Ingediend | 23 april 2025 |
---|---|
Beantwoord | 3 juli 2025 (na 71 dagen) |
Indieners | Jimmy Dijk , Sarah Dobbe |
Beantwoord door | Vicky Maeijer (PVV), Fleur Agema (PVV) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z08156.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20242025-2648.html |
De zorg is geen plek voor zorgaanbieders die puur en alleen in de zorg actief zijn om hoge winsten te maken en geld in eigen zak te steken. Dit bericht geeft de complexiteit en de dilemma’s rondom het beperken van winst in de zorg goed weer.
Er is in de zorg geen plek voor zorgaanbieders die puur en alleen in de zorg actief zijn om hoge winsten te maken. Het oogmerk van winst maken in de zorg, zou het verbeteren van zorg moeten zijn. Maar uit onderzoek van Sirm en Finance Ideas2 is al gebleken dat het maximeren van winst of een algeheel winstuitkeringsverbod ertoe zal leiden dat de financieringsmogelijkheden voor zorgaanbieders afnemen, omdat de zorg niet of veel minder aantrekkelijk is voor zorgaanbieders en investeerders. Dit heeft tot gevolg dat het aanbod van zorg wordt beperkt, waardoor wachtlijsten alleen maar zullen toenemen. Dat kunnen we ons gezien de bestaande schaarste in het aanbod van zorg helemaal niet permitteren. Het nieuwsbericht bevestigt deze problemen rondom het maximeren van winst.
Nee. Naast de gevolgen die bij antwoord 2 zijn weergegeven, zal een algemeen winstuitkeringsverbod alle zorgaanbieders en daardoor ook de zorg zelf benadelen. Ook de goede en welwillende.
Ik beoog niet-integere zorgaanbieders te weren door bij de vergunningverlening in het kader van de Wet toetreding zorg- en jeugdhulpaanbieders aan de voorkant te toetsen of zij voldoen aan de randvoorwaarden voor het verlenen van goede en rechtmatige zorg. De vergunningplicht geldt voor alle zorginstellingen, dus ook de kleine instellingen. Alleen onderaannemers zijn uitgezonderd van de vergunningplicht, tenzij de zorginstelling een lege huls is. In dat geval is ook de onderaannemer vergunningplichtig. Relevant is dat het wetsvoorstel Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders extra weigerings- en intrekkingsgronden aan de vergunning verbindt om niet-integere zorgaanbieders nog beter te kunnen weren. Daarnaast wordt een verkenning uitgevoerd naar een eventuele vergunningplicht voor de jeugdhulp en het Wmo-domein.
Ook heeft het veld herhaaldelijk opgeroepen de vergunningplicht uit te breiden naar onderaannemers en solisten. Ik wil daarom een verkenning uitvoeren naar een vergunningplicht voor onderaannemers en solisten. Daarmee kom ik tegemoet aan de recent ingediende motie van het lid Claassen3 waarin werd verzocht te onderzoeken of het doeltreffend, uitvoerbaar en proportioneel is om de vergunningsplicht uit te breiden naar onderaannemers en solisten.
Sinds jaar en dag speelt de markt een rol in de zorg, zoals ook toegelicht in de brief over marktwerking in de zorg eerder dit jaar. Opvallend is dat een algemene discussie over marktwerking in de zorg eerder verlammend werkt, dan dat het helpt de majeure uitdagingen in de zorg het hoofd te bieden. De zorg heeft er juist baat bij dat we de markt zodanig naar onze hand zetten, dat zij vooruit kan. Daarom wordt de marktwerking met gerichte maatregelen aangepast waar dat nodig is. Dat gebeurt onder andere met het wetsvoorstel Wet Integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (de Wibz). Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om voorwaarden aan winstuitkering te stellen voor die categorieën van zorgaanbieders die zijn uitgezonderd van het verbod op winstuitkering. Dit wetsvoorstel is op 29 januari jl. naar de Kamer gestuurd. Het voorstel is dat deze wet van toepassing is op aanbieders die jeugdzorg leveren of zorg uit hoofde van de Zvw of Wlz, waarbij het toezicht op aanbieders komt te liggen bij de NZa. Voor de zorg die onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) valt, werkt dit anders.
De Wmo 2015 is een gedecentraliseerde wet waarvoor geen landelijke kwaliteitskaders gelden. Met de invoering van de Wmo is de keuze gemaakt om ook het Wmo-toezicht decentraal uit te voeren. Gemeenten zijn daarmee zelf verantwoordelijk voor het toezicht op zowel de kwaliteit als rechtmatigheid van de uitvoering van de Wmo. De IGJ brengt wel jaarlijks een rapport uit over de kwaliteit van dit toezicht en heeft een aantal opeenvolgende jaren geconstateerd dat het Wmo-toezicht onvoldoende en versnipperd is georganiseerd. Waar de ene gemeente een team heeft samengesteld van zowel toezichthouders kwaliteit als rechtmatigheid en actief de samenwerking opzoekt met andere gemeenten, komt het Wmo-toezicht in andere gemeenten nauwelijks van de grond. Het Wmo-toezicht verdient versteviging en professionalisering.
Voormalig Staatssecretaris LMZ heeft aan een verbetertraject Wmo-toezicht gewerkt dat bestaat uit een wetswijzigingstraject en een stimuleringsprogramma. Het stimuleringsprogramma wordt uitgewerkt met de VNG en GGD-GHOR en ziet onder meer toe op de professionalisering van de toezichthouder, de organisatie- en inrichting van het Wmo-toezicht en handhaving. Dit stimuleringsprogramma wordt in 2025 en 2026 ontwikkeld en bij gemeenten geïmplementeerd. Met de voorgenomen wetswijziging Wmo-toezicht krijgen gemeenten een (meer) expliciete opdracht om het Wmo-toezicht adequaat in te richten, zonder dat hiermee de fundamenten van het decentrale bestel worden doorkruist. Naar verwachting gaat het wetsvoorstel rond de zomer in internetconsultatie en zou de wet in 2028 in werking kunnen treden.
Vanaf 1 januari 2025 gelden de verplichtingen met betrekking tot de openbare jaarverantwoording voor meer partijen. Hierdoor ontstaat in de toekomst meer zicht op de winsten die worden uitgekeerd in de zorg, ook via constructies waarbij bijvoorbeeld met onderaannemers wordt gewerkt. Op basis van dit inzicht zal de regering, maar ook gemeenten, in de toekomst nadere maatregelen kunnen afwegen.
Het zou de zorg ten goede komen als gemaakte winst wordt herinvesteerd in de zorg, waardoor de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg verbeteren. Gemaakte winst kan ook worden herinvesteerd, bijvoorbeeld in innovatie van zorg. Het is daarom ook een kwalijke zaak als zorgbestuurders met zorggeld dure auto’s en paarden kopen, helemaal als dit ten koste gaat van de kwaliteit en continuïteit van zorg. Daarom wordt ook gewerkt aan het wetsvoorstel Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (de Wibz). Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om voorwaarden aan winstuitkering te stellen voor die categorieën van zorgaanbieders die zijn uitgezonderd van het verbod op winstuitkering. Dit wetsvoorstel is op 29 januari jl. naar de Kamer gestuurd. En zoals eerder vermeld bij antwoord 4 heeft de Staatssecretaris LMZ gewerkt aan een verbetertraject Wmo-toezicht dat bestaat uit een wetswijzigingstraject en een stimuleringsprogramma. Beide trajecten zijn erop gericht om zo veel mogelijk zorggeld binnen de zorg te houden.