Kamervraag 2024Z02721

Achterblijvende investeringen in onderwijshuisvesting

Ingediend 19 februari 2024
Beantwoord 8 april 2024 (na 49 dagen)
Indiener Jan Paternotte (D66)
Beantwoord door Mariëlle Paul (VVD)
Onderwerpen onderwijs en wetenschap organisatie en beleid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2024Z02721.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-1439.html
1. NPO Start, «Pointer uitzending 15-02-2024», npo.nl/start/serie/pointer/seizoen-11/pointer_41/afspelen
2. Pointer, 15 februari 2024, «Gymleraren lopen risico op gehoorschade, geluid in gymzaal vaak te hard», pointer.kro-ncrv.nl/gymleraren-lopen-risico-op-gehoorschade-geluid-in-gymzaal-vaak-te-hard
3. Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 213
  • Vraag 1
    Bent u bekend met de uitzending1 en het artikel2 van Pointer over gehoorschade bij gymleraren door slechte akoestiek in gymzalen?

    Ja.

  • Vraag 2
    Herkent u de bevindingen van de hogeschool Fontys dat in álle onderzochte gymzalen de geluidsnormen worden overschreden?

    In algemene zin vindt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) het zeer onwenselijk dat gymleraren gehoorschade oplopen. De eerste bevindingen van het nog lopende onderzoek laten zien dat er op dit vlak stappen te zetten zijn. Op grond van de Arbowet heeft de werkgever een zorgplicht voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers. Vanuit die zorgplicht moet de werkgever de risico’s van het werk in kaart brengen en passende maatregelen nemen ter voorkoming van deze risico’s.

  • Vraag 3
    Kunt u inzichtelijk maken hoeveel gymzalen niet voldoen aan de geluidsnormen? Zo nee, waarom niet?

    Het is een verantwoordelijkheid van de werkgever om voor een gezonde en veilige werkomgeving voor werknemers te zorgen. De werkgever moet dus inzichtelijk hebben of de gymzaal waarin de leerkracht onderwijs geeft voldoet aan de geluidsnormen en aan de hand daarvan adequate maatregelen nemen. Hiervoor kan de werkgever aan de slag met tips die onder meer via het Arboportaal worden gegeven. Verder zijn gymzalen niet altijd in eigendom van de schoolbesturen, want deze kunnen ook in eigendom en beheer zijn van de gemeenten. Daar waar de gemeente de gymzalen beheert, kunnen schoolbesturen over het gebruik ervan afspraken maken met de gemeente. Het Ministerie van OCW kan daarom niet inzichtelijk maken hoeveel gymzalen wel of niet voldoen aan de geluidsnormen. Voor verdere informatie wordt verwezen naar de antwoorden die de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gegeven over geluidsnormen op de werkvloer.3

  • Vraag 4
    Deelt u de opvatting van de voorzitter van de PO-Raad dat schoolbesturen hun zorgplicht voor hun werknemers niet kunnen waarmaken door onvoldoende middelen? Zo niet, waarom?

    De zorgplicht voor werknemers is de verantwoordelijkheid van werkgevers, in dit geval schoolbesturen. Of er door de werkgevers aan deze zorgplicht wordt voldaan is aan de toezichthouder, in dit geval de Arbeidsinspectie. Om deze reden kan er geen uitspraak gedaan worden over het al dan niet waarmaken van de zorgplicht van schoolbesturen.
    Het rapport van het Ministerie van Financiën, waar de voorzitter van de PO-Raad naar verwijst, betreft het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Onderwijshuisvesting funderend onderwijs: «Een vak apart»4; (hierna: IBO) uit 2021. Dat concludeert dat er veel verouderde schoolgebouwen zijn. Het IBO heeft zich gericht op schoolgebouwen en niet specifiek op gymzalen. Om onder andere aan de klimaatdoelstellingen te voldoen moeten schoolgebouwen worden gerenoveerd/vervangen, waarvoor jaarlijks tot en met 2050 aanvullende middelen nodig zijn. Dit is een forse klus en vraagt om een stevige en langdurige samenwerking met diverse partijen zoals schoolbesturen, gemeenten en marktpartijen. Er wordt op dit moment gewerkt aan de uitvoering van de aanbevelingen uit het IBO. In de periodieke Kamerbrieven wordt gerapporteerd over de voortgang ten aanzien van de stappen die genomen worden op het gebied van onderwijshuisvesting.5

  • Vraag 5
    Deelt u de mening dat goede onderwijshuisvesting onlosmakelijk verbonden is met goed werkgeverschap en met onderwijskwaliteit? Zo nee, waarom niet?

