dat gebeurt per definitie achteraf en is onafhankelijk van de fysieke herkomst van de elektriciteit. Dit gebruik van garanties van oorsprong ter onderbouwing van elektricteitsproducten is een praktijk die ik faciliteer in de Elektriciteitswet en ook inhoudelijk steun.
Bent u bereid om (semi-)publieke instellingen te stimuleren over te stappen op werkelijke groene stroom? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Elke instelling mag zelf een keuze maken over de herkomst van de stroom die ze afnemen. Steeds meer (semi) publieke instellingen gebruiken hun inkoopkracht om bij te dragen aan het realiseren van maatschappelijke doelen. Om dit te bekrachtigen en verder vorm te geven, kunnen partijen zich aansluiten bij het manifest MVI zoals genoemd in de brief van de Staatssecretaris van I&M d.d. 6 juli 2017 (Kamerstuk 26 485, nr. 249). Daarmee geven ze verder vorm aan hun maatschappelijke ambities. Meer dan 150 overheden hebben dat inmiddels al gedaan. Overheden worden ondersteund bij MVI door het expertisecentrum PIANOo.
De plannen voor de aanleg van een eiland voor een internationale energiehub |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nieuw in de Noordzee: een «stroomeiland» voor windenergie»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat een dergelijk eiland een belangrijke schakel kan zijn en functie kan hebben voor de productie, distributie en opslag van duurzame energie? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het artikel beschrijft een conceptueel plan van enkele partijen die de mogelijkheden van een energie-eiland onderzoeken. Of een dergelijk eiland in de toekomst inderdaad een belangrijke schakel kan zijn en de functie kan hebben voor de productie, distributie en opslag van duurzame energie, zal afhankelijk zijn van economische afwegingen en factoren als ecologie, natuur en visserij. Het onderzoeksproject van de genoemde partijen kan hier naar verwachting meer informatie over opleveren.
Op dit moment richt ik me op ontwikkeling van de windenergiegebieden op zee die al zijn aangewezen.
Deelt u de opvatting dat de Nederlandse overheid, waaronder uzelf, hierin een actieve rol moet gaan spelen, gelet op de grote publieke belangen, zoals de kostprijs en leveringszekerheid van duurzame energie, de economische betekenis, de werkgelegenheid en belangen als natuurbehoud en visserij? Zo ja, wilt u dan in overleg treden met de initiatiefnemers over de rol die de overheid kan spelen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. De toekomstige elektriciteitsproductie dient niet alleen duurzaam te zijn, maar ook betrouwbaar en betaalbaar. Naast het energiebeleid is het Rijk ook verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening van de Noordzee, inclusief de bijbehorende belangenafweging. Het kabinet bouwt met het Regeerakkoord voort op de recent ingezette ontwikkelingen en gaat voortvarend aan de slag met de uitvoering ervan. In de ontwikkeling van het energiebeleid op zee wordt ook gekeken naar natuurbehoud, visserij en scheepvaartveiligheid.
Ik ben op de hoogte van de inspanningen van de initiatiefnemers en heb afgesproken dat ik op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen en uitkomsten van het onderzoek. Ik ben blij om te zien dat partijen vanuit hun eigen verantwoordelijkheden nadenken over de toekomst, zeker als het gaat om een zo ingrijpende en complexe ontwikkeling als de energietransitie. De uitkomsten van deze en andere studies zullen betrokken worden bij de voorbereiding van het langetermijnbeleid voor wind op zee.
Deelt u de opvatting dat, gelet op de publieke belangen en op het gegeven dat het consortium overwegend uit Nederlandse overheidsbedrijven bestaat, het wenselijk is een locatie na te streven waar de positieve effecten voor de Nederlandse economie en ecologie maximaal zijn en bent u bereid hier actief uw invloed voor aan te wenden? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Het zoeken van een locatie voor een energie-eiland ver op zee is nu niet aan de orde. De mogelijke locatie van een eiland zal afhankelijk zijn van verschillende factoren. Indien het zoeken naar een locatie aan de orde is, zal met alle relevante partijen en overheden worden gesproken en een integrale afweging worden gemaakt.
Deelt u de opvatting dat, gelet op de potentie en ambities van Noord-Nederland in de energietransitie, het wenselijk is de noordelijke provincies en de Eemshaven, Harlingen en Den Helder te betrekken in het ontwikkelen van het plan voor een energiehub op zee en dat potentiële andere geschikte locaties die voor deze havens gunstig zijn ook in het onderzoek moeten worden betrokken? Zo ja, hoe gaat u hier gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat er een lek is geweest bij een Duitse kerncentrale |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat er net over de grens bij Emmen een lekkage is geweest bij de Duitse kerncentrale Emsland?1
Ja.
Kunt u toelichten hoe de Duitse autoriteiten tot de conclusie zijn gekomen dat er geen sprake was van een gevaarlijke situatie? Deelt u deze interpretatie van het gemelde incident?
Het Nedersaksische Ministerie van Milieubeheer, Energie en Klimaatbescherming heeft in een persbericht op 15 november jl. aangegeven dat tijdens de onderhoudsinspectie een klein lek buiten het nucleaire deel van de kerncentrale Emsland is ontdekt. De exploitant van de kerncentrale Emsland heeft, op grond van de Duitse storingsrapportage criteria, de gebeurtenis ingedeeld in categorie N (normaal). Deze ongewone gebeurtenis is een te kleine storing en valt daarmee buiten de internationale schaal van nucleaire gebeurtenissen (INES schalen lopen van 1 tot 7 oplopend in ernstigheid). Deze ongewone gebeurtenis is wel meldingsplichtig en krijgt de onofficiële INES schaal 0.
De Nederlandse Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) heeft aan mij bevestigd dat deze ongewone gebeurtenis geen gevolgen heeft voor de veiligheid.
Zal de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) met een eigen onderzoek naar het gemelde incident komen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Nee. De ANVS geeft aan niet het beeld te hebben dat de Duitse toezichthouder en de vergunninghouder in deze ongewone gebeurtenis hun verantwoordelijkheid niet goed invullen. Bovendien is de ANVS niet bevoegd om een eigen onderzoek naar het gemelde incident uit te voeren omdat dit buiten Nederland heeft plaats gevonden.
Uit welk koelwatersysteem is er precies een lekkage geweest? Betrof dit de primaire, secundaire of tertiaire kring, of betrof het een ander systeem? Indien het een ander systeem betrof, wat was hiervan de functie? Wat zouden de slechtst denkbare gevolgen kunnen zijn geweest van het lek?
Vanuit Duitse zijde is aangegeven dat tijdens een visuele inspectie in het kader van een gepland preventief onderhoud een kleine lekkage in het nevenkoelwatersystem van de kerncentrale Emsland is ontdekt. Het betrof dus niet de primaire, secundaire of tertiaire kring, maar een viervoudig uitgevoerd hulpsysteem, het zogenaamde nevenkoelwatersysteem. Dit hulpsysteem heeft de functie om bij te schakelen wanneer extra warmte afgevoerd moet worden zoals tijdens het opstarten.
Als de desbetreffende kleine lekkage niet opgemerkt zou zijn dan is de slechtst denkbare situatie het ontstaan van een grote lekkage die een storing in één onderdeel van dit viervoudig uitgevoerd nevenkoelwatersystem zou kunnen veroorzaken. In dit specifieke geval was er geen sprake van een grote lekkage en is de integriteit van de getroffen waterleiding niet aangetast.
