Kamervraag 2021Z04676

De geitenhouderij en het leed van geitenbokjes

Ingediend 17 maart 2021
Beantwoord 9 juli 2021 (na 114 dagen)
Indiener Frank Wassenberg (PvdD)
Beantwoord door Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU)
Onderwerpen dieren landbouw
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z04676.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-3543.html
1. Website Eyes on Animals, november 2020, «Welzijn geitenbokken in beel…
2. VAO Dieren in de veehouderij, 08-12-2020, VAO Dieren in de veehouderij (AO d.d. 29/10) | Tweede Kamer der Staten-Generaal.
3. Website Investico, 26 mei 2020, «Geitenbokjes veel te vroeg naar de s…
4. Website Eyes on Animals, november 2020, «Welzijn geitenbokken in beel…
5. Vakblad Geitenhouderij, 18 februari 2021, «Eén aanvraag goedgekeurd, Sbv opnieuw open», Eén aanvraag goedgekeurd, Sbv opnieuw open – Geitenhouderij (vakbladgeitenhouderij.nl).
6. Website Follow the Money, 3 februari 2021, «Groei intensieve veehouderij leidt tot nieuwe dier-op-mens-ziekten», Groei intensieve veehouderij leidt tot nieuwe dier-op-mens-ziekten – Follow the Money – Platform voor onderzoeksjournalistiek (ftm.nl).
  • Vraag 1
    Heeft u inmiddels het rapport «Welzijn geitenbokken in beeld» van Eyes on Animals gelezen, zoals u heeft toegezegd tijdens het meest recente Kamerdebat op 8 december 2020 over dieren in de veehouderij?1, 2

    Ja.

  • Vraag 2
    Kunt u bevestigen dat in 2020 naar schatting 80 tot 90% van de geitenbokjes één week na de geboorte al naar de slacht is afgevoerd, doordat het overschot aan geitenbokjes als gevolg van de coronacrisis groter was dan ooit?3

    Geitenhouders zijn verplicht de geboorte van een lam te registreren in het Identificatie & Registratie systeem (hierna: I&R systeem). Tot 1 november 2020 diende een geboortemelding uiterlijk binnen 6 maanden plaats te vinden. Het I&R-systeem bood daarbij optioneel de mogelijkheid om de exacte geboortedatum te vermelden, maar dit was tot 1 november 2020 niet verplicht. De ervaring van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is dat het merendeel van de geitenhouders gebruik maakte van de optionele mogelijkheid om de exacte geboortedatum te registreren, maar niet allemaal. Dit maakt dat de informatie over de exacte geboortedatum en daarmee over de leeftijd waarop lammeren zijn afgevoerd naar slachthuizen niet altijd overeenkomt met de werkelijke situatie.
    In het I&R-systeem is het volgende geregistreerd over de afvoer van lammeren naar slachterijen.
    2016
    144
    3.698
    18.223
    18.064
    51.988
    2017
    54
    1.974
    18.350
    17.188
    64.260
    2018
    7
    1.478
    15.939
    23.009
    67.542
    2019
    1
    997
    19.353
    25.235
    69.731
    2020
    18
    671
    30.576
    31.570
    57.859
    2021
    2
    1.306
    32.028
    20.145
    16.834
    Het is aannemelijk dat met name de categorieën 0 dagen en 1 tot 7 dagen geen accurate weergave van de werkelijkheid zijn. Lammeren mogen pas getransporteerd worden als de navelstreng is ingedroogd. Dit duurt ongeveer 7 dagen. Bij aankomst in het slachthuis wordt hier op gecontroleerd. Aangenomen wordt dat een deel van de geitenhouders bij de registratie van de geboorte van een lam de datum van registratie ook als geboortedatum heeft opgegeven. In het geval de afvoer van de betreffende lammeren (geitenbokjes) vervolgens op dezelfde dag of in de daarop volgende dagen heeft plaatsgevonden wordt dit geregistreerd als afvoer op dezelfde dag of binnen een week na geboorte.
    De I&R gegevens over de afgelopen jaren laten wel zien dat, onder invloed van de coronacrisis, er een toename is geweest van het aantal geitenlammeren dat in de eerste twee weken naar het slachthuis is afgevoerd. Gelijktijdig is het aantal lammeren dat in de leeftijd van 28 dagen en ouder naar het slachthuis is afgevoerd afgenomen (over het lopende jaar 2021 zijn deze cijfers nog niet volledig). De conclusie die door Eyes on Animals wordt getrokken, dat 80 tot 90% van de lammeren binnen een week is afgevoerd naar het slachthuis, wordt door de I&R gegevens niet bevestigd.

