Het schadeonderzoek Groningen Buitengebied |
|
Sandra Beckerman |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport Schadeonderzoek Groningen Buitengebied?1
Ja. Ik heb deze rapportage inmiddels ook aan uw Kamer aangeboden, gezamenlijk met de evaluatie van de begeleidingscommissie en een afschrift van een brief van vertegenwoordigers van de maatschappelijke en bestuurlijke stuurgroep aan de Nationaal Coördinator Groningen (NCG).2
In hoeverre vindt u het onderzoek, uitgevoerd door Witteveen en Bos in opdracht van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), betrouwbaar, te meer daar het eerder gepresenteerde onderzoek in een vergelijkbare situatie na kritiek van drie onafhankelijke geologen en opmerkingen vanuit de Tweede Kamer in uw opdracht ter herbeoordeling is voorgelegd aan Deltares en de Technische Commissie Bodembeweging?2
Een begeleidingscommissie, bestaande uit onafhankelijke deskundigen en vertegenwoordigers van maatschappelijke en bestuurlijke partijen in de regio, heeft de uitvoering van het onderzoek door Witteveen+Bos begeleid. In het onderzoek zijn ruim 1.600 schademeldingen uit het gebied buiten de voormalige schadecontour bij wijze van proef met een nieuwe schadevaststellingswijze beoordeeld. De begeleidingscommissie heeft geadviseerd over de opzet en uitvoering van de proef en deze geëvalueerd. Over het geheel concludeert de commissie dat de gehanteerde methodiek ten opzichte van de eerdere wijze van schadeafhandeling een betere duiding en onderbouwing oplevert van de oorzaken van schades aan gebouwen en dat – voor zover haar zicht reikt – de methodiek zorgvuldig is toegepast. Het werk van de begeleidingscommissie biedt het vertrouwen dat het onderzoek deskundig is uitgevoerd.
Hoe geloofwaardig is een dergelijk rapport naar uw mening in het licht van de eerder gedane uitspraak dat u «in eerste instantie niet voldoende heeft ingeschat hoe complex zaken die bij versterking komen kijken zijn»?3. Is het naar uw mening mogelijk dat er ook onvoldoende kennis is over de oorzaak van schade ten gevolge van mijnbouwactiviteiten in het Groningse buitengebied? Kunt u uw antwoord toelichten?
Met mijn uitspraak over de complexiteit van de versterkingsoperatie doelde ik op het feit dat hierin de omvangrijke uitdaging ligt om een technisch en organisatorisch ingewikkelde opdracht uit te voeren in de huizen en dorpen waar mensen wonen en hun thuis hebben.
Er is geen directe relatie tussen de uitvoering van de versterkingsoperatie in verband met seismische risico’s en de afhandeling van meldingen van schade die reeds is opgetreden. Wat betreft de wetenschappelijke stand van kennis van schade door mijnbouw in relatie tot het onderzoek naar schades in het buitengebied, sluit ik mij aan bij de opmerking van de begeleidingscommissie in haar evaluatierapport: «Verdere ontwikkeling van wetenschap en methodiek kan mogelijk in de toekomst meer inzicht geven. De verwachting is overigens niet dat het antwoord op deze vraag dan een ander beeld van de in het project beschouwde beoordelingen zou laten zien.»
Op welke wijze draagt een rapport dat is opgesteld in opdracht van de NAM, met een eerder in opspraak gekomen werkwijze door een niet onafhankelijk ervaren bureau bij aan het herstel van vertrouwen van de Groningers?
Bij de inspectie en beoordeling van schademeldingen uit het gebied buiten de voormalige schadecontour is juist een andere werkwijze toegepast, met het oog op de ontwikkeling van een nieuwe aanpak voor het gehele gebied die op meer vertrouwen van de bewoners kan rekenen. De resultaten van deze pilot waren mede aanleiding voor de versnelde aanpassing van het schadeprotocol. De evaluatie en aanbevelingen van de begeleidingscommissie worden daarbij betrokken.
Hoe verhoudt dit rapport zich tot het vorige week gepresenteerde onderzoek van de woningbouwcorporatie Lefier dat ook in dit gebied huizen moeten worden versterkt?4
Woningbouwcorporatie Lefier heeft door bouwbedrijf BAM een zogenoemde seismische scan laten uitvoeren op zijn woningvoorraad in het aardbevingsgebied. Hieruit komt de inschatting naar voren dat een groot deel van de circa 17.000 huizen die het betreft in aanmerking komt voor versterking. Het rapport Schadeonderzoek Groningen Buitengebied gaat over de oorzaken van reeds bestaande schades aan woningen in het buitengebied en doet geen uitspraak over de eventuele noodzaak tot versterken van deze woningen.
Wat is naar uw mening de waarde van het rapport Schadeonderzoek Groningen Buitengebied in het licht van de door u gedane uitspraken «Het is heel slecht voor iemand die schade heeft om bij dat grote bedrijf terecht te moeten komen. Een bedrijf dat er ook niet op is ingericht om dit goed af te handelen»5 en dat u het goed zou vinden als de NAM, die in Groningen gas wint, «een stap terugzet en niet meer voor de mensen in beeld is voor de afhandeling van de schade» die door aardbevingen is aangericht?
De NCG heeft aangekondigd dat er versneld een nieuwe procedure komt voor de afhandeling van schademeldingen van bewoners als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld, waarbij NAM zal terugtreden uit de procedure. De evaluatie en aanbevelingen van de begeleidingscommissie worden daarbij betrokken.
Bent u bereid om – nu de NAM zich terugtrekt uit de schadeafhandeling – de Nationaal Coördinator opdracht te (laten) geven om een second opinion te laten doen naar de schades in het buitengebied van Groningen door het Groningen Scientific Advisory Committee (SAC), een onafhankelijke commissie van nationale en internationale experts?6
Voor mijn appreciatie van het onderzoek naar de schades in het buitengebied en het oordeel hierover van de begeleidingscommissie, verwijs ik naar de antwoorden op vragen 2, 3 en 4. De Groningen Scientific Advisory Committee (SAC) is niet meer in functie. Deze commissie heeft een toetsende rol gespeeld bij de totstandkoming van het winningsplan Groningenveld 2016. Nadat NAM het winningsplan had ingediend in april 2016, was de taak van de commissie voltooid.
Op basis van welke redenering is het schadebedrag van 1.500 euro voor het herstel van de schade gebaseerd? Van welke risicoanalyses en juridische precedenten is daarbij gebruik gemaakt? Wat moeten bewoners tekenen om voor deze regeling in aanmerking te komen en waar doen ze daarmee afstand van?
De invoering van een nieuw schadeprotocol betekent dat afspraken met NAM nodig zijn over de wijze waarop moet worden omgegaan met schademeldingen die op dit moment in behandeling zijn bij het Centrum Veilig Wonen (CVW). NAM heeft aangegeven met een «schone lei» te willen beginnen. Naast het vergoeden of herstellen van alle erkende schades zal NAM bewoners daarom een eenmalig aanbod doen om tot een maximum van 1.500 euro niet-erkende schades
(C-schades) te herstellen. Op basis van de beschikbare gegevens bij het CVW over de omvang van erkende en niet-erkende schades is het de inschatting dat dit aanbod voor ongeveer 85% van de adressen waar schade gemeld is aantrekkelijk is. Voor de overige 15% van de openstaande gevallen geldt dat het gaat om twee categorieën waar voorstellen voor worden ontwikkeld: grotere schadebedragen en gevallen waar maatwerk nodig is. Deze voorstellen zijn nog onderwerp van gesprek met de maatschappelijke en bestuurlijke stuurgroep van de NCG. Bewoners krijgen binnenkort een brief waarin het concrete aanbod en de voorwaarden worden toegelicht.
Dit aanbod is geen erkenning dat de schade is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld. Daarom is op basis van dit aanbod geen aanspraak mogelijk op de Regeling waardevermeerdering woningen gaswinning Groningenveld. Subsidie op grond van deze regeling is alleen mogelijk als sprake is van een door het CVW erkende schade van 1.000 euro of meer.
Bewoners maken een zelfstandige afweging of zij dit aanbod van NAM accepteren of niet. Op 31 maart 2017 om 12.00 uur, het moment waarop het oude schadeproces is gesloten, was een deel van de schademeldingen nog in behandeling. Iedere bewoner met nog niet afgehandelde schade kan ervoor kiezen om deze procedure verder te doorlopen en niet in te gaan op het eenmalige aanbod van NAM. Bewoners ontvangen in dat geval een schaderapport en hebben conform de huidige procedure de mogelijkheid een contra-expert in te schakelen en een gang naar de Arbiter, als sprake is van een geschil. Erkende schade wordt hersteld of gecompenseerd.
Welke rechten houden bewoners, indien ze gebruik maken van de voorgestelde regelingen, bij het optreden van vervolgschade ten gevolge van nieuwe bevingen of ten gevolge van nieuw verkregen kennis? Blijven bewoners recht houden op andere regelingen, zoals bijvoorbeeld de waardevermeerderingsregeling?
Zie antwoord vraag 8.
Op welke wijze gaat u reageren op de te verwachten onrust ten gevolge van de vele rapporten over Groningen die de afgelopen dagen zijn verschenen? Op welke wijze gaat u werk maken van herstel van vertrouwen bij de Groningers? Op welke wijze heeft dat herstel van vertrouwen naar uw mening de afgelopen twee jaar invulling gekregen?
Recentelijk zijn – naast het Schadeonderzoek Groningen Buitengebied waar ik in de voorgaande antwoorden uitgebreid op ben ingegaan – diverse rapportages verschenen over de gaswinning in Groningen en de gevolgen daarvan, waaronder de Jaarrapportage 2016 van de Onafhankelijk Raadsman8, een oproep van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsvrouw aan het nieuwe kabinet, de rapportage «Aardbevingsrisico’s in Groningen: stand van zaken opvolging aanbevelingen» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) en het advies van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) betreffende de ontwikkeling van seismiciteit in het Groningen gasveld. Voor de conclusies die ik heb verbonden aan het advies van het SodM verwijs ik naar mijn brief van 18 april 2017.9 Op de nieuwe aanbevelingen van de OVV zal nog een reactie van het kabinet volgen, conform mijn toezegging in het plenaire debat over de gaswinning in Groningen op 20 april 2017. Voor al deze publicaties geldt dat ze zorgpunten in beeld brengen en samenhangende aanbevelingen doen om deze te adresseren. Belangrijke stappen zijn reeds gezet, met name bij de afhandeling van schade. Waar een bewoner met schade enkele jaren geleden nog alleen tegenover NAM stond is daar eerst het CVW tussen gezet en vervolgens de NCG. NAM kan zich daardoor volledig kunnen terugtrekken uit de afhandeling van schade. Vertrouwen van de Groningers in het werk van het kabinet, de regionale bestuurders en de NCG kan alleen worden gewonnen door gezamenlijk te werken aan daadwerkelijke verbetering van de situatie in Groningen. Dit betekent een objectief, transparant en eerlijk proces voor de afhandeling van schades, een voortvarende uitvoering van de versterkingsopgave waarin de bewoner centraal staat en een regio die toekomstbestendig is ingericht voor wat betreft duurzaamheid, economie, arbeidsmarkt en leefbaarheid.
De duurzaamheidscriteria voor de productie van industriële stroom uit houtpellets |
|
Sandra Beckerman |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending «Bos als brandhout»?1
Ja.
Kunt u aangeven op welke wijze de biomassacentrale van Wijhe, de stadsverwarming van Purmerend, de centrales in Ede, Arnhem en Nijmegen en de RWE-centrale in Delfzijl op dit moment aantonen dat de gebruikte biomassa voldoet aan de vastgelegde duurzaamheidscriteria?2
De duurzaamheidscriteria gelden voor de categorie bij- en meestook van biomassa in kolencentrales en de categorie industriële stoom uit houtpellets in de SDE+. Van de genoemde energiecentrales moet alleen de biomassa die gebruikt wordt in de RWE-centrale in Delfzijl (bij- en meestook) voldoen aan de genoemde duurzaamheidscriteria. In deze centrale wordt op dit moment echter nog geen bijstook toegepast, waardoor het nog niet bekend is hoe zij gaan voldoen aan de duurzaamheidscriteria. Zie het antwoord op vraag 5 van het lid Van der Lee (hierboven) voor een toelichting hoe zij dit moeten aantonen.
Is bij het gebruik van hout uit Nederlandse bossen (via bijvoorbeeld Staatsbosbeheer) voor de bijstook van biomassa gebruik gemaakt van certificering of verificatie of is hierbij sprake van een overgangsregime?
Er vindt op dit moment geen gesubsidieerde bij- en meestook van duurzame biomassa plaats. Als dat wel zo zou zijn zou het overgangsregime van kracht zijn.
Op welke wijze is of wordt een eventuele misstand bij het gebruik van een combinatie van certificatie en verificatie uitgesloten wanneer er nog (steeds) geen sprake is van een certificaat voor duurzaam bosbeheer, klimaatcriteria, criteria voor koolstofschuld en een indirecte verandering van landgebruik (Indirect Land Use Change, ILUC)?
Omdat Nederland als enige land uitgebreide criteria stelt voor duurzaam bosbeheer, het klimaat, broeikasgasemissies, koolstofschuld en ILUC zullen er naar verwachting geen certificaten zijn die op voorhand aan alle criteria voldoen. Met aanvullende verificatieverklaringen van onafhankelijke verificateurs kunnen bedrijven aantonen dat ook aan de ontbrekende criteria is voldaan. Naast de accreditatie van verificateurs zal ik een toezichthouder aanwijzen om erop toe te zien dat zich geen misstanden voordoen bij het afgeven van de verklaringen. Als blijkt dat biomassa niet voldoet aan de volledige duurzaamheidscriteria, kan ik besluiten minder of geen subsidie toe te kennen in verband met de geconstateerde tekortkoming.
Is er bij het gebruik van houtpellets van het Amerikaanse bedrijf Enviva naar uw mening sprake van een misstand en indirecte verandering van landgebruik? Zo nee, waarom niet?
Dat is niet op voorhand te zeggen.
Op welke wijze worden de ingevoerde houtpellets van het Amerikaanse bedrijf Enviva getoetst aan duurzaamheidscriteria, wanneer daarbij gebruik wordt gemaakt van hout van de Industrial Pellet Association, die volgens de documentaire voor 90% gebruik maakt van houtkap zonder certificering en zonder vergunning, omdat er sprake is van bos op privégrond?
Dit zal op dezelfde wijze plaatsvinden zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 van het lid Van der Lee (hierboven) heb beschreven.
Wat zijn uw conclusies ten aanzien van certificering en/of keurmerken van houtpellets naar aanleiding van het bezoek van het Ministerie van Economische Zaken aan de houtpallet-industrie in de Verenigde Staten in november van het jaar 2015?
Het bezoek aan de Verenigde Staten heeft bevestigd dat het van belang is om te borgen dat de toegepaste biomassa voldoet aan de Nederlandse duurzaamheidscriteria. Een conclusie is dat de duurzaamheidscriteria zeer ambitieus zijn en dat dit consequenties zal hebben voor de landeigenaren die kwalificerende biomassa willen produceren. Ook werd duidelijk dat in dit deel van de Verenigde Staten, waar veel bos van particuliere grondeigenaren is, het financiële rendement op het bosbeheer positief van invloed is op de omvang van het bosareaal en de keuze om door te gaan met duurzaam bosbeheer. De productie van hout concurreert immers met andere vormen van landgebruik zoals de productie van katoen of soja of het toenemende gebruik van land door verstedelijking.
Hoeveel installaties zijn of worden in gebruik genomen voordat het beloofde wettelijke systeem (naar verwachting in 2017) in werking zal treden? Welke zijn dit?
Naar verwachting zal één bestaande installatie voor bij- en meestook van biomassa in een kolencentrale in 2017 in gebruik worden genomen. Dit betreft de Amer centrale van RWE in Geertruidenberg. Hoewel er twee aanvragen voor biostoom zijn gedaan, verwacht ik niet dat zij al in 2017 energie zullen produceren.
Is er vanuit de consultatieronde al meer bekend over de aangekondigde algemene maatregel van bestuur (AMvB) over de duurzaamheidscriteria voor vaste biomassa? Wat wordt precies bedoeld met een onderliggende ministeriële regeling waarmee uitvoering gegeven zal worden aan deze AMvB?3
De AMvB is geconsulteerd en wordt op dit moment afgerond. Naar aanleiding van deze consultatie is de AMvB op enkele punten aangepast. De AMvB biedt een grondslag voor de duurzaamheidscriteria die dienen ter bescherming van het milieu. In de onderliggende ministeriële regeling worden de duurzaamheidscriteria uit de SDE+ vastgelegd, de beheerseisen opgenomen, het toezicht geregeld, het verificatieprotocol aangewezen en wordt het overgangsrecht bepaald.