Is er op enig moment radioactief materiaal vrijgekomen?
Nee, de lekkage betrof niet radioactief water. De lekkage komt uit een koelwatersysteem waardoor gewoon rivierwater stroomt en dat strikt gescheiden is van het nucleaire deel van de kerncentrale (zie figuur 1).
figuur 1. Bepaalde koelwatersystemen van de kerncentrale (nummer 6/7) maken gebruik van rivierwater als koelwater. Daardoor zijn deze systemen strikt gescheiden van het nucleaire deel van de installatie. Bij een lekkage in een dergelijk systeem lekt er dus slechts normaal rivierwater weg (dit is een algemene weergave, geen specifieke tekening van de centrale Emsland en het betreffende systeem).
Kunt u een overzicht geven van alle incidenten bij de kerncentrale Emsland de afgelopen jaren en welke kwalificatie binnen de International Nuclear and Radiological Event Scale (INES) deze hebben gekregen?
De kerncentrale Emsland is een Duitse kerncentrale. De incidenten en ongewone gebeurtenissen bij de kerncentrale Emsland die van belang zijn voor nucleaire veiligheid worden gemeld aan de toezichthoudende Duitse autoriteiten. Het overzicht van deze gebeurtenissen met de bijbehorende INES schalen is openbaar toegankelijk via de link: http://www.bfe.bund.de/DE/kt/ereignisse/berichte/berichte_node.html
Volgens deze jaarlijkse en maandelijkse rapportages zijn in de laatste 10 jaar in totaal 50 storingen zonder gevolgen voor de veiligheid (INES-0) gemeld bij de kerncentrale Emsland. In dezelfde periode zijn er geen storingen met een hogere inschaling gemeld.
Bent u, of de ANVS, actief op de hoogte gesteld van dit incident en eventuele eerdere incidenten? Kunt u toelichten welke vorm van samenwerking er bestaat met de Bundesregierung in Berlijn en de Landesregierung in Hannover met betrekking tot deze kerncentrale? Op welke wijze werkt de ANVS samen met haar Duitse tegenhanger?
De ANVS is niet direct op de hoogte gesteld van deze ongewone gebeurtenis. Dergelijke ongewone gebeurtenissen worden achteraf gedeeld en besproken binnen het Nederlands-Duitse samenwerkingsverband (Niederländisch-Deutsche Kommission für grenznahe kerntechnische Einrichtungen, NDKK) tijdens de jaarlijkse bijeenkomst. Binnen de NDKK zijn aan Duitse kant naast het federale ministerie (Bundesministerium für Umwelt, Naturschutz, Bau und Reaktorsicherheit) ook de betrokken ministeries van de deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen aanwezig. Naast het achteraf delen van ongewone gebeurtenissen zijn in NDKK-verband afspraken gemaakt met betrekking tot het direct melden van en de informatie-uitwisseling bij (dreigende) kernongevallen. Deze meldings- en informatielijnen bestaan op zowel lokaal of regionaal als op Länder en federaal niveau.
Deelt u de mening dat gedetailleerde informatie over de staat van kernreactoren in de buurt van de Nederlandse grens essentieel is om de volksgezondheid en de veiligheid van Nederlandse inwoners te garanderen?
Ja, het is erg belangrijk om informatie over ongewone gebeurtenissen bij de kerncentrales uit te wisselen (verder zie antwoord op vraag 6 en 7).
Kunt u aangeven of er actuele rampenplannen binnen de veiligheidsregio’s in de grensgebieden bestaan gericht op een ramp bij deze Duitse centrale?
Er bestaat binnen de veiligheidsregio’s in het betreffende grensgebied een gezamenlijk rampenbestrijdingsplan specifiek gericht op de Duitse centrale Emsland, te weten het rampbestrijdingsplan Kernkraftwerk Emsland (rbpKKE) van de veiligheidsregio’s Twente, Drenthe en IJsselland. Dit plan is in 2015 geactualiseerd, waarbij rekening is gehouden met de preparatieafstanden zoals vastgesteld in het zogenoemde Harmonisatiebesluit van 2 juli 20142. In het kader van implementatie van Europese regelgeving worden de uitgangspunten zoals neergelegd in het Harmonisatiebesluit, op dit moment geactualiseerd.
Deelt u de mening dat deze oude kernreactor, die volgens plan in 2022 zal sluiten, zo snel mogelijk definitief gesloten dient te worden om de veiligheid van onze inwoners te garanderen? Zo ja, welke stappen zult u zetten om de Duitse overheden hiervan te overtuigen? Zo nee, waarom niet?
Nucleaire veiligheid is een nationale verantwoordelijkheid. De toezichthoudende Duitse autoriteiten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de veiligheid van de kerncentrale. Op dit moment heb ik geen aanleiding om aan te nemen dat er een onveilige situatie is of dat de toezichthouder zijn verantwoordelijkheid niet goed invult. Wanneer de situatie hier aanleiding toe zou geven zal ik mijn ambtsgenoot in Duitsland aanspreken op zijn verantwoordelijkheid.
Het bericht dat de Rotterdamse gemeenteraad af wil van steenkooloverslag |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat het huurcontract met het Europees Massagoed Overslagbedrijf (EMO) niet mag worden verlengd?1
Ja.
Wat vindt u van de bizarre en schadelijke uitspraak van de indiener van de motie, dat een verlenging van het contract van EMO onbestaanbaar is?
Zoals ik in mijn brief van 7 november jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 560) heb aangegeven, beschouw ik de situatie van EMO in de Rotterdamse haven als een kwestie tussen dit bedrijf en het Havenbedrijf Rotterdam. In algemene zin vind ik het belangrijk dat we in Nederland de klimaat- en energietransitie zodanig organiseren dat hiermee ook een positieve bijdrage wordt geleverd aan de economie en aan de werkgelegenheid. Daar wil ik mij voor inzetten en ik ben ervan overtuigd dat de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf deze ambitie delen.
Hoe gaat u het overslagbedrijf EMO en al haar werknemers beschermen tegen deze ernstige politieke dwaling van de Rotterdamse gemeenteraad?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u garanderen dat overslagbedrijven, zoals het EMO en haar werknemers, een eerlijke behandeling krijgen bij de huur van gronden en andere voorzieningen, en op geen enkele manier worden benadeeld door «klimaatfetisjisten» in de Rotterdamse gemeenteraad?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de belangen van de Rotterdamse Haven en haar vele bedrijven en werknemers nog wel in goede handen bij deze Rotterdamse Gemeenteraad, nu een meerderheid zich heeft uitgesproken tegen doorvoer van fossiele energiebronnen zoals kolen? Bent u bereid in te grijpen indien er schade dreigt voor onze mainport de Rotterdamse Haven?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat België zijn kerncentrales langer zou openhouden |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u het bericht «België moet kerncentrales Tihange en Doel mogelijk langer openhouden»?1
Ja.
Kunt u bij uw Belgische ambtsgenoot informeren of het waar is dat onder andere de kerncentrales van Tihange en Doel mogelijk ook na 2025 nog open moeten blijven en kunt u de Kamer hierover informeren?
