Het verdwijnen van spoedeisende hulp in het Dokkumer ziekenhuis voor Noordoost Friesland |
|
Eeke van der Veen (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van berichtgeving over ziekenhuis De Sionsberg in Dokkum waar drie afdelingen moeten sluiten en van de berichten dat tegen deze sluiting veel verzet is?1
Ja, ik heb van de berichtgeving kennisgenomen.
Hoe beoordeelt u de verontwaardiging en bezorgdheid van veel inwoners van deze regio over het wegtrekken van belangrijke medische voorzieningen?
De minister van VWS kan zich heel goed voorstellen dat de ontwikkelingen ten aanzien van het ziekenhuis leiden tot zorgen bij de mensen in de regio. Het ziekenhuis gaat immers bepaalde functies niet meer aanbieden. De minister van VWS vindt het belangrijk dat de patiënt keuzevrijheid heeft. De zorgverzekeraar heeft via het inkoopbeleid een belangrijk instrument in handen om deze keuzevrijheid te bevorderen. De minister van VWS is verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg. Er zijn voldoende ziekenhuizen in de omgeving die de zorg in de regio kunnen aanbieden zonder dat de kwaliteit en continuïteit van de zorg in het geding is.
Voor de inrichting van de verloskundige zorg in de regio volgt uiterlijk op 1 mei aanstaande een aanvullend plan. Speciaal voor deze opdracht zal een werkgroep in het leven worden geroepen. In deze werkgroep zullen mogelijkheden van regionale samenwerking en nieuwe en innovatieve vormen van geboortezorg worden verkend.
Deelt u de mening dat het wegtrekken van onderdelen van een belangrijke regionale ziekenhuisfunctie een nadrukkelijke verslechtering is van de vitaliteit en leefbaarheid van een krimpregio als Noordoost Friesland? Zo ja, wat betekent dit concreet voor uw inzet? Zo nee, waarom niet?
Er is zeker een relatie tussen voorzieningen als zorg en leefbaarheid en vitaliteit. Het is alleen heel goed mogelijk om een hoog niveau van leefbaarheid te borgen zonder dat voorzieningen zeer nabij zijn. Kwaliteit en bereikbaarheid van voorzieningen zijn namelijk belangrijker dan nabijheid. In een aantal gevallen is het noodzakelijk om afspraken te maken over concentratie van voorzieningen in een beperkter aantal vestigingen om de kwaliteit ervan te kunnen handhaven. In de interbestuurlijke aanpak van krimp wordt in samenwerking tussen maatschappelijke organisaties, gemeenten en in een aantal gevallen provincies daarom afspraken gemaakt over de spreiding van voorzieningen als zorg in regionale en provinciale actieplannen bevolkingsdaling. Een belangrijk punt in de actieplannen is de bereikbaarheid van publieke en private voorzieningen.
Kunt u aangeven hoe deze situatie van verschraling van lokale zorgvoorzieningen past binnen de intenties van de rijksoverheid om krimpregio’s te versterken?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag drie, kunnen regionale afspraken over spreiding en bereikbaarheid van onder andere zorgvoorzieningen de leefbaarheid in krimpregio’s ook op langere termijn borgen.
Welke mogelijkheden zijn er naar uw mening om er toch voor te zorgen dat zorgdiensten zoals de spoedeisende hulp en de afdeling verloskunde voor deze regio behouden kunnen worden?
Voor de acute zorg (inclusief de verloskundige zorg) is inmiddels in de regio voorzien in extra ambulancecapaciteit zowel in auto’s als een extra ambulancestandplaats. Daarnaast zijn afspraken gemaakt met het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) over eventuele inzet van de helikopter voor de achterwachtfunctie. Met deze maatregelen is de bereikbaarheid van de acute zorg in de regio binnen 45 minuten geborgd. Het zorgbeleidsplan van De Sionsberg moet antwoord geven op datgene wat verantwoord in De Sionsberg kan worden uitgevoerd in de komende jaren. Voorts zijn er voldoende ziekenhuizen in de omgeving die de zorg in de regio kunnen aanbieden zonder dat de kwaliteit en continuïteit van de zorg in het geding zijn.
De provincie Friesland onderschrijft het belang van kwalitatief goede en bereikbare zorg, maar is als provincie alleen verantwoordelijk voor het vaststellen van het spreidingsplan van de ambulancezorg. De provincie spreekt de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV) aan op het realiseren van de norm: ambulances moeten binnen 45 minuten bij de spoedeisende hulp (SEH) van een ziekenhuis kunnen zijn.
Op welke vormen van beschikbaarheidsbijdragen kan ziekenhuis De Sionsberg per 2012 aanspraak maken? Deelt u de mening dat er een beschikbaarheidsbijdrage voor kleine streekziekenhuizen moet komen?
Voor 2011 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) De Sionsberg een beschikbaarheidstoeslag van circa € 3 672 026,– toegekend. De minister van VWS heeft De Sionsberg bij brief van 23 december 2011, kenmerk CZ/IPZ-3099092, laten weten dat de NZa voor de beschikbaarheidstoeslag 2012 zal aansluiten bij de toeslag voor 2011, onder de voorwaarde dat er een adequaat plan wordt opgesteld dat de acute zorg in de regio voldoende waarborgt. De minister van VWS heeft u deze brief op 23 december 2011 in afschrift doen toekomen.
In de brief van 27 april 2011 over de continuïteit van zorg heeft de minister van VWS uw Kamer gemeld dat zij een verantwoordelijkheid heeft voor de continuïteit van cruciale zorg, waaronder de bereikbaarheid van spoedeisende zorg binnen 45 minuten. Juist in de rurale gebieden vereist de naleving van de randvoorwaarden voor kwaliteit en bereikbaarheid van de spoedeisende zorg binnen 45 minuten extra aandacht. Die ziekenhuizen die nodig zijn voor de bereikbaarheid binnen 45 minuten en die als gevolg van onvoldoende zorgvraag de spoedeisende zorg niet kostendekkend in stand kunnen houden, kunnen in aanmerking komen voor een beschikbaarheidstoeslag. De exacte voorwaarden voor deze toeslag worden in de loop van 2012 nader uitgewerkt.
Deelt u de mening dat er onverkort voldaan moet worden aan de normen die gelden voor aanrijtijden naar regionale voorzieningen voor o.a. spoedeisende hulp en verloskunde? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de beschikbaarheid van deze diensten in het ziekenhuis van Dokkum?
De minister van VWS deelt de mening dat er onverkort voldaan moet worden aan de normen die gelden voor aanrijtijden naar regionale voorzieningen voor onder andere spoedeisende hulp en verloskunde. Om die reden zijn er per direct maatregelen getroffen om de bereikbaarheid van de acute zorg in de regio binnen de normtijd van 45 minuten te borgen. Zie hiervoor het antwoord onder vraag 5.
Op welke wijze bent u bereid of voornemens om een rol te spelen in het zoveel mogelijk overeind en bereikbaar houden van dergelijke zorgvoorzieningen voor Dokkum en omstreken?
Zie het antwoord op vraag 2 en 5.
De fusie tussen Emergis en de Parnassia Bavo Groep |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat Emergis en de Parnassia Bavo Groep willen fuseren?1
Het is niet aan mij om een inhoudelijk oordeel te geven over individuele fusievoornemens in de zorgsector. Dit is voorbehouden aan de daarvoor verantwoordelijke toezichthouders. Het fusievoornemen is op 16 december 2011 gemeld bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en is daar op dit moment nog in behandeling. Ik ben overigens niet van mening dat alle fusies ongewenst zijn. Een fusie kan soms noodzakelijk zijn voor de continuïteit of de kwaliteit van de aangeboden zorg. Er zijn natuurlijk ook zorgen over fusies, die worden ingegeven door ervaringen ten aanzien van de argumentatie van de noodzaak van fusie, de betrokkenheid van de cliënten, medewerkers en andere stakeholders bij de uitwerking van fusies en de wijze waarop fusies in het verleden daadwerkelijk zijn uitgepakt. Vandaar dat de fusietoetsing zal worden aangescherpt. Om op dit moment al zoveel mogelijk aan de wensen van de Kamer tegemoet te komen zal ik publiekelijk, en in de richting van (koepels van) zorgaanbieders, aangeven dat de Kamer en ik van mening zijn dat partijen uitermate zorgvuldig met fusies moeten omgaan. En dat ik het zeer wenselijk vind dat zorgaanbieders ook nu al handelen in de geest van de komende aanscherping van de regels. Ik zal partijen daartoe oproepen.
Erkent u dat grootschalige zorginstellingen tot op vandaag geen voordeel hebben laten zien als het gaat om kostenbeheersing en goed bestuur; in die zin dat het contact tussen de werkvloer en de bestuurlijke leiding goed verloopt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat er geen eenduidig verband bestaat tussen grootschaligheid van zorginstellingen aan de ene kant en kostenbeheersing of goed bestuur aan de andere kant. Ook grote zorginstellingen kunnen zeer wel doelmatig en klantgericht zorg aanbieden. Cruciaal daarbij is de wijze waarop de instellingen de randvoorwaarden voor goede en doelmatige zorg creëren en hoe zij vervolgens het zorgproces zelf vorm geven. Daarbij kan een grote instelling de zorgverlening zeer wel kleinschalig organiseren en de verantwoordelijkheidsverdeling voor de zorgverlening zodanig vorm geven dat er korte lijnen bestaan tussen de werkvloer en de bestuurlijke leiding. Andersom is ook waar, grote instellingen kunnen heel inefficiënt zijn en daarmee duurder en slechter van kwaliteit.
Welk risico wordt gelopen door de grootte van de nieuwe zorginstelling vanuit het oogpunt van continuïteit van zorg in het geval van een faillissement? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zowel grote als kleine zorgaanbieders kunnen failliet gaan, de risico’s daarvoor worden vooral bepaald door enerzijds omgevingsfactoren en anderzijds de wijze waarop bestuurders de instelling besturen.
In het geval zich onverhoopt problemen voordoen met betrekking tot de continuïteit van de zorgaanbieder, dan ligt de verantwoordelijkheid voor het garanderen van voldoende kwalitatief goede zorg bij het zorgkantoor of de zorgverzekeraars. Zij hebben immers een zorgplicht. Let wel: die verantwoordelijkheid heeft betrekking op het garanderen van continuïteit van zorg, niet op het in stand houden van zorgaanbieders. In dergelijke gevallen zijn overnames van bestaande zorgaanbieders een mogelijkheid. Bij een dergelijke overname na faillissement is niet zozeer de omvang van de instelling alswel de omvang van de financiële en organisatorische problemen bepalend. Die verschillen van geval tot geval. Een grote instelling kan na faillissement ook in delen worden overgenomen waarmee ook de continuïteit van zorg gewaarborgd kan worden.
Uiteraard zal de zorgverzekeraar meer problemen hebben met het garanderen van continuïteit van zorg als er één aanbieder is in een regio dan als er mee zijn. Grootschalige fusies, wanneer er slechts één aanbieder of heel weinig verschillende aanbieders overblijven, is kwetsbaar in het licht van de continuïteit van zorg en in het licht van keuzevrijheid.
Is de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om een advies voor de fusie gevraagd? Zo ja, hoe luidt dit advies? Zo neen, waarom niet?
Het fusievoornemen is op 16 december 2011 bij de NMa gemeld. De zaak is op dit moment nog in behandeling bij de NMa. Zoals bij iedere fusiemelding in de zorg stelt de NMa de NZa in de gelegenheid een zienswijze ten aanzien van de fusie af te geven. Indien de NZa zo’n zienswijze afgeeft zal de NMa deze betrekken bij haar beoordeling van de fusie in het kader van de Mededingingswet.
De fusie is niet gemeld bij de NZa, instellingen zijn daartoe ook nog niet verplicht. Het wetsvoorstel waarmee de zorgspecifieke fusietoetsing wordt aangescherpt ligt op dit moment voor advies bij de Raad van State. Na het advies van de Raad van State zullen de staatssecretaris en ik het wetsvoorstel bij uw Kamer aanhangig maken. Totdat het wetsvoorstel tot wet wordt verheven heeft de NZa nog geen bevoegdheden ten aanzien van het goed- of afkeuren van fusies.
Is aan de cliëntenraad en de ondernemingsraad advies gevraagd over de fusie? Zo ja, hoe luidt dit advies? Zo nee, waarom niet?
Zowel de cliëntenraad als de ondernemingsraad van Emergis en Parnassia is om advies gevraagd over de fusie. Deze adviezen zijn, voor zover ons bekend, op dit moment nog niet uitgebracht.
Gaat u de fusie tegenhouden op basis van de aangenomen motie- Leijten, die de regering verzoekt een moratorium in te stellen op fusies in de zorgsector, totdat de inspraak van patiënten en personeel voldoende is geregeld? Zo ja, hoe gaat u deze fusie tegenhouden, en hoe gaat u de Kamer hierover informeren? Zo nee, op welke manier gaat u dan uitvoering geven aan de aangenomen motie?2
In mijn brief van 7 november 2011 en tijdens de behandeling van de VWS begroting voor 2012 in uw Kamer heb ik gereageerd op de door uw Kamer aangenomen motie die was ingediend door mevrouw Leijten3, waarin de regering wordt gevraagd een moratorium op fusies af te kondigen totdat de inspraak van patiënten en personeel voldoende is geregeld. Ik heb aangegeven dat ik geen wettelijke bevoegdheden heb om een algemene fusiestop af te kondigen. Daarbij heb ik aangegeven dat het ook niet waarschijnlijk is dat nieuw te ontwikkelen wet- en regelgeving op dit punt sneller in werking zal kunnen treden dan de reeds in gang gezette trajecten ter verbetering van de positie van cliënten en medewerkers waar de motie op doelt. Om op dit moment al zoveel als mogelijk aan de wensen van de Kamer tegemoet te komen zal ik in mijn overleggen met de (koepels van) zorgaanbieders de bestaande zorgen ten aanzien van fusies in de zorgsector nogmaals onder de aandacht brengen en partijen op het hart drukken zorgvuldig om te gaan met fusies en nu al te handelen naar wat de aanscherping van de zorgspecifieke fusietoets straks formeel gaat voorschrijven.
Gaat u de fusie tegenhouden op basis van het in de Ministerraad aangenomen voorstel om te komen tot scherpere regels voor fusies in de zorg, dat nog door de Kamer behandeld moet worden? Zo ja, hoe gaat u dat doen en op welke manier gaat u de Kamer informeren? Zo neen, erkent u dat het bizar is dat twee dagen na de aankondiging van strengere fusieeisten deze megafusie wordt aangekondigd?3 Vermoedt u een verband?
