Kamervraag 2025Z10594

De invulling van de klimaatmaatregelen voor de glastuinbouw

Ingediend 27 mei 2025
Beantwoord 26 juni 2025 (na 30 dagen)
Indieners Pieter Grinwis (CU), André Flach (SGP)
Beantwoord door Tjebbe van Oostenbruggen (NSC), Sophie Hermans (minister , minister ) (VVD), Rummenie
Onderwerpen landbouw organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z10594.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2536.html
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van de potentiële impact die het van toepassing verklaren van ETS-2 en de bijmengverplichting op de glastuinbouw (Kamerstuk 32 140, nr. 251) kan hebben op glastuinbouwbedrijven1?

    Ja.

  • Vraag 2
    Hebben alle partners in het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030 ingestemd met de opt-in voor ETS-2, zoals gevraagd in de motie-Flach/Grinwis (Kamerstuk 36 600 XIV, nr. 24)? Zo nee, waarom zet u deze opt-in dan wel door?

    Mede op basis van de motie van de leden Flach en Grinwis heeft intensief overleg plaatsgevonden met Glastuinbouw Nederland en Greenports Nederland. Vanuit het oogpunt van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid is het onvermijdelijk dat de glastuinbouw gaat deelnemen aan ETS2, via een opt-in of door onterechte kosten. In onderstaande beantwoording wordt hier verdere toelichting bij gegeven.
    Het kabinet neemt de zorgen en wensen van de sector zeer serieus. Daarom is er afgelopen maanden hard gewerkt om hier gehoor aan te geven én oog te houden voor de bredere uitdagingen – waaronder het behalen van de klimaatdoelen zoals afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord en het bredere belang van de bijmengverplichting groen gas voor een robuust toekomstig energiesysteem, het verdienvermogen, stikstof- en methaanreductie in de landbouw en het aanbod van duurzame CO2. Met het pakket wordt gehoor gegeven aan de zorgen van de glastuinbouw door middel van de vermindering en vertraging van de bijmengverplichting, financiële compensatie tot de benodigde tariefhoogte om het doel met voldoende zekerheid te borgen én door extra middelen te reserveren om randvoorwaarden specifiek voor de glastuinbouw verder op orde te brengen. In april 2026 wordt geëvalueerd of de uitgewerkte compensatie voor de meerkosten van de ETS2 opt-in redelijk en tijdig is. Het kabinet blijft hierover in gesprek met de convenantspartijen in het vertrouwen dat de zorgen vanuit de sector over de redelijke en tijdige compensatie weg te nemen zijn op basis van de uitgewerkte compensatieregeling.

  • Vraag 3
    Kunt u aangeven waarom het niet mogelijk zou zijn de glastuinbouw uit te zonderen van ETS-2, terwijl Eneco en Glastuinbouw Nederland een voorstel hebben gedaan om deze uitzondering uitvoeringstechnisch vorm te geven en in omliggende landen deze uitzondering wel mogelijk blijkt te zijn?