In het Belgische regeerakkoord is opgenomen dat de regering de noodzakelijke maatregelen zal treffen om de kernuitstap in 2025 mogelijk te maken. Momenteel onderhandelen de federale en gewestelijke ministers van Energie van België over een nieuw af te sluiten energiepact. Deze onderhandelingen worden naar verwachting deze maand afgerond. Onderdeel van het energiepact is het vaststellen van een langere termijn visie (2030 en 2050) van de Belgische energiemix.
Het is nog onduidelijk of en zo ja in hoeverre daarin wordt vastgehouden aan het huidige federale regeerakkoord over de geplande kernuitstap tegen 2025. Nederland wacht de resultaten van deze onderhandelingen af en gaat vooralsnog uit van de afspraken in het regeerakkoord.
In hoeverre wijkt het openhouden van deze kerncentrales na 2025 af van eerdere voornemens of beloften van de Belgische regering om de centrales te sluiten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat deze kerncentrales langer open blijven? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om de Belgische regering ertoe aan te zetten om deze centrales wel tijdig te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Een veilige exploitatie van kerncentrales is voor Nederland leidend. De veiligheid van de Belgische centrales is op de eerste plaats een Belgische verantwoordelijkheid. Nederland volgt de ontwikkelingen met betrekking tot de veiligheid van de kerncentrale in Tihange op de voet. Ter opvolging van de motie Wassenberg (Kamerstuk 25 422, nr. 189) heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de verantwoordelijke Belgische Minister, Minister Jambon, geïnformeerd over het dringende verzoek van de Tweede Kamer om de kerncentrale in Tihange zo snel mogelijk te sluiten. Daarnaast heeft de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) onlangs zijn samenwerking met de Belgische toezichthouder, het Federaal Agentschap Nucleaire Controle (FANC),versterkt door het tekenen van een overeenkomst die gericht is op intensivering van samenwerking waar het de grensoverschrijdende veiligheidsgerelateerde aspecten van kerncentrales betreft.
Zoals de Minister van Infrastructuur en Milieu in haar Kamerbrief (Kamerstuk 25 422, nr. 206) van 14 september jl. heeft aangegeven is er op dit moment feitelijk geen aanleiding om te twijfelen aan de veiligheid van de reactor in Tihange.
De exacte invulling van de energiemix is op de eerste plaats een nationale bevoegdheid. In België verzorgen de zeven kernreactoren circa 60% van de Belgische elektriciteitsopwekking. Verbetering en uitbreiding van de interconnectiecapaciteit van België met haar buurlanden vergroot de mogelijkheid dat import van elektriciteit de weggevallen productie (deels) kan vervangen. De Nederlandse en Belgische elektriciteitsmarkt zijn al goed met elkaar verbonden door middel van fysieke interconnecties. Daarnaast is verbetering en uitbreiding van de interconnectiecapaciteit staand beleid.
Hoe verhoudt het langer openhouden van de kerncentrale van Tihange zich tot de wens van de Kamer dat de Nederlandse regering bij de Belgische regering op sluiting van deze kerncentrale aandringt?2 Deelt u de mening dat het mogelijk langer openhouden van deze kerncentrale nog meer dan voorheen het belang benadrukt dat u bij de Belgische regering aandringt op sluiting? Zo ja, waarom en hoe gaat u dit opnieuw namens de Nederlandse regering duidelijk maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om deze problematiek in Europees verband te bespreken? Zo ja, hoe en op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Conform de EU-verordening inzake de governance van de Energie Unie dienen alle EU-lidstaten een integraal nationale energie en klimaatplan (INEK) op te stellen waarin zij aangeven welke bijdrage zij zullen leveren om de Europese 2030 doelstellingen voor hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en het verminderen van broeikasgasemissies te behalen. Eén van de verplichtingen die lidstaten bij het opstellen van hun INEK hebben is om buurlanden voorafgaand aan indiening te consulteren over de voorgestelde doelen en maatregelen die zij in hun INEK voorstellen. Lidstaten dienen vervolgens in hun INEK aan te geven wat zijn met de inbreng die uit deze consultatie volgt hebben gedaan. Hiernaast hebben de voorgaande Minister van Economische Zaken en de Belgische Minister van Energie Marghem een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend waarin beide landen onder meer hebben vastgelegd om verder te investeren in marktintegratie en verdere uitbreiding van interconnectiecapaciteit. De Nederlandse en Belgische landelijke hoogspanningsnetbeheerders (TenneT en Elia) werken intensief samen aan projecten om de bestaande interconnectie beter te benutten, maar ook aan een uitbreiding van de interconnectiecapaciteit. Nederland zal deze mogelijkheden komend jaar benutten om ook op Europees niveau en bilateraal het nationaal beleid en maatregelen van onze buurlanden te bespreken.
De hybride warmtepomp als alternatief voor gasgebruik in woningen |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de resultaten van het onlangs gepubliceerde onderzoeksrapport van Stichting Samen Energie Neutraal, waaruit blijkt dat huizen middels onder meer hybride warmtepompen relatief goedkoop energieneutraal gemaakt kunnen worden?1
Om de noodzakelijke verduurzaming van de gebouwde omgeving te realiseren, zijn er meerdere oplossingen mogelijk voor verschillende situaties. Hybride warmtepompen, waarbij ook een CV-ketel op aardgas aanwezig blijft in de woning, kunnen ingezet worden om op korte termijn al een reductie van de CO2-emissies te bereiken. Het potentieel van de hybride warmtepomp als een volledig CO2-arme oplossing is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van hernieuwbaar gas. Op dit moment is hernieuwbaar gas niet grootschalig beschikbaar en zijn de productiekosten hoog.
Bent u bereid een appreciatie van dit onderzoek, inclusief de drie stappen van de zogenoemde «Quick-fit-oplossing», naar de Kamer te sturen?
U kunt mijn beantwoording op deze vragen lezen als mijn appreciatie van het genoemde rapport.
Deelt u de opvatting dat de «Quick-fit-oplossing» een belangrijke bijdrage kan leveren aan uw ambitie voor het energieneutraal maken van woningen, in het licht van de taakstelling dat tot 2050 jaarlijks meer dan 200.000 woningen moeten worden aangepakt? Zo ja, hoe gaat u deze methode bevorderen en toepassen? Zo nee, waarom niet?
De stichting Samen Energie Neutraal geeft als «quick-fit oplossing» om hybride warmtepompen te installeren, meer windenergie en zonne-energie lokaal op te wekken en de groengasproductie te verhogen. Volgens de stichting Samen Energie Neutraal zouden huishoudens de benodigde elektriciteit voor de warmtepompen zelf duurzaam kunnen produceren met zonnepanelen. Hiervoor zou men kunnen aansluiten bij een energiecoöperatie of men kan zelf een energiecoöperatie oprichten. Het groene gas kan, volgens het rapport, worden geproduceerd uit rioolslib door middel van een innovatief proces (AH2PD).
Zoals ook aangegeven bij mijn antwoord op vraag 1 kunnen hybride warmtepompen worden ingezet om op korte termijn al een reductie van de CO2-emissies te bereiken. De hybride warmtepomp vergt minder ingrepen in de woning en is daardoor een relatief betaalbare optie, wat kan bijdragen aan de acceptatie en realiseerbaarheid van warmtepompen als vervanging van de Cv-ketel. Bovendien dempen hybride warmtepompen de elektriciteitspiekvraag op strenge winterdagen, omdat de gasketel dan bijspringt. Deze hybride oplossing kan bijvoorbeeld toegepast worden op plekken waar het gasnet nog ruime tijd beschikbaar zal zijn. Het potentieel van de hybride warmtepomp als een volledig CO2-arme oplossing is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van hernieuwbaar gas. Op dit moment is hernieuwbaar gas niet grootschalig beschikbaar en zijn de productiekosten hoog.
