Doorverbindwebsites die consumenten onnodig op kosten jagen |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over doorverbindwebsites die consumenten onnodig op kosten jagen?1
Ja.
Klopt het dat deze doorverbindwebsites niets toevoegen, maar met een tarief van 90 cent per minuut consumenten onnodig op kosten jagen?
Zoals ik aangaf in mijn beantwoording van 3 oktober 20162, vind ik het onwenselijk als consumenten door doorverbindwebsites worden misleid en onnodig hoge informatietarieven betalen om telefonisch contact op te nemen met instanties of bedrijven die gratis of tegen beperkte belkosten telefonisch bereikbaar zijn. Het argument dat exploitanten van de betreffende websites aanvoeren – dat zij ervoor zorgen dat organisaties beter vindbaar zijn – vind ik weinig steekhoudend, gelet op de vele klachten van consumenten die deze doorverbinddiensten veroorzaken.
Klopt het dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) hier al 8 jaar onderzoek naar doet, maar niet optreedt tegen deze doorverbindwebsites?
Nee. De toenmalige Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) heeft in 2009 onderzoek gedaan naar onduidelijkheid van de kosten na het doorverbinden en een aantal aanbieders gewaarschuwd, omdat uit de tariefmelding niet bleek dat je ook na het doorverbinden het vermelde tarief per minuut blijft betalen.3 Dit onderzoek richtte zich op zogenoemde abonnee-informatiediensten. Via dergelijke nummers kunnen telefoonnummers worden opgevraagd en kan de beller desgewenst worden doorverbonden naar het opgevraagde nummer.
Naar aanleiding van de recente klachten over misleidende doorverbindwebsites die gebruik maken van een 0900-nummer, kijkt ACM hoe deze praktijken effectief kunnen worden aangepakt met de instrumenten die zij tot haar beschikking heeft. Voor dit instrumentarium verwijs ik kortheidshalve naar de beantwoording van 3 oktober 2016. Daarbij wijs ik er op dat de reikwijdte van de regels met betrekking tot misbruik van de tarifering van betaalde informatienummers begin 2015 is aangescherpt, zodat uiteenlopende vormen van misleiding met 0900-nummers kunnen worden bestreden.
ACM heeft in november 2016 de resultaten van een steekproef onder betaalde informatienummers gepubliceerd.4 De conclusie daaruit was dat de meeste betaalde informatienummers zich aan de regels houden, maar dat ACM onderzoekt hoe de onwenselijke praktijken van doorverbindwebsites kunnen worden aangepakt. Dit onderzoek is nog gaande.
Waarom treedt de ACM niet op?
ACM onderzoekt hoe de onwenselijke praktijken van doorverbindwebsites kunnen worden aangepakt. Over lopende onderzoeken kan ACM geen mededelingen doen. Ik wacht dit onderzoek met belangstelling af.
Klopt het dat u dit besproken heeft met de ACM? Wat was het resultaat van deze bespreking?
Ja. Uitkomst van de bespreking is dat ACM kijkt of deze praktijken effectief kunnen worden aangepakt met de instrumenten die zij tot haar beschikking heeft.
Kunt u de Telecommunicatiewet aanpassen zodat voor het bellen met deze doorverbindwebsites maximaal het lokale tarief geldt, dan wel dat er niet doorbetaald hoeft te worden nadat er is doorverbonden?
Het onderzoek van ACM loopt nog. Het al dan niet stellen van nadere regels om consumenten beter te beschermen is pas aan de orde als mocht blijken dat de huidige wet- en regelgeving ontoereikend is.
Klopt het dat het maximale bedrag per gesprek 45 euro is? Kunt u overwegen om in de wet een veel lager maximum vast te stellen?
Voor alle 0900-nummers met een informatietarief dat hoger is dan 15 cent per minuut, is het verplicht een maximaal bedrag per gesprek te melden en in rekening te brengen. Dit maximumbedrag kiest de exploitant van het 0900-nummer zelf, op basis van zijn dienstverlening en de duur van de gesprekken, en is dus niet in de regelgeving gemaximeerd. Alleen de informatietarieven van 0900-nummers die worden gebruikt voor het bieden van telefonische klantenservice door een bedrijf waarmee de beller een overeenkomst heeft, zijn in de regelgeving gemaximeerd. In de praktijk hanteren veel doorverbinddiensten, bijvoorbeeld Belastingtelefoon.info en Storingverhelpen.nl, een informatietarief dat hoger is dan 15 cent per minuut en een maximum van 45 euro per gesprek. Het al dan niet stellen van nadere regels om consumenten beter te beschermen is pas aan de orde als mocht blijken dat de huidige wet- en regelgeving ontoereikend is.
Kunt u met uitvoerende diensten, zoals de Belastingdienst, in overleg treden, zodat zij hun telefoondienst als merk registreren en daarna via de rechter de doorverbindsites offline laten gaan?
Overheidsinstanties hebben uiteraard de eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat hun telefoonnummer goed vindbaar is. Het waarschuwen van consumenten gebeurt reeds door bijvoorbeeld de Belastingdienst en de Nationale Politie, het informatieloket ConsuWijzer van ACM en de Consumentenbond.
Kunt u met deze uitvoerende diensten in overleg treden om te bevorderen dat zij consumenten waarschuwen voor de doorverbindsites, en hun eigen gratis telefoonnummers nadrukkelijker onder de aandacht brengen?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u de Kamer binnen twee maanden rapporteren over de te nemen acties?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 4. Over lopende onderzoeken kan de ACM geen mededelingen doen en hiervoor kan dus ook geen termijn worden gegeven. Ik wacht dit onderzoek met belangstelling af.
De locatie Zeewolde voor de middengolfzender |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Eppo Bruins (CU), Agnes Mulder (CDA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Erkent u dat de locatie Zeewolde historisch is opgericht en getuned op de frequentie AM1008 en dat grote middengolffrequenties zoals deze zich lastig laten verplaatsen? Erkent u dat qua hoogte en inrichting geen andere locaties beschikbaar zijn en/of direct inzetbaar zijn in Nederland die qua technische en economische voorwaarden vergelijkbaar zijn met uitzending van de frequentie AM1008 vanaf de bestaande zendmast in Zeewolde?1
Het zendstation in Zeewolde is in 1980 opgericht als vervanging van het middengolfzendstation in Lopik ten behoeve van uitzendingen voor de publieke omroep op de frequenties 747 en 1.008 kHz. Op deze frequenties werden respectievelijk de programma’s van Hilversum II en Hilversum I uitgezonden. Vanaf de jaren ’80 is Radio 5 gaan uitzenden via deze middengolffrequenties. Eerst via de 1008 kHz, later via de 747 kHz. Sinds 2007 zendt Groot Nieuws Radio (hierna: GNR) uit via de 1.008 kHz.
In 2015 is de NPO gestopt met het uitzenden van Radio 5 via de middengolf. Als gevolg daarvan is de toenmalige zenderoperator van de NPO en GNR – KPN Broadcast Services (hierna: KPN) – gestopt met de middengolfdienstverlening en is de huurovereenkomst met NOVEC per 1 september 2015 opgezegd. Een andere zenderoperator – Broadcast Partners (hierna: BP) – heeft vervolgens de dienstverlening (voor GNR) overgenomen. NOVEC geeft aan dat BP en NOVEC in 2015 een (tijdelijke) huurovereenkomst hebben gesloten voor de duur van 2 jaar, zonder optie tot verlenging.
Zoals gezegd zijn de zendmasten in Zeewolde opgericht in 1980, een tijd dat middengolfradio nog een andere (belangrijker) rol speelde in de samenleving dan tegenwoordig. FM-radio was nog in ontwikkeling, (wettige) commerciële radiostations bestonden nog niet, net als moderne technieken zoals digitale etherradio (DAB+) en radio via internet.
Daarnaast is de installatie in Zeewolde ooit opgericht om de rechten die Nederland heeft voor beide middengolffrequenties effectief te kunnen benutten: 2x 1.096 kW (EMRP).2 GNR gebruikt nu ca. 1x 100 kW (EMRP). Nu het radiolandschap zo sterk is veranderd, is het niet zinvol om (alleen) uit te gaan van de historische context. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Is het juist dat de zendmast in Zeewolde door u in 2005 is aangemerkt als een «ontwijfelbaar niet-dupliceerbare» zendmast? Klopt het dat de mast juist om die reden ondergebracht werd in het staatsmastenbedrijf NOVEC? Deelt u de opvatting dat de bestaande zendmast daarmee feitelijk een lokaal monopolie vormt waarvan de exploitant van AM1008 afhankelijk is en dat daarvoor geen bestaand alternatief beschikbaar is dat economisch of technisch gelijkwaardig is aan de zendmast in Zeewolde?
De vraag die in 2005 aan de orde was, betrof de vraag welke masten in het destijds op te richten mastenbedrijf NOVEC geplaatst zouden worden. In het mastenbedrijf zouden masten worden geplaatst die als «ontwijfelbaar niet-dupliceerbaar» beschouwd konden worden. Met niet-dupliceerbare infrastructuur werd infrastructuur bedoeld die voor een marktpartij moeilijk of niet aan te leggen was. Ter invulling van dit criterium is advies gevraagd aan de toenmalige OPTA (nu: ACM). OPTA heeft toen geadviseerd om masten met een werkelijke hoogte hoger dan 40 meter als niet-dupliceerbaar aan te merken. Dit is de reden dat het station in Zeewolde toen als niet-dupliceerbaar is aangemerkt. Het al dan niet aangemerkt zijn als niet-dupliceerbaar staat los van de vraag of deze masten al dan niet ontmanteld kunnen worden. Eerder zijn ook al middengolfmasten ontmanteld die destijds als niet-dupliceerbaar waren aangemerkt. Het gaat dan om de middengolfmasten in Lopik en Heinenoord.
Klopt het dat het nog altijd niet mogelijk of in ieder geval niet bepaald eenvoudig is om op korte termijn een vergunning te krijgen voor de oprichting van nieuwe opstelplaatsen voor een middengolfzender van gelijke aard en omvang, onder andere vanwege het risico op storingen?
Zoals ook uit de beantwoording van vraag 1 kan worden opgemaakt, gaat het bij de zendinstallatie in Zeewolde om een zeer grote installatie. Het station is inmiddels niet meer in gebruik op de wijze waarvoor het ooit was opgericht. De vraag kan dan ook gesteld worden of een alternatief voor GNR technisch en economisch volledig vergelijkbaar dient te zijn met Zeewolde, of dat een niet (geheel) vergelijkbaar alternatief ook een optie zou kunnen zijn. Luisteraars hebben tegenwoordig – anders dan in 2007 – immers ook de mogelijkheid op andere manieren naar GNR te luisteren, bijvoorbeeld via DAB+, internet of de kabel.
Aangezien BP en naar verwachting ook GNR sinds medio 2015 bekend waren met de op 31 augustus 2017 eindigende huurovereenkomst voor het opstelpunt Zeewolde, had het op hun weg gelegen de afgelopen anderhalf jaar te kijken naar alternatieven om door te gaan op de middengolf.
Deelt u de mening dat de alternatieve locatie die door de eigenaar is voorgesteld (een stuk grond in Lopik, zonder zendmast) geen serieuze of met Zeewolde vergelijkbare optie is, omdat zich op dat stuk grond nog geen zendmast bevindt, er een mede door u ondertekend convenant ligt dat plaatsing van nieuwe zendmasten en ingebruikname van nieuwe middengolffrequenties in dat gebied juridisch uitsluit, het oprichten van een nieuwe mast bijzonder prijzig is en dat dit bovendien naar alle waarschijnlijkheid ook zou stuiten op bovengenoemde vergunningsproblemen en maatschappelijke bezwaren?
Zoals ik eerder heb toegezegd, zal ik de alternatieven met GNR en BP bespreken, waarbij ook aan de orde zal komen waarom het door NOVEC voorgestelde alternatief door hen niet als zodanig wordt erkend. Omdat het inmiddels over aanzienlijk lagere vermogens gaat dan de oorspronkelijke middengolfuitzendingen in Lopik en het convenant (van 2004) zag op het beëindigen van storingen op apparatuur door de zendvermogens in Lopik te verlagen, hoeft het convenant, indien gebruik gemaakt wordt van lagere vermogens, volgens NOVEC geen belemmering te vormen. NOVEC heeft aangegeven dat de storingsklachten vanuit de aanpalende woonwijk na het verlagen van het zendvermogen aanzienlijk zijn afgenomen. De laatste jaren dat Radio Maria vanaf deze locatie uitzond, zijn er geen klachten meer bij NOVEC binnengekomen.