Deelt u de mening dat de 3,5 miljard euro aan subsidie die hierin omgaat beter in echte verduurzaming, zoals bijvoorbeeld woningisolatie, gestoken kan worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik deel de mening niet dat de subsidie voor het bij- en meestoken van biomassa beter kan worden gericht op andere vormen van verduurzaming. In 2013 heb ik in het Energieakkoord afspraken gemaakt met maatschappelijke partijen om de energietransitie in gang te zetten. Daarbij zijn ook afspraken gemaakt over de stimulering van bij- en meestook van duurzame biomassa. Bij- en meestook van duurzame biomassa levert een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de hernieuwbare energiedoelen in 2020 en 2023 en zorgt voor een aanzienlijke CO2-reductie. Daarnaast kan bij- en meestook van duurzame biomassa een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de biobased economie. De grote stroom aan duurzame biomassa richting Nederland kan een impuls geven aan de biomassa-industrie, waarbij nieuwe kansen ontstaan voor bedrijven die zich bezig houden met verwaarding van biomassa.
Erkent u dat het beleid van biomassabijstook met houtpellets teveel is gericht op het vasthouden aan «oude energie» en te weinig de overgang naar een nieuwe energievoorziening stimuleert? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Het rapport 'Perspectives for the Energy Transition. Investment needs for a low-Carbon Energy Transition' |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport «Perspectives for the Energy Transition» van het International Energy Agency (IEA) en het International Renewable Energy Agency (IRENA), dat op 16 maart 2017 is verschenen?1
Ja.
Deelt u de conclusie van beide instellingen dat ten behoeve van het doel om, in overeenstemming met het Klimaatverdrag van Parijs en met een waarschijnlijkheid van 66%, de opwarming van de aarde echt beneden de twee graden Celsius te houden, een energietransitie vereist is van een «uitzonderlijk omvang, diepte en snelheid»?
Ja.
Deelt u de conclusie dat de hiervoor noodzakelijke uitfasering van fossiele brandstof, stijging van CO2-prijzen, omvangrijke hervormingen van de energiemarkt, ingrijpende energiebesparing en omschakeling naar hernieuwbare energie een ongekende schaal dienen te hebben? Deelt u tevens de conclusie dat Nederland, door zijn positie in de achterhoede, een inspanning dient te leveren die meer dan bovengemiddeld moet zijn om in vergelijking met andere landen een eerlijk aandeel in deze mondiale ambitie te nemen?
Zoals het kabinet in de Energieagenda heeft aangegeven zal de uitstoot van CO2 richting 2050 drastisch moeten verminderen. Om dit mogelijk te maken, moet onze energievoorziening de komende decennia dan ook ingrijpend veranderen op een schaal die niet eerder is vertoond. Met het Energieakkoord en de daaropvolgende Energieagenda heeft het kabinet samen met maatschappelijke partijen een ambitieuze aanpak richting een CO2-arme economie neergezet. Daarbij zijn de ambities voor de periode tot 2023 middels concrete maatregelen ingevuld en zijn voor de periode na 2023 de kaders geschetst. Als gevolg van deze afspraken zal het aandeel hernieuwbare energie tot 2023 fors stijgen en de CO2-uitstoot afnemen. Uit de Nationale Energieverkenning (NEV) 2016, die ik op 14 oktober jl. aan uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk 30 196, nr. 479), blijkt dat het aandeel hernieuwbare energie naar verwachting zal groeien naar 15,9% in 2023. In een periode van 8 jaar wordt dus een groei van meer dan 10%-punt verwacht. Deze groei is het gevolg van de maatregelen die in het Energieakkoord zijn afgesproken. Vervolgens zullen extra inspanningen nodig zijn voor een verdere verduurzaming van onze economie. Nederland neemt hiermee haar aandeel in de uitwerking van het Klimaatakkoord van Parijs.
Daarbij dragen Nederlandse bedrijven bij aan de transitie in andere landen, middels het bedenken en ontwikkelen van nieuwe technologieën en slimme oplossingen die richting een CO2-arme economie nodig zijn. Zo zijn Nederlandse bedrijven wereldleider in het ontwerpen, ontwikkelen en maken van hightech installaties, machines en micro-/nanocomponenten voor hernieuwbare energie. Ook neemt Nederland actief deel in verschillende internationale coalities en partnerschappen gericht op versterking van klimaatbeleid door het delen van «best practices». Hiernaast wordt ingezet op vergroening van energie-investeringen in opkomende economieën en ontwikkelingslanden. Daartoe wordt onder andere samengewerkt met ontwikkelingsbanken zoals de Wereldbank, de EIB en FMO, en tevens met private kapitaalverstrekkers en institutionele beleggers. Nederland heeft daarmee een goede uitgangspositie om bij te kunnen dragen aan een wereldwijde CO2-reductie en energietransitie. Ik deel de conclusie dan ook niet dat Nederland een achterhoede positie heeft en daarom een meer dan bovengemiddelde inspanning zou moeten leveren om in vergelijking met andere landen een eerlijk aandeel in deze mondiale ambitie te nemen.
Deelt u tevens de conclusie dat deze zeer uitdagende mondiale energietransitie gepaard kan gaan met een mondiale groei van het bruto binnenlands product van 0,8% in 2050 (1,6 biljoen dollar) en tot netto zes miljoen extra banen zou kunnen leiden?
In het rapport van het International Energy Agency (IEA) en het International Renewable Energy Agency (IRENA) wordt aangegeven dat een wereldwijde transitie kan leiden tot extra economische groei van circa 0,8% in 2050. Deze extra groei resulteert vervolgens in een groei van de werkgelegenheid van circa 0,1%. De zes miljoen banen hebben daarbij enkel betrekking op de energiesector. Deze resultaten komen overeen met soortgelijke onderzoeken die op dit terrein zijn uitgevoerd en uitgaan van een mondiale transitie.
Zo nee, bent u bereid het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) te vragen hun oordeel te geven over de kwaliteit van de doorrekening in dit rapport?
Zie antwoord vraag 4.
Is het u bekend dat dit rapport is gemaakt op verzoek van Duitsland, ter voorbereiding op de G20-top die daar in juli van dit jaar zal plaatsvinden?2
Ja.
Bent u bereid de Kamer tijdig te informeren of Nederland van plan is additionele stappen toe te zeggen om tot succesvolle implementatie van de afspraken in het Klimaatverdrag van Parijs te komen tijdens de G20-top, en zo ja, welke stappen dat zijn?
Ja, daartoe ben ik, samen met andere leden van het kabinet, bereid. Om de implementatie van de klimaatafspraken van Parijs van impulsen te voorzien streeft Duitsland in het kader van zijn G20-voorzitterschap naar een ambitieus «G20 Climate and Energy Action Plan for Growth». Binnenkort zal Duitsland een eerste versie van dit actieplan presenteren en agenderen. Dan zal duidelijk worden of voldoende steun bestaat binnen de G20-landen voor dit actieplan, en in hoeverre het een rol kan spelen bij de G20-top in juni.
Nederland neemt op uitnodiging van Duitsland als gastland deel aan G20-bijeenkomsten, ook op het gebied van klimaat en energie. In dit kader ondersteunt Nederland het Duitse G20-voorzitterschap in zijn streven naar een «G20 Climate and Energy Action Plan for Growth».
Bent u tevens bereid de Kamer tijdig te informeren over hoe u, in aanloop naar de G20-top, denkt dat de nieuwe regering in de Verenigde Staten het best kan worden overtuigd om toch gezamenlijk de schouders te zetten onder een concrete uitvoering van de klimaatafspraken van Parijs?
Zie antwoord vraag 7.
Biomassabijstook |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Zembla over «bos als brandstof»?1
Ja.
Heeft u het risico geïnventariseerd dat subsidie voor biomassabijstook leidt tot ontbossing? Zo ja, wat zijn uw conclusies?
Geproduceerde biomassa die wordt toegepast voor de bij- en meestook van biomassa moet voldoen aan eisen voor duurzaam bosbeheer, broeikasgasemissies en effecten op de koolstofvoorraden en het landgebruik. De duurzaamheidscriteria behoren tot de meest vooruitstrevende en verregaande criteria in de wereld en zijn in overleg met de energiebedrijven en milieuorganisaties tot stand gekomen. Deze eisen borgen dat biomassa niet leidt tot ontbossing of de vervanging van waardevolle natuur voor eenvormige productiebossen (conversie).
Heeft u het risico geïnventariseerd dat subsidie voor biomassabijstook leidt tot de vervanging van waardevolle natuur voor eenvormige productiebossen?
Zie antwoord vraag 2.
Voldoet de productie van pellets zoals die door Zembla wordt getoond aan de duurzaamheidseisen die u heeft vastgesteld?
Dat is niet op voorhand te zeggen. Daarvoor geeft de uitzending te weinig informatie.
Op welke wijze wordt gecontroleerd of de pelletproductie in het buitenland, die in aanmerking komt voor subsidiëring, duurzaam is?
Bedrijven die biomassa willen toepassen voor de bij- en meestook in kolencentrales of voor de productie van industriële stoom uit houtpellets (biostoom) dienen aan te tonen dat deze biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria als zij in aanmerking willen komen voor SDE+ subsidie. Bedrijven kunnen dat op een aantal manieren doen. Bedrijven kunnen een door mij goedgekeurd certificaat gebruiken (certificering). Dit certificaat geeft (vooraf) aan dat er gerechtvaardigd vertrouwen is dat de eigenaar van het certificaat voldoende maatregelen heeft genomen om de duurzaamheid van biomassa te borgen. Daarnaast kunnen bedrijven de toegepaste biomassa door onafhankelijke deskundigen (verificateurs) laten toetsen (verificatie). De verificateur controleert dan of aan de duurzaamheidscriteria is voldaan. De verificateur moet hiervoor gebruik maken van een door mij aangewezen verificatieprotocol en voor deze werkzaamheid zijn geaccrediteerd. Het verificatieprotocol beschrijft hoe een verificateur moet controleren of aan de duurzaamheidscriteria is voldaan. Een bedrijf kan ten slotte ook gebruik maken van een combinatie van certificatie en verificatie. Dit betekent dat ook certificaten die niet volledig invulling geven aan de duurzaamheidscriteria kunnen worden gebruikt, in combinatie met aanvullende verificatie.
Bent u bereid te monitoren in hoeverre de vraag naar biomassa ontbossing in Nederland in de hand werkt?
De Nederlandse duurzaamheidscriteria borgen juist de duurzaamheid van de productie van biomassa (duurzaam bosbeheer, broeikasgasemissies en effecten op koolstofvoorraden en het landgebruik). Naar verwachting zal een groot deel van de biomassa worden geïmporteerd uit het buitenland. De houtpellets die benodigd zijn worden slechts in beperkte mate in Nederland geproduceerd, waarbij deze in Nederland voornamelijk zijn gemaakt uit restmaterialen uit de houtverwerkende industrie. In welke mate ontbossing in Nederland plaatsvindt, wordt regulier gemonitord in het kader van de nationale bosinventarisaties.
In Nederland borgt de Wet Natuurbescherming instandhouding van bos. De marktvraag naar hout is bovendien mede van belang om de borging van het duurzaam bosbeheer te bekostigen. De inkomsten uit bosbeheer zorgen er namelijk voor dat de bosbeheerder beschikt over voldoende middelen om het bos te onderhouden.
In hoeverre denkt u dat biomassabijstook bijdraagt aan een omslag in de energie-infrastructuur in Nederland?
De bij- en meestook van duurzame biomassa in kolencentrales draagt voor ca. 1,2 procentpunt bij aan de 2020-doelstelling voor hernieuwbare energie. Naar aanleiding van de motie Van Veldhoven (Kamerstuk 30 196, nr. 422) verken ik op dit moment de mogelijkheden om de cascadering van biomassa te bevorderen zonder de bijdrage van 25 PJ bij- en meestook aan de doelstelling voor hernieuwbare energie te riskeren. De grote stroom aan duurzame biomassa richting Nederland kan een positieve impuls geven aan de biomassa-industrie, waarbij nieuwe kansen ontstaan voor bedrijven die zich bezig houden met verwaarding van biomassa en bijdragen aan de omslag in de energie-infrastructuur in Nederland. Een voorbeeld hiervan is de recente aankondiging om in de Eemshaven een proefproject te starten waarbij suikers uit hout worden gewonnen, waarbij de suikers kunnen worden benut in de chemische industrie en het restproduct vervolgens als brandstof voor elektriciteitsproductie wordt ingezet.
In hoeverre denkt u dat biomassabijstook in de praktijk bijdraagt aan een vermindering van de CO2-uitstoot? Welk deel van de CO2-uitstoot van houtverbranding wordt gecompenseerd door de aangroei van bossen?
Om in aanmerking te komen voor SDE+-subsidie moeten bedrijven aantonen dat door het gebruik van duurzame biomassa over de gehele keten minimaal 70% CO2-reductie ten opzichte van fossiele brandstoffen wordt gerealiseerd. De berekening is conform de rekenmethode van de Europese Commissie. De eisen voor duurzaam bosbeheer borgen dat de geoogste biomassa weer aangroeit. Bovendien zijn er aanvullende eisen opgenomen ter voorkoming van een langlopende koolstofschuld. Het uitgangspunt bij biomassa is dat de uitstoot van broeikasgassen bij de opwekking van hernieuwbare energie weer op een later moment wordt opgenomen door de duurzaam beheerde bossen.
Welk deel van de subsidie Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) in 2017 zal naar uw inschatting aan biomassa worden toegewezen?
In de SDE+ concurreren verschillende technieken op kostprijs met elkaar. Om deze concurrentie niet te verstoren en zo de kostenefficiëntie van de SDE+ mogelijk negatief te beïnvloeden doe ik geen uitspraken over het verloop van de SDE+ in heel 2017. De aanvraagtermijn voor de voorjaarsronde SDE+ is op dit moment verlopen. Ik heb uw Kamer op 5 april jl. geïnformeerd over de aanvragen van de voorjaarsronde SDE+, waarin de resterende 0,16 PJ onder het plafond van maximaal 25 PJ bij- en meestook van biomassa in kolencentrales is aangevraagd (Kamerstuk 31 239, nr. 257). Ik zal uw Kamer voor het zomerreces informeren over de stand van zaken van de behandeling van de aanvragen en over de tweede openstelling van de SDE+ 2017.
Voor welk deel van de gesubsidieerde biomassa worden in 2017 de duurzaamheidscriteria op areaalniveau toegepast?
Dit is afhankelijk van de vraag of de biomassa uit grote of kleine bosarealen wordt betrokken. Vanaf de start van de energieproductie moet de duurzaamheid van de biomassa afkomstig uit bosarealen groter dan 500 hectare op bosareaalniveau worden vastgesteld. Voor biomassa afkomstig uit bosarealen kleiner dan 500 hectare geldt dat gedurende een steeds groter deel van de subsidieperiode van acht jaar toetsing op areaalniveau moet plaatsvinden. Het ingroeipad is afhankelijk van het moment dat wordt gestart met de productie van duurzame energie. Als in 2017 en 2018 wordt gestart met de productie van duurzame energie moet de duurzaamheid in de laatste drie jaar van de subsidieperiode volledig op areaalniveau aangetoond worden, in 2019 in de laatste vier jaar en in 2020 in de laatste vijf jaar. Vanaf 2021 geldt dat de duurzaamheid van de gebruikte biomassa voor de gehele subsidieperiode op areaalniveau moet worden aangetoond. Met dit ingroeipad wordt zeker gesteld dat alle partijen gedurende de looptijd van hun subsidiebeschikking uiteindelijk volledig op areaalniveau de duurzaamheid van de gebruikte biomassa moeten aantonen.
Gelden de duurzaamheidscriteria voor biomassa ook voor zaagsel dat als duurzame biomassa gesubsidieerd wordt?
Ja, de duurzaamheidscriteria gelden ook voor zaagsel. Als het zaagsel rechtstreeks vrijkomt in de bossen (primair residu) gelden eisen ten aanzien van duurzaam bosbeheer, broeikasgasemissies, effecten op de koolstofvoorraden en het landgebruik en de handelsketen (chain of custody). Als het zaagsel vrijkomt bij houtzagerijen of als afval (secundair of tertiair residu) gelden eisen ten aanzien van broeikasgasemissies en de handelsketen (chain of custody).
Bent u bereid maatregelen te nemen als blijkt dat ontbossing optreedt door de subsidiëring van biomassabijstook?
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 2 en 3 is ontbossing niet toegestaan en moet voldaan worden aan eisen voor duurzaam bosbeheer. Op het moment dat bedrijven dat niet kunnen aantonen, kan ik besluiten dat zij geen of minder subsidie ontvangen, afhankelijk van de geconstateerde tekortkoming. Als blijkt dat biomassa niet voldoet aan de volledige duurzaamheidscriteria kan ik besluiten minder of geen subsidie toe te kennen in verband met de geconstateerde tekortkoming.
De beschikking wind Drentse Monden Oostermoer |
|
Eric Smaling |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u de beschikking van SDE + over 2016 voor het gebied Drentse Monden Oostermoer?1
Ja, ik ben op de hoogte van het feit dat SDE+ beschikkingen zijn toegekend aan de 45 windturbines van het windpark De Drentse Monden en Oostermoer.
Kunt u uitleggen hoe deze beschikking gelezen moet worden? Is de genoemde beschikking een opsomming van het maximum aan vermogen/opbrengsten of subsidie?