    Ik gun elke leerling een fijn en gezond schoolgebouw waarin zij zich optimaal kunnen ontwikkelen. In de Periodieke Voortgangsbrief onderwijshuisvesting die in december 2023 met uw Kamer is gedeeld wordt verwezen naar het literatuuronderzoek van SEO Economisch Onderzoek (hierna: SEO).6 Uit dit onderzoek komt naar voren dat een beter binnenklimaat de leerprestaties van leerlingen verbetert. Een investering in een gezond binnenklimaat resulteert uiteindelijk in een positief BBP-effect omdat betere leerprestaties leiden tot een hogere arbeidsproductiviteit als gevolg van leerwinsten door betere onderwijshuisvesting.7
    Ook is het van belang dat leraren en onderwijspersoneel hun werk kunnen doen op een veilige en prettige plek. Zoals eerder aangegeven, op grond van de Arbowet heeft de werkgever een zorgplicht voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. Voor leerlingen en onderwijspersoneel worden stappen gezet in het verbeteren van een gezond binnenklimaat in klaslokalen. Voor meer uitleg over de maatregelen die het Ministerie van OCW neemt in samenwerking met betrokken partners, zie de antwoorden op de vragen 7 tot en met 11.

  • Vraag 6
    Deelt u de mening dat het schadelijk is voor de ontwikkeling van kinderen om regelmatig blootgesteld te worden aan te hard geluid en slechte luchtkwaliteit? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 5.

  • Vraag 7
    Herkent u het beeld dat gemeenten onvoldoende in staat worden gesteld om hun verantwoordelijkheid op het gebied van onderwijshuisvesting waar te maken?

    Onderwijshuisvesting is een gedeelde verantwoordelijkheid; gemeenten hebben de wettelijke zorgplicht voor onderwijshuisvesting, schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het binnen- en buitenonderhoud van hun gebouwen en de exploitatiekosten en het Rijk draagt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs in het algemeen. Gemeenten ontvangen middelen voor onderwijshuisvesting via het gemeentefonds. Schoolbesturen ontvangen hiervoor middelen via de lumpsum. Het IBO uit 2021 heeft becijferd dat gemeenten in 2019 € 1,2 mld. uitgaven aan onderwijshuisvesting en scholen een vergelijkbaar bedrag aan onderhoud. Het IBO concludeert ook dat er veel verouderde schoolgebouwen zijn; een schoolgebouw in Nederland is gemiddeld 40 jaar oud en wordt gemiddeld na 69 jaar vervangen of gerenoveerd. Om schoolgebouwen te laten voldoen aan de huidige normen en eisen, zoals de klimaatdoelstellingen, moet de snelheid waarmee scholen worden vernieuwd of vervangen omhoog. Het IBO concludeerde dat hiervoor jaarlijks € 730 miljoen extra nodig is tot en met 2050. Daarnaast concludeerde het IBO dat er ook inhoudelijke stappen te zetten zijn om het stelsel van onderwijshuisvesting te verbeteren. Onderwijshuisvesting is daarmee een forse klus en vraagt om een stevige en langdurige samenwerking tussen diverse partijen zoals schoolbesturen, gemeenten, marktpartijen en het Rijk. Er worden daarom gezamenlijk meerdere stappen ondernomen.
    Het aanpakken van de verouderde voorraad schoolgebouwen vergt in de eerste plaats een goed inzicht in de gebouwenvoorraad. Momenteel wordt gewerkt aan het wetsvoorstel «Planmatige en doelmatige aanpak onderwijshuisvesting» waarin Integrale Huisvestingsplannen (IHP’s), meerjarige onderhoudsplannen (MJOP’s) en het overleg hierover tussen gemeenten en schoolbesturen verplicht worden gesteld. Het doel van dit wetsvoorstel is dat gemeenten en schoolbesturen tot een meer planmatige en doelmatige aanpak van bouw, beheer en onderhoud van schoolgebouwen in het funderend onderwijs komen. Tevens worden in het wetsvoorstel prikkels ingebouwd voor het werken volgens het principe van Total- Cost-of-Ownership (TCO). Dit principe geeft inzicht in de totale kosten gedurende de gebruikstermijn van een gebouw en draagt daarmee bij aan de doelmatigheid.
    Verder wordt er samen met de PO-Raad, VO-raad en de VNG gewerkt aan de Programmatische Aanpak Onderwijshuisvesting. Het programma faciliteert, ondersteunt en stimuleert schoolbesturen en gemeenten in samenwerking met de markt om meer integraal en programmatisch te werk te gaan bij de onderwijshuisvestingsopgaves. Een programmatische aanpak, waarbij projecten gebundeld worden aanbesteed en waarbij met standaardisatie van processen en oplossingen aan vraag- en aanbodzijde wordt gewerkt, kan leiden tot een versnelling en verbetering van de kwaliteit. Het programma bevat een kennis- en ondersteuningsinfrastructuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande kennis en waar nieuwe kennis wordt ontwikkeld in samenwerking met het werkveld. Door het Ministerie van OCW is structureel € 10,2 mln. per jaar vrijgemaakt voor het inrichten van een Programmatische Aanpak Onderwijshuisvesting.
    Naast de Programmatische Aanpak Onderwijshuisvesting en het wetsvoorstel is er samen met de PO-Raad, de VO-raad en de VNG een aanvraag ingediend bij het Nationaal Groeifonds voor het Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting. Het doel is om de innovaties die vanuit het Innovatieprogramma bewezen effectief lijken op te nemen in de structurele kennisinfrastructuur van de Programmatische Aanpak Onderwijshuisvesting, zodat deze kennis en producten voor iedereen centraal beschikbaar komen en op grote schaal toegepast kunnen gaan worden.
    In de periodieke Kamerbrieven wordt gerapporteerd over de voortgang van de stappen die gezet worden op het gebied van onderwijshuisvesting.8