Het voorstel van de stichting Samen Energie Neutraal past in het reguliere subsidie-instrumentarium voor duurzame energie. Burgers en bedrijven kunnen een tegemoetkoming krijgen voor de aankoop van hybride warmtepompen middels de ISDE-regeling. Het AH2PD-proces, waarmee groen gas wordt geproduceerd, past bij succesvolle ontwikkeling in de Hernieuwbare Energieregeling van de Topsector Energie. De productie van hernieuwbaar gas en elektriciteit wordt gestimuleerd met SDE+. Met deze generieke instrumenten wordt de ontwikkeling en productie van hernieuwbare energie gestimuleerd tegen zo laag mogelijk maatschappelijke kosten. Daarnaast kunnen huishoudens en bedrijven tot 2020 gebruik maken van de salderingsregeling en zal het kabinet hier een kosteneffectieve opvolger voor ontwikkelen.
Bent u bereid financiële middelen vrij te maken voor het instellen van de door de Stichting Samen Energie Neutraal voorgestelde «Stuurgroep Quick-Fit Oplossing»? Hoe stelt u zich voor dat er een stimulans kan worden gegeven aan de ontwikkeling van deze techniek?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u, in het licht van de «Quick-fit-oplossing» het voorstel van de chief executive officer van Enexisom om op korte termijn de CV-ketel te verbieden?2
Voor maatregelen in de gebouwde omgeving is het verstandig om aan te sluiten bij natuurlijke vervangingsmomenten waar mogelijk. Vervanging van de Cv-ketels is zo’n moment. Afhankelijk van het type gebouw zijn er meerdere alternatieven voor gasgestookte ketels mogelijk en wenselijk. Het voorstel van de CEO van Enexis suggereert een one-size-fits-all oplossing. In het pakket aan maatregelen voor verduurzaming van de gebouwde omgeving kunnen dit soort maatregelen overwogen worden, als onderdeel van een consistente aanpak waarbij meerdere opties worden afgewogen. Een verbod op gasketels op termijn nemen we daarbij eveneens in onderzoek.
De gaslobby |
|
Sandra Beckerman (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kent u het rapport «The Great Gas Lock-In» van Corporate Europe Observatory (CEO), waaruit onder meer blijkt dat Shell met 18 medewerkers voor bijna 5 miljoen euro heeft gespendeerd aan een lobby voor gas en daarmee op de gedeelde eerste plaats staat van gasproductiebedrijven in de Europese Unie?1
Ja.
Vindt u het wenselijk dat Shell in de adviesraad van de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit zit om zo studenten te beïnvloeden voor een verdere gaswinning en voor een verdediging van de belangen van het bedrijf in plaats van die van maatschappij en het milieu?2
Het is de verantwoordelijkheid van de Erasmus Universiteit om de inhoud van het onderwijs vast te stellen en om het curriculum te bepalen, uiteraard met de betrokkenheid van docenten en studenten. Het meedenken door een bedrijf over de inhoud van het onderwijs met het oog op de arbeidsmarkt kan positief zijn, maar zo’n bedrijf mag geen beslissende invloed hebben in wat voor vorm dan ook. Zie in dit verband ook de brief aan uw Kamer van 4 september 2017 met antwoorden van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op schriftelijke vragen van het lid Van Raan (PvdD) over banden tussen het onderwijs en de fossiele brandstofindustrie (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2608).
Op welke momenten heeft Shell toegang tot regeringsvertegenwoordigers? Is dat op directe manieren (via een congres,) of via incognito rapporten? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het algemeen geldt dat we als overheid benaderbaar willen zijn, voor burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven. Het is voor ieder bedrijf mogelijk om op bijeenkomsten regeringsvertegenwoordigers aan te spreken, om rapporten toe te sturen aan de overheid en om op eigen initiatief een overleg aan te vragen. Voor Shell zijn dit in principe dezelfde mogelijkheden en momenten als voor andere bedrijven.
Bent u het eens met het milieubureau van de Verenigde Naties (UNEP) die in het onderzoek «Emissions Gas Report» duidelijk laat zien dat de toekomst niet ligt bij aardgas, maar bij tal van andere mogelijkheden zoals windmolens en zonnepanelen? Zo nee, waarom niet?3
Het kabinet neemt haar verantwoordelijkheid voor het klimaatakkoord van Parijs. De uitstoot van CO2 moet drastisch verminderen richting 2050. Om dit mogelijk te maken moet onze energievoorziening de komende decennia dan ook ingrijpend veranderen.
Het kabinet streeft er naar om de vraag naar aardgas op termijn aanzienlijk te verminderen.
Wat vindt u van de tegenstelling dat de EU enerzijds milieubewust en een «groen baken» wil zijn en dat anderzijds een overcapaciteit aan pijpleidingen en LNG-terminals aan het ontstaan is?4
De EU kent grote ambities ten aanzien van de verduurzaming van de energievoorziening en de vergroening van de economie. Gedurende de transitie blijven investeringen in de gasinfrastructuur in de middellange termijn nog nodig voor de leveringszekerheid en voor de veiligheid van de infrastructuur. In de toekomst zou deze infrastructuur (gedeeltelijk) ingezet kunnen worden voor hernieuwbaar gas zoals biogas of waterstof.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat er niet verder wordt geïnvesteerd in meer pijpleidingen en andere gasinfrastructuur, omdat is aangetoond dat de huidige gasinfrastructuur meer dan voldoende is en de vraag naar aardgas al daalt? Kunt u uw antwoord uitsplitsen op uw acties in Nederland en in de EU?5
Netbeheerders baseren hun investeringen in uitbreiding van de gasinfrastructuur op onderbouwde en concrete capaciteitsvragen van marktpartijen. Netbeheerders maken dus zelf geen inschatting van de behoefte aan gas (of elektriciteit), dat laten zij over aan partijen die gas (en elektriciteit) in- en verkopen. Netbeheerders houden periodiek zogenaamde «open seasons» of organiseren ander momenten waarop partijen kunnen aangeven welke behoefte zij hebben aan additionele capaciteit en dat zij daar ook voor willen betalen. Pas dan wordt capaciteit bijgebouwd. Daarnaast zijn investeringen nodig voor onderhoud aan en vervanging van bestaande infrastructuur. Onafhankelijke toezichthouders beoordelen uiteindelijk deze investeringsbeslissingen.
Leveringszekerheid is een belangrijke factor in het bepalen van de benodigde capaciteit voor het transport van gas. Het netwerk moet op de koudst mogelijke dagen kunnen voorzien in de vraag naar gas. Dit betekent dat zelfs met de verwachte daling van de vraag naar gas de benodigde capaciteit van het netwerk niet evenredig en gelijktijdig zal krimpen.
