Het bij hem thuis ontvangen van jachtlobbyisten |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat u twee vertegenwoordigers van Vereniging Het Reewild (VHR) bij u thuis ontvangen heeft op 3 december 2011 om te spreken over de afschotplannen in het kader van de reeënjacht zoals die in de nieuwe wet Natuur geregeld zal worden?1 Zo nee, in welk opzicht klopt deze informatie zoals gegeven in het tijdschrift van VHR niet?
Acht u het thuis ontvangen van jachtlobbyisten een privéaangelegenheid, of ontvangt u lobbyisten aan huis in uw verantwoordelijkheid als staatssecretaris?
Kunt u uiteenzetten of er ambtenaren aanwezig zijn bij deze lobbygesprekken op uw privéadres en of er verslag gemaakt wordt van dergelijke gesprekken?
Kunt u uiteenzetten of u vaker lobbyisten of vertegenwoordigers van belangenorganisaties thuis ontvangt?
Deelt u de mening dat het thuis ontvangen van lobbyisten of vertegenwoordigers van belangenorganisaties tot een ongewenste vermenging van privéaangelegenheden en beleid leidt? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Valt uit de aard van de organisaties waarvan u vertegenwoordigers thuis ontvangt iets af te leiden over uw voorkeur ten aanzien van beleidskeuzes? Ontvangt u ook tegenstanders van uw jacht- en natuurbeleid thuis? Zo ja, welke vertegenwoordigers zijn dat geweest en waarom?
Is het waar dat Vereniging Het Reewild u bij brief d.d. 17-11-2011 heeft aangeboden de ambtenaren op uw departement te ondersteunen bij het formuleren van de wetsvoorstellen in het kader van de Wet natuur? Zo ja, vormde dit aanbod voor u een reden de vertegenwoordigers van Vereniging Het Reewild op uw privéadres te ontvangen? Zo nee, kunt u aangeven in welk opzicht deze informatie niet klopt?
Is er sprake van ondersteuning van ambtenaren door lobbyorganisaties bij het schrijven van de nieuwe Wet natuur? Zo ja, welke organisaties zijn dit geweest? Betekent dit dat u oordeelt dat uw ambtenaren daartoe zelf onvoldoende geëquipeerd zijn? Zo nee, heeft u het aanbod van Vereniging Het Reewild van de hand gewezen?
Deelt u de mening dat het thuis ontvangen van (jacht)lobbyisten de schijn van belangenverstrengeling zou kunnen oproepen en dat die schijn beter vermeden zou kunnen worden in het belang van het aanzien van het openbaar bestuur? Zo nee, waarom niet en hoe beoordeelt u het thuis ontvangen van lobbyisten in het kader van de transparantie van beleid? Zo ja, kunt u toezeggen geen lobbyisten meer op uw privéadres te ontvangen?
Nieuwe ophef rond het Nederlands Opvangcentrum Papagaaien (N.O.P.) |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Wat vindt u ervan dat een medewerker van het Nederlands Opvangcentrum Papegaaien (N.O.P.) mogelijk betrokken is bij de illegale invoer van exotische vogels uit Suriname en daarbij vogels zou hebben mishandeld?1
De illegale invoer van beschermde exotische vogels uit Suriname is strafbaar. Voor dit specifieke geval verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 2 t/m 5.
Is het waar dat bij huiszoekingen bij de medewerker vogels, wapens en geld in beslag zijn genomen? Zo ja, hoeveel vogels van welke soort zijn in beslag genomen en waar zijn deze vogels vervolgens ondergebracht?
Op 1 februari 2012 heeft het Interregionaal Milieuteam Zuid West, met bijstand van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, in opdracht van het openbaar ministerie twee verdachten uit Rotterdam respectievelijk Spijkenisse aangehouden. Diezelfde dag zijn doorzoekingen verricht in woningen in Rotterdam en Spijkenisse. Ook werd een doorzoeking verricht in het Nederlands Opvangcentrum Papegaaien (N.O.P.) in Veldhoven, waar één van de verdachten als vrijwilliger werkzaam was. Bij de doorzoekingen zijn naast een aantal vogels (zeven twa twa’s en één kolibrie) geldbedragen en een vuurwapen in beslag genomen. In het belang van het strafrechtelijk onderzoek kunnen op dit moment geen verdere mededelingen worden gedaan.
Is u bekend of het N.O.P. een rol heeft gespeeld bij de illegale handel in exotische dieren? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan in termen van strafrechtelijk onderzoek?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de nieuwe ophef over het N.O.P. in het licht van het eerdere oordeel van uw ambtsvoorganger dat nader onderzoek naar mogelijke betrokkenheid van het N.O.P. bij de illegale handel in dieren niet nodig was? Deelt u de mening dat dat oordeel moet worden herzien?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u alsnog bereid een nader (strafrechtelijk) onderzoek in te stellen naar de praktijken van het N.O.P.? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u een trend ontstaan nu de berichten over misstanden bij het N.O.P. zich opstapelen en er voldoende redenen zijn om te twijfelen aan de naleving van de wet- en regelgeving (welzijn en de Convention on International Trade in Endangered Species (CITES)) bij het N.O.P.? Zo ja, kunt u nauwkeurig aangeven waarom het toezicht op het N.O.P. heeft gefaald? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek naar de vrijwilliger in dienst van de N.O.P is op dit moment nog niet afgerond. Wanneer de uitkomsten van het onderzoek bekend zijn zal ik, wanneer hier aanleiding toe is, de overeenkomsten met de N.O.P. opnieuw bekijken.
Is het N.O.P. nog steeds een contractpartner van u, wat betekent dat in beslag genomen dieren tegen betaling door u door hen worden opgevangen? Zo ja, vindt u het acceptabel dat u een contract heeft met een opvangcentrum waar eerder ophef is ontstaan over mogelijke betrokkenheid bij de illegale handel in dieren en laatst nog over de slechte verzorging van duizenden in beslag genomen knaagdieren?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke afspraken is het contract tussen Dienst Regelingen en N.O.P. precies gebaseerd en welke afspraken zijn er gemaakt voor de opzegging van het contract? Hoe wordt de naleving van de afspraken uit het contract gecontroleerd en welke sancties staan er op schending van de afspraken?
Vanwege de behoefte aan opslagcapaciteit is deze overheidsopdracht aanbesteed.
Jaarlijks wordt de N.O.P. gecontroleerd door zowel de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit als door Dienst Regelingen (DR). Indien blijkt dat de N.O.P. niet aan de eisen in de overeenkomst voldoet, zal een termijn worden gegeven om de tekortkomingen te herstellen. Door middel van een controlebezoek kan worden vastgesteld of de opvanglocatie weer aan de eisen voldoet. Indien blijkt dat niet aan de eisen wordt voldaan, kan de overeenkomst eenzijdig worden ontbonden.
Kunt u uiteenzetten welke vergoeding het N.O.P. van Dienst Regelingen ontvangt voor de opvang van in beslag genomen dieren en dit specificeren naar diersoort? Hoeveel heeft het N.O.P. de afgelopen vijf jaar op deze manier ontvangen van uw ministerie?
In de overeenkomst met de N.O.P. staan de bedragen die per dier per dag zijn afgesproken. Vanwege het feit dat bij aanbesteding steeds een aantal organisaties concurrerende aanbiedingen doen, zijn de overeengekomen bedragen aan te merken als commercieel gevoelige informatie. Gezien het voorgaande kan ik deze informatie niet openbaar maken.
Deelt u de mening dat het N.O.P. nauwelijks een betrouwbare partner genoemd kan worden voor de opvang van in beslag genomen dieren voor Dienst Regelingen? Zo nee, waarop baseert u de mening dat het N.O.P. het toonbeeld van betrouwbaarheid zou zijn?
Zie antwoord vraag 6.
Is de samenwerking tussen Dienst Regelingen en het N.O.P. inmiddels tot nader order opgeschort? Zo nee, bent u bereid het contract met het N.O.P. zo spoedig mogelijk te verbreken?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u uiteenzetten met welke opvangcentra u contracten heeft voor de opvang van in beslag genomen dieren en welke voorwaarden in die contracten zijn gesteld? Vindt u dat er voldoende betrouwbare opvangcentra beschikbaar zijn voor het opvangen van in beslag genomen dieren? Zo nee, hoe gaat u de capaciteit en/of de kwaliteit van opvangcentra vergroten?
De DR heeft overeenkomsten met zeven opvangadressen voor gezelschapsdieren. Deze adressen bestaan uit zowel asielen als dierenpensions. Daarnaast heeft DR met drie opvangadressen overeenkomsten afgesloten voor landbouwhuisdieren en paarden. Het gaat hierbij om particulieren en bedrijven. Er zijn met acht opvangadressen overeenkomsten afgesloten voor in- en uitheemse (beschermde) diersoorten. Het gaat hierbij om dierentuinen, vogelopvangcentra, reptielenopvangcentra en opvangcentra voor inheemse fauna.
In het bestek voor de aanbesteding voor de opvang zijn eisen neergelegd. Tijdens het aanbestedingstraject moet de schrijver zijn financiële en economische draagkracht aantonen en zijn technische bekwaamheid. Daarnaast worden specifieke eisen gesteld ten aanzien van dierenwelzijn, zoals het respecteren van de vijf vrijheden van Brambell, diervriendelijke omgang, kwaliteitseisen met betrekking tot verzorging en huisvesting van de dieren, veterinaire zorg en ziektepreventie.
De geselecteerde opvangadressen voldoen aan de gestelde eisen in de overeenkomst.
Er zijn op dit moment voldoende opvangadressen om alle in beslag/bewaring genomen dieren op te vangen. Mocht het, in verband met een hoger aantal inbeslagnames, nodig zijn, dan worden extra opvangadressen gezocht.
Een bij strenge vorst buiten vastgeketende hond in Breskens |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat er recentelijk verschillende meldingen bij de meldkamer van 144 zijn binnengekomen over een labrador die al langdurig, maar ook bij de strenge vorst van de afgelopen week, in een buitenren aan de ketting wordt gehouden in Breskens?
Ja.
Deelt u de mening dat wanneer een hond al zijn hele leven (1,5 jaar) continu (24 uur per dag) aangelijnd en/of in een buitenren op een erf verblijft, er sprake is van een waak- of heemhond, zoals bedoeld in het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond? Zo nee, waarom niet?
In het geval een hond al 1,5 jaar 24 uur per dag buiten verblijft kan er sprake zijn van een waak- en heemhond zoals bedoeld in het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond. Het in een buitenren aangelijnd houden van een hond, zonder deugdelijk hok of drinkwater, kan een overtreding betekenen van het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond of het verbod op dierenmishandeling.
In de casus van de hond in Breskens meld ik u dat de gedane meldingen over deze hond op geen enkele wijze stroken met de daadwerkelijke aangetroffen situatie. De politie heeft geen strafbaar feit met betrekking tot de hond in deze casus kunnen aantonen.
