Hoe beoordeelt u de huidige praktijk waarin gemeenten op zeer uiteenlopende manieren gebruikmaken van hun bevoegdheid om maatwerk toe te passen bij de kostendelersnorm?1
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat het ontbreken van landelijke richtlijnen of toetsingskaders kan leiden tot rechtsongelijkheid tussen inwoners van verschillende gemeenten? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Heeft u inzicht in het aantal en de aard van gevallen waarin gemeenten afwijken van de kostendelersnorm, en zo nee, bent u bereid dit landelijk te monitoren?
Vraag 4
Ziet u aanleiding om in overleg met VNG en Divosa een handreiking op te stellen met objectieve criteria voor afwijking van de kostendelersnorm, bijvoorbeeld bij medische kwetsbaarheid, mantelzorg, of studenten met een laag inkomen?
Vraag 5
Bent u bereid te onderzoeken of de Participatiewet kan worden aangepast zodat gemeenten onder bepaalde omstandigheden verondersteld worden af te wijken van de kostendelersnorm («presumptieve afwijking»), in plaats van alleen in uitzonderingsgevallen?
Vraag 6
Hoe waarborgt u dat gemeenten die wél maatwerk toepassen, niet financieel worden benadeeld ten opzichte van gemeenten die dat niet doen, bijvoorbeeld via hun uitvoeringsbudget of vangnetregeling?
Vraag 7
In hoeverre wordt bij de uitvoering van de kostendelersnorm rekening gehouden met de gevolgen voor armoede, bestaanszekerheid en sociale samenhang binnen huishoudens?
Vraag 8
Ziet u mogelijkheden om in samenwerking met gemeenten een centraal meldpunt of klachtenvoorziening in te richten voor inwoners die menen dat de kostendelersnorm onterecht is toegepast of maatwerk ten onrechte is geweigerd?
Vraag 9
Hoe verhoudt uw inzet op «maatwerk en menselijke maat» zich tot de huidige uitvoeringspraktijk, waarin inwoners vaak afhankelijk zijn van individuele interpretatie door klantmanagers of beleidsadviseurs van de gemeente?
Vraag 10
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Kamervraag document nummer: kv-tk-2025Z19120
Volledige titel: De toepassing van de kostendelersnorm