Het wetsvoorstel waar in de vraag op wordt gedoeld geeft de NZa de bevoegdheid om in een voorkomend geval een fusie tegen te houden indien de fusie grote risico’s voor de kwaliteit of de bereikbaarheid van zorg met zich meebrengt. Totdat dit wetsvoorstel tot wet is verheven heeft de NZa die bevoegdheid echter niet. Alleen de NMa kan een fusie tegenhouden indien aannemelijk is dat de fusie de mededinging belemmert.
Wat ik zal doen is, zoals ook aangegeven in eerdere antwoorden op soortgelijke vragen, partijen oproepen nu al te handelen conform de aanscherping van de regels met betrekking tot fusietoetsing. Echter, totdat het wetsvoorstel in werking is getreden kunnen partijen daartoe niet worden gedwongen.
Ik heb geen reden om aan te nemen dat er een verband is tussen de aankondiging van de aangescherpte fusietoetsing en de voorgenomen fusie tussen Emergis en de Parnassia Bavo Groep, zeker omdat de aankondiging van de aanscherping van de fusietoets op dezelfde dag plaatsvond als de melding van het fusievoornemen bij de NMa.
Hoe gaat u er voor zorgen dat – mocht de fusie doorgaan – de bestuurders van de nieuwe organisatie keurig onder de Wet normering topinkomens (semi) publieke sector (WNT) komen te vallen? Zo nee, waarom niet?4
De WNT is zodanig geformuleerd dat er geen aanvullende acties nodig zijn om een gefuseerde instelling onder de WNT te laten vallen. De WNT is nog niet van kracht. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel medio december 2011 aangenomen. Het is nu aan de Eerste Kamer om zich over het wetsvoorstel uit te spreken.
Welke personele consequenties zijn er als Emergis en de Parnassia Bavo Groep gaan fuseren? Staan er dan nog steeds 460 banen van medewerkers bij Parnassia op de tocht, zoals eerder aangekondigd?5
Op de website van de Parnassia Bavo Groep wordt met betrekking tot de personele gevolgen van de fusie medegedeeld dat de fusie geen directe personele gevolgen heeft.
Het schrappen van het gratis parkeren voor gehandicapten |
|
Jetta Klijnsma (PvdA) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gehandicapte betaalt voor fraudeur»1, «Den Haag schrapt gratis parkeren gehandicapten op gewone parkeerplaatsen»2, en herinnert u zich de initiatiefwet van het voormalig lid Van Dijken (PvdA) met betrekking tot het gehandicaptenparkeerbeleid?
Van beide artikelen heb ik kennis genomen. De strekking van de initiatiefwet is mij bekend.
Deelt u de mening dat gratis parkeren voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart, ook op reguliere parkeerplaatsen, bijdraagt aan de mobiliteit van de houders van deze kaarten? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot het feit dat niet alle gemeenten een dergelijk parkeerbeleid voeren of op dat beleid terugkomen? Zo nee, waarom niet?
Een ruimhartig gratis gebruik van parkeerplaatsen voor mensen met een beperking draagt bij aan hun mobiliteit. In Nederlandse gemeenten geldt een eigen gemeentelijk parkeerbeleid. Gemeenten kunnen in dat beleid overwegingen met betrekking tot mobiliteit afwegen ten opzichte van andere doeleinden van hun parkeerbeleid. In een brief die ik op 8 december 2011 aan alle gemeenten heb gezonden, benadruk ik dat het voor gehandicaptenparkeerkaarthouders duidelijk moet zijn wat voor hen de regels zijn betreffende het parkeren in die gemeente.
Deelt u de mening dat het terugdraaien van het gratis parkeren voor gehandicapten vanwege fraude met deze parkeerkaarten een middel is dat de grote meerderheid van niet-frauderende parkeerkaarthouders onevenredig zwaar treft? Zo ja, deelt u dan de mening dat de oplossing van fraude niet gevonden dient te worden in het invoeren van betaald parkeren voor gehandicapten? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten die ervoor kiezen het fraudeprobleem op deze manier op te lossen, handelen binnen de gemeentelijke beslissingsbevoegdheid met betrekking tot het parkeerbeleid. Het is te betreuren dat daarbij ook de andere parkeerkaarthouders worden getroffen. Sinds 2011 is er een landelijke database waarin gemeenten het kaartnummer en de vervaldatum van gehandicaptenparkeerkaarten kunnen registreren. Deze database is in opdracht van mijn ministerie ontwikkeld door het Servicehuis parkeer- en verblijfsrechten en de Rijksdienst voor het Wegverkeer en wordt beheerd door het Servicehuis parkeer- en verblijfsrechten. Gemeenten kunnen hun uitgegeven kaarten registreren en de handhavers kunnen de gegevens uit deze database raadplegen. Fraude kan zo worden beperkt. Momenteel maken ongeveer twintig gemeenten gebruik van deze database. Mijn ministerie werkt aan meer bekendheid voor de database die bijdraagt aan het beperken van de fraudegevoeligheid van de gehandicaptenparkeerkaart.
Deelt u de mening dat gratis parkeren voor houders van gehandicaptenparkeerkaarten niet een doel op zich is, maar een noodzakelijk middel om er voor te zorgen dat degenen die niet van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken, in staat zijn zich te verplaatsen? Zo ja, hoe gaat u gratis parkeren voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart mogelijk maken? Zo nee, waarom niet?
Indien iemand met een beperking geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, dan is een auto een middel om je te kunnen verplaatsen. De gehandicaptenparkeerkaart is slechts een middel om gebruik te kunnen maken van de daartoe aangewezen parkeerplaatsen in iedere gemeente. Het bieden van parkeergelegenheid voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart dicht bij de deur is het uitgangspunt. De houders worden zodoende ondersteund om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Veel gemeenten voeren daarnaast nog een begunstigend beleid voor houders van de kaart. Zoals ik onder antwoord 2 heb aangegeven moet het beleid van de gemeente voor de overige parkeerplaatsen helder worden gecommuniceerd aan de parkeerder ter plaatse. Dit kan bijvoorbeeld door middel van bebording bij betaalde parkeerplaatsen waarop tevens de uitzonderingen zijn opgenomen. Het parkeerbeleid maakt, zoals al eerder gezegd, deel uit van de autonome beslissingsruimte van gemeenten.
Deelt u de mening dat houders van een gehandicaptenparkeerkaart vanwege te ver uiteenlopend parkeerbeleid tussen gemeenten, niet weten waar zij aan toe zijn? Zo ja, gaat u dan zorgen voor een uniform parkeerbeleid ten aanzien van alle gehandicapten met een gehandicaptenparkeerkaart in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Vanwege de onduidelijkheid die bestaat voor houders van de gehandicaptenparkeerkaart heb ik de uitdrukkelijke oproep gedaan aan gemeenten met mijn onder antwoord 2 aangehaalde brief, om helderheid te verschaffen aan de houder van de gehandicaptenparkeerkaart over het ter plaatse geldende parkeerbeleid. Daarnaast wordt in de onder antwoord 3 aangehaalde landelijke database voor de registratie van de gehandicaptenparkeerkaarten ook het parkeerbeleid van de deelnemende gemeenten opgenomen voor de overige parkeerplaatsen. De website van het Servicehuis parkeer- en verblijfsrechten is ook door de houder van de gehandicaptenparkeerkaart te raadplegen. Als alle gemeenten in Nederland de uitgegeven gehandicaptenparkeerkaarten en hun gemeentelijk parkeerbeleid in de landelijke database registreren, dan is niet alleen diefstal zinloos geworden, maar dan is ook een blik op de website voldoende om kennis te nemen van het in de te bezoeken gemeente geldende parkeerbeleid voor gehandicapten. Aan deze voorziening wordt al gewerkt.
Weet u in hoeveel gemeenten in Nederland houders van een gehandicaptenparkeerkaart gratis mogen parkeren op reguliere betaalde parkeerplaatsen? Zo ja, hoeveel zijn er dit? Neemt dit aantal de afgelopen twee jaar af, neemt het aantal toe of is het stabiel? Zo nee, waarom weet u dit niet, en hoe kunnen houders van een gehandicaptenparkeerkaart het dan wel weten?
Het aantal gemeenten waar gratis kan worden geparkeerd op de overige parkeerplaatsen, buiten de reguliere gehandicaptenparkeerplaatsen, is mij niet bekend. Hiervan bestaat geen centrale registratie. In hoeverre dit aantal toe- of afneemt is evenmin bekend. Houders van een gehandicaptenparkeerkaart kunnen dan wel via het eerdergenoemde registratiesysteem, dan wel via bebording en berichtgeving van individuele gemeenten, zich op de hoogte stellen van de parkeermogelijkheden in een bepaalde gemeente.
Mogelijk meer dan 550 kankerverwekkende stoffen op de markt |
|
Paul Ulenbelt (SP) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat er mogelijk grote aantallen kankerverwekkende stoffen illegaal op de markt aanwezig zijn?1
Ik heb het artikel van FNV-vakcentrale gelezen en kan mij niet vinden in de conclusie dat er mogelijk grote aantallen kankerverwekkende stoffen illegaal op de markt aanwezig zijn. In de onderstaande antwoorden wordt dit nader toegelicht.
Is het waar dat op de lijst op basis van de REACH verordening ruim 500 minder stoffen staan dan op de geharmoniseerde lijst classificatie & labelling (annex VI van de CLP verordening in Europa)?2
Ja. Het verschil is verklaarbaar aangezien de Europese lijst stoffen betreft waarvan ooit gesteld is dat zij kankerverwekkend zijn en REACH alleen stoffen bevat die registratieplichtig zijn.
Hoeveel van de 500 stoffen worden verhandeld in Nederland of zijn aanwezig in bedrijven in Nederland? Kunt u aangeven waar deze stoffen zijn aan te treffen?
Bedoelde stoffen hoeven niet geregistreerd te worden (zie antwoord op vraag 2). Er bestaat ook geen meldingsplicht voor deze stoffen op grond van andere regelgeving.
Is de Arbeidsinspectie op de hoogte van deze problematiek? Wat is de handelwijze van de Arbeidsinspectie als kankerverwekkende stoffen op de werkplek worden aan getroffen die niet correct zijn geregistreerd? Hoe vaak is handelend opgetreden?
De Inspectie SZW (voorheen Arbeidsinspectie) is op de hoogte en houdt tezamen met de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) toezicht op REACH. De Inspectie SZW richt haar toezicht vooral op gebruikersverplichtingen uit REACH, waaronder het veilig werken met stoffen en informatie over stoffen doorgeven aan werknemers en werkgevers (via veiligheidsinformatiebladen). Daarnaast richt de Inspectie SZW zich op de verplichtingen uit hoofdstuk 4 van het Arbobesluit. De invalshoek daarbij is dat werknemers veilig en gezond kunnen werken met (kankerverwekkende) gevaarlijke stoffen (als het noodzakelijk is om hiermee te werken). Als op de werkplek kankerverwekkende stoffen worden aangetroffen, dan bepaalt de Inspectie SZW of de werknemers hiertegen voldoende beschermd zijn. Dit houdt in dat beoordeeld wordt of de, door de werkgever gemaakte, risico-inschatting (RI&E, inclusief de blootstellingsbeoordeling) en de genomen maatregelen toereikend zijn.
Veiligheidsinformatiebladen die niet juist zijn (inhoud niet conform REACH-vereisten) of die niet geleverd zijn, kunnen een indicatie zijn van een ontbrekende of niet correcte registratie. Indien ontdekt wordt dat er gewerkt wordt met een kankerverwekkende stof die niet correct geregistreerd is, wordt dat niet alleen aan de werkgever gemeld, maar ook doorgegeven aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA). Zij onderzoeken wat de oorzaak is en treden indien nodig handhavend op.
Overigens treedt de Inspectie SZW vanzelfsprekend zelf handhavend op als stoffen worden aangetroffen die verboden zijn in het kader van REACH.
In de gezamenlijke jaarrapportage (van de betrokken inspecties) 2009 en 2010 is aangegeven dat er bij 2 van de 153 bedrijven (2009) en bij 4 van de 151 bedrijven (2010) overtredingen met betrekking tot (pre)registratie door de inspecties zijn aangetroffen. Vanaf december 2010 geldt de verplichting voor registratie van CMR-stoffen (boven 1 ton). De exacte gegevens van 2011 zijn nog niet bekend, maar een inschatting is dat er ook in 2011 slechts een beperkt aantal overtredingen met betrekking tot registratie is geconstateerd.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de kennelijke onderregistratie van kankerverwekkende stoffen?
Zoals eerder door mij aangegeven deel ik niet de mening van FNV dat er sprake is van onderregistratie. Ik zie dan ook geen aanleiding nader onderzoek te doen.
Bent u bereid om deze zaak in Europa aan de orde te stellen? Zo nee, waarom niet?
Daarvoor is nu geen noodzaak omdat ik niet van mening ben dat er sprake is van onderregistratie.
Criminele jeugd die in Utecht vrij spel heeft |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht « «The untouchables» in Terwijde heersen in hun wijk»1 en herinnert u zich de Kamervragen van het lid Marcouch over de aanpak van jeugdbendes»?2
Ja.
Is het waar dat er in de Utrechtse wijk Terwijde een criminele jeugdgroep actief is die de buurt intimideert, angst zaait, mensen wegpest en misdrijven pleegt? Zo ja, hoe lang is dit u bekend en hoe komt het dat hier niets aan kan worden gedaan? Zo nee, wat is er dan niet waar?
In de Utrechtse wijk Terwijde is een overlastgevende jeugdgroep actief. Bekend is dat leden van de groep individueel ook misdrijven plegen. In een deel van de wijk Terwijde gedragen leden van deze groep zich agressief en intimiderend naar bewoners toe.
Het Kabinet heeft de aanpak van problematische jeugdgroepen hoog op de agenda staan en ik onderhoud hierbij intensief contact met gemeenten, politie en OM. Het aanpakken van deze groep in Utrecht heeft bij zowel de burgemeester, de politie, als bij het OM hoge prioriteit3. De aanpak bestaat uit intensieve surveillance, postacties en de inzet van camera’s. Daarnaast zijn er gebiedsverboden opgelegd, twee woningen ontruimd, aanhoudingen verricht en verdachten veroordeeld. In Utrecht zijn meer rechercheurs vrij gemaakt om de jeugdgroepen hard aan te pakken. De gemeente, OM, politie, de woningbouwvereniging, het Veiligheidshuis en jongerenwerk werken samen om deze aanpak vorm te geven. Zij doen dit door een combinatie van extra toezicht, inzet van bijzondere opsporingsmiddelen, hulpverlening en de inzet op een positieve vrijetijdsbesteding. Inmiddels zitten vijf van de zeven kopstukken uit de jeugdgroep in Terwijde vast.