Kunt u bevestigen dat het volgens het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond niet is toegestaan om een hond te houden die is ingesloten in een buitenren en daarbinnen via een ketting of touw is vastgelegd? Zo ja, kunt u uitleggen waarom niet handhavend is opgetreden door de dierenpolitie na diverse meldingen over eerder genoemde labrador in Breskens bij de meldkamer van 144?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het bij strenge vorst in een buitenren houden van een aangelijnde hond, terwijl er geen deugdelijk hok of drinkwater beschikbaar is een overtreding is van artikelen 36 en 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is niet opgetreden door de dierenpolitie na diverse meldingen over eerder genoemde labrador in Breskens bij de meldkamer van 144?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat de huidige en de toekomstige regelgeving voldoende handvatten bieden om op te treden tegen dergelijke overtredingen? Zo ja, waarop baseert u dat? Waarom is er in dit geval dan niet opgetreden? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om dit te verbeteren en op welke termijn?
De huidige en de toekomstige regelgeving biedt voldoende aanknopingspunten om op te treden tegen de handelingen die u schetst. Het kabinet is voornemens in het Besluit houders van dieren, dat momenteel wordt voorbereid, enkele algemene verzorgingsnormen op te nemen. Het ontwerpbesluit bevat tevens, in tegenstelling tot de huidige regelgeving, een aantal concrete gedragingen die als dierenmishandeling kunnen worden aangemerkt. Daarmee wordt het verbod op dierenmishandeling verduidelijkt ten behoeve van de handhaving en de vervolging.
De bepalingen van het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond worden opgenomen in het Besluit houders van dieren. Het verbod op het anders dan incidenteel vastleggen van een hond in een ren blijft dus bestaan, indien niet wordt voldaan aan de bepalingen.
Is het waar dat een agent van de dierenpolitie ter plaatse aan een bezorgde hondenliefhebber heeft verteld dat het geen probleem is wanneer een hond aangelijnd in een buitenren verblijft, ook wanneer een deugdelijk hok, mand of deken en zelfs water ontbreken, aangezien «de hond sneeuw kan eten als hij dorst krijgt»? Zo nee, waar baseert u uw antwoord op? Hoe u dan wel met de melding(en) over deze hond omgegaan? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
De dierenpolitie is meermaals ter plaatse geweest en heeft geconstateerd dat er geen sprake is van een strafbaar feit. Uit navraag bij het korps is vast komen te staan dat woorden van deze strekking niet door de dierenpolitie zijn geuit.
Indien er klachten zijn met betrekking tot het optreden van de dierenpolitie dan kan hierover een klacht worden ingediend bij het desbetreffende korps ingevolge de klachtenregeling van de politie.
Bent u bereid om binnen zeven dagen ervoor te zorgen dat alle medewerkers van de meldkamer van 144 en alle agenten van de dierenpolitie volledig op de hoogte zijn van de geldende wet- en regelgeving, zodat in de toekomst wél snel en adequaat kan worden opgetreden wanneer overtredingen worden gemeld bij 144?
Alle medewerkers van het meldnummer 144 en alle politieambtenaren dierenpolitie zijn volledig op de hoogte van de geldende wet – en regelgeving. De medewerkers van het meldpunt 144 worden periodiek bijgeschoold en de politieambtenaren van de dierenpolitie hebben een aanvullende opleiding gevolgd bij de Politieacademie.
Naar aanleiding van deze casus is aanvullende informatie over waak- en heemhonden op het Politie kennisnet geplaatst en is tijdens de bijscholing van centralisten nog extra aandacht besteed aan het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond.
Hoeveel honden worden in Nederland nog 24 uur per dag aan de ketting gehouden en/of worden 24 uur per dag in een buitenren worden gehouden? Zo nee, bent u bereid om dit nog in 2012 in kaart te brengen?
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar en ik zie geen aanleiding dit in kaart te brengen.
Deelt u de mening dat de open normen in het nieuwe Besluit houders van dieren nauwelijks handvatten bieden voor controle en optreden tegen situaties van verwaarlozing en mishandeling, zoals bij gevallen waarbij honden langdurig en continu aan de ketting en/of in een buitenren wordt gehouden? Zo nee, waarop baseert u dat? Zo ja, op welke wijze en termijn gaat u dit verbeteren?
Zie antwoord vraag 5.
Natuurcompensatie in de Westerschelde |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat naar aanleiding van de uitspraak1 van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 december 2011 – waarin de Raad onder andere stelde dat het besluit ten aanzien van de begrenzing van het gebied ter hoogte van het Rammekensschor «niet berust op een deugdelijke motivering» – geconcludeerd moet worden dat bij het inrichten van het Rammekensschor als zanddepot vorig jaar minstens 30 hectare estuariene natuur van hoge kwaliteit in de Westerschelde, in strijd met de verplichtingen onder Europees recht, verloren gegaan is?
Uit de passende beoordeling die voor de vergunning voor het zanddepot is gemaakt, blijkt welke habitattypen en vogels in dit gebied voorkwamen. Door de aanleg van het zanddepot is een deel van die waarden verloren gegaan. Omdat de locatie buiten de begrenzing viel, was er echter geen sprake van een significant effect op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe, zodat de vergunning voor het zanddepot kon worden verleend. De afd. Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de grens van het Natura 2000-gebied niet zonder een adequate ecologische onderbouwing gebaseerd had mogen worden op eerder getrokken grenzen (bestemmingsplan, EHS, Vogelrichtlijngebied). De gegevens uit onder andere de passende beoordeling geven aanleiding om te concluderen dat een ecologisch gemotiveerde grens ook de oostelijke helft van het Rammekensschor had moeten omvatten.
Is het mogelijk om de natuurwaarden die aanwezig waren op het betreffende deel van het Rammekensschor op die locatie te herstellen? Zo ja, hoe en wanneer bent u van plan dat te doen?
Een deel van het Rammekensschor-oost is onaangetast gebleven. Het gedeelte dat nu onder het tijdelijke zanddepot ligt, kan weer worden hersteld als het zanddepot wordt opgeheven (de door de provincie Zeeland verleende vergunning voor het zanddepot is geldig tot 31 december 2015). Momenteel wordt zorgvuldig onderzocht hoe de grens van het Natura 2000-gebied precies moet komen te liggen. Pas daarna kan worden bepaald welke rechtsgevolgen dat moet hebben en wat dat concreet betekent voor de inrichting van deze locatie (inclusief de verantwoordelijksverdeling).
Kunt u kwantificeren hoeveel hectare van de in het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe aanwezige estuariene habitats sinds 2006 is verdwenen of significant in kwaliteit is achteruit gegaan onder invloed van de autonome neergaande trend en door ruimtelijke ingrepen buitendijks – zoals de dijkverbeteringen die door Rijkswaterstaat en het Waterschap Scheldestromen sindsdien zijn uitgevoerd en de aanleg van het zanddepot Rammekensschor?
Kwantificering is nu nog niet goed mogelijk, maar zal in het kader van het beheerplan wel moeten gebeuren.
De aanleg van het zanddepot heeft geen invloed gehad op oppervlak of kwaliteit van habitats in het Natura 2000-gebied, met name omdat het buiten het gebied ligt.
Kunt u per habitattype aangeven hoe, waar en wanneer u of de provincie Zeeland het hierbij verloren gegane natuurareaal en de verminderde kwaliteit van de beïnvloedde natuur in het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe zowel kwalitatief als kwantitatief gaat compenseren?
Nee, dat kan ik nog niet, omdat dit afhankelijk is van de uitkomst van het onderzoek dat is genoemd in antwoord 2.
Houdt u in uw beleid nu al rekening met projecten, zoals de ontwikkeling van de World Class Terminal (WCT), die de komende jaren zouden kunnen leiden tot een verdere achteruitgang van de in het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe beschermde natuurwaarden?
Met de ontwikkeling van de Westerschelde Container Terminal hoeft op dit moment nog niet specifiek rekening te worden gehouden. Als er plannen zijn die zouden kunnen leiden tot significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied, dan zullen die in een vergunningprocedure moeten worden beoordeeld. De maatregelen die nu worden genomen en voorbereid in het gebied zijn gericht op de instandhoudingsdoelstellingen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de derde termijn van het algemeen overleg Natura 2000/Programmatische aanpak stikstof?
Dat is helaas niet mogelijk gebleken.
De uitvoering van Natura 2000 beleid |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van Raad van State inzake het uitrijden van mest in de Eilandspolder (201012793/1/H4) en het artikel «Mest uitscheppen vanwege Noordse woelmuis»?1
Ja.
Is de veronderstelling, naar aanleiding van de uitspraken van de woordvoerder van het ministerie van EL&I, juist dat met de Programmatische Aanpak Stikstof en bijbehorende herstelmaatregelen mogelijke negatieve invloeden, zowel via uitspoeling als vervluchtiging, van het uitrijden van mest in en nabij Natura 2000-gebieden in principe gedekt worden?
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland vernietigd om niet handhavend op te treden tegen het zonder vergunning uitrijden van drijfmest. Het betrof het uitrijden in een Natura 2000-gebied. De afdeling Rechtspraak heeft uitgesproken dat hiervoor in beginsel een vergunning is vereist op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, voor zover er geen sprake is van bestaand gebruik.
Naar mijn oordeel kunnen de gevolgen van de uitspraak beperkt blijven, zeker nu de afdeling rechtspraak niet heeft gezegd dat mestuitrijden als zodanig een project met mogelijk significante gevolgen in de zin van de Habitatrichtlijn is. Veelal zal het mestuitrijden vallen onder «bestaand gebruik», mede door de verbreding van dat begrip door het amendement-Koopmans/Aptroot, Kamerstuk 32 588 nr.16 . Daarmee valt het buiten de vergunningplicht. De afgelopen jaren zijn de eisen ten aanzien van het uitrijden van mest alleen maar verscherpt, dus van wezenlijke wijzigingen van het bestaand gebruik die negatief zijn voor de realisatie van de natuurdoelstellingen zal vrijwel nooit sprake zijn.
Voor zover mest uitrijden wel onder de vergunningplicht valt, is het zaak om de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de beheerplannen zo snel mogelijk af te ronden. Met de PAS wordt de ecologische onderbouwing gegeven dat in bijna alle Natura 2000-gebieden de combinatie van depositiedaling en het uitvoeren van herstelmaatregelen voldoende is om verslechtering door mest uitrijden te kunnen tegengaan. Vervolgens kan in de beheerplannen het mest uitrijden vergunningvrij worden gemaakt.
Deelt u de zorg van betrokken veehouders en LTO dat het uitrijden van drijfmest in de Eilandspolder onmogelijk gemaakt zal worden en dat de genoemde uitspraak van Raad van State consequenties zal hebben voor andere gebieden in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe waardeert u het feit dat zelfs voor het eenmalig opvragen van natuurgegevens bij Het Natuurloket 275 euro per kilometerhok betaald moet worden in het licht van het feit dat de bewijslast voor ondermeer vergunningverlening bij de initiatiefnemer ligt en in het licht van de doelstelling van de Gegevensautoriteit Natuur, namelijk het bevorderen van de beschikbaarheid van natuurgegevens?