Voor Nederland wordt de verwachte vraag naar gastransportcapaciteit vastgelegd in het Netwerk Ontwikkelingsplan (NOP) dat periodiek wordt opgesteld door Gasunie Transport Services (GTS, de beheerder van het landelijk gastransportnet). Voor dit plan worden publieke consultaties gehouden; de reacties van marktpartijen en andere stakeholders zijn in te zien op de website van GTS. Het NOP is gebaseerd op scenario’s die uitgaan van het gehele energiesysteem (onder meer de jaarlijkse Nationale Energieverkenning) en die overeenstemmen met de Europese scenario’s van de EU. Ontwikkelingen in de energietransitie worden nadrukkelijk meegenomen, zoals het aanpassen van de netten op groter aanbod van zonne- en windenergie en het faciliteren van duurzame gassen zoals groen gas en waterstof. Bij het plannen van de gasinfrastructuur moet ook rekening worden gehouden met ontwikkelingen in de markt en infrastructuur van de omliggende landen.
Op Europees niveau is de Europese koepelorganisatie van netbeheerders, ENTSOG, verantwoordelijk voor het opstellen van het Ten Year Network Development Plan. In dit plan wordt een overzicht gegeven van welke infrastructurele projecten er staan gepland. Alle partijen kunnen via een publiek consultatieproces reageren op dit plan.
Op welke manieren gaat u de lobby voor meer pijpleidingen en gasterminals transparanter maken en aan banden leggen, zowel in Nederland als in de EU? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals bij vraag 6 aangegeven verlopen investeringsbeslissingen in het gasnetwerk niet via lobbyen maar met publieke consultaties in een transparant proces voor de planning van pijpleidingen en gasterminals waarbij de kosten uiteindelijk door marktpartijen zelf gedragen worden. Onafhankelijke toezichthouders beoordelen de investeringsbeslissingen van netbeheerders in pijpleidingen. Wat betreft LNG-terminals zijn het marktpartijen die op basis van commerciële overwegingen en verwachtingen besluiten tot het zelf doen van investeringen. Daarnaast kunnen activiteiten in Brussel ook verband houden met wettelijke verplichtingen, zoals de samenwerking tussen Europese netbeheerders. Er is geen aanleiding om de bestaande regels en voorschriften met betrekking tot lobbyen aan te passen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat maatschappelijke organisaties die strijden tegen gaswinning dezelfde mogelijkheden krijgen als gaslobbyisten en dus ook toegang krijgen tot Europese bestuurders en zelf voorstellen kunnen doen aan welke projecten van gemeenschappelijk belang de Europese Commissie voorrang zou moeten geven? Kunt u uw antwoord uitsplitsen op uw acties in Nederland en in de EU?
Als het gaat om de Nederlandse overheidsvertegenwoordiging in Brussel, dan hebben maatschappelijke organisaties dezelfde toegang als bedrijven en brancheorganisaties uit de gassector. Het is aan al deze partijen zelf om te bepalen hoe ze hun lobby richting, of overleg met, de Commissie of het Europees Parlement regelen.
Verder geldt dat de Europese Commissie bij de periodieke vaststelling van de lijst met investeringsprojecten in de Europese energie-infrastructuur, de zogenoemde Projecten van Gemeenschappelijk Belang, ook maatschappelijke organisaties consulteert.
Hoeveel ontmoetingen hebben de Eurocommissarissen en hun ambtenaren gehad met lobbyisten van gasbedrijven, alsmede met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties? Welke maatregelen moet de Commissie volgens u nemen om hierin evenwicht te bereiken?
U kunt de gegevens over de afspraken van de Eurocommissarissen inzien in het EU Transparency Register. Het kabinet beschikt verder niet over eigen informatie over de ontmoetingen tussen de Eurocommissarissen en hun ambtenaren met lobbyisten van gasbedrijven en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. Het staat zowel de bedrijven als maatschappelijke organisaties vrij om afspraken te maken met de Eurocommissarissen en hun ambtenaren. Het is aan de Eurocommissarissen en hun ambtenaren om transparant te zijn en om de afweging te maken aan wie en hoe ze hun vergadertijd willen besteden.
Bent u het met het Internationaal Energie Agentschap eens dat methaanuitstoot door gasbedrijven voorkomen moet worden en verminderd kan worden met driekwart? Kunt u uw antwoord toelichten?6
De Nederlandse overheid erkent dat de uitstoot van methaan zoveel mogelijk beperkt moet worden gezien de negatieve impact van dit gas op het klimaat. Nederland heeft zich daarom gecommitteerd aan de Clean Air & Climate Coalition. Dit is een initiatief uit 2012 van de Verenigde Naties, overheden, bedrijven en ngo's om de uitstoot van broeikasgassen en vervuilers terug te dringen, onder andere CO2, methaan en roet. Een van de initiatieven onder CACC is het Oil & Gas Methane Partnership, een initiatief waaraan verschillende grote spelers uit de fossiele industrie zich hebben verbonden met als doel het terugdringen van methaanuitstoot. Tijdens de GLACIER-conferentie in Alaska op 31 augustus 2015 heeft Nederland een joint statement ondertekend waarin olie- en gasbedrijven opgeroepen worden lid te worden. Inmiddels hebben verschillende bedrijven uit de olie- en gassector de positieve stap gezet om zich aan te sluiten bij dit belangrijke initiatief.
De methaanemissies van de Nederlandse E&P-sector (exploratie en productie binnen de olie- en gassector) zijn laag in vergelijking met andere aardgasproducerende landen. Daarnaast zijn in de olie- en gassector diverse maatregelen genomen waardoor in de loop der jaren een aanzienlijke emissiereductie van methaan is bereikt.
In het debat met uw Kamer op 14 november 2017 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat naar aanleiding van vragen van het lid Wassenberg (PvdD) toegezegd uw Kamer nader te informeren over de meetmethodiek van methaanuitstoot in de olie- en gasindustrie in Nederland en de mogelijke bronnen van methaanuitstoot, zoals onder andere oude reeds afgesloten putten. De Minister van Economische Zaken en Klimaat zal uw Kamer hierover uiterlijk in het tweede kwartaal van 2018 informeren.
Het bericht ‘Subsidietermijn te kort voor VVE’s en andere besparingsblokkades’ |
|
Linda Voortman (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
Ronald Plasterk (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Subsidietermijn te kort voor VVE’s en andere besparingsblokkades»?1
Ja.
Herkent u de geschetste obstakels die Verenigingen van Eigenaren (VVE’s) ervaren als zij energie willen besparen of duurzame energie willen opwekken?
Ik herken dat VvE’s moeite moeten doen om te komen tot besluitvorming, zowel over beheer als over energiebesparing of duurzame opwekking. Onder meer doordat besluiten gezamenlijk worden genomen door meerdere appartementsrechthouders met elk eigen inzichten, wensen en financiële mogelijkheden. Daarnaast gaat het soms over ingewikkelde gebouwen en grote renovaties.
Klopt het dat VVE’s nu niet verduurzamen doordat zij de termijn voor subsidieregelingen niet halen?
Ik heb niet de indruk dat VvE’s niet verduurzamen omdat zij de termijn voor subsidieregelingen niet halen. Uit de samenvatting van het rapport van TNO valt op te maken dat er veel factoren zijn die verduurzaming van een VvE-gebouw kunnen vertragen of versnellen, waaronder de aanwezigheid van een leider bij de VvE, de betrokkenheid van de bewoners, financiële middelen (subsidie is daarvan een beperkt percentage), kennis, professionele ondersteuning, businesscases van de maatregelen, verschillende belangen van de appartementshouders enzovoort. De rijksoverheid biedt subsidie om VvE’s hierbij een steun in de rug te geven.
