Ingediend | 6 juni 2025 |
---|---|
Beantwoord | 7 augustus 2025 (na 62 dagen) |
Indiener | Stephan van Baarle (DENK) |
Beantwoord door | Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
Onderwerpen | europese zaken internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z11548.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2811.html |
Ja.
In juli 2024 gaf de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor mensenrechten, Olaf Skoog, in de Raad Buitenlandse Zaken aan dat zijn compilatie van door m.n. VN-organisaties verzamelde data over mensenrechtenschendingen kan helpen bij het bepalen van een positie. De Hoge Vertegenwoordiger van de EU wees in november jl. op een herziene versie.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Het eerste rapport is besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van juli 2024. Zoals in het verslag van deze Raad staat vermeld2, is tijdens de Raad ook gesproken over de voortgang op de voorbereidingen van de EU-Israël Associatieraad. De bevindingen van het rapport hebben voor veel lidstaten nogmaals het belang onderstreept dat de Associatieraad spoedig bijeen zou moeten komen. Het kabinet benadrukt nogmaals dat het bijeenroepen van de Associatieraad met Israël om de zorgelijke situatie te bespreken, mede op initiatief van Nederland gebeurde en onder andere vanwege zorgwekkende rapporten van de VN, waarop ook de heer Skoog zijn rapporten heeft gebaseerd.
Het kabinet nam en neemt de constateringen van de rapporten van de Speciaal Vertegenwoordiger voor mensenrechten zeer serieus. In elk conflict worden schendingen van het humanitair oorlogsrecht begaan. Dit conflict is daar helaas geen uitzondering op. Het is van groot belang dat feitenonderzoek wordt gedaan naar de vermeende schendingen zodat de rechter deze schendingen kan vaststellen. Nederland veroordeelt schendingen van het internationaal recht, ongeacht wie de schending begaat. Het kabinet heeft en blijft zich naar vermogen, en met partners, inzetten om de situatie aldaar te verbeteren. Het kabinet heeft de inhoud van de rapporten meegewogen bij het besluit om een evaluatie van Israëls naleving van artikel 2 van het Associatieakkoord te initiëren. Deze evaluatie is reeds uitgevoerd en besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni jl. De Kamer is hierover o.a. via het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van juni 2025 geïnformeerd.3
De Hoge Vertegenwoordiger heeft deze uitkomst gedeeld met Israël en daarbij met klem aangedrongen op onmiddellijke verbetering van de situatie op de grond. De EU en Israël bereikten daarna een overeenkomst over de toegang van humanitaire hulp tot de Gazastrook. Het kabinet zag het akkoord als een stap in de goede richting, maar heeft meteen aangegeven dat het zo snel mogelijk zou moeten worden geïmplementeerd en dat het cruciaal is dat Israël de met de EU gemaakte afspraken nakomt.
Nederland wil dat de bereikte overeenkomst effect heeft op de grond en blijft daarover met betrokkenen in contact. Uit de laatste statusupdate van Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en de Europese Commissie over de implementatie van het akkoord aan de Permanente Vertegenwoordigers op 29 juli jl. is gebleken dat Israël zich vooralsnog in onvoldoende mate aan de afspraken van het gesloten humanitaire akkoord houdt. Conform de Kamerbrief van 28 juli jl.4 heeft het kabinet besloten over te gaan tot concrete maatregelen. Op EU-niveau zet Nederland zich in voor opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord met Israël en steunt het de voorgestelde beëindiging van de samenwerking met het Accelerator programma van de European Innovation Council, als onderdeel van Horizon Europe. Tevens zal het kabinet in samenwerking met gelijkgestemde partners aandringen op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de illegale nederzettingen in bezet gebied, conform de motie van Campen en Boswijk.5 Nationaal is de Israëlische ambassadeur op 29 juli jl. op ministerieel niveau ontboden, waarbij de Minister van Buitenlandse Zaken met klem heeft aangedrongen op naleving van het internationaal humanitair recht. Tevens heeft het kabinet besloten de Israëlische Ministers Smotrich en Ben-Gvir persona non grata te verklaren en zet het in op hun registratie als ongewenste vreemdelingen in het Schengeninformatiesysteem (SIS), vanwege hun herhaalde aanzetten tot geweld door kolonisten, hun oproepen tot etnische zuivering in Gaza en hun actieve steun voor de uitbreiding van illegale nederzettingen. Het kabinet deelt tevens de zorgen over de catastrofale humanitaire situatie in de Gazastrook. De Gaza Humanitarian Foundation (GHF), gesteund door Israël en de Verenigde Staten, brengt burgers in gevaarlijke situaties met ook doden tot gevolg, bereikt te weinig mensen en sluit een deel van de bevolking van de Gazastrook uit van humanitaire hulp. Het verlenen van humanitaire hulp moet verenigbaar zijn met het humanitair oorlogsrecht en humanitaire principes. Nederland blijft benadrukken dat naast het opheffen van de humanitaire blokkade van de Gazastrook het van belang blijft om, middels de artikel 2 procedure, druk op Israël te houden richting een staakt-het-vuren en om geen stappen te zetten die een tweestatenoplossing nog verder op afstand zetten.