Indien GNR daadwerkelijk belangstelling heeft voor deze of een andere alternatieve locatie, zal onderzocht moeten worden wat haalbaar is en wat nodig is om dit te realiseren. Agentschap Telecom kan hierbij behulpzaam zijn.
Kunt u of kan het mastenbedrijf garanderen dat uiterlijk 1 september 2017 op het genoemde stuk grond een zendmast in bedrijf kan zijn genomen dat qua bereik en technische en economische voorwaarden ten minste gelijkwaardig is aan de huidige mast in Zeewolde? Zo nee, deelt u de opvatting dat het stuk grond zonder zendmast niet kan worden aangemerkt als een daadwerkelijk vergelijkbaar alternatief dat per 1 september 2017 inzetbaar is?
Zie het antwoord op de vragen 1, 3 en 4.
Deelt u de mening dat in deze situatie de verantwoordelijkheid voor het vinden van een geschikte opstelplaats niet alleen bij de vergunninghouder kan worden gelegd, maar dat in elk geval de masteigenaar en wellicht ook de lokale overheid en uw ministerie een deel van de verantwoordelijkheid dragen voor het vinden van een oplossing?
Nee, het is aan de vergunninghouder zelf om – al dan niet met hulp van derden – te zorgen voor een geschikt opstelpunt of, in het geval een bestaand opstelpunt niet langer beschikbaar is, te zoeken naar een alternatief. Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 30 juni 2016, strekt mijn verantwoordelijkheid zich uit tot de uitgifte van vergunningen voor het gebruik van frequenties.3 Dat de masteigenaar in dit geval suggesties aandraagt voor een alternatief, valt te prijzen, maar een verplichting daartoe bestaat niet. In genoemde brief wordt ook aangegeven dat het Ministerie van Economische Zaken bereid is om te helpen bij het zoeken naar een alternatief. Dat betekent bijvoorbeeld dat Agentschap Telecom kan beoordelen of een nieuwe locatie frequentie-technisch geschikt is.
Is het juist dat artikel 3.24 van de Telecommunicatiewet ook betrekking heeft op het antenne-opstelpunt in Zeewolde?
Uit navraag bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) is gebleken dat er inmiddels een officieel verzoek tot geschilbeslechting over deze zaak aanhangig is gemaakt bij ACM. Gedurende lopende juridische procedures kan ik geen inhoudelijke uitspraken over de desbetreffende zaak doen.
Zo ja, klopt het dat als de vergunninghouder of de zenderoperator een redelijk verzoek tot medegebruik voor de mast indient en de bij wet voorgeschreven redelijke vergoeding voor dat gebruik wil betalen, de eigenaar ook wettelijk verplicht is om medegebruik van de mast te verlenen, aangezien het immers een zogenaamde essentiële faciliteit of in elk geval een voor de frequentie AM1008 noodzakelijke voorziening betreft waarvan uitzending afhankelijk is en waarvoor geen vergelijkbare alternatieven bestaan of op korte termijn op te richten zijn? Bent u bereid om de zendmasteigenaar op nakoming van deze verplichting aan te spreken?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat als de eigenaar van de zendmast in Zeewolde niet bereid is om volgens artikel 3.24 van de Telecommunicatiewet medegebruik te verlenen, maar daar wel vraag naar bestaat en dat ook technisch mogelijk is, het primair op zijn pad ligt en niet op dat van de vergunninghouder om met een alternatief te komen?
Zie het antwoord op vraag 6.
Aangezien de masteigenaar NOVEC (indirect) eigendom is van de staat, en de uitzendvergunning ook wordt verleend door de staat, is het dan niet bij uitstek aan u of het staatsbedrijf om een passend en vergelijkbaar alternatief te bieden voor of het in de lucht houden van het huidige opstelpunt?
Zie het antwoord op vraag 6.
Bent u op de hoogte van de bewering van de zendmasteigenaar dat middengolf een eindige techniek is, zodat hierin geen maatschappelijk belang meer schuilt en medegebruik volgens de Telecommunicatiewet artikel 3.24 daarom niet langer verplicht zou zijn? Deelt u de mening dat het niet aan de eigenaar van de mast is (een private partij) om zich een mening te vormen over het maatschappelijk belang van uitzendingen via middengolf, maar dat het primair aan de politiek is om te bepalen? Met het verlengen van de middengolf-vergunning geeft u toch aan dat middengolf nog steeds van belang is en niet achterhaald is, zoals de eigenaar van de mast beweert?2
In mijn brief aan uw Kamer van 26 juni 2015 heb ik aangegeven dat het gebruik van de middengolf steeds verder terugloopt. Dat proces is al een aantal jaren gaande en de verwachting is dat de interesse in hoogvermogen middengolfradio in de komende jaren verder zal afnemen.5 Dit is de reden geweest om een nieuw beleid voor de middengolf te introduceren. Inmiddels worden vergunningen uitgegeven voor laagvermogen middengolfradio. Het voordeel hiervan is dat frequenties meerdere malen in Nederland ingezet kunnen worden. Gelet op het aantal aanvragen dat inmiddels is ingediend voor laagvermogen middengolfradio, kan gesteld worden dat het nieuwe beleid in een behoefte voorziet.
Bent u bereid om in overleg met zendmasteigenaar NOVEC, vergunninghouder Groot Nieuws Radio (GNR) en haar zenderoperator Broadcast Partners te overleggen om een passende en werkbare overeenstemming te bereiken over voortzetting van het gebruik van de bestaande zendmast in Zeewolde, onder aanname dat GNR en haar operator bereid zijn om de hiertoe bij wet vereiste redelijke vergoeding te voldoen?
Zoals ik eerder heb toegezegd, ben ik bereid om – vanuit de rollen en verantwoordelijkheden zoals beschreven in deze antwoorden – in overleg te treden met de diverse betrokken partijen om de verschillende alternatieven en scenario’s te bespreken. Op 31 januari 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden met GNR en BP. Op 23 februari 2017 is gesproken met NOVEC.
Staatssteun voor Belgische mediabedrijven die Nederlandse krantenbedrijven willen overnemen |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving rondom de Belgische mediabedrijven die Nederlandse kranten, zoals mediabedrijf TMG, willen overnemen of al overnamen en dit onder andere kunnen doen, omdat zij een vorm van staatssteun ontvangen in de distributie van kranten door Belgische Post (BPost)1?
Ja.
Bent u er mee bekend dat de staatssteun die in dit verband aan BPost wordt verstrekt een bedrag van € 261 tot € 245 miljoen per jaar bedraagt, voor een periode van vijf jaar, zodat de totale steun ruim € 1 miljard bedraagt? Bent u er eveneens mee bekend, dat deze steun volgens de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM), kan worden beschouwd als «een vorm van indirecte steun aan de sector van de gedrukte pers», omdat door dit contract, volgens de VRM, «de distributiekosten voor de uitgeverijen wegvallen en grotendeels door de overheid worden betaald»?2
Ingevolge het beheerscontract tussen de Belgische Staat en Belgische Post (hierna: bpost) was deze laatste verantwoordelijk voor de distributie van erkende kranten en tijdschriften.3 De Europese Commissie oordeelde in een beslissing van 2 mei 2013 dat de compensatie verstrekt door de Belgische Staat aan bpost voor de bezorging van erkende kranten en tijdschriften voor de periode 2013–2015 verenigbaar is met de interne markt, op voorwaarde dat de toewijzing van de dienstenconcessie zou plaatsvinden via een openbare, transparante en niet-discriminerende aanbestedingsprocedure. Deze aanbestedingsprocedure heeft plaatsgevonden en bpost was de enige overgebleven kandidaat nadat twee andere bedrijven zich hadden teruggetrokken. De Belgische Staat heeft daarop in november 2015 met bpost een concessieovereenkomst voor de uitvoering van de zogenoemde DAEB (dienst van algemeen economisch belang) persdistributie voor vijf jaar gesloten.
Bpost is daarbij gebonden aan kwaliteitseisen, onder meer een vervroegde bezorging van erkende kranten van maandag tot vrijdag (behalve op feestdagen), met name vóór 07.30 uur en op zaterdag vóór 10 uur en de bezorging van erkende tijdschriften 5 dagen per week. Bpost is ingevolge de opgedragen DAEB persdistributie verplicht om op het hele Belgische grondgebied te bezorgen.
Deze concessieovereenkomst is door de Europese Commissie onderzocht op verenigbaarheid met de interne markt en de regels inzake staatssteun voor diensten van algemeen economisch belang. Bij besluit van 3 juni 2016 heeft de Europese Commissie de DAEB persdistributie aangemerkt als toelaatbare staatssteun voor bpost.4
In dit besluit van de Europese Commissie wordt aangegeven wat de verwachte maximale jaarlijkse compensatie is voor bpost. Deze loopt voor erkende kranten van maximaal € 125 miljoen in het jaar 2016 af naar maximaal € 112, 5 miljoen in 2020 en voor erkende tijdschriften van maximaal € 75 miljoen in 2016 af naar maximaal € 62,5 miljoen in het jaar 2020. De daadwerkelijke bedragen worden berekend aan de hand van de formule die de Europese Commissie in haar besluit heeft opgenomen en zijn onder meer afhankelijk van het aantal bezorgde kranten of tijdschriften.5
De Europese Commissie heeft bij haar beoordeling van de DAEB persdistributie getoetst of er door België een methodiek wordt gehanteerd die ervoor zorgt dat de compensatie aan bpost niet hoger zal uitvallen dan de kosten van de taken van de openbare dienst. Dit compensatiemechanisme bevat ook prikkels om de efficiëntie en kwaliteit van deze publieke dienst te verbeteren. Bovendien zorgt dit mechanisme ervoor dat er geen overcompensatie is voor bpost. Dit moet concurrentieverstoringen tot een minimum beperken, aldus de Commissie.
Hoewel de Belgische mediabedrijven en krantenuitgevers aan bpost tarieven moeten betalen voor de bezorging van de erkende kranten en tijdschriften die zij via bpost willen laten verspreiden, kan ik niet uitsluiten dat dit tarieven zijn die lager zijn dan de tarieven die Belgische mediabedrijven en krantenuitgevers zouden hebben moeten betalen als bpost geen compensatie van de Belgische overheid zou hebben gekregen. Uit de opmerkingen van de Belgische autoriteiten zoals deze zijn weergegeven in voornoemde beslissing van de Europese Commissie leid ik af dat het ontbreken van de compensatie vanwege de DAEB persdistributie een effect zal hebben op zowel het tijdstip van bezorging als de prijs die bpost in rekening zou brengen bij uitgevers, teneinde de daadwerkelijke waarde van de door bpost te verlenen dienst te reflecteren. Dit zou een prijsverhoging tot gevolg kunnen hebben, met een eventuele afname in de vraag naar erkende kranten en tijdschriften tot gevolg.
Bent u er mee bekend dat door het 0% btw-tarief dat België hanteert voor papieren kranten, de Belgische uitgevers een additioneel voordeel van circa € 190 miljoen genieten?3 In hoeverre wordt dat voordeel doorgegeven aan uitgevers? Indien het voordeel wordt doorgegeven aan de Belgische uitgevers, wordt dat voordeel dan doorgegeven aan abonnees, of wordt het voordeel in kas gehouden om overnames mee te verrichten?
In België wordt een afzonderlijk verlaagd tarief van 0% btw voor papieren dag- en weekbladen gehanteerd. Het gaat daarbij om overgangsrecht dat bij de afschaffing van de fiscale grenzen in de EU specifiek voor België is vastgelegd in de Uniewetgeving en dat bovendien uitsluitend geldt voor papieren dag- en weekbladen.7 Zodanig overgangsrecht geldt niet voor Nederland, omdat Nederland geen nul-tarief voor papieren dag- en weekbladen heeft toegepast.
In het algemeen geldt dat de btw voor een consument onderdeel uitmaakt van de prijs van de goederen of diensten. De btw wordt vervolgens afgedragen door de leverancier aan de overheid. In België geldt het bijzondere tarief van 0% voor bepaalde media-uitgaven. In hoeverre het niet hoeven innen en afdragen van btw over deze omzet in België doorwerkt in de marge van de uitgevers of de verkoopaantallen is mij niet bekend en is mede afhankelijk van de prijselasticiteit.