Hebben de burgemeester, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie er alles aan gedaan om deze criminele jeugdgroep in Terwijde te ontmantelen? Zo ja, hoe kan het dan dat die nog steeds bestaat? Zo nee, wat hadden zij nog meer kunnen en moeten doen?
Zie antwoord vraag 2.
Behoort de genoemde criminele jeugdgroep tot de 89 criminele jeugdgroepen die u heeft beloofd van de straat te halen? Zo ja, waarom heeft u ze nog niet van de straat gehaald en wanneer gaat u dat dan wel doen? Wat kunt u meer doen dan de burgemeester van Utrecht, het OM en de politie aldaar? Zo nee, als deze groep al niet tot de lijst van 89 behoort, welke groepen dan wel? Waarom behoort deze groep niet tot de 89? Wilde u dan beweren dat deze groep slechts hinderlijk of overlastgevend is?
Mijn belofte is geenszins een papieren belofte: in mijn brief van 18 mei 2011 heb ik aangegeven dat er verschillende categorieën jeugdgroepen zijn geïdentificeerd. Eind 2010 waren er 1527 problematische jeugdgroepen, waarvan 1 154 hinderlijke jeugdgroepen, 284 overlastgevende jeugdgroepen en 89 criminele jeugdgroepen. Deze 89 criminele jeugdgroepen worden binnen twee jaar aangepakt. Daarnaast wordt de aanpak van hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen geïntensiveerd. De bedoelde groep in Utrecht is getypeerd als overlastgevend. Dit laat onverlet dat een deel van de groep ook als individu misdrijven pleegt. Zoals ik in de brief heb aangegeven pakken we de sleutelfiguren binnen de overlastgevende groepen streng aan. De gemeenten nemen de regierol op zich om de aanpak van overlastgevende en hinderlijke jeugdgroepen te intensiveren. Ook de gemeente Utrecht zet hier belangrijke stappen in. Politie en OM hebben stevig ingegrepen. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Gaat u concreet ten aanzien van bovengenoemde groep uw belofte om grensoverschrijdend gedrag van jongeren (zie antwoord op de bovengenoemde Kamervragen) terug te dringen in de praktijk waar maken? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet? Deelt u dan de mening dat uw belofte vooral een papieren belofte is?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw mening over de vraag van Utrechtse autoriteiten, waaronder de politiechef, om leden van de jeugdgroepen gedwongen op te nemen en te behandelen? Welke mogelijkheden bestaan daartoe?
Utrecht pleit voor aanpassing van het ISD-programma voor jongvolwassenen in detentie, zodat dit beter is toegesneden op de doelgroep van overlastgevende en criminele jongeren. Om jongvolwassenen beter en effectiever aan te kunnen pakken is het adolescentenstrafrecht in ontwikkeling. Overeenkomstig hetgeen de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in zijn brief van 25 juni 2011 aan uw kamer uiteen heeft gezet, wil ik de toepassing van de ISD-maatregel bij jongvolwassenen bevorderen. Op dit moment wordt hier onderzoek naar gedaan, zo nodig zal het ISD-programma worden aangepast.
De aangekondigde fusie tussen twee GGZ-instellingen |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Emergis en Parnassio Bavo gaan fuseren»?1
Ja.
Kunt u, in relatie tot het feit dat het kabinet onlangs akkoord is gegaan met het aanscherpen van de fusieregels in de zorg, een inhoudelijke reactie geven op deze fusie?
Op 5 oktober 2011 hebben de staatssecretaris en ik in een Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport gedebatteerd over onze voornemens ten aanzien van aanscherping van de fusietoetsing in de zorg vanwege kwaliteit en bereikbaarheid. Mede op basis van dit debat zijn die voornemens vertaald in een wetsvoorstel waarmee het kabinet onlangs akkoord is gegaan. Na het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel zullen de staatssecretaris en ik het wetsvoorstel bij uw Kamer aanhangig maken. Totdat het wetsvoorstel tot wet wordt verheven heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) echter nog geen bevoegdheden ten aanzien van het goed- of afkeuren van fusies.
Het is niet aan mij om een inhoudelijk oordeel te geven over individuele fusievoornemens in de zorgsector. Dit is voorbehouden aan de daarvoor verantwoordelijke toezichthouders.
Het fusievoornemen is op 16 december 2011 gemeld bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en is daar op dit moment nog in behandeling.
Wel ben ik wel van mening dat zorgaanbieders die willen fuseren ook nu al de belangen van de patiënten centraal moeten stellen bij hun afwegingen ten aanzien van de fusievoornemens. Dit om te voorkomen dat door de fusie de kwaliteit, de veiligheid en de bereikbaarheid van zorg in gevaar komen. Ik zal partijen oproepen om te handelen in de geest van het wetsvoorstel.
Hoe gaat u voorkomen dat diverse zorginstellingen nog gauw even gaan fuseren, voordat de verscherpte wetgeving van kracht is?
In het verlengde van de onlangs aan uw Kamer toegestuurde antwoorden op soortgelijke vragen over andere concrete fusievoornemens in de sector, verwijs ik ook hier naar de brief die ik op 7 november 2011 aan uw Kamer heb gezonden en naar mijn reactie tijdens de behandeling van de VWS begroting voor 2012 in uw Kamer op de «motie Leijten»2. Ik heb daarbij aangegeven dat ik geen wettelijke bevoegdheden heb om een algemene fusiestop af te kondigen. Daarbij ben ik van mening dat niet alle fusies ongewenst zijn. Een fusie kan soms noodzakelijk zijn voor de continuïteit of de kwaliteit van de aangeboden zorg. Maar er zijn natuurlijk ook zorgen over fusies en fusies die minder zijn gewenst. Zorgen die worden ingegeven door ervaringen ten aanzien van de argumentatie van de noodzaak van fusies, de betrokkenheid van de cliënten, medewerkers en andere stakeholders bij de uitwerking van fusies en de wijze waarop fusies in het verleden daadwerkelijk zijn uitgepakt. Vandaar dat de fusietoetsing zal worden aangescherpt.
Om op dit moment zoveel mogelijk aan de wensen van de Kamer tegemoet te komen zal ik in de richting van (brancheverenigingen van) zorgaanbieders aangeven dat de Kamer en ik van mening zijn dat partijen uitermate zorgvuldig met fusies moeten omgaan. En dat ik het zeer wenselijk vind dat zorgaanbieders met fusieplannen ook nu al handelen in de geest van de komende aanscherping van de regels. Ik zal hierop ook de betreffende GGZ-instellingen aanspreken.
Deelt u de mening dat Emergis en Parnassio Bavo een fusie-effectrapportage moeten opstellen en dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een fusietoets moet uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
Bij de aanscherping van de fusietoetsing in de zorg wordt de verplichting tot het opstellen van een fusie-effectrapportage wettelijk verankerd. Met die fusie-effectrapportage worden zorgaanbieders gestimuleerd tot een zorgvuldige voorbereiding van een fusie, waarbij het nut, de noodzaak en de gevolgen van een voorgenomen fusie in kaart worden gebracht en de direct betrokkenen bij de zorgaanbieder (zoals cliënten en medewerkers) zorgvuldig worden betrokken bij de uitwerking van de plannen. In het verlengde daarvan zal ook de zorgspecifieke fusietoets, door de NZa, wettelijk worden verankerd.
Het streven is de wetgeving per 2013 van kracht te laten zijn. Zolang de wetgeving niet van kracht is, kan ik partijen echter niet verplichten tot het opstellen van een fusie-effectrapportage en heeft de NZa geen bevoegdheid om de fusie te beoordelen. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 heb aangegeven, zal ik er bij de betrokken partijen wel op aandringen al vast zoveel mogelijk te handelen in de geest van de nieuwe regelgeving.
Hoe gaat u deze en andere op handen zijnde fusies tegenhouden conform de wens van de Kamer om een moratorium in te stellen, totdat de inspraak van patiënten en personeel voldoende is geregeld?
Hier verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3.
Het omzeilen van de acceptatieplicht en het verbod op premiedifferentiatie door zorgverzekeraars |
|
Johannes Sibinga Mulder |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vragen onderzoek te doen naar de vraag of Promovendum, een aanbieder van zorgverzekeringen die zich richt op hoger opgeleiden en die beweert dat ze het laagste tarief van Nederland kan bieden omdat hoger opgeleiden een beter claimgedrag vertonen, handelt in strijd met de Zorgverzekeringswet die een acceptatieplicht en een verbod op premiedifferentiatie kent of handelt in strijd met de geest van deze wet?
Binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw) hebben verzekeraars twee (gelimiteerde) mogelijkheden gekregen om een uitzondering te maken op het verbod op premiedifferentiatie: er mag een collectiviteitskorting worden gegeven van maximaal 10% van de premiegrondslag en er mag een premiekorting worden gegeven als men gebruik maakt van het vrijwillig eigen risico (tot maximaal € 500). Bij polissen als Promovendum en Besured is – in tegenstelling tot datgene wat in vraag 1 en 3 kan worden gelezen – sprake van een collectiviteit.
Voor collectiviteiten mag een premiekorting worden gegeven tot maximaal 10%. Collectiviteiten richten zich op een specifieke doelgroep, zoals Promovendum en Besured doen.
Naast de collectieve korting kunnen verzekerden kiezen voor een lagere premie door te kiezen voor een hoger eigen risico. Wanneer zij dan toch zorg nodig hebben zullen ze ook meer zorgkosten zelf moeten betalen.
Het staat collectiviteiten vrij toelatingscriteria aan hun deelnemers te stellen, zoals bijvoorbeeld het eisen van een lidmaatschap van een patiëntvereniging of een vakbond.
Als het om de acceptatieplicht gaat is het Achmea/Avéro (de zorgverzekeraar die het verzekeringsrisico voor de collectieve verzekering Promovendum en Besured draagt) die hieraan moet voldoen. Ik heb geen reden aan te nemen dat Achmea/Avéro zich niet aan de acceptatieplicht houdt. De betreffende zorgverzekeringen zijn namelijk voor iedereen toegankelijk tegen dezelfde premiegrondslag.
Los daarvan ben ik van mening dat de vraag voorbij gaat aan het feit dat er vele collectieve zorgverzekeringen met premiekortingen zijn, waartoe ook niet hoog opgeleiden toegang hebben. Hierboven zijn al de voorbeelden van patiëntenverenigingen en vakbonden genoemd.
Het is in het belang van de verzekerden om te kunnen beschikken over juiste, volledige en begrijpelijke (keuze)informatie. De NZa houdt toezicht op de transparantie van de zorgverzekeringen en hanteert hiervoor het richtsnoer «Informatieverstrekking Ziektekostenverzekeraars en volmachten», waarin wordt aangegeven welke informatie zorgverzekeraars minimaal aan verzekerden dienen te verstrekken (met name gaat het hier om informatie die op de website van de zorgverzekeraars zelf moet staan). Het doel van het richtsnoer is om tot betere informatieverstrekking door zorgverzekeraars te komen. Als de NZa constateert dat er sprake is van onjuiste informatieverstrekking kan zij handhavend optreden (bijvoorbeeld door een verzekeraar te verplichten de website aan te passen). De NZa rapporteert jaarlijks via het samenvattend rapport Zorgverzekeringswet over de transparantie van zorgverzekeraars in hun polissen en websites.
Ondanks bovenstaande vind ik het van belang om te weten of een grootscheeps gebruik van doelgroepcollectiviteiten afbreuk kan doen aan de toegankelijkheid van de zorgverzekering. Om die reden zal ik de NZa vragen in het kader van zijn reguliere toezichtstaak op de rechtmatige uitvoering door zorgverzekeraars van de Zvw (in het bijzonder de naleving van de zorgplicht, de acceptatieplicht en het verbod op premiedifferentiatie) hieraan expliciet aandacht te besteden.
Kunt u de NZa vragen onderzoek te doen naar de vraag of de kortingen die Promovendum biedt, te weten een collectiviteitskorting en een extra Promovendumkorting die samen een korting opleveren van meer dan 10%, in strijd zijn met de Zorgverzekeringswet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de NZa vragen onderzoek te doen naar de vraag of Besured, een aanbieder van zorgverzekeringen die zich richt op studenten en die beweert dat studenten en young professionals minder ziektekosten declareren en daarom recht hebben op een lagere premie, handelt in strijd met de Zorgverzekeringswet die een acceptatieplicht en een verbod op premiedifferentiatie kent of handelt in strijd met de geest van deze wet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de NZa vragen te onderzoeken of de betrokkenheid van Achmea Avéro bij de zorgverzekeringen van Besured en Promovendum in strijd is met de zorgverzekeringwet of met de geest van deze wet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven in hoeverre het in de geest van de Zorgverzekeringswet is dat er een zorgverzekering bestaat, te weten Blue, die een relatief beperkt aantal zorgaanbieders heeft gecontracteerd, en adverteert met de mededeling dat de zorgverzekering dagelijks opzegbaar is, met het risico dat iemand als hij of zij gezond is deze verzekering kiest, maar zodra hij of zij een aandoening krijgt, overstapt naar een zorgverzekering die wel veel zorgaanbieders vergoedt en die een acceptatieplicht heeft, waardoor Blue wel de verzekeringspremie opstrijkt maar de kosten van behandelingen afwentelt op andere verzekeraars?
De Blue Polis is tussentijds opzegbaar, maar is daarin niet uniek, ook de Zekur Polis is tussentijds opzegbaar. Toen de Zekur polis werd geïntroduceerd in 2008 heeft de NZa, naar aanleiding van een toezegging van voormalig minister Klink aan de TK, (onder andere) de mogelijkheid van het tussentijds opzeggen onderzocht.
De NZa beoordeelde destijds dat de opzeggingsgrond in de Zekur Polis voldeed aan de eisen die in het Burgerlijk Wetboek worden gesteld. Artikel 7 Zvw bepaalt in welke gevallen de verzekerde in ieder geval de mogelijkheid heeft om de zorgverzekering op te zeggen, het BW biedt echter ruimere mogelijkheden. De NZa zag wel een mogelijk risico dat de tussentijdse opzegbaarheid zou kunnen leiden tot afwenteling van kosten als deze zich daadwerkelijk voordoen en de verzekerde (kort) hiervoor van verzekering of verzekeraar verandert. De NZa heeft de Zekur polis daarom gemonitord en geconstateerd dat verzekerden niet of nauwelijks van de tussentijdse opzegmogelijkheid gebruik hebben gemaakt. Ook heeft de NZa geen signalen van andere zorgverzekeraars ontvangen dat sprake is van een afwentelingseffect. De verwachting is dat dit bij de Blue polis niet anders zal zijn.