De Stichting GaN dient, als stichting zonder winstoogmerk, te komen tot een kostendekkende exploitatie van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Daartoe brengt zij voor zogenaamde losse leveringen het genoemde standaardtarief per kilometerhok in rekening. Voor aanvragen die een groot areaal beslaan, zoals de Eilandspolder kan het Natuurloket maatwerk leveren tegen gereduceerd tarief. Daarnaast biedt een abonnement de mogelijkheid van ongelimiteerde toegang. Het beleid van de Stichting GaN is erop gericht om, zodra de toestand van kostendekkend beheer van de NDFF bereikt is, in overleg met de gebruikers te besluiten over verlaging van de tarieven of verder ontwikkeling van de dienstverlening. Ik houd scherp in de gaten of de GaN voldoende werk maakt van kostenbeheersing. Dit is naar mijn oordeel het geval en ik waardeer de huidige opzet positief.
Is het waar dat het aantal provincies en andere lagere overheden dat gegevens opvraagt, afneemt ondermeer vanwege de daarmee gemoeide kosten, waardoor de noodzaak om de prijs te verhogen weer toeneemt? Zo ja, hoe waardeert u dat?
In tegendeel, het aantal abonnees neemt maandelijks toe. Dit neemt niet weg dat de toename langzamer gaat dan oorspronkelijk is geraamd.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat in ieder geval belanghebbende partijen, als vergunningaanvragers en bij het beheerplan betrokken partijen, al op korte termijn gratis en vrij toegang krijgen tot alle gegevens die in de Nationale Databank Flora en Fauna beschikbaar zijn?
Vergunningaanvragers en overige belanghebbende partijen kunnen zich richten tot de voortouwnemer van een beheerplan om relevante informatie op te vragen over de aanwezige natuurwaarden in een Natura 2000 gebied.
Bent u bereid alle in de nationale Databank Flora en Fauna beschikbare gegevens van de afgelopen twintig jaar over het voorkomen van de noordse woelmuis (H1340) en het habitattype veenmosrietland (H7140 B) in Natura 2000 gebied Eilandspolder, over het voorkomen van de noordse woelmuis (H1340), de gestreepte waterroofkever (H1082), de groene knolorchis (H1903), het habitattype veenmosrietland (H7140 B) en het habitattype blauwgrasland (H6410) in Natura 2000 gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck, en over het habitattype actieve hoogvenen (H7110A) in Natura 2000 gebied Engbertsdijkvenen aan de Kamer ter beschikking te stellen?
Nee, de voortouwnemer is de aangewezen partij om relevante informatie over de aanwezigheid van natuurwaarden in een Natura 2000 gebied op te vragen. zie ook vraag 6.
Het schieten van dieren nabij ecoducten |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het doodschieten van dieren door jagers nabij een ecoduct?1
Ja.
Is het waar dat in de nabijheid van ecoducten door jagers geschoten mag worden op overstekende dieren? Zo ja, om welke ecoducten gaat het dan? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid?
Voor zover bij mij bekend, is dat niet het geval. Zie ook het antwoord op Kamervragen over schietkansels bij ecoducten Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2009–2010 nr. 1359. Er is voor zover ik ben geïnformeerd geen sprake van het plaatsen of inrichten van wildkansels en hoogzitten in de directe nabijheid van ecoducten. Het beleid van Staatsbosbeheer is er op gericht dat wildkansels op gepaste afstand (tenminste 500 meter) van de ecoducten worden geplaatst, opdat de functie van het ecoduct, namelijk vrije passage van dieren, behouden blijft. Daarbij is er een rustzone van 10–20 ha rond een ecoduct. Het Gelders Landschap heeft aangegeven dat er geen ecoducten op zijn terreinen zijn.
De provincie Gelderland heeft in haar faunabeheerplan opgenomen dat er geen afschot binnen een straal van minimaal 250 meter van het ecoduct mag plaatsvinden. Er is dus geen aanleiding voor een afschotverbod. Navraag bij deze organisaties leert dat de situatie niet veranderd is.
Kunt u aangeven bij welke ecoducten er een verbinding gecreëerd is tussen voedselarme gebieden (zoals de Veluwe) en voedselrijke landbouwgronden (zoals bij Hierden)? Kunt u aangeven welke maatregelen getroffen worden om te voorkomen dat dieren die op zoek zijn naar voedsel geschoten worden?
Dat is niet bij het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bekend. Hier gaan de provincies over.
Kunt u in het geval van ecoduct bij Hierden aangeven of er afspraken zijn over het aantal edelherten en zwijnen dat gedoogd zal worden in het landbouwgebied en wat de plannen zijn met dieren die niet binnen dergelijke afspraken passen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het ongepast is miljoenen euro’s te investeren in de aanleg van ecoducten om dieren een veilige oversteek te bieden, en die dieren vervolgens door jagers af te laten schieten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid een landelijk afschotverbod in te stellen in een ruime zone rond ecoducten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u op de hoogte van de toestemming die de provincie Flevoland heeft verleend aan beroepsvissers om ’s winters te mogen vissen met «staandwant» in het Markermeer, terwijl jaarlijks een aanzienlijke hoeveelheid watervogels bij deze vorm van visserij de dood vindt?1 Hoe beoordeelt u dit?
Ik ben op de hoogte van de inhoud van de vergunning die de gedeputeerde staten van Flevoland op 25 januari 2012 op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) hebben verleend voor de beroepsvisserij in het Markermeer-IJmeer. Provincie Flevoland is hiervoor het bevoegde gezag en dient op grond van de Nbwet te bepalen in hoeverre door de vergunningaanvragers voldoende is onderbouwd dat er geen (significant) negatieve effecten optreden ten aanzien van de beschermde vogelsoorten.
Kunt u bevestigen dat uit onderzoek van de overheid is gebleken dat naar schatting 15 000 beschermde watervogels de dood vonden in 2003 in het Markermeer en het IJsselmeer tezamen door het toepassen van de visserijtechniek «staandwant»? Kunt u ook bevestigen dat dit er zelfs 50 000 betroffen in 1999 in hetzelfde gebied veroorzaakt door dezelfde visserijtechniek?
Er is in 1999 gerapporteerd door het RIZA (in opdracht van Rijkswaterstaat). De genoemde 50 000 betreft echter een schatting van de vogelsterfte in 1989. In 2003 is onderzoek gedaan door een onafhankelijk adviesbureau (in opdracht van het toenmalige Ministerie van LNV). Dit bureau heeft tevens de mogelijke maatregelen onderzocht die de bijvangst van watervogels verminderen. Zo bleek het plaatsen van jonen (drijvende bakens) met reflecterende strippen op de netten de bijvangst met 70% te reduceren.
Is het waar dat onder meer soorten als de tafeleend, de grote zaagbek en de toppereend slachtoffer worden van deze vistechniek? Kunt u bevestigen dat deze soorten een landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding kennen?
De bijvangst betreft watervogels die hun prooi achtervolgen in het water of op de bodem naar voedsel zoeken, zoals bovenstaande soorten. De in de vraag genoemde soorten kennen een landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding.
Deelt u de mening dat het doden van zoveel beschermde vogels niet is toegestaan en zeker niet in een Natura 2000-gebied dat juist is aangewezen ter bescherming van deze vogelsoorten?
De visserij met staand want is toegestaan als er kan worden onderbouwd dat er geen (significant) negatieve effecten optreden ten aanzien van de beschermde vogelsoorten. Door het opnemen van bepaalde vergunningsvoorwaarden (ondermeer het plaatsen van jonen en op belangrijke locaties een verbod op staand want), worden de (significant) negatieve effecten gemitigeerd. De provincie Flevoland heeft geoordeeld dat voldoende is onderbouwd dat er geen (significant) negatieve effecten optreden ten aanzien van de beschermde vogelsoorten.
Onderschrijft u dat de provincie Flevoland het natuurlijk gedrag van watervogels niet goed heeft beoordeeld wanneer zij aangeeft dat vogels zich kunnen bevrijden uit netten met een maaswijdte van boven de 14 centimeter, aangezien de watervogels onder water jagen met uitgeslagen vleugels? Zo nee, op basis van welk wetenschappelijk onderzoek ontleent u die zekerheid?
De provincie Flevoland beoordeelt of en onder welke voorwaarden kan worden gevist met staand want.
Deelt u de mening dat het vissen met «staandwant» in het Natura 2000-gebied Markermeer indruist tegen de nationale en internationale regelgeving? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid?
Zie antwoord op vraag 4.
Onderschrijft u dat u verantwoordelijk bent voor de correcte uitvoering en naleving van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet? Zo ja, wanneer en op welke wijze gaat u maatregelen treffen tegen de toestemming van de provincie Flevoland?
Ja, ik ben voor het gestelde verantwoordelijk. Ik zie echter geen aanleiding gebruik te maken van mijn bevoegdheid een aanwijzing te geven ter zake van de door Flevoland verleende vergunning. Er is mij op geen enkele wijze gebleken dat de vergunning niet weloverwogen is verleend. Eventuele bezwaren tegen de vergunning kunnen door partijen worden ingediend op de daarvoor geëigende wijze.
Het via een website tegen betaling aanbieden van jachtuitjes aan jagers |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat jagers via de website www.jachtinnederland.nl de mogelijkheid wordt geboden om tegen betaling dieren te doden op een locatie naar keuze?
Ja, ik ben daarvan op de hoogte.
Deelt u de mening dat initiatieven als deze een onwenselijke drempelverlaging bieden voor de plezierjacht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, ziet u mogelijkheden om op te treden tegen dergelijke vormen van jachttoerisme?
Jachthouders zijn verantwoordelijk voor de uitoefening van de jacht op hun jachtveld binnen de kaders van de Flora- en faunawet en wat betamelijk is voor een goed jachthouderschap. In mijn brief van 21 december 2011 (Kamerstuk 32 372, nr. 85) heb ik mijn visie over de uitoefening van de jacht gegeven.
De jacht op in het wild levende dieren moet altijd voldoen aan het uitgangspunt van verstandig en duurzaam gebruik, en dat principe moet op het niveau van de streek worden georganiseerd. Dit zorgt voor een maatschappelijk en ecologisch aanvaardbare uitoefening van de jacht. Daartoe moet een planmatige aanpak de spil worden voor de beoefening van de jacht. Jachthouders moeten zich niet kunnen ontrekken aan de samenwerkingsverbanden in de streek. Dit zal de sociale cohesie bevorderen. Deze maatregelen heb ik – voor zover mogelijk – een plek geven in het wetsvoorstel natuurbescherming, dat naar verwachting vóór het zomerreces ingediend zal worden bij uw Kamer.
Is het u bekend dat de Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging initiatieven als deze onacceptabel vindt en zegt: «… jagers kunnen nu een jacht kopen en gaan een paar uur naar een veld dat ze helemaal niet kennen om even wat te gaan schieten. Dat is niet de bedoeling»? Zo ja, welke consequenties verbindt u hier aan?1
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat jachttoerisme ingeperkt moet worden en dat dit een overheidstaak is? Zo ja, welk maatregelen gaat u treffen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot uw uitspraak «We willen niet dat vanuit Wassenaar 4wheeldrives naar Drenthe rijden om daar de hele dag te gaan knallen»?2
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoeveel jachtaktehouders Nederland telt? Deelt u de mening dat het verontrustend is dat 3500 van hen zijn aangesloten bij de genoemde website die jachttoerisme stimuleert? Zo ja, welke consequenties verbindt u hier aan? Zo nee, waarom niet?