  • Vraag 3
    Klopt het dat het vlees van bokjes van slechts één week oud voor een groot deel naar de destructie gaat? Zo nee, wat gebeurt er dan met hun vlees? Zo ja, wat vindt u ervan dat zulke jonge dieren worden gefokt, geboren en geslacht om tenslotte naar de destructie te worden afgevoerd?

    In de melkgeitenhouderij is slechts een beperkt deel van de geitenbokjes bestemd voor fokkerij en houderij. Een aanzienlijk deel wordt naar een slachthuis afgevoerd. Een slachthuisexploitant heeft vervolgens de keuze om deze dieren na levende keuring door een dierenarts van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en geslachte keuring door de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) niet te bestemmen voor menselijke consumptie. Afvoer als dierlijk bijproduct categorie 2 of 3 kan dan een optie zijn.

  • Vraag 4
    Klopt het dat transporten van slechts één week oude bokjes wel 6 tot 8 uur kunnen duren omdat er bij verschillende melkgeitenbedrijven dieren worden opgehaald en klopt het dat door de lange onthouding van melk, veel bokjes verzwakt zijn bij aankomst? Wat gaat u eraan doen om een halt toe te roepen aan dit gesleep met piepjonge bokjes?

    Voor lammeren geldt dat ze vervoerd mogen worden mits de navel is geheeld. Bovendien geldt dat lammeren jonger dan een week niet over een afstand van meer dan 100 kilometer vervoerd mogen worden. Als de te vervoeren dieren aan voornoemde voorwaarden voldoen, is transport tot maximaal 8 uur, ingeval van kort transport, en maximaal 19 uur (inclusief 1 uur rust) ingeval van lang transport, toegestaan op basis van de Transportverordening. De NVWA heeft in 2021 tot op heden vier inspecties uitgevoerd naar het transport van geitenbokjes. Drie inspecties werden akkoord bevonden; één inspectie werd uitgevoerd naar aanleiding van een melding. Deze is op dit moment nog in onderzoek.

  • Vraag 5
    Klopt het dat kostbare biest, die essentieel is voor de afweer van een pasgeboren zoogdier, in de melkgeitenhouderij vaak naar de vrouwelijke geitenlammetjes gaat en niet naar de mannelijke bokjes omdat deze toch geslacht worden?

    Er zijn geen regels omtrent het verstrekken van biest aan lammeren. Het biestmanagement is aan individuele ondernemers. Ik heb daar geen zicht op.

  • Vraag 6
    Hoe sluit u uit dat geitenhouders, om de kosten voor de afvoer van bokjes naar het slachthuis te voorkomen, ervoor kiezen om de jonge dieren op het bedrijf te laten sterven?4