De SDE+ voorziet in een vergoeding van de onrendabele top van hernieuwbare energieproductie uitgedrukt in MWh in de beschikking. In de beschikking wordt de maximale subsidiabele energieproductie vooraf vastgelegd. Dat gebeurt op basis van een door de aanvrager te overleggen opbrengstberekening (per windturbine), waarin de verwachte maximale productie wordt onderbouwd.
De opbrengstberekening moet zijn opgesteld door een deskundige organisatie. Het maximaal te verlenen subsidiebedrag komt tot stand door het maximaal aangevraagde subsidietarief te vermenigvuldigen met de maximale jaarproductie en het aantal jaren waarover subsidie wordt verstrekt.
Hebben de drie initiatiefnemers afzonderlijk ieder een beschikking gehad of is in een keer beschikt voor alle drie de parken omdat het gezien wordt als een windpark?
De SDE+ biedt de mogelijkheid om voor een windpark per windturbine subsidie aan te vragen. De initiatiefnemers van het windpark De Drentse Monden en Oostermoer hebben voor deze mogelijkheid gekozen. De SDE+ beschikking is opvolgend verstrekt per windturbine.
De definitie van een productie-installatie in de SDE+ is een samenstel van voorzieningen waarmee hernieuwbare elektriciteit kan worden geproduceerd. Een windturbine kan zelfstandig worden ingezet voor het produceren van hernieuwbare elektriciteit.
Hoe verhoudt de beschikking zich ten opzichte van de afspraak dat er maximaal 150 megawatt (MW) in de Drentse Monden Oostermoer geplaatst mag worden, terwijl de beschikking optelt tot een gezamenlijk vermogen van 189 MW?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, wordt via de SDE+ subsidie verstrekt voor geproduceerde hernieuwbare energie. In het geval van het windpark De Drentse Monden en Oostermoer gaat het om de elektriciteitsproductie van 45 windturbines. De genoemde vermogens in het overzicht op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, waaraan in vraag 1 wordt gerefereerd, zijn de maximale vergunde vermogens zoals deze door de initiatiefnemers zijn opgegeven bij de subsidieaanvraag. Voor de subsidiebeschikking spelen deze vermogens uitsluitend een rol bij de berekening van de maximale subsidiabele productie. Zoals ik reeds heb aangegeven is de subsidiabele productie in MWh gemaximeerd. Het vermogen van de windturbines in MW speelt in die zin een rol dat het in overeenstemming dient te zijn met de verleende omgevingsvergunning.
Betekent genoemd overzicht dat de initiatiefnemers onderling moeten uitmaken welke turbine wordt geplaatst om gezamenlijk niet boven de 150 MW uit te komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de initiatiefnemers van het windpark De Drentse Monden en Oostermoer om binnen de randvoorwaarden zoals gesteld in de regels van het inpassingsplan en in de voorschriften van de omgevingsvergunningen een keuze te maken voor de op de 45 vergunde locaties te plaatsen windturbines.
De omgevingsvergunningen bevatten een bandbreedte voor het opgestelde vermogen. Per windturbine gaat het daarbij om de bandbreedte 2,3 MW – 4,2 MW. Het is op dit moment nog niet duidelijk welke windturbines door de initiatiefnemers zullen worden gekozen.
Waarborgsommen bij energielevering |
|
Eric Smaling |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat energiebedrijven in toenemende mate een waarborgsom vragen alvorens zij overgaan tot levering van energie?1 Weet u dat daarbij bedragen van 350 tot wel 600 euro geen uitzondering zijn?
Ik ben ermee bekend dat de energieleveranciers waarborgsommen hanteren. Tot nu toe heb ik geen signalen ontvangen dat er een toename is in het aantal of de hoogte van de waarborgsommen die energieleveranciers aan consumenten vragen.
Wanneer een consument een contract afsluit bij een energieleverancier gaat hij daarbij akkoord met de algemene voorwaarden voor de levering. In 2013 zijn Energie Nederland en de Consumentenbond tot overeenstemming gekomen over een set algemene voorwaarden voor energielevering. In deze voorwaarden is opgenomen dat de leverancier van de contractant (consument) zekerheden, zoals een bankgarantie of waarborgsom, mag verlangen voor de bedragen die de consument voor de energielevering verschuldigd is. Daarbij is bijvoorbeeld bepaald dat de waarborgsom niet hoger zal zijn dan het bedrag dat de contractant vermoedelijk gemiddeld over een periode van zes maanden zal moeten betalen. De maximale hoogte van een waarborgsom kan dus per situatie verschillen. Bij een gemiddelde energierekening van Euro 1.735 per jaar2, zal een waarborgsom conform de algemene voorwaarden dus ten hoogste kunnen liggen rond de Euro 870. Dit is een aanzienlijk bedrag bovenop de energierekening, waar de energieleveranciers wijselijk en terughoudend mee om moeten gaan, in lijn met de Elektriciteits- en Gaswet. Wettelijk is bepaald dat energieleveranciers consumenten tegen redelijke tarieven en voorwaarden van energie moeten voorzien. De voorwaarden die zijn verbonden aan de energielevering moeten transparant, eerlijk en vooraf bekend zijn. De ACM is belast met het toezicht hierop en heeft Energie Nederland er in het verleden op gewezen dat een borg redelijk moet zijn. Een borg ter hoogte van het energieverbruik over een half jaar, zoals omschreven in de algemene voorwaarden, is wat de ACM betreft een uiterste dat alleen in uitzonderlijke situaties mag worden gevraagd. Daarnaast ziet de ACM erop toe dat de hoogte van de borg transparant en meteen in het aanbod zichtbaar is. Op deze wijze kan de consument dit meenemen in zijn leverancierskeuze.
De ACM heeft het afgelopen jaar verschillende vragen ontvangen over waarborgsommen. Deze vragen gaven haar onvoldoende aanleiding om een onderzoek naar waarborgsommen uit te voeren. De ACM heeft laten weten de ontwikkelingen op het gebied van waarborgsommen te blijven volgen.
Recent zijn er nieuwe algemene voorwaarden opgesteld door Energie Nederland en voorgelegd aan de Commissie Zelfregulering van de Sociaal Economische Raad, waaraan de Consumentenbond en de Vereniging Eigen Huis deelnemen. Deze nieuwe voorwaarden worden per 1 april 2017 van kracht en bevatten een aanpassing van de voorwaarden ten aanzien van waarborgsommen. Zo is er toegevoegd dat de waarborgsom voor de situatie van de betreffende consument redelijk zal zijn. Hierdoor kan de waarborgsom worden aangepast op basis van de informatie die de consument over zijn situatie aan de leverancier verstrekt. Van belang is dat de energieleveranciers helder communiceren over de mogelijkheden om een waarborgsom te laten bijstellen.
Is tevens bekend dat de waarborgsom in toenemende mate zelfs gebruikt wordt bij geringe betalingsachterstanden op de voorschotnota?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 houdt de ACM toezicht op de voorwaarden en tarieven die leveranciers hanteren. Voor de ACM was er gezien de vragen over waarborgsommen geen aanleiding om tot onderzoek over te gaan. Ook ik heb geen signalen ontvangen dat er een toename is in het gebruik van de waarborgsom bij geringe betalingsachterstanden op de voorschotnota.
Bent u tevens bekend met het feit dat bij dreigende afsluiting van energie door een geringe betalingsachterstand een zogenaamde spoedaanvraag aangeboden wordt ter borging van levering, waarbij vrijwel standaard een kredietcheck volgt? Wat is uw opvatting over het feit dat een waarborgsom voor energielevering gemeengoed lijkt te worden?
Wanneer een consument, bijvoorbeeld vanwege wanbetaling, afgesloten dreigt te worden door zijn energieleverancier is het mogelijk om een spoedaanvraag bij een andere leverancier in te dienen om de energielevering te continueren. Wanneer er een verhoogd betalingsrisico is, bijvoorbeeld vanwege eerdere wanbetaling, voeren energieleveranciers doorgaans een kredietcheck uit en vragen zij afhankelijk van het mogelijke financiële risico een waarborgsom, alvorens tot energielevering over te gaan.
Ik hecht veel waarde aan een betaalbare, betrouwbare en schone energievoorziening. Er is dan ook wettelijk bepaald dat de energielevering aan consumenten tegen redelijke tarieven en voorwaarden gebeurt met transparante, eerlijke voorwaarden, die vooraf bekend zijn. Door omstandigheden kan het voorkomen dat een consument zijn energierekening niet kan betalen. In de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas worden regels gesteld om afsluiting vanwege wanbetaling zoveel mogelijk te voorkomen. Zo moet een leverancier consumenten wijzen op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening en zich inspannen om in persoonlijk contact te komen met de consument om deze te wijzen op de mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen. Aan de andere kant heeft de consument de eigen verantwoordelijkheid om tijdig zijn energierekening te voldoen. Daarbij kan de energieleverancier maatregelen nemen om te verzekeren dat de geleverde energie ook wordt betaald. Ik acht het echter niet wenselijk dat er standaard waarborgsommen voor energielevering worden gevraagd bij het afsluiten van een nieuw energiecontract. Tot nu toe heb ik ook geen signalen ontvangen dat dit zo zou zijn. Consumenten kunnen, als zij vermoeden dat er sprake is van ongeoorloofde praktijken, een klacht indienen bij de ACM. De ACM kan ook op eigen initiatief een onderzoek uitvoeren en zo nodig optreden.
Hoe verhoudt zich het ontstane systeem van waarborgen en spoedaanvragen met kredietcheck tot het feit dat in de brief over de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas (MR Afsluitbeleid) is gesteld dat energiebedrijven wijselijk en terughoudend dienen om te gaan met waarborgsommen?2
De Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas is erop gericht om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen. In dat kader heb ik de energieleveranciers in 2009 verzocht om wijselijk en terughoudend om te gaan met waarborgsommen. Immers een hogere energierekening door een waarborgsom kan betalingsachterstanden in de hand werken. De ACM is belast met het toezicht hierop en heeft er in het verleden ook op gewezen dat een borg redelijk moet zijn. De ACM heeft laten weten de ontwikkelingen op het gebied van waarborgsommen te blijven volgen.
Is er door de toenemende waarborgstelling naar uw mening sprake van kartelafspraken door energieleveranciers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u er tegen ondernemen?
Energieleveranciers hanteren waarborgsommen om zich in te dekken tegen wanbetalingsrisico. Ik heb geen indicaties dat daarbij sprake zou zijn van concurrentiebeperkende kartelafspraken zoals prijs- of marktverdelingsafspraken. De ACM is de toezichthouder belast met handhaving van het kartelverbod. Indien er een vermoeden bestaat dat er sprake is van verboden kartelafspraken dan kan dit gemeld worden bij de ACM. Zij kan op basis van klachten of op eigen initiatief onderzoek doen.
Klopt het dat energieleveranciers onderzoeksbureaus inschakelen voor het verkrijgen van informatie over wanbetalers en faillissementen? Op welke wijze is de consument beschermd tegen gebruik en/of misbruik van oude data?
Energie Nederland heeft laten weten dat energieleveranciers hun potentiële klanten beoordelen en/of laten beoordelen op kredietwaardigheid. Zo kijken leveranciers bijvoorbeeld in hun eigen systeem of er geen schulden zijn en of er in het verleden sprake is geweest van wanbetaling. Daarnaast zijn er energieleveranciers die een kredietinformatiebureau inschakelen voor een zogenoemde kredietscore. Op basis daarvan besluit een energieleverancier of hij een waarborgsom vraagt. Van Energie Nederland heb ik begrepen dat er door de Consumentenbond voorstellen zijn gedaan over het gebruik/voorkomen van misbruik van oude data. Op dit moment onderzoeken de energieleveranciers de voorstellen van de Consumentenbond om te bezien of hun procedures daarop aangepast moeten worden. Dit proces zal ik blijven volgen om te bezien of de keuzes die gemaakt gaan worden aansluiten bij het beleid om wanbetaling zoveel mogelijk te voorkomen en te beëindigen.
Deelt u de mening dat het in rekening brengen van torenhoge borgsommen een vorm van afwijzen of selectie in zich draagt? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de Elektriciteits- en Gaswet moeten energieleveranciers op een betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden energie leveren. Daarbij moeten de voorwaarden die zijn verbonden aan de levering aan een consument transparant, eerlijk en vooraf bekend zijn. Een energieleverancier mag zich daarbij indekken tegen een realistisch risico van wanbetaling, wat in het normale handelsverkeer gebruikelijk is. Ik acht het echter onwenselijk dat mensen als gevolg van hoge waarborgsommen energielevering ontberen. Hierin moet een goede balans gevonden worden. Ik heb geen indicaties dat er niet voldaan wordt aan de wetgeving. De ACM is de toezichthouder belast met handhaving van de Elektriciteits- en Gaswet. Indien er een vermoeden bestaat dat er sprake is van het handelen in strijd met de wet dan kan dit gemeld worden bij de ACM. Zij kan op basis van klachten of op eigen initiatief onderzoek doen.
Is dit systeem van borgsommen rechtsgeldig? Zo ja, bij welke wet is het afdwingen van borgsommen door energieleveranciers geregeld? Zo nee, op welke wijze en bij welke wet worden consumenten beschermd tegen mogelijk wangedrag door energieleveranciers?
Het is in het normale handelsverkeer gebruikelijk dat bedrijven de kredietwaardigheid van klanten controleren om zich te kunnen indekken tegen wanbetalingen. Zo ook in de energiemarkt. Daarbij bevatten de Elektriciteits- en Gaswet verschillende bepalingen om consumenten te beschermen. Zo moet een energieleverancier beschikken over een vergunning om aan consumenten te mogen leveren. Een van de verplichtingen is dat een vergunninghouder op een betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden energie levert aan iedere consument die daarom verzoekt. Binnen dit kader mogen energieleveranciers zelf hun tarieven bepalen. In de wet is geen aparte bepaling opgenomen over waarborgsommen, maar de eis dat de voorwaarden en tarieven transparant, eerlijk en vooraf bekend moeten zijn geldt ook voor waarborgsommen. Zie ook het antwoord op vraag 1. De ACM is belast met het toezicht op de Elektriciteits- en Gaswet. Bij de beoordeling van een aanvraag van een leveranciersvergunning kijkt de ACM ook naar de hoogte van een eventuele borgstelling. Indien er een vermoeden bestaat dat er sprake is van het handelen in strijd met de wet dan kan dit gemeld worden bij de ACM. Zij kan op basis van klachten of op eigen initiatief onderzoek doen.
Bent u bereid om de Nederlandse Mededingingsautoriteit te laten onderzoeken of het vragen van borgsommen door energieleveranciers rechtsgeldig is? Zo nee, waarom niet?
Het vragen van waarborgsommen is rechtsgeldig, waardoor er geen reden is om de rechtsgeldigheid als zodanig door de ACM te laten onderzoeken. Echter wanneer hoge waarborgsommen gemeengoed worden en leiden tot uitsluiting acht ik dit onwenselijk. Ik heb geen signalen ontvangen dat dit aan de hand zou zijn. Desalniettemin heb ik de ACM op de hoogte gesteld van dit signaal. De ACM kan op basis van klachten of op eigen initiatief een onderzoek instellen.
Windenergie op zee en netwerken op zee |
|
Agnes Mulder (CDA), Michel Rog (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Noordzee wordt elektriciteits-snelweg met nieuw eiland als knooppunt»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de plannen van de Deense, Duitse en Nederlandse netbeheerders voor de bouw van een kunstmatig eiland midden in de Noordzee van waaruit elektriciteitskabels naar Noorwegen, Denemarken, Duitsland, Nederland en Groot-Brittannië gaan?
Ja. Ik wil benadrukken dat het hier niet gaat om concrete plannen, maar om een idee dat de netbeheerders van de genoemde landen verder gaan onderzoeken.
Indien de plannen van het consortium doorgang vinden, dan zullen elektriciteitskabels van de Nederlandse kust naar de ver op zee gelegen knooppunten aangelegd worden; in hoeverre kunt u het aanleggen van dergelijke kabels van de Nederlandse kust naar de «knooppunten» op of rond de grenzen van de Nederlandse exclusieve economische zone door het consortium los zien van de locatiekeuze voor windparken op zee?
De ideeën van netbeheerders TenneT Nederland, TenneT Duitsland en de Deense netbeheerder Energinet.dk betreffen een langetermijnperspectief en vormen geen alternatief voor de ingeslagen weg, die er conform het Energieakkoord op gericht is om in 2023 3500 MW wind op zee te hebben gerealiseerd.
Zoals beschreven in de Energieagenda is de inzet om tussen 2023 en 2030 de huidige uitrol van windenergie op zee in de reeds aangewezen windenergiegebieden verder op zee, die in de huidige routekaart vanwege de hogere kosten nog niet benut worden, uit te bouwen. Het idee voor een kunstmatig eiland in de Noordzee betreft de periode (ver) na 2030.