Zouden de subsidietermijnen kunnen worden verlengd?
De subsidieregeling loopt van september 2016 tot 1 januari 2019, bijna tweeënhalf jaar. Tot die datum kunnen VvE’s subsidie aanvragen.
Naast de termijn voor het indienen van een subsidieaanvraag bevat de regeling ook een termijn waarbinnen de VvE de energiebesparende maatregelen, moet hebben uitgevoerd. Ik ben voornemens om in ieder geval voor VvE’s die ingewikkelde maatregelpakketten (zogenoemde zeer energiezuinige pakketten) laten uitvoeren, de termijnen voor het uitvoeren van de maatregelen langer te maken: een termijn van twee jaar die op verzoek van de VvE verlengd kan worden met een jaar. Samen drie jaar dus.
VvE’s kunnen ook subsidie gaan krijgen voor het laten opstellen van een energie-advies en procesondersteuning. Op dit moment wordt alleen subsidie verstrekt bij een energieadvies indien de vereniging heeft besloten binnen twaalf maanden te starten met de uitvoering van ten minste twee energiebesparende maatregelen. Deze subsidiemogelijkheid blijft ook bestaan. Laatstgenoemde termijn wordt verlengd tot vijf jaar. Ik heb voor deze wijzigingen, die het voor VvE’s nog aantrekkelijker maken om de subsidie te gebruiken, een ministeriële regeling in voorbereiding.
Bent u bereid het beleid aan te passen, zodat het ook mogelijk is voor VVE’s om subsidie voor één maatregel aan te vragen, aangezien uit de praktijk blijkt dat één maatregel nemen al moeilijk genoeg is?
Nee, ik ben niet bereid subsidie te geven voor VvE’s die één maatregel uitvoeren. Om de energiedoelen van het kabinet te halen is het juist belangrijk dat er grotere stappen tegelijk worden genomen bij de verduurzaming van woningen. Er is bovendien slechts een beperkt subsidiebudget beschikbaar. Als dit ook wordt ingezet voor VvE’s die één maatregel nemen, zal het budget snel zijn uitgeput door VvE’s die toch al van plan waren om die ene maatregel te nemen, zogeheten free riders. Dit zou de regeling minder effectief en efficiënt maken. Het snel op raken van het budget zou verder een probleem zijn, omdat VvE’s gebaat zijn bij een langlopende regeling.
Kan er één plaats komen waar alle hulpmiddelen voor verduurzaming voor VVE’s zijn verzameld?
Begin 2018 zal de campagne «Energie besparen doe je nu» weer starten. In een deelcampagne worden VvE’s en appartementseigenaren aangesproken om te gaan verduurzamen. Op de campagnewebsite zal voor VvE’s aandacht worden besteed aan de belemmeringen die zijn genoemd in antwoord op vraag 3. Zo worden VvE’s gewezen op de mogelijkheden voor financiering, zoals subsidieregelingen en de leningen van het Nationaal Energiebespaarfonds. Ook worden ze geholpen bij het vinden van professionele ondersteuning en worden de stappen weergegeven die de VvE moet nemen om te komen tot verduurzaming van het gebouw.
Daarnaast werk ik samen met VvE Belang, de beheerders van VvE’s en gemeenten aan een informatietoolkit waarin de gezamenlijke informatie over verduurzaming, zoals hulpmiddelen en praktische tools is te vinden. Met de toolkit kunnen bestuurders en beheerders van VvE’s worden geholpen bij het verduurzamen van hun complex. Naar verwachting wordt deze toolkit aan het einde van 2017 door VvE Belang gelanceerd. De toolkit wordt continu geactualiseerd als er nieuwe hulpmiddelen beschikbaar komen.
Wat doet u om te zorgen dat VVE’s zo gemakkelijk mogelijk kunnen verduurzamen? Welke aanvullende maatregelen wilt u nemen op dit gebied?
Dit gebeurt via de campagnewebsite «Energie besparen doe je nu» en de informatietoolkit, zoals beschreven in het antwoord op vraag 6. Op 1 januari 2018 treedt voorts de nieuwe «Wet verbetering functioneren vereniging van eigenaars» in werking. Deze wet bevat maatregelen om onderhoud en verduurzaming door VvE’s te stimuleren. Middels een meerjarenonderhoudsplan (MJOP) brengt de VvE in kaart wanneer groot onderhoud plaatsvindt in combinatie met energiebesparende maatregelen. Verduurzaming kan hiermee door de VvE op de agenda worden gezet. De verplichting voor VvE’s om te reserveren voor onderhoud wordt uitgebreid met een minimale jaarlijkse reservering en de mogelijkheid om een geldlening af te sluiten, wordt bevestigd.
Veel VvE woningen maken onderdeel uit van een gemengd complex met koop- en huurwoningen: ruim 800.000 van de in totaal 1.200.000 VvE-woningen. De helft van het aantal huurwoningen in een gemengd VvE-complex is in bezit van woningcorporaties. Dit komt neer op 147.000 huurwoningen. De verwachting is dat gemengde VvE’s sneller verduurzamen omdat woningcorporaties daar een stimulerende rol in kunnen spelen.
BZK werkt tevens samen met belangenorganisaties zoals VvE Belang, Vereniging Eigen Huis en beheerdersorganisaties VB&T en Vastgoed Management Nederland om met hen VvE’s verder te helpen.
Afhandeling klachten en benutting slimme meters |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Radar van 9 oktober 2017 over klachten over de slimme meter?1
Ja.
Kunt u een reactie geven op de klachten als geuit in deze uitzending?
Slimme elektriciteits- en gasmeters zijn van belang voor het toekomstige energienet, waarbij consumenten naar verwachting steeds meer gebruik kunnen maken van actuele energieprijzen. Bijvoorbeeld door een elektrische auto op te laden wanneer dat financieel gunstig is. Ook wordt het met de slimme meter mogelijk meer inzicht te krijgen in het energieverbruik. Hiermee wordt het makkelijker om energie te besparen.
Er zijn bij een door het tv-programma Radar ingesteld meldpunt voor een hoger energieverbruik na plaatsing van de slimme meter 2.934 meldingen ontvangen.
In de uitzending van 9 oktober jl. is aandacht besteed aan de afhandeling van deze meldingen.
Ik vat de klachten in de Radar-uitzending over de klantenservice van energieleveranciers en netbeheerders, geschat energieverbruik en de communicatie daarover in relatie tot de slimme meter op als een serieus signaal. Er moet voorkomen worden dat consumenten bij vragen over de slimme meter, hun energieverbruik of -factuur van het kastje naar de muur gestuurd worden.
De netbeheerders geven in hun rapport2 over de afhandeling van de meldingen aan dat er een aantal verbeteringen is doorgevoerd. Zo hebben zij samen met de energieleveranciers een stappenplan opgesteld dat doorlopen wordt wanneer consumenten twijfelen aan hun energierekening en/of meterstand. Daarnaast is afgesproken dat leveranciers en netbeheerders goed nagaan welke rol zij zelf hebben bij het oplossen van de klacht. Ook werken de energieleveranciers verder aan de verbetering van de periodieke overzichten, die consumenten met een slimme meter inzicht bieden in hun verbruik en kosten. Nu gebeurt dit tweemaandelijks, ik bereid hiervoor een wijziging voor van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatieve kostenoverzicht energie, zodat consumenten met een slimme meter hier elke maand een overzicht van ontvangen.
