Kamervraag 2025Z10496

De invulling van de 10%-korting bij het niet overhevelen specifieke uitkeringen en de bescherming van de financiële positie van medeoverheden

Ingediend 26 mei 2025
Indiener Wingelaar
Onderwerpen bestuur financiën organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z10496.html
  • Vraag 1
    Kunt u bevestigen dat de Kamer met het aannemen van de motie-Wingelaar expliciet heeft verzocht om te borgen dat het niet overhevelen van specifieke uitkeringen geen negatieve gevolgen mag hebben voor de financiële positie van decentrale overheden?1
  • Vraag 2
    Hoe beoordeelt u, in het licht van deze motie, het feit dat de tien-procent-korting op de departementale begroting in stand wordt gehouden wanneer een specifieke uitkering niet wordt overgeheveld?
  • Vraag 3
    Kunt u garanderen, in plaats van het als uitgangspunt te nemen, dat de instandhouding van een specifieke uitkering niet alsnog indirect op medeoverheden wordt afgewenteld?
  • Vraag 4
    Deelt u de mening dat het hanteren van de formulering dat het «uitgangspunt» is dat de tien-procent-korting niet op medeoverheden wordt afgewenteld, onvoldoende recht doet aan en strijdig is met de aangenomen motie-Wingelaar? Zo nee, waarom niet?
  • Vraag 5
    Op basis van welke criteria wordt vastgesteld of de verlaging van prestatie-eisen of afspraken over doelmatigere uitvoering in de 29 gevallen, zoals benoemd in de Kamerbrief, voldoende is om de oorspronkelijke taaklast evenredig te verminderen? Hoe wordt getoetst of medeoverheden daadwerkelijk minder taken hoeven uit te voeren bij een korting van tien procent?2
  • Vraag 6
    Hoe gaat u voorkomen dat de beoogde verlaging van prestatie-eisen niet leidt tot verschuiving van risico’s of verantwoordelijkheden richting medeoverheden, terwijl budgetten minder vrij besteedbaar blijven door de instandhouding van specifieke uitkeringen?
  • Vraag 7
    In hoeverre acht u het wenselijk dat medeoverheden uiterlijk in het najaar geïnformeerd worden over de nadere invulling van lagere prestaties, terwijl de korting al per 2026 doorgevoerd wordt? Kunt u toezeggen dat uiterlijk vóór Prinsjesdag 2025 de Kamer geïnformeerd wordt over hoe de lagere prestatie-eisen of doelmatigere uitvoering bij de instandhouding van specifieke uitkeringen?
  • Vraag 8
    Heeft er reeds overleg plaatsgevonden tussen de betrokken vakdepartementen en de koepels over de concrete invulling van de prestatieverlagingen bij de specifieke uitkering waarvoor optie 1 of 2 wordt toegepast?
  • Vraag 9
    Kunt u deze vragen één voor één en binnen drie weken beantwoorden?

Kamervraag document nummer: kv-tk-2025Z10496
Volledige titel: De invulling van de 10%-korting bij het niet overhevelen specifieke uitkeringen en de bescherming van de financiële positie van medeoverheden