    Het kabinet heeft september vorig jaar de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de uitvoeringsproblematiek in het ETS2 (Kamerstuk 32 813, nr. 1413). Een belangrijke oorzaak is dat een groot deel van de Nederlandse glastuinbouwbedrijven ook actief is in energieproductie en energieproductie verplicht onder ETS2 valt. De ETS-richtlijn maakt voor het ETS2 gebruik van de Common Reporting Format (CRF) uit de 2006 IPCC-richtsnoeren voor de afbakening van welke emissies onder de reikwijdte vallen. Door de onduidelijkheid in deze IPCC-richtsnoeren in de definitie van hoofdactiviteit energieproductie kunnen energieleveranciers vooraf (ex ante) niet goed bepalen voor welk gedeelte van de gaslevering wel ETS2 rechten ingeleverd moeten worden en voor welk deel niet. Als consequentie zullen energieleveranciers rechten moeten inleveren voor alle emissies in de sector. Het kabinet heeft de afgelopen maanden samen met alle relevante partijen, waaronder de NEa, de glastuinbouwsector en energieleveranciers, naar een mogelijkheid gezocht om een vrijstelling vooraf van de glastuinbouw uitvoerbaar te maken, maar dit is door de onduidelijkheid in de definitie niet mogelijk gebleken. Omdat vooraf vrijstellen van het deel van de glastuinbouw dat niet verplicht onder ETS2 valt voor energieleveranciers niet uitvoerbaar is, zouden zij ETS2-kosten aan alle glastuinbouwbedrijven gaan doorberekenen vanaf 2027. Er is geen voorstel van Eneco, van energieleveranciers of van Energie-Nederland dat een uitzondering voor glastuinbouw uitvoerbaar maakt. Energie-Nederland heeft aangegeven voorstander te zijn van een opt-in van de glastuinbouw. Vanwege deze uitvoeringsproblematiek is financiële compensatie bieden de enige manier om glastuinbouwbedrijven uit te zonderen van de impact van ETS2. In het besluit worden de meerkosten van het ETS2 t.o.v. het nieuwe tarief van de CO2-heffing in de glastuinbouwsector volledig gecompenseerd.
    Alle lidstaten die naast Nederland tot nu toe formeel een opt-in verzoek hebben ingediend bij de Europese Commissie hebben de glastuinbouw hierbij betrokken. Dit zijn Oostenrijk, Zweden en Finland. De meeste andere lidstaten hebben laten weten dat er nog politieke besluitvorming moet plaatsvinden over een eventuele opt-in. Lidstaten hebben tot 1 januari 2027 nog de tijd om voor de start van ETS2 een opt-in te implementeren, maar kunnen dat ook na de start van ETS2 nog doen.
    In januari heeft de Duitse regering de wet die ETS2 in Duitsland implementeert aangenomen. In deze aangenomen wet valt de glastuinbouw ook onder het ETS2. In het coalitieakkoord van de nieuwe Duitse regering staat echter het voornemen om de landbouwsector buiten ETS2 te houden. Verdere details van de Duitse plannen zijn nog onbekend, inclusief of ze dit willen gaan uitvoeren via compensatie achteraf of anderszins. België heeft ook nog geen politieke keuze gemaakt ten aanzien van de ETS2 opt-in voor de glastuinbouw. Frankrijk is voornemens een opt-in in te voeren om de uitvoerbaarheid van het ETS2 te verbeteren, de inhoud hiervan is echter nog niet bekend.

  • Vraag 4
    Heeft er in uw ogen voldoende inhoudelijk overleg plaatsgevonden tussen betrokken partijen, waaronder de Nederlandse Emissieautoriteit, sectorpartijen en energieleveranciers, over de mogelijkheden om een uitzondering voor de glastuinbouw in ETS-2 uitvoeringstechnisch vorm te geven?

    Ja. Er hebben gedurende meer dan een jaar diverse intensieve overleggen plaatsgevonden met de sector over de plannen, waaronder een technische briefing en directe gesprekken met de betrokken bewindspersonen. Er zijn voor de sector ook gesprekken gefaciliteerd met de NEa en energieleveranciers. De problematiek is veelvuldig in diverse sessies verkend. Juridische en uitvoeringsexpertise is daarbij nauw betrokken geweest. Ten slotte is er ook na het bekendmaken van de besluitvorming op 25 april in convenantsverband contact geweest met de sector.

  • Vraag 5
    Hoe verhouden de genomen besluiten met betrekking tot ETS-2 en de bijmengverplichting en de voorbereiding daartoe zich tot de afspraken in het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030?

    In het convenant Energietransitie Glastuinbouw uit 2022 zijn geen afspraken gemaakt over ETS2 of de bijmengverplichting. In voorbereiding van het principebesluit om de glastuinbouw onder ETS2 en de bijmengverplichting te brengen heeft overleg plaatsgevonden met alle convenantspartners. ETS2 en de bijmengverplichting groen gas hebben als effect een lastenstijging en daarmee gevolgen voor de afspraken in het convenant, met name wegens de interactie met de CO2-heffing glastuinbouw die het klimaatdoel uit het convenant borgt. Zoals omschreven in de beantwoording van vraag 3 is het niet mogelijk gebleken om de glastuinbouw goed uit te zonderen van ETS2. Datzelfde geldt voor de bijmengverplichting. Een andere optie specifiek voor de bijmengverplichting, namelijk een verplichting voor alleen kleinverbruikers, is in een eerder stadium uitgebreid onderzocht. Ook deze is niet uitvoerbaar gebleken, omdat de benodigde data niet tijdig genoeg verkregen kan worden (van bijvoorbeeld huishoudens zonder slimme meters). Er is daarom gekeken naar andere alternatieven om de impact voor de glastuinbouw te verkleinen, zoals vertraging en vermindering van de gehele bijmengverplichting. Er is voor gekozen om de bijmengverplichting verlaagd (met 25%) in te voeren en pas vanaf 2027, in tegenstelling tot 2026 zoals eerder het voornemen was. Dit gaat dan uiteraard wel deels ten kosten van de voordelen van de bijmengverplichting zoals een robuust toekomstig energiesysteem, het verdienvermogen en stikstof- en methaanreductie in de landbouw en het aanbod van duurzame CO2. Voor het besluit tot deelname aan de ETS2 opt-in en de groen gas bijmengverplichting is daarom aanvullend gekozen om de glastuinbouw te compenseren voor de extra lasten ten opzichte van de CO2-heffing glastuinbouw en daarmee recht te doen aan het convenant. Het kabinet is en blijft in gesprek met alle convenantspartijen.