Als blijkt dat in bovengestelde gevallen de wet wordt overtreden, neemt u dan maatregelen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 1.
Als blijkt dat in bovengestelde vragen weliswaar de wet niet wordt overtreden maar er wel in strijd met de geest van de wet wordt gehandeld, bent u dan bereid de Zorgverzekeringswet aan te passen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe?
Zie antwoord vraag 1.
De wijze waarop Nederland zich aan internationale afspraken houdt inzake preventie |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat Margaret Chan, hoofd van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), in New York de noodklok luidde tijdens de VN-Topbijeenkomst over chronische ziekten, en dat zij wereldleiders opriep zich «keihard te verzetten» tegen de tabaksindustrie en hun burgers te stimuleren tot een gezonde levensstijl?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat de landen die de politieke verklaring hebben getekend zich gecommitteerd hebben aan het verminderen van de risicofactoren en het creëren van een omgeving die de gezondheid bevordert?
Ja, daarbij teken ik aan dat de verklaring het accent legt op ruimte voor nationaal beleid.
Wat vindt u van de stelling van de Nederlandse Hartstichting, KWF Kankerbestrijding, de Nederlandse Diabetes Federatie en het Astma Fonds dat u willens en wetens de ogen sluit voor de wereldwijde epidemie van chronische ziekten als kanker, hart- en vaatziekten, diabetes en longziekten als astma en COPD? Bent u er, in tegenstelling tot deze fondsen, van overtuigd dat het aantal mensen dat sterft of lijdt aan chronische ziekten niet explosief zal toenemen in Nederland? Kunt u dit uitgebreid beargumenteren?
Ik heb uiteraard oog voor de verwachte toename van chronische ziekten. In diverse rapporten van het RIVM, waaronder de VTV, is deze verwachte toename gesignaleerd. In de landelijke nota «Gezondheid dichtbij» heb ik de toename van chronische ziekten expliciet genoemd als één van de vier gezondheidsvraagstukken waarvoor het kabinet aandacht vraagt. Mijn gezondheidsbeleid is erop gericht om deze toename af te remmen.
Diabetes en depressie en de determinanten roken, overmatig alcoholgebruik en overgewicht blijven speerpunten van het gezondheidsbeleid. Het kabinet legt de nadruk op bewegen om een omslag in leefstijl te bewerkstelligen.
Kunt u aangeven in hoeverre Nederland zich actief zal inzetten op de in de politieke verklaring genoemde punten, en daarbij aangeven voor welke punten in de politieke verklaring geldt dat deze weliswaar genoemd worden, maar dat de vrijblijvende formulering voor Nederland aanleiding vormt zich niét actief op deze punten in te zetten?
De meeste in de politieke verklaring genoemde punten komen over het algemeen ook terug in het Nederlandse beleid. Een klein aantal heeft meer betrekking op de gezondheidssituatie in ontwikkelingslanden en is minder relevant voor de Nederlandse situatie. In de landelijke nota gezondheidsbeleid «Gezondheid dichtbij» vraagt het kabinet specifiek aandacht voor het gezondheidsvraagstuk van de toename van chronische ziekten. Het kabinet zet de al langer bestaande prioriteiten rond diabetes, depressie, roken, schadelijk alcoholgebruik en overgewicht voort. Wel wil het kabinet meer focus aanbrengen door ons te richten op bewegen om de leefstijl van mensen positief te beïnvloeden. Het kabinet trekt voor deze acties gezamenlijk meer geld uit dan vorige kabinetten. Met dit beleid sluit het kabinet nauw aan bij de belangrijkste oproep van de verklaring, namelijk het reduceren van de risicofactoren en het creëren van randvoorwaarden voor een gezonde omgeving. Verder verwijs ik naar mijn brief aan de Tweede kamer van 28 oktober 2011 onder nummer 32 793 nr 8, waarin de Nederlandse inzet is aangegeven.
Kunt u aangeven op welke wijze Nederland zich keihard verzet tegen de tabakslobby? Kunt u aangeven hoe vaak u in de afgelopen drie jaar contact heeft gehad met de tabaksindustrie? Bent u van mening dat uw beleid ten aanzien van het terugdringen van roken niet in strijd is met het FCTC-verdrag? Waarom niet? Zijn er instanties of deskundigen die daar anders over denken?2
Nederland voldoet grotendeels aan de aanbevelingen die de WHO doet. Het is van belang dat de WHO aanbevelingen doet en dat op nationaal niveau vervolgens eigen afwegingen worden gemaakt. Het Kabinet hecht eraan dat op nationaal politiek niveau uiteindelijk in overleg met het parlement besluiten worden genomen. Die beleidsvrijheid delegeren wij noch aan de EU noch aan de WHO.
Ik ben van mening dat ik een weloverwogen rookbeleid voer waarin bescherming van de volksgezondheid en tabaksontmoediging goed in balans zijn met het belang van individuele verantwoordelijkheid en keuzevrijheid. Ik ben mij er van bewust dat er organisaties zijn die daar anders over denken maar dat is voor mij geen reden tot andere conclusies te komen.
Sinds het aantreden van dit kabinet heeft op ministerieel niveau nog geen gesprek met de tabaksindustrie plaatsgevonden. Over de regelmaat van contacten op ambtelijk niveau heb ik een uitgebreide toelichting gegeven in antwoord op Kamervragen van 1 december 2011.
Kunt u tevens aangeven op welke wijze Nederland de EU Raadsconclusies dat de lidstaten worden opgeroepen om een gezonde levensstijl te promoten en daarbinnen vooral aandacht te besteden aan gezondheidsdeterminanten zoals onvoldoende bewegen, ongezond eten, schadelijk alcohol gebruik en roken zal uitvoeren, anders dan te wijzen op eigen verantwoordelijkheid, het toepassen van voedsellogo’s en het aanleggen van speelveldjes en het handhaven van de leeftijdsgrenzen voor alcohol?
Nederland kan grosso modo instemmen met deze Raadsconclusies. De nadruk in de conclusies ligt, wat Nederland betreft, echter iets te veel op de rol van nationale overheden in publieksvoorlichting over ongezond leefstijlgedrag. Nederland legt zelf de focus op de gezonde keuze makkelijker te maken. Dat doen wij in samenwerking met zo veel mogelijk partijen, dicht bij mensen in de wijken en de dorpen. Mijn aanpak op dat terrein is beschreven in de landelijke nota «Gezondheid dichtbij» en bevat naast de door u genoemde voorbeelden nog vele andere onderdelen. Dit kabinet investeert daar ook meer in dan vorige kabinetten, ondanks de moeilijke economische situatie.
De EU heeft wat Nederland betreft een beperkte rol op het terrein van gezondheidsbevordering en ook overheidscommunicatie is een nationale aangelegenheid. Nederland is wel van mening dat er een relevante Europese rol is op het gebied van kennisuitwisseling en gezamenlijke onderzoeksprogrammering.
Bent u van mening dat, zonder nu nadrukkelijk te investeren in preventie, de kosten voor gezondheidszorg over een aantal jaren nog steeds gedragen kunnen worden zonder dat veel hogere premies, een kleiner basispakket en meer eigen betalingen noodzakelijk zijn? Zo ja, waarop is deze overtuiging gebaseerd? Welke deskundigen en wetenschappers zijn een andere mening toegedaan en bepleiten meer investering in preventie, niet alleen om de individuele kwaliteit van leven van veel mensen te verhogen maar ook om de kosten van de zorg in de toekomst te kunnen beheersen? Kunt u aangeven welke deskundigen en wetenschappers u steunen in de overtuiging dat het voorgestelde beleid in de landelijke notagezondheidsbeleid ten aanzien van preventie voldoende is?
Effectieve vormen van preventie kunnen de zorgvraag verminderen. Het kabinet investeert daarin, bijvoorbeeld de invoering van bevolkingsonderzoek naar darmkanker. Alles bij elkaar investeert dit kabinet nadrukkelijker in preventie dan eerdere kabinetten.
De effecten van preventie op de totale zorgkosten moeten echter niet worden overschat. De kosten voor gezondheidszorg worden door diverse factoren bepaald zoals de (dubbele) vergrijzing, medisch-technologische ontwikkelingen, sociaal-culturele veranderingen en het gegeven dat veel kosten op latere leeftijd worden gemaakt. Onderzoek laat zien dat preventie, in de zin van gezonde leefstijl, vooral leidt tot meer arbeidsparticipatie en arbeidsproductiviteit en dus verminderde kosten voor ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. De belangrijkste motivatie voor preventie is dat de kwaliteit van leven toeneemt als mensen gezonder leven.
Ik kan niet in algemene zin aangeven welke deskundigen en wetenschappers de landelijke nota gezondheidsbeleid ondersteunen. Mijn nota bevat vele onderdelen waarover door verschillende partijen uiteenlopend wordt gedacht. Gezondheid is complex en wordt door een groot aantal factoren beïnvloed. Op een aantal aspecten kan overheidsbeleid invloed hebben op andere niet of nauwelijks. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat er nog maar een gering aantal bewezen effectieve interventies voor handen zijn. Methodieken werken niet of onvoldoende omdat ze niet aansluiten bij de leefwereld van de mensen. Ik wil dat veranderen: gezondheid is iets van mensen zelf en niet van de overheid of professional die bepalen wat goed voor ons is. Het beleid van dit kabinet sluit derhalve zo veel mogelijk aan bij de belevingswereld van mensen. Op een positieve manier, om gezond gedrag te stimuleren en om gezond gedrag makkelijker te maken in plaats van ertoe op te roepen.
Levensgevaarlijke therapieën voor huilbaby's |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de wildgroei aan therapeuten die baby’s behandelen door ze dubbel te vouwen of diep te buigen, met mogelijk levensgevaarlijke gevolgen?1
Ik heb kennisgenomen van de uitzending.
Hoeveel therapeuten bieden dergelijke therapie aan in Nederland? Hoeveel reguliere zorgverleners bieden daarnaast dit soort therapieën aan?
Ik heb over het aantal therapeuten geen gegevens en reken het niet tot mijn beleidsverantwoordelijkheid daarover gegevens bij te houden. Ook over het aantal reguliere zorgverleners dat alternatieve behandelingen aanbiedt, heb ik geen gegevens. Zie verder mijn antwoord op vraag 3 en 6.
Bent u van mening dat een reguliere zorgverlener expliciet aan de patiënt kenbaar moet maken dat hij zich op dat moment niet bezighoud met bv. fysiotherapie of osteopathie? Vindt u dat een reguliere zorgverlener, opgenomen in Wet beroepen in de individuele Gezondheidszorg (BIG), die daarnaast dit soort therapieën uitvoert en nalaat er op te wijzen dat ditgeen onderdeel van de reguliere praktijk is, strafbaar is? Vindt u dat hier actieve controle op moet plaatsvinden vanuit de beroepsverenigingen? Welke rol speelt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ten aanzien van dit soort therapieën?
Het is een plicht van iedere hulpverlener, ongeacht of deze alternatieve behandelingen naast reguliere aanbieden of niet, om goede informatie aan de patiënt te verstrekken, onder meer over de risico’s van de voorgestelde behandeling. Die informatieplicht telt zwaarder naarmate het gaat om minder conventionele behandelmethoden.
De KNMG heeft gedragsregels vastgesteld voor artsen die naast reguliere behandelwijzen ook niet-reguliere behandelwijzen toepassen. Ook het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) heeft dergelijke gedragsregels opgesteld. In die gedragsregels is opgenomen dat beroepsbeoefenaren de patiënt dienen te informeren over de effectiviteit, aard, duur en (neven)effecten van een behandeling. Als de beroepsbeoefenaar (mede) een niet-reguliere behandelwijze overweegt, dan vereisen deze regels dat de beroepsbeoefenaar naar de patiënt toe een duidelijk onderscheid maakt tussen reguliere en niet-reguliere behandelwijzen. Daarnaast heeft ook de burger een eigen verantwoordelijkheid zich goed te (laten) informeren.
Hoeveel meldingen cq signalen heeft de IGZ ontvangen ten aanzien van dit soort therapieën voor baby’s? Van wie? Sinds wanneer? Welke actie is hierop ondernomen?
In 2008 heeft de inspectie een melding ontvangen van een soortgelijk geval. Er is een baby overleden na een cranio-sacraal behandeling door een fysiotherapeut. De inspectie is destijds door het OM benaderd, er was bij de inspectie zelf geen melding gedaan. De pathaloog-anatoom die het overlijden heeft onderzocht, heeft geen relatie tussen de behandeling en het overlijden van een baby aangetoond. Ik zal de IGZ vragen naar deze praktijken onderzoek te doen.
Kunt u zich voorstellen dat ouders met een huilbaby uiteindelijk zo wanhopig zijn dat ze zich tot therapeuten wenden die zeggen dat een therapie met diep buigen, dubbelvouwen van de baby of het terugbrengen in foetale positie zal helpen?
Ik reken het niet tot mijn beleidsverantwoordelijkheid om op deze vraag in te gaan.
Denkt u dat ouders voldoende op de hoogte zijn van het verschil tussen reguliere en alternatieve therapieën? Zo nee, wat zou er moeten veranderen, en tot wiens verantwoordelijkheid behoort dat?
Ik ben van mening dat de burger een eigen verantwoordelijkheid heeft zich goed te (laten) informeren over zowel de behandelaar tot wie hij/zij zich wil wenden, als over diens deskundigheid, over de betrouwbaarheid en mogelijke werking van behandelingen die hij/zij mogelijk zal ondergaan. Voorts hebben de therapeuten een grote verantwoordelijkheid de patiënt volledig, helder en begrijpelijk te informeren, en expliciet aan te geven als een alternatieve therapie wordt toegepast. Ook moeten zij de patiënt informeren over andere mogelijke behandelingen die in de reguliere zorg worden gegeven.
Vindt u het een taak van de overheid om er voor te zorgen of het in ieder geval mogelijk te maken dat ouders de juiste keuze maken?
Nee, de «juiste keuze» is een subjectief begrip. We kennen in Nederland keuzevrijheid in de zorg. De keuzevrijheid van de patiënt die zelf bepaalde therapieën wil ondergaan is belangrijk. Uiteindelijk moet de patiënt goed worden geïnformeerd. Daarnaast dienen alle beroepsbeoefenaren in de zorg zich te onthouden van handelingen die buiten noodzaak (kans) op schade veroorzaken.
Ten aanzien van zorgverleners die in het BIG-register ingeschreven staan, staat ook de weg van het publieke tuchtrecht open.