Voor zover bij mij bekend waren er in 2010 ongeveer 27 450 jachtaktehouders in Nederland geregistreerd. Zie verder mijn antwoord op vraag 2, 3, 4, 6 en 10.
Deelt u de mening dat mensen die bereid zijn te betalen voor het mogen afschieten van een dier, daarmee aangeven dat niet vermeend beheer of schadebestrijding centraal staat in de uitoefening van hun hobby, maar het plezier om bepaalde diersoorten te mogen doden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat in Nederland een overpopulatie aan jagers actief is, gelet op het feit dat het aantal jachtgronden in Nederland kennelijk schaars is, waardoor nieuwe jagers tegen betaling opzoek gaan naar jachtgronden in binnen- en buitenland en deze nieuwe jagers voor schadebestrijding kennelijk niet nodig zijn, daar ze hiervoor niet gevraagd worden? Zo ja, bent u bereid een stop op nieuwe jachtaktes in te stellen gelet op deze overpopulatie? Zo nee, waarom niet?
Nee, actieve jagers zijn nodig voor een goede ondersteuning van lokaal beheer en schadebestrijding.
Zie verder mijn antwoord op vraag 2, 3, 4, 6 en 10.
Kunt u aangeven of en zo ja, voor welk bedrag overheidsmiddelen worden ingezet voor de opleiding van jagers? Bent u bereid deze middelen per direct te bevriezen gelet op het kennelijke overschot aan jagers?
De overheid subsidieert de jagersopleiding niet.
Is bekend hoeveel Nederlandse jagers dieren doden buiten hun eigen jachtveld(en)? Zo nee, bent u bereid hier een onderzoek naar in te stellen gelet op uw eerdere uitspraken omtrent jachttoerisme?
Er is een WBE-databank die afschot van diverse dierensoorten registreert. Echter het is niet mogelijk om uit deze databank gegevens op te dissen over het afschot buiten de eigen jachtvelden.
Bent u bereid toeristische trips waarbij tegen betaling dieren mogen worden gedood, te verbieden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Zie antwoord vraag 2.
De berichtgeving dat het Loodswezen een miljoenenstrop lijdt vanwege het aanhoudende gesteggel omtrent de ontpoldering van de Hedwigepolder |
|
Pauline Smeets (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hedwige-conflict kwelt loodswezen»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de betalingsproblemen met de Vlaamse overheid die het Loodswezen treffen?
Ja.
Kunt u bevestigen dan wel ontkennen dat de weigering van Vlaanderen om tot betaling over te gaan te maken heeft met de weigering van Nederland om haar internationale verplichting jegens Vlaanderen – waaronder het ontpolderen van de Hedwigepolder – na te komen? Wilt u uw opvatting in deze toelichten?
Het in de vragen veronderstelde verband tussen natuurherstel in de Westerschelde en de overige genoemde dossiers is mij niet bekend.
Bent u bereid om met de Vlaamse regering in overleg te gaan over deze betalingen en daarbij toe te zeggen de Hedwigepolder zoals afgesproken te zullen ontpolderen? Zo neen, waarom niet?
De minister van Infrastructuur en Milieu is bereid het geschil tussen het Nederlands Loodswezen en de Vlaamse regering over de betalingen bij haar Vlaamse collega onder de aandacht te brengen. Met haar Vlaamse collega deelt zij namelijk de verantwoordelijkheid voor het nautisch beheer in het Scheldegebied. Daarbij zij aangetekend dat de Nederlandse overheid geen partij is in het geschil over de betalingen. Het geschil betreft namelijk de uitvoering van overeenkomsten die zijn gesloten tussen het Nederlands Loodswezen en de Vlaamse regering. Dit geschil is door beide partijen voor bindende arbitrage voorgelegd.
Het ontpolderen van de Hedwigepolder is niet aan de orde. Hierover heb ik uw Kamer recent bij brief van 20 januari 2012 nog geïnformeerd (Tweede Kamer 2011–2012, 32 670, nr. 32).
Kunt u aangeven welke andere dossiers hinder ondervinden van het conflict met Vlaanderen over de ontpoldering van de Hedwigepolder? Zijn bijvoorbeeld het doortrekken van de Hogesnelheidslijn (HSL), de strubbelingen rond de IJzeren Rijn en het niet doorzetten van het project ROBEL ook gevolg van dit conflict?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een overzicht geven van de financiële, materiële en niet-materiële voordelen als de afspraken met België c.q. Vlaanderen over de Hedwigepolder wel zouden worden nagekomen?
Een dergelijk overzicht acht ik niet opportuun, daar het ontpolderen van de Hedwigepolder niet aan de orde is.
Een vrijwillig wetenschappelijk moratorium van 60 dagen op onderzoek naar levensgevaarlijk vogelgriepvirus |
|
Henk Jan Ormel (CDA) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het wereldwijde vrijwillige moratorium op het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek met hoogpathogene aviaire influenza H5N1 virussen gedurende 60 dagen?1
Ik vind het belangrijk dat de discussie over dit onderzoek zorgvuldig gevoerd wordt. De uitkomsten zullen in de toekomst dienen om ander onderzoek aan te ijken. Doel is in overleg tot een voor alle partijen werkbare oplossing te vinden die de wetenschappelijke vrijheid respecteert en ondersteunt, maar waarborgen schept voor non-proliferatie. Het vrijwillige moratorium laat zien dat ook de wetenschap het dual use dilemma belangrijk vindt. Ik kan dit alleen maar toejuichen.
Wordt er, zoals voorgesteld in Science, gedurende deze 60 dagen een internationaal forum georganiseerd over de voor- en nadelen van onderzoek naar het ontstaan van een humane influenza epidemie? Wie organiseert dit forum?
Nederland heeft, samen met de Verenigde Staten, de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) verzocht een faciliterende rol te spelen in deze discussie en een internationaal overleg te organiseren. De WHO organiseert naar aanleiding hiervan op 16 en 17 februari een eerste overleg. Aan tafel zitten – naast de WHO – onder andere experts uit de VS, Japan, Nederland, Vietnam en Indonesië. Het overleg heeft het karakter van een technische bijeenkomst met een wetenschappelijke insteek vanuit een gezondheidsperspectief. De uitkomst ervan kan dienen als input voor mogelijke vervolgbijeenkomsten, waarbij ook andere landen kunnen aansluiten.
Het huidige dilemma benaderen vanuit het gezondheidsperspectief alleen is echter niet voldoende. Deze discussie moet nadrukkelijk óók gevoerd worden vanuit andere invalshoeken, zoals het veiligheids- en een non-proliferatieperspectief, om tot een gebalanceerd standpunt te komen. Bovendien moet worden gekeken naar de verplichtingen waaraan Nederland en andere landen internationaalrechtelijk gebonden zijn. Ik zie de bijeenkomst van de WHO dan ook nadrukkelijk als een start van een internationaal debat over het delen van de resultaten van dit type onderzoek. In dat debat zullen de gezondheidskundige voordelen moeten worden afgewogen tegen de risico’s.
Neemt de Nederlandse overheid deel aan dit forum?
Ja.
Vindt u dat een moratorium van 60 dagen genoeg is om wereldwijd tot afspraken te kunnen komen over veiligheidsnormen voor onderzoek naar het ontstaan van een humane influenza epidemie?
Of een moratorium van 60 dagen voldoende zal zijn om tot wereldwijde afspraken te komen zal de tijd moeten uitwijzen. Als meer tijd nodig is dan verwacht ik dat partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Ik constateer in elk geval dat er een zorgvuldig proces in gang is gezet om tot een uitkomst te komen.
Vindt u het wenselijk dat onderzoekgegevens naar het muteren van een influenza H5N1 virus zonder enige terughoudendheid gepubliceerd kunnen worden?
Dit is geen eenvoudige vraag en schetst het dual use dilemma waar we nu mee te maken hebben. Er moet rekening worden gehouden met internationale instrumenten zoals het Biologische en Toxine Wapenverdrag, VN Veiligheidsraadresolutie 1 540 en het Pandemic Influenza Preparedness Framework (PIPF). Enerzijds is er de wetenschappelijke vrijheid en het belang voor de volksgezondheid, anderzijds zijn er de veiligheids en non-proliferatie aspecten. Ik vind het dan ook belangrijk dat er internationaal vanuit meerdere invalshoeken naar dit dilemma gekeken wordt. Ik kan en wil dan ook nu niet vooruitlopen op de uitkomsten van de internationale discussies die hierover op dit moment gevoerd worden.
Zijn er door de Nederlandse overheid vergunningen verleend voor wetenschappelijk onderzoek naar andere micro-organismen die een potentieel gevaar voor de volksgezondheid en de staatsveiligheid kunnen opleveren? Zo ja, kunt u daar een overzicht van geven?
De Nederlandse overheid houdt via vergunningen of anderszins toezicht op wetenschappelijk onderzoek met potentieel gevaarlijke, al dan niet genetisch gemodificeerde micro-organismen. Het toezicht van de overheid waarborgt daarbij dat het onderzoek uitgevoerd wordt op een manier die geen gevaar oplevert voor de volksgezondheid, bijvoorbeeld met behulp van veiligheidsvoorschriften. De overheid heeft vanuit de toezichtstaak overzicht over de verschillende onderzoeksprojecten. Juist in het belang van de staatsveiligheid kan er geen openbaar overzicht van die projecten worden gegeven.
Deelt u de mening dat het risico van bioterrorisme zeker zo groot is als het risico van nucleair terrorisme en dat wetenschappelijke publicaties aan dezelfde voorwaarden moeten voldoen?
De risico’s van verschillende uitingen van terrorisme laten zich niet eenvoudig vergelijken, vanwege de verschillen in aard van de terroristische daden en de mogelijke gevolgen ervan. Voor zowel het maken van biologische wapens als nucleaire wapens is veel specialistische kennis, kunde en materiaal nodig. Het wordt op dit moment niet waarschijnlijk geacht dat een terroristische groepering op eenvoudige wijze deze wapens kan vervaardigen. Het blijft echter van het grootste belang dat zowel tegen nucleair terrorisme als tegen bio-terrorisme gepaste maatregelen worden genomen. Wat dit betekent voor de wijze waarop omgegaan moet worden met wetenschappelijke publicaties voor het biologische terrein, daarover loopt nu juist de internationale discussie (zie ook het antwoord op vraag 2).
Hoe is de controle op deze risico’s geregeld bij publicaties over nucleair onderzoek?
Het Geheimhoudingsbesluit Kernenergiewet bevat bepalingen die de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie over nucleaire technologie waarborgen. Hieronder vallen ook onderzoeksresultaten. Daarnaast geldt voor de uitvoer van nucleaire goederen en technologie een vergunning vereist is van de Staatssecretaris van EL&I.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat in de Europese Unie een orgaan wordt opgericht dat, naar analogie van het National Science Advisory Board for Biosecurity in de Verenigde Staten, artikelen beoordeelt op het risico dat mogelijke informatie in handen van terroristen kan komen?