  • Vraag 6
    Is in aanloop naar de voorjaarsbesluitvorming met sectorpartijen, waaronder Glastuinbouw Nederland, overleg gevoerd over ETS-2, de bijmengverplichting, de CO2-heffing en eventuele alternatieven hiervoor en over de invulling van compenserende maatregelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke alternatieven voor de opt-in bij ETS-2 en de bijmengverplichting zijn onderzocht? Waarom is hier niet voor gekozen?

    Ja, zie antwoorden op vragen 2–4.

  • Vraag 7
    Is de veronderstelling juist dat de verschillende beprijzingsmaatregelen voor de glastuinbouw optellen tot ongeveer 200 euro per ton CO2, terwijl voor het bereiken van het sectordoel maar ongeveer 100 euro per ton CO2 nodig is?

    Wij kunnen uw veronderstelling niet toetsen aangezien onduidelijk is welke maatregelen wel en niet zijn meegenomen in de door u genoemde beprijzingsniveaus. De beprijzing in de glastuinbouwsector bestaat op dit moment uit een combinatie van de energiebelasting op aardgas en een aparte CO2-heffing voor de glastuinbouw. De komende jaren wordt de energiebelasting op aardgas voor de glastuinbouw stapsgewijs verhoogd, doordat het verlaagd energiebelastingtarief glastuinbouw wordt afgebouwd en de bestaande inputvrijstelling voor gebruik van aardgas voor elektriciteitsproductie geleidelijk wordt beperkt. Doordat via de inputvrijstelling een deel van het aardgasverbruik is vrijgesteld en de energiebelasting een degressieve tariefstructuur kent, verschilt de hoogte van de CO2-prijs per tuinder. Bovenop de energiebelasting op aardgas geldt per 1 januari van dit jaar een aparte CO2-heffing voor de glastuinbouw. De hoogte van het heffingstarief wordt afgesteld op wat nodig is om het afgesproken restemissiedoel van 4,3 Mton in 2030 te realiseren.
    In de vorige tariefstudie (2024) hebben Berenschot en Kalavasta berekend dat een heffingstarief van de CO2-heffing van circa 100 euro/ton CO2 in 2030 nodig is om het afgesproken restemissiedoel te halen2. Doordat er ook maatregelen in de energiebelasting zijn genomen is toen geadviseerd om een tariefhoogte van circa 14,5 euro/ton CO2 te hanteren. Uit de klimaat- en energieverkenning van PBL bleek afgelopen najaar dat de glastuinbouw nog niet op koers ligt om het afgesproken klimaatdoel te halen. Het kabinet laat daarom een nieuwe tariefstudie uitvoeren om de benodigde CO2-prijs te berekenen. De eerste concept resultaten van deze studie laten zien dat het tarief van de CO2-heffing glastuinbouw in 2030 moet stijgen naar 42,50 euro/ton CO2 om in 2030 het sectordoel te bereiken. De berekeningen van de tariefstudie worden op dit moment afgerond en met Prinsjesdag met de Kamer gedeeld.
    Het kabinet is voornemens om per 2027 de glastuinbouw onder ETS2 en de bijmengverplichting groen gas te brengen. Hiermee zou de totale CO2-prijs inderdaad hoger worden dan nodig om het afgesproken restemissiedoel te borgen. Als compensatie is het kabinet daarom voornemens om de CO2-heffing glastuinbouw af te schaffen, een kostencompensatieregeling voor ETS2 uit te werken en de energiebelastingtarieven voor de glastuinbouw aan te passen.

