• Vraag 1
    Kunt u onderstaande vragen behandelen als feitelijke vragen, waarbij de gestelde vragen doorgaans niet van alle bovengenoemde fracties het standpunt vertegenwoordigen?

    Ja, dat kan.

  • Vraag 2
    Kunt u onderstaande (feitelijke) vragen, voorafgaand aan het debat over de regeringsverklaring, een voor een beantwoorden of, indien een antwoord op een bepaalde vraag nog niet beschikbaar is, aangeven op welke datum het antwoord op deze vraag wel beschikbaar is?

    Alle vragen worden nu beantwoord, waarbij bij een aantal vragen verwezen wordt naar de nadere uitwerking van het coalitieakkoord.

  • Vraag 3
    Hoe hoog wordt de nieuwe basisbeurs voor studenten?

    Op dit moment wordt gewerkt aan de nadere uitwerking van een nieuw studiefinancieringsstelsel. Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.

  • Vraag 4
    Hoe hoog wordt de compensatie voor de leenstelselgeneratie? Klopt het dat een bedrag van € 1 miljard leidt tot een compensatie van zo’n € 1.500 per student?

    Het totale bedrag dat voor de tegemoetkoming beschikbaar is, is € 1 miljard. De hoogte van de tegemoetkoming per student hangt af van de omvang van de doelgroep en de vormgeving van de regeling. Op dit moment wordt gewerkt aan de nadere uitwerking van de tegemoetkoming voor studenten voor wie geen basisbeurs beschikbaar is geweest. Dit vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.

  • Vraag 5
    Hoe hoog zal de gemiddelde leenstelselcompensatie per student zijn wanneer de basisbeurs aankomend collegejaar (per 1 september 2022) zou worden ingevoerd in plaats van in 2023–2024?

    Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. Het is uitvoeringstechnisch niet mogelijk om de basisbeurs al per 1 september 2022 in te voeren. In algemene zin kan wel gesteld worden dat hoe meer studenten in aanmerking komen voor de tegemoetkoming, hoe lager het bedrag per student zal zijn.

  • Vraag 6
    In hoeverre wordt de Lissabondoelstelling (3% bruto binnenlands product voor onderzoek en ontwikkeling) met dit coalitieakkoord bereikt?

    Nederland heeft in Europees verband afgesproken om 2,5% van het bbp te besteden aan R&D en te streven naar 3%. In 2019 (het laatste peiljaar) besteedde Nederland 2,18% van het bbp aan onderzoek en ontwikkeling. Met het nieuwe coalitieakkoord zet het kabinet koers naar een kenniseconomie waarbij we, in lijn met de Lissabondoelstelling, investeren in vrij en ongebonden onderzoek en ontwikkeling. Zo investeren we structureel € 700 miljoen per jaar in vervolgopleidingen en onderzoek, richten we een fonds op voor onderzoek en wetenschap van in totaal € 5 miljard over 10 jaar. Daarnaast wordt binnen het Nationaal Groeifonds het budget voor de pijlers kennisontwikkeling en onderzoek, ontwikkeling en innovatie verhoogd met € 6,7 miljard. Ondanks deze forse investeringen is de verwachting dat we deze kabinetsperiode nog niet het streven van 3% bereiken. In hoeverre dit wordt gehaald is echter ook afhankelijk van de (hoogte van de) private investeringen en de stand van het bbp zelf. Daarover zijn op dit moment de cijfers nog niet beschikbaar.

  • Vraag 7
    Wordt het Regenboogakkoord integraal overgenomen? Zo niet, welke maatregel uit het Regenboogakkoord wordt niet overgenomen?

    Het Regenboog Stembusakkoord is door een grote meerderheid van de Tweede Kamerfracties ondertekend, namelijk door VVD, CDA, D66, GL, SP, PVDA, PvdD en 50PLUS. Ook Volt en BIJ1 hebben aangegeven dat ze het akkoord onderschrijven. In het coalitieakkoord staat dat we blijven werken aan de acceptatie, veiligheid en emancipatie van de LHBTQI+ gemeenschap en dat het Regenboogakkoord hiervoor de basis is. Dit vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.

  • Vraag 8
    Staat de taakstelling vanwege het niet verhogen van de studierente nog steeds in de boeken bij OCW of is deze taakstelling inmiddels geschrapt?