Acht u de twee vormen van steun uit de voorgaande vragen als een vorm van marktverstorende en staatssteun aan Belgische mediabedrijven en kranten, als deze steun hen niet alleen helpt om in eigen land financieel rendabeler te zijn, maar waarbij deze Belgische mediabedrijven de betreffende financiële middelen ook kunnen inzetten om binnen de Internationale markt aan overnames van andere kranten te kunnen doen?
Zowel het in België gehanteerde verlaagd tarief van 0% btw voor papieren kranten en tijdschriften als de concessieovereenkomst tussen de Belgische overheid en bpost zijn toegestaan ingevolge het EU-recht. De Europese Commissie heeft de exclusieve bevoegdheid om staatssteun verenigbaar te verklaren met de interne markt en zij is tot de conclusie gekomen dat de DAEB persdistributie toelaatbaar is. De Europese Commissie heeft in haar beslissing niet geconstateerd dat er door de DAEB persdistributie voor bpost een (oneerlijke) verstoring van de concurrentie voor krantenuitgevers op de krantenmarkten in andere lidstaten plaatsvindt. Dat zijn de spelregels, die we binnen de Europese Unie hanteren.
Deelt u de mening dat er tussen de Nederlandse krantenmarkt en de Belgische krantenmarkt en door de staatssteun in België geen sprake is van een «level playing field», ook wat betreft online media?4 Zo nee, waarom niet?
De Europese Commissie heeft in haar voornoemd besluit geconcludeerd dat de Belgische DAEB persdistributie voldoet aan de EU staatssteunregels. Een verstoring van de concurrentie op de krantenmarkten in de lidstaten is daarbij niet geconstateerd.
Zoals reeds gemeld in antwoord 3, is het afzonderlijk verlaagd tarief van 0% voor papieren kranten en tijdschriften in België toegestaan vanwege het overgangsrecht dat bij de afschaffing van de fiscale grenzen in de EU specifiek voor België is vastgelegd in de Uniewetgeving. Zodanig overgangsrecht geldt niet voor Nederland, omdat Nederland geen nul-tarief heeft gehanteerd. Er is in die zin dan ook geen discrepantie tussen de implementatie van de btw-richtlijn in Nederland ten opzichte van België. De btw-richtlijn vermeldt expliciet dat het nultarief en het verlaagde tarief niet van toepassing zijn op langs elektronische weg verrichte diensten, met inbegrip van langs elektronische weg geleverde publicaties. Dat geldt zowel voor België als voor Nederland.
Overigens ligt in EU-verband een voorstel op tafel om de lidstaten toe te staan om voor elektronische en fysieke publicaties hetzelfde btw-tarief toe te passen.9 Nederland is voorstander van een gelijke behandeling.
Is het waar dat bij de verlening van een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DEAB) – zoals de toekenning van de steun aan BPost – in beginsel geen concurrentieverstoring op andere, niet bij de DAEB betrokken markten in andere lidstaten mag plaatsvinden? Deelt u de mening dat de Nederlandse krantenmarkt geldt als een niet bij de aan BPost verleende DAEB betrokken markt? Zo ja, deelt u de mening dat er sprake is van een ongewenst effect dat de Belgische steun aan BPost heeft op de Nederlandse krantenmarkt?
De Europese Commissie heeft in haar voornoemd besluit geconcludeerd dat de Belgische DAEB persdistributie voldoet aan de EU-staatssteunregels. Een verstoring van de concurrentie op de krantenmarkten in de lidstaten is daarbij niet geconstateerd.
Klopt het beeld, dat de Belgische uitgevers inderdaad (zoals in diverse berichtgeving gesuggereerd wordt) op de been gehouden worden met Belgisch belastinggeld5? Wat betekent dit voor de Nederlandse kranten in eigendom van Belgische uitgevers: zijn zij (potentieel) direct of indirect afhankelijk van een financieel infuus van de Belgische overheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het beeld dat Belgische kranten op de been worden gehouden met Belgisch belastinggeld acht ik overtrokken. Hierboven is al meermaals vastgesteld dat zowel het Belgisch nultarief btw als de compensatie voor de DAEB aan bpost ten behoeve van de bezorging voldoen aan het EU-recht. Desalniettemin zijn ook de kranten in België zelf verantwoordelijk voor hun economisch voortbestaan en moeten zij dagelijks voor lezers en adverteerders hun relevantie bewijzen door het bieden van onafhankelijke en kwalitatief hoogwaardige informatie, analyse, commentaar etc. Voor de Nederlandse kranten geldt hetzelfde, ongeacht of zij te maken hebben met Nederlandse, Belgische of andere aandeelhouders.
Klopt het dat het contract met BPost eindigt per 2020 en daarna niet meer wordt verlengd? Zo ja, welk gevolg zou dat – en dus, het staken van de Belgische overheidssteun of het al eerder dichtdraaien van de Belgische geldkraan – kunnen hebben voor de Nederlandse kranten in Belgisch eigendom, voor (1) de pluriformiteit van kranten, (2) de onafhankelijke journalistiek, (3) voor de werkgelegenheid in de journalistieke sector en (4) bedrijfsvoering van de krantbedrijven in Nederland? Kunt u uw antwoord gedetailleerd toelichten?
De huidige concessie-overeenkomst tussen de Belgische Staat en bpost eindigt per 31 december 2020. Navraag bij de Belgische autoriteiten wijst uit dat nog niet bekend is of deze overeenkomst daarna zal worden verlengd. Speculaties over het verlengen dan wel vervallen van deze overeenkomst en de mogelijke gevolgen daarvan acht ik ongewenst.
Deelt u de opvatting van de Nederlandse Vereniging voor Journalisten (NVJ), dat een overname van TMG door Mediahuis «zorgelijk is voor de pluriformiteit van het medialandschap»?6 Kunt u uw antwoord toelichten? Zo ja, wat is in dat licht uw opvatting over de potentiële gevolgen voor freelancers als TMG door Mediahuis zou worden overgenomen, mede gelet op het standpunt van de NVJ dat «de Nederlandse dagbladbedrijven straks in handen zijn van twee grote mediabedrijven», waardoor volgens de NVJ een «enorme machtsfactor» zou ontstaan welke «schadelijke gevolgen kan hebben voor onder meer de tariefstelling van freelancers»?
Ik laat die opvattingen voor rekening van de NVJ. Nu naast Mediahuis ook anderen zich gemengd hebben in deze mogelijke overname van TMG, acht ik het verstandig om geen uitspraken te doen over één van de gegadigden. Mocht het komen tot een overname, dan is aannemelijk dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) zal beoordelen wat de gevolgen daarvan zijn op de Nederlandse dagbladmarkt en andere relevante markten die bij deze overname in het geding zijn. Wat de gevolgen kunnen zijn voor de pluriformiteit van het medialandschap, laat zich moeilijk voorspellen. Alle Nederlandse kranten beschikken over een redactiestatuut, dat een waarborg biedt tegen inmenging van eigenaren/aandeelhouders in de redactionele koers.
Welke rol kan de Nederlandse overheid vervullen om de positie van Nederlandse kranten en onafhankelijke journalistiek te versterken, in lijn met het onderzoek zoals bedoeld in de motie Pieter Heerma/Mohandis over nieuw onderzoek naar de toekomst van onafhankelijke journalistiek?7
De huidige en toekomstige positie van de Nederlandse kranten en journalistiek is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de sector zelf. Die zullen hun relevantie elke dag moeten bewijzen, zowel op de lezersmarkt als op de adverteerdersmarkt. Het overheidsbeleid is (via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek) vooral gericht op innovatie van de journalistieke infrastructuur en op de stimulering van journalistieke samenwerking, met name in de regio waar het risico van verschralend nieuws- en informatieaanbod het grootst is.
Conform de motie-Heerma/Mohandis zal ik de Kamer vóór de zomer informeren over de opzet van dit onderzoek naar de toekomst van onafhankelijke journalistiek.
Bent u bereid om deze vragen uiterlijk op 16 januari 2017 te beantwoorden?
Op 13 januari 2017 is een uitstelbriefje gezonden, omdat meer tijd nodig was voor beantwoording, vanwege consultatie van Belgische autoriteiten.
Het bericht dat de Telegraaf Media Groep (TMG) na invoering van Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) de verantwoordelijkheid en risico’s van de opdrachtgever afwentelt op de zzp’er. |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent op bekend met het bericht «TMG wil schade schijnzelfstandigheid op freelancer verhalen»1?
Ja.
Wat vindt u van de nieuwe modelovereenkomst van de Telegraaf Media Groep (TMG) voor freelancers, waarin staat dat TMG de voortvloeiende schade van schijnzelfstandigheid «voor zover rechtens is toegestaan» gaat verhalen op de freelancer die door de Belastingdienst wordt bestempeld als schijnzelfstandige?
Verhaalsbepalingen in overeenkomsten zijn niet relevant voor de fiscale duiding en beoordeling van de arbeidsrelatie die met de overeenkomst wordt beoogd. Om die reden zijn verhaalsbepalingen in de op de site van de Belastingdienst aangeboden modelovereenkomsten dan ook weggelaten.
Hoewel dus niet relevant voor de fiscale duiding, ongebruikelijk zijn deze bepalingen daarmee niet. Als achteraf blijkt dat een arbeidsrelatie toch een dienstbetrekking is (geweest) en een opdrachtgever met betrekking tot die arbeidsrelatie te maken krijgt met een naheffing van loonheffingen, is het verhalen door de opdrachtgever op de opdrachtnemer van de nageheven loonbelasting en premie volksverzekeringen gebruikelijk. Dit deel van de heffingen dient immers door de werknemer te worden gedragen. Zolang een opdrachtgever/werkgever alleen de verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen verhaalt, handelt hij dus conform de wet. De opdrachtnemer/werknemer kan de op hem verhaalde premie volksverzekeringen en loonbelasting als voorheffing vervolgens verrekenen met de door hem in de inkomstenbelasting over zijn totale inkomen verschuldigde inkomensheffing.
Voor de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet geldt een verhaalsverbod. Die heffingen moeten wettelijk immers door de werkgever worden gedragen. Een bepaling over het verhalen van deze premie of deze bijdrage op de werknemer, die wettelijk niet is toegestaan, is in zijn geheel nietig en converteert niet in een geldige bepaling. Hiermee is sprake van de bedoelde gedeelde verantwoordelijkheid voor de arbeidsrelatie, waarbij ieder de «eigen» lasten draagt2.
Hoe beoordeelt u deze modelovereenkomst in het licht van de Wet DBA-doelstellingen? Kunt u nader toelichten of opdrachtgevers zulke bepalingen juridisch gezien mogen opnemen in hun modelovereenkomst binnen de Wet DBA? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u van plan om aan TMG te melden deze modelovereenkomst te wijzigen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u het feit dat TMG freelancers vraagt de overeenkomst binnen zeven dagen na ontvangst te ondertekenen en in een brief stelt dat «het niet tekenen van deze modelovereenkomst consequenties kan hebben voor de betaling»?
De contractsvrijheid van partijen kan zien op diverse binnen een overeenkomst te regelen onderwerpen. Partijen of hun vertegenwoordigers kunnen met elkaar in gesprek gaan als een van de contractspartijen bepalingen wil afdwingen die door de andere partij als knellend worden ervaren. De in de vragen beschreven bepalingen hebben geen fiscale of sociaalrechtelijke gevolgen, maar zien op de vrijheid die partijen hebben bij het vormgeven van hun overeenkomst. Het kabinet kan niet in de contractsvrijheid van partijen ingrijpen, tenzij er dwingendrechtelijke regels worden overschreden.
Wat vindt u van het feit dat in de nieuwe modelovereenkomst de betalingstermijn wordt opgerekt naar 40 dagen, dat freelancers binnen 15 dagen na het begin van de maand na plaatsing dienen te factureren, en dat wanneer een freelancer zijn factuur niet binnen drie kalendermaanden na plaatsing stuurt het recht op betaling vervalt?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van de ontwikkeling dat opdrachtgevers hun verantwoordelijkheden en risico’s binnen de Wet DBA via de modelovereenkomst of algemene voorwaarden afwentelen op de zzp’ers? Is dit de bedoeling van de Wet DBA? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De blokkade van NOS in Turkije |
|
Kees Verhoeven (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de website van de NOS en de NOS-app zijn geblokkeerd in Turkije?1
Ja.