Mocht blijken dat een beroepsbeoefenaar die niet in het BIG-register ingeschreven staat, de patiëntveiligheid in gevaar brengt, dan is diegene op grond van de wet BIG nu al strafrechtelijk te vervolgen.
Vindt u het een taak van de overheid om er voor te zorgen dat ouders geen gebruik maken van dit soort therapeuten omdat dit levensgevaarlijke gevolgen kan hebben voor zeer jonge kinderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u deze verantwoordelijkheid vormgeven?
Zie mijn antwoord op vraag 6 en 7.
Het nieuwsbericht dat huilbaby’s worden blootgesteld aan levensgevaarlijke alternatieve therapieën van alternatieve therapeuten |
|
Willie Dille (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Therapieën huilbaby’s soms levensgevaarlijk»?1
Ja.
Deelt u de mening dat alternatieve therapieën geen bewezen wetenschappelijke basis hebben, en daarom niet mogen worden toegepast op kinderen, zeker als blijkt dat deze levensgevaarlijk zijn? Zo nee, waarom niet?
In Nederland is met de invoering in 1997 van de Wet BIG (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) er bewust voor gekozen de uitoefening van de geneeskunst vrij te laten. Het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, waaronder complementaire of alternatieve behandelwijzen, is sinds de inwerkingtreding van de Wet BIG in beginsel aan eenieder toegestaan, behoudens bepaalde voorbehouden handelingen.
Dit zijn handelingen (injecteren, weefsel verstorende ingrepen als snijden, uitvoeren van endoscopieën, etc.) die, indien uitgevoerd door ondeskundigen, evident gevaarlijk zijn voor de gezondheid van diegenen die dat ondergaan. Deze handelingen mogen enkel op eigen gezag worden verricht door de wet aangewezen deskundigen (artsen, tandartsen en verloskundigen).
Beoefenaren van beroepen in de zorg die niet via de Wet BIG zijn geregeld, mogen in beginsel patiënten behandelen waar het gaat om niet voorbehouden handelingen. Echter, ook in dat geval dienen deze beroepsbeoefenaren zich als een goed hulpverlener (op grond van Boek 7, Titel 5, van het Burgerlijk Wetboek) gedragen. Daarnaast dienen alle beroepsbeoefenaren in de zorg zich te onthouden van handelingen die buiten noodzaak (kans) op schade veroorzaken. Mocht blijken dat een beroepsbeoefenaar de patiëntveiligheid in gevaar brengt, dan is diegene op grond van de Wet BIG nu al strafrechtelijk te vervolgen.
Ten aanzien van zorgverleners die in het BIG-register ingeschreven staan, staat ook de weg van het publieke tuchtrecht open.
Zijn er cijfers bekend over hoeveel baby’s er tot nu behandeld worden met deze alternatieve therapieën? Zo nee, bent u bereid deze cijfers te verzamelen?
Het is niet bekend hoeveel baby’s exact met deze alternatieve therapieën behandeld worden. Ook is niet bekend of er in de afgelopen jaren sterfgevallen van kinderen zijn, die toe te wijzen zijn aan deze alternatieve therapieën. In 2008 heeft de inspectie een melding ontvangen van een soortgelijk geval. Er is een baby overleden na een cranio-sacraal behandeling door een fysiotherapeut. De inspectie is destijds door het OM benaderd, er was bij de inspectie zelf geen melding gedaan. De pathaloog-anatoom die het overlijden heeft onderzocht, heeft geen relatie tussen de behandeling en het overlijden van een baby aangetoond. Ik zal de IGZ vragen hiernaar onderzoek te doen en te bezien of hier gevaarlijke, gezondheidsbedreigende handelingen worden verricht.
Zijn er in de afgelopen jaren sterfgevallen van kinderen toe te wijzen aan deze alternatieve therapie? Zo ja, wat is hier tot nu toe mee gedaan?
Zie antwoord vraag 3.
Maximumtarieven in de tandheelkundige zorg |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat verzekeraars maximumvergoedingen hanteren voor tandheelkundige verrichtingen?1
Ja
Kunt u een overzicht geven van de maximum vergoedingen die de verschillende verzekeraars hanteren voor (de meest gangbare) tandheelkundige behandelingen? Waarop zijn deze tarieven gebaseerd?
Het huidige overzicht met maximumvergoedingen heeft een achterhaalde status vanwege de recente en voorgenomen aanpassingen, mede als gevolg van de overleggen tussen tandartsen en zorgverzekeraars waartoe ik heb opgeroepen. Ik geef er de voorkeur aan om u op een later tijdstip nader te informeren als de maximumvergoedingen meer gestabiliseerd zijn. Een mogelijk geschikt moment is het verschijnen van de derde marktscan van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) eind februari.
Deelt u de mening dat dit betekent dat verzekeraars dan in feite de maximum tarieven voor tandartsen bepalen in plaats van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)? Zo nee, waarom niet? Bent u van mening dat dit een verbetering is? Zo ja, waarom?
Neen, ik deel niet de mening dat de zorgverzekeraars nu de rol van de Nederlandse Zorgautoriteit overnemen en in haar plaats maximumtarieven gaan vaststellen. Zorgverzekeraars en mondzorgverleners zijn nu aan zet om, in plaats van de overheid, marktconforme prijzen tot ontwikkeling te brengen. Voor de prijzen met betrekking tot het basispakket onder de Zorgverzekeringswet heb ik in het debat van 17 januari 2011 partijen opgeroepen om op zeer korte termijn oplossingen te bedenken voor de ontstane situatie waarbij voor jeugdmondzorg moet worden bijbetaald. Over de resultaten van dit overleg heb ik u bij brief van 31 januari 2012 geïnformeerd.
Deelt u voorts de mening dat, wanneer verzekeraars de maximum vergoedingen vaststellen dit de prijzen die tandartsen zullen hanteren zal beïnvloeden en er derhalve geen sprake is van vrije prijzen in de tandheelkundige zorg? Zo nee, waarom niet?
Met vrije prijzen is bedoeld dat de overheid de prijzen niet meer reguleert maar de prijsvorming aan de marktpartijen overlaat. De maximumvergoedingen die zorgverzekeraars vaststellen kunnen inderdaad de markt beïnvloeden, maar dat geldt evenzeer voor de prijzen die de mondzorgverleners voor hun verrichtingen rekenen. Daarom is het van belang dat er een goede onderhandelingsdynamiek tussen partijen ontstaat. De kern van het experiment is nu juist om na te gaan of en op welke wijze deze dynamiek tot stand komt en hoe hiermee het publiek belang gediend is.
Verwacht u dat de kosten van tandheelkundige zorg zullen stijgen ten gevolge van invoering van vrije prijzen? Kunt u uitgebreid aangeven waarop uw verwachting in deze is gebaseerd?
De prijzen voor sommige prestaties zullen stijgen en voor andere dalen. In deze prille fase van het experiment kan ik nog niets zeggen over het gemiddelde effect op de prijzen. Eerste inschatting van de NZa is evenwel dat de gemiddelde prijsstijging beperkt blijft. De recent gepubliceerde gegevens van Fa-med2 lijken dit te bevestigen.
Daarnaast zijn op dit moment de NPCF en Zorgverzekeraars Nederland, in overleg met de NMT, bezig met de realisatie van een overzichtswebsite met prijzen van alle tandartsen. De betrokken partijen streven ernaar om deze vergelijksite eind februari beschikbaar te hebben.
Bent u van plan de financiële gevolgen van de kostenstijging, zoals deze door verschillende partijen wordt verwacht, wanneer deze daadwerkelijk optreedt, straks eenzijdig bij verzekerden neer te leggen via hogere premies voor aanvullende tandartsverzekeringen en minder tandheelkundige zorg in het basispakket?
Omdat zorgverzekeraars privaatrechtelijke organisaties zijn heb ik geen zeggenschap over de premies die zorgverzekeraars heffen. Dat geldt eveneens over de samenstelling van de aanvullende pakketten voor de mondzorg. Ik ben in geen enkele zin voornemens om de mondzorg in het huidige basispakket te berperken.
Het verminderen van het aantal bedden in de GGZ en sluiting herstellingsoord |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat de GGZ-instelling Mondriaan in Limburg vóór 2016 142 bedden zal schrappen?1
Wat is uw reactie op het bericht dat de GGZ-instelling Mondriaan in Limburg vóór 2016 142 bedden zal schrappen?1
Dat de GGZ-instelling Mondriaan zich heeft voorgenomen om bedden te schrappen past in mijn beleid om de zogenaamde ambulantisering te stimuleren. Patiënten met psychische aandoeningen kunnen veel meer dan nu wonen in en deelnemen aan de maatschappij, mits de juiste ondersteuning in de wijk is georganiseerd. Daarvoor zijn in Nederland al diverse zorgvormen opgericht, zoals bijvoorbeeld ACT en FACT teams. FACT-teams (Functie Assertive Community Treatment) behandelen en begeleiden mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen in de wijk/thuissituatie. Zij bieden praktische steun in huisvesting, inkomen, zoeken naar dagbesteding en werken met motiverende technieken. Ook betrekken deze teams de familie van de patiënt bij de behandeling, waardoor die er niet alleen voor staat en hun zorgen worden verlicht.
De afbouw van bedden is een goede ontwikkeling voor de kwaliteit van leven van de patiënt én het is kostenbesparend, omdat bedden erg duur zijn. Het bericht waar u naar verwijst, zet deze voordelen ook uiteen. Mondriaan komt tegemoet aan de wensen van de patiënt, die behandeld wil worden in de thuissituatie. Door het samenstellen van een optimaal team van professionals die de patiënt hierin ondersteunen, kunnen met minder personeel meer mensen worden geholpen. Op dit moment ben ik met het veld in gesprek om te komen tot een bestuurlijk akkoord over de geestelijke gezondheidszorg. Een van de thema’s is de ambulantisering en de beddenafbouw.
Om welke reden schrapt Mondriaan de bedden? Is er in deze regio een overschot aan geestelijke gezondheidszorg?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Zijn er wachtlijsten op dit moment voor bedden bij Mondriaan of bij andere GGZ-instellingen in Limburg? Zo ja, hoe komt dat?
Ik heb geen signalen dat er wachtlijsten zijn voor bedden op dit moment.
Betreft het ook het afbouwen van crisisbedden? Zo ja, wat betekent dat voor het aantal crisisbedden in deze regio? Kan een toelichting worden gegevens?
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor de besluiten die zij neemt met betrekking tot het reduceren van bedden, ook als dat crisisbedden betreft. De continuïteit en kwaliteit van zorg aan cliënten moet gewaarborgd zijn. Indien de instelling besluit crisisbedden te sluiten zal dat op zodanige wijze moeten plaatsvinden dat de crisisfunctie voor de regio wel gewaarborgd blijft.
Op welke manier zal een vermindering van bedden bij Mondriaan leiden tot het helpen van meer mensen?
Ik verwijs hierbij naar het antwoord van vraag 1.
Vindt u het wenselijk dat door het verminderen van het aantal bedden de kans vergroot wordt dat patiënten in een ambulant traject gedwongen worden, hoewel wellicht residentiële zorg effectiever kan zijn? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Ik ga er vanuit dat de zorg die verleend wordt aan de patiënten verantwoorde zorg is en dat zorgverleners per individuele patiënt beoordelen of een ambulant traject of klinische opname gewenst is. Het beleid rondom de ambulantisering zal dus verantwoord moeten plaatsvinden, waarbij altijd de mogelijkheid voor residentiële zorg moet blijven bestaan, afhankelijk van de specifieke zorgbehoefte van de patiënt. Feit is wel, dat meer mensen dan nu in een ambulant traject kunnen worden geholpen, omdat dit beter is voor de kwaliteit van leven van de patiënt zelf. Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat mensen die in geestelijke nood verkeren kwalitatief goede zorg op maat geboden moet worden, waarbij vooraf niet voorgeselecteerd moet worden welke vorm van zorg dat moet zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 6.
Kunt u uitleggen waarom een vermindering van managementlagen en managementpersoneel gepaard gaan met een beddenvermindering?
Indien patiënten worden behandeld in een klinische setting, wordt een groot beroep gedaan op het organisatievermogen van een instelling. Er moet voldoende personeel aanwezig zijn om de instelling aan te sturen en de organisatie draaiende te houden. Indien patiënten veel meer vanuit een ambulante situatie en/of de thuissituatie worden geholpen, heeft dit consequenties voor het management als gevolg van sluiting van afdelingen. Zo zullen veel meer organisatorische aspecten, zoals voorzieningen voor levensonderhoud voor patiënten, de inzet van verplegend personeel etc. worden verminderd, wat kan resulteren in een vermindering van managementlagen binnen een organisatie.
Sturen de zorgverzekeraars bij Mondriaan aan op het verminderen van het aantal bedden? Zo, nee, wat is dan wel hun rol? Zo ja, waarom?
Ja, het beleid van CZ/VGZ is erop gericht dat het proces van ambulantisering daadwerkelijk wordt ingezet. Afbouw van klinische capaciteit is één van de inkoopvoorwaarden. Nederland kent een relatief hoge dichtheid als het gaat om GGZ-bedden per inwoner. Het Trimbosinstituut heeft dit in een rapport «Toekomstverkenning intramurale GGZ» (2009) ook aangegeven. De verwachting is, zo blijkt in dit rapport, dat deze capaciteit zonder nadere maatregelen blijft groeien, terwijl klinische opname niet altijd noodzakelijk past bij de zorgvraag van de patiënt. Veel beter kan in sommige gevallen de patiënt in een ambulante setting worden behandeld.
Mondriaan bouwt de klinische capaciteit wel sneller af dan de inkoopvoorwaardennorm van de verzekeraars. Daarom hebben CZ/VGZ en Mondriaan een intentieverklaring getekend met als doel dat Mondriaan de afbouw kan temporiseren indien blijkt dat de afbouw te snel gaat.
Hoeveel euro moet Mondriaan in totaal bezuinigingen, en hoeveel banen zullen er daardoor verdwijnen?
Mondriaan moet 7 miljoen euro bezuinigen. Ongeveer 75% van het budget van Mondriaan betreft personele kosten. In 2012 zullen er van de ruim 1 800 formatieplaatsen 133 verloren gaan. De Raad van Bestuur verwacht dat gedwongen ontslagen achterwege kunnen blijven.