    Ik heb uw Kamer geïnformeerd over het Plan van aanpak welzijn geitenbokjes van het Platform Melkgeitenhouderij, de samenwerking tussen LTO vakgroep geitenhouderij en de Nederlandse Geiten Zuivel Organisatie (NGZO) (Kamerstuk 28 286, nr. 939). De maatregelen uit dit plan maken per 1 januari 2018 integraal onderdeel uit van keten-kwaliteitszorgsysteem KwaliGeit van de NGZO, met onafhankelijke toetsing door een onafhankelijke derde partij. Het doel van het plan en de maatregelen is om het welzijn van geitenbokjes te verbeteren en daarmee de sterfte terug te dringen. Melkgeitenhouders worden op grond van de maatregelen verantwoordelijk gehouden voor en aangesproken op sterfte in de eerste 21 dagen van alle lammeren die op het bedrijf geboren zijn, ook als deze lammeren binnen deze 21 dagen zijn afgevoerd naar bijvoorbeeld een bokkenmester. Bij geconstateerde sterfte boven een benchmark-waarde dient een melkgeitenhouder, in samenspraak met een dierenarts, een verbeterplan op te stellen. De sector wil met deze maatregelen toewerken naar een situatie waarbij melkgeitenhouders geitenbokjes nog uitsluitend op het eigen bedrijf houden en verzorgen of via een 1-op-1 relatie af laten mesten door een bokkenmester.
    Om het plan van aanpak van de sector goed ten uitvoer te kunnen brengen is een tijdige en volledige registratie van geboorte van en sterfte onder lammeren een voorwaarde. Om die reden heb ik, in afstemming met de sector, per 1 november 2020 de I&R-regeling aangescherpt5. Geitenhouders met meer dan 50 melkgeiten moeten sinds 1 november 2020 de geboorte van een geitenlam binnen zeven dagen registreren in I&R en daarbij de exacte geboortedatum en het geslacht vermelden. Geitenhouders moeten daarnaast doodgeboortes binnen zeven dagen melden, onder vermelding van het geslacht en de datum. Onder een doodgeboorte wordt de geboorte van een levenloos lam vanaf de laatste week van de dracht verstaan. Ook sterfte in de eerste week, voordat het lam een merk heeft gekregen en is geregistreerd in het I&R-systeem, wordt aangemerkt als doodgeboren en dient als zodanig gemeld te worden. Met deze aanscherpingen kunnen zowel overheid als sector zich een beter beeld vormen van en sturing geven op het sterftecijfer onder lammeren in de melkgeitenhouderij.
    Uit de gesprekken die ik met de sector heb gevoerd, zowel in het kader van het genoemde plan van aanpak als in het kader van het Programma duurzame veehouderij, blijkt dat alle politieke en maatschappelijke aandacht voor het welzijn van geitenbokjes en alle maatregelen die hieromtrent zijn genomen een omslag in het denken en handelen van individuele melkgeitenhouders in gang heeft gezet. Steeds meer melkgeitenhouders kiezen ervoor om geitenbokjes op het eigen bedrijf af te mesten. Ik zie dat als een positieve ontwikkeling richting een situatie waarbij zorg voor geitenbokjes een vanzelfsprekend onderdeel uitmaakt van de bedrijfsvoering op een melkgeitenhouderij.

  • Vraag 7
    Kunt u bevestigen dat ook na de wijziging van de identificatie & registratie (I&R) regeling voor melkgeitenhouderijen die sinds 1 december 2020 geldt, nog steeds geen zicht is op de sterfte van geitenlammetjes in de eerste week, terwijl bokjes aan wie biest wordt onthouden juist vaak in hun eerste levensweek sterven?

    Zoals aangegeven is het met de gewijzigde I&R per 1 november 2020 ook verplicht om melding te doen van doodgeboortes. Met de aangescherpte I&R-plicht kan sterfte in de laatste week van de dracht en in de eerste week na geboorte inzichtelijk gemaakt worden. Op dit moment is het echter nog te vroeg om conclusies te trekken over de impact van de gewijzigde I&R-plicht. Enerzijds heeft dit te maken met het lammerseizoen dat nog niet volledig op zijn einde is, anderzijds met het gegeven dat pas een goede analyse mogelijk is nadat er gegevens beschikbaar zijn over een volledig kalenderjaar.

  • Vraag 8
    Bent u bereid om de registratieplicht te vervroegen naar maximaal drie dagen na de geboorte, zodat er een completer beeld ontstaat van de sterfte en wantoestanden zoals het onthouden van biest beter aan het licht komen? Zo nee, waarom niet?

    Zoals in antwoord op vraag 5 aangegeven gelden er geen regels omtrent de verstrekking van biest. Er vindt derhalve ook geen registratie plaats van bedrijven die wel of geen (kunst)biest verstrekken. Het in beeld brengen van de relatie tussen biestverstrekking en sterfte onder lammeren kan dus niet op basis van de beschikbare gegevens. Een aanscherping van de meldingsplicht van zeven naar drie dagen na geboorte maakt hierin geen verschil. Bovendien zijn melkgeitenhouders, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 verplicht ook melding te doen van doodgeboortes, waaronder sterfte in de eerste week na geboorte.

  • Vraag 9
    Hoe is het toezicht op de verplichting om geitenlammetjes binnen zeven dagen na de geboorte te registreren vormgegeven en wordt hierbij gecontroleerd of het aantal geboortemeldingen realistisch is en of er evenveel vrouwelijke als mannelijke geitenlammetjes worden geregistreerd?