Kunt u verklaren waarom de website van de NOS en de NOS-app zijn geblokkeerd in Turkije?
Nederland heeft naar aanleiding van de blokkade bezwaar aangetekend bij de Turkse autoriteiten en om opheldering gevraagd.
De Turkse media-toezichthouder BTK heeft op 19 december jl. de NOS-website geblokkeerd, nadat de NOS beelden van de moord op de Russische ambassadeur in Ankara online had gezet. Deze blokkade is op 20 december jl. bekrachtigd door een rechtbank. De Turkse autoriteiten hebben aangegeven geen mediaberichten over de moord toe te staan zolang het onderzoek naar de moord gaande is.
Pers- en internetvrijheid zijn fundamentele Europese waarden. Het kabinet brengt het belang van deze waarden frequent aan de orde, zowel in bilaterale contacten met Turkije als in EU-fora.
Vindt u het ook ontoelaatbaar dat Turkije de persvrijheid en internetvrijheid op deze wijze schendt?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u reeds opheldering gevraagd aan Turkije hoe en waarom de website van de NOS en de NOS-app zijn geblokkeerd in Turkije? Zo ja, bij wie en heeft u daarbij ook te kennen gegeven dat Nederland dit ontoelaatbaar acht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat u zich er voor inzetten dat deze blokkade zo snel mogelijk wordt opgeheven?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze zaak te agenderen in de Europese Unie om zo namens de EU tot een veroordeling te komen van deze daad door Turkije?
Zie antwoord vraag 2.
De blokkade van de website en app van de NOS in Turkije |
|
Marit Maij (PvdA), Emre Ünver (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de website en app van de NOS in Turkije sinds een aantal dagen geblokkeerd worden?1
Ja.
Wat zijn precies de feiten omtrent deze blokkade? Hoe lang duurt deze blokkade al en wat is hiervan de reden?
Nederland heeft naar aanleiding van de blokkade bezwaar aangetekend bij de Turkse autoriteiten en om opheldering gevraagd.
De Turkse media-toezichthouder BTK heeft op 19 december jl. de NOS-website geblokkeerd, nadat de NOS beelden van de moord op de Russische ambassadeur in Ankara online had gezet. Deze blokkade is op 20 december jl. bekrachtigd door een rechtbank. De Turkse autoriteiten hebben aangegeven geen mediaberichten over de moord toe te staan zolang het onderzoek naar de moord gaande is.
Wat is uw reactie op deze blokkade? Deelt u de mening dat hier sprake is van censuur en ongeoorloofde inmenging door de Turkse overheid in de persvrijheid?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze kunt en gaat u ervoor zorgen dat deze blokkade van de NOS in Turkije zo snel mogelijk wordt opgeheven? Bent u bereid in dat kader, indien nodig, in contact te treden met uw Turkse collega om hierover opheldering te vragen en de blokkade op te heffen?
Zie antwoord vraag 2.
In welke mate en in hoeveel gevallen blokkeert de Turkse overheid vaker buitenlandse (nieuws)media?
Turkse wetgeving verschaft de Turkse autoriteiten de mogelijkheid media te blokkeren indien de nationale veiligheid of de openbare orde in het geding is. Deze maatregel kan bijvoorbeeld worden genomen naar aanleiding van een terroristische aanslag, zoals die tegen de Russische ambassadeur in Turkije.
Wat zijn de laatste ontwikkelingen omtrent de persvrijheid in Turkije, inclusief de persvrijheid voor journalisten en nationale, lokale media?
Pers- en internetvrijheid zijn fundamentele Europese waarden. Nederland brengt het belang van deze waarden frequent aan de orde, zowel in bilaterale contacten met Turkije als in EU-fora.
Deelt u de mening dat in Europees verband onverminderd druk op Turkije moet worden gehouden om de persvrijheid te respecteren? Zo ja, op welke wijze gebeurt dat?
Zie antwoord vraag 6.
De topsalarissen bij de publieke omroep |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Nieuwe opwinding over salaris Giel Beelen»?1
Een salaris boven de openbaarmakingsnorm van de WNT vind ik niet redelijk voor een medewerker van de publieke omroep. Los van de vraag of dat binnen de geldende wettelijke kaders past, vind ik een salaris boven de openbaarmakingsnorm van de WNT (in 2015: € 178.000) hoogst onwenselijk. Dat past niet bij een publieke organisatie die met publieke middelen wordt gefinancierd. Het kabinet voert een helder topinkomensbeleid. De essentie daarvan is het tegengaan van bovenmatige bezoldigingen en het realiseren van een evenwichtig, verantwoord en maatschappelijk aanvaardbaar bezoldigingsniveau in de (semi)publieke sector.
Is het waar dat een radiodj van de publieke omroep ongeveer drie keer zoveel verdient als de vastgestelde maximale norm? Betaalt de NPO, dan wel BNN-VARA of 3FM, een radiodj echt € 560.000,– voor zijn werkzaamheden?
Het salaris van een aantal presentatoren bij de landelijke publieke omroep ligt boven de openbaarmakingsnorm van de Wet Normering Topinkomens (WNT). Dat is ook de reden dat dit in het jaarverslag van de betreffende instellingen is opgenomen. Of het in het artikel genoemde salaris klopt is niet af te leiden uit informatie die op grond van de WNT openbaar moet worden gemaakt. De WNT legt aan WNT-instellingen de verplichting op de bezoldiging (of ontslagvergoeding) van niet-topfunctionarissen openbaar te maken in het jaarverslag, indien het bedrag boven de algemene WNT-norm ligt. Hierbij moet alleen de functienaam worden gebruikt en dus niet de persoonsnaam. De instellingsaccountant controleert de bedragen in de WNT-opgave van het jaarverslag.
Uit het persbericht van de NPO van 16 december jongstleden blijkt voorts dat een presentator, naast diens werkzaamheden voor één van de omroeporganisaties, ook tegen betaling andere werkzaamheden voor de NPO verrichtte. De NPO kondigde hierbij aan haar inhuur- en beloningsbeleid aan te passen. Uit de informatie van de NPO die mij is verstrekt blijkt dat het gaat om externe inhuur.
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, vind ik een salaris boven de openbaarmakingsnorm van de WNT hoogst onwenselijk. Ik heb de publieke omroep gesommeerd mij op korte termijn te laten weten welke concrete vervolgstappen zij voornemens is te zetten op het terrein van een meer verantwoord inhuur- en beloningsbeleid.
Vindt u het verdedigbaar dat een radiodj van de publieke omroep ongeveer drie keer zoveel verdient als de vastgestelde maximale norm? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 1. Het kabinet wil dat de wettelijke bezoldigingsnorm ook op niet-topfunctionarissen in de (semi)publieke sector van toepassing wordt, dus ook op presentatoren, programmakers, radiodj’s en dergelijke bij de publieke omroep. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft eerder dit jaar een wetsontwerp met deze strekking, de zogenaamde «WNT-3», ter consultatie op internet gepubliceerd. Nu de resultaten van de internetconsultatie zijn verwerkt wordt de WNT-3 naar verwachting binnenkort voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegd.
Hoeveel presentatoren, directieleden, en andere mensen in dienst van de NPO, de diverse publieke omroepen en aanverwante organisaties als STER en het Commissariaat voor de Media, verdienen boven de vastgestelde norm? Kunt u in uw antwoord tevens toelichten voor welke publieke organisatie zij precies werken en wat hun functie is?
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stuurt – conform het bepaalde in de WNT – jaarlijks de WNT-jaarrapportage naar uw Kamer. Daarin is onder andere een overzicht opgenomen van topfunctionarissen en niet-topfunctionarissen met een bezoldiging boven het WNT-maximum (per organisatie en functie). In 2015 zijn er in de sector «Media» 22 niet-topfunctionarissen met een bezoldiging boven de openbaarmakingsnorm van de WNT opgegeven. Voor de specifieke gegevens verwijs ik u naar de WNT-jaarrapportage over het jaar 2015 die deze week aan uw Kamer is aangeboden.
Bent u bereid om grotere transparantie te bewerkstelligen ten aanzien van de presentatoren en werknemers bij de publieke omroep en aanverwante organisaties die boven de vastgestelde norm verdienen? Bent u bereid openbaar te maken wie bij de NPO, de omroepen en aanverwante organisaties is uitgezonderd van de vastgestelde maximale norm zoals overeengekomen in de Wet Normering Topinkomens? Zo nee, waarom niet?
Transparantie over de inzet van publieke middelen geeft inzicht in de prioriteiten die de publieke omroep stelt en draagt bij aan het vertrouwen in de publieke omroep. Transparantie versterkt tegelijkertijd het bewustzijn bij de publieke omroep dat er wordt gewerkt met publiek geld. Bovendien heeft transparantie er in dit geval ook toe geleid dat de NPO heeft aangekondigd maatregelen te nemen om onwenselijke stapeling van salarissen en functies in de toekomst te voorkomen.
Jaarlijks moet op grond van de WNT de bezoldiging (of ontslagvergoeding) van niet-topfunctionarissen al in het jaarverslag openbaar worden gemaakt, als die boven het algemene WNT-maximum uitkomt. Het kabinet wil de transparantie verder bevorderen door WNT-instellingen te verplichten het jaarverslag te publiceren op internet. De WNT-norm is vooralsnog alleen van toepassing op topfunctionarissen en ten aanzien van de genoemde instellingen zijn er op grond van de WNT geen uitzonderingen.
Daarnaast moet een bewindspersoon de Kamer kunnen informeren op het moment dat er specifieke vragen zijn over gemaakte kosten door de publieke omroep. In de juridische analyse die ik gelijktijdig met deze antwoorden aan uw Kamer stuur, wordt bevestigd dat de NPO en de omroeporganisaties verplicht zijn deze informatie aan de bewindspersoon te verstrekken.
Geheime contracten en onzorgvuldige begeleiding van deelnemers bij RTL-programma’s rond hulp-tv |
|
Jasper van Dijk , Kees Verhoeven (D66), Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van berichtgeving rondom hulpprogramma’s bij RTL, waarbij kwetsbare deelnemers misleid worden, aan vergaande, geheime contracten gebonden zijn en waarbij het programma voorop lijkt te staan en niet het welzijn van deelnemers?1 Zo ja, hoe beoordeelt u deze programma’s en de rol van RTL als verantwoordelijke omroep in dezen?
Ja. Tijdens het debat in de Tweede Kamer over de mediabegroting op 28 november jongstleden heb ik mijn zorg uitgesproken. Zie verder het antwoord op de vragen hierna.
Deelt u de mening dat de programmamakers onwenselijk en onzorgvuldig handelen wanneer deelnemers vergaande en geheime contracten moeten ondertekenen, deze niet zelf ter beschikking krijgen en wanneer gefilmde therapie- of behandelsessies onder hoge druk en tempo tot stand komen? Zo nee, waarom niet?
Producenten van programma’s en omroepen hebben een verantwoordelijkheid om zorgvuldig om te gaan met mensen die deelnemen aan hun programma’s. Uiteraard hebben ook deelnemers een eigen verantwoordelijkheid om af te wegen of zij wel of niet aan een dergelijk programma meewerken. Deelnemers kunnen soms echter gemakkelijk in een afhankelijke positie terechtkomen of gebracht worden. Daar hoort geen misbruik van gemaakt te worden. De Mediawet 2008 bevat daar geen regels voor en ik zie ook geen aanleiding om daar wettelijke regels voor te stellen. Dit is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de producenten, omroepen en deelnemers zelf. Hoewel RTL onder Luxemburgs toezicht valt is contact opgenomen met RTL. RTL wil een verantwoordelijk mediabedrijf zijn dat oog heeft voor de belangen waarvoor zowel vanuit de politiek als de samenleving bescherming wordt gevraagd. RTL zegt ook geschrokken te zijn van de berichten. En hoewel contracten met deelnemers veelal door de producenten worden gesloten, voelt RTL zich wel degelijk verantwoordelijk. RTL zegt niet op een dergelijke manier met mensen te willen omgaan en heeft toegezegd uit te zullen zoeken of deelnemers aan zijn hulpprogramma’s goed worden behandeld. Verder heeft RTL laten weten bereid te zijn en inmiddels doende te zijn om de eigen mediagedragscode hierop te bezien. RTL heeft uw Kamer over de resultaten van beide acties op 16 december jongstleden per brief geïnformeerd. Deze treft u als bijlage aan3.