Wat is uw reactie op het bericht dat Pro Persona heeft besloten om het herstellingsoord te sluiten?2
Ik realiseer mij dat de bezuinigingen waar de sector mee te maken krijgt fors zijn en dat dit invloed heeft op de bedrijfsvoering van organisaties. De maatregelen zijn echter onontkoombaar om de GGZ toekomstbestendig te houden. Ik vertrouw erop dat zorgverzekeraars doelmatig inkopen, zodanig dat de zorg betaalbaar blijft en beschikbaar voor patiënten. Zij kunnen binnen deze kaders hun eigen afwegingen maken, waarbij in dit geval het gevolg is dat het herstellingsoord van Pro Persona moet sluiten. Bovendien gaat het volgens Pro Persona, zoals ook in het artikel wordt aangegeven, om lichte gevallen, waarvan het de vraag is of die »s nachts in het herstellingsoord moeten verblijven.
Hoe oordeelt u er over dat er zogenaamde preventieplaatsen worden geschrapt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De zorg die in het herstellingsoord werd gegeven, betrof in veel gevallen «lichte problematiek». De instelling declareerde veel van deze zorg onder de aanspraak aanpassingsstoornis, welke per 2012 niet meer onder het verzekerde pakket valt. Ik vertrouw erop dat de verzekeraar weloverwogen heeft besloten om de preventieplaatsen in zijn geheel te schrappen en verwijs hierbij ook naar het antwoord dat ik gaf op vraag 11.
Hoeveel moet Pro Persona bezuinigen, en hoeveel banen zullen daardoor verdwijnen?
Pro Persona zal de functie Herstellingsoord, waar klinische opname geboden wordt aan mensen met verschillende diagnoses(waaronder aanpassingsstoornissen) voor wie een tijdelijke opname is aangevraagd, in de loop van 2012 niet meer uitoefenen. Er is een sluitingsplan gemaakt. Een opnamestop wordt ingevoerd met ingang van 1 juni en de feitelijke sluiting is voorzien per 1 augustus. Het gaat daarbij om 41 medewerkers die hierdoor hun functie verliezen. Pro Persona streeft ernaar deze mensen te herplaatsen in de organisatie van Pro Persona. De kans bestaat dat een deel van de cliënten nu eerder opgenomen moeten worden op een reguliere opnameafdeling van Pro Persona in de regio.
De sluiting van het Herstellingsoord past bij de verder gaande ambulantisering van de GGZ die de zorgverzekeraar(s) en de zorgaanbieders in de GGZ nastreven. Dit past binnen mijn beleidslijn. Nadat de zorgverzekeraar had aangegeven de verblijfsfunctie niet meer te zullen inkopen (het is namelijk verblijf met behandeling) is, mede gelet op het uit het basispakket Zvw vergoeding van aanpassingsstoornissen, besloten het Herstellingsoord te sluiten.
Het totale bedrag voor het Herstellingsoord mag worden behouden, maar zal nu worden ingezet om meer patiënten ambulant te behandelen.
Pro Persona onderzoekt welke mogelijkheden er zijn om (delen van) het zorgaanbod van het Herstellingsoord ambulant aan te bieden.
Is het waar dat zorgverzekeraar Menzis heeft besloten de vergoeding voor verblijf voor de preventieplaatsen te laten vervallen, zodat het herstellingsoord van Pro Persona moet sluiten? Bent u van mening dat een zorgverzekeraar inhoudelijk kan toetsen of iemand baat heeft bij een preventieve opname om erger in de toekomst te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, dat is waar. De verzekeraar zou inderdaad kunnen toetsen of iemand baat heeft bij een preventieve opname om erger te kunnen voorkomen. Praktijkvariatie zou dat ook uit kunnen wijzen. Die informatie heeft hij nodig om adequaat te kunnen inkopen en zijn afwegingen te kunnen maken om wel of niet bepaalde zorg in te kopen bij een instelling.
Is het waar dat zorginstellingen in de GGZ de verblijfsplaatsen voor mensen met een zorgzwaartepakket 1, 2 of 3 aan het afstoten zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het kader van het ambulantiseringtraject dat aanbieders en verzekeraars momenteel gezamenlijk oppakken, verwacht ik dat verblijfplaatsen voor mensen met een zorgzwaartepakket 1, 2 of 3 inderdaad minder worden gecontracteerd. Immers, deze mensen kunnen verantwoord ambulant worden geholpen. Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 1.
Falend toezicht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ook zo geschrokken van het zoveelste voorbeeld van falende zorg en falend toezicht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), nadat vanmorgen berichten verschenen over een baby die in het umcg verbleef?
Bij de behandeling van de baby door het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) in 2007 is ernstige gezondheidsschade ontstaan. Dat is op zich natuurlijk al erg, maar het wordt nog erger als vervolgens zowel het ziekenhuis als de toezichthouder daar niet behoorlijk op reageren.
Als minister ben ik verantwoordelijk voor goed toezicht op de kwaliteit van de zorg en ik neem wat er gebeurd is hoog op. Ik heb groot respect voor de vasthoudendheid van de ouders van Jelmer. Ik ben mij er van bewust dat alle onderzoeken die nu zijn verricht het verdriet nooit kunnen wegnemen.
Bent u bereid het eerdere verzoek van de PvdA-fractie naar onafhankelijk onderzoek naar de IGZ te heroverwegen?
Zoals ik in mijn toezichtvisie op de IGZ, die ik 31 januari 2012 aan Uw Kamer heb verzonden, aangeef, heeft de IGZ de afgelopen tijd veranderingen in haar organisatie doorgevoerd die noodzakelijk zijn om de omslag naar een moderne handhavingsorganisatie te maken. De toezichtvisie bevat belangrijke aandacht- en uitgangspunten voor de ontwikkeling van toezicht en handhaving door de IGZ. De toezichtvisie vraagt weer extra dingen van de IGZ. Om goed de vinger aan de pols te houden of de organisatie van de IGZ robuust genoeg is om de toezichtvisie uit te voeren en of de processen en systemen hierop voldoende zijn berekend, zal ik extern de organisatie van de IGZ laten doorlichten. Ik zal uw Kamer hierover in de zomer informeren en daarbij ook de vorderingen op het gebied van Incidententoezicht melden.
Dit externe onderzoek is een nadere invulling van mijn toezegging in de brief aan uw Kamer van 17 januari 2012 om halfjaarlijks onderzoek te doen naar het toezicht op de gezondheidszorg door de IGZ1.
Afhankelijk van de resultaten uit het externe onderzoek zal ik u halfjaarlijks blijven rapporteren. Op termijn wil ik dit onderzoek vervangen door een vijfjaarlijks onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van de IGZ, naar analogie van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Uit het onderzoek kan mogelijk blijken dat er bijvoorbeeld extra middelen of menskracht en/of een wijziging van de toezichtvisie en/of een wijziging van de interne organisatie van de IGZ nodig is. Ik treed graag met u in overleg over de uitkomsten. Herhaling van de gang van zaken bij de IGZ bij een aantal incidenten moet worden voorkomen. Burgers en de politiek moeten er immers op kunnen vertrouwen dat de IGZ haar eigen processen en systemen op orde heeft.
Deelt u de mening dat na de heftige incidenten in de GGZ, en nu ook in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), waarbij de IGZ heeft gefaald, een onderzoek niet meer uit kan blijven? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wilt u dit onderzoek door de Raad voor de Veiligheid laten uitvoeren, zodat onafhankelijkheid gegarandeerd is?
Ik zie in deze onderzoeken geen specifieke rol weggelegd voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Hun expertise betreft oorzaken of vermoedelijke oorzaken achterhalen van «voorvallen» en categorieën «voorvallen», terwijl het hier gaat om het doorlichten van de IGZ om te beoordelen of zij robuust genoeg is om de toezichtvisie uit te voeren.
De problemen bij de intensive care van het VU Medisch Centrum |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is de betrokkenheid van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) bij de grote problemen op de intensive care van het VU Medisch Centrum?1
In mijn eerdere brief van 15 december 2011 kenmerk CZ-TSZ-3097709 ben ik ingegaan op de rol van de IGZ bij de kwesties die speelden op de IC van VUmc.
Kort gezegd komt het er op neer dat IGZ hierbij een actieve rol vervult en de Raad van Bestuur op tekortkomingen heeft gewezen.
Is het waar dat twee dodelijke incidenten zijn gemeld die mogelijk voorkomen hadden kunnen worden?
Beide meldingen zijn in onderzoek en behandeling door de IGZ. Beoordeling van de eerste zaak heeft geleid tot maatregelen die de Raad van Bestuur moet nemen. De inspectie volgt dit nauwgezet. Door VUmc is een plan overlegd waar de inspectie zich in kan vinden en de uitvoering is in gang gezet. Over de laatste melding is nog geen enkele mededeling te doen. Dit onderzoek is pas recent gestart.
Is het toezicht van de IGZ voldoende effectief zodat mogelijke calamiteiten of gevaarlijke situaties voor patiënten door gebrekkige communicatie worden voorkomen? Waaruit bestaat het handelen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg?
De primaire verantwoordelijkheid om kwalitatief goede en veilige zorg te leveren ligt in het ziekenhuis zelf. De IGZ houdt scherp toezicht op het VUMC en betrekt bij dat toezicht zowel medisch-inhoudelijke alsook bestuurlijke aspecten en spreekt de Raad van Bestuur daar op aan. In de onderhavige casus heeft de IGZ naar aanleiding van een melding op deze wijze gehandeld om zodoende risico’s te reduceren en herhaling te voorkomen.
Is het waar dat een klokkenluider op non-actief is gesteld? Wat is daarover uw oordeel? Hoe wordt voorkomen dat deze klokkenluider de dupe wordt van zijn handelen?
Degene die deze calamiteit bij de IGZ gemeld heeft is niet op nonactief gesteld, maar opereert op dit moment niet. Alles is er op gericht de desbetreffende arts zo snel mogelijk weer normaal onderdeel van het team te laten uitmaken en de communicatie structureel te verbeteren. Ik hecht zeer aan een zorgvuldige behandeling van betreffende arts, opdat deze niet de dupe wordt van de melding die hij bij de IGZ heeft gedaan.
Deelt u de mening dat als de communicatie tussen de medische staf leidt tot gevaarlijke situaties dat dan de Raad van Bestuur nooit mag wegkijken en actief dient te handelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik ook in mijn brief van 15 december 2011 heb aangegeven, deel ik die mening. De Raad van Bestuur is primair verantwoordelijk voor kwaliteit en veiligheid van de patiëntenzorg. In dat kader en zoals tevens aangeven in mijn brief, vind ik het van belang dat verbeterde richtlijnen binnen VUmc duidelijk maken hoe medisch specialisten, wanneer ze na goed overleg toch van mening blijven verschillen, specifieke twijfelgevallen kunnen voorleggen aan de Raad van Bestuur.
Wat is de rol van de medische staf bij het oplossen van de problemen op de intensive care? Is deze adequaat?
Zoals ik ook in mijn brief van 15 december 2011 heb aangegeven, vind ik dat de eindverantwoordelijkheid voor het oplossen van de problemen primair bij de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht van VUmc ligt. De IGZ heeft inmiddels een concept plan van aanpak van de Raad van Bestuur ontvangen. De Raad van Toezicht is op de hoogte en heeft ingestemd met de uitvoering van dit plan en zal ook toezien op de uitvoering. De Raad van Bestuur van VUmc heeft de inspectie aangegeven dat zij zich volledig bewust is van de ernst van de situatie en de noodzaak snel doch zorgvuldig stappen tot verbetering te nemen. Deze concrete maatregelen ter verbetering worden nu getroffen. Bij de aanpassingen in de organisatie van de intensieve zorg worden meerdere specialismen van VUmc betrokken.
Bij implementatie van de stappen voor verbetering zijn samenwerking, communicatie en feedback van cruciaal belang. Alle actoren binnen de organisatie hebben daar zelfstandig en in teamverband een verantwoordelijkheid in. Niemand kan die verantwoordelijkheid ontlopen en is daarop aanspreekbaar. Uiteindelijk gaat het om het belang van de patiënt.
Wat is de rol van de Raad van Bestuur? Is deze adequaat?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is de rol van de Raad van Toezicht in deze kwestie? Is deze voldoende adequaat?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat door de mogelijke fusie tussen het Academisch Medisch Centrum Amsterdam en het VU Medisch Centrum zaken onder de pet zijn gehouden?2 Kunt u deze suggestie bevestigen dan wel ontkennen?
Zoals ik in mijn brief van 15 december 2011 heb aangegeven, heb ik geen enkele aanleiding te veronderstellen dat fusieperikelen, zoals geschetst in de media, een relatie hebben met het ontstaan van deze kwestie.
Wilt u uw invloed aanwenden om de problemen op het VU Medisch Centrum zo snel mogelijk op te lossen?
Zoals ik in mijn brief van 15 december 2011 en in de antwoorden op de vragen 3, 6, 7 en 8 heb aangegeven, ben ik van mening dat Raad van Bestuur van de instelling zelf orde op zaken moet stellen. IGZ is als toezichthouder betrokken en volgt het nauwgezet. Zij zal kort na de jaarwisseling de stand van zaken in het VUmc opnieuw beoordelen door middel van gesprekken met in ieder geval de Raad van Bestuur en de meest direct betrokkenen.
Het bericht ‘Verplicht logo alcohol en zwangerschap op fles’ |
|
Sabine Uitslag (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Verplicht logo alcohol en zwangerschap op fles»?1
Ja.
Is bekend hoeveel vrouwen in Nederland alcohol blijven drinken, terwijl ze weten dat ze zwanger zijn?
De Gezondheidsraad heeft in 2005 een onderzoek gepubliceerd «Risico’s van alcoholgebruik bij conceptie, zwangerschap en borstvoeding». In dit onderzoek is aangegeven dat in Nederland weinig gegevens beschikbaar zijn over zwangere vrouwen, maar dat het percentage van hen dat alcoholhoudende drank gebruikt lager is dan onder niet-zwangere vrouwen. De studies (uit 1978 en 1987) geven aan dat dit percentage mogelijk tussen de 35% en 52% ligt, en wekken de suggestie dat dit percentage in deze periode is afgenomen. Dit lijkt in overeenstemming met de toename van de kennis over de schadelijke effecten van alcohol voor een embryo en een foetus in die periode en de voorlichting die daarover is gegeven. Helaas zijn meer recente gegevens niet beschikbaar.
Zijn er cijfers bekend van het aantal kinderen dat met de gevolgen van het alcoholgebruik door de moeder worden geboren?
Naar schatting lijdt 3% van de kinderen in Nederland aan Foetal Alcohol Syndrome Disorder (FASD, wat vooral tot gedragsproblemen leidt) en 0,5% aan Foetal Alcohol Syndrome (FAS, wat meer ernstige vormen van schade kent, zoals afwijkingen in het gezicht).
Deelt u de mening dat vrouwen adequaat moeten worden voorgelicht over de gevolgen van alcohol voor hun ongeboren kind?
Ja, die mening deel ik.