Ik vind het belangrijk dat we een manier vinden om vooraf en/of achteraf een moment van reflectie in te bouwen wanneer we nieuwe onderzoeksvragen bekijken die vergelijkbare gevolgen kunnen hebben als het onderhavige. Ik vind dat een dergelijke risicobeoordeling bij uitstek een overheidstaak is. Er zijn meerdere manieren om dit te organiseren. Een werkwijze als met een met de NSABB vergelijkbare organisatie, die de overheid adviseert over risico’s, is er daar één van. Ik wil in de komende maanden nagaan welke andere mogelijkheden er zijn en welke daarvan wenselijk en mogelijk zijn. Alle keuzen roepen beleidsmatige vragen op waar ik op dit moment nog geen antwoord heb en die ook in internationaal verband moeten worden beantwoord. Ik zal die daar agenderen.
Wanneer kan de Kamer de brief verwachten over het al dan niet publiceren van onderzoekgegevens die een potentieel gevaar voor de volksgezondheid en de staatsveiligheid kunnen opleveren, waarin verzocht in de regeling van werkzaamheden op 21 december 2011, voordat het vrijwillige moratorium afloopt?
Parallel aan deze set Kamervragen.
De onbeheersbaarheid van de populatie wilde zwijnen bij het Leenderbos door toedoen van jagers |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat volgens boeren de populatie wilde zwijnen nabij het Leenderbos onbeheersbaar is geworden door toedoen van jagers?1
Ja.
Is het waar dat boeren met gebruikmaking van kunstlicht willen jagen en dat deze jachtmethode in strijd is met de Beneluxovereenkomst? Zo nee, op welke informatie baseert u uw antwoord?
De Benelux-regelgeving inzake Jacht en Vogelbescherming2 verbiedt het gebruik van kunstlicht bij de uitoefening van de jacht. Deze regelgeving ziet op de harmonisatie van de jachtregelgeving binnen de Benelux. De jacht op het wild zwijn is in Nederland niet toegestaan. Het is immers niet aangewezen als bejaagbare soort. De genoemde Benelux-regelgeving is niet van toepassing op beheer en schadebestrijding tegen niet bejaagbare soorten. Te uwer informatie vermeld ik nog dat de Secretaris-Generaal van de Benelux een voorstel tot verduidelijking van de beschikkingen bij de Benelux-overeenkomst Jacht en Vogelbescherming in procedure heeft gebracht.
Ik ondersteun dat voorstel omdat ik vind dat gedeputeerde staten als verantwoordelijke voor de uitvoering van beheer en schadebestrijding, moet kunnen kiezen uit een breed palet van middelen. Bij die keuze moet niet de harmonisatie van jachtregelgeving een rol spelen, maar de vraag of de toepassing van het middel bijdraagt aan de effectieve uitvoering zonder onnodig lijden bij het dier te veroorzaken
Is het waar dat jagers er belang bij hebben de populatie zodanig te beheren dat er voldoende te schieten overblijft en er daardoor conflicterende belangen tussen jagers en boeren ontstaan? Zo nee, waarop baseert u uw antwoord? Zo ja, welke consequenties verbindt u hier aan?
Er is geen sprake van een gewapend conflict, van rivaliserende groepen wapendragers of impliciete dreigementen. Provincie Noord-Brabant is verantwoordelijk voor het beheer van schadeveroorzakende soorten in de provincie. De betrokken boeren hebben hun bezwaar bij gedeputeerde staten ingediend. Het is aan hen om over deze zaak te oordelen. Bij het beheer van de zwijnenpopulatie is een goede coördinatie van de activiteiten van belang. Dit geldt in het bijzonder bij afschot na zonsondergang, wanneer het beperkte zicht tot gevaarlijke situaties kan leiden.
Is het waar dat de rivaliteit tussen jagers en boeren zo hoog is opgelopen dat samen jagen tot veiligheidsproblemen zou kunnen leiden? Zo ja, moet hierbij gedacht worden aan een gewapend conflict en welke consequenties verbindt u hier aan? Zo, nee, waarom niet en waar moet dan wel aan gedacht worden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat rivaliserende groepen wapendragers in de Nederlandse samenleving spreken over veiligheidsproblemen wegens tegengestelde belangen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen wilt u nemen om dit op te lossen?
Zie antwoord vraag 3.
Weet u dat de adjunct-secretaris van Faunabeheereenheid Noord-Brabant heeft gesteld dat hij vanwege de veiligheid boeren en jagers niet samen wil laten jagen? Is dit naar uw mening bedoeld als een impliciet dreigement? Zo nee, hoe dan?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het laten beheren van dierpopulaties niet aan actieve belanghebbende jagers kan worden overgelaten gelet op de ontstane problemen in Brabant? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke beleidsmaatregelen gaat u nemen om de jacht en het beheer door deze belanghebbenden in te perken?
Regionale jagers zijn goed in staat om een bijdrage te leveren aan beheer en schadebestrijding. De in het artikel geschetste tegengestelde belangen herken ik niet.
Het bericht dat een vermeende stroper die een vergoeding heeft ontvangen van de gemeente Putten |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vergoeding voor vermeend stroper»?1
Ja.
Is het waar dat de rechter heeft vastgesteld dat het hebben van een dode ree en een dode vogel in een vangkooi op terrein van Natuurmonumenten als lokaas niet strafbaar is? Zo nee, wat is dan de grond van de vrijspraak? Zo ja, op welke grond zijn genoemde feiten niet strafbaar?
Nee. Op het terrein van Natuurmonumenten in Putten is in november 2009 een kastval aangetroffen met daarin, als lokaas, een dode ree en een dode vogel. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt, waarin naar de relevante wetsartikelen is verwezen. Op basis van het proces-verbaal is de verdachte, conform de toepasselijke richtlijn, een transactieaanbod van € 250,00 gedaan. Aangezien de verdachte de transactie niet heeft voldaan, is het Openbaar Ministerie tot dagvaarding overgegaan.
Bij het opstellen van de dagvaarding is een fout gemaakt. De dagvaarding was gebaseerd op artikel 15, tweede lid van de Flora- en faunawet terwijl de juiste grondslag artikel 16, tweede lid van de Flora- en faunawet had moeten zijn. Tijdens de behandeling ter terechtzitting op 28 februari 2011 heeft de officier van justitie de fout geconstateerd en ontslag van alle rechtsvervolging geëist. De rechtbank heeft het OM in dit oordeel gevolgd. Derhalve is de rechtbank niet aan een inhoudelijk oordeel toegekomen over het hebben van een dode vogel en ree in de vangkooi. Van vrijspraak is dan ook geen sprake.
Is het waar dat in het opgemaakte proces-verbaal de juiste gronden stonden vermeld is en dat het Openbaar Ministerie (OM) in de tenlastelegging onjuiste gronden heeft gebruikt op basis waarvan de rechter tot vrijspraak besloot? Zo ja, hoe heeft dit kunnen gebeuren en bent u bereid het OM hierop aan te spreken?
Zie antwoord vraag 2.
Overweegt het OM hoger beroep tegen de uitspraak? Zo nee, waarom niet?
Het OM heeft besloten geen hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak van de rechtbank, nu er sprake was van een relatief gering strafrechtelijk belang, het strafbare feit geen misdrijf was maar een overtreding, en er sprake was van een aan het OM toe te rekenen omissie. De zaak is binnen het OM besproken om herhaling in toekomstige zaken te voorkomen.
Deelt u de mening dat het geven van vergoedingen aan personen die dode dieren als lokaas gebruiken om vossen te lokken een verkeerd signaal vormt? Zo nee, waarom niet?
De vergoeding die de gemeente heeft gegeven houdt geen verband met het gebruik van dode dieren als lokaas, maar had betrekking op de gemaakte kosten voor de rechtszaak. De gemeente en de man hebben daarbij afgesproken dat de man afziet van procedures tegen de gemeente. Het is niet aan mij om daar een oordeel over te geven.
Het op slot blijven van ecoducten op de Veluwe voor groot wild |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Is het waar dat ecoducten op slot blijven voor groot wild?1
De provincie Gelderland heeft drie ecoducten nog niet opengesteld voor herten omdat er nog aanvullende inrichtingsmaatregelen moeten plaatsvinden alvorens herten er «veilig» gebruik van kunnen maken. Bij één ecoduct ontbreekt bijvoorbeeld nog een raster langs de treinbaan die wordt gepasseerd.
Het is dus niet waar dat deze ecoducten permanent op slot zullen blijven voor groot wild.
Overigens is het al dan niet afsluiten van ecoducten een zaak van de provincie.
Wat vindt u ervan dat de ecoducten op de Veluwe, die bedoeld zijn om dieren de mogelijkheid te geven om vrij te kunnen trekken over de Veluwe en naar andere gebieden, op slot blijven?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het risico op de verspreiding van dierziekten via een ecoduct erg gering is? Zo nee, op welk concreet onderzoek baseert u zich?
Onderzoek naar het veterinair risico van edelherten en damherten in robuuste verbindingen voor de veehouderij in Nederland ( Central Veterinary institute, Wageningen UR, rapport 09/CV10253) heeft aangetoond dat het risico klein is. Ondanks een lichte toename van het leefgebied blijft het risico op verspreiding van dierziekten klein.
Zie tevens het rapport Robuuste Verbinding en wilde hoefdieren (Alterra-rapport 1506). Dit rapport is u aangeboden op 20 december 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 576, nr. 47).
Indien u van mening bent dat het risico op verspreiding van dierziekten via een ecoduct groot is, waarom is deze zorg niet eerder in beschouwing genomen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u ervan dat de provincie de belangen van lokale boeren voorop stelt en voorbij gaat aan het brede draagvlak in Nederland voor de aanleg en openstelling van deze ecoducten?
De provincie Gelderland is voornemens deze 3 ecoducten geleidelijk open te stellen, afhankelijk van het draagvlak in het gebied en de mate waarin de natuurinrichting is gevorderd. Dit is de verantwoordelijkheid van de provincie en ik ga ervan uit dat de provincie de ecoducten zal openstellen, zodra ze dat mogelijk acht.
Deelt u de mening dat de ecoducten zo gauw mogelijk moeten worden opengesteld, zodat zij het doel dienen waarvoor ze zijn aangelegd en dieren vrij over de Veluwe kunnen trekken. Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De arrestatie van vrijwilligers van Sea Shepherd en over de bedreigingen die aan het adres van Sea Shepherd zijn gedaan |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Kunt u aangeven hoe het nu is met Erwin Vermeulen, de vrijwilliger van Sea Shepherd die in Taji beelden wilde maken van de handel in uit het wild gevangen dolfijnen voor dolfinaria, en de dolfijnenslachtingen die daar op volgen, en nu wordt vastgehouden door de Japanse politie?
De heer Vermeulen is in voorarrest in afwachting van de rechtszaak.
Kunt u aangeven wat nu het verloop van zijn proces zal zijn?
De rechtszaak dient op 26 en 27 januari 2012.
Is de aanklacht tegen de heer Vermeulen nu eindelijk duidelijker geformuleerd? Kunt u aangeven op welke informatie deze aanklacht is gebaseerd?
De heer Vermeulen wordt verdacht van geweldpleging. De aanklacht is gebaseerd op onderzoek van het Japanse OM.