    De geraamde generale opbrengst (structureel € 226 miljoen) van de SF-rentemaatregel uit het regeerakkoord «Vertrouwen in de Toekomst» is afgeboekt van art. 6 (hbo) en art. 7 (wo) toen in 2019 werd besloten de rentemaatregel in te trekken. Hier is met het coalitieakkoord geen wijziging in aangebracht. Bij Voorjaarsnota wordt bezien hoe deze afboeking met een concrete maatregel kan worden ingevuld en/of alternatief kan worden gedekt op de OCW-begroting.

  • Vraag 9
    Welk bedrag en percentage van de extra onderwijsuitgaven in het coalitieakkoord gaan naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo)? Hoe verhoudt dit zich tot het aantal studenten op het mbo, hoger beroepsonderwijs (hbo) en wetenschappelijk onderwijs (wo)?

    Hoe de investeringen uit het regeerakkoord precies over de sectoren worden verdeeld – in bedragen, percentages en per student – is afhankelijk van de uitwerking van de diverse maatregelen. Dit vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. In de begroting van OCW wordt een tabel opgenomen waarin intensiveringen zijn uitgesplitst naar sectoren.

  • Vraag 10
    Kunt u aangeven welke verhoging u beoogt voor de salarisverhoging van leraren/schoolleiders, op welke schaal en hoe het budget verdeeld is tussen deze twee groepen?

    Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.

  • Vraag 11
    Wat is uw doelstelling voor het lerarentekort in 2025?

    Zoals in het coalitieakkoord staat, investeren wij in leraren en schoolleiders om zo de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Door te investeren in (bij)scholing en professionele ontwikkeling, in het verlagen van de werkdruk en in de verbetering van de arbeidsvoorwaarden maken we het aantrekkelijk om te gaan en blijven werken in het onderwijs. Dat zijn belangrijke stappen om het lerarentekort aan te pakken en de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Over de verdere uitwerking en doelstelling van de aanpak van de tekorten informeren wij de Kamer, dit voorjaar conform de toezegging gedaan in de decemberbrief (Kamerstuk 27 923, nr. 436).

  • Vraag 12
    Op wat voor manier wordt de strijd aangegaan om nepnieuws tegen te gaan, zonder daarbij de persvrijheid in het geding komt?

    Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.

  • Vraag 13
    Hoe wordt de onafhankelijkheid van de pers op lokaal niveau gewaarborgd door de financiering over te hevelen naar landelijk niveau? Is daar niet meer voor nodig?

    Het antwoord op deze vraag vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. Met het overhevelen van de financiering van lokale omroepen naar het Rijk beëindigt het kabinet de situatie waarin lokale omroepen, die geacht worden de lokale politiek kritisch te volgen, afhankelijk worden van de gemeente als subsidieverstrekker. Het advies van de Raad voor Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur dat het vorige kabinet heeft verstrekt, bevatte de aanbeveling om de financiering om deze reden over te dragen aan het Rijk. U wordt hierover nader geïnformeerd.

  • Vraag 14
    Hoe gaat het kabinet «ieder kind gelijke kansen» geven en «oog voor de talenten van ieder kind», terwijl het recht op passend onderwijs al jaren bestaat en er desondanks duizenden scholieren thuis zitten omdat er geen passende school te vinden is?

    Het is belangrijk dat elk kind de kans krijgt om zich maximaal te ontwikkelen. Daarbij is het uitgangspunt dat dit zoveel mogelijk in het reguliere onderwijs gebeurt, eventueel met extra ondersteuning die daarbij nodig is. Sommige jongeren hebben echter zo’n specifieke behoefte op het gebied van onderwijs of zorg dat zij een vorm van speciaal onderwijs nodig hebben. Om te zorgen dat er voor elke kind een plek is, is passend onderwijs ingevoerd. In 2020 is geconstateerd dat er met passend onderwijs goede slagen zijn gemaakt, maar ook dat verdere verbetering nodig is. Daarom is toen de verbeteraanpak passend onderwijs aangekondigd, waarin de maatregelen zijn beschreven om de volgende stappen te zetten. In het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» heeft het kabinet afgesproken verder te gaan met de verbeteraanpak en ook te streven naar een volgende stap, waarin via inclusief onderwijs kinderen met en zonder een beperking of ziekte zoveel als mogelijk samen naar school gaan.