Klopt het dat, indien de kabels van de op zee gelegen knooppunten naar de Nederlandse kust worden aangelegd, deze het fundament onder de kosten-batenanalyses van de geplande windparken voor de Hollandse kust wegslaan aangezien zowel voor het «kostenvoordeel» van windturbines binnen de 12-mijlszone als het «kostennadeel» voor de plaatsing van windturbines nabij IJmuiden-ver bepalend is hoeveel kabel er moet worden aangelegd?
Het uitgangspunt en beoogde doel zijn telkens het minimaliseren van de totale kosten (LCOE2) van windenergie op zee, oftewel de kosten van de windparken en van het net op zee tezamen. Op basis van berekeningen is vastgesteld in welke windenergiegebieden windparken tegen de laagste subsidie kunnen worden gerealiseerd. Voor de huidige doelstelling van 3500 MW extra wind op zee zijn dat de windenergiegebieden die het dichtst bij de kust liggen en in volgorde worden gerealiseerd zoals vastgelegd in de routekaart windenergie op zee.
Zoals beschreven in de Energieagenda kan een nieuw kabinet de uitrol van wind op zee na 2023 versnellen om de duurzaamheidsdoelstellingen voor 2050 te realiseren. Het streven naar zo laag mogelijke kosten zal daarbij een grote rol blijven spelen. Het ligt dan voor de hand dat eerst zal worden gekeken naar reeds aangewezen windenergiegebieden zo dicht mogelijk bij de kust en vervolgens verder weg. In die gebieden zijn de aanleg en onderhoudskosten van de windparken en het net op zee het laagst. Pas daarna zal een fase aanbreken waarin een eiland verder op de Noordzee een mogelijke optie is.
Aangezien de Noordzee een goede basis is voor grote volumes wind op zee, zijn ook andere omringende landen actief en lijkt intensieve samenwerking cruciaal om de doelstellingen zoals afgesproken in het Klimaatakkoord van Parijs te bereiken. Wanneer nieuwe windgebieden verder weg worden ontwikkeld, komen andere technologische concepten in beeld. Op lange termijn kan, mede door interconnectie tussen landen, veel energie uit offshore wind optimaal naar de gebruikers worden getransporteerd. Daarvoor zijn een gedeeld beeld, een afgestemd energiebeleid en geharmoniseerde regulering van de betrokken landen nodig. Deze gewenste internationale samenwerking zal nog de nodige tijd vergen.
Wat zijn de meerkosten van IJmuiden-Ver (in plaats van windmolens binnen de 12-mijlszone) indien de kabels van de knooppunten (nabij IJmuiden-Ver) hoe dan ook worden aangelegd?
IJmuiden Ver ligt uiterst west van de Nederlandse exclusieve economische zone (EEZ) en de Doggersbank ligt uiterst noord. Dat is een afstand van honderden kilometers, waarbij een route naar de Doggersbank via IJmuiden Ver vooralsnog onwaarschijnlijk is. Kabels voor windparken worden primair geïnstalleerd om in de afvoer van windenergie van dat gebied te voorzien. Kabels van een eiland op de Doggersbank ten behoeve van het afvoeren van windenergie die daar wordt opgewekt, zijn niet zondermeer geschikt voor het afvoeren van windenergie van (alle) andere gebieden op de Noordzee (inclusief IJmuiden Ver). Er is door dit knooppunt dan ook geen verlaging van de meerkosten voor IJmuiden Ver te verwachten. De ontwikkeling van een net op de Noordzee met als onderdeel de aanleg van een kunstmatig eiland midden in de Noordzee, van waaruit kabels naar Noorwegen, Denemarken, Duitsland, België, Nederland en Groot-Brittannië gaan, heeft een langetermijnperspectief. Het betreft dan ook geen alternatief voor de huidige aanpak voor realisatie van 3500 MW wind op zee in 2023.
Waarom kiest u in dit licht niet voor dezelfde werkwijze als Groot-Brittannië en Duitsland, die windparken zo ver mogelijk uit de kust willen plaatsen in plaats van voor de stranden van badplaatsen zoals nu voorzien is bij Zandvoort en Noordwijk, waarvoor geen draagvlak is?
Door ECN is becijferd dat, bij de huidige schaal en uitrol, de kosten van het net op zee hoger zijn naarmate windenergie op zee verder uit de kust wordt gerealiseerd.3 Kostprijsverlaging en een efficiënte uitrol zijn belangrijke pijlers uit het Energieakkoord. Overigens heeft Groot-Brittannië een groot aantal windparken relatief nabij de kust.
Deelt u de mening dat gezien de grote plannen een optimale locatiekeuze verder van de kust mogelijk is? Zo nee, waarom niet?
De genoemde ideeën van de netbeheerders betreffen een langetermijnvisie voor ontwikkelingen op de Noordzee en zijn aanvullend op de huidige voorgenomen uitrol van 3500 MW in 2023. Deze ideeën vormen daarvoor geen alternatief. Zie verder de antwoorden op de vragen 4 en 5.
Deelt u de mening dat de plannen voor windparken vlak voor de Hollandse kust steeds minder hout snijden nu het alternatief met de dag goedkoper wordt door voortschrijdende plannen en technologische ontwikkelingen? Zo nee, waarom niet?
Alle aangewezen gebieden zijn noodzakelijk om te voldoen aan de klimaatdoelstellingen die zijn afgesproken in Parijs. Zolang de uitrol nog op relatief kleine schaal en voor elke lidstaat individueel plaatsvindt, is een uitrol waarbij gebieden dichter bij de kust eerder worden ontwikkeld dan verder weggelegen gebieden het efficiëntst.
Bent u bereid om het «tenderen» van de locaties voor de Hollandse kust te heroverwegen gezien IJmuiden-Ver, niet ver gelegen van het voorziene eiland, de meest logische locatie is?
Nee. Het is geen «of-of», maar «en-en». De door de netbeheerders gepresenteerde langetermijnideeën zijn bedoeld om te voorzien in oplossingen voor de benodigde zeer grootschalige opwek van hernieuwbare energie in de verre toekomst (na 2030). Deze ideeën vergen verregaande internationale samenwerking, grootschalige doelstellingen voor wind op zee en de Noordzee als motor van de Europese energievoorziening. Er ligt de komende jaren nog veel werk om dit te onderzoeken en mogelijk te maken. Het kan geenszins worden gezien als alternatief voor de realisatie van 3500 MW wind op zee in 2023.
De gasopslag bij Langelo en schadeafhandeling |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kunt u aangeven wanneer het vervolgonderzoek over de schades in Drenthe en Groningen boven de gasopslag Norg in opdracht van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) gereed is?1 Bent u bereid om de Kamer hierover te informeren en uw reactie te geven op dit onderzoek?
De winning van gas uit het Groningenveld heeft geleid tot bijzondere problematiek die een specifieke aanpak rechtvaardigt. Die aanpak is vastgelegd in het bestuursakkoord «Herstel van vertrouwen en vertrouwen op herstel» (17 januari 2014) en de aanvulling hierop (9 februari 2015) (Kamerstuk 33 529, nrs. 28 en 96). Deze akkoorden zijn gesloten tussen het Ministerie van Economische Zaken, de provincie Groningen, 12 gemeentes in het aardbevingsgebied en NAM. Conform het aanvullend akkoord is de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) ingesteld om publieke regie te voeren op onder meer de afhandeling van schade en preventieve versterking in verband met de gaswinning uit het Groningenveld.
De gasopslag Norg is geen onderdeel van het Groningenveld. De NCG heeft derhalve geen rol bij de afhandeling van schades als gevolg van de gasopslag Norg. Wel heeft de NCG, in navolging van mijn toezegging aan uw Kamer, op 5 februari 2016 gesproken met betrokken bestuurders, bewoners en NAM. Bij brief van 2 mei 2016 (Kamerstuk 33 529, nr. 249) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten. In antwoord op schriftelijke vragen van uw Kamer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 3133) heb ik toegelicht dat de inhoudelijke opzet en uitvoering van het aangekondigde vervolgonderzoek bij NAM ligt. Dit vervolgonderzoek over de schades boven de gasopslag Norg is meegenomen in het schadeonderzoek Groningen Buitengebied (Witteveen+Bos), waarover ik uw Kamer parallel aan de beantwoording van deze vragen informeer.
Schademeldingen in verband met de gasopslag Norg worden niet door tussenkomst van het CVW afgehandeld, maar kunnen direct bij de exploitant van de gasopslag (NAM) worden gemeld. NAM neemt deze meldingen in behandeling. Indien de gedupeerde het niet eens is met het oordeel van NAM over de oorzaak-schade relatie of over de hoogte van de vergoeding, dan kan hij zich wenden tot de Technische commissie bodembeweging (Tcbb), die een onafhankelijk onderzoek kan uitvoeren naar de twee hiervoor genoemde aspecten.
Daarnaast heb ik per 1 januari 2017 het Landelijk Loket Mijnbouwschade ingesteld, dat gedupeerden kan helpen indien zij niet weten bij welke partij of instantie hun claim aanhangig te maken of menen «van het kastje naar de muur te worden gestuurd».
Is in het vervolgonderzoek ook gekeken naar de omgevingskenmerken als opgebracht door de werkgroep-Steenbergen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe heeft de omgeving inspraak gehad bij de totstandkoming van het vervolgonderzoek en hoe er aan de opmerkingen van de omgeving gevolg is gegeven in het onderzoek?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een stand van zaken geven van de uitgevoerde inspecties door het Centrum Veilig Wonen (CVW) boven de gasopslag Norg en de voortgang van de schadeafhandeling?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven of de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) al een onafhankelijke begeleidingscommissie heeft ingesteld om de aanpak te monitoren en te evalueren? Wat is het oordeel van de begeleidingscommissie over de huidige gang van zaken ten aanzien van schadeafhandeling?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de rol is van NCG bij de behandeling van schade aan gebouwen boven de gasopslag Norg? Hoe is deze rol met acties is opgepakt in het afgelopen jaar?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de functie van de gasopslag Norg toelichten? In hoeverre is deze veranderd sinds de beperking van de gaswinning uit het Groningenveld door de Raad van State in november 2015?
Gasopslagen zoals Norg worden gebruikt om in de winter over meer gas te beschikken, door gas in de zomer te injecteren en dit in de winter weer te onttrekken. Gasopslagen zorgen ervoor dat er in de winter voldoende gas beschikbaar is om in de vraag naar gas te voorzien en tevens dat de leveringszekerheid is gewaarborgd op piekmomenten met een hoge gasvraag. De gasopslagen spelen dan ook een belangrijke rol in de analyses van de capaciteitsmatige leveringszekerheid van de landelijke netbeheerder Gasunie Transport Services. Daarnaast leveren Norg en andere gasopslagen een belangrijke bijdrage aan de uitvoering van het advies van SodM om productiefluctuaties zoveel mogelijk te vermijden door het Groningenveld op momenten met een hoge gasvraag te ontzien.
Wie betaalt voor de exploitatie van de gasopslag Norg?
De gasopslag Norg is gecontracteerd door GasTerra.
Heeft u de schriftelijke actualisering ontvangen van de seismische risicoanalyse voor de ondergrondse gasopslag Norg, gebaseerd op de waargenomen seismiciteit, en het geactualiseerde geomechanisch model dat 1 november 2016 door NAM opgeleverd had moeten worden?
Conform het instemmingsbesluit is de actualisatie van de seismische risicoanalyse voorgelegd aan de Inspecteur-generaal der mijnen. Ik heb NAM gevraagd deze rapportages op korte termijn ook op haar website openbaar beschikbaar te maken. De Inspecteur-generaal der mijnen heeft in december 2016 per brief aan NAM aangegeven dat de rapportage ten genoegen van hem is. Het is conform het instemmingsbesluit niet aan mij om een reactie te geven op de rapportages, maar aan de Inspecteur-generaal der mijnen.
Kunt u de Kamer uw reactie en die van de Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) geven op de actualisering van de seimisch risicoanalyse en het geomechanisch model door NAM?
Zie antwoord vraag 9.
Wat is de grootste hoeveelheid gas op enig moment dat is opgeslagen in de gasopslag Norg?
De grootste hoeveelheid gas die in gasopslag Norg is geïnjecteerd is 5,6 miljard m3 in het gasjaar 2015/16. Het gaat hierbij om het werkvolume, dat in de zomerperiode in de gasopslag wordt geïnjecteerd en vervolgens in de winterperiode weer wordt onttrokken.
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen, waarin u bericht dat wordt gewerkt aan een herziening van het opslagplan voor Norg met betrekking tot de drukgrenzen?2 Kunt u garanderen dat met deze wijzing niet mogelijk meer seismiciteit en trillingen veroorzaakt worden met veel overlast voor de bewoners boven de gasopslag Norg?
NAM heeft op 30 maart 2017 een gewijzigd opslagplan voor Norg ingediend. Dit gewijzigde opslagplan zal ik conform de procedure aan SodM, Tcbb, de provincie, de betrokken gemeente, het waterschap en de Mijnraad ter advies voorleggen. Op basis van deze adviezen zal ik een besluit nemen over het gewijzigde opslagplan. Veiligheid en het voorkomen van schade zijn in mijn besluitvorming uiteraard van groot belang. Zoals bekend zijn met de inwerkingtreding van de wijzigingen van de Mijnbouwwet de toetsingsgronden voor de instemming met een opslagplan uitgebreid met onder meer het belang van de veiligheid voor omwonenden en het voorkomen van schade aan infrastructuur.
De gaswinning in Groningen en de toename van de seismiciteit bij Loppersum |
|
Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bereid bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) erop aan te dringen dat het door het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) verzochte onderzoek naar de recente toename van de seismiciteit in de regio Loppersum wordt meegenomen in de komende halfjaarlijkse meet- en monitoringsrapportage van de NAM, dat op 1 mei 2017 conform het instemmingsbesluit winningsplan Groningenveld moet worden opgeleverd?
De halfjaarlijkse meet- en monitoringsrapportage is onder meer bedoeld om de ontwikkelingen in de seismiciteit in het Groningenveld – dus ook in de regio Loppersum – te rapporteren en te analyseren. Bovendien komen in deze rapportage de beheersmaatregelen om de seismiciteit zoveel mogelijk te verminderen aan de orde. Ik hoef hier niet speciaal bij de NAM op aan te dringen, want ik heb dit als voorschrift opgenomen in artikel 5 van het instemmingsbesluit winningsplan Groningenveld van 30 september 2017.
Bent u bereid elke halfjaarlijkse meet- en monitoringsrapportage van de NAM en de bevindingen daarover van het SoDM inclusief uw reactie naar de Kamer te sturen?
Ja. Overigens merk ik op dat NAM de meet-en monitoringsrapportage zelf ook publiceert. SodM doet hetzelfde met haar bevindingen over deze rapportage.
Kunt u de NAM verzoeken dit onderzoek eveneens mee te nemen in het onderzoek naar een alternatieve verdeling van de productie over de regio’s om te komen tot een lagere seismische dreiging of seismisch risico?
In de studie van NAM naar een alternatieve verdeling van de productie wordt de seismische activiteit als eerste meetbare parameter gebruikt voor de seismische dreiging. Door de seismische activiteit te minimaliseren verkleint het seismische risico. De Inspecteur-generaal der Mijnen heeft mij laten weten dat hij NAM expliciet heeft verzocht de resultaten uit de studie naar de bevingen rond Loppersum mee te nemen in de optimalisatiestudie die NAM in november 2017 op moet leveren.
Wanneer moet het onderzoek over de alternatieve verdeling van de productie worden opgeleverd?
In artikel 3, 2e lid, van het Instemmingsbesluit winningsplan Groningenveld van 30 september 2016 is vastgelegd dat NAM uiterlijk op 1 november 2017 bij mij een rapport moet indienen met de resultaten van een onderzoek of een alternatieve verdeling van de productie over alle regio’s tot een lagere seismische dreiging of seismisch risico leidt. Dit rapport wordt worden opgesteld «ten genoegen van de Inspecteur-generaal der Mijnen». De termijn die ik in dit voorschrift heb opgenomen, is gebaseerd op een realistische schatting van de tijd die het vergt om een dergelijk onderzoek uit te voeren.
Bent u bereid de NAM op te dragen dit onderzoek gelijktijdig op te leveren met het nieuwe meet- en regelprotocol, namelijk uiterlijk 1 juni 2017? Zo nee, wanneer moet dit onderzoek dan worden opgeleverd door de NAM?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u toelichten om welke redenen vastgehouden dient te worden aan de productie van 1 miljard kuub als waakvlamproductie uit de putten in de buurt van Loppersum? Is een lagere productie uit de putten bij Loppersum mogelijk? Zo nee, waarom niet?
De vijf clusters in de regio Loppersum omvatten ongeveer een kwart van de totale capaciteit op het Groningenveld en spelen samen met alle andere clusters op het Groningenveld een belangrijke rol in de analyses van de capaciteitsmatige leveringszekerheid van de landelijke netbeheerder Gasunie Transport Services. Het openhouden van de putten op deze vijf clusters met een beperkte productie is noodzakelijk om deze te kunnen opregelen als er op momenten van zeer hoge vraag naar laagcalorisch gas via andere middelen onvoldoende gas beschikbaar is om aan deze vraag te voldoen. Daarnaast is het openhouden van de clusters nodig voor het opvangen van eventuele problemen die zich elders in het systeem kunnen voordoen. Hierbij kan worden gedacht aan het uitvallen van andere productieclusters of de conversie-installaties. Ten slotte voorkomt het openhouden van de clusters dat de putten bevriezen en zo onbruikbaar worden.