Waar worden vrouwen proactief gewaarschuwd voor de schadelijke werking van alcohol voor hun ongeboren kind? Welke rol spelen verloskundigen hierin? Is dit een vast onderdeel van de eerste gesprekken met de verloskundige of huisarts?
Zwangere vrouwen worden op verschillende plaatsen voorgelicht over alcoholgebruik tijdens de zwangerschap. Dit gebeurt via websites, CJG’s, bij de huisarts, via regionale GGD’en en via klinisch genetische centra. Voor de verloskundigen heb ik een interventiekaart laten ontwikkelen om daarmee de aandacht te vergroten voor de schade die alcohol kan toebrengen bij het zwanger worden en tijdens de zwangerschap. De interventiekaart dient als een concreet houvast voor de verloskundige om het onderwerp alcohol tijdens preconceptie consulten en daarop volgende consulten bespreekbaar te maken en om de nulnorm voor alcohol uit te dragen.
Bent u bereid te onderzoeken of een invoering van een verplicht logo op flesjes mogelijk is? Hoe snel zou dit ingevoerd kunnen worden?
Ik ben voornemens te inventariseren of het mogelijk is het logo via zelfregulering in te voeren. Daartoe zal ik contact opnemen met de branche. Naar aanleiding daarvan zal ik u nader informeren.
Hoe staat het met EU-regelgeving op dit terrein? Zijn er EU-landen die al wel een verplicht logo op flesjes hebben? Zo ja, zijn de effecten hiervan gemeten?
Er is geen EU-regelgeving op dit terrein. Wel geeft de herziene verordening (EU) 1169/2011 (de etiketteringverordening) de mogelijkheid om nationaal extra vermeldingen op het etiket te plaatsen. Frankrijk is het enige EU land waar het verplicht is om een waarschuwingslogo voor zwangere vrouwen op alcoholhoudende dranken te plaatsen. Uit Frans evaluatieonderzoek valt op te maken dat de invoering van een waarschuwingslogo effect heeft gehad op de bewustwording. In 2004 was 81,5% van de Franse bevolking van mening dat alcoholgebruik tijdens de zwangerschap onaanvaardbaar is. In 2007, na de invoering van het waarschuwingslogo, was 86,9% van de bevolking zich daarvan bewust.
Kunnen deze vragen beantwoord worden voor het notaoverleg Gezondheidsbeleid op 19 december a.s?
Het notaoverleg is verplaatst naar 5 maart 2012. Deze vragen zullen voor het overleg worden beantwoord.
Het bericht dat er in 2011 meer dan 1 miljoen ADHD voorschriften zijn |
|
Willie Dille (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Meer dan 1 miljoen ADHD-voorschriften»?1
Ja.
Deelt u de mening dat kinderen op dit moment veel te snel een ADHD of PDD-NOS stempel krijgen?
De sterke stijging in het gebruik van ADHD-medicatie baart mij zorgen. Daarom zal ik op korte termijn de betrokken beroepsgroepen naar hun visie ten aanzien van dit stijgende gebruik vragen.
Deelt u de mening dat kinderen tussen de 10 en 12 jaar speels zijn en dus geen ADHD- medicijnen moeten ontvangen, tenzij er een daadwerkelijke vaststelling van ADHD is?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat veel gezinnen door de ADHD en PDD-NOS voorschriften onnodig op kosten worden gejaagd aangezien 60% van de kosten voor rekening van het gezin komt?
Deze vraag impliceert dat het voorschrijven van medicatie voor ADHD en PDD-NOS vaak onnodig zou zijn. Vooralsnog ga ik er vanuit dat de betrokken beroepsgroepen vakkundig en zorgvuldig ADHD-medicatie voorschrijven. Zie verder mijn antwoorden op vraag 2 en vraag 3.
Hoe verklaart u dat er steeds meer kinderen ADHD-medicijnen krijgen voorgeschreven?
De stijging van het aantal diagnoses ADHD en daarmee het medicatiegebruik loopt mee in de stijgende vraag naar professionele zorg in de algehele jeugdzorg. In de beleidsbrief «Geen kind buiten spel» worden voorstellen gedaan om het beroep op de zware zorg te doen verminderen. Voor meer details over de gedane voorstellen verwijs ik u graag naar bovengenoemde beleidsbrief.
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de manier waarop artsen ADHD vaststellen, en of de huidige criteria voor het vaststellen van ADHD wel voldoen?
Ik ben voornemens om, zoals eerder is toegezegd in de brief over de stand van zaken rondom ADHD van 27 april 2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 25 424, nr. 115), de discussie onder en met beroepsgroepen op gang te brengen met betrekking tot het adequaat diagnosticeren en inzetten van medicatie bij ADHD (w.o. het voorschrijven van medicatie). Ik zal hen vragen om hun visie daarop met mij te delen en daarbij aandacht te schenken aan een aantal specifieke punten. Ik zal binnenkort de beroepsgroepen een brief van deze strekking sturen.
Het verzet van de bevolking tegen de bezuinigingen op het ziekenhuis de Sionsberg in Dokkum |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is de reden dat in het ziekenhuis de Sionsberg de afdeling en oncologie, cardiologie, spoedeisende eerste hulp en kraamzorg dreigen te worden gesloten?1
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft moeten vaststellen dat het ziekenhuis de Sionsberg de kwaliteit van zorg van verschillende basisprocessen heel erg moeilijk tot niet op een verantwoord niveau kan handhaven. Het ziekenhuis en zijn adherentiegebied zijn te klein om te kunnen blijven voldoen aan de minimale richtlijnen en volumenormen. Normen en richtlijnen die in aantal en soort zullen toenemen in de komende tijd. Om die reden is er door het bestuur van het ziekenhuis een onderzoek uitgevoerd naar de toekomstige mogelijkheden met betrekking tot ziekenhuiszorg in de Sionsberg. Dit onderzoek heeft geleid tot de uitwerking van een viertal scenario’s en vervolgens zijn die scenario’s beoordeeld op kwaliteit en financiële consequenties. Dit heeft geleid tot het inzicht dat het volledige basispakket voor de Sionsberg voor de toekomst vanuit beide perspectieven onhaalbaar is en is er een primaire keuze gemaakt voor een scenario waarvan de hoofdlijnen zijn dat er geen acute zorg, cardiologische zorg, «hoog» complexe chirurgische oncologische zorg en geboortezorg meer wordt geboden.
Gezocht wordt naar de meest gewenste vorm voor zorg dicht bij huis. Voor het moment van nu betekent het dat wordt gestopt met de uitvoering in de Sionsberg van de complexe oncologische chirurgie en dat de klinische cardiologie niet wordt heropend. De Spoedeisende Hulp (SEH) heeft al eerder een andere functionaliteit gekregen. In plaats van de SEH is er een Acute Zorg Afdeling beschikbaar. Over de aard van de zorg die van daaruit wel kan worden geboden, zal overleg met de relevante wetenschappelijke verenigingen worden gezocht, omdat daar feitelijk geen normen of richtlijnen voor bestaan. De geboortezorg blijft voorlopig in aangepaste vorm in de Sionsberg beschikbaar, daar zal een goed plan voor ontworpen worden. Voor de complexe gevallen en sectio’s wordt doorverwezen naar andere ziekenhuizen in de omgeving als daar aanleiding voor bestaat, bijvoorbeeld vanwege een hoge ASA. Een en ander vloeit ook voort uit het feit dat de Sionsberg geen voorziening heeft op het niveau van een IC-1. Deze week is overeengekomen dat medio januari 2012 de Sionsberg het portfolio nader zal uitwerken tot een toekomstbestendig zorgbeleidsplan en dat tot die tijd de Acute Zorg Post blijft functioneren conform de afspraken.
Het bestuur van het ziekenhuis buigt zich nu over toekomstplannen die moeten voorzien in een nieuw en innovatief model om vormen van ziekenhuiszorg «dicht bij huis» in de regio te kunnen blijven garanderen. De IGZ blijft de Sionsberg intensief volgen om te zien of de plannen verantwoord worden uitgewerkt en geïmplementeerd en de veranderingen in het gebied goed geborgd zullen worden.
Klopt het dat ook financiële motieven hieraan ten grondslag liggen?2
Het klopt inderdaad dat ook financiële motieven hebben meegespeeld bij het bestuur van het ziekenhuis in de keuze voor een portfolio dat afgestemd is op de toekomst. Het ziekenhuis blijkt over onvoldoende financiële armslag te beschikken om alle zorgfuncties financieel in stand te houden.
Zijn er actuele gebeurtenissen die nopen tot deze ontmanteling van het ziekenhuis?
Uit onderzoek van de IGZ kwam in mei 2011 naar voren dat de Sionsberg te klein is om te blijven voldoen aan alle minimale volumenormen, terwijl het ook financieel niet mogelijk is om op termijn alle zorgactiviteiten zelfstandig in stand te houden. Voor het bestuur van het ziekenhuis zijn dit uiteindelijk redenen geweest om voor de toekomst te besluiten bepaalde functies niet meer aan te bieden (zie het antwoord op vraag 1).
Op grond waarvan komen de Inspectie voor de Gezondheidszorg en/of zorgverzekeraar De Friesland tot dit oordeel?
Zie het antwoord onder vraag 1.
Komt het ziekenhuis de Sionsberg in aanmerking voor een kleinschaligheidstoeslag om de spoedeisende eerste hulp overeind te houden? Zo ja, hoe hoog is deze kleinschaligheidstoeslag? Is dit ziekenhuis niet onmisbaar om op tijd acute zorg te kunnen bieden?
Voor 2011 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de Sionsberg een beschikbaarheidbijdrage van circa € 3 672 026,– toegekend. Ik heb overleg gehad met de NZa hoe met de beschikbaarheidbijdrage 2012 om te gaan.
Ik heb de Sionsberg bij brief van 23 december 2011, kenmerk CZ/IPZ-3099092, laten weten dat voor de beschikbaarheidbijdrage 2012 zal worden aangesloten bij de bijdrage voor 2011, onder de voorwaarde dat er een adequaat plan wordt opgesteld dat de acute zorg in de regio voldoende waarborgt. Ik heb u deze brief op 23 december 2011 in afschrift doen toekomen.
Voor de acute zorg is inmiddels in de regio voorzien in extra ambulancecapaciteit zowel in auto’s als een extra vertrekpost. Daarnaast zijn afspraken gemaakt met het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) voor de achterwachtfunctie.
Kunnen niet andere ziekenhuizen, zoals het Medisch Centrum Leeuwarden of het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), hulp bieden om de continuïteit en kwaliteit te garanderen van de Sionsberg zonder dat het ziekenhuis ontmanteld wordt dan wel tot fusie wordt overgegaan? Zo neen, waarom niet?
Om de continuïteit van de zorg in de regio te garanderen, zal het uit te werken zorgbeleidsplan in nauwe samenwerking met onder andere de omliggende ziekenhuizen tot stand moeten komen. Hiermee is zowel de continuïteit als de kwaliteit van de zorg in de regio zeker gesteld.
Wat gaat u ondernemen om dit ziekenhuis, volwaardig te behouden voor Noord-oost Friesland? Vindt u het terecht dat duizenden mensen uit Noord-oost Friesland tegen de ontmanteling van het ziekenhuis in verzet komen? Zo ja, wat gaat u doen om een goed toegankelijk volwaardig ziekenhuis «om de hoek» waar 24 uur per dag en 7 dagen per week het licht brandt te behouden?
Ik kan mij heel goed voorstellen dat de ontwikkelingen ten aanzien van het ziekenhuis leiden tot zorgen bij de mensen in deze regio. Het ziekenhuis gaat immers bepaalde functies niet meer aanbieden. Ik vind het belangrijk dat de patiënt keuzevrijheid heeft. De zorgverzekeraar heeft via het inkoopbeleid een belangrijk instrument in handen om deze keuzevrijheid te bevorderen. Ik ben verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg. Er zijn voldoende ziekenhuizen in de omgeving die de zorg in de regio kunnen aanbieden zonder dat de kwaliteit en continuïteit van de zorg in het geding is. Ik zal zelf dan ook geen initiatief nemen dat zich richt op behoud van een volwaardig ziekenhuis.
Bij onveilige en onverantwoordelijke situaties dienen er maatregelen genomen te worden. De IGZ ziet hierop toe. Als de zorg niet verantwoord kan worden geleverd, moet het ziekenhuis stoppen deze zorg te leveren. Het is aan het bestuur van het ziekenhuis deze afweging te maken.
Als u niets wilt ondernemen, wat is daarvan de reden?
Zie het antwoord onder vraag 7.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het komende algemeen overleg over ziekenhuisbekostiging op 21 december aanstaande?
Dit is helaas niet gelukt.
Het stopzetten van de plannen Parkwijk de Zandheuvel op terreinen gehandicapteninstellingen Sherpa en de Amerpoort in Baarn |
|
Renske Leijten (SP) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat het plan voor een Parkwijk de Zandheuvel op de terreinen van gehandicapteninstellingen Sherpa en de Amerpoort in Baarn kortgeleden na jarenlange protesten van verwanten definitief zijn stopgezet?
Ja, ik ben er van op de hoogte dat de plannen (nu) niet worden uitgevoerd.
Hoeveel heeft het plan Parkwijk de Zandheuvel gekost? Bent u van mening dat dit een goede besteding van AWBZ-gelden is geweest?
De ontwikkeling van het plan Parkwijk behelst twee onderdelen.
Het eerste onderdeel heeft betrekking op de vervangende nieuwbouw op deze locatie van zogenoemde rode en oranje plaatsen (zie tevens antwoord op vraag 3). Over de hoogte van de kosten van de vervangende nieuwbouw voor AWBZ-cliënten kan ik u nog geen opgave doen, omdat een deel van de nieuwbouwplannen zich nog in de voorbereidings-/ontwikkelfase bevindt of in uitvoering is.
Het tweede onderdeel betreft het openstellen van de locatie voor particuliere woningbouw. Voor deze laatste activiteit geldt dat het hier niet om financiering uit AWBZ-gelden gaat. Plannen voor woningbouw voor derden mogen namelijk niet uit AWBZ-gelden worden gefinancierd.
Erkent u dat, als de instellingsbestuurders naar de familie hadden geluisterd, het plan voor een Parkwijk de Zandheuvel nooit gemaakt zou zijn?