    De aanscherping met betrekking tot de termijn waarbinnen een geboortemelding op melkgeitenbedrijven moet plaatsvinden is sinds 1 november 2020 van kracht. De NVWA heeft sindsdien een aantal inspecties op deze aangescherpte verplichting uitgevoerd. De resultaten uit deze inspecties zijn nog niet bekend.
    De registratie van het geslacht van de lammeren geeft de mogelijkheid om het verschil in sterfte tussen mannelijke en vrouwelijke lammeren te monitoren. Indien uit analyse van de I&R-data blijkt dat er sprake is van een meer dan gemiddeld verschil tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke lammeren op een individueel bedrijf kan dit aanleiding zijn voor een nadere inspectie, zowel door de sector zelf op grond van de maatregelen uit KwaliGeit als door de NVWA. Op dit moment zijn de aangescherpte maatregelen nog onvoldoende lang van kracht om conclusies te trekken. Dit kan pas na afloop van het eerste volledige kalenderjaar (2021).

  • Vraag 10
    Kunt u bevestigen dat de huidige stallen voor zowel melkgeiten als jongvee geen klimmogelijkheden of verhoogde rustplaatsen bieden terwijl dit onlosmakelijk verbonden is met het natuurlijk gedrag en behoefte van deze dieren?

    Er geldt geen wettelijke verplichting voor melkgeitenhouders om te voorzien in klimmogelijkheden en verhoogde rustplaatsen. Met het programma Duurzame Geitenzuivelketen (DGZK) werkt de keten zelf aan een verdere verduurzaming. DGZK is een benchmark waarbij deelnemende melkgeitenhouders zicht krijgen op hun score op verschillende duurzaamheidsthema’s en deze kunnen vergelijken met andere melkgeitenhouders en de gehele groep van deelnemers. In 2020 was 87% van de melkgeitenhouders aangesloten bij DGZK. Doelstelling van de keten is 100% deelname in 2022. Eén van de duurzaamheidsthema’s is diergezondheid en dierenwelzijn. Onder dat thema kunnen melkgeitenhouders onder andere scoren op de aanwezigheid van klimmogelijkheden in de stal. In 2020 heeft 45% van de melkgeitenhouders aangegeven dat ze klimmogelijkheden hebben in de stal.

  • Vraag 11
    Klopt het dat tot nu alle subsidieaanvragen op grond van de subsidieregeling voor brongerichte verduurzaming van stallen (Sbv) vanuit de geitenhouderij voor stalsystemen met stro zijn afgewezen en dat wel subsidie is toegekend voor een nieuwbouwstal waarbij de geiten hun leven zullen moeten slijten op een hardhouten roostervloer?5

    Het doel van de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv) is het ontwikkelen en toepassen van integrale, brongerichte emissiereducerende maatregelen in zowel bestaande als nieuwe stalsystemen, gericht op broeikasgas- en stalemissies. Dit draagt zowel bij aan de gezondheid en het welzijn van mens en dier als aan realisatie van klimaat- en milieudoelen. In de eerste openstelling van de Sbv-innovatiemodule zijn in totaal vier aanvragen ingediend voor projecten binnen de melkgeitenhouderij. Daarvan zijn drie projecten afgewezen, omdat zij niet voldeden aan de gestelde eisen voor emissiereductie.
    Het project dat een positieve subsidiebeschikking heeft ontvangen, is een project voor een nieuwbouwstal waar de geiten inderdaad gehouden worden op een geperforeerde houten vloer. Dit principe zorgt ervoor dat de feces en urine door de vloer heen vallen en in een gescheiden opslag terecht komen. Door urine en feces snel aan de bron van elkaar te scheiden wordt de vorming van ammoniak sterk gereduceerd. Dat draagt bij aan de verbetering van het stalklimaat. De dieren zullen de beschikking krijgen over klimmateriaal, verhoogde rustplateaus en speelgoed. Doordat de dieren op een houten roostervloer worden gehouden, vindt minder broei plaats gedurende warme periodes. Dit leidt tot minder hittestress. Daarnaast hebben de dieren minder klauwproblemen. Onderdeel van het project is een verkennend onderzoek naar de welzijnsaspecten van de loopvloer ten opzichte van gangbare melkgeitenstallen. In het projectplan wordt niet gesproken over jonge geiten. De volledige projectsamenvatting is te vinden op de website van RVO.nl.7

  • Vraag 12
    Vindt u het een wenselijke ontwikkeling als geiten in de toekomst uitsluitend worden gehouden in stallen met hardhouten roostervloeren om op die manier de uitstoot van ammoniak te beperken? Zo ja, kunt u dit toelichten?