  • Vraag 8
    Hoe verhouden de uitvoeringslasten van een eventuele uitzondering van de glastuinbouw voor ETS-2 en de bijmengverplichting zich tot de uitvoeringslasten van de gewenste bedrijfsspecifieke compensatie?

    Naar verwachting zouden de lasten van een uitzondering gelijk of groter zijn dan van een compensatieregeling, zowel voor de overheid als voor tuinders. De NEa geeft aan dat het ETS2 slecht uitvoerbaar, slecht handhaafbaar en fraudegevoelig is als glastuinbouw uitgezonderd blijft. Het leidt tot hoge administratieve lasten voor zowel energieleveranciers als glastuinbouwbedrijven en er wordt een ongelijk speelveld in de sector in Nederland gecreëerd. Een uitzondering lost namelijk het probleem zoals toegelicht in antwoord 2 niet op, namelijk dat energieleveranciers geen onderscheid kunnen maken. In geval van een uitzondering krijgen tuinders nog steeds te maken met doorberekende ETS2-kosten. Omdat deze kosten bij een opt-out onterecht zouden zijn, zou Nederland een Europese teruggaveregeling kunnen implementeren om tuinders achteraf te compenseren voor de onterecht gemaakte kosten. Daarbij blijft dan echter onduidelijk tot welk niveau een tuinder gecompenseerd zou mogen worden, omdat niet goed vast te stellen is welk deel van de doorberekende ETS2-kosten terecht of onterecht zijn. De lasten zijn dus in dat geval niet alleen hoger, er zou ook meer rechtsonzekerheid ontstaan.

  • Vraag 9
    Kunt u de nieuwe tariefstudie van de CO2-heffing glastuinbouw, uitgevoerd door Kalavasta en Berenschot, voor de debatten over de voorjaarsbesluitvorming met de Kamer delen?

    Berenschot en Kalavasta zullen de tariefstudie uiterlijk in september afronden, dit mede op basis van input vanuit de glastuinbouwsector. De tariefstudie zal op dat moment ook met de Kamer worden gedeeld.

  • Vraag 10
    Acht u de genoemde verhoging van de CO2-heffing van 17,70 euro naar 42,50 euro per ton CO2 de meest kosteneffectieve en haalbare maatregel om het sectordoel te halen? Hoe is de problematiek van netcongestie, waardoor veel tuinders de voor verduurzaming noodzakelijke aansluiting op het net niet kunnen krijgen, meegewogen?

    Het kabinet is tot een evenwichtig pakket aan maatregelen gekomen om de verduurzaming van de glastuinbouw op koers te houden. Dit betreft naast het verhogen van de prijs van aardgas (via ETS2 en kostencompensatieregeling) ook het reserveren van 200 miljoen uit het Klimaatfonds voor de glastuinbouw. Met deze middelen kunnen de randvoorwaarden voor verduurzaming van de glastuinbouwsector worden verbeterd. Berenschot en Kalavasta is gevraagd om de consequenties van het gehele pakket in beeld te brengen in de definitieve tariefstudie. Daarbij zal het onderzoeksbureau ook nagaan in hoeverre de glastuinbouwsector handelingsperspectief heeft om te verduurzamen. Dit mede met het oog op netcongestie.
    Op dit moment werkt het kabinet aan het verbeteren van randvoorwaarden voor energietransitie voor Nederland, bijvoorbeeld met het landelijk actieprogramma netcongestie. Aanvullend is er ook inzet op het verbeteren van de randvoorwaarden specifiek voor de glastuinbouwsector. Zo werkt het kabinet in samenwerking met de sector aan het Actieprogramma Randvoorwaarden Energietransitie Glastuinbouw. Deze zal met Prinsjesdag gedeeld worden.

  • Vraag 11
    Kunt u aangeven welke impact (het rekenen met) een CO2-heffing van 42,50 euro per ton CO2 heeft op de economische rendabiliteit van glastuinbouwbedrijven? Hoe verhoudt dit kostenplaatje, inclusief energiebelasting, zich tot het kostenplaatje van CO2-uitstoot voor glastuinbouwbedrijven in omringende landen?