In artikel 3 van het instemmingsbesluit van 30 september 2016 is opgenomen dat de productie uit de clusters in de regio Loppersum, anders dan de hoeveelheid die nodig is om de clusters open te houden, uitsluitend is toegestaan als dit vanuit het oogpunt van leveringszekerheid noodzakelijk is. In dit besluit is tevens opgenomen dat NAM de reden, de omvang en het tijdstip van deze productie in het kader van de leveringszekerheid administreert en na het gasjaar aan de Minister van Economische Zaken ter beschikking stelt. Hiermee wordt voorkomen dat er meer dan noodzakelijk uit deze clusters wordt geproduceerd.
Voor een toelichting op de productie die met het openhouden van de clusters gemoeid gaat, verwijs ik naar de rapportage van NAM over de recente aardbevingen Wirdum en Garsthuizen 2016/2017.1 Daarbij is het van belang te constateren dat ook de productie om de clusters in de regio Loppersum open te houden gewoon valt onder het maximale productieniveau, zoals dat in het instemmingsbesluit van 30 september 2016 is vastgelegd.
Kunt u aangeven op welke datum de berekening van het maatschappelijk risico voor het gehele Groningenveld moet worden opgeleverd? Zo nee, bent u bereid de NAM te verzoeken dit uiterlijk 1 juni 2017, gelijk met het meet- en regelprotocol, op te leveren? Zo nee, op welke datum moet de NAM deze berekening uiterlijk opleveren?
In artikel 8 van het instemmingsbesluit van 30 september 2016 is het voorschrift opgenomen dat NAM uiterlijk op 1 november 2017 bij mij een rapport indient, waarin onder meer een berekening is opgenomen van het maatschappelijk risico voor het gehele Groningenveld en voor alle dorpen en steden binnen het invloedsgebied van de gaswinning uit het Groningenveld. De termijn die ik in dit voorschrift heb opgenomen is gebaseerd op een realistische schatting van de tijd die het vergt om een dergelijke berekening uit te voeren.
Het bericht dan NAM de toename van aardbevingen bij Loppersum moet onderzoeken |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «NAM moet de toename van aardbevingen bij Loppersum onderzoeken» (RTV Noord, 6 maart 2017)?1
Ja.
Vindt u het ook een zorgwekkende trend dat het aantal aardbevingen bij Loppersum weer toegenomen lijkt te zijn?
In de regio Loppersum zijn sinds november 2016 meerdere kleine, meestal niet voelbare bevingen geregistreerd. Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft hierover een analyse van NAM gevraagd. Deze analyse is onlangs aan SodM gerapporteerd. SodM heeft hierover nog nadere vragen aan NAM gesteld. Uiterlijk begin april stuurt SodM mij een advies over de analyse van NAM. Uit de doorlopende monitoring van SodM blijkt dat op dit moment de signaalwaarde voor de aardbevingsdichtheid niet is overschreden. Het gaat dan om de signaalwaarde van de aardbevingsdichtheid van 0,25 bevingen/km2/jaar, uitgaande van aardbevingen met een sterkte van 1,0 op de schaal van Richter of hoger. Deze signaalwaarde staat genoemd in artikel 5, 4e lid, van het instemmingsbesluit winningsplan Groningenveld van 30 september 2016. De Inspecteur-generaal der Mijnen heeft mij te kennen gegeven dat hij in zijn analyse van het rapport van NAM ook in zal gaan op mogelijke handelingsperspectieven van NAM en eventuele noodzaak daartoe. Ik zal uw Kamer informeren over dat advies en de consequenties die ik daaraan verbind.
Wanneer worden de uitkomsten van het onderzoek verwacht?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u ook vernomen dat volgens het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) er al een onderzoek loopt naar een aantal eerdere aardbevingen en dat dit onderdeel er nu wordt bijgevoegd. Kunt u aangeven welke andere aardbevingen worden onderzocht en welke reikwijdte het onderzoek heeft?
SodM heeft mij in haar brief van 16 december 20162 op de hoogte gesteld van het feit dat zij naar aanleiding van enkele bevingen in het gebied ten zuidoosten van Loppersum (Slochteren, Siddeburen, Wirdum en Garrelsweer) in november 2016 NAM om nader onderzoek naar dit samenstel van bevingen heeft gevraagd. Hierin verzoekt SodM aan NAM nadrukkelijk nader te kijken naar de relatie tussen seismiciteit en de wijze waarop het gas gewonnen wordt in dit specifieke gebied. Naderhand heeft SodM aan NAM verzocht ook de bevingen in het gebied ten noordwesten van Loppersum (rond Startenhuizen) in het onderzoek mee te nemen. Zie verder het antwoord op de vragen 2 en 3.
Wordt er in het onderzoek ook nadrukkelijk gekeken naar de vraag hoe het aantal en de heftigheid van de aardbevingen bij Loppersum weer verminderd kunnen worden en welke ingrepen daarvoor nodig zouden zijn? Zo ja, op welke manier wordt dit aan de Kamer voorgelegd? Zo nee, waarom niet?
SodM heeft NAM nadrukkelijk verzocht nader te kijken naar de relatie tussen seismiciteit en de wijze waarop het gas gewonnen wordt in het Groningenveld. SodM zal hier in haar nader advies, dat ik begin april ontvang, op ingaan. Zoals ik in de antwoorden op de vragen 2 en 3 heb aangegeven, zal ik uw Kamer informeren over dat advies en de consequenties die ik daaraan verbind.
Zal naast de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) ook het kennisnetwerk voor de ondergrond gevraagd worden naar een analyse over de toename van het aantal aardbevingen, opdat een onafhankelijke second opinion beschikbaar? Zo ja, wanneer komen zij met hun bevindingen? Zo nee waarom niet?
De analyses van NAM over de relatie tussen bevingen en de wijze waarop gas gewonnen wordt in het Groningenveld laat SodM onafhankelijk verifiëren en onderzoeken door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De resultaten van dit onderzoek zullen worden meegenomen in de bevindingen van SodM naar aanleiding van de volgende halfjaarlijkse rapportage van NAM op 1 mei 2017.
De gaswinning onder een woonwijk en bedrijventerrein in Heerenveen |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Gasboring Heerenveen gaat door»1 en het artikel «Minister zag geen kwaad in gaswinning»2?
Ja.
Klopt het dat de gemeente Heerenveen tot december 2016 niet op de hoogte was van de winning van gas door Vermilion onder haar grondgebied, terwijl hier al sinds begin 2015 gas gewonnen wordt?
Vermilion Energy (hierna: Vermilion) is sinds 28 november 2012 in bezit van een omgevingsvergunning voor de inrichting Langezwaag-1 (kenmerk vergunning DGETM-EM/12362372). Deze inrichting is gelegen in gemeente Opsterland. Gezien de relatief korte afstand van de inrichting Langezwaag-1 tot de gemeente Heerenveen en het feit dat het gasvoorkomen grotendeels onder de gemeente Heerenveen ligt, heb ik destijds ook bij de gemeente Heerenveen advies gevraagd. Daarnaast heb ik het ontwerpbesluit onder meer ter inzage gelegd in gemeente Heerenveen en heb ik melding gedaan van de terinzagelegging in de Heerenveense Courant (5 oktober 2012 t/m 15 november 2012).
Klopt het dat Vermillion de gaswinning heeft uitgebreid richting Heerenveen (o.a. de woonwijk Skoatterwald), maar dat daarvoor een aanpassing van het winningsplan uit 2012 noodzakelijk was? Zo ja, waarom is niet gewacht met uitbreiding van de gaswinning tot de formele procedures voor aanpassing van het winningsplan zijn afgerond?
Begin 2015 heeft Vermilion een wijziging van het winningsplan ingediend. Het is niet ongebruikelijk dat gedurende de productie er meer gegevens van het veld bekend worden op basis waarvan melding is gemaakt van een extra boring en een gewijzigd winningsplan is ingediend. De boring die plaatsvond binnen de bestaande inrichting is volgens de daarvoor geldende procedures gemeld.
In april van dat jaar heb ik de Tweede Kamer bericht over de kabinetsreactie op het rapport «Aardbevingsrisico’s in Groningen» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Ik heb toen aangegeven de Mijnbouwwet op een aantal punten aan te passen om onder meer de veiligheid beter te borgen. Dit betekende ook dat de eisen die aan een winningsplan worden gesteld en de procedure van instemming gewijzigd zouden worden. Hoe de wijzigingen precies vorm gegeven zouden worden was op dat moment echter nog niet duidelijk. Daarom heb ik op dat moment nog geen (instemmings)besluit genomen over het winningsplan Langezwaag. De productie van aardgas is daarmee echter niet opgeschort. De mijnbouwmaatschappij behield immers instemming met het vigerende winningsplan uit 2012.
Vermilion heeft op 24 november 2016 een aanvullende wijziging van het winningsplan Langezwaag bij mij ingediend. De behandeling van het gewijzigde winningsplan gebeurt op basis van de gewijzigde Mijnbouwwet conform de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. In dat kader is er half februari 2017 advies gevraagd aan het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en decentrale overheden, waaronder de gemeente Heerenveen. Ik heb decentrale overheden in de gelegenheid gesteld binnen 14 weken advies uit te brengen. Binnen deze adviesperiode heeft ook de Technische commissie bodembescherming (Tcbb) adviesrecht. Na ontvangst van de adviezen eind mei wordt de Mijnraad in staat gesteld alle adviezen tot zich te nemen en een integraal advies te formuleren. Naar aanleiding van deze adviezen stel ik een ontwerpbesluit op, dat vervolgens ter inzage wordt gelegd. Naar verwachting zal dit eind juli 2017 plaatsvinden.
Klopt het dat u expliciet toestemming heeft gegeven voor uitbreiding van de gaswinning richting Heerenveen? Zo ja, op basis van welke onderzoeken zijn deze besluiten genomen? Bent u bereid de onderzoeken naar de Kamer te sturen?
Met een brief d.d. 29 juni 2016 heb ik Vermilion laten weten dat de productie kon doorgaan op basis van het vigerende winningsplan uit 2012 in afwachting van de behandeling van het gewijzigde winningsplan. Indien het Staatstoezicht op de Mijnen echter tijdens de winning op basis van nieuwe informatie constateert dat de bodembeweging niet verloopt conform het vigerende winningsplan, of constateert dat er mogelijk toch consequenties zijn voor de veiligheid, dan kan de winning alsnog worden stilgelegd.
Om tot dat besluit te komen heb ik, in overleg met SodM, TNO gevraagd in kaart te brengen of er aan de wijzigingen van het winningsplan uit 2015 dat door Vermilion was ingediend extra risico’s zaten. Ook is op basis van een door TNO uitgevoerde seismische risicoanalyse (het zogenoemde kleine veldenonderzoek, zie bijlage bij Kamerstuk 33 259, nr. 275) bekeken of de veiligheid in het geding is. Op grond van deze analyses kwam ik tot de conclusie dat voor het gewijzigde winningsplan Langezwaag 2015 er geen directe aanleiding tot zorg is.
Hoe verklaart u dat de gemeente Heerenveen niet geconsulteerd is over de gaswinning onder haar grondgebied? Deelt u de mening dat dit wel had moeten gebeuren, zoals ook door de Onderzoeksraad voor de Veiligheid in haar rapport «Aardbevingsrisico's in Groningen» is aanbevolen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat een transparante, proactieve communicatie met de bewoners en lokale overheden onontbeerlijk is? Deelt u de mening dat communicatie niet goed is verlopen en hoe verklaart u dat, zeker nu gaswinning en potentiële winningsschade aan gebouwen al enkele jaren zo’n delicaat onderwerp is?
Ik deel uw mening dat een open en transparante communicatie van groot belang is. Hiervoor zijn ook momenten ingebouwd in het besluitvormingsproces. Overeenkomstig de nieuwe Mijnbouwwet heb ik op 16 februari 2017 een adviesverzoek aan de gemeente Heerenveen verstuurd, waarbij de meest recente informatie aan de gemeente is toegestuurd. Vermilion is tijdens de eerste informatiebijeenkomst voor bewoners van de wijk Skoatterwâld, op donderdagavond 2 maart 2017, aanwezig geweest. Ambtenaren van mijn ministerie zijn ook aanwezig geweest bij deze informatiebijeenkomst.
Zal er een verplichte nulmeting van woningen en bedrijven in alle gaswinningsgebieden geëist worden van Vermilion vóórdat er wordt ingestemd met eventuele nieuwe (gewijzigde) winningsplannen voor deze winningslocaties?
Indien nulmetingen aan woningen en bedrijven worden uitgevoerd, gebeurt dit voor aanvang van de gaswinning. Het winningsplan waarmee in 2012 instemming is verleend, beschreef een bodemdaling van minder dan 2 centimeter. De kans op bevingen werd ingeschat als zijnde nihil. Vanwege de verwachte geringe impact en dus mogelijke schade is er toentertijd besloten om geen nulmeting aan woningen en bedrijven uit te voeren.
Het gewijzigde winningsplan Langezwaag van november 2016 is nog in procedure. Ik kan derhalve geen uitspraken doen over de uitkomst van de beoordeling hiervan.
Kunt u een geactualiseerd overzicht geven van alle gaswinningsplannen onder Nederlands grondgebied die op dit moment een goedkeuring hebben of in behandeling zijn, en in dat overzicht ook weergeven welk bedrijf het plan heeft ingediend, onder welk(e) gebied(en) gas gewonnen wordt (in het geval van schuine boringen) en of deze vallen onder de oude dan wel de nieuwe Mijnbouwwet?
Op de website www.nlog.nl is alle recente informatie over bestaande vergunningen in te zien via een interactieve kaart.
Aangezien de nieuwe Mijnbouwwet geen overgangsrecht kent, worden alle winningsplannen die nog in behandeling zijn conform de aanpassingen in de Mijnbouwwet behandeld. In bijlage 13 is een recent opgesteld overzicht van de winningsplannen die in behandeling zijn, opgenomen. Het betreft hier grotendeels winningsplannen waarvoor geldt dat ook daar op basis van een door TNO gemaakte analyse in combinatie met de door TNO uitgevoerde seismische risico analyse (kleineveldenstudie) is bekeken of de veiligheid in het geding is. Op grond van deze analyses kwam ik tot de conclusie dat voor deze winningsplannen geldt dat er geen directe aanleiding tot zorg is. Op basis van deze constatering heb ik met een brief d.d. 29 juni 2016 bij Vermilion, Taqa en NAM aangegeven dat de productie is toegestaan in afwachting van de behandeling van de gewijzigde winningsplannen. Het betreft de winningsplannen nrs. 1 t/m 28.
De gasboring in Heerenveen |
|
Eric Smaling |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Gasboring Heerenveen gaat door»?1
Ja.
Klopt het dat Vermillion al sinds 2015 gas wint onder de woonwijk Skoatterwâld en het gebied ten zuiden van de Bontebok in Heerenveen op basis van een concept-winningsvergunning?
Ik ben er van op de hoogte dat Vermilion Energy Netherlands (hierna: Vermilion) gas wint uit het Langezwaag-gasveld, dat voor een groot gedeelte onder de gemeente Heerenveen ligt. Vermilion is sinds 2004 in het bezit van een winningsvergunning (Staatscourant 18 mei 2004/nr. ME/EP/UM-4033203). Op basis van alleen een winningsvergunning kan een operator nog geen gas winnen. Om gas te mogen winnen dient er een winningsplan te zijn waarmee ik heb ingestemd. Op 17 september 2012 heb ik ingestemd met het winningsplan van Vermilion voor dit gasveld. Het winningsplan uit 2012 vormt nog steeds het vigerende winningsplan. Op 21 januari 2015 heeft Vermilion een wijziging van het winningsplan ingediend bij mijn ministerie. Op 2 april 2015 heb ik uw Kamer de kabinetsreactie op het rapport «Aardbevingsrisico’s in Groningen» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) gestuurd. Ik heb toen aangegeven dat ik, vooruitlopend op inwerkingtreding van de voorgestelde wijzigingen in de Mijnbouwwet, ingediende (wijzigingen van) winningsplannen in de geest van de nieuwe Mijnbouwwet zou behandelen. Hoe de wijzigingen precies vorm gegeven zouden worden, was op dat moment echter nog niet duidelijk. Daarom heb ik op dat moment nog geen (instemmings)besluit genomen over het winningsplan Langezwaag. De productie van aardgas is daarmee echter niet opgeschort. Vermilion behield immers instemming met het vigerende winningsplan uit 2012.
In overleg met het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heb ik TNO gevraagd in kaart te brengen of er aan de wijzigingen van het winningsplan dat door Vermilion was ingediend extra risico’s zaten. Ook is op basis van een door TNO uitgevoerde seismische risicoanalyse (het zogenoemde kleineveldenonderzoek, zie bijlage bij Kamerstuk 33 259, nr. 275) bekeken of de veiligheid in het geding is. Op grond van deze analyses kwam ik tot de conclusie dat voor het gewijzigde winningsplan Langezwaag 2015 er geen directe aanleiding tot zorg is. Op basis van deze gegevens heb ik Vermilion per brief d.d. 29 juni 2016 laten weten dat de productie op basis van het vigerende winningsplan uit 2012 kon doorgaan, in afwachting van de behandeling van het gewijzigde winningsplan.