Kunt u bevestigen dat hij, zonder aanwezigheid van een tolk en een advocaat, is verhoord door de Japanse politie? Zo ja, hoe beoordeelt u dit? Deelt u de mening dat aan een eventueel afgegeven verklaring door Vermeulen op deze wijze geen waarde kan worden gehecht?
De Japanse politie heeft laten weten dat bij alle verhoren een tolk Engels-Japans aanwezig is geweest. De heer Vermeulen heeft een advocaat in de arm genomen.
Op welke wijze is uw ministerie op dit moment betrokken bij de heer Vermeulen? Wat doet u om hem weer in vrijheid te krijgen en een eerlijke rechtsgang te garanderen?
De heer Vermeulen ontvangt consulaire bijstand. Nederland treedt niet in de rechtsgang van Japan en spreekt zich niet uit over de schuldvraag of strafmaat.
Kunt u preciseren wat u bedoelde toen u in uw antwoord op mondelinge vragen dat de heer Vermeulen een medewerker van het hotel «gewelddadig benaderd heeft toen hij bepaalde werkzaamheden wilde verrichten»?1 Van wie heeft u deze informatie gekregen? Hoe verhoudt dit zich tot het verhoor? Kunt u zeggen of er getuigen waren van het vermeende incident?
De informatie is gebaseerd op de politie-informatie die het consulaat-generaal in Osaka van de Japanse politie ontving. Ik ga verder niet in op zaken die onder de rechter zijn.
Kunt u bevestigen dat er naast de heer Vermeulen ook andere vrijwilligers van Sea Shepherd zijn gearresteerd?2 Zo ja, om hoeveel mensen gaat het en om welke reden zijn zij opgepakt? Kunt u ook voor deze mensen het verdere verloop van het proces schetsen en aangeven op welke wijze uw ministerie bij deze mensen betrokken is?
Ik beschik niet over informatie dat ook andere vrijwilligers van Sea Shepherd zijn gearresteerd.
Is het waar dat de Japanse politie een inval heeft gedaan in het hotel waar mensen van de organisatie Sea Shepherd verbleven? Zo ja, wat was de aanleiding voor deze inval volgens u?
De Japanse autoriteiten bevestigen dat zij een inval hebben gedaan. Over de aanleiding doen de autoriteiten geen uitspraak.
Kunt u bevestigen dat tijdens deze inval ook de bagage van de heer Vermeulen is meegenomen? Waarom zou dit het geval zijn? Kunt u aangeven of de heer Vermeulen deze bagage direct zelf heeft ontvangen in zijn politiecel?
Ik kan niet op details ingaan van individuele zaken die nog onder de rechter zijn.
Kunt u de garantie geven dat u alles in het werk stelt om te voorkomen dat een Nederlands staatsburger en oneerlijke rechtsgang tegemoet gaat en op oneerlijke gronden wordt vastgehouden? Zo nee, waarom niet?
De heer Vermeulen ontvangt consulaire bijstand. Nederland treedt niet in de rechtsgang van Japan.
Heeft u contact met de Japanse autoriteiten opgenomen naar aanleiding van de bedreiging die aan het adres van Sea Shepherd zijn gedaan?3 Zo nee, waarom niet en bent u bereid alsnog uw zorgen te uiten over deze extreemrechtse militie die op internet doodsbedreigingen tegen de vrijwilligers van Sea Shepherd, die zijn uitgevaren om de illegale Japanse walvisjacht te stoppen? Zo ja, welke reactie heeft u van de Japanse autoriteiten ontvangen?
De Nederlandse ambassade in Tokio heeft de Japanse autoriteiten geïnformeerd over de dreigende boodschap aan de Sea Shepherd Conservation Society (SSCS) die de «Nikkyoku-kai Private Army» op YouTube heeft geplaatst en haar zorgen hierover uitgesproken. Zie verder mijn antwoord op vraag 12.
Deelt u de mening dat de groep die deze bedreiging heeft geuit, zou moeten worden opgespoord en opgepakt? Zo nee, hoe verhoudt zich dit tot uw oproep aan zowel Japan als Sea Shepherd om alles in het werk te stellen om te voorkomen dat mensenlevens in gevaar komen en uw uitspraak dat wie de veiligheid in gevaar brengt kan worden aangeklaagd? Zo ja, bent u bereid Japan op te roepen alles in het werk te stellen om deze groep op te sporen en aan te klagen?
Of de betreffende groep in dit geval zou moeten worden opgespoord dan wel opgepakt is een aangelegenheid voor de Japanse autoriteiten.
Mijn oproep aan zowel de SSCS als aan de Japanse walvisvloot heeft betrekking op het handhaven van de veiligheid op volle zee.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat wie de veiligheid in gevaar brengt ook daadwerkelijk zal worden aangeklaagd? Kunt u bevestigen dat Sea Shepherd steeds heeft meegewerkt aan onderzoek naar vermeende incidenten en Japan niet? Wat betekent dit voor eventuele vervolging van walvisjagers?
Indien het Openbaar Ministerie daartoe voldoende aanleiding ziet, zal het strafrechtelijke vervolging instellen. Daarbij is het opportuniteitsbeginsel leidend.
Zowel SSCS als Japan hebben in het verleden informatie aangeleverd over voorgedane incidenten. Deze informatie vormde onvoldoende aanleiding om een strafrechtelijk onderzoek te starten.
Kunt u zeggen welke verantwoordelijkheid u voelt en neemt voor de veiligheid van de (Nederlandse) medewerkers en vrijwilligers van Sea Shepherd, die deels onder Nederlandse vlag vaart, nu de Japanse walvisvloot zich bewapend heeft en een aantal leden van de Japanse kustwacht aan boord politionele bevoegdheden heeft?
Het Japanse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft mij desgevraagd nogmaals verzekerd dat de Japanse walvisvloot niet bewapend is. Ten aanzien van de aanwezigheid van leden van de kustwacht aan boord van de walvisvloot benadrukte het ministerie dat dit geen militairen zijn. Het betreft burgerpersoneel met rechtshandhavingsbevoegdheden, die tot taak hebben te waken over de veiligheid van de walvisvloot en hun opvarenden, met gebruik van «het minimum niveau van geweld nodig om zichzelf, andere opvarenden en eigendommen te beschermen tegen obstructief gedrag van de actievoerders».
De Nederlandse regering heeft zowel de SSCS als de Japanse walvisvloot opgeroepen zich te houden aan de (inter)nationale regels inzake de veiligheid op zee en wederom gewaarschuwd voor de risico’s die acties in de afgelegen omgeving van de Zuidelijke Oceaan met zich meebrengen. Uit eerdere gesprekken met Nederlandse vertegenwoordigers van de SSCS bleek dat zij zich bewust zijn van de hoge risico’s: zij hebben daartoe zelf vrijwillig een SSCS-waiver of liability ondertekend.
Is Nederland bereid het voortouw te nemen in het handhaven van het internationale verbod op de commerciële walvisjacht, bijvoorbeeld door middelen ter beschikking te stellen om ter plaatse te kunnen patrouilleren?
Over de versterking van het toezicht op de naleving en van andere elementen van het Verdrag tot regeling van de walvisvangst vindt overleg plaats in de Internationale Walvisvaart Commissie. Nederland maakt zich sterk voor strikte naleving ervan. Het past echter niet binnen de verdragssystematiek om unilaterale maatregelen te nemen om het moratorium op de commerciële walvisjacht te handhaven.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden gezien de urgentie van de zaak?
Ja.
Het bericht dat orka Morgan gebruikt zal worden in een fokprogramma en in shows |
|
Marianne Thieme (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Kent u het radiofragment waarin de nieuwe trainer van orka Morgan in Loro Parque vertelt dat Morgan op zal gaan treden in shows en tevens gebruikt zal worden voor een fokprogramma?1
Ja.
Hoe verhoudt deze situatie zich tot uw woorden2 dat onderzoek en educatie voorop zouden staan bij Loro Parque? Waaruit blijkt volgens u dat Morgan voor onderzoek en educatie wordt ingezet?
De orka verblijft in een EU-lidstaat en daar is het Europees recht en CITES regelgeving van toepassing. Ik heb mijn besluit om in te stemmen met de verplaatsing van Morgan naar Loro Parque mede gebaseerd op de goedkeuring die de Spaanse autoriteit heeft verstrekt en hun bevestiging dat Loro Parque voldoet aan educatieve en wetenschappelijke onderzoeksdoeleinden voor orka’s. Het is niet aan mij maar aan de Spaanse autoriteiten om toe te zien op CITES wetgeving en internationale verdragen inzake zeezoogdieren.
De overdracht van orka Morgan naar Tenerife, waar ze in een bassin wordt gehouden, was de uitkomst van een keuze tussen twee opties. Het was voor haar bestwil, dat ze uit Harderwijk wegging. De optie waarbij ze zeer waarschijnlijk in eenzaamheid zal leven en geen contact maakt met soortgenoten, leek mij een slechtere keuze dan die, waarbij ze in een veel groter bassin met soortgenoten gehouden zou worden. Het is echter geen ideale omgeving voor een wild dier, dat ben ik met u eens, zoals ik al eerder heb gezegd.
Dat er bericht wordt dat de orka aansluiting gevonden heeft bij soortgenoten is goed nieuws.
Hoe definieert u de educatieve waarde van het opsluiten van orka’s gelet op uw uitspraken in de Kamer tijdens de debatten over de toekomst van Morgan, waarbij u zei: «Ik vind het ook helemaal niets, orka’s in bassins. Dat ben ik met iedereen eens. Hoe groot je de bassins ook maakt, het is gewoon niets voor die dieren. Zij zijn er veel te groot voor, zij zijn aangewezen op behoorlijk grote groepen en zij hebben bewegingsruimte nodig. Het is een noodoplossing.»?2
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het voornemen van Loro Parque om met Morgan te gaan fokken, gelet op uw terechte beoordeling dat orka’s niet thuishoren in bassins? Wat vindt u ervan dat straks niet alleen Morgan, maar ook haar nakomelingen hun leven moeten slijten in een bassin? Welke stappen gaat u ondernemen om te voorkomen dat Morgan ingezet zal worden in een fokprogramma, aangezien dit blijkens uw uitspraken in de Kamer niet ten grondslag lag aan de door u verleende vergunning die de verhuizing van Morgan naar Loro Parque mogelijk heeft gemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u de tegenstrijdige berichtgeving over het welzijn van orka Morgan in Loro Parque, waarbij verschillende media denken te weten dat Morgan het enorm «naar haar zin heeft» terwijl bezoekers van Loro Parque melden dat Morgan stil in een hoekje van haar bassin ligt, af en toe stressgeluiden maakt en een wond heeft aan haar rugvin?3 Bent u bereid onafhankelijke orka-deskundigen te laten onderzoeken hoe het met Morgan is gesteld? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over de aanpak, werkwijze en termijn waarop dat zal gebeuren? Zo neen, waarom wilt u niet door onafhankelijke deskundigen worden geïnformeerd over het welzijn van de orka die u zelf naar dit park heeft gestuurd?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe legt u uit dat Morgan direct aansluiting zou hebben gevonden bij de andere, voor haar vreemde, orka’s in Loro Parque, gelet op uw beslissing om Morgan niet te laten terugkeren naar zee omdat u naar eigen zeggen bang was dat zij geen aansluiting zou vinden bij haar familie, terwijl ook van wilde orka’s geluidsopnamen beschikbaar waren en gebruikt hadden kunnen worden om die aansluiting mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 2.