Zie antwoord vraag 7.
Zie antwoord vraag 7.
Deze conclusie deelt het kabinet niet, en die conclusie kan ook niet worden afgeleid uit het advies van het Internationaal Gerechtshof uit 2004. Hamas is een terroristische organisatie die onder andere door zijn gruwelijke daden van 7 oktober 2023 een spiraal van geweld heeft ontketend. Het standpunt van Nederland is dat het recht op zelfverdediging ook kan worden ingeroepen in reactie op een gewapende aanval van een niet-statelijke actor, zoals Hamas.
Het kabinet heeft voortdurend benadrukt dat het recht op zelfverdediging moet worden uitgeoefend in overeenstemming met het internationaal recht, hetgeen onder meer betekent dat Israël moet voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Alle partijen hebben zich te houden aan het internationaal humanitair recht. Het kabinet heeft meermaals aangegeven dat de wijze van oorlogsvoering disproportioneel is. Uw Kamer is op verschillende momenten over het kabinetstandpunt geïnformeerd, meest recent in de brief van 18 juni 2025.6
Zie het antwoord op vraag 7.
Dit komt overeen met hetgeen het kabinet u hierover eerder mededeelde in de brief van 10 september 2024. Het Internationaal Gerechtshof (IGH) heeft onder meer bepaald dat staten zoals Nederland onder het internationaal recht de verplichting hebben om de situatie die is ontstaan door de onrechtmatige bezetting van Israël van de Palestijnse Gebieden niet te erkennen en om geen hulp of assistentie te bieden die bijdraagt aan het handhaven van de onrechtmatige situatie. Het kabinet houdt zich aan dit niet-juridisch bindende advies van het IGH. Middels een brief aan uw Kamer op 28 juli jl. heeft het kabinet zowel nationale- als Europese maatregelen aangekondigd. Zo pleit Nederland in Europees verband voor een opschorting van het handelsdeel van het Associatieakkoord tussen de EU en Israël. Tevens dringt het kabinet, in samenwerking met gelijkgestemde partners, aan op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit Israëlische illegale nederzettingen in bezet gebied (conform motie van Campen en Boswijk). Daarnaast is recentelijk met uw Kamer, in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli jl., gecommuniceerd dat het kabinet heeft besloten om over te gaan tot het actiever uitdragen van het ontmoedigingsbeleid en het verkennen of de toepassing van dit aangepaste ontmoedigingsbeleid kan worden uitgebreid, bijvoorbeeld naar Nederlandse pensioenfondsen. Ten aanzien van Nederlandse wapenexport is het kabinet helder: zoals de situatie in Gaza nu is, is het vrijwel uitgesloten dat een vergunning wordt verleend voor de uitvoer naar Israël van wapens die kunnen bijdragen aan de activiteiten van de Israëlische krijgsmacht in de Gazastrook of op de Westelijke Jordaanoever. Hierbij zijn onderdelen ten behoeve van de Israëlische zelfverdediging – onderdelen van het Iron Dome-luchtafweersysteem – uitgezonderd. Ook bepaalde het IGH dat alle staten op basis van het Vierde Verdrag van Genève verplicht zijn te verzekeren dat Israël de regels van het humanitair oorlogsrecht zoals neergelegd in dat verdrag eerbiedigt. Daartoe roept het kabinet Israël bij voortduring op, zowel bilateraal als in Europees en breder multilateraal verband.
Zie het antwoord op vragen 7, 8 en 9.
Zie antwoord vraag 14.
Ja. De uitkomsten van de evaluatie zijn met uw Kamer gedeeld, o.a. middels het verslag van de eerdergenoemde Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni jl.
Zie het antwoord op vraag 16. Daarnaast verwijs ik u naar de Kamerbrief van 28 juli jl.
Graag verwijs is u naar de Kamerbrief van 28 juli jl.
Het is noodzakelijk dat de humanitaire blokkade volledig wordt opgeheven en dat hulporganisaties waaronder de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en de VN-organisaties volledig en ongehinderde toegang krijgen. Het is duidelijk dat Israël vooralsnog de in de overeenkomst gemaakte afspraken tussen de EU en Israël over de toegang tot humanitaire hulp niet nakomt. Nederland verbindt hieraan consequenties, conform de Kamerbrief van 28 juli jl.7
Het kabinet benadrukt consistent het belang van het respecteren van mensenrechten. Het verzoek aan de Hoge Vertegenwoordiger van de EU om artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren is daarmee ook in lijn.
Zie verder het antwoord op vragen 7, 8 en 9.
De Kamervragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.