  • Vraag 8
    Welke rol ziet u voor de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs naast de rol die gemeenten en schoolbesturen hebben bij het oplossen van de problemen rond onderwijshuisvesting?

    Zie antwoord vraag 7.

  • Vraag 9
    In het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Onderwijshuisvesting3 wordt op basis van het prijspeil in 2019 becijferd dat er 730 miljoen euro structureel nodig is voor het wegwerken van achterstanden in onderwijshuisvesting. Wat is de opgave nu?

    Het IBO onderwijshuisvesting stelt dat voor het daadwerkelijk verhogen van het vervangingstempo en gelijktijdig bereiken van het gewenste kwaliteitsniveau van de gebouwen extra investeringen nodig zijn. In het IBO onderwijshuisvesting van 2021 wordt becijferd dat er jaarlijks een tekort is van € 730 miljoen euro om de verouderde schoolgebouwen aan te pakken. Tegelijkertijd is er sinds het uitbrengen van het IBO onderwijshuisvesting ook tijd verstreken. Het is waarschijnlijk dat het in het IBO beschreven tekort om de klimaatdoelstellingen in 2050 te halen is opgelopen, aangezien we bijvoorbeeld kunnen zien dat de bouwkosten gestegen zijn sinds 2019.

  • Vraag 10
    Kunt u uiteenzetten wat er tot nu toe met de aanbevelingen vanuit het IBO Onderwijshuisvesting is gedaan?

    Zie antwoord vraag 7.

  • Vraag 11
    Kunt u delen hoeveel geld sinds het verschijnen van het IBO Onderwijshuisvesting geïnvesteerd is in het versnellen van de aanpak van verouderde schoolgebouwen?

    In antwoord op vragen 7, 8 en 10 is reeds beschreven welke acties er ondernomen worden om het onderwijshuisvestingsstelsel te verbeteren en de verouderde schoolgebouwen efficiënter aan te kunnen pakken. Verder waren er tussen publicatie van het IBO in 2021 en december 2023 verschillende regelingen voor schoolbesturen en gemeenten om aan de slag te gaan met het verbeteren van de onderwijshuisvesting. Voor het verbeteren van het binnenklimaat zijn twee opeenvolgende subsidieregelingen opengesteld, namelijk: de «SUViS-regeling» en de «Maatwerkregeling ventilatie op scholen». De SUViS-regeling was een regeling voor gemeenten vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) en is eind april 2022 afgerond. In totaal is een bedrag van ruim € 190 miljoen verleend en daarmee is de regeling volledig uitgeput. Voor de optimalisatie van de ventilatie op scholen stelde het Ministerie van OCW met de «Maatwerkregeling» een bedrag van € 140 miljoen beschikbaar aan schoolbesturen. De regeling is eind april 2023 afgerond en volledig uitgeput.
    Verder hebben alle schoolbesturen in het funderend onderwijs in 2022 extra middelen via de lumpsumbekostiging ontvangen (in totaal € 17,3 miljoen) voor de aanschaf van CO2-meters. Met een beoogde wijziging van het Bouwbesluit 2012 worden CO2-meters in het gehele funderend onderwijs verplicht gesteld voor alle bestaande gebouwen en nieuwbouw
    Tot slot worden eigenaren van bestaand maatschappelijke vastgoed, waaronder schoolgebouwen, met de subsidieregeling «Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed» (DUMAVA) tegemoetgekomen in de kosten voor verduurzaming. De DUMAVA-regeling loopt sinds 2022 en in de huidige tranche is een bedrag van ruim € 230 miljoen beschikbaar.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2024Z02721
Volledige titel: Achterblijvende investeringen in onderwijshuisvesting
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20232024-1439
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Paternotte over achterblijvende investeringen in onderwijshuisvesting