    Het benodigde tarief komt in de concept tariefstudie uit op € 42,50 per ton CO2 in 2030 in plaats van € 17,70/ton CO2. Dit komt bovenop de effecten van de energiebelasting. De impact van een € 42,50 per ton CO2 (ca. 7–8 cent per kuub gas) op de economische rendabiliteit op glastuinbouwbedrijven is niet apart doorgerekend. Uit een rapport dat het kabinet met u deelde in januari 2025 volgt dat door een prijsverhoging van 12 cent per kuub gas de kosten kunnen oplopen tot iets meer dan 8% van het bedrijfsresultaat van een glastuinbouwbedrijf. Dit betreft dan vooral grootverbruikers met warmtekrachtkoppeling (wkk), bij bedrijfstypen met een gasketel is de toename minder sterk.3
    Om te voorkomen dat overbeprijzing plaatsvindt om het restemissiedoel voor 2030 te halen zet het kabinet in op compensatie van ETS2 en de groen gas bijmengverplichting tot het geactualiseerde benodigde tarief. In april 2026 wordt geëvalueerd of de uitgewerkte compensatie redelijk en tijdig is. Het tarief van de CO2-heffing zal voor 2026 niet worden aangepast, waardoor er op de korte termijn geen effecten worden verwacht voor de rentabiliteit.
    Uit een studie van Blue Terra4 uit 2024 blijkt dat de totale kosten in 2023 voor gas en elektriciteit, inclusief belasting, CO2 en netkosten voor de glastuinbouw, ten opzichte van omringende landen redelijk gemiddeld zijn. Voor 2030 verwacht Blue Terra dat de kosten in Nederland sterk toenemen door hogere energiebelasting, invoering CO2-heffing glastuinbouw en sterke stijging Nederlandse nettarieven. Wat omringende landen richting 2030 doen is nog niet geheel bekend. Blue Terra gaf destijds aan dat het risico dat tuinders in Nederland aan hogere kosten worden blootgesteld in 2030 dan omringende landen hoog is.

  • Vraag 12
    Gaat u zowel de lastenverzwaringen als gevolg van ETS-2 als van de bijmengverplichting volledig en langjarig compenseren op bedrijfsniveau als kostencompensatie?

    Als onderdeel van het pakket wordt een compensatieregeling uitgewerkt die het totale beprijzingsniveau terugbrengt tot de hoogte van het nieuwe CO2-heffingstarief. Het gaat dan om een beprijzingsniveau dat, zoals afgesproken in het convenant, het 2030-doel met voldoende zekerheid borgt. De bijmengverplichting valt niet onder de compensatieregeling i.v.m. staatssteunregels. Om tegemoet te komen aan de lastenstijging wordt de verplichting daarom verlaagd (met 25%) en pas vanaf 2027 ingevoerd, in tegenstelling tot 2026 zoals eerder het voornemen was. De overige lasten vanuit de bijmengverplichting worden fiscaal gecompenseerd, met oog op staatssteungoedkeuring en binnen de grenzen van het herstel- en veerkrachtplan. Ruim voor 2030 gaat het kabinet in gesprek met de sector over nieuwe afspraken voor na 2030 om de balans in stimuleren en beprijzen voort te zetten.

  • Vraag 13
    Op welke wijze kunnen het staatssteunkader en de grenzen van het herstel- en veerkrachtplan belemmeringen opwerpen voor volledige bedrijfsspecifieke compensatie? Hoe wordt voorkomen dat het gezien wordt als fossiele subsidie?

    In het herstel- en veerkrachtplan zijn afspraken gemaakt ten aanzien van de hoogte van de CO2-heffing glastuinbouw en verlaagde energiebelastingtarieven voor de glastuinbouw in 2025 en 2026. Om de desbetreffende mijlpalen in het herstel- en veerkrachtplan te halen mogen deze hervormingen niet worden teruggedraaid na 2026. Hiermee wordt met name compensatie via de verlaagde energiebelastingtarieven beperkt (tot het niveau van de verlaagde energiebelastingtarieven uit 2026).
    Het staatssteunkader is met name relevant bij de vormgeving van de kostencompensatieregeling ter compensatie van ETS2. De gesprekken hierover met de Europese Commissie zullen worden voortgezet aan de hand van de specifieke vormgeving van deze regeling.
    De overheid beprijst aardgas mede omdat bij de verbranding hiervan CO2 vrijkomt en dit bijdraagt aan de opwarming van de aarde. Iedere regeling waarbij een sector minder dan de reguliere prijs hoeft te betalen voor aardgas wordt aangemerkt als een fossiele subsidie. Dit geldt ook wanneer er goede redenen zijn om een uitzondering te maken, bijvoorbeeld omwille van de energietransitie. Wat dat betreft kan niet worden voorkomen dat de kostencompensatieregeling en de verlaagde energiebelastingtarieven gezien worden (of blijven) als fossiele subsidie. Hier staan uiteraard de netto hogere lasten van de ETS2 opt-in en bijmengverplichting tegenover.