Klopt het dat door middel van een dergelijke constructie ook gas gewonnen wordt onder het internationale bedrijventerrein De Kavels? Hoe verhouden deze winningen zich met de nieuwe mijnbouwwet?
De inspecteur-generaal der mijnen beoordeelt op dit moment of de gaswinning onder het bedrijvenpark IBF/De Kavels ook valt onder de winning zoals ik die heb toegestaan in mijn brief d.d. 29 juni 2016 (zie het antwoord op vraag 2).
Vermilion heeft op 24 november 2016 een aanvullende wijziging van het winningsplan Langezwaag bij mij ingediend. De behandeling van het gewijzigde winningsplan gebeurt op basis van de gewijzigde Mijnbouwwet conform de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. In dat kader is er op 16 februari 2017 advies gevraagd aan SodM en decentrale overheden, waaronder de gemeente Heerenveen. Ik heb decentrale overheden in de gelegenheid gesteld binnen 14 weken advies uit te brengen. Binnen deze adviesperiode heeft ook de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) adviesrecht. Na ontvangst van de adviezen eind mei wordt de Mijnraad in staat gesteld alle adviezen tot zich te nemen en een integraal advies te formuleren. Naar aanleiding van deze adviezen stel ik een ontwerpbesluit op, dat vervolgens ter inzage wordt gelegd. Naar verwachting zal dit eind juli 2017 plaatsvinden.
Klopt het dat Vermillion in 2015 een wijziging van het winningsplan heeft ingediend toen bleek dat het gasveld bij Langezwaag groter bleek dan verwacht? Is dit gewijzigde winningsplan inmiddels door u goedgekeurd? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wat is de gangbare procedure voor winning in een gebied waarbij een gewijzigd winningsplan is ingediend, en waarbij deze nog niet door u is goedgekeurd? Wie is in dit geval verantwoordelijk voor de informatieverlening naar gemeente(n) en provincie(s)?
Op grond van artikel 34 Mijnbouwwet is winning toegestaan op basis van een winningsplan waarmee ik heb ingestemd. Mijnbouwmaatschappijen dienen tijdig een gewijzigd winningsplan in te dienen, zodat men conform het dan nog bestaande winningsplan kan blijven winnen terwijl de wijziging in behandeling wordt genomen. Mijnbouwmaatschappijen zijn zelf verantwoordelijk voor de communicatie en het omgevingsmanagement rond de projecten die zij uitvoeren. Bij het in procedure nemen van een gewijzigd winningsplan ben ik verantwoordelijk voor de informatieverlening die met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure samenhangt, zoals het organiseren van bijvoorbeeld een informatiesessie rondom het adviesrecht voor de decentrale overheden en het organiseren van een informatiesessie voor bewoners.
Kunt u een beschrijving geven van begrenzingen bij winning van een eenmaal door een gemeente afgegeven toestemming? Moet onder de nieuwe mijnbouwwet een wijziging op een winningsplan actief gecommuniceerd worden met een gemeente? Zo ja, waaruit bestaat dan de instemmingsruimte van een gemeente? Zo nee, waarom brengt de nieuwe mijnbouwwet geen wijziging op een eerder winningsplan met zich mee?
In een winningsplan wordt onder meer de verwachte omvang van het desbetreffende gasveld beschreven, het maximaal te winnen volume aardgas, de duur van de winning, de bijbehorende risico’s op bodembeweging en de wijze waarop deze worden gemonitord en gemitigeerd. De decentrale overheden, waaronder de gemeente, stel ik in de gelegenheid om mij te adviseren. De adviezen die de decentrale overheden geven, betrek ik bij mijn instemmingsbesluit en deze kunnen zich vertalen in voorschriften die ik kan verbinden aan het winningsplan. Voorschriften kunnen bijvoorbeeld zien op de maximale hoeveelheid te winnen gas of op de snelheid waarmee het gas gewonnen wordt met het oog op de veiligheid of het voorkomen van schade. Binnen deze voorschriften is de winning vervolgens toegestaan overeenkomstig het winningsplan waarmee ik heb ingestemd.
Op de voorbereiding van een wijziging van het besluit tot instemming met een winningsplan is, conform artikel 34 lid 4 van de Mijnbouwwet, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Gedurende deze procedure vindt er actieve communicatie plaats met de decentrale overheden.
Voor zover de adviezen van de decentrale overheden zien op de afwegingsruimte die ik heb op grond van artikel 36 lid 1 van de Mijnbouwwet, betrek ik de adviezen bij het instemmingsbesluit. Deze afwegingsruimte bevat redenen van het belang van veiligheid voor omwonenden en schade aan gebouwen, het planmatig beheer van delfstoffen en nadelige gevolgen voor het milieu en voor de natuur.
Wat is uw opvatting over het bericht dat het communicatieproces tussen Vermillion en de gemeente niet goed zou zijn verlopen ten gevolge van de ontwikkelingen die een nieuwe mijnbouwwet met zich meebrengt? Is de wijziging van de mijnbouwwet naar uw mening een plausibele verklaring voor genoemde miscommunicatie? Zo ja, tot welke termijn kunnen mijnbouwbedrijven zich naar uw mening verschuilen achter een wetswijziging? Zo nee, laat u genoemde winning stil leggen?
Mijnbouwmaatschappijen zijn zelf verantwoordelijk voor de communicatie en het omgevingsmanagement rond de projecten die zij uitvoeren. Ik kan derhalve niet aangeven of de wijziging van de Mijnbouwwet een plausibele verklaring is geweest voor de berichtgeving dat hun onderlinge communicatieproces niet goed zou zijn verlopen.
Ik ben van mening dat een open en transparante communicatie van groot belang is. Hiervoor zijn mogelijkheden ingebouwd in het besluitvormingsproces op basis van de gewijzigde Mijnbouwwet. Aangezien de nieuwe Mijnbouwwet geen overgangsrecht kent, worden alle winningsplannen die nog in behandeling conform de aanpassingen in de wet behandeld.
Ik heb de bevoegdheid in te grijpen en eventueel een winning stil te leggen op het moment dat er sprake is of dreigt te zijn van een ernstige aantasting van belangen, zoals veiligheid en milieu. Het moet hier dan gaan om een acuut risico. Op basis van analyses van SodM en TNO ben ik van mening dat hier geen sprake van is.
Wat is de exacte begrenzing van het winningsplan van 2012 behorend bij het boorplatform van het Opsterlandse Langezwaag? Is er sprake van een wijziging van de begrenzing bij dit boorplatform vanwege het gewijzigde winningsplan van 2015? Zo ja, waar bestaat die wijziging uit?
De omvang en ligging van de winningslocatie maakt geen onderdeel uit van het winningsplan. Het winningsplan ziet op de ondergrond, voor de winningslocatie is een omgevingsvergunning nodig. De oorspronkelijke omgevingsvergunning uit 2012 is inmiddels vervangen door de revisievergunning uit 2016, waarbij ook de aansluiting van de derde put LZG-03 is vergund. Door deze derde aansluiting zijn de contouren van de winningslocatie aangepast. Deze aanpassing staan los van de ingediende wijziging van het winningsplan van 2015.
Is er naar uw mening in het geval van winning bij Langezwaag sprake van miscommunicatie of een hiaat in de nieuwe mijnbouwwet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er is geen hiaat in de Mijnbouwwet. Met de recente wijzigingen is wel een systeem ontstaan waarover extra communicatie nodig is. Overeenkomstig de gewijzigde Mijnbouwwet heb ik op 16 februari 2017 een adviesverzoek aan gemeente Heerenveen verstuurd, waarbij de meest recente informatie aan de gemeente is toegestuurd.
Het bericht dat aardbevingsbestendig bouwen niet hoeft in Groningen |
|
Erik Ronnes (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht inzake het aardbevingsbestendig bouwen in Groningen?1
Ja.
Hoe waardeert u, gelet op het feit dat de dreiging van aardbevingen niet is weggenomen, het feit dat bouwbedrijven in Groningen niet aardbevingsbestendig bouwen?
Verwacht mag worden dat professionele bouwbedrijven op de hoogte zijn van de aardbevingsproblematiek in Groningen en van het feit dat er voor nieuwbouw specifiek ontwerpregels zijn vastgelegd in Nederlandse Praktijk Richtlijn (NPR 9998–2015). Hoewel deze NPR nog niet is voorgeschreven op grond van het Bouwbesluit, vind ik dat bouwbedrijven hun verantwoordelijkheid moeten nemen richting de toekomstige gebruikers van de gebouwen. Zeker in het kerngebied zou de NPR toegepast moeten worden door bouwbedrijven.
De toepassing van de NPR is niet verplicht. Daarom kan niet worden uitgesloten dat er gebouwen zijn waarbij de NPR niet is betrokken. Ook zijn er geen exacte inzichten in aantallen. Op basis van het gebruik van de Nieuwbouwregeling van NAM is mijn beeld wel dat het niet toepassen van de NPR vooral speelt aan de rand van het gebied (buiten de 0,1g PGA contour).
Klopt het dat er meer bouwbedrijven zijn die bewust niet aardbevingsbestendig bouwen? Zo ja, om hoeveel bedrijven en gebouwen gaat het en wat zijn de motieven van deze bouwbedrijven?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening, nu algemeen bekend is dat er een risico op aardbevingen in Groningen blijft bestaan, dat bouwbedrijven ook hun verantwoordelijkheid moeten nemen en aardbevingsbestendig moeten bouwen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten waarom u in december 2015 de NPR 99982 zo snel mogelijk wilde aanwijzen in de ministeriële regeling «Regeling Bouwbesluit» en daar later alsnog vanaf heeft gezien?
Waar de publiekrechtelijke verankering van de NPR voor nieuwbouw via het Bouwbesluit goed past bij de verantwoordelijkheid van de overheid om veilige bouw te borgen, heeft dit ook een ongewenst bijeffect. Zonder aanvullende maatregelen kan de onwenselijke situatie ontstaan dat een opdrachtgever van nieuwbouw zelf de meerkosten moet dragen. Deze onzekerheid creëert een drempel voor nieuwbouw in de regio Groningen. De regio zou hiermee in een nadelige positie worden geplaatst ten opzichte van andere regio's. Ik vind dat voorkomen moet worden dat de (redelijke) meerkosten terecht komen bij opdrachtgevers van nieuwbouw en ook dat de nieuwbouw in Groningen stil komt te liggen.
Om zo spoedig mogelijk te komen tot een langetermijnoplossing voor de vergoeding van de meerkosten verken ik de mogelijkheden van regelgeving om te zorgen dat de redelijke meerkosten voor rekening blijven komen van NAM. De NPR zal worden aangewezen in de bouwregelgeving, zodra hierover duidelijkheid bestaat. De uitkomst van de verkenning wordt voor eind 2017 verwacht.
Kunt u uw uitspraak «het verankeren van de NPR in bouwregelgeving betekent dat eigenaren zelf verplicht zijn hun nieuwbouwwoning aan de NPR te laten voldoen. Het is niet uitgesloten dat ook op grond van het aansprakelijkheidsrecht de NAM voor de redelijke meerkosten kan worden aangesproken, maar dit is ongewis» toelichten?3
Zie antwoord vraag 5.
Is het mogelijk de NPR 9998 verplicht te maken voor nieuwbouw zodat verplicht aardbevingsbestendig gebouwd moet worden, met daarbij een vergoeding van NAM voor de redelijke meerkosten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u ervan op de hoogte dat er veel onvrede heerst onder met name woningcorporaties over de redelijke meerkostenregeling? Bent u bereid bemiddelend op te treden zodat woningcorporaties niet meer per project moeten onderhandelen met de NAM?
Woningcorporaties die een beroep doen op de nieuwbouwregeling van NAM hebben de keuze uit:
Voor meer informatie over dit onderscheid, zie aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 237 en nr. 667.
In het MJP is opgenomen dat de procentuele vergoeding wordt verhoogd. Het streven is dat, met de lopende herijking van de nieuwbouwregeling, meer opdrachtgevers van nieuwbouw voor deze regeling kiezen, waarmee de doorlooptijd korter is. Een onderhandelingstraject op projectbasis is dan minder vaak aan de orde.
Is het mogelijk om de onzekerheden van de NPR 9998 voldoende weg te nemen, zodat deze in het Bouwbesluit opgenomen kan worden? Zo ja, is dat wenselijk en op welke termijn?
De huidige versie van NPR 9998 stamt uit 2015. In principe is deze versie reeds geschikt om aan te wijzen in de Regeling Bouwbesluit 2012. In het antwoord op vragen 5, 6 en 7 is uitgelegd waarom dit tot op heden niet is gebeurd.
Dit laat onverlet dat de NPR 9998 kan worden verbeterd en nader wordt uitgewerkt op basis van de opgedane ervaringen en voortschrijdende kennis. De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) heeft hiervoor een opdracht gegeven aan de NEN die loopt tot medio 2018. De eerste resultaten worden in de loop van 2017 verwacht.
Periodieke aanpassing van de NPR was vooraf beoogd. Om deze reden is het voornemen om de NPR niet aan te wijzen in het Bouwbesluit zelf, maar in de onderliggende Regeling Bouwbesluit 2012. Het is daardoor eenvoudiger de meeste recente NPR wettelijk te verankeren.
Het bericht ‘Veiligheid Belgische kerncentrale Doel is nog niet op orde’ |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Veiligheid Belgische kerncentrale Doel is nog niet op orde»?1
Ja.
Bent u voornemens om uw Belgische collega nogmaals2 te vragen waarom er niet uit voorzorg gekozen wordt voor een tijdelijke sluiting van de kerncentrale in Doel, opdat verbeteringen kunnen worden doorgevoerd en nader onderzoek kan plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik heb geen aanwijzing dat de kerncentrale Doel op dit moment feitelijk onveilig zou zijn.
Deelt u de mening dat de noodzaak voor het openhouden van de kerncentrale in Doel moet worden weggenomen zodat deze zo snel mogelijk gesloten kan worden? Zo nee, waarom niet?
Het oordeel of het noodzakelijk is de kerncentrale Doel op te houden, is een nationale bevoegdheid van de Belgische regering. Uiteraard volgen we vanuit Nederland de ontwikkelingen met betrekking tot de veiligheid van kerncentrales op de voet.
Wat is de stand van zaken van het overleg tussen de Nederlandse en Belgische regering inzake het aanleggen van nieuwe elektriciteitsverbindingen tussen Nederland en België? Kunt u aangeven welke concrete stappen er op korte en middellang termijn ondernomen worden door beide regeringen? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse en Belgische elektriciteitsmarkt zijn goed met elkaar verbonden door middel van fysieke interconnecties. Verbetering en uitbreiding van de interconnectiecapaciteit is al staand beleid. Op 11 april 2016 heeft de Minister van Economische Zaken een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend met de Belgische Minister Marghem waarin beide landen ondermeer hebben vastgelegd om verder te investeren in marktintegratie en verdere uitbreiding van interconnectiecapaciteit. De Nederlandse en Belgische landelijke hoogspanningsnet beheerders (TenneT en Elia) werken dan ook intensief samen aan projecten om de bestaande interconnectie beter te benutten maar ook aan een interconnectie uitbreiding van de interconnectiecapaciteit van 700 MW (project Kreekrak-Zandvliet) die in gebruik genomen wordt in 2019. Hiermee wordt de mogelijkheid vergroot voor België om in periodes van schaarste stroom uit Nederland te importeren. De vergunningverleningsprocedures en werkzaamheden die vereist zijn om nieuwe interconnectiecapaciteit te realiseren kosten meerdere jaren. Het is dan ook niet mogelijk om versneld de interconnectiecapaciteit uit te breiden.
Heeft u er in Europees verband op aangedrongen dat België zo veel mogelijk wordt ondersteund, onder andere in financiële zin vanuit beschikbare Europese middelen, bij het zich beter positioneren binnen het Europese energienetwerk? Zo ja, kunt u aangeven welke actie u in dit verband concreet hebt ondernomen? Zo nee, waarom niet?
Investeringen in energie-infrastructuur worden in eerste instantie gedreven door nationale en Europese wetgevende kaders en de prikkels die de regulering aan netbeheerders geeft. Investeringen in energie-infrastructuur worden immers primair betaald uit de nettarieven. Eventuele, aanvullende financiële steun, uit bijvoorbeeld het Europese Connecting Europe Facility (CEF), kan alleen aan projecten worden toegewezen die niet op marktconforme wijze rendabel te krijgen zijn. Het is uiteindelijk aan een lidstaat zelf, in dit geval België, om in Europa te pleiten voor eventuele financiële ondersteuning voor infrastructuur-investeringen uit dit fonds, mocht zij dat nodig achten.