Als het gaat om de medische kant van de zaak en de verantwoordelijkheden van zorgverleners, verwijs ik naar de antwoorden van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de Kamervragen van de leden Van Gerven, Leijten en Jasper van Dijk (SP) over het commerciële tv-programma «een nieuw begin»? (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 791) en het Kamerlid De Lange (VVD) over medische gevolgen van hulptelevisieprogramma’s (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 756).
Bent u van mening dat u op dit moment voldoende wettelijke middelen heeft om excessen en onzorgvuldig handelen, bij het voorbereiden, het maken en de nazorg bij dergelijke programma’s met vaak kwetsbare deelnemers, aan te pakken? Zo ja, welke wettelijke mogelijkheden ziet u om mediabedrijven als RTL maar ook de aan deze programma’s gelieerde zorginstellingen, aan te spreken op een maatschappelijk en juridisch verantwoorde rol, voorzien van correcte begeleiding en nazorg richting de deelnemers aan deze programma’s? Zo nee, op welke wijze denkt u wel meer mogelijkheden te hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze wordt op dit moment het toezicht op deze programma’s vormgegeven en hoe wordt er beoordeeld of het daarmee verantwoord en zorgvuldig tot stand komt?
Zie antwoord vraag 2.
Laat u de Kamer weten welke stappen RTL gaat nemen, zoals toegezegd bij het debat over de Mediabegroting op 28 november jl.?
Zie antwoord vraag 2.
Gaat RTL de eigen Mediacode aanpassen, naar aanleiding van de berichtgeving? Zo ja, op welke manier?2
Zie antwoord vraag 2.
Topsalarissen bij de Nederlandse Publieke Omroep |
|
Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht »Nieuwe opwinding over Giel-salaris»?1
Ja.
Klopt het in het artikel genoemde salaris? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Het salaris van een aantal presentatoren bij de landelijke publieke omroep ligt boven de openbaarmakingsnorm van de Wet Normering Topinkomens (WNT). Dat is ook de reden dat dit in het jaarverslag van de betreffende instellingen is opgenomen. Of het in het artikel genoemde salaris klopt is niet af te leiden uit informatie die op grond van de WNT openbaar moet worden gemaakt. De WNT legt aan WNT-instellingen de verplichting op de bezoldiging (of ontslagvergoeding) van niet-topfunctionarissen openbaar te maken in het jaarverslag, indien het bedrag boven de algemene WNT-norm ligt. Hierbij moet alleen de functienaam worden gebruikt en dus niet de persoonsnaam. De instellingsaccountant controleert de bedragen in de WNT-opgave van het jaarverslag.
Uit het persbericht van de NPO van 16 december jongstleden blijkt voorts dat een presentator, naast diens werkzaamheden voor één van de omroeporganisaties, ook tegen betaling andere werkzaamheden voor de NPO verrichtte. De NPO kondigde hierbij aan haar inhuur- en beloningsbeleid aan te passen. Uit de informatie van de NPO die mij is verstrekt, blijkt dat het gaat om externe inhuur.
Los van de vraag of dit alles binnen de geldende wettelijke kaders past, vind ik een salaris boven de openbaarmakingsnorm van de WNT (in 2015: € 178.000) hoogst onwenselijk. Dat past niet bij een publieke organisatie die met publieke middelen wordt gefinancierd. Ik heb de publieke omroep gesommeerd mij op korte termijn te laten weten welke concrete vervolgstappen zij voornemens is te zetten op het terrein van een meer verantwoord inhuur- en beloningsbeleid.
Bent u bereid om iets te doen tegen een dergelijk hoog salaris op kosten van de belastingbetaler?
Ja, het kabinet wil dat de wettelijke bezoldigingsnorm ook op niet-topfunctionarissen in de (semi)publieke sector van toepassing wordt, dus ook op presentatoren, programmakers, radiodj’s en dergelijke bij de publieke omroep. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft eerder dit jaar een wetsontwerp met deze strekking, de zogenaamde «WNT-3», ter consultatie op internet gepubliceerd. Nu de resultaten van de internetconsultatie zijn verwerkt wordt de WNT-3 naar verwachting binnenkort voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegd.
De zedenpolitie van de AVROTROS |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «AVROTROS schrapt homoseksuele seksscène uit nieuwe familieserie»?1
Ik heb hierover navraag gedaan bij AVROTROS. Die liet mij weten dat er inderdaad een seksscène in het eindscript van La Famiglia is komen te vervallen, maar dat had alleen te maken met het moment in het verhaal waar deze scène een plek had gekregen. AVROTROS liet weten geen problemen te hebben met homoseksuele seksscènes en wijst daarbij naar de eerder uitgezonden series Ramses en Bloedverwanten. AVROTROS voegt daaraan toe dat er in verdere afleveringen van La Famiglia ook nog lesbische liefdesscènes zijn opgenomen.
Deelt u de mening dat het absurd is dat de theaterschrijver van «La Famiglia» een «te expliciete» homoseksuele seksscène heeft geschrapt op verzoek van AVROTROS?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u nagaan wat volgens de AVROTROS «te expliciet» inhoudt?
Zie antwoord vraag 1.
Is het vertonen van een homoseksuele seksscène strijdig met de Mediawet of enige andere regelgeving ten aanzien van de publieke omroep?
Neen.
Bent u bereid het gesprek aan te gaan met de AVROTROS om opheldering te geven dat een dergelijke zedenpolitie onnodig, onwenselijk en onzinnig is? Zo nee, waarom niet?
Uit mijn antwoord op de vragen 1–3 blijkt dat geen sprake is van «zedenpolitie» door AVROTROS. Een gesprek daarover is dan ook niet aan de orde. Overigens geldt altijd dat uitsluitend de omroepen zelf verantwoordelijk zijn voor de vorm en inhoud van hun media-aanbod. Deze «programmatische autonomie» die zowel geldt voor de publieke als de commerciële omroepen, vormt de hoeksteen van de onafhankelijkheid van de omroep en is gegarandeerd in de Mediawet.2
Een propaganda-offensief van de publieke omroep |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «NPO wil angst over Arabische wereld wegnemen»?1
Ja.
Op grond van welk artikel in de Mediawet is het een taak van de omroep om «de angst over de Arabische wereld weg te nemen»?
De taken van de publieke omroep (de publieke mediaopdracht) staan vermeld in artikel 2.1 van de Mediawet 2008. De serie Danny in Arabistan wordt momenteel gemaakt, dus over de inhoud daarvan valt nog weinig te zeggen. Overigens geldt altijd dat uitsluitend de omroepen zelf verantwoordelijk zijn voor de vorm en inhoud van hun media-aanbod. Deze «programmatische autonomie», die zowel geldt voor de publieke als de commerciële omroepen, vormt de hoeksteen van de onafhankelijke nieuws- en informatievoorziening via de omroep en is vastgelegd in de Mediawet.2
Is het de taak van de omroep om de mening van Nederlanders te willen veranderen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke zienswijze inzake het Midden-Oosten is verkeerd en waarom? Wat is wel de juiste zienswijze die ons volk dient aan te hangen?
Dit verwijt begrijp ik niet. Er wordt in het media-aanbod van de publieke omroep vrijwel dagelijks indringend aandacht besteed aan de ontwikkelingen in het Midden-Oosten: in nieuws- en actualiteitenprogramma’s, in praatprogramma’s, in documentaires, et cetera. Ik krijg niet de indruk dat de boodschap daarbij wordt verbloemd.
Waarom zouden we geen angst mogen hebben voor de Arabische dictaturen gezien de totalitaire islam, de aanslagen, het importeren van de ellende, het gebrek aan democratie en het hardnekkige verlangen van die landen in de middeleeuwen te blijven steken?
Zie antwoord vraag 4.
Bevatten de NPO-propagandashows ook beelden van het stenigen van vrouwen en homo’s, het afhakken van hoofden van onschuldige mensen, het vervaardigen van bommen, massagraven van andersgelovigen of het besnijden van meisjes?
Ik heb geen idee over welke «shows» de vraagsteller het heeft. In ieder geval herken ik mij niet in de door de vraagsteller gehanteerde kwalificatie.
Komt de NPO ook met programma’s om mensen met andere ogen naar de staat Israël te laten kijken, eveneens een land in het Midden-Oosten, maar dan wel een democratie? Zo nee, is dit omdat de ideeën van de linkse kerk leidend zijn in Hilversum?
In het media-aanbod van de landelijke publieke omroep wordt geregeld aandacht besteed aan de actuele politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in de staat Israël. Onlangs gebeurde dit nog naar aanleiding van het overlijden van Shimon Peres.
Ik heb de stellige indruk dat de publieke omroep in zijn diverse programma’s (nieuws, actualiteiten, documentaires) op evenwichtige wijze aandacht besteedt aan zowel positieve als negatieve ontwikkelingen in en rond de staat Israël. Overigens geldt ook hier de programmatische autonomie van de publieke omroepen; zij zijn zelf verantwoordelijk voor vorm en inhoud van hun media-aanbod.
De aandacht op de publieke tv-zenders voor de Paralympische Spelen |
|
Norbert Klein (Klein) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met de volgende websites: NOS.nl, petities.nl, televisier.nl en NU.nl?1
Bent u bekend met de informatie op de website van de NOS waarop uiteengezet wordt hoeveel televisiezendtijd aan de Paralympics wordt gewijd, te weten (los van de openings- en de slotceremonie alsmede mogelijke berichtgeving in het reguliere NOS journaal) eenmaal daags een ochtendprogramma van een kwartier (dat tweemaal herhaald wordt), en eenmaal daags een avondprogramma van een half uur (dat eenmaal herhaald wordt)?2
Bent u bekend met het gegeven dat het bovenstaande voor de gehele verslaggeving van de Paralympische Spelen (exclusief de openings- en slotceremonie) neerkomt op zo’n 35 uur televisie, inclusief herhalingen?3
Bent u bekend met de opmerkingen op de website van de NOS dat de NOS wat betreft de verslaggeving van de Olympische Spelen het motto »altijd, overal» heeft gehanteerd, en dat volgens de NOS «de Olympische Spelen altijd en overal te zien zijn bij de NOS», en dat er een «ongekend aantal televisie en radiouren» aan de verslaggeving van de Olympische Spelen gewijd zal worden?4
Bent u bekend met het feit dat er in totaal zo’n 300 uur aan televisiezendtijd is besteed aan de Olympische Spelen in Rio dit jaar, wat neerkomt op gemiddeld zo’n 18 uur per dag?5
Bent u op de hoogte van de argumenten die de NOS op haar website geeft waarom de NOS minder aandacht aan de Paralympische Spelen geeft dan aan de Olympische Spelen, onder andere het argument dat volgens de NOS de Paralympics een kleiner evenement zijn dan de Olympische Spelen: in aantal deelnemers (ruim 4.000 vs. ruim 11.000), aantal sporten (23 vs. 39), deelnemende landen (176 vs. 205), duur (12 vs. 17 dagen), locaties (21 vs. 32) en door de organisatie aangebonden «feeds» met wedstrijden (9 vs. 12), aldus de NOS?
Bent u van mening dat het aantal uren dat door de NOS aan de Paralympics gewijd wordt in een redelijke verhouding staat met het aantal uren dat de NOS aan de Olympische Spelen heeft gewijd? Bent u van mening dat de cijfers waarmee het argument onderbouwd wordt waarom er minder televisiezendtijd aan de Paralympics wordt geschonken – cijfers waaruit blijkt dat de Paralympics op zijn minst de helft zo groot zijn als de Olympische Spelen – daadwekelijk rechtvaardigen dat de Paralympics uiteindelijk slechts 35 uur televisiezendtijd – dat wil zeggen zo’n 11 procent van de zendtijd die voor de verslaggeving van de Olympische Spelen is vrijgemaakt – hebben gekregen?
Ik spreek daar geen oordeel over uit. In de Mediawet is nadrukkelijk bepaald dat de publieke media-instellingen zelf de vorm en inhoud van hun media-aanbod bepalen en daar ook zelf verantwoordelijk voor zijn.6 Overigens stel ik vast dat de hoeveelheid zendtijd die de NOS dit jaar aan de Paralympische Spelen heeft besteed, aanmerkelijk hoger ligt dan vier jaar geleden. Naast de genoemde uren zendtijd op televisie, waarin zowel de opening als de sluiting, evenals sommige finales, waaronder die van Marlou van Rhijn, live werden uitgezonden, was er op de speciale Paralympische site nos.nl/ps2016 en de NOS-app gedurende 13 uren per dag aandacht voor alle Nederlandse atleten en kon men kiezen uit vier livestreams in HD-kwaliteit waarop een groot deel van alle sport beschikbaar was.