  • Vraag 14
    Kunt u een inschatting geven van de gevolgen van de stapeling van lastenverzwaringen voor de glastuinbouw, inclusief de eerdere fiscale lastenverzwaringen, voor de concurrentiepositie van glastuinbouwbedrijven?

    Zie antwoord op vraag 11.

  • Vraag 15
    Gaat u bestaande SDE++-projecten niet corrigeren voor de bijmengverplichting, zoals u ook voornemens bent ten aanzien van ETS-2? Zo nee, waarom niet?

    De hoogte van de SDE+ subsidie wordt bepaald door het verschil tussen de kostprijs (het basisbedrag) en de marktprijs van het product (het correctiebedrag). Het correctiebedrag voor warmte is uitdagend om vast te stellen voor warmteprojecten omdat er geen marktindex voor warmte is. In plaats daarvan wordt de marktprijs voor warmte berekend op basis van een formule en de groothandelsprijs voor aardgas (TTF). Om duidelijkheid te geven aan projecten wordt deze formule over de looptijd van een project niet meer aangepast. Het correctiebedrag wordt vervolgens jaarlijks berekend met behulp van deze vaste berekeningsmethodiek en de gemiddelde aardgasprijs van dat jaar. De bijmengverplichting is geen onderdeel van de groothandelsprijs van aardgas voor bestaande projecten. Vandaar dat de bijmengverplichting voor bestaande projecten ook niet leidt tot een hoger correctiebedrag en een lagere subsidie.

  • Vraag 16
    Bent u ook voornemens bestaande SDE++-projecten die niet gerund worden door een glastuinbouwbedrijf, maar die wel volledig ontwikkeld zijn voor de glastuinbouw (aardwarmte, CCU) niet te corrigeren voor ETS-2 en de bijmengverplichting?

    De toezegging om bij uitzondering voor de glastuinbouw binnen de SDE voor bestaande projecten niet te corrigeren voor de ETS2 moet nog worden uitgewerkt. Het moet uitvoerbaar zijn en voldoen aan de kaders voor staatssteun. Op dit moment is het nog niet mogelijk om antwoord te geven op vragen over de reikwijdte van deze uitzondering.
    Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 15 is het voor alle bestaande projecten niet het voornemen om te corrigeren voor de bijmengverplichting.

  • Vraag 17
    Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn voor de business case van nieuwe duurzame energieprojecten als voor zowel ETS-2 als de bijmengverplichting gecorrigeerd zal worden?

    Het belangrijkste gevolg voor de business case voor hernieuwbare energieprojecten in een dergelijk scenario is dat minder SDE-subsidie zou worden uitgekeerd als de ETS2 en de bijmengverplichting opgenomen zouden worden in het correctiebedrag. Daar staat tegenover dat projecten een hogere marktprijs kunnen vragen, omdat de kosten voor het fossiele alternatief van hun klanten ook stijgen. Voor de kostenstijging door de bijmengverplichting en de ETS2 opt-in worden tuinders overigens reeds gecompenseerd tot de benodigde tariefhoogte om het doel met voldoende zekerheid te borgen, zoals hierboven toegelicht. Het is lastig om in algemene zin uitspraken te doen over de gevolgen voor de volledige business case van dergelijke projecten omdat het per situatie zal verschillen wat het specifieke effect zal zijn op de business case van een project.

  • Mededeling - 16 juni 2025

    Vragen van de leden Flach (SGP) en Grinwis (ChristenUnie) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei en de Staatssecretarissen van Financiën en van Landbouw, Voedselzekerheid, Visserij en Natuur over de invulling van de klimaatmaatregelen voor de glastuinbouw (kenmerk 2025Z10594) kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van uitstel is dat interdepartementale afstemming meer tijd vraagt. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk de antwoorden op de vragen doen toekomen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2025Z10594
Volledige titel: De invulling van de klimaatmaatregelen voor de glastuinbouw
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20242025-2536
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Flach en Grinwis over de invulling van de klimaatmaatregelen voor de glastuinbouw