    Een aanvraag voor subsidie wordt op grond van de voorwaarden in de Sbv afgewezen indien uit het projectvoorstel blijkt dat het dierenwelzijn en de brandveiligheid naar verwachting afnemen ten opzichte van de huidige situatie. Subsidieaanvragen worden onder meer gerangschikt op basis van de te verwachten verbetering van het dierenwelzijn en de brandveiligheid. Deze twee criteria zijn in de Sbv-innovatiemodule aan elkaar gekoppeld. Bij de beoordeling van de Sbv-innovatiemodule wordt de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) als voorbeeld en richtlijn gebruikt. De criteria die in de MDV staan benoemd, worden als richtlijn aangeboden aan aanvragers, bijvoorbeeld extra vierkante meters per dierplaats. RVO maakt bij de inhoudelijke beoordeling van de subsidieaanvragen gebruik van externe deskundigen, die de MDV hierbij mede als uitgangspunt hanteren.
    In december 2020 heeft uw Kamer een motie van het lid Futselaar (SP) aangenomen over het verbeteren van dierenwelzijn en brandveiligheid als harde voorwaarde om in aanmerking te komen voor de Sbv (Kamerstuk 28 286, nr. 1162). De uitwerking hiervan in de regeling en toelichting is ingewikkeld en vraagt tijd, de voorwaarde moet namelijk juridisch vastgelegd kunnen worden en stand kunnen houden. Daarnaast moet dit op een juiste manier kunnen worden beoordeeld door RVO. De juridische uitwerking van deze motie neem ik mee in de voorbereiding op de openstelling van zowel de innovatie- als investeringsmodule vanaf de tweede helft van 2021.

  • Vraag 13
    Vindt u het te verantwoorden dat de overheid hiermee het afpakken van stro van geiten stimuleert en subsidieert? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, wat gaat u doen om hier een einde aan te maken?

    Zoals bij mijn antwoord op vraag 11 benoemd, is het doel van de Sbv het ontwikkelen en toepassen van integrale, brongerichte emissiereducerende maatregelen in zowel bestaande als nieuwe stalsystemen, gericht op broeikasgas- en stalemissies. Dit draagt zowel bij aan de gezondheid en het welzijn van mens en dier als aan realisatie van klimaat- en milieudoelen. Daarbij zijn onder andere dierenwelzijn en brandveiligheid belangrijke criteria. Alleen indien het dierenwelzijn aantoonbaar is geborgd, kan een subsidie worden toegekend.

  • Vraag 14
    Vindt u het überhaupt wenselijk om subsidie te verlenen voor een nieuwbouwstal voor geiten, gezien de gezondheidsrisico’s die de geitenhouderij oplevert voor omwonenden in een straal van twee kilometer, waarbij experts spreken van een nieuwe zoönose? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, wat gaat u doen om hier een einde aan te maken?6

    Gezien de opgave die er nu ligt op het gebied van emissiereductie, wordt de innovatie van emissiereducerende technieken en/of managementmaatregelen middels de Sbv-innovatiemodule gestimuleerd. Naast andere diersectoren wordt ook de geitensector gestimuleerd om brongericht emissies te reduceren. In de innovatiemodule is subsidie beschikbaar voor onderzoek naar en ontwikkeling van innovaties.

  • Vraag 15
    Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?

    Ja.

  • Mededeling - 25 maart 2021

    Op 17 maart jongstleden heeft het lid Wassenberg (PvdD) vragen gesteld over de geitenhouderij en het leed van geitenbokjes (kenmerk 2021Z04676). Vanwege de benodigde afstemming met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit kunnen de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoord worden. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2021Z04676
Volledige titel: De geitenhouderij en het leed van geitenbokjes
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20202021-3543
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over de geitenhouderij en het leed van geitenbokjes