Hoe verhoudt dit percentage en de beperkte televisiezendtijd voor de Paralympics zich volgens u tot de opmerking uit 2012 van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tijdens de toenmalige Paralympische Spelen dat «als mensen met een lichamelijke beperking hun sportieve grenzen weten te verleggen, dat een extra indrukwekkende prestatie is. Pure topsport»?6
Uit de prestaties van het paralympische team in Rio (62 medailles tegenover 39 in Londen), blijkt dat de Nederlandse Paralympische sport floreert.
De paralympische sport is een volwaardig onderdeel van NOC*NSF en de sportbonden geworden. En zo hoort het ook: mensen met een beperking moeten voldoende mogelijkheden hebben om te sporten. Dat geldt ook voor de faciliteiten voor de paralympische topsporters.
De paralympische atleten draaien fulltime trainingsprogramma’s met professionele begeleiding. Zij trainen net zoveel als olympische atleten en zetten alles opzij voor een medaille op het grootste sportevenement ter wereld. En daarbij moeten zij ook nog een beperking overwinnen. De atleten zijn hierdoor een inspiratiebron voor iedereen. Het is een goede ontwikkeling dat ook de media hier steeds meer aandacht voor hebben.
Is het u bekend dat men via diverse livestreams kan kijken naar de wedstrijden van de Nederlandse Paralympische sporters, en dat deze een grote tot zeer grote kijkdichtheid hebben?
Ja. Zie ook mijn antwoord op vraag 7. Ik begreep van de NOS dat zij haar paralympische webpagina’s en de paralympische livestreams als een groot succes beschouwde.
De paralympische site van de NOS was – met 725.000 bezoekers gedurende het hele evenement – meer dan tweemaal zo populair als in 2012 (Londen) en 2014 (Sotsji). Per dag trok www.nos.nl/ps2016 circa 87.000 bezoekers.
De pagina met de vier livestreams trok gemiddeld 30.000 bezoekers per dag, met een piek van 15.000 bezoekers tegelijkertijd op zondag 11 september toen het Nederlandse duo Tristan Bangma en Teun Mulder goud won op de tijdrit bij het baanwielrennen.
Concludeert u hieruit dat de Paralympische Spelen – en de extra indrukwekkende prestaties die de Nederlandse sporters daar leveren – populariteit genieten onder de Nederlandse bevolking, en dat de Nederlandse bevolking graag naar deze prestaties kijken?
Ja. Volgens de NOS zijn de dagelijkse programma’s over de Paralympische Spelen in Rio inderdaad goed gewaardeerd met een 7,9. Gemiddeld krijgen programma’s van de publieke omroep een waardering van 7,5.
Ik verheug mij over de toenemende belangstelling bij het publiek voor paralympische sporten. Dat inspireert en kan bijdragen aan meer sporten en bewegen door mensen met een beperking en verdere integratie van mensen met een beperking in onze samenleving. Het kabinet draagt dit, zoals bekend, hoog in het vaandel.
Kunt u zich voorstellen dat veel mensen de Paralympics graag op tv zien (al dan niet naast een livestream) en dat het voor deze sporters van belang is dat zij zendtijd krijgen op tv, met andere woorden dat televisiezendtijd in de ogen van die sporters een extra blijk van waardering kan betekenen voor hun presentaties?
Ja.
Bent u bekend met de petitie op www.petities.nl die op dit moment door bijna 40.000 mensen getekend is, waarin zij om meer zendtijd op tv vragen voor de Paralympische Spelen?7
Ja.
Bent u van mening dat de Paralympische Spelen – met het oog op de extra indrukwekkende prestaties die daar door de (Nederlandse) sporters worden geleverd, en met het oog op het feit dat het weliswaar een kleiner maar niet zo’n klein evenement is dan nu uit de verdeling van televisiezendtijd tussen de Paralympics en de Olympische Spelen naar voren komt -méér televisiezendtijd verdienen? Of bent u van mening dat de verhouding tussen het aantal televisie-uren dat momenteel aan respectievelijk de Olympische Spelen en aan de Paralympische Spelen gegeven wordt meer rechtgetrokken dient te worden, conform de grootte van beide evenementen?
Zie mijn voorgaande antwoorden.
Bent u bereid te onderzoeken op welke wijze er in de toekomst méér televisiezendtijd aan de Paralympische Spelen kan worden besteed, of te onderzoeken op welke wijze in de toekomst een evenwichtigere verdeling van televisiezendtijd tussen de Olympische Spelen en de Paralympische Spelen gerealiseerd kan worden?
Een dergelijk onderzoek lijkt mij onnodig en onwenselijk. Onwenselijk, gelet op de eerder gememoreerde bepaling in de Mediawet, dat de publieke media-instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor hun programmering. Onnodig, gezien de eerder genoemde aanmerkelijke verruiming in de verslaglegging over de Paralympische Spelen.
Het bericht dat PowNed Onno Hoes een schadevergoeding moet betalen |
|
Selçuk Öztürk (GrKÖ) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «PowNed moet Onno Hoes schadevergoeding betalen»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat een publieke omroep met belastinggeld een onrechtmatige daad heeft begaan?
De regulering en beoordeling van journalistiek handelen is in Nederland om principiële redenen overgelaten aan de journalistiek zelf en aan de rechter. Als burgers vinden dat zij in de media op ontoelaatbare wijze zijn bejegend, dan kunnen zij verschillende wegen bewandelen om hier iets tegen te doen. Er is een klachtenprocedure bij de Raad voor de Journalistiek en men kan de zaak voor de rechter brengen. De rechter weegt het maatschappelijke en journalistieke belang dat zaken publiekelijk aan de orde worden gesteld en de wijze waarop dat gebeurt (persvrijheid en vrijheid van meningsuiting) af tegen de bescherming van de belangen van betrokkenen (recht op bescherming privacy). Zo ook in onderhavige zaak van de heer Hoes. De rechter heeft zich erover gebogen en ik kan en wil niet treden in zijn oordeel of dat oordeel van commentaar voorzien, temeer omdat tegen de uitspraak nog hoger beroep open staat.
Wat vindt u ervan dat een politicus op een dergelijke wijze door PowNed is beschadigd?
Zie antwoord vraag 2.
Zal PowNed de schadevergoeding met belastinggeld gaan betalen of is de omroep voor processen en schadeclaims verzekerd?
Of PowNed uiteindelijk daadwerkelijk tot schadevergoeding is gehouden, staat nog niet definitief vast. Er volgt nog een zogenaamde schadestaatprocedure om de schade te bepalen en er staat tegen de uitspraak (inclusief de verwijzing naar de schadestaatprocedure) nog hoger beroep open. PowNed heeft mij laten weten dat PowNed verzekerd is tegen zowel de kosten van de procedure als een eventueel te betalen schadevergoeding.
Hoeveel heeft het proces tussen PowNed en Hoes de Nederlandse belastingbetaler gekost?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven, gezien het feit dat PowNed eerder is veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding, of de omroep PowNed onder de definitie van een veelpleger zou kunnen vallen?2
De journalistieke werkwijze van PowNed is een paar keer eerder door de rechter beoordeeld.3 Slechts in één geval is PowNed veroordeeld tot een schadevergoeding van € 2.500,– niet omdat de werkwijze onrechtmatig was, maar omdat het belang van de uitzending van een deel van de opnamen niet opwoog tegen het belang van de bescherming van de privacy van betrokkene.4 In onderhavige zaak van de heer Hoes staat nog niet definitief vast dat PowNed onrechtmatig heeft gehandeld.
Kunt u aangeven of PowNed met het begaan van deze onrechtmatige daden beleidsregels en/of protocollen heeft overtreden? Zo ja, welke overtreding en welke gevolgen kunnen hieruit voortkomen? Zo nee, waarom niet?
De rechtbank Amsterdam heeft alleen uitspraak gedaan over onrechtmatig handelen in civielrechtelijke zin, niet over schending van andere beleidsregels of protocollen. De Raad voor de Journalistiek heeft een Leidraad vastgesteld, waarin wordt beschreven wanneer sprake is van zorgvuldige journalistiek en wanneer niet.5 In de Leidraad staat onder meer het volgende:
De rechtbank Amsterdam heeft dezelfde elementen als in de Leidraad aan zijn oordeel ten grondslag gelegd. Hij heeft geoordeeld dat het gebruik van verborgen opnameapparatuur niet onrechtmatig was, maar dat uitzending van een deel van de opnamen dat wel was omdat deze geen (ernstige) misstand aan het licht bracht en de beeld-geluidsmontage misleidend was.
Vindt u dat er bij PowNed sprake is van een onverantwoordelijk bestuur? Zo nee, waarom niet?
Waar gehakt wordt vallen spaanders. In die gevallen kan de rechter ingrijpen en corrigeren.
Bent u bereid om de bestuurders van PowNed persoonlijk aansprakelijk te stellen voor de materiële en immateriële schade die de heer Hoes heeft ondervonden als gevolg van de onrechtmatige daad van PowNed om daarmee te bewerkstelligen dat er geen belastinggeld wordt benut voor de schadevergoeding?
Ik ga hier niet over. PowNed is verzekerd tegen de kosten van een eventueel te betalen schadevergoeding.
Bent u bereid om de schadeclaim in te houden op de salarissen van Dominique Weesie en Rutger Castricum? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
De onmogelijkheid om in het Caribisch deel van Nederland de Nederlandse televisiezenders te ontvangen |
|
Roelof van Laar (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Wat is er terechtgekomen van de voornemens om de eilanden van Caribisch Nederland beter toegankelijk te maken voor Nederlandse tv en internet?
In vervolg op de motie van het Kamerlid Hachi is op verzoek van de Minister van BZK door de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) de GEO-IP filtering zo ingesteld dat de eilanden van Caribisch Nederland toegang hebben tot de mediadiensten van de NPO.1 Ook zijn er voor de lineaire kanalen distributie-afspraken met de meeste pakketaanbieders op de eilanden. Daarnaast kan een ieder op de eilanden via een satellietontvanger of internetstream het publieke media-aanbod door BVN (het Beste van Nederland en Vlaanderen) bekijken.
Helaas worden voor tal van grote sportevenementen, waaronder de Olympische Spelen, de uitzendrechten niet per staatkundige eenheid maar per geografische zone verkocht.
Deze geografische zones vallen veelal samen met de diverse continenten. Dit heeft tot gevolg dat de rechten voor Nederland worden aangeboden als onderdeel van het Europese verkoopproces.
Derhalve zijn de uitzendrechten voor Caraïbisch Nederland voor de NOS simpelweg niet beschikbaar.
Voor de doorgifte van mediadiensten van commerciële omroepen geldt dat dit geen zaak is van de Nederlandse overheid. Commerciële omroepen vervullen geen publieke opdracht en bepalen hun eigen distributiebeleid.
In welke mate herkent u de signalen dat mensen op de eilanden van Caribisch Nederland, ook via internet, zoals via uitzendinggemist.nl, nog geen toegang hebben tot de Nederlandse televisie?
Deze signalen waren er eerder, maar ik heb vernomen dat deze, waar mogelijk, inmiddels door de NPO zijn opgelost. Mochten er nieuwe problemen ontstaan met publieke mediadiensten die verband houden met de IP-adressen van de desbetreffende burgers, dan is de aangewezen weg dat betrokkenen of de betrokken providers contact zoeken met de NPO zodat aan een oplossing kan worden gewerkt.
Wat is de oorzaak van het feit dat dit nog niet geregeld is?
Zie antwoord onder 1.
Deelt u de mening dat het niet wenselijk is om deze toegang aan onze mede-Nederlanders te onthouden? Zo ja, op welke wijze gaat u dit zo snel mogelijk in orde maken?
Zie antwoorden onder 1 en 2.
Komen alle Nederlandse televisie- en radiozenders beschikbaar in Caribisch Nederland? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoorden onder 1 en 2.
Bent op de hoogte van de nieuwe algemene voorwaarden voor freelance journalisten van de Persgroep versie 28 april 2016?1
Ja.
