Kamervraag 2021Z12094

Het artikel ‘Gebiedsgerichte aanpak één grote leugen?’

Ingediend 29 juni 2021
Beantwoord 7 september 2021 (na 70 dagen)
Indiener Edgar Mulder (PVV)
Beantwoord door Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU)
Onderwerpen bodem natuur en milieu stoffen
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z12094.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-3993.html
1. Farmers Defence Force, 17 juni 2021, «Gebiedsgerichte aanpak één grot…
2. De Telegraaf, 16 april 2021, «Stikstof best te overleven: «Laten we ons niet blindstaren op modellen»», Stikstof best te overleven: «Laten we ons niet blindstaren op modellen» | Binnenland | Telegraaf.nl
  • Vraag 1
    Bent u bekend met het artikel «Gebiedsgerichte aanpak één grote leugen?»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Deelt u de mening dat ammoniak veel verder van de bron neerslaat dan zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofmonoxide? Zou dit een verklaring zijn voor bijzondere stikstofgevoelige soorten die floreren omgeven door talloze intensieve veebedrijven, of is ammoniak überhaupt niet nadelig voor stikstofgevoelige soorten?2

    In vergelijking tot ammoniak (NH3) verspreiden stikstofoxiden (NOx) zich verder weg van de bron. Dit heeft deels te maken met het feit dat de droge depositie van NOx kleiner is dan die van NH3. NH3 is als puur gas lichter dan lucht, maar bij concentraties in de lucht wordt het ammoniakgas zo gemengd in de lucht dat er geen sprake meer is van een afzonderlijk gas. De wind en de turbulentie zijn belangrijke processen in de verspreiding en depositie van lucht. Die werken op de ammoniakmoleculen in de lucht dus op dezelfde manier als de lucht zelf. Ammoniak reageert met vaste stoffen, en slaat daarom neer op het aardoppervlak: depositie.
    Voor zowel NH3 als NOx geldt dat de depositie dichtbij de bron het hoogst is en op afstand snel afneemt, waarbij de depositie van de stikstofoxiden iets lager is en sneller afneemt dan de depositie van ammoniak. Dat de depositie snel afneemt met de afstand van de bron komt vooral doordat de stoffen in de lucht verdunnen. Van de ammoniak die uitgestoten wordt, komt ca. 5% binnen een straal van 500 meter weer op de grond. Voor de stikstofoxiden is dit zo’n 2,5%.
    Ook zwaveldioxide (SO2) wordt over grotere afstanden van de bron verspreid dan NH3. De verblijftijd van SO2 in de atmosfeer is gemiddeld 10–20 uur, waardoor het zo'n 350–700 kilometer in de atmosfeer kan afleggen, voordat het uit de atmosfeer wordt verwijderd. De concentraties van zwaveldioxide zijn de afgelopen decennia enorm gedaald en blijven laag. De EU-grenswaarde voor de zwaveldioxideconcentratie ter bescherming van ecosystemen (20 µg/m3) is sinds 1998 nergens meer in Nederland overschreden.
    Dat er in het Korenburgerveen, een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied met veel intensieve veehouderij in de omgeving, vooruitgang is geboekt, betekent niet dat stikstofdepositie als gevolg van de uitstoot van ammoniak hier geen probleem is. Naast stikstof is verdroging hier namelijk ook een knelpunt voor dit gebied. Beide zijn voor de natuur beperkende factoren. De daartoe getroffen waterhuishoudkundige maatregelen hebben een positieve uitwerking gehad. Dit betekent echter niet dat er geen maatregelen meer nodig zijn om de problemen door te hoge stikstofdepositie op te lossen.
    Dat er in het Korenburgerveen sprake is van een «minimalisering» van het effect van stikstofdepositie, zoals in het artikel wordt gesteld, is niet juist. Zo blijkt bijvoorbeeld dat het habitattype Actieve hoogvenen zich heeft uitgebreid, maar dat wel degelijk effecten van stikstof zichtbaar zijn in dat habitattype, zoals een grotere bedekking van grassen dan van nature het geval is. Bij de Blauwgraslanden is dat nog veel duidelijker, omdat hier het positieve effect van de getroffen maatregelen nog onvoldoende is. Het positieve effect van alleen waterhuishoudkundige maatregelen is eindig. Dat betekent dat er daarnaast ook maatregelen nodig zijn om de negatieve effecten van stikstof op te heffen. Beide maatregelen versterken elkaar. Dit maakt dat ook in dit gebied een reductie van de stikstofdepositie, waar de structurele aanpak zich op richt, van groot belang is.

  • Vraag 3
    Kunt u aangeven hoeveel agrarische «piekbelasters» er zijn uitgekocht en er nog worden uitgekocht? Om welke totaalbedragen gaat het?

    In 2020 heeft het kabinet € 350 miljoen beschikbaar gesteld voor de gerichte opkoop door provincies van piekbelastende veehouderijbedrijven. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft eerder in de analyse van de stikstofbronmaatregelen becijferd dat met dit bedrag in totaal 200 landbouwbedrijven – inclusief de bijbehorende grond van melkveebedrijven – kunnen worden aangekocht. Indien de grond van de melkveehouders niet wordt opgekocht, kunnen er ca. 100 landbouwbedrijven extra worden uitgekocht.
    Op dit moment zijn er nog geen aankopen verricht. Wel zijn door de provincies de voorbereidingen gestart voor aankopen van bedrijven vanuit de eerste tranche van € 95 miljoen van de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden. Recent is het budget voor aankoop van piekbelastende veehouderijbedrijven opgehoogd met € 133 miljoen uit de middelen die beschikbaar zijn gekomen uit de vrijval van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen.