Thuisslachting konijnen |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Is het u bekend dat er o.a. op markplaats levende konijnen te koop worden aangeboden om «thuis klaar te maken»?1
Ja.
Deelt u de mening dat er hard opgetreden moet worden tegen het te koop aanbieden van levende dieren voor de private slacht, gezien het feit dat thuisslachting strafbaar is? Zo nee, waarom niet?
Thuisslachting voor privaat gebruik is onder voorwaarden toegestaan en niet strafbaar. De slacht voor eigen privaat gebruik is uitgezonderd van de werkingssfeer van de Europese voedselveiligheidswetgeving. Wel dient de particulier te voldoen aan de regels voor het doden van dieren zoals vastgelegd in de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD) en het besluit »doden van dieren». De NVWA houdt toezicht op de naleving van deze regelgeving.
De website «marktplaats» informeert de gebruiker dat het niet is toegestaan om dieren aan te bieden of te vragen in strijd met de geldende wetgeving.
Welke maatregelen worden er genomen om dit soort thuisslachting te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt er door de dierenpolitie of de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit actie ondernomen om dit soort adverteerders rond de kerst- en andere feestdagen op te sporen en te bestraffen? Zo nee, waarom niet?
Thuisslachtingen zijn niet verboden. De NVWA houdt toezicht op de naleving van de regelgeving voor het doden van dieren conform de GWWD.
Bent u bereid om extra maatregelen te nemen om dergelijke commerciële aanbiedingen tijdens feestdagen te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om tijdens de kerstperiode extra capaciteit in te zetten ter controle en handhaving van het verbod op thuisslachtingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De 28 in beslag genomen pony's in Elkenrade |
|
Marianne Thieme (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Kent u de berichtgeving over de 28 pony’s die op 9 november jl. in Elkenrade in beslag zijn genomen?1 Kunt u uiteenzetten welke rol politie, Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID), Algemene Inspectiedienst (AID) en Dienst Regelingen gespeeld hebben en wie nu eigenaar is van deze dieren?
Ja.
Na een melding bij de regiopolitie Limburg-zuid over paarden die onder slechte omstandigheden gehouden werden in Elkenrade, is de regiopolitie op 9 november 2011 daarheen gegaan. Zij trof daar 31 (in plaats van de genoemde 28 pony’s en paarden aan die in zeer slechte omstandigheden werden gehouden. Nadat de situatie ter plaatse was beoordeeld door een dierenarts, werden de 31 dieren, in opdracht van de officier van justitie, in beslag genomen en werd de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (nVWA) in kennis gesteld. De nVWA is met twee medewerkers, waaronder een dierenarts, aanwezig geweest. De aanwezige personen hebben hierbij informatie geleverd op basis van hun expertise. De LID was daarbij niet aanwezig.
Dienst Regelingen (DR) is de wettelijk aangewezen bewaarder van dieren en planten die strafrechtelijk in beslag worden genomen door het Openbaar Ministerie (OM) of bestuursrechtelijk in bewaring worden genomen door DR. DR brengt dieren onder bij opslaghouders waarmee een contract is afgesloten. DR heeft 31 pony’s en paarden uit Elkenrade, in verband met de inbeslagname, opgevangen en naar een gecontracteerd opvangadres overgebracht. Bij het opvangadres zijn de dieren direct door een dierenarts onderworpen aan een eerste medische inspectie.
De pony’s en paarden worden hier verzorgd totdat het OM een beslissing in de zaak neemt over de uiteindelijke bestemming van de dieren.
De eigenaresse van de paarden heeft – in tegenstelling tot de berichtgeving in de media – geen afstand gedaan van de paarden. Het feit dat de paarden in beslag zijn genomen en de officier van justitie een machtiging tot vervreemden heeft gegeven, heeft nog geen gevolgen voor het eigendomsvraagstuk. De paarden zijn formeel nog steeds eigendom van de oorspronkelijke eigenaresse van de paarden.
Kunt u uiteenzetten welke acties tegen de eigenaresse van de pony’s zijn of worden ondernomen? Zo nee, waarom niet?
De 31 paarden zijn in beslag genomen en ter vervreemding overgedragen aan Dienst Regelingen.
Door de regiopolitie Limburg-zuid is een uitgebreid onderzoek ingesteld en men is nu bezig met het completeren van het proces-verbaal. Aangezien het onderzoek nog loopt kan ik daar verder geen uitspraken over doen.
Deelt u de mening dat aan eigenaren die hun dieren ernstig verwaarlozen een verbod op het houden van dieren opgelegd moet kunnen worden om een vergelijkbare situatie in de toekomst te voorkomen? Zo nee, kunt u uitleggen hoe u herhaling van zulke ernstige verwaarlozing in de toekomst wel gaat voorkomen?
De huidige wetgeving biedt de mogelijkheid om in bepaalde gevallen een houdverbod op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling voor maximaal 2 jaar. Het is aan de strafrechter om te beslissen of een dergelijk houdverbod wordt opgelegd. Overigens kan de proeftijd waarvoor het houdverbod kan worden opgelegd met een jaar worden verlengd tot maximaal 3 jaar. Dat vergt een nadere beslissing van de rechter.
Momenteel is in de Eerste Kamer het initiatief wetsvoorstel van de leden Jacobi en Ormel in behandeling (Kamerstukken I, 30 511, A). Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen wordt onder andere de maximale duur van het op te leggen houdverbod verhoogd naar 10 jaar.
Kunt u uiteenzetten of, en zo ja, hoeveel (extra) opvangplaatsen door het kabinet geregeld zijn voor pony’s en andere dieren, mede in het licht van «144 Red een Dier» waardoor naar verwachting vaker dieren in beslag genomen zullen worden?
Er zijn 3 opvangadressen aangewezen voor de opvang van paarden en landbouwhuisdieren. Daarnaast zijn er 7 opvangadressen aangewezen voor de opvang van gezelschapsdieren en 8 opvangadressen voor in- en uitheemse (beschermde) dieren. De opvangadressen zijn aangewezen via een Europese aanbesteding.
Er zijn op dit moment voldoende opvangadressen om alle in beslag/bewaring genomen dieren op te vangen.
Mocht het, in verband met een hoger aantal inbeslagnames, nodig zijn, dan worden extra opvangadressen gezocht.
Kunt u tevens uitleggen hoe met de pony’s wordt omgegaan in het licht van de aangenomen motie Ouwehand2 waarin de regering gevraagd wordt verbetervoorstellen te doen voor de opslag van in beslag genomen dieren? Kunt u een gedetailleerde uiteenzetting geven van de stand van zaken van deze verbetervoorstellen?
Zodra de in beslag genomen dieren zijn vrijgegeven en herplaatsing van dieren bij een nieuwe eigenaar mogelijk is, worden de werkzaamheden in gang gezet om de herplaatsing te realiseren. Het is niet altijd eenvoudig om voor de door DR op te vangen dieren een nieuwe plek te vinden, onder andere in verband met hun vaak lastige achtergrond. Voor de herplaatsing van landbouwhuisdieren en paarden worden meestal vaste handelaren ingeschakeld.
In dit specifieke geval gaan enkele pony’s naar voormalige eigenaren, die de pony’s in bezit hadden voordat ze in bezit kwamen van de eigenaresse bij we ze in beslag zijn genomen. De overige pony’s en paarden worden verkocht aan een handelaar waar DR goede ervaringen mee heeft. Door de grote media-aandacht hebben particulieren zich gemeld bij politie en DR om een dier over te nemen. Door middel van de door DR meegeleverde lijst met geïnteresseerde particulieren, worden handelaar en particulier met elkaar in contact gebracht. Om veiligheidsredenen voor de opslaghouders is ervoor gekozen dat opslaghouders niet altijd zelf dieren bemiddelen naar een nieuwe eigenaar.
Voor de stand van zaken met betrekking tot de verbetervoorstellen in het licht van de motie Ouwehand (Kamerstuk 28 973, nr. 72) verwijs ik u naar mijn brief van 23 december 2011 (Kamerstuk 28 286, nr. 540).
Kunt u uiteenzetten in welke omstandigheden de pony’s nu gehouden worden en kunt u garanderen dat de dieren goed verzorgd worden? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, wat bent u voornemens hieraan te doen?
De pony’s worden opgevangen door een opslaghouder van DR. Naast de wettelijke eisen moeten dergelijke opslaghouders ook aan extra dierenwelzijnseisen voldoen.
De pony’s en paarden staan in ruime loopstallen met veel licht en frisse lucht. Er is een mogelijkheid tot uitloop naar buiten. De dieren staan in een dikke laag strooisel en hebben voldoende voedsel en drinkwater tot hun beschikking. Dit heeft DR kunnen constateren door middel van bedrijfsbezoeken.
De dieren worden goed verzorgd. De dieren zijn onderzocht door een dierenarts en waar nodig zijn een tandarts en hoefsmid ingeschakeld.
Bent u bekend met het feit dat de stichting Paard in Nood direct na de inbeslagname geschikte opvangplaatsen geregeld heeft voor de pony’s? Zo ja, kunt u uiteenzetten waarom toch gekozen is voor een andere oplossing?
Ja.
De stichting Paard in Nood heeft zich ter plaatse gemeld bij de politie en heeft aangegeven bereid te zijn om de in beslag genomen paarden en pony’s op te vangen. De stichting bleek op dat moment echter niet te beschikken over voldoende opvangmogelijkheden en voedsel voor de 31 dieren.
Omdat de onmiddellijke opvang van de paarden en pony’s noodzakelijk was, is in overleg met Dienst Regelingen gekozen voor een opvangadres waar voor de dieren wel de noodzakelijke opvang en verzorging voorhanden was.
Kent u de berichtgeving waarin de politie aangeeft dringend op zoek te zijn naar verzorgers voor de pony’s?3 Zo ja, kunt u uiteenzetten hoe dit in verhouding staat tot de aanbieding van de stichting Paard in Nood om de zorg voor de pony’s op zich te nemen?
Ik ben bekend met deze berichtgeving. De uitspraak van de woordvoerder van de regiopolitie moet als ongelukkig worden betiteld. Dienst Regelingen heeft op dit moment voldoende opvangadressen beschikbaar. De paarden zijn in opdracht van de officier van justitie in beslag genomen en ter vervreemding overgedragen aan de Dienst Regelingen, onder de voorwaarde dat voor de paarden een verantwoorde bestemming werd gezocht. De contactpersoon Dierenwelzijn van de regiopolitie Limburg-zuid heeft met de Dienst Regelingen afspraken gemaakt betreffende het herplaatsen van de paarden en heeft geholpen bij het vinden van serieuze kandidaten voor het herplaatsen van de paarden.
Deelt u de mening dat alleen een dierenarts kan en mag bepalen of het noodzakelijk is om een verwaarloosd dier in te laten slapen, en dat in beslag genomen dieren niet om andere dan medische redenen mogen worden afgemaakt? Zo ja, kunt u garanderen dat in beslag genomen dieren, zoals deze pony’s, niet in de slachterij belanden? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de bewaringsperiode worden dieren alleen maar ingeslapen als hiervoor een medische indicatie bestaat. Hierbij is altijd een dierenarts betrokken.