In het rapport van Netbeheer Nederland over de Radar meldingen wordt geconcludeerd dat de slimme meter betrouwbaar meet. Uit verschillende controlemetingen in de praktijk is geen meter aangetroffen met een meetafwijking groter dan de maximaal toelaatbare fout. Ook de toezichthouder Agentschap Telecom concludeert3 dat de slimme meter betrouwbaar meet. Bij de afhandeling van de Radarmeldingen zijn er twee «niet-slimme» meters vervangen vanwege een technisch defect. Verder geeft de rapportage aan dat juist andere oorzaken zorgden voor een hoger energieverbruik dan verwacht, zoals gezinsuitbreiding of de aanschaf van nieuwe apparatuur. Desalniettemin vind ik het belangrijk dat uitgesloten wordt dat er zich grote meetafwijkingen in de praktijk voor kunnen doen. Netbeheer Nederland laat daarom nader onderzoek uitvoeren door het nationaal metrologisch instituut VSL.
Kunt u een overzicht sturen van de klachten die zijn binnengekomen bij netbeheerders en energieleveranciers en daarbij aangeven wat de oorzaak is en hoe klachten zijn afgehandeld?
Via Radar zijn er 2.934 meldingen gedaan over de slimme meter. Hiervan zijn er 2.500 onderzocht – alleen een kleine minderheid van melders kon niet worden bereikt. Daarbij is geen enkele meter aangetroffen met een groter dan toelaatbare meetafwijking.
In haar rapportage geeft Netbeheer Nederland de volgende oorzaken aan voor meldingen over afwijkende metingen van de slimme meter:
Netbeheer Nederland heeft contact gezocht met de melders, waarbij ze allereerst een stappenplan4 hebben doorlopen om te achterhalen waar de onverklaarbare verhogingen of verlagingen in het energieverbruik vandaan kwamen. Voor vrijwel alle behandelde meldingen kon na deze analyse de oorzaak worden gevonden. Wanneer geen duidelijke oorzaak werd gevonden, maakte de netbeheerder op verzoek van de melder een afspraak voor een gespecialiseerde doormeting van het verbruik in de woning. Momenteel is het stappenplan voor 2.500 van de 2.934 meldingen doorlopen. Bij 79 gevallen heeft een gespecialiseerde doormeting plaatsgevonden. In twee gevallen bleek een «niet-slimme» meter vervangen te moeten worden vanwege een technisch defect. Bij de resterend 434 meldingen kon de netbeheerder de betreffende melder niet bereiken en is de behandeling gesloten.
Is er sprake van een stijging van het aantal klachten over de slimme meter en is die groter dan verwacht bij de grootschalige uitrol?
Bij de grootschalige uitrol werd een stijging van het aantal vragen verwacht, zoals normaal is voor een dergelijk grootschalig project. De netbeheerders en energieleveranciers hebben laten weten dat zij gemiddeld genomen geen stijging zien van het aantal klachten na plaatsing van slimme meters.
Kunt u aangeven in hoeverre er «van het kastje naar de muur»-situaties zijn, waarvan de Autoriteit Consument & Markt (ACM) waarschuwde dat daarvoor gewaakt diende te worden?2
In 2013 benoemde ACM de klachtenafhandeling rond de slimme meter als aandachtspunt, aangezien de netbeheerders de slimme meter plaatsen en leveranciers het eerste aanspreekpunt zijn voor de afhandeling van klachten van consumenten. In 2013 werd door ACM een beperkt aantal signalen ontvangen van «kastje-muur-situaties». Zowel bij ConsuWijzer, het consumentenloket van de ACM, als via het tv-programma Radar zijn meldingen bekend van consumenten die klagen over energieleveranciers die doorverwijzen naar de netbeheerders en andersom. Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen hebben de netbeheerders en energieleveranciers hun onderlinge afspraken hierover aangescherpt. Er is bijvoorbeeld afgesproken dat de energieleveranciers bij klachten over een stijging in verbruik na plaatsing van de slimme meter eerst het eerder genoemde stappenplan doorlopen. De netbeheerders en energieleveranciers hebben mij toegezegd dit proces en de communicatie daarbij te monitoren.
Kunt u inzichtelijk maken of er klachten zijn van huishoudens met een slimme meter die niet worden opgelost?
Netbeheer Nederland heeft mij laten weten dat alle klachten die via Radar zijn binnengekomen zijn afgehandeld. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 3.
Kunt u gedetailleerd uiteenzetten hoe een klacht over een slimme meter wordt opgevolgd en wanneer daarbij gebruik wordt gemaakt van een energiescan?
De energieleverancier is conform het leveranciersmodel het eerste aanspreekpunt voor de consument bij klachten ten aanzien van energie. Wanneer er een klacht over verhoogd verbruik na plaatsing van de slimme meter bij de leverancier binnenkomt zal deze allereerst het stappenplan doorlopen om te achterhalen waar de onverklaarbare verhogingen vandaan komen. Als de oorzaak na het doorlopen van het stappenplan niet is gevonden, zal de leverancier de consument doorverwijzen naar de netbeheerder inclusief de reden van de doorverwijzing.
De netbeheerder zal vervolgens op basis van de overgedragen informatie de klachtafhandeling overnemen. Zo kan de netbeheerder op verzoek van de consument een gespecialiseerde doormeting maken van de elektriciteit in een woning.
Van een energiescan wordt bij bovengenoemde klachtenafhandeling geen gebruikgemaakt. Een energiescan is een commerciële dienst, waarbij voor een woning energiebesparende maatregelen in kaart gebracht worden.
Kunt u inzicht geven in de afspraken die er gemaakt zijn tussen netbeheerders en energieleveranciers over de klachtenafhandeling ten aanzien van de slimme meter?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat klachten adequaat worden opgevolgd en opgelost worden?
Ik vind het belangrijk dat consumenten transparant en juist geïnformeerd worden. Daarnaast moeten consumenten met klachten goed geholpen worden. Om deze reden is voor de netbeheerders en leveranciers bij wet bepaald dat zij moeten voorzien in een transparante, eenvoudige en goedkope procedure voor de behandeling van klachten en dat de klacht zo spoedig mogelijk moet worden afgehandeld. ACM houdt toezicht op deze wettelijke bepalingen.
Kent u de energiebesparingsmonitor 2016 en het rapport van Netbeheer Nederland «Consumentenmeldingen over vermoedens afwijkingen slimme meter», waaruit blijkt dat veel consumenten niet bekend zijn met het tweemaandelijkse verbruiks- en indicatieve kostenoverzicht of dat zij het verbruiksoverzicht niet goed interpreteren en dat de aanbieding van energiemanagers niet toeneemt? Kunt u aangeven wat u gaat ondernemen om de besparingsmogelijkheden van de slimme meter bij de consument bekend te maken?3
Ja, ik ben bekend met beide rapporten. Ik hecht er waarde aan om het potentieel van de slimme meter goed te benutten. Specifiek voor het besparingspotentieel van de slimme meter zijn met het «convenant 10PJ energiebesparing gebouwde omgeving» onder het Energieakkoord extra maatregelen in gang gezet.7 Hiermee wordt onder meer ingezet op het verbeteren van het tweemaandelijkse verbruiks- en kostenoverzicht energie bij de slimme meter en het verbeteren van het aanbod van producten en diensten die een directe terugkoppeling geven van het eigen verbruik (bijv. via apps, displays etc.).