  • Vraag 4
    Kunt u aangeven hoeveel niet-agrarische «piekbelasters» er zijn uitgekocht en er nog worden uitgekocht? Om welke totaalbedragen gaat het? Kunt u voorbeelden geven van niet-agrarische «piekbelasters» die zijn uitgekocht vanwege hun uitstoot op de natuur?

    Piekbelasting kan, naast bij de landbouwsector, ook spelen bij de sectoren Industrie en Mobiliteit. Op dit moment zijn er geen industriële ondernemingen uitgekocht, noch liggen hier nu concrete plannen voor. Wel heeft het kabinet € 20 miljoen gereserveerd voor het realiseren van stikstofreductie met een maatwerkaanpak van piekbelasters in de industrie. Het RIVM onderzoekt momenteel wat de concrete bijdrage van grote industriële uitstoters van stikstof is aan de depositie van stikstof op de Nederlandse Natura 2000-gebieden. Op nationaal niveau is het industrieaandeel in die depositie 1,7 procent.3 Aan de hand van de bevindingen van het RIVM zal het kabinet bezien of de stikstofproblematiek een gebiedsgerichte aanpak met maatregelen met betrekking tot specifieke niet-agrarische piekbelasters behoeft en wat de kosteneffectiviteit van zulke maatregelen is. Daarbij zal ook aansluiting gezocht worden met andere milieuopgaven, zoals klimaat, die voor die sector(en) relevant zijn. Op dit moment wordt al met provincies geïnventariseerd of lokale industrie mogelijkheden ziet voor bovenwettelijke reductie (Kamerstuk 35 600, nr. 33, Geurts (CDA)4 c.s., De maatregel maatwerk piekbelasters voor impact lokale specifieke belasters).

  • Vraag 5
    Beschikt u over depositiemetingen veroorzaakt door de uitstoot van ammoniak en kunt u deze met de Kamer delen?

    Er worden regulier metingen uitgevoerd door het RIVM van de droge en natte depositie. Die meetgegevens zijn publiekelijk beschikbaar.
    Momenteel wordt op drie locaties permanente metingen gedaan van de droge depositie van ammoniak:
    Er zijn voorbereidingen in gang gezet om de droge depositie van ammoniak op nog eens 7 nieuwe locaties te gaan monitoren.
    De natte depositie metingen vinden plaats op 8 LML stations verspreid over het land. Ook hier wordt een uitbreiding voorzien met 2 meetlocaties.
    Daarnaast vinden er voorbereidingen plaats om campagne-wijs (tijdelijk, wetenschappelijk studies) de droge depositie te gaan meten. In het verleden zijn de volgende campagnes uitgevoerd en gepubliceerd, weer gegeven per meetlocatie:

  • Vraag 6
    Deelt u de mening dat er bij ammoniakuitstoot geen sprake is van «piekbelasting» als deze ver van de bron neerslaat?

    Die mening deel ik niet. Zoals aangeven in de beantwoording van vraag 2 geldt zowel voor NH3 als NOx dat de depositie dichtbij de bron het hoogst is en op afstand snel afneemt. Van de ammoniak die uitgestoten wordt, komt ca. 5% binnen een straal van 500 meter weer op de grond. Gerichte maatregelen bij piekbelasters, zoals de aankoop van veehouderijen nabij natuurgebieden, lossen het stikstofprobleem niet op, maar helpen om de stikstofdepositie te verminderen in natuurgebieden in de directe omgeving.

  • Vraag 7
    Deelt u de mening, dat van een Minister die boeren «een warm hart toedraagt» verwacht kan worden dat haar (stikstof)beleid uitstekend onderbouwd is, zodat het niet aan gerede twijfel onderhevig is en het niet lijkt dat boeren onnodig van hun land getreiterd worden?

    De artikelen waarin in de vragen wordt gerefereerd geven mij geen reden om te twijfelen aan de onderbouwing van het stikstofbeleid. Al eerder oordeelde het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof in zijn eindrapport «Meer meten, robuuster rekenen» dat de wetenschappelijke kwaliteit van de meet- en rekenmethodiek voor stikstof voldoende is en de data, methoden en modellen van voldoende tot goede kwaliteit zijn. In de kamerbrief (Kamerstuk 35 334, nr. 158)5 over de vervolgacties naar aanleiding van het eindrapport van het Adviescollege heb ik uw Kamer recent geïnformeerd over de resultaten van deze vervolgstappen en onderzoeken die naar aanleiding van het eindrapport van het adviescollege zijn ingesteld en de keuzes die op basis daarvan zijn gemaakt teneinde het systeem van meten en berekenen robuuster te maken.
    De aankoopregeling biedt veehouders die denken aan stoppen, maar dit financieel niet rond krijgen een alternatief. De gangbare weg bij een bedrijfsbeëindiging is dat veehouders hun bedrijf verkopen aan een andere veehouder. Dat is niet voor elke locatie een reële optie. De regeling geeft veehouders een alternatief voor verkoop, voor zover het een locatie betreft die ten minste een bepaalde stikstofdepositie op een overbelast Natura 2000-gebied geeft.

  • Mededeling - 2 juli 2021

    Op 29 juni jongstleden heeft het lid Edgar Mulder (PVV) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vragen gesteld over het artikel «Gebiedsgerichte aanpak één grote leugen?». Vanwege de benodigde afstemming met kennisinstellingen betreffende de beantwoording kunnen deze vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken worden beantwoord. Ik streef ernaar de vragen voor zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2021Z12094
Volledige titel: Het artikel ‘Gebiedsgerichte aanpak één grote leugen?’
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20202021-3993
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Edgar Mulder over het artikel ‘Gebiedsgerichte aanpak één grote leugen?’