Wanneer een dier in beslag wordt genomen, doet DR haar best om een goede nieuwe plek te vinden (zie ook mijn antwoord op vraag 5. Desondanks kan het helaas voorkomen dat een dier, na de verkoop, toch wordt verkocht aan een slachthuis. Ik kan daarom niet garanderen dat in beslag genomen dieren niet in een slachthuis belanden.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om voor deze dieren een goed onderkomen te vinden en voor een goede afloop te zorgen? Zo ja, hoe gaat u daar vorm aan geven? Zo nee, waarom niet?
Voor de in beslag genomen pony’s wordt door DR, op de manier zoals beschreven onder vraag 5, haar best gedaan om een nieuwe eigenaar te vinden.
Misstanden tijdens een nertsentransport van Nederland naar Griekenland |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Kent u de berichten over de misstanden die zijn vastgesteld in de Italiaanse haven Bari bij een Nederlands transport van 1800 nertsen op weg naar Griekenland?1
Ik heb naar aanleiding van deze vragen informatie opgevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.
Is het waar dat deze van nature solitair levende nertsen zo opeengestapeld waren dat ze zich nauwelijks konden verroeren en ze elkaar bevuilden met urine en ontlasting? Zo ja, waarom is dit bij controles in Nederland niet opgemerkt? Zo nee, waar baseert u dat op?
Van de Italiaanse autoriteiten heb ik vernomen dat de nertsen niet correct werden vervoerd. De kooien waren zodanig op elkaar gestapeld dat urine en ontlasting er doorheen konden vallen. De wagen was wel goedgekeurd voor het vervoer van nertsen. De vervoerder had een vergunning voor lang transport van een aantal diersoorten, maar niet voor nertsen.
Bovendien was de verplichte gezondheidsverklaring van de eigen dierenarts van de nertsenhouder niet correct. Er is een nieuwe eigen verklaring nagezonden die wel correct was.
De autoriteiten hebben passende maatregelen genomen en hebben de transporteur een boete opgelegd voor de begane overtredingen.
Nertsen zijn dieren die onder artikel 4 van de «Bezemrichtlijn» vallen (Richtlijn 92/118/EEG). Dat wil zeggen dat ze in het intraverkeer gebracht mogen worden zonder dat er een exportcertificering plaatsvindt. Deze dieren mogen binnen de EU worden verplaatst, mits ze begeleid worden met een gezondheidsverklaring van de eigen dierenarts. De transportbeweging wordt dus niet gemeld aan de nVWA, noch vastgelegd in TRACES, noch vooraf gekeurd door de nVWA.
Is het waar dat er in strijd met de Europese regeling geen gezondheidscertificatie aanwezig was en een specifieke autorisatie voor het vervoer van nertsen ontbrak? Zo ja, hoe verklaart u dat?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft er stal- of klepcontrole plaatsgevonden bij dit diertransport?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verklaart u dat ondanks controles van de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit op deze wijze nertsen op transport kunnen worden gezet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke rol heeft de kwaliteitsregeling Quality system Livestock Logistics (QLL) in deze casus? Indien geen enkele rol, waarom niet?
De kwaliteitsregeling QLL is niet van toepassing op transporteurs van nertsen.
Wat was het doel van dit transport van levende dieren over deze afstand? Waar zijn de nertsen nu?
Aangezien de dieren niet onder de te certificeren diersoorten vallen is mij het doel van het transport en de bestemming van de dieren niet bekend. Van de Italiaanse autoriteiten heb ik begrepen dat de dieren op weg waren naar een houderij in Griekenland. Ik heb geen aanwijzingen dat het transport, nadat het zijn weg mocht vervolgen, niet op die bestemming is aangekomen.
Is het waar dat de welzijnsnormen die het productschap heeft opgesteld geen voorschriften bevatten voor het transport van deze dieren, gezien het feit dat dat zelden voorkomt? Zo ja, deelt u de mening dat het transporteren van deze niet-gedomesticeerde dieren verboden zou moeten worden, gezien het feit dat het niet mogelijk is ze te vervoeren zonder grote welzijnsproblemen?
De Welzijnsverordening nertsen van de Productschappen Vee en Vlees (PVE) bevat geen voorschriften voor het transport van nertsen. Het transport van nertsen moet voldoen aan de voorwaarden uit de Transportverordening. Zo mag het transport geen letsel of onnodig lijden veroorzaken en dienen de dieren gedrenkt en indien noodzakelijk gevoerd te worden. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de organisator/ uitvoerder van het transport.
Als geconstateerd wordt dat dit niet correct gebeurt, kan de betreffende autoriteit corrigerend optreden, zoals ook in dit geval is gedaan door de Italiaanse autoriteiten.
Mogelijkheden tot het verlagen van het aantal dierproeven |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wat vindt u van de kritiek van prof.dr. H. Schellekens betreffende het gebrek aan voorspellend vermogen van testen op proefdieren en de huidige, verouderde methoden voor de ontwikkeling van alternatieven voor proefdieronderzoek?1
De voorspellende waarde van dierproeven is soms beperkt. We zien juist op dit gebied de uitdaging om proefdiervrije alternatieven te ontwikkelen, die een betere voorspellende waarde hebben voor de mens. Uitermate belangrijk hierbij is de vraag «wat willen we precies weten op het gebied van gezondheid, ziekte en veiligheid», in dit geval de veiligheid van medicijnen. Dit is zowel een wetenschappelijk als een maatschappelijk vraagstuk en met het laatste ook een bestuurlijke uitdaging. De keuzes op dit vlak moeten leiden tot maatschappelijke en uiteindelijk ook internationale, regulatoire acceptatie. We willen immers het proefdiergebruik terugdringen en de veiligheid van geneesmiddelen borgen. Dierproeven worden vooralsnog noodzakelijk geacht om complexe maatschappelijk relevante vragen op dit gebied te beantwoorden. Dit blijkt althans uit uitgebreide consultaties van het wetenschappelijke veld.
Hoe staat u tegenover de nieuwe manier van risicobeoordeling die gericht is op de aandoeningen of gezondheidsschade bij de mens die men wil voorkomen, tegenover het verouderde kader waarin de werking van een stof in dieren, zoals bijvoorbeeld naar voren gebracht in het rapport «Het proefdier voorbij»2 en welke stappen neemt u om dit toe te passen en te bevorderen?
Deze beweging wordt in bepaalde kringen ook wel «paradigmashift» genoemd (zo ook in het rapport «Het proefdier voorbij»). Ik draag hieraan bij met het Actieplan Dierproeven en Alternatieven 2011–2021 en met het programma «Meer Kennis met Minder Dieren» van ZonMw, waaraan ook de gedachte van een paradigmashift ten grondslag ligt en waarin gewerkt wordt aan proefdiervrije technieken. Ook het beleidsondersteunend onderzoek bij het RIVM, TNO en het RIKILT is gericht op de vernieuwing van de risicobeoordeling in deze zin. Verder wordt de brug geslagen in het innovatiecontract Topsector Life Sciences and Health. Ik hecht eraan de verwachtingen – ten aanzien van het reducerend effect op het proefdiergebruik op de korte termijn – op een realistisch niveau te brengen. De vernieuwing van de risicobeoordeling is een buitengewoon complex wetenschappelijk vraagstuk, waarvan dierexperimenteel onderzoek voorlopig deel zal blijven uitmaken. In dit opzicht zijn de V's van «Vermindering» en «Verfijning» onverminderd actueel.
Zijn er al proeftuinen gerealiseerd waar ondernemers, wetenschap en overheid zich volgens het concept van «Het proefdier voorbij» richten op productontwikkeling van risicotesten die niet langer dierexperimenteel onderzoek nodig hebben?
Nee, er zijn nog geen proeftuinen gerealiseerd. Op dit moment zijn alle inspanningen gericht op de uitwerking van de innovatiecontracten. Hiervoor is een brede consultatie gaande. De invulling van de innovatiecontracten gaat vooraf aan de inrichting van de proeftuinen.
Welke maatschappelijke organisaties zijn betrokken bij de proeftuinen en het topsectorenbeleid?
Er zijn nog geen proeftuinen. Welke maatschappelijke organisaties bij de proeftuinen betrokken zijn, is daarom nog niet bekend. In het algemeen is bij het topsectorenbeleid met name sprake van betrokkenheid van het bedrijfsleven, van kennisinstellingen en van diverse koepelorganisaties, zoals bijv. koepels van (academische) ziekenhuizen en patiëntenorganisaties.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg over dierproeven op 8 december 2011?
Ja.
Het bericht dat vis niet meer kan leven in het IJsselmeer |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekent met het artikel «Vis kan niet meer leven in het IJsselmeer»?1
Ja.
Waar baseren onderzoeksinstituut IMARES en de overheid hun fosfaatstandpunt op als IMARES geen onderzoeken doet naar oorzaken en gevolgen?
Uit waarnemingen van landelijke en regionale meetnetten is geconstateerd dat de fosfaatbelasting en de fosfaatgehalten in het IJsselmeer de laatste 20 jaar zijn afgenomen als gevolg van maatregelen in het Rijnstroomgebied. Het doel van de vermindering van de fosfaatbelasting is de verbetering van de waterkwaliteit. De waterkwaliteit is dan ook sterk verbeterd, zij het dat de fosfaatgehalten nog steeds te hoog zijn in het licht van de Europese Kaderrichtlijn Water. Fosfaten bevorderen eutrofiëring; zij bemesten het water. Dit heeft invloed op het ecosysteem, dus ook de aard van de visbestanden. Mede onder verwijzing naar vraag 4, er wordt onderzoek uitgevoerd naar ook de rol van fosfaten op het ecosysteem. De vermindering van de fosfaatbelasting beïnvloedt de productiviteit van het IJsselmeer, maar een goede waterkwaliteit is met name ook van belang voor drink- en landbouwwatervoorziening, recreatie en natuur.
Deelt u de mening dat vissers die dagelijks op het water zijn en hun brood met vissen verdienen een beter beeld op de visstand hebben dan de IMARES biologen die eens in de zoveel tijd monitoren?
De bevindingen van vissers zijn waardevol en de praktijkervaringen dragen bij aan de wetenschappelijke onderzoeksgegevens van bijvoorbeeld het instituut Imares. Ten behoeve van het op elkaar afstemmen van de ervaringen en gegevens zijn in de zeevisserij meerjarige onderzoekssamenwerkingsprojecten opgezet die zonder meer tot een verbeterd onderling begrip hebben geleid. Ook in het project «Kenniskringen» zijn er specifiek op de binnenvisserij gerichte activiteiten waarbij onderzoekers en vissers hun kennis inbrengen en delen.
Deelt u de mening dat een eerder door de fractie van de PVV voorgestelde test met fosfaten in het water duidelijkheid kan geven over de effecten van fosfaten op de visstand?
Bent u bereid om in het belang van de visstand en de visserij een dergelijke fosfaattest alsnog uit te voeren?
In het licht van bovenstaande ben ik niet voornemens een onderzoek naar de effecten van fosfaattoediening op het IJsselmeer uit te voeren of te financieren.