Wat gaat het Behavioural Insights team van het Ministerie van Economische Zaken, dat in het energiebesparingsconvenant «10 PJ energiebesparing gebouwde omgeving» wordt genoemd, doen en hoe?
Het Behavioural Insights Team (BIT) van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft een adviserende rol bij het verbeteren van het verbruiks- en indicatief kostenoverzicht onder het energiebesparingsconvenant (zie antwoord vraag 10). Dit betekent dat het BIT in samenwerking met andere kennispartners (zoals ECN, PBL en enkele universiteiten) energieleveranciers adviseert over verbeteringen in de inhoud, opbouw en vormgeving van het overzicht op basis van gedragswetenschappelijke inzichten. Hiernaast adviseert het BIT samen met de hierboven genoemde partijen over de opzet van de effectmeting naar de verbeteringen.
Kunt u aangeven of netbeheerders de informatie wie een slimme meter heeft, en dus kan worden benaderd voor een gebruiksmanager of andere besparingsmogelijkheden, zou mogen delen met marktpartijen als de consument daar toestemming voor geeft? Is dit mogelijk te maken?
Dit is mogelijk en wordt ook al gedaan. De netbeheerders delen informatie met de marktpartijen over de aangeboden (per kwartaal) en geplaatste (per week) slimme meters op wijkniveau.8
De grootste gasvondst van afgelopen 25 jaar |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Grootste Nederlandse gasvondst van afgelopen 25 jaar»?1
Ja.
Wat vindt u van deze vondst?
Ik heb in maart 2015 aan Hansa Hydrocarbons (hierna: Hansa) op grond van de Mijnbouwwet een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen verleend voor een gebied in de Noordzee, met daarin het voorschrift om een proefboring uit te voeren. Deze proefboring is ondertussen uitgevoerd en heeft geleid tot de genoemde gasvondst. Ik ben blij dat de door mij voorgeschreven proefboring succesvol is gebleken.
Wat zijn de risico’s en gevaren van deze exploratieboring voor de bodem en de invloed van winning bij mogelijke aardbevingen? Op welke wijze en door wie wordt dit gemonitord?
Bij het uitvoeren van een exploratieboring zijn algemene regels van de Mijnbouwregeling, het Besluit algemene regels mijnbouw milieu (hierna: Barmm) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: arbobesluit) van kracht. Deze algemene regels vereisen het indienen van een veiligheids- en gezondheidsdocument (hierna: vg-document) op grond van het arbobesluit, een werkprogramma ingevolge de Mijnbouwregeling en het doen van een melding in het kader van het Barmm. Het werkprogramma en het vg-document zijn instrumenten die zien op risico-identificatie en beheersing. Hiermee zijn de veiligheidseffecten door bodembeweging toereikend gereguleerd. Ter monitoring ontvangt het Staatstoezicht op de Mijnen dagelijks rapportages over de voortgang van de booractiviteit, volgend uit de verplichting opgenomen in de Mijnbouwregeling.
Verder is gaswinning vooralsnog niet aan de orde. Mocht Hansa hiervoor opteren dan zal, aangezien het gasveld deels binnen de 12-mijlszone ligt, te zijner tijd een seismische risicoanalyse onderdeel uitmaken van het betreffende winningsplan (hetgeen de instemming behoeft van mijn opvolger).
Kunt u een compleet tijdspad geven van het benodigde (eventuele) verdere vervolg naar aanleiding van deze exploratieboring? Kunt u daarbij tevens aangeven aan welke eisen, op welk moment, door wie moet worden voldaan?
De verdere activiteiten en het tijdpad van het vervolg van deze exploratieboring zijn afhankelijk van de (winnings)plannen van Hansa. Indien Hansa voornemens is om gas te gaan winnen in het gebied, moet allereerst een winningsvergunning worden aangevraagd. Daarnaast dient Hansa dan een winningsplan in te dienen. In dit geval zal mijn opvolger een besluit moeten nemen over deze winningsvergunningsaanvraag en de gevraagde instemming met het winningsplan. Vervolgens heeft Hansa nog een omgevingsvergunning (indien binnen de 12-mijlszone) of een mijnbouw milieuvergunning (indien buiten de 12-mijlszone) nodig voor de plaatsing van een eventueel productieplatform. Deze verdere besluitvorming heeft vermoedelijk nog een doorlooptijd van minimaal 2 jaar.
Wordt in kaart gebracht of en waar mogelijke breukvlakken zich bevinden?
Hansa heeft op basis van de beschikbare seismische informatie de aanwezige breukvlakken al eerder in kaart gebracht, aangezien deze informatie essentieel is bij de vaststelling van het aan te boren punt in het gasvoorkomen. De boring heeft ten aanzien van de aanwezige breukvlakken mogelijk nog additionele informatie opgeleverd. Deze kan in de aanloop naar een eventuele winningsfase worden gebruikt voor een inschatting van het seismisch risico.
Is het gevonden gas hoog- of laagcalorisch?
Het door Hansa gevonden gas is laagcalorisch.
Deelt u de mening dat er een breed afbouwplan aardgaswinning opgesteld moet worden, waarbij gedegen in kaart gebracht moet gaan worden waar gaswinning nu pijn doet of problemen geeft? Kan normering van winning op plekken waar de winning tot grote problemen leidt daarbij een uitgangspunt zijn? Wellicht kan daarbij tevens in beeld gebracht worden op welke wijze en op welke termijn hernieuwbare vormen van energie de plaats in kunnen nemen van gas? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het kader van de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening, is met name de afbouw van het Nederlandse gasverbruik van belang. Het versneld afbouwen van de winning van Nederlands gas, leidt bij een gelijkblijvend Nederlands gasverbruik slechts tot een verhoogde import van gas en draagt niet bij aan het versneld realiseren van hernieuwbare energiebronnen. De plannen/maatregelen van het huidige kabinet ten aanzien van de uitrol van duurzame energiebronnen (bijvoorbeeld door de bouw van windturbineparken en de realisatie van geothermieprojecten) hebben bijgedragen aan een snel groter wordend aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de Nederlandse energiemix. Eventuele pijnpunten als gevolg van de gaswinning worden, op basis van alle geldende wet- en regelgeving en de eventueel ingediende zienswijzen, beoordeeld tijdens de procedure van vergunningverlening. Zo nodig worden ter voorkoming of mitigering hiervan, aanvullende voorschriften of beperkingen opgenomen in de betreffende besluiten.
Indien deze gasvondst gebruikt kan worden ter vervanging van gaswinning op land, wat is dan het effect van deze winning op de capaciteitsbehoefte en op de leveringszekerheid?
Het effect van een eventuele gaswinning door Hansa op de leveringszekerheid is op dit moment nog niet vast te stellen. Het thans in de media genoemde en niet door mij geverifieerde gasvolume (van 50–60 miljard m3) biedt daarvoor ook onvoldoende basis.
Aangezien gaswinning vooralsnog niet aan de orde is, is ook een eventuele vervanging van gaswinning op land nog niet aan de orde. Voor wat betreft de benodigde besluitvorming voor een eventuele gaswinning in het gebied, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Kunt u zich een scenario voorstellen waarbij na deze exploratieboring niet verder gewonnen gaat worden?
Zie antwoord vraag 8.