Dat kan ik niet goed beoordelen. Zoals ik u heb aangegeven in reactie op uw Kamervragen van 8 december 2008 (2008Z10144/2080908430, Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1518) vloeien de bouwplannen mede voort uit de noodzaak de huidige gebouwen aan te passen. Het gaat hier om zogenoemde «rood/oranje scorende» plaatsen, die wat betreft kwaliteit van de huisvesting onvoldoende zijn. De bouwplannen omvatten onder meer een deconcentratie en vervangende nieuwbouw op de hoofdlocatie. In dit kader is het goed te verwijzen naar de antwoorden op uw Kamervragen van 10 februari 2009 (2008Z10144/208008430, Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1518). Ik heb daarbij onder andere aangegeven dat de Centrale Vertegenwoordigersraad (CVR) mij schriftelijk heeft bericht dat er regelmatig overleg is over de ontwikkeling en invulling van het plan park Zandheuvel en dat de CVR ervaart daar als volwaardige partner bij betrokken te worden.
Bent u bereid te onderzoeken of hier sprake is van falend bestuur? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Nee, ik treed in dezen niet in de bevoegdheden van de raad van toezicht.
Hoe oordeelt u over uw eigen rol in het proces van deze bouwplannen?1 2 3 4
Als het om mijn rol in dit bouwproces gaat, wil ik het onderscheid maken zoals ik dat in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven.
Voor het ontwikkelen van de bouwplannen voor particuliere woningbouw geldt dat de ontwikkeling van deze plannen onder de volle verantwoordelijkheid van het bestuur van de betrokken instelling valt. Ik ben daar geen partij in. Wat betreft de noodzakelijke verbetering van de zo genoemde rode en oranje plaatsen, heb ik in het kader van het toenmalige bouwregiem voor deze plaatsen financiële middelen toegekend in het kader van de bouwprioriteitenregeling. Vervolgens heb ik de bestuurders van de Amerspoort en Sherpa aangespoord de onvoldoende scorende plaatsen versneld te doen verbeteren. Voor de resultaten daarvan verwijs ik u naar mijn antwoord op uw vragen 15/16.
Erkent u dat, wanneer het plan doorgezet zou zijn, meer dan de helft van de verstandelijk gehandicapten had moeten verdwijnen van de instellingsterreinen? Wat is uw oordeel hierover?
Ik verwijs u in antwoord op deze vragen graag naar mijn antwoorden 1 en 2 op uw Kamervragen van 28 januari 2010 (2010Z01685, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1803). Ook na invulling van de «omgekeerde integratie» blijven er nog voldoende plaatsen op de huidige locatie over om alle cliënten die dat willen op de huidige locatie te huisvesten.
Net als mijn ambtsvoorganger ben ik van mening dat in principe de woonwens van de cliënt leidend moet zijn en dat daarom van gedwongen verhuizing geen sprake kan zijn.
Erkent u dat, vooruitlopend op de plannen, er al honderden zijn wegverhuisd zonder dat zij daarbij een keuze hadden? Wat is uw oordeel hierover? Erkent u dat uw ambts voorganger heeft betoogd dat er nooit sprake mag zijn van gedwongen verhuizing? Gaat u toetsen of dit ook niet gebeurd is?3
Zie antwoord vraag 6.
Erkent u inmiddels dat de gemaakte plannen niet berust hebben op een verplicht gesteld leefwensenonderzoek? Erkent u dat Sherpa een leefwensenonderzoek heeft gedaan, maar dat is «kwijtgeraakt», en dat het leefwensenonderzoek van de Amerpoort liet zien dat verreweg de meeste verstandelijk gehandicapten op het beschermd instellingsterrein wilden blijven wonen? Hoe oordeelt u over de voortzetting van de plannen gezien het ontbreken van instemming van de bewoners en/of hun wettelijk vertegenwoordigers?
Ik deel uw mening niet. Ik verwijs u hiervoor graag naar mijn antwoorden (3, 7, 18 en 19) op uw vragen van 26 juni 2009 (2009Z12503, Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3390) en de antwoorden (1, 2 en 4) op uw vragen van 28 januari 2010 (2010Z01685, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1803) en het antwoord 9 op uw vragen 27 mei 2010 (30006231, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3092).
Waarom heeft u in het verleden nooit een nieuw leefwensenonderzoek gevraagd?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe oordeelt u erover dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) pas kort geleden een onderzoek is gestart naar het feit dat de instellingsleiding van Sherpa jarenlang de wens om op het beschermd instellingsterrein te wonen uit het zorgplan schrapte dan wel deze wens er niet in op wilde nemen? Hoelang is de IGZ al bekend met deze werkwijze?
De inspectie heeft mij gemeld dat uit eerder inspectietoezicht op Sherpa niet is gebleken dat de woonwensen uit zorgplannen geschrapt zouden zijn. Naar aanleiding van een melding van een cliëntvertegenwoordiger is hier specifiek onderzoek naar gedaan. Medio vorig jaar heeft voornoemde cliëntvertegenwoordiger namens vier cliëntvertegenwoordigers soortgelijke klachten gemeld bij de IGZ. De inspectie is een onderzoek gestart naar deze meldingen. Dit onderzoek zal naar verwachting in maart worden afgerond.
Waarom is er naar aanleiding van de rapporten van de Nationale ombudsman (2009/250 en 2011/83), waarin geconstateerd is dat de IGZ onbehoorlijk heeft gehandeld door signalen van familie over het wijzigen van zorgplannen achter de rug van de familie om door een instelling te negeren, geen actie ondernomen door de IGZ?
De Inspectie heeft de signalen over deze specifieke gevallen in behandeling genomen. In haar algemeen toezicht is bij de cliëntvertegenwoordigers en de cliëntenraad steeds nagevraagd of zij het signaal herkenden. Dat bleek niet het geval.
In algemene zin verwijs ik u graag naar de brief van de minister van VWS d.d. 17 januari 2012 over het toezicht van de IGZ op de gezondheidszorg.
Bent u ermee bekend dat waar geobjectiveerde leefwensenonderzoeken zijn gehouden, deze altijd laten zien dat 80 à 90 procent van de verstandelijk gehandicapten liever op het beschermd instellingsterrein woont?
Ja, ik ben hiermee bekend.
Bent u bekend met het wetenschappelijk onderzoek dat laat zien dat de kwaliteit van leven van gehandicapten in woonwijken achteruit gaat, zij soms nooit meer buiten komen en regelmatig vereenzamen?5
Ja, ik ben met dergelijk onderzoek bekend. Het enkel extramuraliseren, zonder aandacht voor bijvoorbeeld dagbesteding en zonder de omgeving adequaat te betrekken, kan leiden tot negatieve effecten. In dit specifieke geval heeft Sherpa de effecten van de betreffende extramuralisering (in een wetenschappelijke studie) geanalyseerd. De uitkomsten daarvan, die mijn voorgangster u heeft toegezonden, laten per saldo een positief beeld zien.
Hoeveel meer gehandicapteninstellingen – maar ook instellingen voor psychiatrie en ouderenzorg – zijn bezig met het «openstellen» van beschermd terrein voor «reguliere» bewoners, de zogenaamde community care? Bent u bereid hen te wijzen op de nadelen van dit soort plannen voor de zorgbehoevenden?
Mij is niet bekend hoeveel instellingen nu bezig zijn hun terreinen «open te stellen» voor «reguliere» bewoners. Ik zal het onderwerp in de reguliere overleggen met de betrokken koepels aan de orde stellen en hen graag op de door u genoemde onderzoeken wijzen.
Bent u bekend met het feit dat de overgebleven bewoners op het instellingsterrein van Sherpa grotendeels leven in verwaarloosde paviljoens? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo neen, bent u bereid zelf poolshoogte te gaan nemen?
Op de locatie Amerspoort zijn alle «rode» en «oranje» plaatsen door sloop en nieuw- en verbouw aangepakt. Op de locatie Sherpa (276 «oranje» plaatsen) zijn na 2003 146 plaatsen door nieuwbouw vervangen. Daarnaast zal voor 78 plaatsen nieuwbouw worden gestart in 2012. De kwaliteit van de resterende woonplaatsen is door een recent uitgevoerde renovatie nu redelijk. De instelling is voornemens ook voor deze woonplaatsen vervangende nieuwbouw te realiseren. In het kader van het verbeterprogramma voor «oranje» en «rode» gebouwen zijn beide instellingen in de afgelopen jaren regelmatig door mijn ambtenaren bezocht en is adequate voortgang geconstateerd bij het op orde brengen van de huisvesting.
Erkent u dat Sherpa en Amerpoort hadden moeten investeren in de rood/oranje gebouwen, in plaats van in een prestigieuze woonwijk die er nu niet komt? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u andere instellingen die soortgelijke verkeerde prioriteiten aan de dag leggen aanspreken?
Zie antwoord vraag 15.
Erkent u dat het nodig is dat bewoners en/of hun wettelijk vertegenwoordigers betere én echte inspraak moeten krijgen in bij bouw, verbouw en verhuizen? Zo ja, hoe gaat u dit regelen? Zo neen, waarom niet?
Het is van groot belang dat er voldoende mogelijkheden zijn voor inspraak over bouwplannen. In principe dient de woonwens van de cliënt leidend te zijn bij de invulling van bouwinitiatieven. Als een cliënt of zijn vertegenwoordiger meent dat aan zijn woonwens onvoldoende invulling wordt gegeven, kan deze op grond van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector bezwaar aantekenen tegen een besluit van de instelling. Ten slotte is het daarna nog mogelijk om tegen de beslissing op het bezwaar in beroep te gaan. Verder wijs ik u erop dat uw Kamer onlangs de Wet cliëntenrecht zorg ter behandeling is toegezonden. In dit voorliggende wetsontwerp is het recht op een effectieve, laagdrempelige klachten- en geschillenregeling geregeld.
Het bericht dat er zeer hoge risico’s bij thuiszorgorganisatie Parnassus zijn geconstateerd |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
|
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Zeer hoge risico's bij thuiszorgorganisatie»?1
Betreft het hier één locatie van de organisatie of de gehele organisatie?
Zijn er patiënten die schade hebben ondervonden of nog ondervinden van het ongeoorloofd veranderen van medicatie door medewerkers zonder hiervoor een arts te raadplegen?
Kunt u verklaren waarom bijscholing dan wel voldoende scholing ontbreekt bij Parnassus? Komt dit probleem ook bij andere thuiszorgorganisaties voor?
Deelt u de mening, dat dit geen probleem van de afgelopen periode is?
Deelt u de mening dat de onregelmatigheden bij Parnassus eerder door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) opgemerkt hadden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de werkwijze van Parnassus, gezien het onderzoek van de (IGZ), onverantwoord is en per direct aangepast dient te worden om zo de veiligheid van patiënten te waarborgen?
Deelt u de mening dat het huidige bestuur haar functie moet neerleggen gezien het feit dat het bestuur niets heeft ondernomen om de negatieve tendens te doorbreken en hiermee de veiligheid van patiënten langdurig in gevaar heeft gebracht? Zo nee, waarom niet?
Het bericht dat middelengebruik in de jeugdzorg en het speciaal onderwijs hoger is en op jongere leeftijd begint dan bij andere jongeren |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat middelengebruik, zoals softdrugs, roken en alcohol, in de jeugdzorg en het speciaal onderwijs hoger is en op jongere leeftijd begint dan bij andere jongeren?1
Ik vind dit zorgelijk, maar het bericht verrast mij niet. Het onderzoek waar het artikel naar verwijst, bevestigt de uitkomsten van eerdere buitenlandse studies.
Hoe gaat u deze zorgwekkende trend van meer middelen gebruiken en op jongere leeftijd onder deze groepen jongeren stoppen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De preventie van verslavingsrisico’s onder jongeren is een onderdeel van het leefstijlbeleid voor jongeren, dat onder meer inzet op vroegsignalering van problematisch middelengebruik in de jeugdzorg en het onderwijs. Hiervoor is een richtlijn vroegsignalering ontwikkeld die thans wordt geïmplementeerd.
In opdracht van VWS heeft Resultaten Scoren met input van deskundigen in het rapport Kwetsbare Groepen jeugdigen en (problematisch) middelengebruik 2een visie en interventiematrix neergelegd, waarbij ook specifieke groepen in de jeugdzorg en het onderwijs zijn geïdentificeerd. Overmatige middelengebruik bij kwetsbare jongeren is vaak onderdeel van een bredere problematiek, zoals psychosociale en gedragsstoornissen, frequent schoolverzuim en crimineel gedrag. Bij een samenhangende en integrale aanpak van deze problemen moet ook de aanpak van overmatig middelengebruik worden betrokken. De vormgeving van het nieuwe jeugdstelsel is er onder andere op gericht dat de verschillende vormen van jeugdhulp, waaronder de jeugdverslavingszorg, snel en gemakkelijk kunnen schakelen.
Wat gebeurt er nu aan specifieke voorlichting voor jongeren in de jeugdzorg en voor jongeren in het speciaal onderwijs om ervoor te zorgen dat voorkomen wordt dat zij middelen gaan gebruiken?
Het programma De Gezonde School en Genotmiddelen wordt uitgebreid naar het speciaal voortgezet onderwijs. In 2011 is een pilotversie voor leerlingen ontwikkeld. Deze zal na een test in het voorjaar leiden tot een definitieve versie die eind 2012 beschikbaar komt.
Voor middelengebruik in de residentiële jeugdzorg is het programma Open en Alert beschikbaar. Open en Alert geeft handvatten bij het opzetten en uitvoeren van alcohol- en drugspreventie in de residentiële jeugdhulpverlening. Het programma omvat onder andere het voeren van een alcohol- en drugsbeleid en een vaardigheidstraining voor jeugdhulpverleners.
De materialen van Open en Alert zijn ook verschenen in een versie voor jongeren met een licht verstandelijke beperking.
Bent u het eens met de stelling dat de voorlichting specifiek voor jongeren in de jeugdzorg en in het speciaal onderwijs op korte termijn moet verbeteren? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Nee. De in het antwoord op vraag 2 en 3 genoemde initiatieven acht ik voldoende.
Deelt u de zorgen van het Trimbos Instituut dat pedagogisch medewerkers het vaak moeilijk vinden om de juiste aanpak en methode te vinden om met deze problematiek om te gaan? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat pedagogisch medewerkers hierin beter toegerust zijn? Zo nee, waarom niet?2
Ja. Jongeren met problematisch middelengebruik ervaren zelf hun gebruik vaak niet als probleem. Hulp is niet effectief zolang deze jongeren zich daar niet voor openstellen. Binnen de verslavingszorg is een model voor motiverende gespreksvoering ontwikkeld, waarmee jongeren effectief benaderd kunnen worden. Voor pedagogische medewerkers zonder deze kennis kan dat lastig zijn. Met het oog op effectieve vroegsignalering vind ik het daarom belangrijk dat in de Centra voor Jeugd en Gezin en de Zorgadviesteams snel geschakeld kan worden met de jeugdverslavingszorg.