Deelt u de mening dat twee jaar geen IAEA-inspecties een lange periode is wanneer onlangs juist over de veiligheidssituatie van de kerncentrale in Doel erg harde conclusies werden getrokken3 en de onafhankelijkheid van de FANC in twijfel werd getrokken4? Zo nee, waarom niet?
Een periode van 2 jaar is normaal bij een dergelijke audit van de IAEA opdat de vergunninghouder de tijd heeft om de verbeterpunten op een gedegen wijze te kunnen oppakken voor follow-up. Het doel van een IAEA audit is dat internationale deskundigen verbeterpunten identificeren op een bepaald onderwerp, in dit geval rondom de levensduurverlenging van de reactoren Doel 1 en Doel 2. Het doel is niet om de taak en verantwoordelijkheid voor het toezicht van het FANC over te nemen.
Bent u voorts bereid om, eventueel gezamenlijk met andere buurlanden, de IAEA te verzoeken niet pas over 2 jaar maar bijvoorbeeld halfjaarlijks een vervolgmissie te organiseren naar de kerncentrale in Doel, zodat de vinger daadwerkelijk aan de pols kan worden gehouden?
Nee, zie ook het antwoord van vraag 6. Het is aan het FANC om te oordelen of verbetermaatregelen op tijd en op de juiste wijze worden opgepakt door de vergunninghouder. Het is normaal dat een follow-up missie van het IAEA na ongeveer 2 jaar plaats vindt.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Illegale gaswinning in Heerenveen |
|
Jan Vos (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van illegale gaswinning onder de wijk Skoatterwald en onder het bedrijvenpark IBF/De Kavels in Heerenveen1?
Ik ben er van op de hoogte dat Vermilion Energy Netherlands (hierna: Vermilion) gas wint uit het Langezwaag-gasveld.
Klopt het dat daar gas gewonnen wordt zonder goedgekeurd winningsplan, dat verplicht is op basis van art. 34 van de Mijnbouwwet? Zo ja, hoe kan dit, want er moet toch altijd een door de Minister goedgekeurd winningsplan zijn om gas te kunnen winnen? En zo ja, waarom wordt er dan gas gewonnen? Zo nee, waarom niet?
Op 17 september 2012 heb ik ingestemd met het winningsplan van Vermilion voor dit gasveld. Op 21 januari 2015 heeft Vermilion een wijziging van het winningsplan ingediend bij mijn ministerie. Deze wijziging vloeide voort uit de eerste resultaten van de productie uit het gasveld. Het is niet ongebruikelijk dat gedurende de productie er meer gegevens van het veld bekend worden die leiden tot een aanpassing van het winningsplan.
Op 2 april 2015 heb ik uw Kamer de kabinetsreactie op het rapport «Aardbevingsrisico’s in Groningen» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) gestuurd.2 Ik heb toen aangegeven de Mijnbouwwet op een aantal punten aan te passen om onder meer de veiligheid beter te borgen en de maatschappelijke betrokkenheid bij mijnbouwprojecten te vergroten. Dit betekende dat de eisen die aan een winningsplan worden gesteld en de procedure van instemming gewijzigd zouden worden. Ik heb toen aangegeven dat ik, vooruitlopend op inwerkingtreding van de voorgestelde wijzigingen in de Mijnbouwwet, ingediende (wijzigingen van) winningsplannen in de geest van de nieuwe Mijnbouwwet zou behandelen. Hoe de wijzigingen precies vorm gegeven zouden worden, was op dat moment echter nog niet duidelijk. Daarom heb ik op dat moment nog geen (instemmings)besluit genomen over het winningsplan Langezwaag.
In overleg met het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heb ik TNO gevraagd in kaart te brengen of er aan de wijzigingen van het winningsplan dat door Vermilion was ingediend extra risico’s zaten. Ook is op basis van een door TNO uitgevoerde seismische risicoanalyse (het zogenoemde kleineveldenonderzoek, zie bijlage bij Kamerstuk 33 259, nr. 275) bekeken of de veiligheid in het geding is. Op grond van deze analyses kwam ik tot de conclusie dat voor het gewijzigde winningsplan Langezwaag 2015 er geen directe aanleiding tot zorg is. Op basis van deze gegevens heb ik Vermilion per brief d.d. 29 juni 2016 laten weten dat de productie op basis van het vigerende winningsplan uit 2012 kon doorgaan, in afwachting van de behandeling van het gewijzigde winningsplan. De inspecteur-generaal der mijnen beoordeelt op dit moment of de gaswinning onder het bedrijvenpark IBF/De Kavels ook hieronder valt.
Waarom is het adviesrecht van de gemeente Heerenveen doorkruist?
Waarom heeft het mijnbouwbedrijf Vermillion de gemeente Heerenveen niet geïnformeerd?
Het adviesrecht van de gemeente Heerenveen is niet doorkruist. Het adviesrecht van de gemeente Heerenveen komt voort uit de wijziging van de Mijnbouwwet die per 1 januari 2017 van kracht is geworden. De wijzigingen hebben onder meer tot gevolg dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure toegepast wordt bij instemming met nieuwe winningsplannen, alsook bij instemming met wijziging van deze plannen. Dit houdt in dat ontwerpbesluiten ter inzage worden gelegd met de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. Tevens hebben, naast SodM en de Technische commissie bodembeweging (Tcbb), ook de provincie, gemeenten, waterschappen en de Mijnraad adviesrecht gekregen.
Vermilion heeft op 24 november 2016 een aanvullende wijziging van het winningsplan Langezwaag bij mij ingediend. De behandeling van het gewijzigde winningsplan gebeurt op basis van de gewijzigde Mijnbouwwet conform de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. In dat kader is er op 16 februari 2017 advies gevraagd aan SodM en decentrale overheden, waaronder de gemeente Heerenveen. Ik heb decentrale overheden in de gelegenheid gesteld binnen 14 weken advies uit te brengen. Binnen deze adviesperiode heeft ook de Tcbb adviesrecht. Na ontvangst van de adviezen eind mei wordt de Mijnraad in staat gesteld alle adviezen tot zich te nemen en een integraal advies te formuleren. Naar aanleiding van deze adviezen stel ik een ontwerpbesluit op, dat vervolgens ter inzage wordt gelegd. Naar verwachting zal dit eind juli 2017 plaatsvinden.
Waarom is er nog geen nul-meting voor woningen en bedrijven gedaan, zoals in Nieuwehorne?
Mijnbouwmaatschappijen zijn zelf verantwoordelijk voor de communicatie en het omgevingsmanagement rond de projecten die zij uitvoeren. De communicatie tussen Vermilion en de gemeente Heerenveen is hier een onderdeel van.
Kunt u bevorderen dat Vermillion en het Staatstoezicht op de Mijnen (SODM) aanwezig zullen zijn bij informatiebijeenkomsten?
Indien nulmetingen aan woningen en bedrijven worden uitgevoerd, gebeurt dit voor aanvang van de gaswinning. Het winningsplan waarmee in 2012 instemming is verleend, beschreef een bodemdaling van minder dan 2 centimeter. De kans op bevingen werd ingeschat als zijnde nihil. Vanwege de verwachte geringe impact en dus mogelijke schade is er toentertijd besloten om geen nulmeting aan woningen en bedrijven uit te voeren.
Kunt u, zolang er geen juiste juridische basis is voor gaswinning, deze gaswinning onmiddellijk laten stoppen?
Vermilion is tijdens de eerste informatiebijeenkomst voor bewoners van de wijk Skoatterwâld, op donderdagavond 2 maart 2017, aanwezig geweest. Ambtenaren van mijn ministerie zijn ook aanwezig geweest bij deze informatiebijeenkomst. SodM maakt een eigenstandige afweging vanuit haar rol als onafhankelijk toezichthouder en bevoegd gezag voor handhaving en inspectie.
Het faillissement van het Zeeuwse bedrijf Thermphos |
|
Agnes Mulder (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u reeds in contact met de provincie Zeeland over het samenstellen van een team van deskundigen ten aanzien van het saneringsplan zoals u in de beantwoording van het schriftelijk overleg stelt?1
Ja. Het Rijk heeft de afgelopen periode met provincie Zeeland gesproken over de vraag om deskundigen. Het Rijk heeft de provincie Zeeland geholpen met het zoeken naar geschikte personen. Inmiddels heeft de provincie de namen van enkele deskundigen ontvangen en zijn de deskundigen bijeen geweest om hun kennis en ervaring te delen met de provincie.
Zo nee, op welke termijn acht u het mogelijk dat deze ondersteuning geleverd kan worden?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u op de hoogte van de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 januari jl.?2
Ja.
Ziet u op basis van de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant een rechtstreeks verband tussen de dumpingpraktijken van de Kazachse fosforproducent Kazphosphate en het faillissement van Thermphos?
De rechtbank concludeert op basis van de resultaten van de antidumpingprocedure van de Europese Commissie dat er sprake is geweest van schade aan Thermphos door dumping van fosfor door Kazphosphate. Voor die schade wordt een schadevergoeding toegewezen. De rechtbank gaat echter niet zo ver dat het faillissement wordt toegeschreven aan de dumping.
Trekt u hieruit ook de conclusie dat het eisen van een schadevergoeding bij Kazphosphate rechtsgeldig is?
De rechtbank heeft verklaard dat Kazphosphate jegens Thermphos onrechtmatig heeft gehandeld door fosfor te dumpen op de Europese markt en heeft Kazphosphate veroordeeld om de geleden schade te vergoeden.
Bent u van plan om u in te zetten dat Kazphosphate deze schadevergoeding betaalt?
Dit betreft een privaatrechtelijke vordering. Het is in eerste instantie aan de betrokken partijen om naleving van de uitspraak te vorderen. De overheid is hierin geen partij. Wel deel ik de zorg rond de sanering van het Thermphosterrein. Daarom heeft het Rijk de provincie geholpen met het vinden van deskundige ondersteuning. Overigens zal een eventuele schadevergoeding die voortvloeit uit de uitspraak van de rechtbank niet naar de provincie Zeeland, maar naar de curatoren gaan. Eerder hebben de curatoren de milieuschade afgekocht. De curatoren hebben de opdracht en bijdrage voor de sanering overgedragen aan Van Citters Beheer BV. Zie ook het antwoord op vraag 10.
Bent u van mening dat de Nederlandse overheid hierin een verantwoordelijkheid draagt ten opzichte van de Zeeuwse gemeenschap?
Zie antwoord vraag 6.
Heeft u de Europese Commissie geïnformeerd over de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant? Zo nee, bent u hiertoe bereid?
Nee. De uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is geen zaak voor de Europese Commissie.
Bent u bovendien bereid om hier een begeleidende brief bij te voegen waarin de Europese Commissie wordt opgeroepen met de provincie Zeeland in gesprek te gaan over deze uitspraak?
Er is eerder overleg geweest tussen het Ministerie van Economische Zaken en de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de EU met de Europese Commissie over de opruimingskosten en een mogelijke doorstart van Thermphos op basis van «groene fosfor». Tijdens deze gesprekken bleek dat er geen mogelijkheden waren voor een financiële bijdrage voor de opruimingskosten. De Europese Commissie was wel bereid om te kijken naar de mogelijkheden om een duurzame doorstart op basis van productie van «groene fosfor» te steunen. Doordat uiteindelijk een duurzame doorstart niet mogelijk bleek, zijn de mogelijkheden voor steun hiervoor vanuit de Europese Commissie en de Europese Investering Bank (EIB) niet meer aan de orde gekomen. In de brief van 4 november 2013 heb ik deze uitkomsten van het overleg met de Europese Commissie over een financiële bijdrage aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 29 826, nr. 57).
Deelt u de mening dat door het faillissement van Thermphos de provincie Zeeland verantwoordelijk is geworden voor een groot deel van de financiële last van dit faillissement?
Ja. In eerste instantie is Zeeland Seaports, als eigenaar van de grond (die Thermphos pachtte), verantwoordelijk voor het terrein en de opstallen van voormalig Thermphos.
Tussen de provincie Zeeland en Zeeland Seaports is een overeenkomst gesloten over de sanering van het Thermphos terrein. In deze overeenkomst is geregeld dat de provincie Zeeland zich garant stelt voor de meerkosten voor het veiligstellen van het Thermphosterrein en voor de kosten van de organisatie van begeleiding en toezicht door Van Citters Beheer BV. Het aanvankelijk beschikbare budget voor de sanering (inclusief de bijdrage van de curatoren) blijkt onvoldoende voor de gehele sanering. De provincie Zeeland wordt nu geconfronteerd met oplopende kosten.
Bent u het ermee eens dat de provincie Zeeland, evenals Thermphos dat was, afhankelijk is van de rijksoverheid (en de Europese Commissie) in het opstellen en naleven van de antidumping wetgeving?
Ja. Antidumpingmaatregelen worden genomen als onderdeel van de Europese handelspolitiek. De Europese Unie heeft hier de exclusieve bevoegdheid om een voorstel te doen om op te treden tegen dumping. De Europese Commissie kan echter ook besluiten om niet op te treden tegen dumping als de belangen van de importeurs, consumenten of industriële gebruikers in de Europese Unie zich daartegen verzetten. De lidstaten kunnen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een Commissievoorstel tegenhouden maar in deze zaak was een ruime meerderheid van lidstaten tegen het instellen van antidumpingmaatregelen.
Deelt u de mening dat het Rijk zo indirect een verantwoordelijkheid draagt voor dumpingpraktijken op de Nederlandse markt?
Nee. De Europese Unie – de Europese Commissie in samenspraak met de lidstaten – is verantwoordelijk voor het antidumpingbeleid maar de marktpartijen zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor eventuele dumpingpraktijken.
Bent u bekend met de Europese Richtlijnen 2011/70/Euratom en Richtlijn 2006/21/EC waarmee het beheer van nucleair afval wordt gereguleerd?
Ja. Richtlijn 2006/21/EG is niet van toepassing op radioactieve afvalstoffen. Voor het verantwoord en veilig beheer van deze afvalstoffen geldt Richtlijn 2011/70/Euratom. In het antwoord op vraag 15 ga ik verder in op de verplichtingen die uit deze Richtlijn volgen.
Weet u dat de sanering van het terrein van Thermphos een sanering van laag nucleair afval betreft?
Ja. In de gebouwen en op het terrein van het voormalige Thermphos zijn o.a. licht radioactieve (afval)stoffen aanwezig. Deze stoffen zijn met name afkomstig uit de fosfaatertsen die Thermphos gebruikte voor de fosforproductie.
Deelt u de mening dat uit genoemde richtlijnen, die lidstaten verplichten om afvalbeheersplannen te maken, voor het Rijk de verplichting voortvloeit om deel te nemen aan het opstellen van een plan ter sanering van het terrein van Thermphos?
Nee. Zoals vermeld bij het antwoord op vraag 13, is alleen richtlijn 2011/70/Euratom van toepassing op radioactief afval.
Het Rijk is op grond van de richtlijn 2011/70/Euratom verplicht om het nationale programma voor het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen op te stellen.3 Hierin staat het beleid rond het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen voor nu en in de toekomst. In het nationaal programma staan geen verplichtingen voor het Rijk ten aanzien van saneringsplannen.
De ondernemer is primair verantwoordelijk voor het beheer van radioactief afval op het terrein en de tijdige afvoer daarvan naar een daarvoor aangewezen instelling voor ontvangst van radioactieve afvalstoffen of aan een erkende ophaaldienst voor radioactieve afvalstoffen. De ondernemer is ook verantwoordelijk voor het opstellen van een saneringsplan.
Wanneer u twijfelt over verantwoordlijkheden op basis van genoemde richtlijnen, bent u dan bereid om dit te laten toetsten bij de Europese Commissie?
De genoemde richtlijnen zijn duidelijk over de verantwoordelijkheden. De ondernemer is primair verantwoordelijk voor het beheer van radioactief afval op het terrein en voor het saneringsplan. Het Rijk beoordeelt het saneringsplan en ziet er op toe dat dit veilig gebeurt.
Het bericht ‘Drenthe moet op zoek naar alternatieve locaties voor windmolens’ |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Drenthe moet op zoek naar alternatieve locaties voor windmolens?1
Ja.
Bent u bereid om te kijken naar de mogelijkheden om de zoekgebieden voor windenergie in Drenthe te verruimen? Zo nee, waarom niet en op welke manier wilt u dan uit de impasse komen? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u?
In het Energieakkoord zijn afspraken gemaakt over het realiseren van 14% hernieuwbare energie in 2020 en 16% in 2023. Onderdeel daarvan is de afspraak tussen het Rijk en de provincies om 6000MW windenergie op land te realiseren in 2020.
Voor het realiseren van de doelstelling voor windenergie op land heeft het kabinet de Structuurvisie Windenergie op land (SvWOL) vastgesteld, waarin na overleg met de provincies gebieden zijn aangewezen voor grootschalige windparken. De SvWOL, die is vastgesteld op 28 maart 2014, is het beleidskader voor windparken groter dan 100MW. Het gebied van windpark De Drentse Monden en Oostermoer is één van de gebieden die daarin is opgenomen.