  • Vraag 15
    Waar komt het geld voor de gratis kinderopvang vandaan, en hoe wordt misbruik van deze regeling tegengegaan?

    Het coalitieakkoord bevat naast investeringen in de kinderopvang ook vele andere investeringen en ombuigingen, alsmede aanpassingen aan de lastenkant van de begroting. De investeringen zijn daarbij niet expliciet gekoppeld aan specifieke ombuigingen of lastenverzwaring elders, maar worden ingepast binnen de nieuwe uitgaven- en lastenplafonds, zoals gebruikelijk is bij een nieuw coalitieakkoord. Net als bij elke regeling, zal ook bij de uitwerking van deze herziening aandacht zijn voor het risico van misbruik en oneigenlijk gebruik en het treffen van mitigerende maatregelen om het risico te minimaliseren. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal de uitvoering van de voornemens ten aanzien van de kinderopvang ter hand nemen.

  • Vraag 16
    Gaat het onderbrengen van het gespecialiseerd voortgezet onderwijs bij het voortgezet onderwijs geen problemen opleveren en is dit niet juist strijdig met de wens dat ieder kind les op zijn niveau dient te hebben? Gaan leerlingen met speciale behoeften dan niet de meeste aandacht vragen van de toch al overbezette leraren?

    Het uitgangspunt van het nieuwe kabinet blijft dat ieder kind les moet krijgen op een passend niveau. Het onderbrengen van het gespecialiseerd voortgezet onderwijs bij het voortgezet onderwijs betekent dan ook niet dat de vorm van onderwijs die daar nu wordt geboden en juist voor deze leerlingen passend is, zal gaan verdwijnen. Wel is het uitgangspunt om het gespecialiseerd voortgezet onderwijs onder hetzelfde wettelijke kader te laten vallen als het voortgezet onderwijs. Zo kunnen voor het gespecialiseerde voortgezet onderwijs zoveel mogelijk dezelfde afspraken gaan gelden als voor het overige voortgezet onderwijs, daarbij rekening houdend met de speciale behoeften van de doelgroep. Dit vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. Voor de langere termijn geldt dat in het coalitieakkoord is afgesproken dat het kabinet zal streven naar inclusief onderwijs, waarbij kinderen met en zonder een beperking of ziekte zoveel als mogelijk samen naar school gaan. Het vorige kabinet heeft al de ambitie uitgesproken om in 2035 inclusiever onderwijs te hebben gerealiseerd, waarbij leerlingen met en zonder ondersteuningsbehoeften vaker samen dicht bij huis naar dezelfde school kunnen, als het kan in dezelfde klas zitten en elkaar ontmoeten op het schoolplein. Dit tijdpad is nodig omdat de stap naar inclusiever onderwijs veel vergt voor bijvoorbeeld de inrichting van de lessen, de vaardigheden van leraren, bekostiging van het onderwijs, wetgeving en ook aanpassen van huisvesting. Hiervoor wordt gezamenlijk met de betrokkenen uit het veld een routekaart ontwikkeld.

  • Vraag 17
    Waarom is er een relatief lang stuk aan digitalisering van het onderwijs gewijd, terwijl fysiek onderwijs toch de norm is en digitaal onderwijs uitzonderlijk?

    Fysiek onderwijs is de norm en de coronacrisis heeft het belang hiervan onderstreept; fysieke nabijheid en sociale interactie is een essentieel onderdeel van goed onderwijs. Tegelijkertijd helpt een doordachte inzet van digitale toepassingen in de klas om de kwaliteit en kansengelijkheid te bevorderen en leraren zich te laten richten op de kern van het onderwijs. In de onderwijsparagraaf van het coalitieakkoord staat dat we het gebruik van digitale hulpmiddelen gaan faciliteren om de werkdruk van de leraar te verminderen en de onderwijskwaliteit te verbeteren. Daarnaast is in het coalitieakkoord opgenomen dat digitalisering kansen biedt voor onderwijs aan thuiszitters, bijvoorbeeld in de vorm van een Digitale School. Dit vergt nadere uitwerking en besluitvorming van het kabinet. U wordt hierover nader geïnformeerd.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2021Z24169
Volledige titel: Het coalitieakkoord
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20212022-1325
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Van der Lee, Nijboer, Azarkan, Van der Plas, Van Raan, Omtzigt, Stoffer, Van Haga, Tony van Dijck, Den Haan en Dassen over het coalitieakkoord