Wat is uw mening over bepaling 4.7 waarin staat dat indien de Maker (hiermee wordt aan freelance journalisten gerefereerd) om welke reden dan ook als werknemer wordt aangemerkt de Persgroep dan gerechtigd is alle daaruit voortvloeiende schade op de zzp’er (zelfstandige zonder personeel) te verhalen?
Verhaalsbepalingen in overeenkomsten zijn niet relevant voor de fiscale duiding en beoordeling van een arbeidsrelatie. Om die reden zijn verhaalsbepalingen in de op de site van de Belastingdienst2 aangeboden modelovereenkomsten weggelaten. Hoewel dus niet relevant voor de fiscale duiding, ongebruikelijk zijn deze bepalingen niet. Als achteraf blijkt dat een arbeidsrelatie toch een dienstbetrekking is (geweest) en een opdrachtgever met betrekking tot die arbeidsrelatie te maken krijgt met een naheffing van loonheffingen, is het verhalen door de opdrachtgever op de opdrachtnemer van de nageheven loonbelasting en premie volksverzekeringen gebruikelijk. Dit deel van de heffingen dient immers door de werknemer te worden gedragen. Zolang een opdrachtgever/werkgever alleen de verschuldigde loonbelasting en premies volksverzekeringen verhaalt, handelt hij dus conform de wet. De opdrachtnemer/werknemer kan de op hem verhaalde premie volksverzekeringen en loonbelasting als voorheffing vervolgens verrekenen met de door hem in de inkomstenbelasting over zijn totale inkomen verschuldigde inkomensheffing. Voor de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet geldt een verhaalsverbod. Die heffingen worden immers door de werkgever gedragen. Een bepaling over het verhalen van deze premie of deze bijdrage op de werknemer, die wettelijk niet is toegestaan, is in zijn geheel nietig en converteert niet in een geldige bepaling. Hiermee is sprake van de bedoelde gedeelde verantwoordelijkheid voor de arbeidsrelatie, waarbij ieder de «eigen» lasten draagt.
Overigens heeft De Persgroep op 8 juli jl. genoemde bepalingen geschrapt.
Wat is uw mening over bepaling 4.8 waarin staat dat de Maker de Persgroep vrijwaart voor de afdracht van alle op het honorarium drukkende belastingen en/of premies?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw mening over bepaling 4.9 waarin staat dat indien het sociale verzekeringsorgaan en/of de Belastingdienst beslist dat in tegenstelling tot de opvatting van partijen toch premies sociale verzekeringswetten en/of loonbelasting moeten worden ingehouden de Persgroep de premies respectievelijk loonbelasting zal inhouden op het aan de Maker uit te betalen honorarium?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw mening over bepaling 11.1 waarin staat dat indien de Maker handelt in strijd met artikel 4, artikel 7 en/of artikel 9 van deze voorwaarden de Persgroep gerechtigd is de overeenkomst, zonder rechterlijke tussenkomst, met onmiddellijke ingang te ontbinden, onverminderd de aanspraken van de Persgroep wegens wanprestaties door Maker?
Die bepaling is kennelijk vooral bedoeld als een stimulans voor de opdrachtnemer om de afspraken in de voorwaarden strikt na te leven, om zo een arbeidsovereenkomst te vermijden en naheffingen bij de opdrachtgever te helpen voorkomen. Immers, de schade wordt volgens de voorwaarden alleen verhaald bij redenen die voor rekening en risico komen van de opdrachtnemer, zoals het door hem afwijken van de afspraken in het contract. Verder is van belang dat partijen de contractsvrijheid hebben om een dergelijke bepaling in hun overeenkomst op te nemen.
Hoe beoordeelt u deze bepalingen in het licht van de doelstellingen van de Wet DBA? Kunt u nader toelichten of opdrachtgevers zulke bepalingen juridisch gezien mogen opnemen in hun algemene voorwaarden binnen de Wet DBA? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u van plan om aan de Persgroep te melden deze bepalingen uit hun algemene voorwaarden te schrappen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van de ontwikkeling dat opdrachtgevers hun verantwoordelijkheden binnen de Wet DBA via algemene voorwaarden verschuiven naar de zzp’er? Is dit de bedoeling van de Wet DBA? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Audiodescriptie bij film en televisie voor blinden, slechtzienden en meervoudig gehandicapten |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de mogelijkheid van audiodescriptie voor blinden, slechtzienden en meervoudig gehandicapten bij film en televisie en de applicatie «Earcatch»?
Ja.
Op welke wijze worden bij de NPO (Nederlandse Publieke Omroep) voorzieningen getroffen voor audiodescriptie?
In hoeverre maakt het voorzien in audiodescriptie onderdeel uit van het beleid van de NPO?
Momenteel worden de uitkomsten van de pilot en de ervaringen ten aanzien van trainingen voor NPO-medewerkers door de NPO geëvalueerd. Eén van de voorlopige conclusies die hieruit getrokken kan worden, is dat lang niet alle programma’s geschikt zijn voor audiodescriptie. Omdat films zich in de regel wel goed lenen voor audiodescriptie, zijn en worden Telefilms in 2016 en 2017 voorzien van audiodescriptie. Omdat voor audiodescriptie een separaat script moet worden geschreven, en omdat dat moet worden ingesproken door stemacteurs, is het een relatief kostbare voorziening en is er aanzienlijk meer tijd en inzet van bijzondere expertise mee gemoeid dan met ondertitelen.
Op welke wijze worden bij het Nederlands Filmfonds voorzieningen getroffen voor audiodescriptie?
Alle bioscoopfilms die subsidie ontvangen van het Nederlands Filmfonds, moeten worden voorzien van audiodescriptie en ondertiteling. Dit staat in het Financieel en Productioneel Protocol (hierna: Protocol), dat van toepassing is op alle regelingen van het Filmfonds. De hiervoor noodzakelijke kosten moeten in de begroting worden opgenomen. Het Protocol is toegankelijk via de website van het Nederlands Filmfonds. Naast de verplichting in het Protocol verleent het Filmfonds ook financiële steun voor audiodescriptie, tot maximaal € 6.000.
In hoeverre maakt het voorzien in audiodescriptie onderdeel uit van het beleid van het Nederlands Filmfonds?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe verhoudt ondertiteling voor dove en slechthorende mensen zich tot audiodescriptie voor blinden, slechtzienden en meervoudig gehandicapten? Kunt u toelichten wat de beweegredenen en overwegingen zijn op basis waarvan ondertiteling van het televisieprogramma-aanbod bij de NPO wettelijk verplicht is, en vastgelegd in het Mediabesluit 2008, en audiodescriptie niet?
Er geldt in Nederland op grond van de Mediawet 2008 en het Mediabesluit 2008 voor de landelijke publiek omroep en de landelijk opererende commerciële omroepen een verplichting om televisieprogramma’s van ondertiteling te voorzien.
Deze verplichting kon vanwege beschikbare technische voorzieningen en beperkte kosten relatief simpel worden ingevoerd.
Voor audiodescriptie geldt die verplichting niet. Daarbij speelt een rol dat adequate technische mogelijkheden in Nederland pas in de loop van 2015 beschikbaar zijn gekomen. Ik wil eerst onderzoeken hoe die techniek ervaren en gebruikt wordt en ook de uitkomsten van de evaluatie van de NPO afwachten alvorens verdere stappen te ondernemen. Daarbij speelt ook het kostenaspect een rol.
Wat zijn de resultaten en uitkomsten van de pilot bij de NPO met audiodescriptie voor televisie?
De evaluatie is nog niet afgerond. Ik zal deze betrekken bij de verdere beleidsvorming.
Kunt u aangeven hoe audiodescriptie voor (publieke) televisie en film is geregeld in andere landen zoals Groot-Brittannië, Duitsland, België, Frankrijk en Luxemburg? Kunt u daarbij specifiek toelichten hoe u de regels in Groot-Brittannië apprecieert, waar een verplichting bestaat voor een bepaald percentage programma’s met audiodescriptie?
In Groot-Brittannië is in de Communications Act 2003 een bepaling opgenomen die de mogelijkheid biedt voor OFCOM om een code op te stellen. De code «Ofcom’s Code on Television Access Sevices» kent «targets» die nagestreefd dienen te worden. Voor audiodescriptie is het stapsgewijs op te bouwen percentage vastgesteld op 10 procent. OFCOM kan op basis van verschillende criteria ontheffing verlenen van deze verplichting, zoals op basis van de omvang van de beoogde doelgroep, technische beperkingen en de te maken kosten in verhouding met de andere criteria.
Ook Vlaanderen kent een wettelijke regeling inzake audiodescriptie. Deze regeling is echter zeer terughoudend geformuleerd: in een kalenderjaar minstens één Nederlandstalig fictieprogramma toegankelijk maken door middel van audiobeschrijving. In de beheersovereenkomst 2016–2020 formuleert de VRT als doelstelling: minstens 1 (kwaliteits)fictiereeks per jaar, met tegen 2020 audiodescriptie van alle zondagavondfictie.
Wat opvalt aan beide regelingen is de gefaseerde aanpak en het onderscheid dat wordt gemaakt in doelstellingen inzake ondertiteling (80 procent) en audiodescriptie. Ook wordt rekening gehouden met verschillende programma’s die zich wel of niet lenen voor audiodescriptie. In de Britse regeling worden daartoe verschillende criteria gehanteerd om audiodescriptie al dan niet toe te passen.
Kunt u tevens toelichten of er regels zijn afgesproken in de Europese Unie over het aanbieden van televisie en film met audiodescriptie? Zo ja, kunt u (kort) uiteenzetten wat die regels inhouden, en in hoeverre Nederland daaraan voldoet?
Artikel 7 van audiovisuele mediadiensten bepaalt dat lidstaten de onder hun bevoegdheid vallende aanbieders van mediadiensten aansporen om ervoor te zorgen dat hun diensten gefaseerd toegankelijk gemaakt worden voor personen met een visuele of auditieve handicap. Het artikel is echter geen verplichting voor lidstaten om dat in alle gevallen via wettelijk opgelegde verplichtingen te bereiken. In eerste instantie is er voor gekozen om, onder andere vanwege technische beperkingen, alleen voor ondertiteling in de Mediawet 2008 een verplichting op te nemen.
De toegankelijkheid van grote sportevenementen op TV |
|
Mohammed Mohandis (PvdA), Jasper van Dijk |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht over Formule 1 via abonneezender Ziggo Sport?1
Deelt u de mening dat grote sportevenementen via het open net moeten kunnen worden uitgezonden? Zo nee, waarom niet?
Wilt u bekijken of sportevenementen die op een breed publiek kunnen rekenen of een maatschappelijk belang dienen, op de evenementenlijst kunnen worden geplaatst, zodat deze voor een breder publiek toegankelijk worden? Zo nee, waarom niet?
Het gebruik door GeenPeil van de subsidieregeling referendum |
|
Kees Verhoeven (D66), Marit Maij (PvdA), Gert-Jan Segers (CU) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «GeenPeil misbruikt subsidieregeling referendum»?1
Ja.
In hoeverre veronderstellen de verschillende subsidieplafonds voor rechtspersonen en natuurlijke personen dat de uitvoering van (toegekende) subsidieaanvragen moet plaatsvinden met strikte scheiding tussen deze categorieën?
De subsidieregeling bevat een drietal deelplafonds (Voor-Tegen-Neutraal). Een aanvraag kan slechts voor één categorie worden ingediend. Nadat een aanvraag is ingediend, kan de aanvrager de keuze voor een specifieke categorie niet meer wijzigen.
Welke mate van invloed van een rechtspersoon op de aanvraag voor subsidie ten behoeve van het referendum door een natuurlijk persoon acht u acceptabel en geoorloofd?
De Wet raadgevend referendum draagt de subsidieverlening op aan de Referendumcommissie. Dit is een onafhankelijke commissie, die in een Subsidieregeling2 regels heeft gesteld over de verstrekking van subsidies. Het is niet aan mij om mij uit te laten over de mate waarin subsidieaanvragen en/of met die aanvragen samenhangende omstandigheden acceptabel en geoorloofd zijn. Ik wijs er wel op dat de aanvrager van de subsidie verantwoordelijk is voor de aanvraag en dat deze achteraf de besteding van de subsidiegelden zal moeten kunnen verantwoorden. Blijkt bij de verantwoording dat het geld niet of verkeerd gebruikt is, of dat de aanvrager niet aan alle verplichtingen heeft voldaan, dan kan de Referendumcommissie de subsidie op een lager bedrag vaststellen, en kunnen reeds uitgekeerde bedragen geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.