In de afspraken over windenergie op land tussen het Rijk en de provincies heeft de provincie Drenthe zich gecommitteerd aan de realisatie van 285,5MW. In de provincie Drenthe is 135,5MW aan windenergie voorzien in de gemeenten Emmen en Coevorden. Het windpark De Drentse Monden en Oostermoer met een omvang van circa 150MW is voorzien in het Veenkoloniale gedeelte van de gemeenten Borger-Odoorn en Aa en Hunze.
Gelet op de gemaakte afspraken met de provincie Drenthe over windenergie op land in 2020 zie ik geen mogelijkheid om de zoekgebieden voor windenergie in de provincie Drenthe te verruimen.
Bent u bereid een constructief houding aan te nemen wanneer het Provinciebestuur met u om de tafel wil gaan zitten om samen naar verruiming van de zoekgebieden voor windenergie te kijken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn gaat u samen met de Provincie hiermee aan de slag?
Het realiseren van 6000MW aan windenergie op land is vastgelegd in het Energieakkoord. Voor de afgesproken 285,5MW aan windenergie op land in 2020 in de provincie Drenthe zijn de gebieden vastgelegd. Het college van gedeputeerde staten van Drenthe heeft aangegeven uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken over windenergie op land. Daarnaast heb ik geen signaal van het college van gedeputeerde staten van Drenthe ontvangen om overleg te hebben om deze afspraken te wijzigen.
De subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties die opnieuw overvraagd wordt |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het dat voor het tweede jaar op rij voor de subsidieregeling energiebesparing sportaccommodaties binnen enkele dagen het subsidieplafond bereikt is?1
In de eerste week van januari 2017 is er voor bijna € 6,1 miljoen aangevraagd waarvan een deel ook weer werd ingetrokken. Per 1 maart 2017 was de stand € 6,7 miljoen. Ongeveer de helft van deze aanvragen is nog in behandeling. Er kan daarom nog niet worden gezegd of en zo ja wanneer het subsidieplafond van 6 miljoen is bereikt.
Bent u ervan op de hoogte dat de financiële positie van sportverenigingen in 2016 wederom verslechterd is, waardoor steeds meer penningmeesters niet langer in staat zijn te sparen voor toekomstige investeringen en veel clubs interen op de nog aanwezige liquide middelen?2
Ja, ik ben op de hoogte van de in het artikel van Stichting Waarborgfonds Sport weergegeven cijfers.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat zo veel mogelijk sportaccommodaties zo snel mogelijk zo duurzaam mogelijk moeten worden gemaakt, zowel omdat dit bijdraagt aan de doelstelling uit het energieakkoord om maatschappelijk vastgoed te verduurzamen als omdat dit tot een lagere energierekening voor sportverenigingen leidt?
Met de huidige subsidieregeling is een beweging in gang gezet in de sector die ik toejuich. Het aantal aanvragen dat ieder jaar wordt ingediend voor subsidie onderstreept dat veel verenigingen er goed mee bezig zijn. Het is hierbij wel van belang de verenigingen dit in hun eigen tempo te laten doen. Ik zie dat de huidige regeling verenigingen goed stimuleert om stappen te maken en om hun tempo te versnellen om een bijdrage te leveren aan de doelstelling uit het energieakkoord.
Met hoeveel geld is het budget voor de subsidieregeling nu overschreden?
Per 1 maart 2017 waren er 583 aanvragen ingediend waarbij totaal aangevraagde subsidiebedrag € 6,7 miljoen was. Van deze aanvragen kan nog een deel worden ingetrokken of afgewezen. De exacte overschrijding is dus niet te duiden.
Voor welk type maatregelen zijn aanvragen ingediend? Kunt u aangeven hoeveel aanvragen er zijn ingediend per maatregel?
Ruim een derde van de aanvragen betreft zonnepanelen. Een kwart van de aanvragen is bestemd voor veldverlichting. Van de overige aanvragen is nog 14 procent bestemd voor binnenverlichting en ruim 5 procent voor isolerende maatregelen.
Vanuit welk type sporten zijn aanvragen ingediend? Kunt u aangeven hoeveel aanvragen er per sport zijn ingediend?
In totaal zijn er 583 aanvragen per 1 maart ingediend. Dit is verdeeld over:
Vanuit 22 andere sporten zijn minder dan 10 aanvragen binnen gekomen.
Kunt u een inschatting maken van het aantal verenigingen dat dit jaar geen aanvraag kan doen en dat wel had willen doen?
Momenteel is nog ongeveer de helft van alle aanvragen in behandeling. Het is dan ook nog niet te zeggen of en zo ja hoeveel aanvragen moeten worden afgewezen op basis van een overschrijding van het budget. Daarmee is dan ook nog niet vast te stellen hoeveel extra middelen er nodig zouden zijn om aanvragen te verlenen die door eventuele uitputting van het budget zouden moeten worden afgewezen.
Hoeveel subsidie zou er nodig zijn om aan de vraag van verenigingen op dit moment te voldoen?
Zie antwoord vraag 7.
Als alle sportaccommodaties waarvan verenigingen zelf de energierekening betalen zouden verduurzamen, hoeveel subsidie zou er dan in het totaal nodig zijn om dat te stimuleren?
Op basis van de gegevens van de teruggave energiebelasting zijn 5600 verenigingen bekend die de eigen energierekening betalen. Het gemiddelde aangevraagde subsidiebedrag ligt rond de € 11.000. Om alle 5600 verenigingen met het gemiddeld aangevraagde subsidiebedrag in staat te stellen te verduurzamen is dan ook € 62 miljoen benodigd.
Uit onderzoek van het Mulier Instituut3 is bekend dat zo’n 12.000 sportverenigingen de accommodatie (deels) in eigen bezit hebben. Om voor deze verenigingen het genoemde subsidiebedrag beschikbaar te stellen zal zo’n € 132 miljoen nodig zijn. Het betreft hier overigens grove schattingen op basis van extrapolatie.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat er verenigingen zijn die wel de teruggaveregeling energiebelasting zijn kwijtgeraakt, maar vervolgens meerdere jaren niet in aanmerking komen voor de subsidieregeling verduurzaming? Zo nee, kunt u dan onderbouwen dat dit voor desbetreffende verenigingen geen financiële consequenties heeft?
Nee, zoals in beantwoording van eerdere Kamervragen (Kamerstuk 33 750 XVI nr. 94 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr.1509) is aangegeven was de gemiddelde teruggave ongeveer 1% van de begroting. Ik zie dat de subsidieregeling het enthousiasme in de sportsector om energie te besparen heeft aangewakkerd. Dit zorgt er ook voor dat verenigingen veelvuldig door lokale partijen zoals de gemeente, een gesubsidieerde of gratis energiescan wordt aangeboden. Hieruit komen voor verenigingen quick wins naar voren die snel en eenvoudig te realiseren zijn met een korte terugverdientijd. Hiermee kunnen zij al gemakkelijk de energielasten terugdringen.
Bent u bereid om een extra financiële impuls te geven aan de subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS) zodat sportverenigingen een grotere bijdrage kunnen leveren aan de doelstellingen uit het Energieakkoord? Zo nee, waarom niet?
Ik heb u eerder laten weten dat dit kabinet niet bereid is om extra middelen vrij te maken voor deze subsidieregeling4. Wel zullen de niet gerealiseerde uitgaven van 2016 die in de loop van dit jaar terug komen opnieuw ingezet worden voor 2017. Ik heb momenteel nog geen inzicht in de exacte hoogte van dit bedrag en of dat dekkend is voor de eventuele overvraging.
SDE+ subsidie voor de gedupeerden van de hevige hagelstormen in Zuid-Oost Nederland afgelopen zomer |
|
Henk Leenders (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de inzet van verschillende partijen om de gedupeerden van de hagelstorm afgelopen zomer te ondersteunen door het stimuleren van de aanleg van zonnepanelen op kapotte daken met behulp van Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+) gelden?
Ja.
Hoe staat u tegenover het initiatief waarbij het Rijk wordt gevraagd om budgetneutraal het beschikbaarheidsrisico van subsidie weg te nemen door een garantie te geven op de beschikbaarheid van SDE+ voor de gedupeerden?
Het Ministerie van Economische Zaken heeft de afgelopen maanden intensief overleg gevoerd met de provincie Noord-Brabant, om te bezien hoe regelingen van de rijksoverheid kunnen bijdragen om de negatieve gevolgen van de water- en hagelschade zoveel als mogelijk te beperken. Het realiseren van zonne-energie (op getroffen daken) zoals wordt ondersteund met de stimuleringsregeling voor duurzame energieproductie SDE+ is één van de mogelijkheden in dezen. In de overleggen met de provincie Noord-Brabant zijn de uitgangspunten en juridische kaders van de SDE+ regeling aan de orde gesteld, in het bijzonder het door u genoemde beschikbaarheidsrisico. De SDE+ regeling biedt geen mogelijkheid om individuele projectontwikkelaars vooraf zekerheid te bieden over projectaanvragen. Het besluit SDE, op grond waarvan beschikkingen worden verstrekt, vereist dat partijen op basis van concurrentie meedingen om het beschikbare budget, waarbij projecten met een lagere kostprijs per energie-eenheid eerder aan bod komen. Dit principe vormt ook de basis van de staatssteungoedkeuring van de Europese Commissie.
Ik wijs er in dit verband op dat ik voor 2017 een verplichtingenbudget van € 6 miljard in het voorjaar en nogmaals € 6 miljard in het najaar heb aangekondigd (Kamerstuk 31 239, nr. 225), waarmee de uitrol van zonne-energieprojecten naar verwachting net als in 2016 een forse impuls zal krijgen. Het Nederlands Investerings Agentschap (NIA) ondersteunt de provincie Noord-Brabant bij de verdere uitwerking van concurrerende projectvoorstellen om daarmee de kans op een positieve beschikking te vergroten bij de aankomende openstelling van de SDE+ voorjaarsronde. Uw Kamer zal naar verwachting voor de zomer worden geïnformeerd over de resultaten van de voorjaarsronde en de openstelling van de najaarsronde van de SDE+.
Bent u bereid in overleg te treden met deze partijen (onder andere de provincie, de gemeenten, de sector en lokale ondernemers)? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Op welke termijn zou dit tot (positieve) resultaten kunnen leiden?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Het langer openhouden van de Belgische kerncentrales Tihange en Doel |
|
Jan Vos (PvdA), Manon Fokke (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over het langer openhouden van de Belgische kerncentrales Tihange en Doel?1
Ja.
Klopt het dat de Belgische Minister van Binnenlandse Zaken Jambon en de regeringspartij N-VA gezegd hebben dat de kerncentrales in Doel en Tihange niet in 2025, maar pas in 2030 of 2035 zouden moeten sluiten, dus 30 jaar later dan oorspronkelijk gepland?
De Belgische regeringspartij N-VA heeft aangegeven dat indien de leveringszekerheid in gevaar komt het langer openhouden van enkele reactoren tot 2030 of 2035 voor hun een optie is2. Dit is een verlenging van 5 tot 10 jaar ten opzichte van de huidige sluitingsdata.
Kunt u bevestigen dat u het hier niet mee eens bent? Wat gaat u er aan doen om dit te voorkomen?
Hoewel het in eerste instantie begrijpelijkerwijs vragen oproept om de levensduur van de kerncentrales wederom te verlengen, betreft dit een nationale afweging. Het FANC moet vast stellen of het veilig is om de oudere reactoren langer open te houden en of er veiligheidsverhogende maatregelen getroffen moeten worden. Deze afweging vindt in België onafhankelijk plaats van de politieke besluitvorming. Internationaal zijn er kernreactoren tot leeftijden van 50 of 60 jaar waarvan is aangetoond dat veilig bedrijf mogelijk is. Een verlenging in België tot 50 jarige leeftijd loopt dan ook internationaal gezien niet uit de pas. Ik zal dit proces nauwlettend volgen en waardeer het dat België voor dergelijke processen actief gebruik maakt van internationale audits zoals de audit in februari 2017 over de bedrijfsduurverlenging van Doel 1 en Doel 23.
In hoeverre heeft u op een overtuigende wijze de wens van de Kamer, zoals verwoord in de motie-Fokke/Jan Vos (Kamerstuk 32 645, nr. 82) en de motie-Smaling c.s. (Kamerstuk 25 422, nr. 182) overgebracht dat deze onveilige centrales reeds op korte termijn uit bedrijf genomen moeten worden?
Ik heb uw Kamer op 7 juli 2016 per brief geïnformeerd over de wijze waarop ik aan de motie Fokke/Jan Vos invulling heb gegeven.4 Wat betreft de door u genoemde motie Smaling beraad ik mij op dit moment hoe Nederland in internationaal verband kan optrekken in het dossier nucleaire veiligheid, ik zal uw Kamer hier in de zomer over informeren.
Waarom luistert de Belgische Minister niet naar u? Heeft u de wens van de Kamer wel met voldoende urgentie overgebracht? Ook dat het niet om een tijdelijke stillegging zou moeten gaan, maar om een definitieve sluiting van deze centrales?
Minister Jambon is door mij meermaals gewezen op de zorgen die er in Nederland zijn ten aanzien van de berichtgeving over diverse Belgische centrales. Ik heb de wens van de Kamer om de centrales te sluiten en de overwegingen van de Kamer daarbij expliciet aan Minister Jambon overgebracht en daarover uw Kamer meerdere keren geïnformeerd waaronder tijdens het AO nucleaire veiligheid van 7 december 2016.
Klopt het dat ook Duitsland en Luxemburg de mening zijn toegedaan dat de centrales dicht moeten?
De Duitse en Luxemburgse overheden hebben aan België het verzoek gedaan tot een tijdelijke sluiting van twee van de zeven reactoren (Doel 3 en Tihange 2) en aanvullend onderzoek te doen naar deze twee reactoren. Voor zover mij bekend is van een officieel verzoek van de Duitse of Luxemburgse regering tot definitieve sluiting van alle kernreactoren in België geen sprake.
Klopt het dat de helft van de Belgische energieproductie uit kernenergie zou bestaan? Waarom is er kennelijk in België nooit een gezonde energiemix ontstaan? Hoe kunnen u en de Minister van Economische Zaken hier alsnog een bijdrage aan leveren?
België produceert tot circa 60% van zijn elektriciteit met kernenergie. De keuze van de energiemix is een nationale afweging. Als Minister van IenM heb ik geen rol in het vaststellen van wat de energiemix in buurlanden is. Ik heb uw Kamer bij het Algemeen Overleg nucleaire veiligheid en stralingsbescherming van 7 december 2016 geïnformeerd over het Memorandum of Understanding van de Minister van Economische Zaken met zijn Belgische collega over de verdere uitbreiding van interconnecties tussen de Nederlandse en Belgische stroomnetten. Hiermee wordt de mogelijkheid vergroot voor België om in periodes van schaarste stroom uit Nederland te importeren.
Klopt het dat de directeur veiligheid van Engie is ontslagen in verband met de slechte veiligheidscultuur bij Tihange? Waarom stelt energieleverancier ENGIE dan nu dat de centrale «hartstikke veilig» is? Is dit juist ook weer te zien als een nieuwe bevestiging van de gebrekkige veiligheidscultuur bij ENGIE?2
Op 29 november 2016 heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over toenmalige berichtgeving over de veiligheidcultuur bij Electrabel en de maatregelen die het FANC en Electrabel hierin genomen hebben.6 In mijn brief geef ik aan dat Electrabel ook personele stappen heeft gezet om de veiligheidscultuur te verbeteren. De aanstelling van een nieuwe directeur veiligheid bij ENGIE (het moederbedrijf van Electrabel) is één van de maatregelen waarmee Electrabel laat zien te acteren op het toezichtsignaal van het FANC. Minister Jambon heeft aan mij telefonisch en per brief bevestigd dat er geen sprake is van een feitelijk onveilige situatie. Het toezichtsignaal van het FANC over, en de stappen die Electrabel nu zet in de veiligheidscultuur dienen om ook in de toekomst onveilige situaties uit te sluiten.
Klopt het dat de Belgische toezichthouder FANC ook heeft gesproken van een schandalig slechte veiligheidscultuur? Klopt het dat er alleen al in 2016 vijftien veiligheidsincidenten hebben plaatsgevonden?
Ik heb u in mijn brief van 29 november 20165 geïnformeerd over het toezichtsignaal van het FANC met betrekking tot de veiligheidcultuur, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 5. In 2016 hebben er zich bij de kerncentrales in België zeven INES-incidenten voorgedaan. Deze zeven incidenten zijn gekwalificeerd als INES-1 incident: een afwijking waarbij voldoende veiligheidsmarge blijft bestaan.
Kunt u nogmaals bij de Belgische Minister van Binnenlandse Zaken Jambon aandringen op spoedige en definitieve sluiting van deze centrales? Kunt u hierover zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen een week, rapporteren aan de Kamer? Kunt u een afschrift van een te sturen brief, dan wel een gespreksverslag van uw gesprek met de Belgische Minister toevoegen bij deze rapportage aan de Kamer?
Ik heb de wens van uw Kamer overgebracht aan Minister Jambon en uw Kamer hierover geïnformeerd. Zie antwoord vraag 4. Ik zal Minister Jambon bij de volgende gelegenheid nogmaals wijzen op het verzoek van uw Kamer.