Zijn er subsidieaanvragen van natuurlijke personen afgewezen omwille van een achterliggende rechtspersoon? Zo ja, hoeveel gevallen betrof dit en waarin verschillen c.q. komen deze gevallen overeen met de in het artikel besproken constructie van GeenPeil?
De Referendumcommissie heeft mij laten weten dat zij alleen de aanvragen beoordeelt zoals die worden ingediend, en uitsluitend aan de criteria die in voormelde Subsidieregeling zijn neergelegd. Als de aanvraag niet duidelijk is, vraagt de commissie nadere informatie op, die wordt betrokken bij de beoordeling. De commissie heeft alleen aanvragen afgewezen omdat deze niet voldeden aan de criteria uit de Subsidieregeling of omdat het budget voor het betreffende deelplafond was uitgeput.
Aan rechtspersonen en particulieren die subsidie krijgen worden verplichtingen opgelegd. Voor uw informatie vat ik die hieronder samen:
Voor subsidie komen alleen redelijke kosten in aanmerking die direct verbonden zijn aan de uitvoering van de activiteiten waarvoor men subsidie aanvraagt. Waar of bij wie de aanvragers inkopen, is voor de Referendumcommissie geen beoordelingscriterium. De Referendumcommissie weet dat ruim 40 aanvragers die subsidie krijgen, diensten inkopen bij GeenPeil. De betreffende aanvragers hebben daar ook melding van gemaakt in de informatie die zij hebben gestuurd aan de Referendumcommissie.
In welke mate staat het natuurlijke personen vrij om in de subsidieaanvraag kosten op te voeren waarvoor zij slechts tussenpersoon zijn, bijvoorbeeld doordat zij de kosten niet zelf maken maar dit fictief inkopen bij een derde?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is het oordeel van de Referendumcommissie over de in het artikel besproken aanvraagconstructie?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw oordeel over de in het artikel besproken aanvraagconstructie?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb geschreven, is het de Referendumcommissie die subsidieaanvragen beoordeelt. De Referendumcommissie verricht die taak in onafhankelijkheid. Het is dan ook niet aan mij om een oordeel te vellen over onderhavige aanvraag.
Bent u, omwille van de spoedig dichterbij komende referendumdatum, bereid deze vragen zeer spoedig te beantwoorden?
Ik heb ernaar gestreefd de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden.
De stigmatiserende video van PowNed over de inwoners van de Bijlmer |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
Kent u de video «Libelle organiseert eigen Bijlmer-safari» van de omroep PowNed?1
Ja.
Wat vindt u van de video en wat voor boodschap gaat er naar uw mening van de video uit over de inwoners van de Bijlmer?
Powned is een omroepvereniging die er om bekend staat dat zij groepen en individuen regelmatig provocerend tegemoet treedt in haar programma's.
Powned beschouwt het programmaonderdeel waar u naar verwijst als een vorm van satire. Zolang daarbij de grenzen van het ontoelaatbare niet worden overschreden, is het een kwestie van individuele smaak of je daar wel of niet van gecharmeerd bent. Je kunt het een aanstootgevende reportage vinden en wijzen op het gevaar dat een dergelijk programma bijdraagt aan negatieve etnische stereotypering waardoor mensen zich gekwetst voelen. Of je kunt het zien als satire. Het is echter niet aan de overheid om een oordeel uit te spreken over het media-aanbod van de publieke media-instellingen.
In de Mediawet 2008 is nadrukkelijk bepaald (artikel 2.88) dat de publieke media-instellingen zelf de vorm en inhoud van het door hen verzorgde media-aanbod bepalen en daar ook zelf verantwoordelijk voor zijn. Deze zogeheten «redactionele autonomie» is een wezenlijk onderdeel van ons omroepbestel en garandeert dat het media-aanbod tot stand komt zonder bemoeienis van de overheid of welke andere partij dan ook.
Als burgers vinden dat zij in de media op ontoelaatbare wijze zijn bejegend of afgebeeld dan kunnen zij verschillende wegen bewandelen om hier iets tegen te doen. Zo heeft onlangs een door Powned geïnterviewde Syrische vluchteling met succes de gang naar de rechter gemaakt om de video waarin hij ten onrechte als homohater is geportretteerd te laten verwijderen.
Indien mensen van mening zijn dat programma's door stigmatisering een discriminerend karakter hebben dan kan daar melding van gedaan worden. Het kabinet tracht de meldingsbereidheid door burgers ten aanzien van discriminatie te versterken en te vergroten, zoals opgenomen in het Nationaal actieprogramma discriminatie, dat op 22 januari 2016 aan uw Kamer is gepresenteerd.2 Meldingen kunnen onder meer gedaan worden bij de antidiscriminatie-voorzieningen of bij de politie. Op deze manier kunnen degenen die zich schuldig maken aan discriminatie ter verantwoording worden geroepen en als de discriminatie bewezen is, worden aangepakt.
Deelt u de mening dat de video de grens tussen stigmatisering en satire heeft overschreden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u begrip voor de geschokte en boze reacties van mensen op de video? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u met deze reacties doen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat in de video bewoners van de Bijlmer worden «gevoerd», dat er wordt gesteld dat «de KFC de grootste hotspot is van de Bijlmer» en dat er wordt gezegd dat de inwoners bij «bling bling gaan graaien»? Is dit naar uw mening stigmatiserend?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de video bijdraagt aan het klimaat van territoriale stigmatisering van de Bijlmer? Zo ja, wat vindt u hiervan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de wijze van berichtgeving zoals in de video is gehanteerd niet in overeenstemming is met het door de NPO geformuleerde uitgangspunt «De Nederlandse Publieke Omroep is een bindende factor in onze pluriforme samenleving.»?2 Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Deze uitgangspunten zijn opgenomen in het Concessiebeleidsplan (CBP) 2016–2020 van de NPO en hebben betrekking op het totaal van het media-aanbod van de publieke omroep, niet op individuele programmaonderdelen. In het CBP staat ook, dat de verantwoordelijkheid voor het maken van de programma’s bij de omroepen zelf ligt. Die «redactionele autonomie» is vastgelegd in de Mediawet.
Zie hiervoor het antwoord op vraag 2–6.
Deelt u de mening dat de wijze van berichtgeving zoals in de video is gehanteerd niet in overeenstemming is met de door de NPO geformuleerde opvatting «Want een echte publieke omroep is een brede omroep, een gemeenschap waarbij alle Nederlanders zich thuis voelen.»?3 Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u inhoudelijk en beargumenteerd per citaat uiteenzetten of de video naar uw mening «evenwichtig, pluriform, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand is en zich tevens kenmerkt door een grote verscheidenheid naar vorm en inhoud», «op evenwichtige wijze een beeld van de samenleving geeft en de pluriformiteit van onder de bevolking levende overtuigingen, opvattingen en interesses op maatschappelijk, cultureel en levensbeschouwelijk gebied weerspiegelt» en «voldoet aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen»?4
Het is niet aan de overheid om een oordeel uit te spreken over het media-aanbod van de publieke media-instellingen, laat staan om dat per afzonderlijk programmaonderdeel te doen.
In dit verband is het relevant om te wijzen op de motie-Elias van 16 november 2015 die de Staatssecretaris van OCW oproept om met de NPO overeen te komen dat er per 1 september 2016 een NPO-brede ombudsman komt.6 Die ombudsman kan alle omroepen en organisaties die via de NPO uitzenden gevraagd en ongevraagd van onafhankelijk advies dienen. Deze ombudsman zou in gevallen van uitzonderlijke overschrijding van journalistieke normen tevens rectificatie in het betrokken televisie- of radioprogramma moeten kunnen afdwingen. Ik ben hierover in overleg met de NPO en de verwachting is dat dit kan worden meegenomen in de prestatieovereenkomst met de NPO. Een dergelijke «omroepbrede ombudsman» past in het streven van de publieke omroep om verantwoording af te leggen over zijn programmering aan het Nederlandse publiek.
Vindt u de video een verantwoorde uitgave van gemeenschapsgeld? Zo ja, waarom wel? Zo nee, bent u bereid om PowNed te dwingen om een bedrag ter hoogte van de kosten voor het gemaakte filmpje terug te laten geven aan de staat?
Uit het antwoord op vraag 9 valt af te leiden dat de overheid geen uitspraken doet over onderdelen van het media-aanbod van een publieke media-instelling, dus ook niet of zo’n programmaonderdeel een verantwoorde besteding van publieke middelen zou zijn. Het toezicht op de rechtmatigheid van de bestedingen van de publieke media-instellingen is opgedragen aan het Commissariaat voor de Media; het bevorderen van de doelmatigheid van de uitgaven valt onder de verantwoordelijkheid van de NPO.
Is de video naar uw mening een reden om de publieke bekostiging van de omroep PowNed te heroverwegen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om van de redactie van PowNed te eisen hun excuses aan te bieden aan de inwoners van de Bijlmer?
De Mediawet bepaalt dat de NPO en de publieke media-instellingen op onafhankelijke wijze voorzien in de uitvoering van de publieke mediaopdracht en dat zij daarvoor op de wijze zoals geregeld in deze wet aanspraak hebben op bekostiging. Die bekostiging kan niet worden «heroverwogen» op basis van een bepaald programma van een media-instelling, want dat zou flagrant in strijd zijn met de hiervoor genoemde «redactionele autonomie» van de publieke media-instellingen.
Het is aan PowNed zelf om te reageren op de reacties die dit programmaonderdeel heeft losgemaakt. Gelet op de redactionele autonomie is het «eisen van excuses» door de overheid niet aan de orde.
Het bericht “Tonnen voor opinieplatform” |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Tonnen voor opinieplatform»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er voor het initiatief «RaamopRusland» een subsidie van bijna 3 ton is aangevraagd?
Ja.
Op welke subsidiemogelijkheid doen de aanvragers een beroep?
De subsidieaanvraag is ingediend voor het programma Projecten Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB), vallend onder artikel 4 van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Welk deel van de begroting van dit initiatief zou bij toekenning van de gevraagde subsidie uit subsidie van uw ministerie bestaan?
De eenmalige subsidie betreft de startfase (eerste drie jaar) van het initiatief en behelst o.a. de kosten voor de bouw, hosting en onderhoud van een website, personeelskosten t.b.v. redactie en onderzoek, reiskosten, en honoraria voor freelancers. De totale begroting voor deze eerste drie jaar bedraagt EUR 364.000. Eventuele kosten buiten de ingediende begroting worden niet gedekt door de subsidie.
Waarin verschilt «RaamopRusland» van andere journalistieke of opiniërende media waar geen subsidie aan wordt verleend?
Het projectvoorstel Raam op Rusland betreft geen journalistiek of opiniërend project, maar de oprichting van een kennisplatform, waarbij nauw samengewerkt zal worden met Nederlandse kennisinstellingen, waaronder verschillende universiteiten, en het bedrijfsleven. De subsidie is toegekend aan de stichting Raam op Rusland, die conform haar statuten geen journalistieke inslag of doelstellingen heeft. De activiteiten van Raam op Rusland passen binnen het beleidsdoel om relevante feiten over de actuele ontwikkelingen in Rusland toegankelijk te maken voor een breder publiek.
Voor de volledigheid zij vermeldt dat uit deze subsidie geen activiteiten in relatie tot het referendum over de associatieovereenkomst met Oekraïne gefinancierd zullen worden. De website van «Raam op Rusland» zal pas later in het voorjaar operationeel worden.
Zijn er vergelijkbare initiatieven die subsidie van uw ministerie ontvangen? Zo ja, welke zijn dit en wat bedraagt die subsidie?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse ambassades in het buitenland verstrekken regelmatig subsidie aan projecten gericht op het vergroten en uitwisselen van kennis met betrekking tot belangrijke onderwerpen van buitenlands beleid. Het project «Raam op Rusland» is niet direct vergelijkbaar met andere initiatieven die subsidie ontvangen.
Bestaat het risico dat met deze subsidieverlening financiering ontstaat van gewoon journalistiek werk dat de deelnemende journalisten ook zonder deze subsidie zouden verrichten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Het betreft hier geen journalistiek project. Zie ook het antwoord op vraag 5.